BESCHIKKING D.D. 5 FEBRUARI 2010 – NR. 2009-000933/MPM16347 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Wet milieubeheer
FEITEN Onderwerp aanvraag Op 14 oktober 2009 hebben wij een aanvraag ontvangen ingevolge de Wet milieubeheer (verder: Wm) van Recreatie ‘t Lohr (verder te noemen ’t Lohr) om een veranderingsvergunning artikel 8.1, lid 1 sub b van de Wm voor het veranderen van de inrichting of de werking daarvan en het wijzigen van de vigerende vergunning op grond van artikel 8.24, lid 1, van de Wet milieubeheer. Het betreft een recreatieve groepsaccommodatie met nadere bestemming vakantieverblijf. Locatie inrichting De inrichting ligt aan Lohrpad 2 te Voorst, kadastraal bekend gemeente Oude IJsselstreek, sectie O, nummers 393 en 391. Bestemmingsplan Op het terrein van de inrichting is het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Gendringen 2000” van toepassing, en het terrein heeft daarin de bestemming “recreatieve voorziening nadere bestemming groepsaccommodatie met zwembad”. De aangevraagde activiteiten inclusief de veranderingen passen binnen het vigerende bestemmingsplan. Vergunningsituatie Aanvraagster is in het bezit van de volgende vergunningen: - Wm; oprichtingsvergunning verleend d.d. 24 september 2002 door de gemeente; - Woningwet; bouwvergunning verleend d.d. 2 april 2003 door de gemeente; - Woningwet; gebruikersvergunning verleend d.d. 22 februari 2006 door de gemeente; - Woningwet; bouwvergunning verleend d.d. 5 maart 2006 door de gemeente en; - Wm; veranderingsvergunning verleend d.d. 28 november 2006 door de provincie. De voorschriften van de onderliggende oprichtings- en veranderingsvergunning zijn van overeenkomstige toepassing op de verandering, tenzij de aard of strekking van die voorschriften zich daartegen verzetten.
PROCEDUREEL Inhoud aanvraag De aanvraag heeft betrekking op: - het vervangen van de bestaande houtkachel van 55 kW door een nieuwe houtkachel van 150 kW; - het verbranden van maximaal 50 ton schoon resthout in de houtkachel per jaar; - het verplaatsen van de houtkachel en het emissiepunt van deze kachel; - het installeren van een pelletkachel van 120 kW uitsluitend als back-up, met name van toepassing bij extreme kou en/of uitval van de houtkachel; - het verbranden van maximaal 6 ton houtpellets in de pelletkachel per jaar; de houtpellets zijn gemaakt van een restproduct van de houtindustrie: puur hardhout zoals meranti en eikenhout, zonder restanten van verlijmd hout, spaanplaat, verf en andere milieubelastende stoffen; - de opslag van 17 ton schoon resthout (Klasse A hout) en 2 ton houtpellets; code: 00840224.doc /
-
aanvoer per vrachtauto van schoon resthout 18 keer per jaar, 3 ton per vracht; aanvoer per as van houtpellets 3 keer per jaar en; 2 vervanging van twee buffervaten door één groot vat van 10 m .
‘t Lohr verzoekt n.a.v. de hierboven genoemde veranderingen en feiten tot het aanpassen van de voorschriften 1.1.1, 1.4.2, 3.1.1 en 3.3.1 van de veranderingsvergunning verleend d.d. 28 november 2006. De veranderingsvergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd. De aanvraag bestaat uit: - het aanvraagformulier zelf, bestaande uit zeven pagina’s; - 1 bijlage, zijnde een overzichtstekening van de nieuwe situatie; - aanvullende informatie, ontvangen 26 november 2009, bestaande uit 5 bijlagen: 1. beschrijving aard van de aanvraag; 2. beschrijving van de werking van de houtkachel; 3. beschrijving van de werking van de pelletkachel; 4. beschrijving van de ligging van de emissiepunten en; 5. bekening nieuwe situatie. Bevoegd gezag Volgens het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: Ivb) behorende bij Wm, valt de inrichting onder meer onder de categorieën 18 en 28.4 onder e, sub 2 van bijlage 1 uit het Ivb. Op grond hiervan zijn wij bevoegd gezag. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) De aangevraagde veranderingen vallen niet onder de werking van het Activiteitenbesluit. Voorbereidingsprocedure Voor de behandeling van de aanvraag is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo) Er vindt vanwege de veranderingen geen lozing op het oppervlaktewater plaats. Derhalve is de Wvo niet van toepassing op de aangevraagde veranderingen. M.e.r.- (beoordelings)plicht De voorgenomen activiteit komt noch voor in Bijlage C noch in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage 1999 (verder Besluit m.e.r.). De activiteit is derhalve noch m.e.r.-plichtig noch m.e.r.-beoordelingsplichtig. Aanvullende gegevens In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 5 november 2009 in de gelegenheid gesteld om tot 3 december 2009 de aanvraag aan te vullen. Het betreft hier de gegevens met betrekking tot de oude en nieuwe locatie van het emissiepunt en specificaties van beide kachels. Deze gegevens hebben wij op 26 november 2009 ontvangen. Rondzending De aanvraag is voor advies gezonden aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek. Op 9 november 2009 is een brief van de gemeente Oude IJsselstreek ontvangen waarin zij aangeven dat zij geen opmerkingen hebben op de milieuvergunning-aanvraag.
2
Terinzagelegging Om te voldoen aan hoofdstuk 13 van de Wm en afdeling 3.4 van de Awb hebben de aanvraag met de bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit ter inzage gelegen van 17 december 2009 tot en met 27 januari 2010 op het gemeentehuis te Gendringen en het provinciehuis te Arnhem. Binnen de termijn zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking na afloop van de beroepstermijn van zes weken. Als gedurende de beroepstermijn een verzoek om een voorlopige voorziening wordt indiend, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Voorzover deze vergunning betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting dat ook is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet, treedt deze vergunning niet in werking zolang de bouwvergunning voor (een onderdeel van) het initiatief niet is verleend (artikel 20.8 van de Wm).
BELEIDSKADER ALGEMEEN De Wet milieubeheer omschrijft in de artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna wordt aangegeven hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed kunnen zijn. Ingevolge artikel 8.8, tweede lid, onder a van de Wm moeten wij bij de beslissing op de aanvraag eveneens rekening houden met het voor ons geldende milieubeleidsplan, in dit geval het Gelders Milieuplan 2004-2008 (GMP-3). Op 2 juli 2008 hebben Provinciale Staten de geldingsduur van het derde Gelders Milieuplan 2004-2008 verlengd tot en met 2010. Het Gelders afval- en grondstoffenbeleid wordt hierin vormgegeven door het nastreven van een duurzame samenleving. Hiermee worden een vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen (afvalpreventie) en een beter afval- en grondstoffenbeheer beoogd. Voor verduurzaming van de bedrijfsprocessen is vergunningverlening een goed instrument. Het opleggen van een adequate afvalscheiding is hiervan een goed voorbeeld. Ingevolge artikel 8.8, tweede lid, onder b van de Wm moeten wij bij de beslissing op deze aanvraag rekening houden met het bepaalde in artikel 10.14 van de Wm. Volgens dit artikel moet rekening worden gehouden met het geldende afvalbeheersplan voor wat betreft het beheer van afvalstoffen. De wijze waarop rekening is gehouden met het LAP is verder uitgewerkt in het hoofdstuk Afvalstoffen.
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Toetsingskader Op 1 december 2005 is een aanpassing van de Wm in werking getreden, waarmee de IPPCrichtlijn is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Dientengevolge moeten in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning voorschriften te worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken, BBT, worden toegepast.
3
Bij de bepaling van BBT dienen wij in zijn algemeenheid de in de Wm vermelde aspecten te betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder dienen wij bij de bepaling van BBT rekening te houden met de Regeling aanwijzing BBT-documenten. Beoordeling Op de aangevraagde activiteiten is, met betrekking tot de Nederlandse informatiedocumenten uit de Regeling aanwijzing BBT-documenten, de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) van toepassing. Conclusies BBT De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf.
AFVALSTOFFEN Algemeen beleid Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) worden onder de bescherming van het milieu mede verstaan de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen. Een aanvraag voor een Wmvergunning moet dan ook getoetst te worden aan de criteria voor een doelmatig beheer van afvalstoffen. Het afvalstoffenbeleid is neergelegd in het Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP2). De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het beleidskader van het LAP2. De doelstellingen van het LAP2 geven invulling aan de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten: - het stimuleren van preventie van afvalstoffen; - het stimuleren van hergebruik/nuttige toepassing van afvalstoffen door het promoten van afvalscheiding aan de bron en nascheiding van afvalstromen. Afvalscheiding maakt produkthergebruik en materiaalhergebruik (nuttige toepassing) mogelijk en beperkt de hoeveelheid te storten of in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) te verbranden afvalstoffen; - het optimaal benutten van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden hergebruikt (nuttig toepassen als brandstof); - het verwijderen van afvalstoffen door verbranding; - het verwijderen van afvalstoffen door storten. Bij de vaststelling van het LAP2 is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Daarnaast richt het LAP2 zich op het realiseren van een gelijk Europees speelveld voor afvalbeheer, het bevorderen van marktwerking en het stimuleren van innovatie bij preventie en afvalbeheer. Tot slot wordt met de doelstellingen uit het LAP2 een bijdrage geleverd aan de realisatie van beleidsdoelstellingen op het terrein van het materiaalketenbeleid, en het klimaatbeleid. Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 8.10 Wm kan de Wm-vergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip “bescherming van het milieu” is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, hierna aangeduid als het LAP2) is het afvalstoffenbeleid neergelegd
4
In het LAP2 is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een Wmvergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afvalstoffen rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP2. In bijlage 4 bij het LAP2 is per specifieke afvalstroom vastgelegd wat de minimumstandaard is voor die afvalstroom. Voor afvalstoffen waarvoor geen specifiek beleid in bijlage 4 bij het plan is opgenomen geldt het algemeen beleid uit het LAP2. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog Wm-vergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een Wm-vergunning worden verleend. Afvalstro(o)m(en) waarvoor in bijlage 4 van het LAP2 een sectorplan is opgenomen Voor de onderhavige aanvraag zijn een aantal sectorplannen uit bijlage 4 van het LAP2 van toepassing. Sectorplan 36: “Hout” ‘t Lohr heeft vergunning voor het opslaan en verstoken van maximaal 32 ton schoon resthout per jaar. Door het vervangen van de bestaande houtkachel van 55 kW door één van 150 kW en het plaatsen van een pelletkachel van 120 kW wordt er 50 ton schoon resthout en 6 ton houtpellets per jaar verstookt. Alle energie die nodig is voor ruimteverwarming en proceswarmte van de gehele inrichting wordt nu uitsluitend door deze kachels geleverd. Daarbij dient de pelletkachel als back-up: met name van toepassing bij extreme kou en/of uitval van de houtkachel. Het schone resthout is afkomstig van de deurenfabriek Susselbeek te Varsseveld. De houtpellets zijn afkomstig van Novus Energy Systems B.V. te Etten en worden gemaakt van restproducten van de houtindustrie en bestaan uit eiken en marantie hardhout, samengeperst met water, zonder enige toevoegingen en dus zonder restanten van verlijmd hout, spaanplaat, verf en andere milieubelastende stoffen. Het schoon resthout en de houtpellets zijn te beschouwen als A-hout. Het beleid voor A-hout is vastgelegd in sectorplan 36 van het LAP2 en is gericht op het bevorderen van preventie en het nuttig toepassen. De minimumstandaard voor klasse A hout is nuttige toepassing. A-hout wordt nuttig toegepast indien het als brandstof wordt gebruikt. De in de aanvraag voor klasse A hout beschreven be-/verwerkingsmethode (opslaan en gebruiken als brandstof) voldoet aan de minimumstandaard. Conclusie De opslag en het verstoken van het in de aanvraag genoemde houtafval is conform de minimumstandaard. Uitsluitend opslaan Voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen (opslaan als zelfstandige activiteit) wordt in beginsel een Wm-vergunning afgegeven, met uitzondering van die afvalstoffen waarvoor een inzamelvergunning noodzakelijk is op grond van het Besluit inzamelen afvalstoffen. Ingevolge het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt de opslag van afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering gezien als storten indien de tijdsduur van 1 jaar wordt overschreden. Indien de opslag voorafgaat aan nuttige toepassing van de afvalstoffen is deze termijn 3 jaar. ‘t Lohr heeft aangevraagd om klasse A hout op te slaan en te verstoken door middel van een nieuwe houtkachel van 150 kW voor schoon resthout (maximale opslag van 17 ton) en een pelletkachel van 120 kW voor het verstoken van houtpellets (maximale opslag van 2 ton). Deze
5
houtkachels zijn in gebruik ter opwekking van energie ten behoeve van ruimteverwarming en proceswarmte van de inrichting aan Lohrpad 2 te Voorst. Daarbij dient de pelletkachel uitsluitend als back-up, met name van toepassing bij extreme kou en/of uitval van de houtkachel. Voor de opslagtermijn van deze afvalstoffen wordt in de aanvraag aangegeven dat deze maximaal 2 tot 12 maanden is. Voor het uitsluitend opslaan van de hierboven vermelde afvalstoffen kan vergunning worden verleend omdat deze afvalstromen niet inzamel-vergunningplichtig zijn. AV-beleid en AO/IC In het LAP2 is aangegeven dat een inrichting dat afvalstoffen accepteert over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (AV-beleid) en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moet beschikken. In het AV-beleid moet zijn aangegeven op welke wijze binnen de inrichting acceptatie en verwerking van afvalstoffen plaatsvinden In de AO/IC is vastgelegd hoe door technische, administratieve en organisatorische maatregelen de relevante processen binnen een inrichting kunnen worden beheerst en geborgd om de risico’s binnen de bedrijfsvoering te minimaliseren. Vanwege de éénduidige aanlevering en de geringe omvang van afvalverwerking door ’t Lohr, zijn in de liggende veranderingsvergunning in paragraaf 1.2 voorschriften opgenomen waarin ’t Lohr wordt verplicht tot het registreren van gegevens. Deze beschrijving beschouwen wij als het A&Vbeleid. Daarin is voor de acceptatie van klasse A hout aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking plaats zullen vinden. Het beschreven A&V-beleid voldoet aan de randvoorwaarden om zeker te stellen dat afvalstromen op een zo hoogwaardig mogelijke wijze worden be- en verwerkt. Op basis van het reeds gehanteerde A&V-beleid voor het verwerken van schoon resthout en de wijze waarop het verwerken van houtpellets in deze aanvraag wordt beschreven, kunnen wij met dit A&V-beleid instemmen. ’t Lohr ontvangt geen gevaarlijke afvalstoffen maar uitsluitend schoon resthout en houtpellets. Er is vanwege de éénduidige aanlevering van afvalstoffen geen verdere beschrijving van het AO/IC verlangd. Rekening houdend met de aard van de bedrijvigheid voldoet de werkwijze van ‘t Lohr aan de randvoorwaarden zoals die in het LAP2 zijn opgenomen om zeker te stellen dat de afvalstromen op een zo hoogwaardig mogelijke wijze worden be- en verwerkt. Op basis van het gestelde in de aanvraag kunnen wij met deze manier van administreren instemmen. Wijzigingen in het A&V-beleid en/of in de administratie Wijzigingen in het A&V-beleid en/of in de administratie dienen schriftelijk aan ons te worden voorgelegd. Als bevoegd gezag zullen wij vervolgens bezien welke procedure in relatie tot de aard van de wijziging is vereist. Registratieverplichtingen De aanvrager verkrijgt met deze vergunning de mogelijkheid om afvalstoffen van buiten de inrichting te ontvangen. Dergelijke inrichtingen vallen onder het Besluit en de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Voor een effectieve handhaving van het afvalbeheer is het van belang om naast de meldingsverplichtingen tevens registratieverplichtingen op te nemen (Wm 8.14). In deze vergunning zijn dan ook voorschriften voor de registratie van o.a. de aangevoerde en de geweigerde (afval)stoffen opgenomen. Vergunningtermijn Vergunningen voor het opslaan en be- en verwerken van afvalstoffen mogen (tenzij sprake is van de activiteiten storten en/of afvalverbranding) slechts worden verleend voor een termijn van ten hoogste tien jaar (Wm, art. 8.17, tweede lid). Op deze inrichting is categorie 28.4 onder e, sub 2 van bijlage I van het Ivb van toepassing. Voor een dergelijke inrichting geldt geen maximale vergunningstermijn van tien jaar.
6
Deze veranderingsvergunning zal worden gekoppeld aan de oprichtingsvergunning van 24 september 2002. Deze veranderingsvergunning zal voor eenzelfde periode worden verleend, in dit geval voor onbepaalde tijd. Conclusie Gelet op vorenstaande inzake afvalstoffen concluderen wij dat de in de vergunningaanvraag beschreven activiteiten met afvalstoffen in overeenstemming zijn met het gestelde in de artikel 10.4 en 10.5, eerste lid, van de Wm. Op basis van artikel 8.24 Wm trekken wij voorschriften 1.1.1 en 1.4.2 van de vigerende veranderingsvergunning datum 28 november 2006 met betrekking tot de aard van de aanvraag en de maximum hoeveelheid aan opslag van stoffen, in. LUCHT Het wettelijke kader voor de bescherming van de lucht Wij beoordelen de emissies naar de lucht volgens de systematiek van de Nederlandse emissie Richtlijn-Lucht (NeR). Deze richtlijn, die de Beste beschikbare technieken (BBT) voor het beperken van emissies naar de buitenlucht beschrijft, passen wij toe als toetsingskader voor de beoordeling en regulering van luchtemissies. Op de aangevraagde emissies is hoofdstuk 5 van de Wm van toepassing. Hoofdstuk 5 Wm is van toepassing indien in de inrichting fijn stof (PM10), stikstofoxiden waaronder NO2, SO2, CO, benzeen en/of loodemissies vrijkomen die buiten de inrichting terecht komen. Wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit De grenswaarden voor de luchtkwaliteit uit Bijlage 2 van de Wm, betreffende de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen in de lucht worden door ons als toetsingscriterium gehanteerd. Tevens is in deze bijlage een richtwaarde voor ozon gedefinieerd en zijn richtwaarden gegeven voor het totale gehalte in de PM10 fractie voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. De grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan dat, in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu in zijn geheel, niet mogen worden overschreden. In beginsel dienen ter beperking van de emissies de beste beschikbare technieken te zijn toegepast. Worden desondanks overschrijdingen van de grenswaarden verwacht en er is sprake van een in betekende mate bijdrage van de inrichting, dan moet worden gezocht naar aanvullende eisen of alternatieven, waardoor de bijdrage van de inrichting per saldo niet groter wordt dan voor het te nemen besluit voor de vergunningverlening. Alleen ten aanzien van de stoffen die genoemd zijn in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer en waarvan te verwachten is dat deze stoffen door de inrichting in betekenende mate worden uitgestoten is het noodzakelijk dat een onderzoek wordt verricht naar de mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit door het in werking zijn van de inrichting. De relevante emissiebronnen naar de lucht bestaan uit verkeersbewegingen van en naar de inrichting en de emissies vanuit de houtgestookte kachel en de pelletkachel. Uit de aanvraag blijkt dat de veranderingen leiden tot extra verkeersbewegingen: vergund waren 16 vervoersbewegingen en aangevraagd zijn nu totaal maximaal 36 vervoersbewegingen. Maar gezien het totale aantal verkeersbewegingen per jaar kan worden gesteld dat de emissies naar de lucht niet noemenswaardig zal toenemen en de luchtkwaliteit dus niet verslechterd.
7
Uit de aanvraag blijkt dat t.o.v. de vergunde situatie alle energie die nodig is voor ruimteverwarming en proceswarmte van de gehele inrichting nu uitsluitend door deze kachels wordt geleverd. Daarbij dient de pelletkachel als back-up: met name van toepassing bij extreme kou en/of uitval van de houtkachel. Toetsing emissies ‘t Lohr wil klasse A hout: schoon resthout en houtpellets, gaan verstoken in de hout gestookte kachel en de pelletkachel ten behoeve van de verwarming van de bedrijfsruimten en opwekking van proceswarmte (t.b.v. de verwarming van het zwembad. Het verbranden van afvalstoffen, zoals afvalhout, is onder meer geregeld in het Besluit verbranden afvalstoffen (Bva). Bij dit besluit is de zogenaamde “witte lijst (deel 1 tot en met 5)”gevoegd (gebaseerd op richtlijn 2001/80/EG). Staat een afvalstof op deze witte lijst dan valt de verbranding van de betreffende stof niet onder het emissieregime van het Bva. Onbehandeld gebruikt hout (klasse A hout) staat genoemd in de witte lijst, respectievelijk deel 1 en deel 5. Om van Ahout te kunnen spreken wordt maximaal 3% B-hout acceptabel geacht. Bij een hoger percentage valt het hout onder de gele lijst bij het Bva en valt de verbranding ervan onder het emissieregime van dit besluit. Op de stookinstallatie bij ‘t Lohr is het Bva derhalve niet van toepassing. Het Besluit emissie-eisen stookinstallaties A (BEES A) is hier niet van toepassing omdat ‘t Lohr geen inrichting is waar meer dan 1500 kilogram afvalhout per uur wordt verstookt. In het Besluit emissie-eisen stookinstallaties B (BEES B) staan emissie-eisen voor stookinstallaties. Het verbranden van hout wordt in dit besluit niet genoemd, waardoor dit besluit niet van toepassing is op de stookinstallatie van ‘t Lohr. Naast de algemene emissie-eisen kent de NeR bijzondere regelingen voor specifieke activiteiten. In de bijzondere regelingen zijn voor die specifieke activiteiten van de algemene emissieeisen afwijkende hogere of lagere emissie-eisen opgenomen die door toepassen van BBT kunnen worden bereikt. Voor ‘t Lohr is vanuit de NeR de bijzondere regeling F7: “Installaties voor verbranding van schoon resthout” van toepassing. In de Bijzondere regeling is opgenomen dat bij de verbranding van schoon resthout moet worden gestreefd naar een doelmatig gebruik van de vrijkomende energie, bijvoorbeeld door deze in te zetten ten behoeve van ruimteverwarming of proceswarmte. Bij ‘t Lohr is dit het geval. Bij een totaal thermisch vermogen kleiner of gelijk aan 0,5 MW, wat geldt voor de stookinstallatie 3 bij ‘t Lohr, geldt een emissie-eis voor stof van 100 mg/m . De stofemissies van de houtkachel is 3 3 84 mg/m en van de pelletkachel die uitsluitend als back-up wordt ingeschakeld, is 20 mg/m . In de regeling is een ondergrens van het thermisch vermogen opgenomen waaronder geen emissie-eisen voor koolmonoxide, koolwaterstoffen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en NOx in de vergunning opgenomen hoeven te worden. Het thermisch vermogen van de verwarmingsinstallatie van ‘t Lohr blijft onder deze ondergrens. In de vergunning zijn conform de regeling uit de NeR geen emissie-eisen voor de hiervoor genoemde stoffen opgenomen. Conform §3.7 van de NeR moet een controleregime zijn uitgewerkt. Dit betekent dat een onderhoudsregime aanwezig moet zijn en dat bij een totaal thermisch vermogen kleiner of gelijk aan 0,5 MW, een garantiemeting voor stof kan worden overwogen. De vereisten met betrekking tot het onderhoudsregime en de garantiemeting hebben wij in de voorschriften opgenomen. De aangevraagde situatie bij ‘t Lohr voldoet aan het gestelde in de NeR.
8
Conclusie overwegingen aangaande de emissies naar de lucht Door het toepassen van Beste beschikbare technieken, zoals in de NeR beschreven, worden emissies naar de lucht in voldoende mate beperkt. Aan deze vergunning zijn ter borging voorschriften verbonden die tot dit doel zullen leiden. In principe zullen de emissies naar de lucht gelijk blijven maar de emissies van de houtkachels toenemen. De luchtkwaliteit zal niet verslechteren. Met betrekking tot uit de inrichting vrijkomende stoffen naar de buitenlucht ontstaat geen strijdigheid met de Wet luchtkwaliteit. Op basis van artikel 8.24 Wm trekken wij voorschrift 3.1.1 van de vigerende veranderingsvergunning datum 28 november 2006 met betrekking tot de emissies naar de lucht, in. En passen wij hoofdstuk 3.3 “Metingen en controles” aan door voorschriften op te nemen waarin de vereisten met betrekking tot het onderhoudsregime en de garantiemeting zijn opgenomen. TERMIJN VAN DE VERGUNNING Algemeen Vergunningen voor het opslaan en be- en verwerken van afvalstoffen mogen (behoudens in het geval sprake is van de activiteiten storten en/of afvalverbranding) slechts worden verleend voor een termijn van ten hoogste tien jaar (artikel 8.17, lid 2 Wm). In artikel 8.17, lid 2 van de Wm wordt verwezen naar artikel 2.2 van het Ivb waarin is opgenomen welke categorieën van inrichtingen zijn aangewezen. Op deze inrichting is categorie 28.4 onder e, sub 2 van bijlage I van het Ivb van toepassing, welke categorie niet is aangewezen. Voor een dergelijke inrichting geldt geen maximale vergunningstermijn van tien jaar.
BESLUIT Algemeen Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht en op hetgeen hiervoor is overwogen, besluiten wij: I de door Recreatie ‘t Lohr aangevraagde Wm-vergunning als bedoeld in artikel 8.1, lid 1 sub b van de Wm, te verlenen voor onbepaalde tijd gerekend vanaf de datum van dit besluit; II dat de bij dit besluit behorende delen van de aanvraag zijnde: - het aanvraagformulier zelf d.d. 14 oktober 2009, bestaande uit zeven pagina’s; - bijlage 1, overzichtstekening van de inrichting; - aanvullende informatie, ontvangen 26 november 2009, bestaande uit 5 bijlagen: 1. beschrijving aard van de aanvraag; 2. beschrijving van de werking van de houtkachel; 3. beschrijving van de werking van de pelletkachel; 4. beschrijving van de ligging van de emissiepunten en; 5. bekening nieuwe situatie; deel uitmaken van deze beschikking voor zover de voorschriften en beperkingen niet anderszins bepalen; III op grond van artikel 8.24, lid 1, Wet milieubeheer de voorschriften 1.1.1, 1.4.2 en 3.1.1, behorende bij de veranderingsvergunning d.d. 28 november 2006, nr. MPM5306, in te trekken; IV aan deze Wm-vergunning de voorschriften te verbinden, zoals die in dit besluit zijn opgenomen.
9
INHOUDSOPGAVE 1
ALGEMEEN........................................................................................................................ 11 1.1 Algemeen......................................................................................................11
2
AFVALSTOFFEN ............................................................................................................... 11 2.1 Algemeen......................................................................................................11
3
LUCHT................................................................................................................................ 12 3.1 Houtgestookte installaties ...............................................................................12
BIJLAGE: BEGRIPPEN .............................................................................................................. 14
10
VOORSCHRIFTEN
1 1.1
ALGEMEEN Algemeen
1.1.1 De inrichting moet zijn ingericht en in werking zijn overeenkomstig: de aard van de aanvraag ingediend d.d. 11 augustus 2006 m.u.v. de beschrijving van de houtkachel en de twee buffervaten en; de aard van de aanvraag ingediend d.d. 14 oktober 2009 en de aanvullende gegevens ontvangen d.d. 26 november 2009.
2 2.1
AFVALSTOFFEN Algemeen
2.1.1 Deze vergunning heeft betrekking op de acceptatie en het opslaan van de volgende afvalstoffen (inclusief de maximaal toegestane opslagcapaciteit): Gebruikelijke benaming af- Euralcodes valstof houtpellets 03.01.05
Max. opslag 2 ton
schoon resthout
17 ton
17.02.01
2.1.2 Binnen de inrichting geldt er een maximum hoeveelheid aan opslag van hieronder vermelde stoffen: de opslag van chloor en zuur tezamen mag niet meer dan 250 liter bedragen en; de opslag van gasflessen mag niet meer dan vier flessen van 12,1 liter water inhoud bedragen. 2.1.3 De vergunninghouder dient te allen tijde te handelen conform het bij de aanvraag gevoegde A&V-beleid en de administratie. 2.1.4 Wijzigingen van de procedure voor acceptatie, be- en verwerking, registratie of controle moeten uiterlijk twee weken voordat de wijziging wordt doorgevoerd (ter bepaling van de procedure die in relatie tot de aard van de wijziging is vereist) schriftelijk aan Gedeputeerde Staten worden voorgelegd. In het voornemen tot wijziging dient het volgende aangegeven te worden: - de reden tot wijziging; - de aard van de wijziging; - de gevolgen van de wijziging voor andere onderdelen van het A&V-beleid en de administratie; - de datum waarop vergunninghoudster de wijziging wil invoeren. 2.1.5 In de inrichting moet een registratiesysteem aanwezig zijn, waarin van alle aangevoerde afvalstoffen die bij de be- of verwerking van afvalstoffen worden gebruikt het volgende moet worden
11
vermeld: a. de datum van aanvoer; b. de aangevoerde hoeveelheid (kg); c. de naam en adres van de locatie van herkomst; d. de naam en adres van de ontdoener; e. de gebruikelijke benaming van de (afval)stoffen; f. de euralcode (indien van toepassing); g. het afvalstroomnummer (indien van toepassing). 2.1.6 Indien bij de controle van aangevoerde afvalstoffen blijkt dat deze niet mogen worden geaccepteerd, dienen deze afvalstoffen door vergunninghoudster te worden afgevoerd naar een inrichting die beschikt over de vereiste vergunning(en). Deze handelwijze dient in het acceptatiereglement van het A&V-beleid en de administratie te zijn vastgelegd. 2.1.7 De termijn van opslag van afvalstoffen mag maximaal één jaar bedragen. In afwijking hiervan mag de termijn van opslag van afvalstoffen maximaal drie jaar bedragen indien de vergunninghouder ten genoegen van het bevoegd gezag aantoont dat de opslag van afvalstoffen gevolgd wordt door nuttige toepassing van afvalstoffen.
3 3.1
LUCHT Houtgestookte installaties
3.1.1 Stook- en verwarmingstoestellen moeten zodanig zijn afgesteld dat een zo optimaal mogelijke verbranding plaatsvindt. 3.1.2 Een niet-gasgestookte stook- of verwarmingsinstallatie met een nominaal vermogen van meer dan 100 kW, moet bij ingebruikname en vervolgens ten minste eenmaal per twee jaar worden gekeurd op veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid. Een keuring omvat tevens de afstelling voor de verbranding, het systeem voor de toevoer van brandstof en de afvoer van verbrandingsgassen. 3.1.3 Een keuring moet worden verricht door een persoon die beschikt over een geldig certificaat dat is afgegeven door een instelling die door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd teneinde uitvoering te kunnen geven aan de "beoordelingrichtlijn voor het uitvoeren van onderhoud en inspecties aan stookinstallaties" van de Stichting Certificatie Inspectie en Onderhoud Stookinstallaties (SCIOS) of aantoonbaar voldoet aan eisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan die beoordelingrichtlijn. 3.1.4 In de inrichting moeten ten minste het laatst opgestelde keuringsrapport en het laatst opgestelde onderhoudsbewijs van de stook- of verwarmingsinstallatie aanwezig zijn. 3.1.5 De waterruimte van de ketel moet zijn beveiligd tegen het ontstaan van te hoge druk. 3.1.6 De ketel moet zijn beveiligd tegen het ontstaan van te hoge temperatuur van het te verwarmen medium.
12
3.1.7 Een automatische doseerinrichting van een resthout-/houtpellettoevoerinstallatie moet aan de druk- en temperatuurbeveiliging van de ketel zijn gekoppeld. De toevoer van resthout/houtpellets moet onmiddellijk worden gestaakt wanneer (één van) deze beveiligingen word(t)(en) aangesproken. 3.1.8 De totale emissie van stof mag bij het emissiepunt van de kachels niet meer zijn dan 100 3 mg/mo . Het meten van de stofconcentratie moet geschieden volgens NEN-ISO 9096. 3.1.9 Binnen 3 maanden na in werking gaan van de houtgestookte- en pellet kachel dient een meting van de emissie van stof plaats te vinden. De resultaten van deze meting dienen aan het bevoegd gezag te worden gestuurd. Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,
ir. B.K. Riemeijer teammanager Vergunningverlening Milieu 1
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd hiertegen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage). Indien een besluit ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is vastgesteld in samenhang met dit besluit, kan een uitspraak in beroep over dit besluit ook betrekking hebben op het besluit ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Zij die partij zijn in de hoofdzaak kunnen bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Als gedurende de beroepstermijn om een voorlopige voorziening is verzocht, wordt het besluit niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Voor het behandelen van het beroepschrift en voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de Raad van State, tel. (070) 426 44 26.
13
BIJLAGE: BEGRIPPEN ** VOOR ZOVER EEN DIN-, NEN-, NEN-EN-, OF NEN-ISO-NORM, ...: Voor zover in een voorschrift verwezen wordt naar een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NENISO-, NVN-norm, AI-blad, BRL, CPR, PGS of NPR, wordt de uitgave bedoeld die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen. Indien er sprake is van reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties is -de norm, BRL, CPR, PGS, NPR of het AI-blad van toepassing die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Alle onderstaande verklaringen en definities zijn van toepassing op de in de voorschriften gebruikte benamingen en termen, aangevuld met, dan wel in afwijking van de in NEN 5880 (Afval en afvalverwijdering, Algemene termen en definities) en de NEN 5884 (Afval en afvalverwerking, termen en definities voor bouw- en sloopafval) gegeven verklaringen en definities. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: - DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij: Nederlands Normalisatie-instituut (NEN), Afdeling verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 03 91 telefax (015) 269 02 71 www.nen.nl - InfoMil is het informatiecentrum in Nederland over milieu wet- en regelgeving. www.infomil.nl GEDEPUTEERDE STATEN: Het college van Gedeputeerde Staten. NEN: Een door het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) uitgegeven norm. NER: Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht. NUTTIGE TOEPASSING: Handelingen die zijn opgenomen in bijlage IIB van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. De belangrijkste handelingen zijn het als product of als materiaal opnieuw gebruiken van een afvalstof in dezelfde of een andere toepassing en het toepassen van een afvalstof met een hoofdgebruik als brandstof. WVO: Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
14