EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 14.12.2012 C(2012) 9652 final OPENBARE VERSIE Dit document is een intern document van de Commissie dat louter ter informatie is bedoeld.
Betreft:
Steunmaatregel SA.35254 (2012/N) - Nederland Verlenging van de bestaande O&O&I Omnibus-regeling
Excellentie, 1. (1)
2.
DE PROCEDURE Bij brief van 7 augustus 2012, die diezelfde dag bij de Commissie werd geregistreerd, hebben de Nederlandse autoriteiten de bovengenoemde maatregel, overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU aangemeld. Bij brieven van 29 augustus en 26 september 2012 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht, die de Nederlandse autoriteiten hebben verschaft bij brieven van 6 september en 17 oktober 2012, die telkens op dezelfde datum bij de Commissie werden geregistreerd. DE BESTAANDE OMNIBUS-REGELING 2.1.
Achtergrond en doelstelling
(2)
Omnibus is een Nederlandse regeling voor het bevorderen van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (hierna "O&O&I" genoemd).
(3)
Met de aangemelde maatregel wordt de bestaande Omnibus-steunregeling gewijzigd, die door de Commissie op 12 december 2008 was goedgekeurd als
Zijne Excellentie de Heer Frans TIMMERMANS Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 NL - 2500 EB Den Haag Commission européenne, B-1049 Bruxelles – Belgique Europese Commissie, B-1049 Brussel – België Telefoon: 00- 32 (0) 2 299.11.11.
steunmaatregel N 312/20081. De Nederlandse autoriteiten hebben de volgende aanpassingen aangemeld:
2.2. (4)
•
aanpassingen aan de rechtsgrondslag van de regeling
•
verlenging van de looptijd van de regeling.
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van de bestaande regeling bestaat uit: •
Kaderwet EZ subsidies
•
Kaderbesluit EZ-subsidies
•
Ministeriële Regeling Steunintensiteit,
•
specifieke ministeriële regelingen.
2.2.1. (5)
De Kaderwet EZ-subsidies (betreffende subsidies verleend door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) is het hoogst in orde. Die wet verschaft de minister de bevoegdheid om op een aantal terreinen subsidie te verstrekken. Deze is primair de rechtsgrondslag voor het verstrekken van subsidies op de genoemde terreinen. 2.2.2.
(6)
Kaderbesluit EZ-subsidies
Het Kaderbesluit EZ-subsidies is gebaseerd op de reeds genoemde Kaderwet EZsubsidies. Dit besluit heeft als doel het vergroten van de onderlinge samenhang van de subsidieregelingen en te komen tot een helder en transparant instrumentarium waarbij subsidies op uniforme wijze kunnen worden vastgesteld. Zo worden een aantal definities, procedures en verplichtingen gestandaardiseerd, ongeacht het beleidsterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd. 2.2.3.
(7)
Kaderwet EZ-subidies
Ministeriële regeling Steunintensiteit
Met de Ministeriële Regeling Steunintensiteit is een algemene regeling vastgesteld voor de wijze van berekening en de hoogte van de steunintensiteiten. 2.2.4.
Specifieke ministeriële regelingen
(8)
In de specifieke ministeriële regelingen worden de concrete regels voor specifieke steuninstrumenten vastgesteld. Elke regeling bestrijkt een specifiek beleidsterrein. Op dit niveau wordt duidelijk of er sprake is van staatssteun en op welke wijze het daarin opgenomen subsidie-instrument voldoet aan de EU-staatssteunregels.
(9)
De financiering voor de specifieke beleidsterreinen van de regeling is gebaseerd op vier specifieke subsidieregelingen:
1
•
Subsidieregeling sterktes in innovatie
•
Subsidieregeling innoveren
•
Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen
PB C 23 van 29.1.2009, blz. 4.
2
• 2.3. (10)
Uitgetrokken middelen en looptijd
Voor de bestaande regeling was een budget uitgetrokken van 2,3 miljard EUR. De looptijd van de regeling zoals die thans is goedgekeurd, eindigt op 31 december 2012. 2.4.
(11)
Subsidieregeling sterktes in de regio.
Steuninstrumenten
De regeling maakt gebruik van rechtstreekse subsidies en terugbetaalbare voorschotten. 2.5.
Begunstigden
(12)
Ondernemingen komen, ongeacht hun omvang en de sector waartoe zij behoren, voor deze regeling in aanmerking. De in aanmerking komende mkb-bedrijven (kmo's) voldoen aan de definitie die in de aanbeveling van de Commissie 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen2 van deze ondernemingen wordt gegeven. Steun voor ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden3 is van het toepassingsgebied van de maatregel uitgesloten.
(13)
Wat betreft onderzoek dat door onderzoeksorganisaties namens ondernemingen wordt verricht, worden in de regeling de voorwaarden toegepast als bedoeld in punt 3.2.1 van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie4 (hierna "het O&O&I-steunkader" genoemd). Met betrekking tot projecten waarbij sprake is van samenwerking tussen een onderzoeksorganisatie en een onderneming, zijn de voorwaarden bedoeld in punt 3.2.2 van het O&O&I-steunkader van toepassing.
3.
AANGEMELDE AANPASSINGEN AAN DE BESTAANDE REGELING 3.1.
Aanpassingen aan de rechtsgrondslag
(14)
Met deze aanmelding hebben de Nederlandse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van aanpassingen aan de rechtsgrondslag van de regeling.
(15)
De Nederlandse autoriteiten hebben de teksten van de aanpassingen aan de rechtsgrondslag meegedeeld. Het betreft aanpassingen aan: •
het Kaderbesluit EZ-subsidies: de artikelen 6, 23 en 42;5
•
de Subsidieregeling sterktes in innovatie: de artikelen 3.5, 10c.7, 10c.8, en
•
de Subsidieregeling innoveren: artikel 3.86.
2
PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.
3
PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
4
PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1.
5
De Nederlandse autoriteiten verwachten dat de aanpassingen aan dit kaderbesluit tegen eind 2012 van kracht zullen worden. Zij hebben verklaard dat het amenderen van het Kaderbesluit EZ-Subsidies meer tijd vergt door de nationale procedure.
3
(16)
De Nederlandse autoriteiten hebben beklemtoond dat de aangemelde aanpassingen niet worden doorgevoerd om de regeling ingrijpend te wijzigen, maar veeleer om deze volledig in lijn te brengen met het oorspronkelijke besluit waarmee de bestaande regeling werd goedgekeurd. Deze behoefte aan een preciezere aansluiting werd erkend toen de Commissie de bestaande Omnibusregeling onderzocht in het kader van haar jaarlijkse monitoringexercitie voor staatssteun (2011-2012), op grond van artikel 108, lid 1, VWEU. 3.2.
(17)
4.
Verlenging van de looptijd en verhoging van het budget
Met deze aanmelding hebben de Nederlandse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van: •
een verlenging van de looptijd van de steunregeling: van 1 januari 2013 of vanaf het datum wanneer de Commissie en beschikking tot goedkeuring van die steun heeft gegeven, in geval deze laatste datum later is dan 1 januari 2013, tot en met 31 december 2018;
•
een nieuw budget voor de verlengde looptijd: een bedrag van 2,4 miljard EUR, waarvan naar verwachting jaarlijks 400 miljoen EUR wordt vastgelegd.
BESCHRIJVING VAN DE OMNIBUS-REGELING 4.1.
(18)
Doelstelling
De doelstelling van de regeling blijft ongewijzigd: onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I). 4.2.
Begunstigden
(19)
De categorieën in aanmerking komende begunstigden blijven ongewijzigd. De Nederlandse autoriteiten schatten het aantal begunstigden dat in het kader van de aangemelde regeling steun zal ontvangen, op 501 tot 1000.
(20)
Wat betreft de onderzoeksorganisaties in de zin van punt 2.2, onder d), van het O&O&I-steunkader, hebben de Nederlandse autoriteiten verklaard dat, indien dezelfde entiteit zowel economische als niet-economische activiteiten uitoefent, de beide soorten activiteiten en de kosten en financiering ervan duidelijk zullen worden onderscheiden aan de hand van de jaarrekeningen (die zijn gecertificeerd door externe accountants). Het bevoegde Nederlandse ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal een overzicht ontvangen van de mensuren en kosten met betrekking tot niet-economische (d.w.z. gesubsidieerde) onderzoeksactiviteiten. Het ministerie zal die verklaringen controleren in het kader van jaarlijkse betalingen aan de onderzoeksorganisaties. 4.3.
(21)
6
Onderzoek door onderzoeksorganisaties namens ondernemingen verricht
Projecten die in het kader van de aangemelde regeling worden gesteund, kunnen door onderzoeksorganisaties namens ondernemingen worden uitgevoerd. In dat geval blijven de voorwaarden van punt 3.2.1 van het O&O&I-steunkader nog
De aanpassingen aan beide regelingen zijn uiteengezet in de Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 1 oktober 2012, nr. WJZ/12302026, tot wijziging van de Subsidieregeling innoveren en de Subsidieregeling sterktes in innovatie (steunaspecten), Staatscourant nr. 20314 van 9.10.2012.
4
steeds gelden. Meer bepaald zullen onderzoeksorganisaties hun diensten tegen de marktprijs verlenen. Als er geen marktprijs is, leveren de onderzoeksorganisaties hun diensten tegen een prijs die de volledige kosten dekt en daarboven een redelijke winstmarge omvat. 4.4. Samenwerking van ondernemingen en onderzoeksorganisaties (22)
Op dit punt zal in de aangemelde regeling nog steeds punt 3.2.2 van het O&O&Isteunkader (waarvan de voorwaarden in artikel 41 van het Kaderbesluit EZSubsidies zijn vastgelegd) volledig in acht worden genomen. 4.5.
(23)
Steun voor O&O-projecten
In het kader van de aangemelde regeling zal steun voor O&O-projecten worden verleend, zoals al het geval is in de bestaande Omnibus-regeling. De projecten zullen op alle onderzoekscategorieën betrekking hebben: fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. 4.5.1.
(24)
In aanmerking komende kosten
De in het kader van de maatregel in aanmerking komende kosten blijven dezelfde als in de bestaande Omnibus-regeling: a) personeelskosten (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel, voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden); b) kosten van apparatuur en uitrusting, voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c) kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking; d) kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie conform het arm's length-beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie. Voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten worden gebruikt; e) extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien; f) andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteit voortvloeien. 4.5.2.
(25)
Steunintensiteiten en verhogingen
Steunintensiteiten en verhogingen van de basissteuninsiteiten ongewijzigd, en kunnen als volgt worden samengevat: 5
blijven
Kleine ondernemingen
Subsidie
Terugbetaalbaar voorschot
Middelgrote ondernemingen
Subsidie
Terugbetaalbaar voorschot
Grote ondernemingen
Subsidie
Terugbetaalbaar voorschot
Fundamenteel onderzoek
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Industrieel onderzoek Industrieel onderzoek met: - daadwerkelijke samenwerking tussen ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen - daadwerkelijke samenwerking tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie - verspreiding van resultaten
70%
80%
60%
70%
50%
60%
80%
80%
75%
80%
65%
75%
Experimentele ontwikkeling Experimentele ontwikkeling met: - daadwerkelijke samenwerking tussen ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen - daadwerkelijke samenwerking tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie
45%
60%
35%
50%
25%
40%
60%
75%
50%
65%
40%
55%
4.5.3.
Steuninstrumenten
(26)
De steuninstrumenten blijven ongewijzigd: steun kan worden verleend in de vorm van een rechtstreekse subsidie of van terugbetaalbare voorschotten.
(27)
De regeling bevat nadere bepalingen over de terugbetaling van de voorschotten in geval van succes en over de vraag wat als een succesvol resultaat van de onderzoeksactiviteiten zal worden beschouwd. Deze omschrijving van wat als succesvol geldt, wordt op grond van een redelijke en prudente hypothese vastgesteld:
(28)
7
•
in het geval van een succesvolle uitkomst wordt het voorschot terugbetaald vermeerderd met een rente die ten minste gelijk is aan het toepasselijke referentiepercentage zoals dat resulteert uit de toepassing van de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentieen disconteringspercentages worden vastgesteld7;
•
in het geval van een succes dat verder gaat dan hetgeen als succesvol werd omschreven, hebben de Nederlandse autoriteiten het recht vergoedingen te eisen die verder gaan dan de terugbetaling van het voorschot, vermeerderd met rente die in overeenstemming is met het door de Commissie vastgestelde referentiepercentage;
•
wanneer het project mislukt, hoeft het voorschot niet volledig te worden terugbetaald. In het geval van een gedeeltelijk succes zorgen de Nederlandse autoriteiten ervoor dat een terugbetaling is geregeld die in verhouding staat tot de mate waarin succes werd behaald.
In dat verband hebben de Nederlandse autoriteiten toegezegd om het Kaderbesluit EZ-subsidies aan te passen zodat de terugbetalingsvoorwaarden voor terugbetaalbare voorschotten volledig aansluiten bij het besluit waarmee de bestaande steunregeling werd goedgekeurd. Met name wordt in artikel 42, lid 6, van het Kaderbesluit EZ-subsidies de mogelijkheid geschrapt tot het verlenen van ontheffing indien de verplichting tot terugbetaling tot financiële problemen voor de onderneming zou leiden.
PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.
6
4.6.
Steun voor technische haalbaarheidsstudies 4.6.1.
(29)
Voor steun in aanmerking komende activiteiten
De verlengde regeling voorziet voor technische haalbaarheidsstudies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling in steun op dezelfde voorwaarden als de bestaande regeling. 4.6.2.
In aanmerking komende kosten en steunintensiteit
(30)
De in aanmerking komende kosten zijn gelijk aan de studiekosten.
(31)
De steun mag de volgende intensiteiten niet overschrijden: a) voor kmo's: 75% voor technische haalbaarheidstudies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek en 50% voor studies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van experimentele ontwikkeling; b) voor grote ondernemingen: 65% voor technische haalbaarheidstudies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek en 40% voor studies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van experimentele ontwikkeling. 4.7.
Steun voor kmo's ten behoeve van de kosten voor industriëleeigendomsrechten 4.7.1.
(32)
De in aanmerking komende activiteiten blijven ongewijzigd. Kmo's kunnen steun ontvangen voor de kosten verbonden aan de verkrijging en validering van octrooien en andere industriële-eigendomsrechten. 4.7.2.
(33)
Voor steun in aanmerking komende activiteiten
In aanmerking komende kosten en steunintensiteit
De in aanmerking komende kosten blijven ongewijzigd en zijn als volgt: a) alle kosten die worden gemaakt vóór de verlening van het recht in het eerste rechtsgebied, met inbegrip van de kosten met betrekking tot de voorbereiding, indiening en verdere afhandeling van de aanvraag, alsmede de kosten van een hernieuwde aanvraag voordat het recht is verleend; b) vertaalkosten en andere kosten die worden gemaakt met het oog op de verkrijging of validering van het recht in andere rechtsgebieden; c) kosten ter verzekering van de geldigheid van het recht tijdens de officiële afhandeling van de aanvraag en mogelijke oppositieprocedures, zelfs indien dergelijke kosten worden gemaakt na de verlening van het recht.
(34)
Steun is mogelijk tot hetzelfde niveau van basissteunintensiteit dat had gegolden indien de steun aan onderzoekswerkzaamheden welke in de eerste plaats in de betrokken industriële-eigendomsrechten hebben geresulteerd, kwalificeerde als steun voor O&O-projecten (zie punt 25 van dit besluit).
7
4.8.
Steun voor innovatieve starters
(35)
Uit hoofde van de verlengde regeling kan aan innovatieve starters steun worden verleend op dezelfde voorwaarden als onder de bestaande regeling.
(36)
In aanmerking komende innovatieve starters worden gedefinieerd als kleine ondernemingen die minder dan zes jaar bestaan op het tijdstip waarop de steun wordt toegekend, en die voldoen aan een van de volgende voorwaarden: – de begunstigde kan, door middel van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie, op basis van met name een businessplan, aantonen dat hij in de afzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die technologisch nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de state-of-the-art in deze sector in de Unie en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden, of – de O&O-uitgaven van de begunstigde onderneming bedragen ten minste 15% van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de steunverlening of, in geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant.
(37)
De steun bedraagt niet meer dan 1 miljoen EUR (en maximaal 1,25 miljoen EUR in steungebieden ex artikel 107, lid 3, onder c), VWEU).
(38)
De begunstigde onderneming kan deze steun slechts eenmaal ontvangen in de periode dat zij als innovatieve starter wordt beschouwd. Deze steun mag worden gecumuleerd met andere steun uit hoofde van het O&O&I-steunkader, met O&O&I-steun die krachtens Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard8 ("de algemene groepsvrijstellingsverordening") is vrijgesteld, en met steun die de Commissie op grond van de richtsnoeren risicokapitaalsteun9 heeft goedgekeurd. Indien cumulering, om welke reden ook, ertoe zou leiden dat de toegestane steunintensiteiten worden overschreden, zal het verleende steunbedrag worden gecorrigeerd, op grond van artikel 6 van het Kaderbesluit EZ-subsidies.
(39)
De begunstigde onderneming mag pas drie jaar nadat de steun voor innovatieve starters is verleend, andere steun dan O&O&I-steun en risicokapitaalsteun ontvangen. 4.9.
Steun voor proces- en organisatie-innovatie op het gebied van diensten 4.9.1.
(40)
Voor steun in aanmerking komende activiteiten
In het kader van de verlengde regeling kan op dezelfde voorwaarden als in de bestaande regeling steun worden verleend voor proces- en organisatie-innovatie, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
8
PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3.
9
PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.
8
a) organisatie-innovatie houdt steeds verband met het gebruik en de exploitatie van informatie- en communicatietechnologie (ict) om de organisatie te veranderen; b) de innovatie wordt geformuleerd als een project met een identificeerbare en gekwalificeerde projectmanager en met aantoonbare projectkosten; c) het gesteunde project resulteert in de ontwikkeling van een norm, businessmodel, methodologie of concept die systematisch kunnen worden gereproduceerd en eventueel kunnen worden gecertificeerd en geoctrooieerd; d) de proces- of organisatie-innovatie is nieuw of sterk verbeterd ten opzichte van de state-of-the-art in de betrokken sector in de Europese Unie. e) het proces- of organisatie-innovatieproject houdt een duidelijke vorm van risico in. 4.9.2.
In aanmerking komende kosten en steunintensiteit
(41)
De in aanmerking komende kosten zijn dezelfde als die bij steun voor in aanmerking komende O&O-projecten. In het geval van organisatie-innovatie betreffen de kosten voor apparatuur en uitrusting enkel de kosten voor ictapparatuur en -uitrusting.
(42)
De maximum steunintensiteit bedraagt 35% voor kleine ondernemingen, 25% voor middelgrote ondernemingen en 15% voor grote ondernemingen. Grote ondernemingen komen alleen voor dit soort steun in aanmerking indien zij bij de gesteunde activiteit samenwerken met kmo's en de samenwerkende kmo's ten minste 30% van de totale in aanmerking komende kosten dragen. 4.10. Steun voor innovatieadvies en innovatieondersteuning
(43)
Steun voor innovatieadvies en innovatieondersteuning kan alleen verleend worden aan kmo's. De voorwaarden blijven ongewijzigd.
(44)
De steun bedraagt maximaal 200 000 EUR per onderneming over een periode van drie jaar. Indien de dienstverlener niet nationaal of Europees is gecertificeerd, wordt de steunintensiteit beperkt tot 75%10. De begunstigde moet de staatssteun gebruiken om tegen de marktprijs diensten te kopen (of, indien de dienstverlener een non-profitentiteit is, tegen een prijs die de volledige kosten plus een redelijke marge weergeeft).
(45)
De volgende kosten komen in aanmerking: a) wat innovatieadviesdiensten betreft, de kosten voor: managementadvies; technologische bijstand; diensten inzake technologieoverdracht; opleiding; consultancy in verband met de verwerving, de bescherming en het verhandelen van intellectuele-eigendomsrechten en in verband met licentieovereenkomsten; consultancy in verband met het gebruik van normen;
10
In deze aanmelding hebben de Nederlandse autoriteiten de Commissie meegedeeld dat dit soort certificeringssysteem momenteel in Nederland niet bestaat. Daarom blijft in geval van ontbrekende Europese certificatie de steunintensiteit van de door de Nederlandse autoriteiten verleende steun beperkt tot 75% van de in aanmerking komende kosten.
9
b) wat diensten inzake innovatieondersteuning betreft, de kosten voor: kantoorruimte; databanken; technische bibliotheken; marktonderzoek; laboratoriumgebruik; diensten in verband met kwaliteitslabels, testen en certificering. (46)
Is de dienstverlener een non-profitentiteit, dan mag de steun worden verleend in de vorm van een verlaagde prijs - als het verschil tussen de betaalde prijs en de marktprijs (of een prijs die de volledige kosten plus een redelijke marge weergeeft). In dat geval zetten de Nederlandse autoriteiten een systeem op dat transparantie garandeert met betrekking tot de volledige kosten van de verleende innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning, alsmede met betrekking tot de prijs die de begunstigde heeft betaald. 4.11. Steun voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel
(47)
In het kader van de verlengde regeling kan op dezelfde voorwaarden als in de bestaande regeling aan kmo's steun worden verleend voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel. Het betrokken personeel moet vanuit een onderzoeksorganisatie of een grote onderneming worden gedetacheerd. De gedetacheerde werknemers mogen geen andere werknemers vervangen, maar werken in een nieuw gecreëerde functie op het gebied van O&O&I. De gedetacheerde werknemers zijn ten minste twee jaar in dienst bij de onderzoeksorganisatie of de grote onderneming die hen detacheert.
(48)
In aanmerking komen alle personeelskosten voor het inlenen en in dienst hebben van hooggekwalificeerd personeel, met inbegrip van de kosten voor het inzetten van een wervings- en selectiebureau, alsmede een mobiliteitspremie voor de gedetacheerde werknemers. De steunintensiteit is beperkt tot 50% van de in aanmerking komende kosten, gedurende maximaal drie jaar per onderneming en per ontleende werknemer. 4.12. Steun voor innovatieclusters
(49)
Steun voor innovatieclusters wordt op dezelfde voorwaarden verleend als in de bestaande regeling.
(50)
Investeringssteun ten behoeve van het opzetten, uitbreiden en aansturen van innovatieclusters mag uitsluitend worden toegekend aan de rechtspersoon die het innovatiecluster exploiteert. Deze is belast met het beheer van de deelneming aan en toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het cluster. Toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het cluster mag niet beperkt zijn en de vergoedingen die voor het gebruik van de faciliteiten van het cluster en voor deelneming aan de activiteiten ervan worden gevraagd, moeten een afspiegeling zijn van de kosten daarvan.
(51)
Dit soort steun mag worden toegekend voor de volgende faciliteiten: a) opleidingsfaciliteiten en onderzoekscentra; b) open-access onderzoeksinfrastructuur, zoals laboratoria en testfaciliteiten, en c) breedbandnetwerkinfrastructuur.
(52)
In aanmerking komen de kosten die op investeringen in gronden, gebouwen, machines en uitrusting betrekking hebben. De maximum steunintensiteit bedraagt 15%. Deze kan evenwel met 20 procentpunt worden verhoogd voor steun aan 10
kleine ondernemingen en met 10 procentpunt voor steun aan middelgrote ondernemingen. (53)
Exploitatiesteun voor het aansturen van clusters kan aan de rechtspersoon die het innovatiecluster opereert, worden toegekend ten behoeve van clusteraansturing. Dit soort steun moet evenredig zijn en moet, in de regel, op termijn verdwijnen, zodat een prikkel wordt gegeven om de kosten betrekkelijk snel in de prijzen weer te geven.
(54)
Dit soort steun mag worden verleend gedurende een beperkte periode van vijf jaar indien de steun degressief is. De steunintensiteit mag in het eerste jaar 100% bedragen, maar neemt daarna lineair af tot nul aan het eind van het vijfde jaar. In het geval van niet-degressieve steun is de looptijd beperkt tot vijf jaar en mag de intensiteit niet meer dan 50% van de in aanmerking komende kosten bedragen. In naar behoren gemotiveerde gevallen, en mits Nederland overtuigende bewijzen levert, mag steun voor clusteraansturing voor een langere periode, doch beperkt tot maximaal tien jaar, worden verleend11.
(55)
Subsidiabel zijn de personeels- en administratiekosten in verband met de volgende activiteiten: – marketing van het cluster om nieuwe ondernemingen aan te trekken die aan het cluster deelnemen, – beheer van de open-access-faciliteiten van het cluster, – organisatie van opleidingsprogramma's, workshops en conferenties om kennisdeling en netwerking tussen de clusterleden te bevorderen.
(56)
Bij het beoordelen van investeringssteun of van steun voor het aansturen van clusters stelt de steunverlenende instantie een analyse op, die ingaat op de volgende punten: de technologische specialisatie van de innovatiecluster, het bestaande regionale potentieel, de bestaande onderzoekscapaciteit, het bestaan van clusters met vergelijkbare doelstellingen binnen de Unie en de potentiële marktvolumes. 4.13. Stimulerend effect
(57)
De Nederlandse autoriteiten bevestigen dat staatssteun voor O&O&Iwerkzaamheden een stimulerend effect moet hebben - dat dit soort dus ertoe moet leiden dat de begunstigde zijn gedragingen zodanig verandert dat hij zijn O&O&I-activiteiten uitbreidt.
(58)
In dat verband worden de regels met betrekking tot het stimulerende effect aangepast om de regeling volledig te doen aansluiten op het besluit waarmee de bestaande steunregeling werd goedgekeurd. Met name wordt in een nieuwe algemene regel die geldt voor de ministeriële regelingen Subsidieregeling sterktes in innovatie en Subsidieregeling innoveren, uitdrukkelijk bepaald dat een aanvraag om subsidie krachtens een op het Kaderbesluit EZ-subsidies gebaseerde
11
Het soort elementen dat zal worden beoordeeld om eventueel steun voor een langere periode te kunnen verantwoorden, zijn de volgende: de technologische specialisatie van het cluster, het bestaande regionale potentieel, de bestaande onderzoekscapaciteit, het bestaan van clusters met vergelijkbare doelstellingen binnen de EU, potentiële marktvolumes van de activiteiten binnen het cluster, behoefte aan langdurige exploitatiesteun voor het aansturen van clusters, toegevoegde waarde van het cluster voor de betrokken technologische specialisatie.
11
regeling wordt afgewezen indien de subsidiabele activiteiten reeds vóór het indienen van de aanvraag zijn begonnen12. (59)
De Nederlandse autoriteiten hebben voorts met name bevestigd dat zij zullen eisen dat het stimulerende effect wordt aangetoond voor projectsteun en haalbaarheidsstudies wanneer de begunstigde van de steun een grote onderneming is, voor steun voor proces- en organisatie-innovatie op het gebied van diensten en voor steun aan innovatieclusters. In de overige gevallen wordt ervan uitgegaan dat automatisch aan de eis van het stimulerende effect is voldaan indien het project niet vóór de subsidieaanvraag is van start gegaan.
(60)
De Nederlandse autoriteiten zullen het stimulerende effect van de steun aan grote ondernemingen aantonen in hun jaarlijkse verslagen. Meer bepaald zal dan worden gekeken naar de toename van de omvang, de reikwijdte, het tempo en de totale uitgaven voor O&O&I in het kader van de projecten. 4.14. Cumulatie
(61)
Overeenkomstig deel 8 van het O&O&I-steunkader zijn de in het kader van de steunregeling vastgestelde steunplafonds van toepassing, ongeacht of de steun ten behoeve van het project volledig uit staatsmiddelen dan wel gedeeltelijk door de Unie wordt bekostigd.
(62)
Wanneer de voor O&O&I-steun in aanmerking komende uitgaven volledig of gedeeltelijk in aanmerking komen voor steun ten behoeve van andere doeleinden, is voor het gemeenschappelijke gedeelte het - binnen de toepasselijke regels gunstigste plafond van toepassing13. Deze beperking geldt niet voor steun die wordt toegekend in overeenstemming met de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen14.
(63)
Steun voor O&O&I kan niet worden gecumuleerd met de-minimissteun ten aanzien van dezelfde in aanmerking komende uitgaven, om te voorkomen dat de in deze regeling vastgestelde maximale steunintensiteiten worden omzeild. 4.15. Rapportage en monitoring
(64)
De Nederlandse autoriteiten hebben zich ertoe verbonden de Commissie jaarlijkse verslagen toe te zenden over de tenuitvoerlegging van de regeling. Hierin wordt ook een korte beschrijving opgenomen van de activiteiten van clusters en de mate van succes bij het aantrekken van O&O&I-activiteiten. Voor steun die uit hoofde van de regeling aan grote ondernemingen wordt verleend, zal in de jaarlijkse verslagen worden toegelicht op welke wijze de bepalingen inzake het stimulerende effect in acht zijn genomen.
12
In artikel 23, lid 2, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is thans bepaald dat projecten die al zijn begonnen vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag, worden afgewezen, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald.
13
Met name zal artikel 6, lid 1, van het Kaderbesluit EZ-subsidies in zijn gewijzigde vorm, wat de toegestane steunplafonds betreft, uitdrukkelijk verwijzen naar de toepasselijke EU-staatssteunkaders.
14
PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.
12
(65)
De Nederlandse autoriteiten zullen zorgen voor toegang tot de volledige tekst van de regeling; deze zal op internet worden gepubliceerd op de website www.europadecentraal.nl
(66)
Voorts zullen de Nederlandse autoriteiten de Commissie ook de informatieformulieren verstrekken zoals vereist is krachtens punt 10.1.3 van het O&O&I-steunkader.
(67)
De Nederlandse autoriteiten doen bij de Commissie individueel aanmelding van alle maatregelen waar het steunbedrag de volgende plafonds overschrijdt: a) voor O&O-projecten en haalbaarheidsstudies: i) indien het project overwegend fundamenteel onderzoek is: 20 miljoen EUR per onderneming, per project/haalbaarheidsstudie; ii) indien het project overwegend industrieel onderzoek is: 10 miljoen EUR per onderneming, per project/haalbaarheidsstudie; iii) voor alle overige projecten: 7,5 miljoen EUR per onderneming, per project/haalbaarheidsstudie; b) voor proces- of organisatie-innovatie bij dienstverleningsactiviteiten: 5 miljoen EUR per onderneming per project/haalbaarheidsstudie; c) voor innovatieclusters (per cluster): 5 miljoen EUR.
(68)
Voor EUREKA-projecten wordt het plafond vastgesteld op tweemaal de hoogte van de bedragen voor projectsteun in de zin van punt 67, onder a), sub i), ii) en iii). 4.16. O&O-steun voor de landbouw en de visserij
(69)
In het kader van de regeling kan ook O&O-steun worden verleend ten behoeve van in bijlage I bij het VWEU genoemde producten. De Nederlandse autoriteiten hebben verklaard dat dit soort steun beperkt zal blijven tot de normale steunintensiteiten van het O&O&I-steunkader. 4.17. Dienstige maatregelen om de regeling aan te passen aan toekomstige staatssteunregels op het gebied van O&O&I-steun
(70)
5.
Aangezien het bestaande O&O&I-steunkader van kracht is tot en met 31 december 2013, hebben de Nederlandse autoriteiten toegezegd om dienstige maatregelen te nemen om de aangemelde maatregel in overeenstemming te brengen met het toekomstige steunkader. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL 5.1.
(71)
De vraag of er sprake is van steun
Met de onderzochte maatregel zijn staatsmiddelen gemoeid, omdat de financiering ervan ten laste van de rijksbegroting komt. De maatregel is selectief, omdat hij slechts aan een beperkt aantal ondernemingen ten goede komt, die door deze steun een voordeel ontvangen. Ten slotte zal de maatregel eveneens het handelsverkeer beïnvloeden aangezien deze ondernemingen actief zijn of kunnen 13
zijn op het gebied van het handelsverkeer binnen de Unie. Zodoende voldoet de regeling, wat de rechtstreekse subsidies en terugbetaalbare voorschotten aan ondernemingen betreft, aan de voorwaarden van artikel 107, lid 1, VWEU. (72)
Met betrekking tot de overheidsfinanciering van O&O-activiteiten van onderzoeksorganisaties wordt eraan herinnerd dat dit soort financiering, overeenkomstig punt 3.1.1 van het O&O&I-steunkader, normaal gezien niet onder artikel 107, lid 1, VWEU valt, aangezien dit primaire activiteiten betreft die normaal gesproken geen economisch karakter hebben.
(73)
Niettemin bevestigen de Nederlandse autoriteiten dat, wanneer een onderzoeksorganisatie zowel economische als niet-economische activiteiten uitoefent, de beide soorten activiteiten en de kosten en financiering ervan duidelijk kunnen worden onderscheiden om kruissubsidiëring van de economische activiteit te voorkomen. De publieke financiering van de nieteconomische activiteiten valt derhalve niet onder de toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU.
(74)
Indien een onderzoeksorganisatie een project namens een onderneming uitvoert, bevestigen de Nederlandse autoriteiten dat, overeenkomstig punt 3.2.1 van het O&O&I-steunkader, via de onderzoeksorganisatie geen staatssteun aan de onderneming wordt doorgegeven aangezien de onderzoeksorganisatie de diensten verleent tegen de marktprijs of, indien er geen marktprijs is, tegen een prijs die de volledige kosten dekt en daarenboven een redelijke winstmarge omvat.
(75)
Steun voor O&O-activiteiten die worden uitgevoerd door onderzoeksinstellingen in samenwerking met ondernemingen, valt niet onder artikel 107, lid 1, VWEU, omdat overeenkomstig punt 3.2.2 van het O&O&I-steunkader aan een van de volgende voorwaarden zal zijn voldaan: i) de deelnemende ondernemingen dragen de volledige kosten van de projecten die steun ontvangen in het kader van de aangemelde regeling; ii) de resultaten waaraan geen intellectuele-eigendomsrechten kunnen worden ontleend, mogen ruim worden verspreid en eventuele intellectuele-eigendomsrechten op de O&O&I-resultaten die uit de activiteiten van de onderzoeksorganisatie voortvloeien, worden volledig aan de onderzoeksorganisatie toegekend; iii) de onderzoeksorganisatie ontvangt van de deelnemende ondernemingen een vergoeding die overeenstemt met de marktprijs voor de intellectueleeigendomsrechten die voortvloeien uit de door de onderzoeksorganisatie in het kader van het project uitgevoerde activiteit en die worden overgedragen aan de deelnemende onderneming. 5.2.
(76)
Rechtmatigheid
Door deze maatregel aan te melden alvorens deze ten uitvoer te leggen, zijn de Nederlandse autoriteiten hun verplichtingen ingevolge artikel 108, lid 3, VWEU nagekomen.
14
5.3.
Verenigbaarheid
(77)
De Commissie heeft de verenigbaarheid van de steun beoordeeld aan de hand van het O&O&I-steunkader. Door de regeling wordt een steunmaatregel gewijzigd die reeds door de Commissie op basis van het O&O&I-steunkader is goedgekeurd.
(78)
De aangemelde regeling voldoet aan alle noodzakelijke voorwaarden van het O&O&I-steunkader. Meer in het bijzonder: a) wat betreft de in aanmerking komende activiteiten, kosten, steunintensiteit en verhogingen: –
de steun voor O&O-projecten voldoet aan de in punt 5.1 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
–
de steun voor technische haalbaarheidsstudies voldoet aan de in punt 5.2 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
–
de steun voor de kosten voor industriële-eigendomsrechten voor kmo's voldoet aan de in punt 5.3 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
–
de steun voor innovatieve starters voldoet aan de in punt 5.4 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
–
de steun voor proces- en organisatie-innovatiediensten voldoet aan de in punt 5.5 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
–
de steun voor innovatieadvies en innovatieondersteuning voldoet aan de in punt 5.6 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
–
de steun voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel voldoet aan de in punt 5.7 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
–
de steun voor innovatieclusters voldoet aan de in punt 5.8 van het O&O&I-steunkader genoemde voorwaarden;
b) de Nederlandse autoriteiten bevestigen dat O&O-steun ten behoeve van producten genoemd in bijlage I bij het VWEU de steunintensiteiten niet zal overschrijden die volgens het O&O&I-steunkader doorgaans voor alle overige sectoren gelden; c) de Nederlandse autoriteiten hebben toegezegd om erop toe te zien dat de verleende steun een stimulerend effect heeft op het gedrag van de begunstigden. Aan de hand van de indicatoren die in deel 6 van het O&O&I-steunkader worden gegeven, zullen zij het stimulerende effect van de steun nagaan waar het gaat om steun voor grote ondernemingen, steun voor proces- en organisatie-innovatiediensten en steun voor innovatieclusters. De Nederlandse autoriteiten zullen het stimulerende effect van de steun aan grote ondernemingen aantonen in hun jaarlijkse verslagen; d) de Nederlandse autoriteiten hebben toegezegd om de in punt 7.1 vermelde voorwaarden betreffende de individuele aanmelding van projecten die bepaalde plafonds overschrijden, na te leven;
15
e) de Nederlandse autoriteiten zullen erop toezien dat bij cumulering met andere steun de voorwaarden van punt 8 van het O&O&I-steunkader zullen worden nageleefd; f) de Nederlandse autoriteiten zullen de voorwaarden van punt 10 van het O&O&I-steunkader betreffende rapportage en de transparantie van de regeling naleven. (79)
De Commissie neemt nota van de toezegging van de Nederlandse autoriteiten om dienstige maatregelen te nemen om de aangemelde regeling in overeenstemming te brengen met het toekomstige O&O&I-steunkader.
(80)
In het licht van het bovenstaande komt de Commissie tot de conclusie dat de aangemelde maatregel voldoet aan alle voorwaarden voor verenigbaarheid die in het O&O&I-steunkader worden gegeven.
6. (81)
BESLUIT Mitsdien is de Commissie van oordeel: dat de steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU.
(82)
De Commissie herinnert de Nederlandse autoriteiten eraan dat alle voornemens om deze steunmaatregel aan te passen of te wijzigen bij de Commissie moeten worden aangemeld.
Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op het internet: http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Directoraat Staatssteun Griffie Staatssteun 1049 Brussel België Fax: +32 22961242. Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie
Joaqu•n ALMUNIA Vicevoorzitter
16