naam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
groep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
Voorwoord Dit is de tweede versie van de lesmethode van het Leerorkest in Amsterdam. Tijdens een studiedag zijn de ijkpunten en de opbouw van de vorige versie uitgebreid besproken en dit is verwerkt in de huidige versie. De methodeboekjes zijn nadrukkelijk bedoeld ter ondersteuning van de Leerorkestdocent. Naast de gezamenlijk in te studeren stukken uit de orkestboekjes bleek er behoefte aan een gezamenlijke methode, omdat de werkwijze van het Leerorkest niet aansluit bij de bestaande methodes. Deze methode is speciaal afgestemd op het instrumentaal groepsonderwijs van de basisschool. Natuurlijk staat het de docent vrij om naast de methode ook eigen oefeningen of liedjes te gebruiken maar de voorliggende methode is niet voor niets geschreven. En natuurlijk houden we ons aanbevolen voor tips en suggesties, graag naar
[email protected]
3
4
Les 1 !
Toonhoogte
Noten lezen Muzieknoten worden geschreven op een notenbalk. De notenbalk zijn vijf lijnen onder elkaar. Hoge noten staan hoog op de notenbalk en lage noten staan laag op de notenbalk. Je leest ze net zoals je een tekst leest, van links naar rechts.
Noten kunnen op de lijntjes staan, maar ook tussen de lijntjes, erboven of eronder.
5
Zo passen er elf noten in een notenbalk.
Soms klinkt een noot nog hoger of lager en moet daardoor boven of onder de notenbalk geschreven worden. Hiervoor gebruiken we hulplijntjes, zodat je nog steeds kunt zien welke noot het is.
6
Sleutels
Hoe hoog of hoe laag een noot op de notenbalk staat, geeft aan hoe hoog of hoe laag de noot klinkt. Maar je kunt pas weten hoe de noot heet, als er een sleutel voor de notenbalk staat. Met deze sleutel kun je het geheimschrift van het notenlezen ontcijferen! Nu moet je natuurlijk niet denken aan sleutels waarmee we de deur openmaken. De sleutel in muziek is getekend en staat vooraan de notenbalk. Voor jouw instrument staat er altijd een g-sleutel aan het begin van de notenbalk.
Probeer om zelf de sleutel te tekenen. Trek hem eerst over en probeer daarna of je hem helemaal zelf kan tekenen. Doe dit een paar keer.
!
7
Het lezen van noten lijkt misschien moeilijk, maar kun je snel onder de knie krijgen! De noten in de muziek hebben dezelfde namen als de eerste zeven letters van het alfabet: a, b, c, d, e, f en g. Als de g-sleutel vooraan de notenbalk staat, weet je dat de noot die op het tweede lijntje staat, altijd de g is.
Zoals je al eerder hebt gelezen, kunnen noten op de lijntjes staan, of ertussen. Als je alle noten achter elkaar op en tussen de lijntjes zet, krijg je een soort trappetje wat omhoog loopt!
De notennamen a, b, c, d, e, f en g lopen dus ook als een trappetje omhoog. Na de g komt niet de h, zoals in het alfabet, maar beginnen we gewoon weer opnieuw met de a.
8
Toonduur
Lang en kort Muziek zou helemaal niet zo mooi en leuk zijn als alle tonen die je hoort even snel of langzaam zouden gaan. Het zou maar een saai stuk worden. Daarom is er een manier bedacht om aan te geven welke noten lang en welke noten kort duren. Een noot met een stuk die niet is ingekleurd, noemen we een halve noot. Deze duurt 2 tellen.
˙ ˙ Halve noot
œ œ Kwartnoot
Een noot met een stok die wel is ingekleurd, noemen we een Halve noot Kwartnoot kwartnoot. Deze duurt 1 tel.
˙
˙
Halve noot
œ
œ
Kwartnoot
Ó HalveÓrust
Œ Kwartrust Œ
Muziek bestaat niet alleen uit noten, soms speel je eventjes niet. Dan heb je rust. Net zoals bij de noten hebben we ook een halve rust, Halve noot Kwartnoot deze duurt ook 2 tellen.
Ó
Halve rust
Œ
Kwartrust
De halve rust herken je doordat hij bovenop de middelste lijn van de notenbalk zit geplakt. Ook bestaat er een kwartrust, deze duurt 1 tel.
Ó
Œ
Halve rust
Kwartrust
Halve rust
Kwartrust
9
Ritme-rekenen Maak de volgende sommen
10
œ œ + =
Œ+Œ =
˙ - œ=
Ó - Œ
˙
Ó +Ó =
+
˙
=
=
Les 1 De onderdelen van de viool Schrijf de namen van de onderdelen van de viool op de goede plaats in het plaatje.
Viool Toets Snaren: G, D, A, E Staarstuk Kinhouder Bovenblad F-gat Fijnstemmers Krul Stemschroeven Hals Kam Strijkstok Leertje Punt Paardenharen Schroef Slof
11
Snaren Àelke namen hebben de snaren? ... ... ... ...
Àelke snaar hoort bij welke noot?
Hoe hou je je viool vast?
Zet eerst de schoudersteun aan de achterkant van je viool: 1. Ga zitten, klem je viool tussen je benen met de krul naar beneden. 2. Zet de schoudersteun op het onderblad van je viool. Als de schoudersteun goed staat, zie je een glimlach!
Pak je viool met je linkerhand bij de klankkast en zet je duim achter op het rondje. 1. Maak je arm lang. 2. Breng de viool omhoog. 3. Draai de viool om. 4. En zet hem op je linkerschouder.
12
Aandachtspunten: 1. Bedek de gehele linkerschouder met je viool. 2. Draai je hoofd in de richting van de krul. 3. Plaats je elleboog mooi onder de viool.
De eerste klanken Je gaat nu ‘pizzicato’ spelen. Dat betekent tokkelen. Zet je rechterduim tegen de toets en gebruik je rechterwijsvinger boven de toets om de snaren te tokkelen.
Hoe hou je je strijkstok vast? Oefen dit eerst met een pen of potlood! Laat je rechterhand hangen alsof hij aan de waslijn hangt. Maak er een konijn van: hou je duim onder je middel- en ringvinger. Kun je de oortjes van het konijn bewegen? Het konijn pakt de pen.
- Je vingers zijn mooi rond. - Je pink staat krom op de stok. - De andere vingers liggen gebogen over de stok. - Je wijsvinger ligt iets verder. - Je duim staat gebogen tegen de toets.
Paardenharen aan/ontspannen Voor het spelen span je de haren van je stok tot je pink nog net tussen de stok en de haren past (in het midden van de stok). Als je klaar bent met spelen ontspan de haren van je stok.
13
De speelhouding
Staande Ga staan met je voeten een beetje uit elkaar. Zet dan je linker voet een stapje naar voren. Zittend Zit op de punt van je stoel met een rechte rug.
De viool goed bewaren Àees voorzichtig met je viool, hij is erg breekbaar. Als je niet speelt leg hem altijd weer in zijn kist. Leg de viool nooit op z’n kop, dit is gevaarlijk voor de kam! De kam zit niet vast aan de viool. Hij wordt door de snaren op het bovenblad geklemd. !
14
Les 1
Ritmespelletje*
Spelletje 1. De leerlingen zitten in 2 groepjes** tegenover elkaar. Groep 1 klapt de bovenste balk, groep 2 tikt de onderste balk. Kijk goed op je muziekblad, luister naar elkaar, zet op tijd in en doe het spelletje niet te snel. Daarna begint groep 2 en volgt groep 1. Ter afwisseling kun je nog variëren met het gebruik van handen en voeten. De juf tekent aan welke groep een fout maakt. De groep met de minste fouten wint.
groep 1
groep 2
& 44 & 44
œœœœœœœœ (handen)
!
&
œœœœœœœœ
&
!
! (voeten)
œœœœœœœœ
!
œœœœœœœœ
!
!
œ œ œœ
!
œ œœ œ
œ œœ œ ! œ œœœ œœ
œœœœœœœœ !
! œ œœ
œœœœ œ œœ
œœœœ
!
! œ œœ
œœœ
Ruimte voor een eigen spelletje/oefening
& 44 & 44 & & * Als het ritmespelletje klaar is, dezelfde oefeningen in een rustig tempo pizz. spelen en daarna arco. ** De keuze om de leerlingen af en toe in twee groepen te verdelen als er voldoende kinderen aanwezig zijn, is bedoeld om het samenspelen en luisteren naar elkaar te bevorderen.
15
Les 2 Maten
?w &w
w
w
w
a
b
c
d
Bw
w
w
w
b
c
d
?
w
w
w
a
w
Als je een boek leest, staat er achter elke zin een punt. Zo blijft de tekst overzichtelijk en weet je precies waar de zin stopt. Ook in de muziek moeten de noten overzichtelijk neergezet worden. Hiervoor a b c d gebruiken we hokjes, die we ook wel ‘maten’ noemen. Een maat herken je doordat hij begint en eindigt met een maatstreep.
Helemaal aan het eind van het muziekstuk staat een speciale maatstreep: de slotstreep. Hierdoor weet je dat het stuk is afgelopen.
Maatsoorten In elke maat zitten altijd precies evenveel tellen. Hoeveel tellen dat zijn, staat vooraan de notenbalk geschreven. Dit noem je de maatsoort en dit zijn altijd twee getalletjes die boven elkaar staan geschreven.
Het onderste getal geeft aan dat we denken in kwartnoten, dus de noten die één tel duren. Het bovenste getal geeft aan hoeveel van deze noten er in één maat passen. In dit geval zijn dat er twee. Teken zelf noten en rusten in deze notenbalk en zorg dat er in elke maat precies twee tellen staan.
!
16
Oefening: maatstrepen trekken In dit muziekstuk staan nog geen maatstrepen. Zet deze er zelf in op de goede plaats. Vergeet niet aan het einde een slotstreep te zetten!
!
Samenvatting: de componist!
Een componist is iemand die muziekstukken schrijft. Nu ben jij zelf de componist en ga je je eerste eigen stuk schrijven! Als je sommige dingen niet goed meer weet kun je natuurlijk even terugbladeren! " Geef het stuk een naam " Schrijf je eigen naam erboven " Teken aan het begin van het stuk de tweekwartsmaatsoort " Teken de sleutel die bij jouw instrument hoort. " Gebruik de noten die je al op jouw eigen instrument hebt geleerd " Gebruik kwartnoten en halve noten, en kwartrusten en halve rusten " Let op dat er in elke maat twee tellen staan!
17
naam van het stuk: ................................ Componist: ...................................
18
Les 2
ECHO spelletje: verschil tussen luid en zacht spelen
1. Bij de diepe waterput. Groep 1 speelt langzaam de 1ste maat pizz. luid, beantwoord door groep 2 pizz. zacht. Later spelletje herhalen met arco. Dan begint groep 2 en is groep 1 de echo. De juf geeft steeds 4 tellen vooraf. Tel zachtjes tijdens het spelen steeds 4 tellen zodat je op tijd kunt inzetten. Anders wordt het geen echo maar een rommeltje!
Groep 1
Groep 2
4 &4 œ œœœ Œ f* 4 ! &4
œ Œ &œœŒ
œœŒ
œœ
œ
œ Œ
Œ
Œ
œœ
œœœœ
Œ œ Œ
!
Œ
! œœœœ
œ œœ
Œ œ Œ
œ
!
Œ
!
Œ
!
Œ œœŒ œ
!
œœ
!
œ Ó
!
!
œœ
Œ
!
!
œ Œ &œœŒ &
Œ
œ œœœ p* œ Œ Ó
!
&
Œ
!
Ó
Œ Œ !
!
œ œœ
Ó
2. Liedje voor de open snaren met begeleiding van de juf
& 44 œ
œ
Solo juf
& 44 œ œ œ # œ œ œ œ
Œ
œ
œ
œ
Ó
œ #œ œ œ œ.
&œ œ œ Œ
œ
œ œ Œ
& œ œ œ œ #œ
œ#œ œ œ œ œ œ
œ
œ
œ
œ
Œ
j œ œ œ œ œ œ#œ œ
œ œ œ
Œ
œ œ œ œ#œ œ
œ œ
œ
œ
Œ
œ
œ#œ œ œ œ œ œ Œ
œ œ œ#œ œ œ
Œ œ œ œ
œ #œ œ œ œ œ
~~~
Hele klas
* f = forte en betekent luid spelen; p = piano en betekent zacht spelen. Forte en piano zijn dÁnamische tekens, die de componist soms bij de noten zet.
19
Les 3 Toonduur deel 2
Je kent de halve noten, kwartnoten, halve rusten en kwartrusten al. Deze duren twee tellen (halve rusten en halve noten) en één tel (kwartrust en kwartnoot). Maar er zijn ook noten die maar liefst vier tellen duren! Dit noemen we de hele noten. Natuurlijk is er dan ook een hele rust. De hele noot en de hele rust zien er zo uit:
Zoals je ziet lijken de halve en de hele rust erg veel op elkaar! Je zou kunnen zeggen dat de hele rust ‘lekker lui’ onder het lijntje van de notenbalk hangt. De halve rust ligt er bovenop. De hele noot lijkt op de halve noot, maar heeft geen stok.
20
Dan zijn er ook nog de achtste noot en de achtste rust. Deze duren allebei een halve tel. Er passen dus twee achtste noten in een kwartnoot. Een achtste noot en een achtste rust zien er zo uit:
Bij achtste noten speel je twee noten per tel. Eén van de noten komt dus steeds tussen twee tellen in. Je kunt hardop meetellen door één-e, twee-je, drie-je, vier-e te denken. Zo kom je precies uit!
Àanneer twee achtste noten meteen na elkaar worden gespeeld ziet het er mooier uit om de vlaggetjes aan elkaar te verbinden. Dan zien twee achtste noten er zo uit:
Tellen in vierkwartsmaat Tot nu toe stonden alle oefeningen in tweekwartsmaat, maar er zijn ook veel liedjes die in een vierkwartsmaat staan. Dan zitten er dus 4 tellen in elke maat. Dat ziet er zo uit:
Deze maatsoort komt vaak voor en daarom bestaat er ook een ander teken voor:
21
Ritme-rekenen Maak de volgende sommen en zet onder elke noot hoe lang hij duurt.
22
Les 3 1. Canon Vader Jacob De kinderen zingen de canon eerst 2-stemmig met begeleiding van de docente. Bij 1) begint de 1ste inzet Bij 2) de 2de inzet met het begin van de canon. Lukt dat goed, dan twee groepen maken. Groep 1 speelt de "orkestpartij", groep 2 zingt de canon eerst 2 stemmig en later 4 stemmig samen met de soloviool. Pas als dat goed klinkt, kan bij voldoende kinderen aanwezig, de canon 4-stemmig worden uitgevoerd.
orkest
docente en zang
# # 41) ² & 4 œ
œ
# & # 44 œ
œ
Va - der
œ
Œ
² œ
œ
œ
œ
Ja - cob,
œ œ
va - der
œ
Œ
œ
œ
2)
Ja - cob,
³ œ
œ
œ
œ
˙
je
nog?
slap
² œ
Œ
œ
œ
slap
œ
œ
œ
˙
je
nog?
Œ
4) ² # #3) ³ & œ œ œ ‰ œœœ‰ œ œ œ ‰ œœœ‰ œœœ‰œœœ‰ œ œ œ œ
&
##
œ œ œ œ œ
œ
Al-le klok-ken lui - den,
œ œ œ œ œ
œ
œ
al-le klok-ken lui - den:
œ
˙
œ œ ˙
bim, bam, bom!
bim,bam,bom!
2. Bob, Bob, Derri. Enkele kinderen zingen het liedje en de juf begeleidt op haar viool (II). De andere leerlingen spelen de vioolpartij (I).
orkest
docente zang
## 4 ³ ! & 4 œ œ œ œ œ œ # & # 44 n œ œ œ œ œ œ n œj œ œ .~~~n œ Bob, bob der-ri der-ri
&
## ³
œ
# & # nœ
œ œ
Bob, bob
œ œ œ œ
bob bob su - u!
der -ri, der-ri,
bob, bob, su
œ œ œ œ œ œ
Bob, bob der-ri, der-ri
œ œ œ œ
-
j œ œ œ œ œ u!
!
j .~~~n œ œ n œ œ œ œ œ œ nœ œ ³
!
j n œ œ #˙ œ œ œ œ
³
Pa - dam pam pam
œ.
bob bob su - u!
j Œ œ œ
œ nœ œ nœ œ Œ
pam da - bi - ri-dam!
23
Les 4 Verbindingsboog Soms zie je twee noten met een boogje ertussen. Dit noemen we de verbindingsboog. Deze boog verbindt de twee noten aan elkaar. De tweede noot hoef je dan niet te spelen, maar je denkt hem wel in je hoofd! Je ziet bijvoorbeeld dit staan:
Je hoeft alleen maar de eerste noot te spelen en denkt de verbinding erachteraan. Deze noot duurt dan dus twee tellen.
Punten achter de noot Soms staat er een puntje achter de noot. Zo’n punt verlengt de waarde van de noot met de helft. Àe gaan dat oefenen met de kwartnoot. Die duurt normaal één tel. Maar als er een puntje achter staat, komt de helft van de notenwaarde erbij. De helft van één tel is een halve tel. De kwartnoot met een punt duurt dus in totaal anderhalve tel. Omdat het logisch is om dit aan te vullen tot twee tellen staat er vaak na een kwartnoot met punt nog een achtste noot. Zo heb je 1½ tel + ½ tel = 2 tellen.
24
Probeer zelf eens maatstrepen te trekken in de volgende oefening:
25
Les 4
Muzikale spelletjes voor de eerste vinger
DÁnamisch tekens voorlopig negeren. Eerst het wat moeilijker ritme klassikaal instuderen. De juf laat de eerste maat horen en de kinderen klappen het ritme na en zo ook de volgende maten tot de slotmaat. Als het ritme er goed in zit, het muziekstukje
1. Vrolijke mars.
³ 1 4 & 4 œj œ . F
1
j ‰ jœ. œœ œ
³j 1 & œ œ.
j œ œ
³œ # œ1 . &J P
œ œ ‰ œ #œ. J J
1 j ‰ œ œ. p
j œ ‰ œj œ œ.
œ œj ‰ œ œ œ Œ
‰ œ œ. J
1 j œ œ ‰ œ œ œ Œ
œ œ ‰ # œJ œ . J
œ œ ‰ #œ œ œ Œ J
j œ œ
1
1
1
1
1
1
1 œ³ œ œ1 œj ‰ œ œ œ œ1 œ œj ‰ œ j‰ œ œ œ œ Œ & œ œ œ œ p f 2. Huppelen op de G- en D-snaar. Liedje eerst langzaam pizz. instuderen, steeds met 2 kinderen die samen een regel (4 maten) spelen. Daarna de volgende twee leerlingen enz. Let goed op en zet op tijd in! Tot slot speelt
³ 1 4 Œ &4 œ œ œ &
&
œœ œœœ 1
1
1
Œ
j‰ j ‰ œ œ œ œ œ œ œj ‰ œ . œ œ . œ œ œj ‰ œ œ œ œ œ œ œ œ. œ œ. œ œ œ ³
1
1
1
1
j‰ j‰ j‰ j‰ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œœ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œœ
&œ 26
Œ j‰ œ œ œ œ
œ œ œ œ œ
1
1
1
1
1
œ
œ
j œ ‰
1
œ œ œ œ œ
j œ ‰
œ
œ
˙
Les 5 DÁnamiek
DÁnamiek is een mooi woord voor ‘hard en zacht’. Vaak staat er bij de muziek geschreven hoe hard je moet spelen. De twee belangrijkste dÁnamische tekens zijn forte (hard) en piano (zacht)
f
p
Soms willen we iets extra zacht of extra hard laten klinken. Dan zetten we er, heel gemakkelijk, gewoon een p van piano of een f van forte extra bij! Extra hard heet dan fortissimo en extra zacht heet pianissimo.
ff
pp
Ook kun je nog een serie noten hebben (of soms zelfs maar één noot!) die zacht beginnen en langzaamaan harder moeten worden, of juist hard beginnen en zachter moeten worden. Ook hier bestaan speciale tekens voor, weergegeven in haakjes. Deze heten crescendo (van zacht naar hard) en decrescendo (van hard naar zacht).
27
Samenvatting: de componist! Je mag nu weer een eigen stuk schrijven met de nieuwe dingen die je hebt geleerd. Als je sommige dingen niet goed meer weet kun je natuurlijk even terugbladeren! ! Geef het stuk een naam ! Schrijf je eigen naam erboven ! Teken aan het begin van het stuk de maatsoort (tweekwarts of vierkwarts) ! Teken de sleutel die bij jouw instrument hoort ! Gebruik de noten die je al op jouw eigen instrument hebt geleerd ! Je mag kwartnoten, halve noten, hele noten en achtste noten gebruiken ! Je mag kwartrusten, halve rusten, hele rusten en achtste rusten gebruiken ! Je mag kwartnoten met een punt gebruiken ! Let op dat er in elke maat precies genoeg tellen staan! ! Gebruik een paar dÁnamische tekens, zoals forte, piano, crescendo of decrescendo
28
naam van het stuk: ................................ Componist: ...................................
29
Les 5 Ritme oefeningen en gÁmspelletjes voor de eerste vinger op de open snaren. De leerlingen klappen oefening 1 en herhalen die. Daarna klapt ieder kind om de beurt 1 maat. Goed opletten! Als iedereen een beurt heeft gehad en er zijn nog maten over dan doorgaan tot de eindstreep. Vervolgens tikken alle kinderen de kwartnoten en stampen de achtste noten met de voet. Kies een rustig tempo en zet op tijd in! Na de ritmische oefeningen komt het spelen aan de beurt te beginnen bij de G-snaar. Je zet de 1ste vinger een paar keer op de plaats van de toon A zonder geluid. Herhaal de oefening ook op de andere snaren. Probeer het ook eens zonder naar de snaren te kijken. Speel de oefening vervolgens langzaam pizz. en als dat na een paar keer is gelukt, probeer je arco te spelen.
Oefening 1
4 ³ &4 œ &œ
1
œ
1
œ
œ
œ
j‰ œ œ
j œ ‰ œ
1
œ 1
œ
œ
j‰ œ œ
œ
1
œ
j ‰ œ # œ1 œ
1
j‰ œ œ
œ
œ
œ
1 œ ‰ œ #œ J
j‰ œ
œ
œ
œ J ‰
Oefening 2 Doe de ritmische oefening op dezelfde manier als oefening 1 en vooral langzaam! Daarna 1ste vinger oefenen. Geheugensteuntje: 1e stap: 1ste vinger op de losse snaar zonder geluid; 2e stap pizz. 3e stap arco. 1 1 1 ³ 1 4 j &4 j‰ j ‰ œ œ œ œ œ œ ‰ œ œ œ œ œ œj ‰ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ
1 1 # œ œ # œ œ œ œ œ œ œ œ œJ ‰ œ œ œ ‰ œ œ ‰ ‰ œ œ œ œ œ J œ œ œ & J 1
1
Oefening 3 alleen pizz. en arco oefenen
1 1 1 ³ 1 4 j j‰ j ‰ œ œ œ œ œ œ ‰ œ œ œ œ œ œj ‰ &4 œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ
œ # œ œ œ œ œJ ‰ œ # œ œ œ œ œJ ‰ & œ œ œ œ œ Jœ ‰ œ œ œ œ œ Jœ ‰ 1
1
1
1
Oefening 4 alleen pizz en arco oefenen 1 ³ 4 Œ &4 œ œ œ œ œ
&œ œ œ œ œ 1
Œ
1
Œ
œ œ œ œ œ
œ œ œ œ œ 1
Œ
1
Œ œ œ œ œ œ
œ œ œ œ #œ
1
Œ
1
Œ œ œ œ œ œ
œ œ œ œ #œ 1
Œ
Succes met het oefenen van de eerste vinger. Als dat je lukt, heb je vier nieuwe tonen bijgeleerd! Hoeveel tonen kun je nu al spelen?
30
Les 6 Kruisen
Naast alle noten op, tussen, onder en boven de lijntjes, bestaan er nog andere noten. Misschien heb je wel eens een piano bekeken. De witte toetsen zijn de noten die wij tot nu toe hebben geleerd. Maar een piano heeft ook zwarte toetsen! Dat zijn de noten waar een kruis of een mol voor staat. Als er een kruis voor een noot staat, wordt die noot een klein beetje hoger (een halve toon). Ook verandert de naam van de toon, je zet het woordje ‘is’ achter de naam van de noot. Zo wordt een F bijvoorbeeld een Fis. Op je instrument speel je de noot met een kruis met een andere greep of positie dan de noot zonder kruis. Bij de harp zet je het haakje van de F-snaar omhoog als je de Fis wilt horen! Een kruis voor de noot blijft één maat geldig, daarna mag je hem weer vergeten. Vaak staan er één of meerdere kruisen vooraan het muziekstuk, naast de sleutel. Dan gelden ze voor het hele muziekstuk!
Mollen
Als het kruis aangeeft dat de noot een klein beetje hoger wordt, heb je ook iets nodig wat aangeeft dat de noot een klein beetje lager wordt. Dat is de mol. Deze ziet eruit als een klein b’tje voor de noot. Op je instrument speel je de noot met een mol met een andere greep of positie dan de noot zonder mol. Ook hier verandert de naam van de noot. Je zet het woordje ‘es’ achter de naam van de noot. Zo wordt de B een bes, de G een ges, enzovoort. Bij de E en de A zet je er alleen een ‘s’ achter. Zo worden die noten es en as.
31
Les 6 Oefeningetjes, liedje en theaterstukje voor de open snaren en 1ste vinger Oefeningetje stap 1. Àijsvinger linkerhand stevig op de open snaar G zetten: oefen zonder te spelen! Zo leer je de 1ste vinger op de goeie plek te zetten. Herhaal dat een aantal keren en probeer het ook zonder te kijken (blindelings). Doe de oefening ook op de andere snaren. Als dat lukt komt: stap 2: pizzicato spelen, door de G-snaar te "plukken" en vervolgens ook de andere snaren. Speel het liedje pizz. Tot slot kom je bij stap 3: je speelt het liedje arco. Oefening 1. 1 1 1 ³ 1 4 &4 j‰ j ‰ œ œ œ œ œj ‰ œ œ œ œ œj ‰ œ œ œœœ œ œ œœœ G-snaar
D-snaar 1
œ #œ œ œ œ ‰ œ #œ œ œ œ ‰ œ œ ‰ œ œ ‰ œ œ œ œ œ œ & J J 1
1
1
A-snaar
1
E-snaar
Oefening 2. 1 1 1 ³ 1 4 &4 j‰ j ‰ œ œ œ œ œ œj ‰ œ œ œ œ œ œj ‰ œœœ œœœ œœœ œœœ
1 j j‰ œ œ #œ œ œ œ ‰ œ œ #œ œ œ œ ‰ œ œ œ ‰ œ œ œ œ œ œ œ œ œ & J J 1
1
1
3. Snikhete dag.* Gesprek tussen twee kinderen (rolverdeling zelf bepalen)
³ 1 4 & 4 œ œ œj œ .
Àat een hit-te,
j œ
1
œ. œ Œ
'k voel me
duf.
1
œ œ Jœ œ .
œ œ œ œ œ Œ
1
Ik
wil dou-chen,
want ik ben zo suf!
1 1 j‰ j j . œ j ‰ œ œ œ ‰ œ œ & œ œ œ œ œ œ œ. J œ œ œ 1
Ik krijg 'n vet i-dee:
ijs - jes ko - pen met veel slag-room,
1 j &œ œ œ œ œ‰ œ œ œ œ œ Œ 1
Ik wil nog meer ijs
bo-ven op m'n kop!
1
1
œ œ Œ
œ
o, wat smaakt dat cool!
œ Œ œ œ œ œ
Zo blijf ik wak-ker
1
Œ œ œ œ œ
en voel me top!
* Eerst het ritme klappen en de tekst uit je hoofd leren. Daarna allemaal langzaam pizz. spelen met de woorden in gedachte (dus niet hardop zeggen). Lukt dat na enige tijd, dan nogmaals pizz. spelen zonder woorden. Tot slot arco spelen. Twee kinderen mogen de tekst voordragen en/of zingen, maar in het zelfde ritme en tempo van de violen, want anders wordt het 32 een puinhoop. Dus goed luisteren naar elkaar!
Les 7 Articulatie Als je praat, wil je soms dat mensen één woord of een paar woorden extra goed verstaan. Je spreekt die woorden dan net wat harder uit of je probeert ze duidelijker te zeggen. In de muziek is dit net zo! Àe noemen dit ‘articulatie’ en het verschilt per instrument op welke manier je dat kunt doen. Je kunt een noot met articulatie herkennen doordat er een haakje boven de noot staat getekend, dit noemen we marcato. Het betekent dat de noot met dit haakje extra duidelijk gespeeld moet worden. Het ziet er zo uit:
33
Les 7 Samen muziek maken. VingergÁmnastiek op de open snaren D en A. De klas speelt langzaam de bovenste regel pizz. Daarna de groep in tweeën splitsen. Ieder groepje speelt om de beurt 2 maten pizz. met begeleiding van de docente. Luister goed wanneer groep 1 en 2 moeten inzetten en houdt het tempo vast. Als dat goed gaat, wordt de oefening arco gespeeld. In een volgende les kan de oefening op de A en E snaar worden herhaald. 1. Spelletje.
Hele klas
Groepje 1 en 2
## 4 ³ & 4 œ œ
œ Œ
1 ³ # # 4 Groep & 4 œ œ œ œ
Docente
## 4 & 4 œ œœœ œ
Hele klas
# & # œ œ
Groepje 1 en 2
Docente
&
##
&
##
Groep 1
œ œ
œ Œ œ œ
œ œ œ œ œ
² Œ œ œ œ
³ œ
œ
œ
œ
œ Œ
² œ
œ
œ Œ
œ œ
œ
œ
œ œ
œ œ œ œ
Groep 2
œ œ ˙
œœœœœ œ
œ œ œ œ
œ Œ œ œ
œ œ ˙
œ
œ
œ
œ
Groep 2
œ
Œ
œ œ
œ œ œ œ œ
œœœ ˙ œ œ
œ
œ
œ
˙ ˙
œ œ ˙
2. Liedje voor de open snaren. De leerlingen leren de tekst uit het hoofd en spreken op iedere kwart een woord of lettergreep uit. Daarna beide regels een paar keer pizz. spelen en als dat lukt daarna arco. Je kunt de klas ook in 2 groepjes opsplitsen: groep 1 speelt bovenste balk en daarna groep 2 de onderste.
## 4 ³ & 4 j ‰ œ œ œ œj ‰ œ œ œ œ œ œ Klim naar bo - ven, nog wat ho - ger. Zet 'm ³ ## 4 œ œ œ œ ‰ j‰ œ œ œ œ & 4 J œ œ Nu weer naar be - ne - den lo - pen,
34
j œ œ ‰ œ œ œ Œ op, daar
is
de top!
j‰ Œ œ œ œ œ œ
speel maar door en
hou nu stop!
Les 8 Dansen met de open snaren en eerste vinger. Van iedere dans eerst het ritme een aantal keer klappen. Als dat goed gaat, speel je de muziek eerst pizz. Lukt dat, dan arco proberen. Let op de 3/4 maat! Het accent ligt op de eerste tel van de maat.
1. Àalsje
³ 3 &4 œ
³ &œ
œ
œ
œ
œ œ
œ
2. Menuet
³ & 43 œ
³ &œ
œ œ œ #œ
œ
1
3. Polonaise
³ 3 &4 œ &
œ³
œ
œ
1
œ
œ. #œ œ
œ
Œ
œ. œ œ
œ #œ
œ ‰ J
1
1
Œ
˙
œ œ œ œ
œ 1
œ
1
1
œ. œ œ
œ
œ #œ œ ‰ J
œ
œ œ œ œ
œ
1
œ
1
œ
œ
1
œ
œ œ
˙ 1
œ
œ œ 1
œ œ œ œ
œ 1
Œ
1
œ. œ œ
Œ ˙
œ
Œ Œ
œ
Œ
1
œ. œ œ. œ ˙
Œ
4. Gaillarde uitspreken: als de G van grapefruit: (gajarde)
#œ œ J
œ³ . 3 &4
& œ.
1
1
j œ œ
œ.
œ.
#œ œ ‰ J J 1
œ.
œ œj ‰ J
œ.
1
1
1
j œ œj ‰
œ J œ 1
œ.
j œ œ
˙
Œ 35
Les 9 Spannende ritmes tikken Stap 1. De docente klapt het ritme van elke maat een paar keer langzaam voor en de leerlingen herhalen het ritme terwijl ze steeds tot vier tellen (vierkwartsmaat!). Stap 2. Als dat in een rustig tempo lukt, geeft de docente vier tellen vooraf en de leerlingen klappen alle maten, kijkend naar de noten op de bladmuziek, terwijl ze steeds tot vier blijven tellen. Stap 3. De kinderen staan in een kring, de juf telt weer vier tellen vooraf. Te beginnen bij het eerste kind klapt iedereen één maat en de andere kinderen tellen steeds tot vier. De kunst is om het ritme van de maten achter elkaar te laten horen, dus onderweg geen pauze nemen. Met een rustig tempo hou je het beter vol. Luister goed wanneer je aan de beurt bent. Als het niet te moeilijk is, speel je daarna langzaam en steeds tot vier tellen, het ritme pizz. Ritme 1.
j j œ œ œ.
& 44 œ . & œ œ.
j j œ œ œ œœœ œ
j j œ œœœ œœ
œ. œ œ œ œ œ œ
j j j j j œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ. œ œ œ œ œ œ œ œ œ.
Ritme 2.
j j j j j & 44 œ œ œ œ . œ œ œ œ œ œ œ . œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ j j & œ œ œ œ œ. œ œ œ ˙.
œ œ œ Œ
œ. œ œ œ œ. œ œ œ
œœœœœ
œ œœœ œ Œ
3. Gesprek tussen twee violen Klas in 2 groepjes splitsen. Groep 1 speelt de noten op de eerste en derde balk en groep 2 speelt tegelijkertijd op de tweede en vierde balk. Kies in welke maten je pizz. of arco speelt. Luister goed naar elkaar! Als het lukt, kunt ook zelf iets verzinnen.
groep 1
groep 2
groep 1
groep 2
³ 4 Œ &4 œ ³ 4 &4 Œ œ
³ œ œ
œœ
œ œ œ œ œ Œ & &Œ 36
³j œ œ
j œœ
˙
Œ
Œ
œ
Œ
œ œ Œ
³ j ‰ œœœ Œ œ œ
Ó œ Œ
Œ
˙
j jœ œœ œ
j œ œ Jœ œ Œ
Œ
œœ œœœ
œ œ œ œ œ Œ
œ
Œ œ Œ
œ œ Œ j œ œ
œ œœ
œ
j œ œ œ
Les 10
Twee herfstliedjes voor de open snaren en eerste vinger
Droevig herfstliedje
klas
solo juf
1 ³ 4 &4 œ œ œ œ
& 44 b œ œ œ œ
1
bœ œ œ œ ˙
1
klas
solo juf
j ‰ j œ œ œ œ œ œ & œ &
œ œ
œ œ
j Œ œ œ
j œ œ
œ œ œ
1
j j‰ œ œ œ œ œ œ œ
1
œœ œœ œ œ œ œ œœœ
‰
1
‰ œ œœœœœ
œœœœ˙
1
1
œ œœ œœœ œ
bœ œ
œ
œ œœœ
Œ
œ bœ œ ˙
Vrolijke herfstwandeling
klas
solo juf
1 1 ³ 4 & 4 œ œ œj ‰ jœ. ‰ œ œ œ œ œ œ. œ œ
& 44 œ œ œ œ &œ œ 1
klas
solo juf
œ Œ
œ œ#˙ œ &
œ œ ˙
œ œ Œ
œ œ œ œ œ œ#œ œ ˙
1 ³ 1 ‰ œœœ œœœ‰ œ œ œœ œ œ œ.
œ œ œ œ
1
œ œ #˙
1
j œ1 . œ œ. œ J œ #œ œ œ
j œ œ œ œ.
j œ ˙
œ œ œ œ œ œ œ œ œ#œ ˙
37
Driestemmig liedje voor de open snaren en de 1ste vinger
De klas in twee groepjes verdelen: Viool I speelt bovenste balk en viool II de middelste. De juf speelt de solopartij. Het liedje kan eerst pizz. worden gespeeld, maar de solo arco. Zo kunnen de kinderen het verschil goed horen tussen beide speelmanieren.
## 4 ³ & 4 œ
Œ
œ Œ
## 4 ³ & 4 œ
Œ
Œ
œ
œ
³ # & # 44 œ œ œ œ œ œ &
##
# & #
œ œ
œ
œ
œ
œ
# & # œ œ œ œ . œ &
##
œ
# & # œ
œ œ
œ 1
œ
œ œ
# œ & # œ œ œ œ œ œ &
##
&
##
1
œ
œ
œ
1
œ
œ
Œ
œ
Œ
# & # œ œ œ œ œ œ œ
38
œ œ
œ
œ
œ
œ Œ
œ
1
œ
œ
Œ
œ
œ
j œ ‰
œ œ
œ œ
˙ œ
œ œ
œ œ œ œ œ 1
œ
œ
œ
œ
œ
1
œ
Œ
œ
Œ
1
Œ
œ
Œ
Œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
j œ ‰
œ œ œ œ œ œ œ Œ œ
œ œ œ œ œ œ œ
œ
œ
œ
1
œ
œ œ œ
œ
œ Œ
œ
œ
Œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
1
œ
1
œ 1
j œ ˙ 1
œ 1
j œ œ œ œ œ œ Œ
œ
œ. œ
œ
œ
œ
œ œ œ œ œ.
œ œ œ œ ˙ 1
œ
1
Œ
œ
œ
j œ œ œ œ
1 j œ ‰ œ
œ
œ
1
œ
œ œ œ œ œ 1
œ
œ
œ
j‰ œ œ
œ
œ
œ
œ
œ œ œ œ œ œ œ 1
Œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ œ œ œ œ
œ
œ
Singing and swinging Àeer in twee groepen muziek maken. Groep I speelt viool I op de bovenste notenbalk. De solopartij (VIOOL II voor de juf)) wordt gespeeld op de middelste balk en de onderste balk is voor het koortje. De tekst eerst ritmisch instuderen en later pas de melodie. De vioolpartij ook eerst goed arco instuderen. Dan zang en viool samen oefenen. Pas als dat goed gaat na een aantal lessen, speelt de juf de solopartij. Als het stukje goed is in gestudeerd dan bij de uitvoering in tweeën denken en vooraf ook aangeven.
4 ³ &4 œ.
j œ œ
1
Œ
SOLO
4 & 4 œ . œ œ . œ œj œ .
ZANG
& 44 œ . ³
j œ œ
Speel
j œ œ.
œ.
1
j œ. œ œ. œ œ œ. j œ œ.
œ.
Œ
en swing,
strijk
en zing
1
1
j j j j . œ œ œ. œ œ. œ œ œ. j œ œ œj œ . & œ. œ œ. œ œ œ. .œ .œ &
& œ.
j œ œ.
laat
de sna
³ & œ. &
-
1
j œ œ.
j œ. œ œ. œ œ œ.
& œ.
Laat
³ & œ. &
j œ œ.
j œ œ.
mu - ziek
j j œ œ œ.
j œ œ œ. œ . œ œ.
& œ.
Heel
j j œ œ œ.
snelkomt er
ren
vro
-
in - spi
1
j œ œ.
weereen
he - le
1
ple-zier!
j œ œ.
-
re - ren,
œ
œ œ
œ
dag,
œ œ
dat ik
˙
˙
¿
¿
uur,
VET!
GAAF
‰ j œ œ. œ. œ œ œj œ . .œ .œ
van
j œ œ œ. œ . œ œ. j œ œ.
het
lijk tril-len
j œ. œ œ. œ œ œ.
je
j œ œj œ .
j œ œ.
j œ œ.
j œ œ.
j œ. œ œ. œ œ œ.
œ.
1
!
˙
j j œ œ œ.
j j œ œ œ.
j œ œj œ .
j j œ œ œ.
1
‰ 1
j œ œ œ œ
œ.
j œ œ œ œ
want
ze
is
er voor
1
œ. œ œ. ˙ œ ¿
¿
COOL!
VET!
j œ œ.
j œ œ.
ie- der
1
-
œ˙ een.
œ œ œ œ œ
œ
œ. œ œ. œ œ
œ
j œ œ.
˙
pe-len
mag!
œ
op m'n in-strument weer
j œ œ.
œ
˙
39
Œ
Œ
œ
j œ œ.
œ œ œ œ œ
1
œ
œ. œ œ.
j œ œ. œ . œ œ œ. œ.
!
1
Œ
Jumbo wandelt sjokkend heuveltje op en af De klas wordt in twee groepjes verdeeld. Groep I speelt de bovenste balk, groep II de middelste en de solo is voor de juf. Zij geeft in maat 1 het langzame tempo aan en geeft vier tellen vooraf.
# 4 ³ & 4 œ Œ œ Œ
œ œ œ œ
# 4 ³ & 4 œ Œ œ Œ # 4 & 4
SOLO
& & &
& & &
40
# # #
˙ >
œ œ œ œ
˙ >
œ ˙
j œ œ œ œ ‰ œ œ œ œ œ œ œ œ
œ œ œ œ
˙ ~~~~ œ œ œ ~~~ ˙ œ œ
œ œ œ
œ
œ œ œ
œ œ œ œ
œ
Œ œ œ
³ œ œ œ œ
œœœ œ œ
œ œ œ œ
³ œ œ œ œ œ œ Œ œ œ œ œ œ œ œ œ pizz.
œ
œ
œ
œ œ
œ Œ
#
œ
œ
œ
Œ œ
œ œ
#
˙
œ œ œ
pizz.
arco
œ œ œ œ ˙
pizz.
³ œ œ
arco
œ œ œ œ œ œ œ ˙
# œ œ œ œ œ œ
Œ
œ Œ œ œ pizz.
œ
œ œ Œ
˙
œ œ ˙ arco
œ œ œ œ œ ˙ ~~~ ~~~~ ˙ œ arco
Twee Liedjes voor de open snaren met de eerste vinger Liedje 1 ORKEST
SOLO
## 4 ³ & 4 œ
1
1
œ
œ
# 4 & # 4 œ œ œ œ œ
œ
œ
œ œ œ œ ˙
&
##
œ
œ
1
œ
œ
1
j‰ œ
# & # œ œ œ œ œ œ œ &
##
œ
œ
œ
œ
œ
œ œ œ
j‰ œ œ œ œ œ œ
œ œ œ
œ
œ
œ
œ
œ
œ œ œ
œ 1
œ
Œ
œ
1
1
Œ
œ
1
œ
œ
œ œ œ œ œ
1
œ
œ
œ œ œ
˙
1
œ
j œ ‰
œ
œ
œ
œ
œ
œ
˙
1
# & # œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ ‰ œ œ œ œ œ œ
Œ
j œ œ œ ‰
œ œ œ ‰ œ œ œ œ œ œJ ‰ œ œ œ 1
Œ
œ œ œ œ ˙
Liedje 2
## 4 ³ & 4 œ
œ œ œ œ œj ‰ œ œ œ 1
# & # 44 œ œ œ œ &
##
œ
1
œ
œ
œ œ œ
œ œ œ œ œ œ œ
œ œ œ 1
œ
œ
1
j œ ‰ œ œ œ
œ œ œ
# & # œ œ œœœ œ œ œœœ œ œ œ œ œœœ œ
j ‰ œ1 œ œ œ
œ œ œ œ œ œ œ œ
1
œ
œ œœœ 1
‰ œ œ œ œ œ œ œ
œ œœœ œ œœœ
1
j œ ‰
œ
œ œ œ œ œ œj ‰
œ œœœ œœœ œ œ
41
Imitatie en Echo voor de open snaren
Deze canon is voor enkele kinderen die zingen, de rest van de klas speelt cello en de juf is soliste.
De Echo
## 2 & 4 œœœœ œ œ œ
Solo
## 2 ³ & 4 œ œ
Orkest
# & # 42 Œ
Zang
œ
* 1e stem
‰ œj œ œ œ De
&
##
&
##
&
##
œ œ œ œ œ œ œ
œ œ œ œ
al - les wat hij
* inzetten
42
œ
œ œ
œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ
œ
œ
œ œ œ œ œ œ œ.
* 2e stem
œ
œ
œ œ
e - cho hoort mijn woor - den, hij volgt me waar ik
œ œ œ œ ³ œ œ œ œ œ œ œ œ hoor - de zingt
œ œ
ga;
j œ en
œ œ œ œ
œ œ œ œ
œ.
‰ ..
œ
œ
œ
œ.
‰ ..
œ
œ œ
œ
œ œ œ œ
hij
mij ach - ter - na,
œ.
ach-ter - na.
‰ ..
VETTE MUSETTE Eind groep 5 of begin groep 6 Samenspelen met de docent stimuleert de kinderen. Hier een juweeltje uit het Notenbüchlein van J.S. Bach (solo docent) met daarbij een eenvoudige begeleiding: gebruik van de losse snaren en eerste vinger. Het gaat er eerst om de noten goed te leren spelen. Eerst langzaam arco en daarna sneller. Na een aantal repetities samen met de juf spelen. Vette Musette
## 2 œ œ œ œ œ & 4 f³ # 2 & # 4 ˙ > f ## 2 ³ & 4 ˙ >
œ
œœœœ
Œ
˙ >
œ
œœ œœœ & œ œ. œ .. .. œ . F # .. .. œ Œ & # ˙ F 1 ## . . Œ . . & ˙ œ
œœœœ œ
˙
˙
Œ
œ
˙ p
˙
œ
Œ
œ #œ
œ nœ œ œ #œ
œ œ œ œ. œ. œ. œ. œ. œ . p
˙ >
##
œ
œ
Œ
Œ
œ
œ
p
Œ
œ. œ. œ
œ œ œ œ œ œœœœ
œ
œ
Œ
Œ
œ
œ
1 j œ ‰ œ
Œ
1
Œ
j ‰ œ œ
œ
œœœœ
œ
Œ
œ
Œ
œ
œ
Œ
œ
Œ
*poco # # œ # œ œ œ œ œ # œ œ # œ œ œ œ œ œ œ œ. . . œ. œ œ œ œ. œ œ œ & #œ œ œ . œ œ 1 ²j ## Œ Œ Œ Œ ‰ Œ & œ œ œ œ œ œ œ
&
##
&
## œ
œ
# & # Œ &
##
pizz.
œ
Œ
œœœœ pizz.
œ
Œ
Œ
œ
œ
Œ œ
œ œ œ œ. œ. œ. œ. œ. œ . f p sempre *** Œ Œ œ Œ œ p sempre *** Œ œ œ
f
Œ
Œ
œ
œ
œ
œ
œœœœ œ
œœœœ
œ
Œ
œ
Œ
œ
Œ
œ œ œ œ. œ.
1
œ
Œ
œ
œœœœ **
f
œ
pizz.
Œ f
pizz.
œ
Œ
œ œ œ œ. œ. œ. œ. œ .. p ³arco œ œ .. œ œ p arco ³ .. œ œ œ œ
* poco rit. betekent een beetje vertragen ** a tempo betekent weer met het begintempo spelen *** sempre betekent steeds
43
Stichting Leerorkest P/a Muziekcentrum Zuidoost Hofgeest 139,1102 EG Amsterdam Telefoon 020-696 8371 info@ leerorkest.nl
www.leerorkest.nl
ui da Jo se ph
Van Lange fonds, Sayers Fonds en Mijndershuis Fonds
W.J.O de Vriesfonds Pauluc Fonds
tie tra s Illu
G