Onderbouw
Broeckland College 2009-2010 Naam: ………………………. Klas: ……………………….…
Inhoudsopgave Blz. 3
Tekstsoorten
Blz. 5
Leesstrategieën
Blz. 7
Werkstuk
Blz. 10
Presentatie
Blz. 11
Brieven
Blz. 16
Engelse brief
Blz. 18
Stappenplan Ontleden
Blz. 19
Leesverslag en boekbespreking algemeen
Blz. 20
Het leesverslag
Blz. 23
Een boekbespreking
Blz. 24
Een filmverslag
Studiehulp onderbouw 2009/2010 -2-
Tekstsoorten Kenmerken Instructie: 1. Stap voor stap wordt uitgelegd wat je moet doen. 2. Stappen worden met bolletjes, cijfers enz. aangegeven. 3. Stappen staan in de goede volgorde. 4. Stappen beginnen met doe-woorden. 5. Tekeningen zorgen soms voor extra uitleg.
Kenmerken Schoolboekentekst: 1. Vragen en opdrachten. 2. Schema’s en afbeeldingen. 3. Belangrijke woorden die opvallend zijn gedrukt. 4. Schoolboekwoorden worden gebruikt, zoals basisstof, toets, opdracht etc.
Kenmerken Persoonlijke Brief en E-mail: 1. Bovenaan: Soms adres van de geadresseerde. Plaats en datum. Aanhef. 2. Midden: Inleiding – kern – slot in alinea’s. Afsluiting. 3. Onderaan: Naam van de afzender. 4. Passend taalgebruik voor een goede bekende (vriend e.a.).
Kenmerken Interviewverslag: 1. Aan de foto en de titel zie je wie er geïnterviewd is. 2. Het onderwerp zie je aan de foto, de titel of de tussenkopjes. 3. De naam van de interviewer staat erbij. 4. Soms zie je vragen en letterlijke antwoorden (tussen aanhalingstekens). 5. Het begint vaak met een inleiding waarin de persoon of het onderwerp genoemd worden. 6. Het eindigt soms met een slot.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 -3-
Kenmerken Nieuwsbericht: 1. Kop (titel). 2. Plaatsnaam en ‘van onze verslaggever’ aan het begin van de eerste alinea. 3. Opvallende gedrukte eerste alinea. Deze geeft een samenvatting van het bericht. 4. Uitwerking van het bericht, vaak in meerdere alinea’s. 5. Smalle tekstkolommen (in de krant).
Kenmerken Formulier: 1. Korte, duidelijke vragen, soms alleen trefwoorden 2. Overzichtelijke indeling 3. Invulruimte 4. Aankruisen of doorstrepen
Kenmerken Beschrijving: 1. De titel geeft het onderwerp aan. 2. De tekst geeft info. 3. Er staat vaak een afbeelding bij het onderwerp. 4. De tekst geeft vooral antwoord op de H-vraag en W-vragen.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 -4-
Leesstrategieën Verkennend lezen – Scannen 1. Wat is dit voor een soort tekst? Wat zijn de kenmerken ervan? 2. Wat valt op aan de tekst? 3. Waar komt de tekst vandaan? 4. Voor wie is de tekst bedoeld? 5. Wie heeft de tekst geschreven? 6. Waarover gaat de tekst? Wat weet ik van het onderwerp? 7. Wat is de bedoeling van de schrijver? 8. Wat is de hoofdgedachte van de tekst? (samenvatting in één zin) 9. Hoe is de tekst opgebouwd? (inleiding – kern – slot) Nauwkeurig lezen 1. Lees de tekst verkennend. 2. Lees de tekst volledig en probeer te begrijpen wat er staat (gebruik de moeilijke woordenwijzer). 3. Welke bijzondere informatie staat er in de inleiding of het slot, bijvoorbeeld een samenvatting? 4. Wat zij de onderwerpen en de hoofdgedachten van de overige tekstdelen? 5. Welke tekstverbanden zie je? 6. Welke opbouw heeft de tekst? 7. Wat staat er kort (globaal) samengevat in de tekst? Studerend lezen 1. Lees de tekst verkennend. 2. Wat is het onderwerp van de tekst en wat weet je al van het onderwerp? 3. Lees de tekst nauwkeurig. 4. Zoek de hoofdzaken in de tekst. Let op kernwoorden en kernzinnen. Moeilijke woordenwijzer 1. Stop niet met lezen als je een moeilijk woord tegenkomt. 2. Lijkt het een belangrijk woord? Nee: lees dan verder Ja: 3. Kijk of de schrijver het woord uitlegt. 4. Kun je de betekenis raden? 5. Zoek het woord op in je woordenboek of vraag de betekenis. Studiehulp onderbouw 2009/2010 -5-
Schrijfwijzer De schrijfwijzer helpt je bij het maken van schrijfopdrachten. 1. Oriënteren: - Wat voor tekst schrijf ik? - Hoe ziet zo’n tekst eruit? - Voor wie schrijf ik? - Wat is het onderwerp en wat zijn de losse deelonderwerpen? - Wat is mijn bedoeling? 2. Voorbereiden. Dit is nadenken over de aanpak en in het klad beginnen. Houd daarbij rekening met de 5W+1H vragen: - Wat (is er gebeurd?) - Wie (was erbij betrokken?) - Waar (is het gebeurd?) - Wanneer (is het gebeurd?) - Waarom (is het gebeurd?) - Hoe (is het gebeurd?) 3. Uitvoeren. - Houd rekening met de lezers voor wie je schrijft. - Werk eerst in het klad. 4. Nakijken. - Controleer de hoofdletters en de punten. 5. Herschrijven.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 -6-
Het maken van een werkstuk in de onderbouw. Bedenk: Een goede voorbereiding is het halve werk. Neem de tijd en zorg voor een goede planning. Een werkstuk maken kost veel tijd, maar het resultaat kan geweldig zijn. Stappenplan: 1. Kies je onderwerp Bedenk waar je informatie kunt vinden (boeken, Internet, kranten,tijdschriften etc.) Verzamel zoveel mogelijk informatie.
2. Brainstormen Schrijf zonder veel nadenken alle ideeën en gedachten op, waarvan jij denkt dat ze met je onderwerp te maken hebben en die jij leuk vindt om nader te onderzoeken.
3. Het ordenen Zet je ideeën en gedachten om in vragen. Iedere vraag is als het ware een hoofdstukje. Welke vragen/hoofdstukjes ga je uitwerken? Zet de vragen die bij elkaar horen achter elkaar. Zet alles in de goede volgorde. Heb je nog niet voldoende informatie, zoek dan nog even verder. Maak je definitieve lijst met hoofdstukjes. Bedenk dat de informatie voor jou begrijpelijk moet zijn. Bewaar alles in een speciale map.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 -7-
4. Het schrijven Schrijf alles op wat bij de vragen en dus bij het hoofdstukje hoort. (Zie ordenen op blz. 1) Bedenk hoe je werkstuk er definitief uit moet gaan zien. Waar komt de tekst en waar de plaatjes. Schrijf tenslotte de inleiding in het klad met daarin waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen en wat je gaat vertellen. Gebruik altijd je eigen woorden. Dus geen stukken tekst van internet of uit een boek. Maak een aparte voorkant met daarop de titel van je werkstuk, je naam, je klas, de datum en het vak. Vergeet het plaatje niet. Gebruik nooit woorden die je niet kent. Schrijf een nawoord in het klad met daarin wat je hebt ontdekt en hoe je te werk gegaan bent. Geef je eigen mening en vertel wat je hebt geleerd. Maak een lijstje met een bronvermelding. (Waar heb je je informatie vandaan?) Maak als laatste de inhoudsopgave. Let op de alinea’s, spelling, leestekens etc. Werk alles in het net uit.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 -8-
Het maken van een werkstuk in schema. Bladzijde 1
Voorblad
Bladzijde 2
Inhoudsopgave
Bladzijde 3
Inleiding
Bladzijde 4 tot en met……..
De hoofdstukken
Bladzijde ?
Nawoord ( o.a. eigen mening)
Bladzijde?
Bronvermelding
Tip: Controleer nog 1 keer alles! Spelling Vormgeving Volgorde etc. Veel succes!
Studiehulp onderbouw 2009/2010 -9-
Presentatie Een presentatie houd je onder andere naar aanleiding van een werkstuk. Het is dan van belang dat het onderwerp met behulp van de juiste informatie en materialen op een goede manier aan de klas duidelijk gemaakt wordt. Hieronder een stappenplan om tot een mooi resultaat te komen.
Indeling Inleiding
vertel waarom je dit onderwerp hebt gekozen vertel hoe de presentatie in elkaar zit
Kern
de uitgebreide uitleg van je onderwerp (de kern kan uit meerdere onderdelen bestaan)
Slot
korte samenvatting eigen mening over je onderwerp
Uitvoering Maak gebruik van een spiekbrief met daarop de indeling van de presentatie en de belangrijkste punten. Je mag af en toe op de spiekbrief kijken, je mag de presentatie NIET voorlezen. Zorg dat je materiaal voor de klas kunt laten zien of aan het eind van de presentatie kunt laten rondgaan.
Let op Taalgebruik: het moet vertellend zijn. Houding: hoe sta je erbij? hoe kijk je naar anderen? hoe communiceer je? Stemgebruik: spreek duidelijk met afwisseling. Taakverdeling: afhankelijk van de groepsgrootte verdeel je wie wat vertelt.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 10 -
Brieven. Persoonlijke brief. Een persoonlijke brief schrijf je naar familieleden, vrienden of kennissen. Zorg dat de brief er netjes uitziet. Geen strepen, type-ex etc. Gebruik duidelijke taal. Maak niet te lange zinnen. Denk aan de hoofdletters, punten, vraagtekens en komma’s. Zorg dat de inhoud volgens de opdracht is. Voor de vorm gelden de volgende regels: - Plaats, (komma) en datum (maand voluit) - Aanhef, (komma) - Minimaal 3 alinea’s (inleiding – kern – slot) - Afsluiting, (komma) - Naam (eventueel je adres) Begin direct naast de kantlijn. Denk aan de witregels (ook tussen de alinea’s). Binnen een alinea schrijf je achter elkaar door. Verdeel je tekst goed over de bladzijde. Maak geen ellenlange zinnen en begin een zin niet met ik, toen, en of maar te beginnen. (Zie voorbeeldbrief) Envelop. Voor het schrijven van de naam en adres op een envelop gelden ook vaste regels: - je schrijft de voornaam of voorletter(s) en de achternaam in Hoofdletters - de straatnaam begint met een Hoofdletter - daarachter komt het huisnummer - eerst de postcode cijfers dan de letters in Hoofdletters, dan de plaatsnaam en die begint ook met een Hoofdletter. Je begint met schrijven op een vaste plaats, niet zomaar ergens. (Zie voorbeeld) Formulier. Er zijn allerlei soorten formulieren. Lees voordat je gaat invullen het hele formulier nauwkeurig door! - Let goed op wat er gevraagd wordt. - Schrijf nauwkeurig en duidelijk. - Werk eventueel eerst met potlood. - Blijf binnen de kaders. - Doe wat er gevraagd wordt. Bijv. omcirkelen, aankruisen etc. Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 11 -
Voorbeeld Persoonlijke brief.
plaatsnaam,komma,datum 2 regels open laten aanhef met komma 1 regel open laten inleiding
Breukelen, 15 november 2007 Hallo Marco, Bedankt voor je brief van 21 september. Ik heb vreselijk moeten lachen om je verhaal over die party. Ik hoop dat ik nooit zo voor gek zal staan.
1 regel open laten kern
Toen mijn ouders een weekendje met vrienden op stap gingen, mocht ik met mijn oudste zus mee naar een feestje in Amsterdam. Dat was best gaaf. Er waren daar een heleboel leuke mensen. Ze zagen er onwijs gaaf uit. Maar ik heb nu geen tijd meer om daar over te vertellen. Ik heb namelijk een heleboel huiswerk.
1 regel open laten slot
Schrijf je me terug of stuur een e-mail of een sms-je. Laat in ieder geval wat van je horen.
1 regel open laten afsluiting met komma
Groetjes,
4 regels open laten voor handtekening naam
Jara Gerritsen
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 12 -
Voorbeeld Envelop.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 13 -
Zakelijke brief. Een zakelijke brief schrijf je aan officiële personen. Je taalgebruik in een zakelijke brief moet netjes en beleefd zijn. Je gebruikt bijvoorbeeld u en uw. Zorg dat de brief er netjes uitziet. Geen strepen, type-ex etc. Gebruik duidelijke taal. Maak niet te lange zinnen. Denk aan de hoofdletters, punten, vraagtekens en komma’s. Zorg dat de inhoud volgens de opdracht is. Voor de vorm gelden de volgende regels: - Adressering: geen punten erachter. Postcode en woonplaats op 1 regel. - Plaats, (komma) en datum (maand voluit) - Betreft: onder de aanhef schrijf je het woord Betreft en daarachter heel kort waar de brief over gaat. Bijvoorbeeld: Betreft: garantie mobiele telefoon. - Aanhef : Begin met Geachte. Bijv. Geachte mevrouw Van Kleef, (komma) Weet je de naam niet, dan schrijf je: Geachte heer, mevrouw, (komma) Vergeet niet een komma achter de aanhef te zetten. - Minimaal 3 alinea’s: Inleidende alinea: maak duidelijk waar je brief over gaat en wie je bent. Kernalinea: geef duidelijk aan wat je wil Afsluitende alinea: hierin neem je afscheid van de lezer. Bedank de lezer voor de te nemen moeite. Je geeft aan wat je hoopt dat hij zal doen. Bijv. Ik hoop zo spoedig mogelijk iets van u te horen. - Afsluiting, (komma). Bijvoorbeeld: Met vriendelijke groet, (komma) - Ondertekening: onder de afsluiting komt je handtekening. Daaronder zet je jouw naam en adresgegevens. - Bijlage: als je iets met je brief meestuurt, bijvoorbeeld een kopie van een rekening, dan zet je helemaal onderaan je brief het woord Bijlage. Bijvoorbeeld: Bijlage: kopie rekening. Begin direct naast de kantlijn. Denk aan de witregels (ook tussen de alinea’s). Binnen een alinea schrijf je achter elkaar door. Verdeel je tekst goed over de bladzijde. Maak geen ellenlange zinnen en probeer een zin niet met ik, toen, en of maar te beginnen. (Zie voorbeeldbrief) Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 14 -
Voorbeeld Zakelijke brief.
Proefdierboerderij Gevers Deynootweg 61 2586 BJ Den Haag Twello, 10 september 2007 Betreft: informatie over dierproeven Geachte heer, mevrouw, Mijn naam is Lennaert Wagenmakers en ik zit in klas 4Ba van het Rompertcollege. Voor het van Nederlands wil ik een spreekbeurt houden over proeven op dieren. Kunt u mij daarover informatie toesturen? Ik heb de volgende vragen aan u: 1. Kunt u mij folders sturen? 2. Weet u andere adressen waar ik de informatie kan vragen? 3. Kunt u mij aan dia’s, foto’s of videomateriaal helpen? 4. Hoe kan men lid worden van uw vereniging? Mochten er aan het informatiepakket kosten verbonden zijn van 10 euro of minder, dan wil ik die uiteraard voor mijn rekening nemen. Alvast bedankt voor de moeite. Met vriendelijke groet,
Lennaert Wagenmakers Kortgenestraat 45 6498 XN Twello
Tel.: (056) 651 1253
Bijlage: Opdracht Nederlands Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 15 -
Conventies brief Engels Zakelijke brief adres afzender: In een Engelse brief is het gebruikelijk om het volledige adres van de afzender links bovenaan de brief te vermelden. Bij een brief naar het buitenland moet ook de naam van het land worden vermeld. adres geadresseerde(n): Onder adres afzender, tegen de linker kantlijn. datering Plaats: links tegen de kantlijn. 7(th) October 1997 October 7(th) 1997 NB: Achter de datum wordt geen punt geplaatst. De plaatsnaam wordt niet vermeld. Aanhef: Dear Sir(s), Dear Madam, Dear Ms Foster, (getrouwde/niet getrouwde vrouw) Dear Mrs Watson, (getrouwde vrouw) Dear Dr Adams, NB: Na de aanhef moet een witregel volgen. Slotgroet: Yours faithfully, (geadresseerde is geen bekende) Yours sincerely, (geadresseerde is een bekende) NB: Het gebruik van spreektaal in de afsluiting (bijv. good-bye, bye-bye) is niet correct. Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 16 -
Persoonlijke brief adressen Zie formele brief. datering Zie formele brief. Aanhef : Dear Uncle, Dear Alex, Dearest Sharon, (bij zeer goede vrienden) Slotgroet: Kind regards, Best wishes, With kind regards, With best wishes, Yours, Love/Lots of love, (alleen bij zeer goede vrienden) NB eindig de brief alleen met de voornaam.
Fax, e-mailbericht, kaart, notitie (voor iemand anders) of briefje Bij deze tekstsoorten kan volstaan worden met aanhef, slotgroet en/of naam. Bij de fax en het e-mailbericht kan de naam weggelaten worden omdat deze al in het hoofd staat. Bij een briefje (kattebelletje) is een groet niet per se nodig en kan met de naam alleen volstaan worden.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 17 -
Stappenplan Ontleden Houd bij het ontleden van zinnen altijd onderstaande volgorde aan. stap 1 stap 2
Onderstreep de PV
Vorm van een werkwoord.
Zet zinsdeelstrepen
Zin van tijd veranderen Groepjes woorden die bij elkaar horen. Zet de groepjes voor de PV.
stap 3
Werkwoordelijk gezegde
WG
Alle werkwoorden in een zin.
stap 4
Onderwerp
O
Wie/wat + WG?
stap 5
Lijdend voorwerp
LV
Wie/wat + WG + O?
stap 6
Meewerkend voorwerp
MV
Aan/voor wie + WG + O + LV?
stap 7
Bijwoordelijke bepaling
BWB Wanneer? = BWB van tijd
Soms alleen de PV
Waar?
= BWB van plaats
Hoe?
= BWB van manier
Waarom? = BWB van reden/oorzaak
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 18 -
Leesverslag en boekbespreking algemeen Kies een boek (fictie) in de leeftijdcategorie 12+. Boeken waarvan films zijn uitgebracht zijn NIET toegestaan. De volgende boeken/schrijvers mogen NIET worden gebruikt: - Snelle Jelle-serie - Francine Oomen - R.L.Stine (o.a. Kippenvel) - De Olijke Tweeling-serie - De Kameleon-serie - Kruimeltje - Pietje Bell - De 5-serie - De Dolle Tweeling-serie - Floortje-serie - Baantjer-serie - Harry Potter-serie - Carry Slee Van Carry Slee mag je WEL lezen: Pijnstillers Kappen Razend Paniek Dat heb ik weer
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 19 -
Het leesverslag Bladzijde 1 Maak een mooie voorkant met: De titel van je boek De naam van de schrijver Een plaatje Je naam Je klas Bladzijde 2 Inhoudsopgave (Vergeet niet de pagina’s te nummeren.) Bladzijde 3 Gegevens over de schrijver/schrijfster: Vraag 1: Wie heeft het boek geschreven? Het boek is geschreven door……………… Vraag 2: Uit welk land komt de schrijver/schrijfster? De schrijver/schrijfster komt uit………….. Vraag 3: Welke boeken heeft hij/zij nog meer geschreven? Hij/Zij heeft………….. Vraag 4: Vertel(dankzij Internet) nog meer over de schrijver. (In je eigen woorden!) Bladzijde 4 Over het boek. Vraag 5: Hoeveel hoofdstukken heeft het boek? Vraag 6: Hoeveel bladzijden heeft het boek? Vraag 7: Wat voor soort boek is het? (Pictogram!) Is het bijv. een detective, avonturenverhaal, griezelverhaal, liefdesroman, etc. Verklaar je keuze. Vraag 8: In welk land speel het verhaal zich af? Waaraan merk je dat? Vraag 9: In welke tijd speelt het verhaal zich af? Waaraan merk je dat? Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 20 -
Vraag 10a: Is het verhaal echt gebeurd of verzonnen? Zou het evt. wel echt kunnen gebeuren? Leg uit waarom. 10b: Beschrijf een leuk, spannend of een verdrietig stukje uit het boek. Gebruik je eigen woorden. (Minimaal 4 zinnen). Vraag 11: a. b. c.
Hoe begint het boek? (KIES!) Bij het begin van de gebeurtenissen. Middenin de gebeurtenissen. Met een inleiding. Leg uit waarom je voor A, B of C gekozen hebt.
Vraag 12: Is het een ik-verhaal of een hij-verhaal. Geef een voorbeeldzin. Bladzijde 5 Over de hoofdpersoon. Vraag 13: Welke persoon maakt de meeste indruk op je? Leg uit waarom! Vraag 14: Is de persoon van vraag 13 ook de hoofdpersoon? Zo nee, wie is dat dan? Vraag 15: Hoe denk jij dat de hoofdpersoon eruitziet (uiterlijk)? Gebruik voorbeelden uit het boek en noem de bladzijdenummers. Vraag 16: Welke woorden passen bij zijn/haar karakter en vertel waarom je dat vindt. Kies uit de volgende mogelijkheden: Eerlijk, oneerlijk, vrolijk, chagrijnig, behulpzaam, lui, onbezorgd, maakt zich veel zorgen, betrouwbaar, onbetrouwbaar, rustig, druk, zenuwachtig, denkt goed na, doet meteen iets, volwassen, kinderachtig, slim, dom, dapper, laf, verlegen, brutaal. Vraag 17. Stel je voor: Jij bent de hoofdpersoon. Wat zou jij anders doen en waarom? Wat zou jij hetzelfde doen en waarom?
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 21 -
Bladzijde 6 Het verhaal Vraag 18: Wat vind je van het einde van het boek? Leg uit waarom je dat vindt. Vraag 19: Wat is jouw mening over het boek?…… Leg uit waarom. Vraag 20: Past de titel bij het boek? Kies: Ja, want…… Nee, want……. Vraag 21: Zou je dit boek aanraden aan een klasgenoot of niet? Leg uit waarom. Vraag 22: Schrijf een eigen flaptekst voor het boek, zonder de afloop te verraden. Ongeveer 150 woorden. Of Schrijf een brief aan de schrijver ( ongeveer 150 woorden) met daarin de vragen die je naar aanleiding van het boek nog hebt (gebruik daarvoor het voorbeeld uit deze studiehulp). Maak er een mooi verslag van en lever het op tijd in. Vergeet niet een kopie van de achterkant van het boek erbij te doen. Gebruik lettertype Arial of Times New Roman met lettergrootte 12 voor de tekst en 14 voor de titels.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 22 -
Een boekbespreking
Kies voor een boek dat je echt leuk vindt. Een boekbespreking duurt tien minuten. Je hebt het boek tijdens je bespreking nodig. Je mag je boekbespreking niet voorlezen, je moet vertellen! Een spiekbriefje met kernwoorden mag gebruikt worden.
Waaruit bestaat een boekbespreking? (Vertel over…..) 1. De titel van het boek. (Hoe heet het boek en waarom.)
2. De schrijver en wat je van hem/haar weet.
3. De hoofdpersonen en hun karakter en hun uiterlijk.
4. De tijd en plaats van het verhaal.
5. Vertel de (korte) inhoud van het boek tot een spannend, mooi of leuk moment en lees dat fragment voor (ongeveer een halve bladzijde). Vertel dan kort hoe het verhaal verder afloopt.
6. Geef je eigen mening. (Wat beviel je wel en wat niet.)
7. Beantwoord vragen vanuit de klas.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 23 -
Een filmverslag Bladzijde 1 Maak een mooie voorkant met: De titel van de film De naam van de regisseur van de film Het land van herkomst van de film Het jaar waarin de film is uitgekomen Een plaatje Je naam, je klas en de inleverdatum Bladzijde 2 Inhoudsopgave (Vergeet niet de pagina’s te nummeren) Bladzijde 3 Algemene gegevens (Geef altijd antwoord in hele zinnen.) Vraag 1: Is de film naar aanleiding van een boek gemaakt? Zo ja, wat is de titel van het boek en wie heeft het geschreven? Vraag 2: Vertel (dankzij internet) in welk land de film is opgenomen. Vraag 3: Welke acteurs spelen in de film. Geef hun namen en het personage dat ze spelen. Bladzijde 4 Over de film / Het verhaal Vraag 4: In welke tijd speelt het verhaal zich af ? Waaraan merk je dat? Vraag 5: In welk land speelt het verhaal zich af? Waaraan merk je dat? Vraag 6: Hoe begint de film? Kies uit! Met een inleiding, want………. Bij het begin van de gebeurtenissen, want…………… Middenin de gebeurtenissen, want………………. Vraag 7: Wat voor soort film is het? Is het een detective, een avonturenfilm, etc. Leg je keuze uit! Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 24 -
Vraag 8: Vertel in 5 zinnen waar het verhaal over gaat. Vraag 9: Hoe eindigt de film? Bladzijde 5 Over de hoofdpersonen Vraag 10: Welke persoon maakt de meeste indruk op je en waarom? Vraag 11: Is de persoon van vraag 10 ook de hoofdpersoon? Zo nee, wie is dan de hoofdpersoon? Vraag 12: Beschrijf uitgebreid hoe de hoofdpersoon eruit ziet. Vraag 13: Welke woorden passen bij het karakter van de hoofdpersoon en vertel waarom je dat vindt. Kies uit de volgende mogelijkheden: Eerlijk, oneerlijk,vrolijk, chagrijnig,behulpzaam, lui, onbezorgd, maakt zich veel zorgen, betrouwbaar, onbetrouwbaar, rustig, druk, zenuwachtig, denkt goed na, doet meteen iets, volwassen, kinderachtig, slim, dom, dapper, verlegen, laf, brutaal. Vraag 14: Stel je voor: Wat zou je hetzelfde doen als de hoofdpersoon? of Wat zou je anders doen? Geef een voorbeeld. Bladzijde 6 Mening Vraag 15: Wat is jouw mening over de film. Leg uit! Vraag 16: Past de titel bij de film? Leg uit! Vraag 17: Zou je de film aan anderen aanraden? Leg uit! Maak er een mooi verslag van en lever het op tijd in! Gebruik Arial of Times New Roman met lettergrootte 12 voor de tekst en 14 voor de titels.
Studiehulp onderbouw 2009/2010 - 25 -