ONTWERPBESCHIKKING D.D. 27 MEI 2013 - ZAAKNUMMER 2012-017635 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Ontgrondingenwet Ontgronding in de gemeente Lingewaard Huissensche Waarden Beslissing van GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND op de aanvraag van Basal Toeslagstoffen Maastricht B.V. van 1 oktober 2012 om vergunning voor het ontgronden van percelen in de gemeente Lingewaard.
I
GEGEVENS
1. AANVRAAG Op 3 oktober 2012 heeft Basal Toeslagstoffen Maastricht B.V. een aanvraag om vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet ingediend voor het ontgronden van de percelen kadastraal bekend gemeente Huissen, sectie C, nrs. 88, 107, 108, 116, 133, 134, 135, 136, 137, 141, 430, 431, 432, 455, 456, 512, 555, 620, 652, 653, 670, 671, 672, 682, 683, 701, 731, 732 en 798, gemeente Doornenburg, sectie A, nrs. 1041, 1042, 1043, 1054, 1205, 1304, 2899, 2901, 2908, 2912, 3142, 3177, 3339 en 3345 en gemeente Angeren, sectie A, nrs 1, 2, 3, 4, 231, 1114, 1115, 1146, 1147, 1206, 1207, 1220, 1241, 1251, 1254 en 1256.
BESCHRIJVING AANVRAAG De percelen De percelen waarvoor vergunning wordt aangevraagd liggen buitendijks bij Huissen en Angeren, in de uiterwaarden van het Pannerdensch Kanaal en de Neder-Rijn: de Huissensche Uiterwaard en de Angerensche en Doornenburgsche Buitenpolder. Doelen van de herinrichting van het plangebied In het kader van het project Huissensche Waarden wordt het uiterwaardengebied integraal heringericht. In het project worden rivierverruiming en zand- en kleiwinning gecombineerd met recreatie, natuurontwikkeling en herstel van cultuurhistorische waarden. De economische motor voor de integrale herinrichting van het plangebied is een diepe zandwinning tussen de Looveerweg en de voormalige boerderij de Brouwketel. Het bedrijfseconomische doel van de aanvrager is het winnen van zand en klei als grondstoffen voor bouwmaterialen. Relatie van het project met de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier In 1993 en 1955 kwamen in het stroomgebied van de Rijn extreme hoogwaters voor die bijna hebben geleid tot dijkdoorbraken. Als reactie heeft de rijksoverheid de planologische kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier genomen, waarin maatregelen zijn opgenomen om de veiligheid tegen overstromingen te vergroten. In de PKB is het project Huissensche Waarden opgenomen onder de naam “Uiterwaardvergraving Huissensche Waarden”.
In vergelijking met andere Ruimte voor de Rivier-maatregelen is Huissensche Waarden een bijzonder project. Planvorming, uitvoering en financiering zijn niet, zoals bij de overige maatregelen, in handen van de overheid, maar van de particuliere initiatiefnemer. De ontgronding zelf draagt bij aan rivierverruiming, maar de initiatiefnemer van de ontgronding is ook verantwoordelijk voor de overige hoogwaterveiligheidsmaatregelen in het plangebied. De aanvraag De meest ingrijpende maatregel waarvoor vergunning wordt aangevraagd is een grote, diepe zandwinning tussen de Looveerweg en de Brouwketel. Ook wordt vergunning gevraagd voor kleiwinning ter plaatse van twee oude rivierarmen, gelegen tussen Angeren en het hoogwatervrije terrein Scherpekamp. Ook de verdere herinrichting van het plangebied maakt deel uit van de aanvraag. In het zuidoostelijke deel van de zandwinning wordt specie die economisch minder van belang is teruggebracht ten behoeve van natuurontwikkeling. Dit deel wordt op een zodanige hoogte gebracht dat zich hier het voor het rivierengebied kenmerkende maar zeldzame hardhoutooibos kan ontwikkelen. De bedrijventerreinen Looveer en Scherpekamp worden door middel van grondwerk en beplanting beter in de omgeving ingepast. De ontgrondingen leveren een bijdrage aan het maken van ruimte voor de rivier. Er wordt een nieuwe inlaat aangelegd ten behoeve van de rivierverruiming die de weg Scherpekamp doorsnijdt, met een omringende zomerkade. Om de hoogwaterveiligheidsdoelstelling van de PKB te halen worden daarnaast kades en wegen aangepast, waarbij ook de overstromingsfrequentie van de toegangsweg naar bedrijventerrein Looveer afneemt. Verder worden in het plangebied kleinere maatregelen genomen ten behoeve van recreatie, cultuurhistorie, natuur, landschap en waterhuishouding. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van 244 hectare. De aangevraagde ontgronding is 155 hectare groot. De maximale ontgrondingsdiepte is circa 35 meter onder het huidige 3 maaiveld. Bij de ontgronding komt circa 19,6 miljoen m specie vrij. Hiervan wordt naar opgave 3 3 3 van de aanvrager 5 miljoen m industriezand, 7 miljoen m ophoogzand 400.000 m grind en 3 3 600.000 m klei en bovengrond afgevoerd. De overige 5,6 miljoen m wordt ter plekke verwerkt of niet ontgraven. De aanvrager is voornemens het plan in een periode van 15 jaar uit te voeren. Eigendomssituatie De initiatiefnemer heeft een groot deel van de gronden die nodig zijn voor uitvoering van de aangevraagde vergunning in bezit. Voor zover bezit van de gronden nodig is voor de uitvoering van de herinrichting van het plangebied heeft de gemeente zich bereid verklaard het onteigeningsinstrument in te zetten op grond van het bestemmingsplan dat ten behoeve van de herinrichting in voorbereiding is. Hiermee is de eigendomssituatie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de aangevraagde ontgronding. Stabiliteit van de zandwinning Bij diepe zandwinningen bestaat bij ongunstige grondcondities of onzorgvuldige uitvoering het risico van oeverinscharingen. In 2008 is een CUR-aanbeveling verschenen over dit onderwerp. In die CUR-aanbeveling 113 is een methode voor het bepalen van taludstabiliteit opgenomen op basis van de best beschikbare kennis over het onderwerp. Sinds het verschijnen van de aanbeveling vragen Gedeputeerde Staten bij aanvragen van diepe zandwinningen om een stabiliteitsonderzoek op basis van die CUR-aanbeveling. In opdracht van de aanvrager is de taludstabiliteit van de zandwinning onderzocht volgens de methode van CUR-aanbeveling 113. Het rapport van dit onderzoek, “Beoordeling taludstabiliteit zandwinning Huissensche Waarden te Huissen”, is bij de aanvraag gevoegd. Vanwege het belang van stabiliteit van de oevers hebben Gedeputeerde Staten dit rapport door een onafhankelijk deskundig bureau laten toetsen. Resultaat daarvan is het rapport “Second opinion rapport Fugro zandwinning Huissensche Waarden”. Conclusie van beide rapporten is dat de aangevraagde taluds op een aantal aspecten voldoen, maar dat voor het aspect bresvloeiing een nadere beoordeling nodig is. Beide rapporten geven aan dat deze nadere beoordeling kan plaatsvinden in de vorm van een praktijkproef. De second opinion noemt ook de mogelijkheid van een modelberekening.
Pagina 2 van 15
In opdracht van de aanvrager is een “Werkplan praktijkproef taludstabiliteit” opgesteld en bij de aanvraag gevoegd. Natuur In opdracht van de aanvrager is de voorgenomen herinrichting van het plangebied getoetst aan de doelen van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Het toetsingsrapport “Natura 2000-toets Huissensche Waarden” is bij de aanvraag gevoegd. Conclusie van dit rapport is dat de herinrichting van het plangebied bijdraagt aan ontwikkeling en herstel van de biologische diversiteit en de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitattypen en soorten waarvoor de Gelderse Poort is aangewezen. Met de herinrichting wordt per saldo 177,2 ha nieuwe natuur gerealiseerd. Waterhuishouding Ten behoeve van de aanvraag zijn de effecten van de voorgenomen inrichtingsmaatregelen op de hydrologische situatie beschreven voor het binnendijkse gebied grenzend aan het plangebied. Het rapport van dit onderzoek, “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”, is bij de aanvraag gevoegd. In het rapport wordt geconcludeerd dat de voorgenomen inrichtingsmaatregelen, afhankelijk van waterstanden in de Rijn, effect kunnen hebben op de grondwaterstand binnendijks. Deze effecten kunnen optreden tot op 1.200 - 1.500 meter afstand onder extreme omstandigheden. De effecten zullen alleen direct bij de winterdijk aanzienlijk zijn. Eventuele extra kwel zal niet tot knelpunten leiden. Het risico van schade aan bestaande bebouwing door zetting is verwaarloosbaar. In het rapport wordt aangegeven dat in overleg met de gemeente en het waterschap peilbuizen worden geplaatst ten behoeve van de opzet van een monitoringmeetnet. Archeologie en cultuurhistorie In het kader van de milieueffectrapportage is het plangebied in opdracht van de aanvrager archeologisch en cultuurhistorisch onderzocht. Het rapport van dit onderzoek, “Raap rapport 1302. Plangebied Huissensche Waarden. Gemeente Lingewaard. Cultuurhistorisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkenning)”, is bij de aanvraag gevoegd. In dit rapport worden aanbevelingen gedaan voor omgang met cultuurhistorische waarden bij werkzaamheden in het plangebied. Voor het aspect archeologie wordt aangeraden de graafwerkzaamheden in restgeulen, strangen en woonlocaties archeologisch te laten begeleiden. Ook is uit dit onderzoek naar voren gekomen dat zich mogelijk een grafveld bevindt binnen de geplande contour van de zandwinning. Daarom is in opdracht van de aanvrager een nader onderzoek gedaan naar de vermoedelijke locatie van dit grafveld “Huissen - Hoge Wei. Gemeente Lingewaard (Gld.). Een waarderend archeologisch veldonderzoek. Steekproefrapport 2008-01/10”. Conclusie van dit rapport is dat door het booronderzoek het grafveld niet is gevonden, maar dat ook niet kan worden bewezen dat het niet op de betreffende locatie ligt. Geadviseerd wordt om graafwerkzaamheden in het betreffende perceel alleen onder archeologische begeleiding plaats te laten vinden. 2. PLANOLOGISCHE SITUATIE In de Planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier van het Rijk is de herinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd opgenomen als maatregel om de hoogwaterveiligheid te bevorderen onder de naam Uiterwaardvergraving Huissensche Waarden. In de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 is het project Huissensche Waarden op de themakaart Ruimte voor de rivier opgenomen als kansrijk integraal project. Het plangebied ligt in het waardevolle landschap Ooijpolder en Rijnstrangen en maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur.
Pagina 3 van 15
Het plangebied ligt in de gemeente Lingewaard, binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitendijks gebied 2005. Dit plan maakt de voorgenomen herinrichting inclusief ontgronding van het plangebied niet mogelijk. Een bestemmingsplan om de herinrichting planologisch mogelijk te maken is in voorbereiding. 3. PROCEDURE Bevoegdheid Op grond van artikel 3, eerste lid van de Ontgrondingenwet is het verboden te ontgronden zonder vergunning. Volgens artikel 8, tweede lid, zijn wij bevoegd om over deze aanvraag te beslissen. In artikel 8, derde lid is bepaald dat wij genoemde bevoegdheid in het winterbed van rijkswateren uitoefenen in overeenstemming met de minister van Infrastructuur en Milieu. Op grond van artikel 3, tweede lid kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden ter bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding, de herinrichting van de ontgronde onroerende zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken. Bij de ontgronding en de herinrichting van het plangebied zijn de belangen hoogwaterveiligheid, veiligheid van ontwerp en uitvoering van de zandwinning, waterhuishouding, natuur, archeologie, cultuurhistorie, recreatie en de bereikbaarheid van de aanwezige bedrijventerreinen betrokken. Daarom kunnen wij aan de aangevraagde vergunning voorschriften verbinden ter bevordering en bescherming van de genoemde belangen. Gecoördineerde procedure De voorbereiding en bekendmaking van de besluiten ter uitvoering van het project Huissensche Waarden worden gecoördineerd. Deze coördinatie vindt plaats op basis van de Ontgrondingenwet, artikelen 10a, 10c en 10e. Deze coördinatie heeft betrekking op de vergunningen op grond van de volgende wetten: Ontgrondingenwet, Waterwet en Natuurbeschermingswet 1998. De coördinatie heeft tot doel de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten voor het project af te stemmen en gelijktijdig te laten plaatshebben. De gemeenteraad van de gemeente Lingewaard heeft op grond van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening, besloten het bestemmingsplan en de vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gezamenlijk met voornoemde besluiten voor te bereiden en bekend te maken. Alle bestuurslagen zijn betrokken in de gecoördineerde procedure en stemmen hun besluiten daarin op elkaar af. Uit de onderlinge afstemming in de gecoördineerde procedure blijkt de onderlinge instemming van de betrokken bestuursorganen met elkaars besluiten. Crisis- en herstelwet van toepassing Op de besluiten in de gecoördineerde procedure is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen en dat de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Dit betekent dat het indienen van een zogenaamd “pro forma” beroepschrift niet mogelijk is. Een belanghebbende moet de reden(en) waarom hij/zij beroep instelt, in zijn/haar beroepschrift vermelden. Milieueffectrapportage Op ontgrondingen met een oppervlakte van meer dan 25 hectare is de m.e.r.-plicht van toepassing (artikel 7.2, eerste lid, onder a juncto artikel 3, eerste lid van de Wet milieubeheer, juncto Besluit milieueffectrapportage 1994, onderdeel C, 16.1). De aangevraagde ontgronding heeft een oppervlakte van circa 155 hectare en is derhalve een m.e.r.-plichtig besluit. Het milieueffectrapport “Milieueffectrapport Huissensche Waarden” en de aanvulling daarop “Aanvulling milieueffectrapport Huissensche Waarden” zijn ter informatie bij de ter visie liggende stukken gevoegd, samen met het toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage “Herinrichting Huissensche Waarden te Lingewaard”.
Pagina 4 van 15
Het milieueffectrapport is op 6 november 2008 door aanvrager bij Gedeputeerde Staten ingediend. Naar aanleiding van inspraakreacties en het vooroverleg met de MER-commissie heeft aanvrager in april 2009 de aanvulling gepubliceerd. De MER-commissie heeft op 27 mei 2009 haar toetsingsadvies gepubliceerd. In de voorbereiding op het bestemmingsplan en de verscheidene vergunningaanvragen ten behoeve van het project zijn aanvullende onderzoeken gedaan en zijn de opmerkingen van uit het toetsingsadvies door aanvrager verwerkt. Het definitieve inrichtingsplan is wel op hoofdlijnen, maar niet exact gelijk aan het voorkeursalternatief uit het milieueffectrapport. Ten opzichte van het voorkeursalternatief is de zandwinplas kleiner geworden en is de invulling van de natuurontwikkeling nader ingevuld vanuit de doelen van Natura2000. Daarmee zijn de milieueffecten van het project in ieder geval niet groter dan die van het voorkeursalternatief en sluit de inrichting beter aan bij de geldende natuurdoelen. 4. ADVIEZEN Met de gemeente Lingewaard, Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat heeft in het kader de gecoördineerde procedure afstemming plaatsgevonden over aspecten van de onderhavige vergunning. Zij zullen een formele reactie geven op de ontwerpbeschikking.
II
BELANGENAFWEGING
De aanvrager wil in de Huissensche Waarden een grote zand- en kleiwinning realiseren met daaraan gekoppeld een herinrichting van het gebied. Hierop is het provinciale beleid voor zanden kleiwinning van toepassing, zoals dat is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan 2005 en in het provinciale Beleidsplan zand- en kleiwinning. Het provinciale beleid schrijft voor dat bij zand- en kleiwinningsprojecten koppeling moet plaatsvinden met realisatie van gewenste functies, dat de winning ruimtelijke meerwaarde moet bieden en dat sprake moet zijn van maatschappelijk draagvlak. In de belangenafweging zullen wij de aspecten draagvlak en ruimtelijke kwaliteit apart meewegen. Het aspect realisatie van gewenste functies komt aan bod onder de noemer planologie. De ontgrondingenwet bepaalt dat besluiten op ontgrondingsaanvragen worden genomen op basis van een afweging van de bij de ontgronding betrokken belangen. In het onderhavige geval gaat het om de volgende belangen: a b c d e f g h i
veiligheid tegen overstromingen; planologie; stabiliteit van de zandwinning; natuur; waterhuishouding; archeologie en cultuurhistorie; leefomgeving; maatschappelijk draagvlak; ruimtelijke kwaliteit
Pagina 5 van 15
Ad a veiligheid tegen overstromingen Het project Huissensche Waarden is een van de maatregelen die in het kader van de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier worden genomen om het stroomgebied van de Rijn beter te beschermen tegen overstromingen. Door meer ruimte voor de rivier te maken kunnen water, ijs en sediment beter wegstromen naar zee en treden minder hoge waterstanden in de rivier op, waardoor het risico op overstromingen afneemt. De voorgenomen herinrichting van het plangebied, waarvan de aangevraagde ontgronding deel uitmaakt en die uit die ontgronding wordt gefinancierd, is van essentieel belang voor de veiligheid van het rivierengebied. In de PKB is aangegeven dat de hoogwaterveiligheidsmaatregelen voor eind 2015 uitgevoerd dienen te zijn. Bij de overige PKB-maatregelen heeft de overheid als initiatiefnemer het halen van deze termijn grotendeels zelf in de hand. Bij het project Huissensche Waarden ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de initiatiefnemer. Deze is met de provincie Gelderland en de gemeente Lingewaard overeengekomen op tijd, dat wil zeggen voor eind 2015, zorg te dragen voor de hoogwaterveiligheidsmaatregelen. Wij zullen in de vergunning voorschriften opnemen om te waarborgen dat de hoogwaterveiligheidsmaatregelen op tijd, zijnde in overeenstemming met de rijksplanning voor de PKB-projecten, zullen worden uitgevoerd. Uit oogpunt van hoogwaterveiligheid achten wij de voorgenomen herinrichting van het gebied, waarvan de aangevraagde ontgronding deel uitmaakt, essentieel en beoordelen wij de aanvraag positief. Ad b planologie Artikel 10, zesde lid, van de Ontgrondingenwet bepaalt dat een ontgrondingsvergunning niet wordt verleend indien de beoogde ontgronding in strijd is met een ruimtelijk besluit, tenzij die strijd naar verwachting zal worden opgeheven. Voor het plangebied wordt een bestemmingsplan opgesteld dat de aangevraagde ontgronding en de herinrichting van het gebied mogelijk maakt. De aangevraagde ontgronding is in overeenstemming met dit ruimtelijk besluit. Hiermee wordt voldaan aan artikel 10, zesde lid, van de Ontgrondingenwet. Gelet op het bovenstaande ontmoet de aangevraagde ontgronding vanuit planologische aspecten geen bezwaar. Voor het overige geldt dat in de provinciale structuurvisie Streekplan 2005 het project Huissensche Waarden is opgenomen als kansrijk integraal project om ruimte voor de rivier te maken. Met het project wordt beoogd ruimte voor de rivier te maken en het plangebied integraal te herontwikkelen. Daarnaast ligt het plangebied in het provinciale waardevolle landschap Ooijpolder en Rijnstrangen. Hoewel de schaal van de zandwinplas groot is voor het landschap waarin die komt te liggen, worden geen kernkwaliteiten van het waardevol landschap, zoals beschreven in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen, aangetast. Als kernkwaliteit wordt genoemd “Complexen van strangen (oude rivierarmen) komen voor ten noorden van het splitsingspunt van Rijn en Waal: Rijnstrangen.” Met de realisatie van het inrichtingsplan zullen oude rivierarmen in het zuiden van het plangebied weer zichtbaar worden gemaakt, waarmee het Rijnstrangencomplex wordt doorgetrokken aan de westzijde van het Pannerdensch Kanaal. Hiermee wordt een kernkwaliteit van het waardevolle landschap versterkt. Ook is het grootste deel van het plangebied in het streekplan aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Met de herinrichting van het plangebied wordt riviergebonden natuur ontwikkeld, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. Uit oogpunt van provinciaal ruimtelijk beleid achten wij de voorgenomen herinrichting gewenst.
Pagina 6 van 15
Ad c stabiliteit van de zandwinning In zowel het in opdracht van de aanvrager uitgevoerde onderzoek naar stabiliteit van de taluds als in de toetsing daarvan in opdracht van Gedeputeerde Staten wordt geconcludeerd dat de aangevraagde taluds voldoen op een aantal aspecten, maar dat op basis van de eenvoudige toetsing volgens CUR-aanbeveling 113 nog niet voor de volledige taludlengte zonder meer kan worden geconcludeerd dat de taluds stabiel zijn. Daarvoor is aanvullend onderzoek nodig op basis van de CUR-aanbeveling. In de vergunning zullen wij een voorschrift opnemen om te borgen dat dit aanvullende onderzoek wordt uitgevoerd alvorens over de gehele taludlengte mag worden ontgrond. Bij de aanvraag is reeds een werkplan voor een praktijkproef als aanvullend onderzoek gevoegd. Dit werkplan beoordelen wij positief. Wij zullen in de vergunning echter niet opnemen dat volgens dit werkplan wordt gewerkt, daar in de tijd tussen vergunningverlening en uitvoering van de proef nieuwe inzichten kunnen ontstaan (theoretisch of kennis van het gebied) die kunnen leiden tot een verbetering van dit werkplan of een wijziging van de aanpak. Naar ons oordeel is hiermee de stabiliteit van de taluds van de zandwinning voldoende gewaarborgd. Ad d natuur Het plangebied is een uiterwaard die thans grotendeels in agrarisch gebruik is. Verspreid komen natuurwaarden voor in de vorm van ondiepe wateren en oeverzones, bosjes, stroken met opgaande begroeiing en ruig grasland. Het productiegrasland, dat meer dan de helft van het plangebied beslaat, is van betekenis als fourageergebied voor overwinterende ganzen. Door de voorgenomen herinrichting van het gebied zal een beperkte hoeveelheid bestaande natuurwaarden verdwijnen. De herinrichting gaat voornamelijk ten koste van productiegrasland. Daarvoor in de plaats komt een diepe zandwinplas met beperkte natuurwaarde, maar wordt ook een grote oppervlakte nieuwe natuur aangelegd. De aanvraag voorziet in het zodanig herinrichten van het plangebied dat per saldo ca. 177 ha nieuwe natuur wordt gerealiseerd. In het rapport van de toetsing van de herinrichting aan Natura 2000-doelen wordt de ingreep getoetst aan alle doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn die gelden voor het gebied de Gelderse Poort. In het rapport wordt geconcludeerd dat de herinrichting een positief effect heeft op de natuurwaarden in het gebied. Wij onderschrijven deze conclusie. In het kader van de gecoördineerde procedure is ook een aanvraag voor vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet bij ons en bij de Minister van Economische Zaken ingediend. De minister en wij zijn voornemens de gevraagde vergunning te verlenen. Uit oogpunt van natuur beoordelen wij de voorgenomen herinrichting positief. Ad e waterhuishouding Uitvoering van de voorgenomen inrichtingsmaatregelen zal invloed hebben op de grondwaterstanden in het binnendijkse gebied, grenzend aan het plangebied. In het rapport over de grondwatereffecten wordt geconcludeerd dat de effecten geen knelpunten zullen opleveren. Eventuele extra kwel kan door het bestaande watersysteem worden afgevoerd en het risico van schade aan bestaande bebouwing door zetting is verwaarloosbaar. Wij onderschrijven de conclusies van het rapport. In het kader van het project is een monitoringmeetnet ingericht zodat op basis van metingen gevolgd kan worden of de grondwatersituatie in overeenstemming is met de berekeningen in genoemd rapport. Wij zullen in de vergunning een voorschrift opnemen tot het instandhouden van dit meetnet, rapportage en het openbaarmaken van de gegevens van dit meetnet. Ook zullen wij voorschrijven dat op representatieve panden in Huissen en Angeren meetpunten worden geplaatst waarmee eventueel toch optrendende verzakkingen van die panden kunnen worden geregistreerd. Naar ons oordeel ontmoet de aangevraagde ontgronding geen overwegend bezwaar uit het oogpunt van waterhuishouding.
Pagina 7 van 15
Uiteraard zijn er tevens kritische reacties. Deze hebben betrekking op de mogelijke effecten van recreatieve ontwikkelingen voor omwonenden. Het gaat dan om verwachtingen omtrent de verkeerstoename, mogelijke parkeerdruk, lawaai en dergelijke. Anderen wijzen op het verlies aan agrarische grond als gevolg van de ontgronding. Tenslotte worden een aantal technische aspecten zoals de fasering en duur van de werkzaamheden, eventuele (geluids)overlast, mogelijke veranderingen in het grondwaterpeil en dergelijke, kritisch gevolgd. Uit oogpunt van maatschappelijk draagvlak beoordelen wij de voorgenomen herinrichting van het gebied overwegend positief. Ad i ruimtelijke kwaliteit Complexere projecten worden in het kader van ons beleid voor zand- en kleiwinning voorgelegd aan het provinciale kwaliteitsteam ontgrondingen voor toetsing op het aspect ruimtelijke kwaliteit. Het provinciale Kwaliteitsteam Ontgrondingen (KTO) heeft tweemaal advies uitgebracht over het inrichtingsplan, op 19 december 2006 en op 16 juli 2007. Het KTO is een intern team dat door de provincie is ingesteld om de ruimtelijke meerwaarde van ontgrondingsprojecten te beoordelen en te adviseren over planaanpassingen. Het advies staat niet open voor bezwaar en beroep. In de adviezen heeft het KTO aandacht geschonken aan onder meer de aspecten ligging, grootte en vorm van de zandwinplas, realisering van doelen van provinciaal ruimtelijk beleid voor het gebied, inpassing van de industriegebieden in de omgeving, natuurkwaliteit en het gebruiken van economisch minder waardevol zand en klei voor het realiseren van kwaliteiten ter plekke. In de verdere ontwikkeling van het inrichtingsplan heeft de initiatiefnemer rekening gehouden met de adviezen van het KTO. In het inrichtingsplan is een aantal recreatieve voorzieningen opgenomen die de beleefbaarheid van het gebied en dus de gebruikswaarde en ruimtelijke kwaliteit vergroten. Gezien het bovenstaande zijn wij van mening dat het project past binnen ons beleid voor zanden kleiwinning. Naar ons oordeel levert de gehele herinrichting van het gebied, waarvan zanden kleiwinning deel uitmaakt en die daardoor wordt gefinancierd, een positieve bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit ter plekke. Wij zullen in de vergunning een voorschrift opnemen dat ziet op uitvoering en fasering van het inrichtingsplan. Uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit beoordelen wij de voorgenomen herinrichting positief. Andere belangen die geschaad zouden kunnen worden door de beoogde ontgronding zijn voor zover ons bekend niet in het geding. CONCLUSIE Op grond van bovenstaande overwegingen komen wij tot de conclusie dat de aangevraagde ontgronding van belang is uit het oogpunt van veiligheid, ruimtelijk beleid, natuur en ruimtelijke kwaliteit. Ook bestaat een groot maatschappelijk draagvlak voor de aangevraagde ontgronding. Er zijn geen belangen in het geding die zodanig geschaad worden dat de vergunning geweigerd zou moeten worden. Dit betekent dat de vergunning kan worden verleend.
Pagina 9 van 15
een verhoogd risico op verzakking te hebben. Het is niet toegestaan te starten met de ontgronding voordat het genoemde rapport door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. Uitvoering 11.
Het is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten dieper te winnen dan NAP-5,0 m, behoudens voor uitvoering van de praktijkproef voor het vaststellen van taludstabiliteit. Uitvoering van de praktijkproef dient in overleg met Gedeputeerde Staten plaats te vinden. De vergunninghouder dient toe te staan dat waarnemers namens Gedeputeerde Staten aanwezig zijn bij de praktijkproef. Een schriftelijk verslag van de praktijkproef dient in tweevoud aan Gedeputeerde Staten te worden toegestuurd, waarna Gedeputeerde Staten bij gebleken stabiliteit van het voorgestelde talud kunnen besluiten toestemming te verlenen om dieper te winnen dan NAP- 5,0 m. Indien uit de praktijkproef blijkt dat het voorgestelde talud niet stabiel is, zullen Gedeputeerde Staten slechts toestemming verlenen om dieper te winnen dan NAP -5,0 volgens taluds waarvan volgens de systematiek van CUR-aanbeveling 113 of volgens de dan best beschikbare methode is aangetoond dat deze veilig zijn.
12.
De afwerking en de inrichting van het terrein, inclusief de taluds, moet minimaal gelijke tred houden met de vordering van de ontgrondingswerkzaamheden, voor zover mogelijk gezien de afwerking van de zandwinplas met restspecie.
13.
De aanvullende inrichtingsmaatregelen die onderdeel uitmaken van het inrichtingsplan dienen te worden gefaseerd zoals beschreven hoofdstuk 5 van de tot de aanvraag behorende planbeschrijving.
14.
De winwerktuigen waarmee de ontzanding wordt uitgevoerd moeten uitgerust zijn met een plaatsbepalingssysteem en een dieptemeter, waarmee continu de diepte van de zuigmond en de afstand van de zuigmond tot de insteek bepaald kunnen worden (vereiste nauwkeurigheid van 1 meter). De plaatsbepaling moet digitaal worden bijgehouden. Deze digitale gegevens dienen aan boord van het winwerktuig aanwezig te zijn. De gegevens inzake plaatsbepaling moeten op verzoek van Gedeputeerde Staten worden toegezonden.
15.
Elke 6 maanden en telkens wanneer Gedeputeerde Staten daartoe opdracht geven, moet de houder (eventueel uitgevoerd door een onafhankelijke instantie of een deskundig adviesbureau), ten genoegen van Gedeputeerde Staten, ter plaatse van de zuiger peilingen (laten) verrichten, waarmee de ligging van het talud en de bodem worden vastgesteld. De resultaten hiervan moet de houder terstond aan Gedeputeerde Staten doen toekomen. Indien uit peilingen blijkt dat een voorschrift is overtreden dient de houder maatregelen te treffen om de overtreding ongedaan te maken. De geplande maatregelen moeten vooraf en het resultaat van de maatregelen na uitvoering door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd. De houder is verplicht deze maatregelen te treffen binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen periode.
16.
De houder is verplicht peilbuizen te plaatsen conform het tot de aanvraag behorende rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”. Deze peilbuizen dienen een meetfrequentie van minstens een keer per dag te hebben. De houder is verplicht een erkend adviesbureau opdracht te geven opnames van de door de houder geplaatste peilbuizen jaarlijks en telkens wanneer Gedeputeerde Staten daartoe opdracht geven aan Gedeputeerde Staten toe te zenden. Ook dient de houder de
Pagina 12 van 15
Beheer na oplevering 20.
In de uitvoeringsovereenkomst tussen de houder en de gemeente is vastgelegd dat er een beheerstichting zal worden opgericht, waarin de gemeente en de houder participeren. De stichting voert het beheer over de terreinen na oplevering. De overeenkomst verplicht de houder om in totaal 1.324.000 euro in een beheer- en onderhoudsfonds storten. Steeds wanneer een deel van het gebied wordt overgedragen moet de houder een evenredig deel van de totale som in het fonds storten.
Opgave speciegegevens 21.
Door of vanwege de houder moet elk jaar voor 1 maart aan Gedeputeerde Staten schriftelijk opgave worden gedaan van de in het voorafgaande kalenderjaar gewonnen en afgevoerde hoeveelheid delfstoffen. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt in industriezand, ophoogzand, grind en keramische klei.
Geldigheidsduur 22.
B
Deze vergunning vervalt drie jaar na datum verlening, indien met het ontgronden krachtens deze beschikking geen begin is gemaakt. Indien de vergunning is opgeschort wordt de genoemde termijn verlengd met de duur van de schorsing. Indien een aanvraag tot verlenging is ingediend wordt de genoemde termijn opgeschort tot de beslissing op de verlengingsaanvraag van kracht is. Zolang deze aanvraag in behandeling is, mag van de vergunning geen gebruik worden gemaakt.
De vergunningen: RG95.23353, verleend op 27 januari 1997 en gewijzigd op 19 mei 2008 onder zaaknr. 2006-020934, op 13 november 2009 onder voornoemd zaaknr. en op 11 januari 2012 onder genoemd zaaknummer en 76-756/9/LL407/D/ik, verleend op 22 februari 1980 en gewijzigd op 8 november 1999 onder nr. RE1999.53334 in te trekken. Deze intrekking geldt vanaf het moment dat het onder A genoemde besluit in werking treedt. Arnhem, 27 mei 2013
Om mogelijke schade aan eventuele kabels en leidingen te voorkomen, raden wij aan contact op te nemen met het Kabels en Leidingen Informatiecentrum, onderdeel van het Kadaster (tel. 0800-0080 of via www.kadaster.nl/klic). Volgens de KLIC-procedure dient dit minimaal drie werkdagen voor het begin van de werkzaamheden te geschieden. Aan het KLIC kan worden doorgegeven waar en wanneer de ontgrondingswerkzaamheden zullen plaatsvinden. Het KLIC informeert de betrokken kabel- en leidingbeheerders, die vervolgens op hun beurt contact zullen opnemen met degene die de KLIC-melding heeft gedaan.
Pagina 14 van 15
De Flora- en Faunawet verbiedt het verstoren van broedvogels. Hiervoor worden geen ontheffingen verleend. Dit betekent dat tijdens het broedseizoen mogelijk op een aangepaste manier gewerkt moet worden teneinde verstoring van broedvogels te voorkomen. Als tijdens de ontgrondingswerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dient dit op grond van de Monumentenwet 1988 direct gemeld te worden bij de gemeente waar de ontgrondingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Zienswijzen Gedurende de periode van terinzagelegging kunnen door eenieder schriftelijk of mondeling zienswijzen over de ontwerpbesluiten in de gecoördineerde prodcedure naar voren brengen. Ingediende zienswijzen worden met het uiteindelijke besluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd. Schriftelijke zienswijzen kunnen worden gericht aan Gedeputeerde Staten van Gelderland, t.a.v. de heer V. Muit, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem, of aan
[email protected], onder vermelding van het zaaknummer dat op de eerste bladzijde van het ontwerpbesluit staat vermeld. Voor een mondelinge zienswijze of toelichting over het ontwerpbesluit kan contact worden opgenomen met de provincie Gelderland, de heer V. Muit (telefoonnummer (026) 359 92 57). Wij maken u erop attent dat alleen beroep tegen het uiteindelijke besluit kan worden ingediend als de indiener ook een zienswijze heeft ingebracht tegen het ontwerpbesluit en men belanghebbende is. De periode van terinzagelegging staat vermeld op de kennisgeving welke wordt toegezonden met het ontwerpbesluit en is in te zien op de site van de provincie: www.gelderland.nl>actueel>bekendmakingen.
Pagina 15 van 15