NAAM: GROEP: SCHOOL:
____________________ ____________________ ____________________
Werkstukwijzer groep 6, 7 en 8 Een werkstuk is eigenlijk één groot informatieverhaal over een bepaald onderwerp. Om een werkstuk goed te kunnen maken, is het handig dit volgens enkele handige stappen te doen. 1.
Zoek een interessant onderwerp uit.
2.
Bedenk een aantal vragen over je onderwerp.
3.
Ga op zoek naar informatie (boeken, internet, …).
4.
Lees de informatie die je gevonden hebt een paar keer goed door.
5.
Schrijf tijdens het doorlezen van je informatie kernwoorden op.
6.
Orden de kernwoorden in groepjes.
7.
Geef ieder groepje een titel. Die titels kunnen de hoofdstuktitels worden.
8.
Typ de hoofdstukken op de computer uit.
9.
Zoek geschikte afbeeldingen bij ieder hoofdstuk.
10.
Maak met de afbeeldingen en de tekst een mooie bladverdeling.
11.
Maak een voorwoord en een nawoord.
12.
Maak een inhoudsopgave.
13.
Maak een voorkant.
Groep 7 en 8 14. Maak een bibliografie. 15.
Geef iedere bladzijde een nummer.
16.
Lees alles nog een keer goed door.
17.
Print alles uit. Alleen de voorkant mag je in kleur uitprinten.
18.
Lever je werkstuk in een bewaarmap in.
Je werkstuk wordt beoordeeld op de volgende onderdelen: Inhoud (Wat heb je geschreven informatie) Opbouw (Is de volgorde logisch?) Lay-out/Netheid (Hoe zien de bladzijden eruit?/Ziet je werkstuk er netjes uit?) Illustraties (Plaatjes) Werkhouding (Hoe heb je gewerkt? Werktempo? Zelfstandigheid?) De inhoud telt als 1 cijfer + de rest : 2 = je eindcijfer!
1
Werkstukwijzer werkstuk groep 8 Voorkant: Maak een mooie, duidelijke titel met bijvoorbeeld Cool Text Zoek afbeeldingen die echt bij je onderwerp passen. Maak je voorkant zo opvallend en origineel mogelijk. Typ het liefst onderaan: je naam, je groep en de einddatum. Bert van der Lijn Groep 8 Einddatum (bijv. 22 januari 2016) Inhoud: Noem de titels van je hoofdstukken en de paginanummers. Hoofdstuk + titel + paginanummer Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 … Enzovoort
– Wat is de Gouden Eeuw? – Wie waren de kunstenaars?
-4 -5
Voorwoord: In het voorwoord vertel je welk onderwerp je gekozen hebt en waarom je dat gekozen hebt. Ook vertel je wat je hoopt te leren en hoe je van plan bent met je werkstuk bezig te gaan. Vermeld onderaan je voorwoord je naam met de datum waarop je het voorwoord gemaakt hebt. (Bijv. Bert van der Lijn, 30 september 2015) Hoofdstukken: Begin je hoofdstuk altijd met het nummer van het hoofdstuk en de titel van dat hoofdstuk. 1. Wat is de Gouden Eeuw?
Of
Wat is de Gouden Eeuw? Hoofdstuk 1
Sla drie regels over en begin dan met je informatieverhaal. Zorg ervoor dat je een duidelijk informatieverhaal maakt. Denk om de hoofdletters en leestekens. Maak de zinnen niet te lang. Onthoud dit maar: een zin van 10 woorden is al een lange zin. Denk goed na over met welk woord je een zin begint.
2
Gebruik in je verhaal de kernwoorden die je opgeschreven hebt tijdens het lezen van al je informatie en maak deze maar duidelijk. Zoek geschikte plaatjes op het internet en plak deze erbij. Typ er een bijschrift bij in een tekstvak. Dit bijschrift typ je in een kleiner lettertype. Maak een mooie lay-out. Vergeet het nummer van de bladzijde niet te vermelden.
Bibliografie: Maak een lijst van de boeken, sites of andere ‘bronnen’ die je gebruikt hebt. Bij het gebruik van boeken of andere bronnen noteer je: de schrijver, de titel, het jaar van uitgave en de uitgever. Bij het gebruik van internetsites noteer je het internetadres. Schrijver, titel, jaar van uitgave, uitgever
!!! Noteer je bron(nen) zodra je er gebruik van maakt !!!
Nawoord: In je nawoord vertel je wat je allemaal gedaan hebt om het werkstuk te maken. Je vertelt of het gemakkelijk of moeilijk ging, of je het leuk vond om te doen en waarom je dat vond. Ook vertel je wat je zoal geleerd hebt. Vermeld onderaan je nawoord je naam met de datum waarop je het nawoord gemaakt hebt. (Bijv. Bert van der Lijn, 13 januari 2016)
Aantekeningen voor de bibliografie: Van welke informatieboeken, internetsites of andere bronnen heb ik gebruik gemaakt? Schrijver
Titel
Jaar van uitgave
Uitgever
Internetsites: www. www. www. www.
3
Stap 1, 2 en 3 mag ook in de vorm van een mindmap! Stap 1
Woordveld 1 – Bedenk minstens 20 belangrijke kernwoorden. Deze woorden haal je uit je informatiebronnen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Stap 2
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Extra kernwoorden: -
Woordveld 2 – Bedenk bij ieder hoofdstuk een goede titel. Zet de titels/hoofdstukken direct in een goede logische volgorde.
Hfd. 1. Hfd. 2. Hfd. 3. Hfd. 4. Hfd. 5. Hfd. 6. Stap 3 Kernwoorden Hoofdstuk 1
Woordveld 3 – Zet de kernwoorden die bij elkaar passen in groepjes. Maak tenminste 4 groepjes. Kernwoorden Hoofdstuk 2
Kernwoorden Hoofdstuk 3
Kernwoorden Hoofdstuk 4
Kernwoorden Hoofdstuk 5
Kernwoorden Hoofdstuk 6
4
PLANNING Werkstuktijden GROEP 8 September Oktober November Week Week Week 37 41 46 38 42 48 39 44 40
December Week 49 50 51
Januari Week 1 3
22 januari Werkschema WERKTIJD Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week
PLANNING
AF
Onderwerp uitzoeken en informatieboekje lezen Boekje nog een keer lezen en kernwoorden noteren Voorwoord en hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Inhoudsopgave en voorkant Bibliografie en nawoord Alles goed doorlezen en afmaken – Daarna uitprinten Eerste werkstuk af (UITERLIJK 22 januari 2016)
5
Afspraken werkstukken groep 6, 7 en 8 In groep 6 en 7 zul je minimaal twee werkstukken moeten maken. In groep 8 is dit minimaal één werkstuk. De leerkracht spreekt ruim van tevoren met je af wanneer een werkstuk uiterlijk ingeleverd moet worden. Wordt een werkstuk na de verplichte inleverdatum ingeleverd, dan geldt de volgende afspraak: je krijgt een 5 voor je werkstuk. Je zult dan zo snel mogelijk (in overleg met de leerkracht) het werkstuk af moeten maken. Het werkstuk wordt daarna beoordeeld zoals ieder ander werkstuk. Het behaalde cijfer wordt bij de 5 opgeteld en gedeeld door 2 om het uiteindelijke werkstukcijfer te krijgen. Bijvoorbeeld: 5 + 8 = 13 : 2 = 6½ Heb je een goede en gegronde reden voor het te laat inleveren van een werkstuk, dan zal in overleg met de leerkracht een nieuwe inleverdatum worden afgesproken. Je mag in overleg met je leerkracht best thuis werken aan je werkstuk. Je mag hulp vragen aan je ouders/verzorgers, maar je zult het vooral zelf moeten doen. Je schrijft je werkstuk in je eigen woorden. Je mag geen boekentaal gebruiken. Je mag ook geen informatie kopiëren van het internet. Je kunt op school je hele werkstuk uitprinten. De voorkant mag in kleur. Wil je je hele werkstuk in kleur uitprinten, dan zul je dit thuis moeten doen.
6