R
MONTAGE- EN GEBRUIKSAANWIJZING
FIGHTER COMBI 1210
MOS NL 9943-1 011297 FIGHTER COMBI 1210
R
-2
0
+2
1 0 R
R
LEK
1
Inhoud Voor de huiseigenaar Algemeen
Bediening
Korte productbeschrijving ........................................2 Tabel met instellingen ............................................2
Systeembeschrijving Functieprincipe ........................................................3
Voorpaneel Voorpaneel ..............................................................4 Functies ..................................................................5 Instelling van de verschillende bedrijfsstanden ......5
Algemeen ................................................................6 Instelling, verwarming ............................................6 Wijziging van de ruimtetemperatuur ........................6 Geproduceerde warmte ..........................................7 Aanmaak van warmwater ........................................7 Reservestand ..........................................................7 Beschikbare informatie en instellingen op display ..8
Voor de installateur Algemene informatie voor de installateur Transport en opslag ..............................................10 Plaatsing ..............................................................10 Richtwaarden voor collectors ................................10 Installatiecontrole ..................................................10 Bedrijfsstand met elektrisch verwarmde ketel ......10 Circulatiepomp bronsysteem..................................10
Bediening Algemeen ..............................................................11 Instellingen ............................................................11
Aansluiting van de leidingen Algemeen ..............................................................13 Leidingaansluiting (bronsysteem) ........................13 Leidingaansluiting (CV-systeem) ..........................13 Leidingaansluiting (boiler) ....................................13 Grafiek pompcapaciteit, CV-systeem ....................14
Elektrische aansluiting Aansluiting ............................................................15 Externe besturing elektrisch verwarmingselement 15 Geleverd vermogen bij aflevering ........................15 Aansluiting van buitentemperatuurvoeler ..............15
Inbedrijfstelling en instellingen Voorbereiding ........................................................16 Bijvullen en ontluchten van het bronsysteem ........16 Bijvullen van het CV-systeem ..............................16 Starten en controle ................................................16 Afstellingen, CV-systeem ......................................16 Afstellingen, bronsysteem ....................................16 Aftappen van boiler ..............................................16
Plaatsing van de componenten Plaatsing van de componenten ............................18 Set met meegeleverd materiaal ............................19
Bedradingsschema 4 kW – uitvoering Bedradingsschema 4 kW – uitvoering ..................20
Bedradingsschema 5 – 10 kW – uitvoering Bedradingsschema 5 – 10 kW – uitvoering ..........21
Circuitschema Circuitschema ......................................................22
Overzicht van de componenten Overzicht van de componenten ............................23
Afmetingen Maten en plaatsingscoördinaten ..........................24
Technische gegevens Technische gegevens ............................................25 Accessoires ..........................................................25
Maatregelen in geval van bedrijfsstoringen Lage ruimtetemperatuur of geen warmwater ........26 Lage ruimtetemperatuur ........................................26 Hoge ruimtetemperatuur ......................................26 Indicaties ..............................................................26 Starthulp circulatiepomp ........................................27 Aftappen bronsysteem ..........................................27 Aftappen CV-systeem ..........................................27 Reiniging circulatiepomp ......................................27
Instelling van besturingseenheid Instelling aan de hand van diagram ......................17 Verschuiving, stooklijn -2 ......................................17 Verschuiving, stooklijn 0 ........................................17 Verschuiving, stooklijn +2 ....................................17
FIGHTER COMBI 1210
Voor de huiseigenaar
2
Algemeen Voor optimaal gebruik van de warmtepomp FIGHTER COMBI 1210 dient u de Montage- en gebruiksaanwijzing onder het hoofdstuk “Voor de huiseigenaar” zorgvuldig door te lezen. De FIGHTER COMBI 1210 is een warmtepompcentrale voor verwarming en aanmaak van warmwater in vrijstaande huizen en eengezinswoningen. Als warmtebron kunnen o.a. grond, berggrond of meren worden gebruikt. De FIGHTER 1210 is een in Zweden vervaardigd kwaliteitsproduct met lange levensduur en goede bedrijfszekerheid. Moet worden ingevuld door de installateur wanneer de warmtepomp is geïnstalleerd: Installatiedatum Typeaanduiding / serienummer
FIGHTER COMBI 1210- _ _ _ kW
Nr _ _ _ _ _ _ _
Installatörer
Type bronvloeistof – Mengverhouding/vriespunt Actieve boordiepte / collectorlengte Inbedrijfstellingscontrole Temperatuur bronvloeistof (aanvoer/retour) ___ / ___
Instelling pomp
___
Instelling pomp
___
(Nominaal temperatuurverschil 2 – 5 °C)
Temperatuur CV-systeem (in/uit)
___ / ___
(Nominaal temperatuurverschil 5 – 10 °C)
Menu
Basisinst.
Menu
Basisinst.
2
Ruimte
..............
10 Diff WP-Bv
.............. 3
3
CV-r
.............. A
11 WP-int
.............. 20
3
WW start
.............. 44
11 WWB-stop
.............. 50
4
Bron r-
.............. -12
12 XVV-stop
.............. 65
5
Stooklijn
.............. 9
12 XVV-int
.............. 14
5
Ruimte-comp .............. 4
17 Parallell
..............
5b CV-aanv min
.............. 15
5b CV-aanv max .............. 45 9b WP-°min
.............. 60
9b BV-°min
.............. 300
10 CV diff WP
.............. 13
Datum ________
Paraaf ____________________________
FIGHTER COMBI 1210
Voor de huiseigenaar
3
Systeembeschrijving Werkingsprincipe De FIGHTER 1210 bestaat o.a. uit een warmtepompmodule, een elektronische besturingseenheid met display voor de regeling van de warmtepomp. De FIGHTER COMBI 1210 wordt op het bronsysteem resp. het CV-systeem aangesloten. De warmteopname uit de warmtebron (berg, bodem of meer) geschiedt via een gesloten bronsysteem, waarin een mengsel van water en anti-vries circuleert. Grondwater kan ook als warmtebron worden gebruikt, maar dan is echter een tussenliggende warmtewisselaar vereist.
De bronvloeistof geeft in de verdamper van de warmtepomp zijn energie aan het koelmedium af, dat hierbij verdampt om daarna te worden gecomprimeerd in de compressor. Het koelmedium, waarvan de temperatuur nu is toegenomen, wordt naar de condensor geleid, waar het zijn energie aan het CV-systeem afgeeft. Na de condensor zit een ingebouwd elektrisch verwarmingselement dat kan worden ingeschakeld indien het systeem een ontoereikende hoeveelheid warmte levert
CV- Värme Värme CV-r aanv retur fram WW VV KW KV
Het CV-systeem en het warmwatersysteem dienen volgens de geldende regels met de benodigde veiligheidsuitrusting te worden uitgerust.
Vattenvärmare Boiler Dubbele mantel Dubbelmantel
Köldbärare (KB)aan in Bron Wisselklep Växelventil Värmebärare CV-systeem (VB), fram aanvoer Värmebärare CV-systeem (VB), retur retour
Pomp, Köldbärarpump bronsysteem
Elkassett Elektrisch verwarmingselement VärmebärarPomp, CVpump systeem
Köldbärare Bron (KB) r- ut
Verdamper Förångare Koelmodule Kylmodul
Kondensor Condensor Compressor Kompressor Expansionsventil Expansieklep
FIGHTER COMBI 1210
Voor de huiseigenaar
4
Frontpaneel Het frontpaneel
Display C
CV-aanv 47(52) °C VB-Fram 49 (50) °C Warmwater 48 °C Varmvatten 51 °C
Functietoetsen
Controlelampjes
B
D
-2
0
+2
Warmer/kouder E
1 0 R
N.B. Controleer of het systeem gevuld is, voordat u de schakelaar (A) in stand 1 of R zet.
FIGHTER COMBI 1210
Schakelaar A
Voor de huiseigenaar
5
Frontpaneel Functies A Schakelaar
D
Schakelaar met 3 standen (1 – 0 – R). 0 Warmtepomp niet ingeschakeld. 1 Normale stand. Alle regelfuncties ingeschakeld. R Reservestand; alleen CV-pomp en elektrische trap 2 in bedrijf.
Verwarming – Een constant brandend lampje geeft aan dat de verwarming is ingeschakeld (circulatiepomp in bedrijf). Warmtepomp – Een constant brandend lampje geeft aan dat de compressor in bedrijf is. Warmwater – Een constant brandend lampje geeft aan dat er warmwater wordt aangemaakt. – Een snel knipperend lampje geeft aan dat tijdelijke verhoging van de warmwatertemperatuur is geselecteerd (ca. 60 °C gedurende 24 uur). – Een langzaam knipperend lampje geeft aan dat tijdelijke verhoging van de warmwatertemperatuur is geselecteerd (ca. 60 °C volgens ingestelde tijdsinterval). Extra verwarming – Een constant brandend lampje geeft aan dat de extra verwarming in bedrijf is. – Een langzaam knipperend lampje geeft aan dat bedrijf van de extra verwarming is toegestaan. – Een snel knipperend lampje geeft aan dat alleen de extra elektrische verwarming in bedrijf is.
B Functietoetsen Zoeken Selectie displaymenu. Hoger Verhoging van de actuele waarde Lager Verlaging van de actuele waarde Bedrijfsstand In – en uitschakeling van extra verwarming en/of verwarming. Zie onderstaande hoofdstuk. Extra ww Tijdelijke of periodieke verhoging van de warmwatertemperatuur.
C Display Tijdens normaal bedrijf worden onderstaande gegevens getoond: CV-aanv: Actuele temperatuur CV-systeem (temperatuur van water vanaf warmtepomp). Warmwater: Actuele temperatuur van het warmwater.
Controlelampjes
Alarm Een snel knipperend lampje geeft aan dat er iets met het systeem aan de hand is.
E
Warmer/kouder Met de draaiknop “Warmer/kouder” kan de ruimtetemperatuur worden verhoogd/verlaagd (de CV-aanvoertemperatuur wordt hierdoor gewijzigd).
Instelling van de verschillende bedrijfsstanden Normale stand (basisinstelling): Extra elektrische verwarmingselement kan indien nodig worden ingeschakeld. De aanmaak van warmwater treedt indien nodig in werking. Lichtdiodes: Verwarming: Brandt constant Warmwater: Brandt constant tijden aanmaak van warmwater Extra verwarming: Knippert / Brandt constant In de stand “Geen extra verwarming”: Druk één keer op de knop “Bedrijfsstand”. Lichtdiodes: Verwarming: Brandt constant Warmwater: Brandt constant tijden aanmaak van warmwater Extra verwarming: Uit In de stand “Geen ruimteverwarming”: Druk één keer op de toets “Bedrijfsstand”. Lichtdiodes: Verwarming: Uit Warmwater: Brandt constant tijden aanmaak van warmwater Extra verwarming: Uit Door nu nogmaals op de toets “Bedrijfsstand” te drukken zal de normale stand weer worden ingeschakeld.
Normale stand: Geen verhoging van WW-temperatuur ingeschakeld. Tijdelijk verhoogde warmwatertemperatuur: Druk één keer op de toets “Extra WW”. Deze verhoogde temperatuur van het warmwater is gedurende 24 uur actief. De lichtdiode “Warmwater” knippert snel. Diode brandt constant tijden aanmaak van warmater. Tijdelijk verhoogde warmwatertemperatuur: Druk nogmaals op de toets “Extra WW”. De verhoging van de temperatuur van het warmwater vindt nu plaats volgens menu 12. De lichtdiode “Warmwater” knippert langzaam. De diode brandt constant tijdens de aanmaak van warmwater. Door nu nogmaals op de toets “Extra WW” te drukken zal de normale stand weer worden ingeschakeld.
FIGHTER COMBI 1210
Voor de huiseigenaar
6
Bediening Algemeen
De temperatuur binnenshuis is afhankelijk van verscheidene factoren. Tijdens warme jaargetijden zijn de naar binnen stralende zon en de warmteafgifte van in huis aanwezige personen en apparaten meestal voldoende om het huis op temperatuur te houden. Wanneer het kouder begint te worden moet het verwarmingssysteem worden aangezet. Hoe kouder het buiten wordt, des te meer warmte moeten de radiatoren afgeven. Bij de FIGHTER COMBI 1210 vindt deze aanpassing automatisch plaats m.b.v. een elektronische besturingseenheid, die echter allereerst van de juiste basisgegevens moet worden voorzien. De regeling van de hoeveelheid warmte die wordt geproduceerd geschiedt normaal gesproken volgens het principe “glijdende condensatie”, d.w.z. dat de voor de verwarming benodigde warmte bij een bepaalde buitentemperatuur wordt geproduceerd aan de hand van de verzamelde gegevens vanaf de buitentemperatuur- en aanvoertemperatuurvoelers. Als optie kan ook een ruimtetemperatuurvoeler ter compensatie voor afwijkingen van de ruimtetemperatuur worden geïnstalleerd. De aanmaak van warmwater wordt geprioriteerd en geregeld m.b.v. een temperatuurvoeler in de boiler, alsmede een bedrijfspressostaat. Ter controle van de werking van de warmtepomp is de installatie uitgerust met de nodige temperatuurvoelers voor de in- en uitgangstemperatuur van het bronsysteem (collector). De uitgangstemperatuur van het bronsysteem kan indien gewenst tot een minimum worden beperkt (bijv. bij grondwatersystemen).
Instelling, verwarming De instelling vindt plaats zowel met behulp van een voorprogrammering van de “stooklijn”, zie onder “Toegankelijke informatie en instellingen op de display”, als met behulp van de instelling van de parameter “Verschuiving stooklijn” met behulp van de knop “Warmer/kouder”. Indien u niet weet, welke waarden moeten worden ingesteld, kunnen de uitgangswaarden van nevenstaande kaart worden gebruikt. Indien de ruimtetemperatuur niet naar wens is, kan het nodig zijn om het systeem nader af te stellen. NB! Wacht één dag na elke instelling, zodat het systeem de tijd krijgt om zich te stabiliseren.
Wijziging van de ruimtetemperatuur Handmatige wijziging van de ruimtetemperatuur Indien u de temperatuur in huis tijdelijk of permanent wilt veranderen, draait u de knop “Warmer/kouder” rechtsc.q. linksom. Eén gradatiestreepje komt overeen met een verandering van ca. 1 graad. NB! Een verhoging van de ruimtetemperatuur kan worden “afgeremd” door de thermostaten van de radiatoren of de vloerverwarming, die in het gegeven geval moeten worden geopend. Voorbeeld 1 Huis met laagtemperatuur* verwarmingssysteem Stooklijn 10 wordt op de display geselecteerd en de knop “Warmer/kouder” op -2. 2 Huis met vloerverwarming** in betonnen vloerconstructie Stooklijn 5 wordt op de display geselecteerd en de knop “Warmer/kouder” op -1. 3 Huis met vloerverwarming** in houten vloerconstructie Stooklijn 8 (10 – 2 = 8) wordt op de display geselecteerd en de knop “Warmer/kouder” op -1. *
Met een laagtemperatuur verwarmingssysteem wordt een systeem bedoeld, waarbij de aanvoertemperatuur van het verwarmingswater op de koudste dag niet hoger dan 55 °C dient te zijn. ** De capaciteit van vloerverwarmingen kan bijzonder verschillend zijn. Voorbeeld 2 en 3 zijn van toepassing op een systeem waarbij de aanvoertemperatuur van het verwarmingswater op de koudste dag 35 – 40 °C c.q. 45 – 50 °C dient te zijn
Wijziging van de instelling. Koude weersomstandigheden Bij een te lage ruimtetemperatuur, verhoog de waarde voor de stooklijn met één stap. Bij een te hoge ruimtetemperatuur, verlaag de waarde voor de stooklijn met één stap. Warme weersomstandigheden Bij een te lage ruimtetemperatuur, draai de knop “Warmer/kouder” één stap naar rechts. Bij een te hoge ruimtetemperatuur, draai de knop “Warmer/kouder” één stap naar links. FIGHTER COMBI 1210
Voor de huiseigenaar
7
Bediening Geproduceerde warmte De regeling van de warmtetoevoer naar het huis vindt plaats in de elektronische besturingseenheid (stooklijn en verschuiving). Volgens de instelling wordt het huis van de juiste hoeveelheid warmte voorzien, voor de van toepassing zijnde buitentemperatuur. De aanvoertemperatuur vanaf de warmtepomp (CV-aanv) zal rond de theoretisch gewenste waarde schommelen (waarde tussen haakjes op display elektronische besturingseenheid). Bij een ondertemperatuur berekent de besturingseenheid een onderschot in de vorm van “graadminuten”, hetgeen betekent dat de inschakeling van de productie van warmte vroeger plaatsvindt al naar gelang de op dat ogenblik heersende ondertemperatuur. De elektronische besturingseenheid van de warmtepomp heeft vier trappen, één voor de warmtepomp en drie voor de het elektrische verwarmingselement. Het vermogen van het verwarmingselement is bij aflevering 6 kW (3 x 2 kW) maar kan worden omgeschakeld voor een vermogen van 9 kW (3 x 3 kW).
Aanmaak van warmwater Indien er warmwater wordt gevraagd, prioriteert de warmtepomp deze vraag en schakelt over op de stand voor warmwater met het volledige vermogen van de warmtepomp. In deze stand zal geen productie van CV-verwarming plaatsvinden. Indien de vraag naar warmwater groot is, zal de tijd worden beperkt tot max. 45 minuten. Daarna wordt CV-verwarming geregeld gedurende 15 minuten, waarna eventueel opnieuw op de aanmaak van warmwater kan worden overgeschakeld. Indien het elektrische verwarmingselement is aangesloten voor verwarmingsproductie vóór aanmaak van warmwater, zal dit element 1 stap onder bedrijf voor aanmaak van warmwater blijven liggen. De warmwaterproductie zal starten zodra de WW-temperatuur is teruggelopen tot de starttemperatuur (30 – 49 °C). Uitschakeling vindt plaats m.b.v. de bedrijfspressostaat van de warmtepomp, teneinde de maximale watertemperatuur te verkrijgen. Bovendien kan de warmwaterproductie plaatsvinden wanneer de warmtepomp het stopniveau voor verwarmingsproductie heeft bereikt, terwijl er minder dan 2 °C ontbreekt voor de start van warmwaterproductie. Dit om het aantal startsequenties te beperken. NB! De getoonde warmwatertemperatuur wordt gemeten aan het onderste gedeelte van de boilermantel. Hierdoor is het niet mogelijk om een exacte
temperatuur af te lezen. Meestal is de uitgaande warmwatertemperatuur hoger dan de getoonde waarde. In geval van een tijdelijk verhoogde vraag naar warmwater kan van de functie “Extra WW” gebruik worden gemaakt, waarmee de temperatuur kan worden verhoogd tot 60 °C gedurende een periode van 24 uur (één keer op toets drukken). Deze verhoging boven 50 °C vindt plaats met behulp van het elektrische verwarmingselement. Er is ook een functie voor periodieke verhoging van de warmwatertemperatuur (twee keer op toets “Extra WW” drukken). Er vindt in deze stand een tijdelijke verhoging tot ca. 60 °C plaats m.b.v. het elektrische verwarmingselement gedurende een interval tussen 1 en 90 dagen.
Reservestand Om ook warmte te kunnen produceren wanneer het bronsysteem is afgesloten of in geval van service kan de warmtepomp in de reservestand worden gezet, om zodoende alleen het elektrische element voor de verwarming te gebruiken. In deze stand wordt geen warmwater aangemaakt. De compressor en het bronsysteem zijn buiten werking en alleen het CV-systeem en het elektrische verwarmingselement zijn geactiveerd. De temperatuur wordt geregeld door de thermostaat (3). Deze stand wordt geactiveerd door de schakelaar (8) in de stand “R” te zetten.
FIGHTER COMBI 1210
Voor de huiseigenaar
8
Bediening Beschikbare informatie en instellingen op display
De FIGHTER COMBI 1210 is uitgerust met een LCD-display met twee regels. Via deze display en de toebehorende toetsen kan de warmtepomp voor de gewenste temperatuur worden ingesteld. Zoeken Door herhaalde malen op de toets “Zoeken” te drukken kunt u onderstaande displays oproepen tot de gewenste informatie wordt getoond. Waarden die tussen haakjes worden getoond, zullen ook in onderstaande tekst tussen haakjes worden beschreven. Indien een waarde instelbaar is, zal dit onderstaand worden aangegeven door [P] (Programmeerbaar). In die gevallen waarbij een waarde niet kan worden veranderd, bladert u verder naar het volgende menu door op de toets “Zoeken” te drukken. Instelling Om een bepaalde waarde te veranderen moet de toets “Hoger” eerst één keer worden ingedrukt. Nu verschijnt er onder de waarde een cursorstreepje. Nu kan de waarde worden verhoogd of verlaagd met behulp van de toetsen “Hoger” resp. “Lager”.
1 CV-aanv 47(52) °C Warmwater 48 °C In de normale stand wordt bovenstaande informatie op het LCD-display van de warmtepomp getoond. CV-aanv: Actuele aanvoertemperatuur. (Berekende aanvoertemperatuur.) Warmwater Indicatie van de temperatuur van het warmwater.
2 Buiten -14 °C Ruimte 20,5(20) °C Buiten Actuele buitentemperatuur. Ruimte Actuele ruimtetemperatuur. [P] (Ingestelde gewenste waarde van ruimtetemperatuurvoeler.) Instelgebied: 5 – 30 °C.
3 CV-r 37 (A) °C WW start 49(47) °C CV-r Actuele temperatuur van binnenkomend water in CVsysteem. [P] (Max. toelaatbare retourtemperatuur.) Instelgebied: 40 – 52 °C alsmede A. Instelling van CV-r De tussen haakjes aangegeven waarde is vooringesteld op “A” (automatische indirecte controle van de retourtemperatuur) waarbij de bedrijfspressostaat indirect de retourtemperatuur beperkt. Indien een wijziging gewenst is, druk één keer op de toets “Hoger”. Nu verschijnt er een cursorstreepje onder de waarde voor “CV-r”. Druk daarna op de toets “Hoger” of “Lager” om de gewenste waarde in te stellen. Druk op de toets “Zoeken” om verder te gaan. WW start De actuele temperatuur in het onderste gedeelte van de buitenmantel van de boiler. [P] (Gekozen startniveau voor aanmaak van warmwater.) Instelgebied: 30 – 49 °C Instelling van WW-start Druk op de toets “Zoeken”. Er verschijnt nu een cursor onder de waar de voor “WW-start”. Druk daarna op de toets “Hoger” of “Lager” om de starttemperatuur voor de aanmaak van warmwater te selecteren. Druk op de toets “Zoeken” om weer verder te gaan.
4 Bron aan +3 °C Bron r0(-12) °C Bron aan De temperatuur van het binnenkomende water in het bronsysteem. Bron rDe temperatuur van het wegstromende water in het bronsysteem. [P] (Min. toelaatbare temperatuur van bronsysteem vanaf WP.) Deze waarde mag alleen door een vakman worden gewijzigd en moet worden gebruikt voor de min.beperking met alarmfunctie, bijvoorbeeld als vorstbeveiligingsfunctie bij een grondwatersysteem of een aanzuigluchtsysteem. Bij grondwatersystemen met een tussenliggende warmtewisselaar kan 0 °C een geschikte waarde vormen. Bij instelling van de laagste waarde (-12) zijn de minimumbeperking en het alarm niet ingeschakeld. Instelgebied: -12 – +10 °C.
FIGHTER COMBI 1210
Voor de huiseigenaar
9
Bediening Beschikbare informatie en instellingen op display 5a Stook lijn 9 Ruimte-comp 4 °C Stooklijn [P] Ingestelde stooklijn. Instelgebied: 1 – 15. Instelling van de stooklijn Druk één keer op de toets “Hoger”. Nu verschijnt er een cursorstreepje onder de waarde van de stooklijn. Druk hierna op de toetsen “Hoger” of “Lager” om de gewenste stooklijnwaarde in te voeren. Druk op de toets “Zoeken” om weer verder te gaan. Ruimte-comp [P] Bij 1 °C afwijking van de kamertemperatuur verandert de gewenste waarde voor CV-aanv met de aangegeven waarde. Een hogere waarde geeft een snellere reactie bij over- of ondertemperatuur in het appartement. De normale waarde voor een radiatorsysteem is 4. Instelgebied: 0 – 6 °C Instelling van de parameter Ruimte-comp (Alleen van toepassing met geinstalleerde ruimtetemperatuurvoeler) Nadat de waarde voor de stooklijn is ingevoerd, drukt u op de toets “Zoeken”. Het cursorstreepje verschijnt nu onder de waarde voor “Ruimte-comp”. Verander de waarde met behulp van de toetsen “Hoger” en “Lager”. Een hogere waarde geeft een snellere reactie bij over- of ondertemperatuur in de woonruimte. De normale waarde voor een radiatorsysteem is 4.
In geval van vloerverwarming met glijdende condensatie kunnen minimaal 18 °C en maximaal 40 °C bijvoorbeeld geschikte waarden zijn. Bij vaste condensatie kunnen gelijke waarden worden gekozen voor zowel de minimum- als de maximumtemperatuur. (De plaatsing van de voeler, de temperatuurinstelling en de pompcapaciteit dienen hierbij in acht te worden genomen). Instelgebied: 30 – 70 °C Instelling van CV-aanv min en CV-aanv max Druk één keer op de toets “Hoger”. Nu verschijnt er een cursorstreepje onder de waarde van de stooklijn. Druk hierna op de toetsen “Hoger” of “Lager” om de gewenste stooklijnwaarde in te voeren. Druk op de toets “Zoeken” om verder te gaan naar “CV-aanv max” om ook indien gewenst deze waarde te wijzigenmin”.
6 WP start WP uit
10
WP start: Telt het aantal keren dat de warmtepomp is gestart (accumulerende waarde). WP uit: Toont de bedrijfsstand: ”WP uit”, ”WP aan”, ”WP start om X minuten of ”Hoge retourtemp”.
7 WP-tijd Bv-tijd
40 h 0h
WP-tijd: Toont het aantal bedrijfsuren van de warmtepomp. Bv-tijd: Toont het aantal bedrijfsuren van de extra verwarming.
5b CV-aanv min 15 °C CV-aanv max 45 °C
8
Dit menu is een submenu van menu 5a en kan worden geactiveerd wanneer de cursor onder de variabel “Stooklijn” staat (of onder “Ruimte-comp” bij ruimtetemperatuurvoeler) door op de toets “Zoeken” te drukken). CV-aanv min [P] Instelling van de berekende minimumtemperatuur van de CV-aanvoer. Instelgebied: 10 – 50 °C. Vooringestelde waarde: 15 °C CV-aanv max [P] Instelling van de berekende maximumtemperatuur van de CV-aanvoer. Instelgebied: 30 - 70 °C. De vooringestelde waarde is 45 °C. Deze waarde moet daarom normaal gesproken worden verhoogd voor een systeem met radiatoren. Vanwege de normale schommelingen in de aanvoertemperatuur kan de ingestelde waarde worden onder- resp. overschreden.
Basisinst. Nederland
0
Basisinst: Om de basisinstellingen op te roepen, verander de 0 in een 1 met behulp van de toets “Hoger” en druk op de toets “Bedrijfsstand”. Nederland: Geselecteerde taal. Selecteren van de taal Door nogmaals op de toets “Zoeken” te drukken wordt het menu voor taalselectie geactiveerd. Om een andere taal te selecteren drukt u op de toets “Hoger”. Wanneer de gewenste taal is gekozen drukt u weer op de toets “Zoeken”. Nu komt u weer terug bij menu 1 eventuell service.
NB! Eventueel gewijzigde waarden dienen op blz. 2 van deze gebruiksaanwijzing te worden genoteerd. Deze gegevens zijn van belang bij eventuele servicewerkzaamheden
FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
10
Algemene informatie voor de installateur Transport en opslag
Installatiecontrole
De FIGHTER COMBI 1210 moet staand en droog worden getransporteerd en opgeslagen. Tijdens het naar binnen dragen kan de FIGHTER COMBI 1210 echter voorzichtig achterover worden neergelegd.
Volgens de geldende voorschriften dient de verwarmingsinstallatie aan een installatiecontrole te worden onderworpen, voordat de installatie in gebruik wordt genomen. Deze controle mag alleen door een daartoe bevoegd persoon worden uitgevoerd. De installatiecontrole dient te worden gedocumenteerd. Bovenstaande voorschriften zijn van toepassing op een installatie die is uitgerust met een gesloten expansievat. Indien de warmtepomp en/of het expansievat wordt vervangen dient altijd een controle te worden uitgevoerd.
Plaatsing De FIGHTER COMBI 1210 moet op een vaste ondergrond (max. 3° helling) worden geplaatst, bij voorkeur een betonnen vloer of fundering. De meegeleverde rubberen voetjes moeten worden gemonteerd. De FIGHTER COMBI 1210 moet in een niet geluidgevoelige ruimte met de rugzijde tegen een buitenmuur worden gezet teneinde ongemak van storende geluiden te elimineren. Indien dit niet mogelijk is, dienen aan slaapkamers grenzende muren te worden vermeden. Ongeacht de plaatsing dient een muur, die aan een geluidsgevoelige kamer grenst, te worden geïsoleerd. Leidingen die langs binnenmuren, welka aan een slaap- of woonkamer grenzen, mogen niet met klemringen worden vastgezet.
Richtwaarden voor collectors Capaciteit warmtepomp
Opp.vl.warmte, aanbevolen collectorlengte
Bergwarmte, aanbevolen actieve boordiepte
4
200 – 250 m
60 – 80 m
5
250 – 325 m
80 – 100 m
7
325 – 400 m
100 – 120 m
8,5
380 – 2x250 m
130 – 150 m
10
2x225 – 2x325 m
150 – 170 m
Bedrijfsstand met elektrisch verwarmde ketel Het aggregaat kan als elektrische verwarmde ketel dienst doen voor verwarming en aanmaak van warmwater zolang de installatie van de collector nog niet gereed is. De temperatuur van het warmwater is voor dit doeleinde vooraf ingesteld op 50 °C. Zie onder “Instellingen, menu 14”.
Circulatiepomp bronsysteem De circulatiepomp van het bronsysteem volgt normaal gesproken de bedrijfsvolgorde van de warmtepomp. Er is een speciale stand voor continue bedrijf gedurende 10 dagen, waarna automatisch op normaal bedrijf wordt overgeschakeld (deze stand kan worden gebruikt zolang de circulatie nog niet stabiel is). Zie onder “Instellingen, menu 14”.
Van toepassing op PEM-slang 40 x 2,4 PN 6,3 De lengte van de collectorslang varieert afhankelijk van de berg-/grondeigenschappen en het verwarmingssysteem, bijvoorbeeld radiatoren alt. vloerverwarming. In geval van meerdere collectoren dienen deze parallel te worden aangesloten, met mogelijkheid voor afstelling van de doorstroming. De diepte voor het leggen van de slang dient ca. 1 meter te bedragen en de afstand onderling minimaal 1 meter. In geval van meerdere boorgaten dient de afstand tussen de gaten onderling minimaal 15 meter te bedragen.
FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
11
Bediening Algemeen Om onderstaande menu’s op te roepen, dient u de toets “Zoeken” gedurende 7 seconden ingedrukt te houden. Daarna drukt u nogmaals op de toets “Zoeken” totdat het gewenste menu verschijnt. Om de waarde van een variabel te veranderen, dient de toets “Hoger” te worden ingedrukt. Hierna verschijnt er onder de waarde een cursorstreepje. Nu kan de waarde worden veranderd met behulp van de toetsen “Hoger” en “Lager”. Door weer op de toets “Zoeken” te drukken zal de cursor naar de onderste waarde springen, zodat ook deze waarde eventueel kan worden gewijzigd. De regeling van de stroomcapaciteit voor optimaal comfort wordt door de elektronische besturingseenheid geregeld. De besturingseenheid berekent het tekort aan aanvoertemperatuur in de vorm van graadminuten.
Indien de werkelijke aanvoertemperatuur gedurende 60 minuten bijvoorbeeld 3 graden lager heeft gelegen dan de berekende aanvoertemperatuur, worden door de besturingseenheid 3 x 60 = 180 graadminuten geregistreerd. Bij standaardinstelling dient het aantal graadminuten 360 te bedragen (60 + 300) voordat de eerste vermogentrap van het elektrische verwarmingselement wordt ingeschakeld. Daarna worden de volgende trappen ingeschakeld met nogmaals een verschil van 100 graadminuten. Deze vermogentrappen liggen daarna actief totdat het tekort aan graadminuten voor de van toepassing zijnde trap is opgeheven. Dit betekent dat de aanvoertemperatuur net zoveel graadminuten boven het berekende aanvoerniveau moet liggen als het eerdere tekort. Op deze manier wordt de door de besturingseenheid berekende gemiddelde aanvoertemperatuur verkregen.
Instellingen 9a
10 GM
CV diff WP Diff WP-Bv
0
GM [[P] Actuele waarde van het aantal graadminuten. Deze waarde kan worden gewijzigd om bijv. de start van de warmteproductie te bespoedigen. Instelgebied: -3300 – +100.
9b WP-°min BV-°min
60 300
Dit menu is een ondermenu van menu 9a en wordt geactiveerd door de cursor onder de waarde voor “GM” te zetteen en daarna op de toets “Zoeken” te drukken. Een eventuele extra verwarming treedt nu met de eerste trap in werking wanneer de som van de in dit menu ingestelde WP-°min en BV°min is bereikt. Eventuele overige trappen worden ingeschakeld tussen 360 graadminuten en 560 graadminuten met regelmatige interval. WP-°min [P] Onderschot graadminuten voordat de warmtepomp mag starten. Basisinstelling: 60. Instelgebied: 5 – 250. BV-°min [P] Verdere onderschot graadminuten voordat de eerste trap van de extra verwarming (Bv) mag worden ingeschakeld. Basisinstelling: 300. Instelgebied: 50 – 2500.
13 3
CV diff WP [P] Grootste temperatuurafwijking van de nominale waarde voor het CV-systeem voordat een gedwongen regeling van de warmtepomp plaatsvindt. Basisinstelling: 13. Instelgebied: 3 – 25. Een geschikte waarde bij vaste condensatie is 3. Diff WP-Bv [P] De afwijking naar beneden van “CV diff WP” voor welke waarde geforceerde besturing van extra verwarming (Bv) plaatsvindt. Basisinstelling: 3. Instelgebied: 1 – 8. Een geschikte waarde bij vaste condensatie is 2
11 WP-int WWB-stop
20 m 50 °C
WP-int [P] Minimum tijdsinterval in aantal minuten tussen twee inschakelingen van de warmtepomp. Basisinstelling: 20. Instelgebied: 20 – 60. WWB-stop [P] Stoptemperatuur aanmaak van warmwater tijdens bedrijf met “Extra verwarming”. Basisinstelling: 50. Instelgebied: 10 – 70.
FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
12
Bediening Instellingen
12
15 65 °C 14d
XVV-stop XVV-int
Kal.Bui 0 Ruimt 0 Bronaa 0 Bronre 0
XVV-stop [P] Stoptemperatuur aanmaak van warmwater. Basisinstelling: 65. Instelgebied: 60 – 65 XVV-int [P] Interval in aantal dagen voor periodiek extra warmwater. Basisinstelling: 14. Instelgebied: 1 – 90.
13
Kal.Bui [P] Kalibrering van buitentemperatuurvoeler. Ruimt [P] Kalibrering van ruimtetemperatuurvoeler. Bronaa [P] Kalibrering van temperatuurvoeler in bronsysteem aanvoer. Bronre [P] Kalibrering van temperatuurvoeler in bronsysteem retour. Instelwaarde voor alle eenheden: -5 – +5.
16 DriftP HP/MS
1
1 LP 1
Man
DriftP: Toont de status van de bedrijfspressostaat (1 = gesloten, 0 = open). HP/MS: Toont de status van de hogedrukpressostaat/ motorbeveiliging (1 = gesloten, 0 = open). Leidt tot bestaand alarm. Manuele reset van motorbeveiliging. LP: Toont de status van de lagedrukpressostaat (1 = gesloten, 0 = open).
Man: Handmatige test van alle uitgangen. Wijzig ”Man 0” in ”Man 1” of ”Man 2” om verschillende funties te kunnen testen. Om dit menu te verlaten moet de functie ”Man 0” worden gekozen. Man1 68 0 35 0 xx 0
69 0
14 Bron-pump Bv-drift
0 0
Man2 16 0 L 0 x1 0 x2 0 x3 0
Bron-pomp: Geforceerd bedrijf van bronpomp. Wijzig 0 tot 1 met de toets “Hoger” en druk op de toets “Bedrijfsstand”. Schakelt na 10 dagen weer over op normaal bedrijf of na een herstart. Bv-drift: Indien bedrijf van een elektrische extra verwarming gewenst is (bijv. wanneer de collectorinstallatie nog niet is voltooid), schakel dan van 0 tot 1 en druk op de toets “Bedrijfsstand”. De 1 wordt dan door de code “EP” vervangen. Kies de juiste bedrijfsstand voordat de functie Bv-drift wordt geactiveerd (Bv-drift blokkeert de bedrijfsstandfunctie).
0
Relais 68: Relais 69: Relais 35: Relais XX: Relais 16: Relais L: Relais X1: Relais X2: Relais T3:
Startcontactgever, WP Bedrijfscontactgever, WP Circulatiepomp bronsysteem Wisselklep ww Circulatiepomp CV-systeem Niet actief Extra 1 Extra 2 Niet actief
Servicetijd Parallell
0 0
Servicetijd: Verander van 0 tot 1 om het tijdverloop 60 keer te versnellen. Wordt 8 minuten na de laatste druk op een toetst weer gereset. Parallel: Draaipotentiometer “Warmer/kouder” voor een verschuiving van de stooklijn (parallelle verschuiving). Om weer terug te keren tot display 9 kunt u op de toets “Zoeken” drukken. U komt dan eerst weer naar display 1. Hier kunt u weer gedurende 7 seconden de toets “Zoeken” indrukken om zodoende weer in de servicestand te komen, display 9.
NB! Eventueel gewijzigde waarden dienen op blz. 2 van deze gebruiksaanwijzing te worden genoteerd. Deze gegevens zijn van belang bij eventuele servicewerkzaamheden. FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
13
Aansluiting van de leidingen Algemeen
Leidingaansluiting (CV-systeem)
Aansluiting van de leidingen dient volgens de geldende voorschriften te worden gedaan. De FIGHTER COMBI 1210 kan alleen functioneren met een maximum retourtemperatuur van ca. 48 °C en een uitgangstemperatuur van ca. 55 °C vanaf de warmtepomp. Aangezien de FIGHTER COMBI 1210 niet is uitgerust met afsluitkleppen, dienen dergelijke kleppen buiten de warmtepomp te worden gemonteerd teneinde eventuele service te vereenvoudigen.
De leidingaansluiting voor het verwarmingssysteem dient aan bovenzijde te worden gedaan. De benodigde veiligheidsuitrusting. afsluitkleppen (zo dicht mogelijk bij warmtepomp installeren), alsmede het meegeleverde vuilfilter moeten worden gemonteerd. Bij aansluiting op een systeem met thermostaten op alle radiatoren moet een overloopklep worden gemonteerd, of dienen er een aantal thermostaten te worden verwijderd teneinde een toereikende doorstroom te waarborgen.
Leidingaansluiting (bronsysteem) Voor de maatberekening van de collector dient rekening te worden gehouden met de geografische ligging, berg/grondsoort, alsmede de capaciteit van de warmtepomp. Tijdens het leggen van de collectorslang dient men erop toe te zien, dat deze altijd stijgend ligt t.o.v. de warmtepomp, teneinde luchtzakken in het systeem te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, dienen hoog gelegen punten van ontluchtingsmogelijkheden te worden voorzien. SÄK Alle bronleidingen in verwarmde ruimtes dienen tegen condens te worden geïsoNK leerd. Het niveaureservoir (NK) dient als hoogste punt in het bronsysteem te worden geïnstalleerd, op de aanvoerleiding AV* vóór de warmtepomp. Condensdruppels vanaf het niveaureservoir kunnen voorkomen. Plaats het reservoir daarom zodanig dat overige uitrusting niet kan worden beschadigd. De veiligheidsklep (SÄK) dient via een T-koppeling direct op het niveaureservoir (NK) te worden aangesloten. De vrije aansluiting van de T-koppeling (naar boven toe) dient zodanig te worden afgedicht, dat deze aansluiting kan worden gebruikt voor het bijvullen van het systeem. Indien de temperatuur van het bronsysteem tot onder het vriespunt kan dalen, dient het systeem tegen bevriezing te worden beveiligd door bijv. ethanol van het type Svedol of Brineol aan het systeem toe te voegen. De mengverhouding dient ca. 30% ethanol en 70% water te bedragen. Als richtwaarde voor de volumeberekening wordt 1 liter kant en klare bronvloeistof per meter collectorslang gebruikt (van toepassing op PEM-slang 40 x 2,4 PN 6,3). Het niveaureservoir moet worden gemerkt met het type anti-vries dat is gebruikt. Het bronsysteem kan naar keus aan linker- of rechterzijde worden aangesloten. De onderste zijplaten moeten al naar gelang van toepassing van plaats worden verwisseld. Afsluitkleppen dienen zo dicht mogelijk bij de warmtepomp worden gemonteerd. Monteer het vuilfilter op de aanvoerleiding. In geval van aansluiting op een open grondwatersysteem, dient er met het oog op verontreiniging en bevriezingsgevaar in de verdamper, een tussenliggend tegen bevriezing beveiligd circuit worden geïnstalleerd. Hiervoor is een extra warmtewisselaar nodig.
Leidingaansluiting (boiler) De boiler dient te worden uitgerust met alle benodigde kleppen. CV retour
CV aanvoer P EXP
SF WW KW
Cirk.pump Värmepump Varmvatten Tillsatsvärme Larm
Kontrollera att vatten finns i pannan innan den inkopplas.
SÄK NK
AV*
Bron aanvoer SF Bron retour
NK Niveaureservoir SF Vuilfilter KW Koudwater WW Warmwater AV Afsluitklet
FIGHTER COMBI 1210
1 0 R
Voor de installateur
14
Aansluiting van de leidingen Grafiek pompcapaciteit, CV-systeem
Beschikbare pompcapaciteit Drukverlies
Drukverlies
FIGHTER COMBI 1210 - 4 kW
kPa mvp 80 8 60
6
60
6
40
4
40
4
20
2
20
2
0
0
0
FIGHTER COMBI 1210 - 7 kW
kPa mvp 80 8
Doorstroming
0 0
250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 l/h
Drukverlies
Doorstroming 0
250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 l/h
Drukverlies
FIGHTER COMBI 1210 - 5 kW
kPa mvp 80 8
FIGHTER COMBI 1210 - 8,5 kW
kPa mvp 80 8
60
6
60
6
40
4
40
4
20
2
20
2
0
0
0
0
Doorstroming 0
250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 l/h
Doorstroming 0
250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 l/h
Drukverlies
FIGHTER COMBI 1210 - 10 kW
kPa mvp 80 8 60
6
40
4
20
2
0
0
Doorstroming 0
FIGHTER COMBI 1210
250 500 750 1000 1250 1500 1750 2000 2250 2500 l/h
Voor de installateur
Elektrische aansluiting Elektrische aansluiting ■ Bij een eventuele isolatietest van het pand moet de warmtepomp worden losgekoppeld ■ De warmtepomp dient op 400 V 3-fases, nul + aarde te worden aangesloten via een elektrische centrale met zekeringen.. ■ De FIGHTER COMBI 1210 is niet uitgerust met een dubbelpolige schakelaar voor de binnenkomende elektrische spanningstoevoer. Daarom dient de installatie te worden uitgerust met een werkschakelaar. ■ De aansluiting van de warmtepomp mag niet worden gedaan zonder goedkeuring van het elektriciteitsbedrijf en dient te worden gedaan onder toezicht van een erkende elektrotechnisch installateur. ■ Indien van een installatieautomaat gebruik wordt gemaakt, dient deze een motorkarakteristiek te hebben. Wat betreft de zekeringcapaciteit, zie onder “Technische gegevens”.
Externe besturing van elektrische verwarmingselement ■ Een uitschakeling van het volledige elektrische vermogen kan worden geregeld door een extern sluitend contact op pos. 1 en 2 van de klemmenstrook (30) aan te sluiten. ■ Een uitschakeling van het volledige elektrische vermogen, maar met de mogelijkheid om van de functie “Extra warmwater” gebruik te maken, kan worden geregeld door een extern sluitend contact op pos. 1 en 3 van de klemmenstrook (30) aan te sluiten. ■ Een uitschakeling van het elektrische vermogen in stappen kan worden geregeld door de accessoire “belastingschakelaar EBV 200” op pos. 1 en 2 van de klemmenstrook (30) aan te sluiten.
15
Geleverd vermogen bij aflevering De FIGHTER COMBI 1210 heeft een elektrisch verwarmingselement dat bij aflevering is ingesteld op 6 kW (FIGHTER COMBI 1210–4 ingesteld op 3 kW). Schakeling voor andere vermogenswaarden kan worden gedaan met aansluiting van bedrading in het aansluitkastje van het elektrische element (max. 9 kW). Zie onder “Bedradingsschema”
Aansluiting buitentemperatuurvoeler ■ De buitentemperatuurvoeler dient op een beschaduwde plaats aan Noord- of Noordwestzijde te worden geplaatst, zodat de werking ervan niet kan worden gestoord door de ochtendzon. De temperatuurvoeler moet via een 2-aderige kabel op pos. 7 en 8 van het relais (29) op de klemmenstrook (30) worden aangesloten. De minimale draaddiameter is 0,4 mm2 tot 50 meter. Een geschikt type kabel is bijv. EKKX of LiYY. Aansluiting zit achter besturingseenheid. ■ Indien de draad van de buitentemperatuurvoeler in de nabijheid van een krachtstroomkabel komt te liggen dient een afgeschermde draad te worden gebruikt.
15 30
UG + 8
– 7
A 6
RTG B + 5 4 SELV
B 3
EXT.EL. A – 2 1
NB! De elektrische installatie alsmede eventuele servicewerkzaamheden dienen te worden gedaan onder toezicht van een erkende elektrotechnische installateur. De elektrische installatie en het trekken van de bedrading dient te worden uitgevoerd volgens de van toepassing zijnde voorschriften.
FIGHTER COMBI 1210
Till Installatören
16
Inbedrijfstelling en instellingen Voorbereiding
Bijvullen van het CV-systeem
Voor de inbedrijfstelling moet worden gecontroleerd of het bronsysteem en het CV-systeem zijn gevuld en ontlucht. Controleer de afdichting van het leidingsysteem.
Het CV-systeem moet met water worden gevuld tot de beoogde druk en daarna worden ontlucht.
Starten en controle
Bijvullen en ontluchten van het bronsysteem Voor het bijvullen van het bronsysteem, moet water worden gemengd met ca. 30% anti-vries in een open reservoir. Het reservoir moet daarna compleet met vulpomp en slangen volgens onderstaande figuur worden aangesloten. De klep in de hoofdleiding tussen de serviceaansluitingen moet worden gesloten en het bijvullen dient op de aansluiting onder het niveaureservoir (NK) te worden gedaan, dat moet zijn gedemonteerd totdat de vloeistof terugstroomt in de retourslang. Hierna dienen de volgende instellingen op het bedieningspaneel te worden verricht. ■ Zet de schakelaar in stand 1. ■ Zoek het displaymenu “Bron-pomp, Bv-drift” in het servicemenu op. Zet de parameter “Bron-pomp” in stand 1 en druk daarna op de toets “Bedrijfsstand”. Zet “Bv-drift” in stand 1 en druk op “Bedrijfsstand”. Toets “Bedrijfsstand” De warmtepomp kan nu niet worden gestart vanwege de bedrijfsstand “EP” (alleen elektrisch verwarmingselement). De bronpomp is nu in bedrijf samen met de bijvulpomp. De vloeistof moet nu via het mengreservoir circuleren totdat er vloeistof zonder luchtbelletje uit de retourslang komt. Nu moet de bronpomp weer worden uitgeschakeld door de parameter “Bron-pomp” weer in stand “0” te zetten. Open de klep op de hoofdleiding tussen de beide serviceaansluitingen, terwijl de bijvulpomp nog steeds in bedrijf is (teneinde ook eventuele lucht tussen beide serviceaansluitingen te verwijderen). Daarna moet de klep weer worden gesloten. Het systeem wordt daarna met behulp van de bijvulpomp onder druk gezet (max. 3 bar). Sluit daarna de klep op de aansluiting waar het niveaureservoir moet worden gemonteerd en schakel de bijvulpomp uit. Nadat de bijvulslangen zijn losgemaakt, moet het niveaureservoir weer worden gemonteerd. Vul het voor 75% met vloeistof. Sluit daarna de bijvulplug en open de klep onder het reservoir. Zet het systeem in de normale stand door de parameter “EP” in de CCCCstand “0” te zetten aanvoer retour WW KW
■ Zet de schakelaar in stand 1. ■ Controleer de instellingen op de elektronische besturingseenheid (34). Indien er vraag naar warmte zal de warmtepomp na ca. 4 minuten starten. ■ Onder correcte omstandigheden dient het inspectieglaasje ca. 10 minuten nadat de compressor is gestart weer helder te zijn. Als dit niet zo is, hoeft dit niet altijd te duiden op een tekort aan koelmedium in het interne koelcircuit, maar het kan zijn dat de luchtbelletjes worden veroorzaakt door een ontoereikend ontlucht bronsysteem, hetgeen een minder goede circulatie tot gevolg heeft. Het kan ook zijn dat de temperaturen tussen bronsysteem en CV-systeem nog niet het juiste evenwicht hebben bereikt. Hierdoor kunnen zich bevriezingsverschijnselen in de verdamper (17) voordoen. Hier kan een bepaalde tijd verstrijken voordat de bevroren vloeistof is ontdooid. ■ Controleer de temperaturen van het bronsysteem “Bron r-” en “Bron aan”. Wanneer het systeem in balans is, dient het verschil tussen deze temperatuurwaarden ca. 2-5 °C te bedragen. Een groter verschil duidt op een lage doorstroming in het bronsysteem. ■ Gedurende de eerste periode dat de warmtepomp in bedrijf is, dient men vooral te letten op het niveau in het bronsysteem. Het kan nodig zijn om het systeem nogmaals bij te vullen. ■ Controleer de temperaturen van het CV-systeem “CV-aa” en “CV-r”. Wanneer de warmtepomp warmwater aanmaakt zonder gebruik van het elektrische verwarmingselement, dient het verschil tussen deze temperatuurwaarden ca. 5-10 °C te bedragen. Een groter verschil duidt op een lage doorstroming in het CV-systeem, hetgeen kan worden veroorzaakt doordat de radiatorthermostaten te laag staan. ■ Vul het inbedrijfsstellingsrapport op blz. 2 in.
Afstellingen, CV-systeem Gedurende de eerste tijd komt er vrij veel lucht vrij uit het verwarmingswater en het kan nodig zijn om het systeem te ontluchten. Indien er borrelende geluiden bij de circulatiepomp worden waargenomen, kan het nodig zijn om het systeem meerdere malen te ontluchten. Wanneer het systeem zich heeft gestabiliseerd (juiste druk en alle lucht weg) kan de besturingseenheid op de gewenste waarden worden ingesteld.
Afstellingen, bronsysteem
SÄK Boiler NK
Dubbele mantel
Bronsysteem (Bron aan) aanvoer SF
Wisselklep CV-systeem aanvoer CV-systeem retour
Pomp, bronsysteem Moet worden gesloten
Elektrisch verwarmingselement Pomp, CV-systeem
Bronsysteem (Bron r-.) retour AVT BK / JK
AVT KV NK SF
Verdamper Koelmodule Expansieklep
Aftapping Koudwater Niveaureservoir Vuilfilter
Het vloeistofniveau in het niveaureservoir (85) moet worden gecontroleerd. Indien het niveau is teruggelopen, dan moet de klep onder het reservoir worden gesloten. Daarna kan er worden bijgevuld via de aansluiting aan de bovenzijde van het reservoir. Nadat het systeem is bijgevuld, dient de klep onder het reservoir uiteraard weer te worden geopend. De druk in het systeem kan worden verhoogd, door de klep op de binnenkomende hoofdleiding dicht te draaien terwijl de circulatiepomp van het bronsysteem (KBP) in bedrijf is en het niveaureservoir (NK) open staat, zodat er vloeistof uit het reservoir wordt gezogen.
Aftappen van boiler
Condensor Compressor
BK JK WW
Bergcollector Grondcollector Warmwater
De boiler kan worden afgetapt met behulp van het hevelprincipe. Dit kan worden gedaan door een aftapklep op de binnenkomende koudwaterleiding te monteren, of door een slang in de koudwateraansluiting te stoppen
FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
Instelling van besturingseenheid
17
Verschuiving, stooklijn -2
Instelling aan de hand van diagram AANVOERTEMPERATUUR FRAMLEDNINGSTEMPERATUR
STOOKLIJN KURVLUTNING
De FIGHTER COMBI 1210 is uitgerust met een temperatuurgestuurde besturingseenheid. Dit betekent dat de aanvoertemperatuur wordt geregeld in verhouding tot de heersende buitentemperatuur. De verhouding tussen buitentemperatuur en aanvoertemperatuur kan worden ingesteld met behulp van de besturingseenheid, zie onder “Bediening – Instelling van de verwarming”. De grafieken zijn gebaseerd op de voor de woonplaats berekende buitentemperaturen en de berekende aanvoertemperaturen van het verwarmingssysteem. Op het punt waar deze twee waarden elkaar “ontmoeten” kan de stooklijn van de besturingseenheid worden afgelezen. De knop “Warmer/kouder” (verschuiving van de stooklijn) kan aan de hand hiervan worden ingesteld. Een geschikte waarde voor vloerverwarming is -1 en voor een radiatorsysteem -2
°C 70
15 14 13 12
11
10 9 8
60
7 6
50
5 40
4 3
30
2
+5
1 10 -5
0
- 10
- 20
- 40 °C
- 30
UTETEMPERATUR PARALLELLFÖRFLYTTNING BUITENTEMPERATUUR VERSCHUIVING STOOKLIJN
Verschuiving, stooklijn 0 AANVOERTEMPERATUUR FRAMLEDNINGSTEMPERATUR
STOOKLIJN KURVLUTNING °C 70
15 14 13 12
11
10
9 8
60
7 6
50
5 4
40
3 2
30
1
+5 10 -5
0
- 10
- 20
- 30
- 40 °C
PARALLELLFÖRFLYTTNING BUITENTEMPERATUUR UTETEMPERATUR VERSCHUIVING STOOKLIJN
Verschuiving, stooklijn +2 AANVOERTEMPERATUUR FRAMLEDNINGSTEMPERATUR
STOOKLIJN KURVLUTNING °C 70
15 14 13 12 11
10
9 8 7
60
6 5
50
4 3
40
2 30
1
+5 10 -5
FIGHTER COMBI 1210
0
- 10
- 20
- 30
- 40 °C
PARALLELLFÖRFLYTTNING BUITENTEMPERATUUR UTETEMPERATUR VERSCHUIVING STOOKLIJN
Voor de installateur
18
Plaatsing van de componenten
13
75
68 39 26 69
VB-Fram 49 (50) °C Varmvatten 51 °C
-2
14*
0
+2
1 0 R
11* 12* LEK
* Geldt alleen FIGHTER1210-4 1210-4 * Endast FIGHTER
88
42
41 18 17 65 27 64 48
LEK
28 7 33
FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
19
Plaatsing van de componenten 0 1 3 9
29 Framl 52 (50) °C Varmvatten 51°C
30 -2
34
+2
70
75
1
!
0 R
8
71
37 31
73
LEK
9 74
9 3
25 67 10
6
LEK
89 87
4
86
70
71
Set met meegeleverd materiaal
94
85
5 52
77 24
LEK
Niveaureservoir met veiligheidsventiel
19 15
are or E AB giv sensler ure füh NIB eratur tur 64 mp perat era mp l 0187 Uteteor tem nte tdo Ou Ausse Artike
WILO
35
LEK
WILO
16
LEK
Buitentemperatuurvoeler 63
76 Vuilfilter
95 FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
20
Bedradingsschema 4 kW – uitvoering 41
88 Ww
86
DP
87
Bron aanvoer 94 Bron retour CV retour
LP
31
89 12 V
CV aanvoer
1
230 V
28
2 3
3
4
5
6
1 2 3 4 5 6 7 8
30 P
Af
37
4 5 Re 1
2
6
Re 2
1
8
7 9 10
Re 3
15
11
Re 4
12 13
Re 5
14
34
15 16
Re 6
17 18
Re 7
19 20 21 22
Re 8
27
23 24
Re 9
12
25 26
29
14
11
3 kW 69
24 Rode aansl. 3 x 2 kW
26
Witte aansl. 3 x 1 kW
67
10
33
68
P
13
3
1
2
3
4
5
6
25 T
T
8
1A
2A
3A 4B
5B
6B
N
L1 L2 L3
9
1A
2A
3A
6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4B
5B
6B
Stand 1
Stand R
M
19 FIGHTER COMBI 1210
16
35
10
Voor de installateur
21
Bedradingsschema 5 – 10 kW – uitvoering 88 28 BP
86 Bron aanvoer 87 94 Bron retour CV retour
31 2
3
4
5
12 V
6
1 2 3 4 5 6 7 8
30 P
37
Af
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Re 1
1
89
CV aanvoer
230 V
NP
Re 2
41
Ww
Re 5
Re 4
Re 3
15
Re 8
Re 7
Re 6
34
Re 9
27 69
29
6 kW 24 Rode aansl. 3 x 2 kW
26
Witte aansl. 3 x 1 kW
68
67
10
33
P
13
3
1
2
3
4
5
6
25 T
T
8
1A
2A
3A 4B
5B
6B
N
L1 L2 L3
9
1A
2A
3A
6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4B
5B
6B
Stand 1
Stand R
M
19 FIGHTER COMBI 1210
16
35
10
Voor de installateur
22
Circuitschema
X9 X9 X9 L1 L2 L3
1 0 R
2 2A
X9 N PE X29 1A 1 3A
X29 3
68
P
X29 4B 2 T5AH
5B
X29 14
X13 1
X29 13
X13 2
Re3
X29 11
Re9
X9 25
X29 24
6B X13 3
8
33
26 68
T
3
67 X29 17
Re5
X6 4
X6 3
Re6
X29 18
Re7
X29 20
5 –– 15 15kW kWkrachtstroom 3-fas
1 3 5
2 4 6
1 3 5
2 4 6
T
X13 9
35
X29 12
16
2 4 6
C S R
25
24
67
X22 L3 X22 L2 X22 L1
10
3 kW
44kW kW1-fase 1-fas
1 3 5
26 2 4 6
1 3 5
2 4 6
27
69 1 3 5
X13 5 X13 7
27
6 kW
68
X13 8 X13 10
X13 6
69 1 3 5
X6 X29 2 19
19
X6 1
X13 4 26
10
X29 21 X29 22 X29 23
68
X29 16
X29 15
Re4 Re8
69
2 4 6
5
C S R
2
12 1 11
FIGHTER COMBI 1210
14
X22 N
Voor de installateur
Overzicht van de componenten Bedrijfsthermostaat, reservestand Aansluiting bronsysteem, aanvoer (f) Aansluiting bronsysteem, retour (r) Klemmenstrook, pompen, wisselklep Serviceaansluiting, hogedruk Schakelaar, 1 – 0 – R Klemmenstrook, binnenkomende elektriciteit Contactgever, elektrische verwarmingscassette trap 1 11 * Startcondensator, compressor 12 * Startrelais 13 Klemmenstrook, compressorbesturing 14 * Bedrijfscondensator, compressor 15 Buitentemperatuurvoeler 16 Circulatiepomp CV-systeem 17 Verdamper 18 Condensor 19 Wisselklep, CV-systeem/boiler 24 Elektrische verwarmingscassette 9 kW, leverantieaansluiting voor 6 kW 25 Oververhittingsbeveiliging 26 Motorbeveiliging 27 Compressor 28 Bedrijfspressostaat 29 Relaiskaart met stroomgedeelte 30 Klemmenstrook, relaiskaart 31 Klemmenstrook, milieupressostaat 33 Hogedrukpressostaat 34 Besturingseenheid met display incl. voelers 35 Circulatiepomp bronsysteem 3 4 5 6 7 8 9 10
* **
37 39 41 42 48 52 63 64 65 67 68 69 70 71 73 74 75 76 77 85 86 87 88 89 94 95
23
Externe drukschakelaar** Reset, motorbeveiliging Lagedrukpressostaat Serviceaansluiting, lagedruk Expansieklep Veiligheidsklep, bronsysteem Vuilfilter Inspectieglas Droogfilter Contactgever, elektrische verwarmingscassette trap 2 Contactgever, compressor start Contactgever, compressor bedrijf Aansluiting, CV-systeem aanvoer Aansluiting, CV-systeem retour Koudwater ø 22 mm uitw Warmwater ø 22 mm uitw. Ontluchtingsklep, dubbele mantel Ontluchtingsklep CV-systeem Ontluchtingsklep, bronsysteem Niveaureservoir Temperatuurvoeler, “Bron aan”, bronsysteem aanvoer, in Temperatuurvoeler, “Bron r-”, bronsysteem retour, uit Temperatuurvoeler, “warmwater” Temperatuurvoeler, “CV-aanv”, CV-systeem aanvoer Temperatuurvoeler, “CV-r”, CV-systeem retour Typeplaatje
Endast 4 kW FIGHTER COMBI 1210 Tillbehör
FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
24
Afmetingen Maten en plaatsingscoördinaten 73
74
71
70
VB-Fram 49 (50) °C Varmvatten 51°C
-2
0
+2
1 0
1750
R
5
5
Till höger om värme-
50
650
Rechts van de warmtepumpen börvrije ett ruimte fritt pomp is een utrymme finnas för vereist voor eventuele eventuell service. servicewerkzaamheden.
145 102 49
4
245
425
600
175
70
62 94
600 455
4
71
5 74
73
FIGHTER COMBI 1210
9
5
Voor de installateur
Technische gegevens ET 35
25
IP 21
Vermogen Nuttig/toegevoerd vermogen * bij 0/35 °C ** Nuttig/toegevoerd vermogen * bij 0/45 °C *** Nuttig/toegevoerd vermogen * bij 0/50 °C **
4
5
7
8,5
10
4,3/1,0 3,7/1,1 3,3/1,1
5,9/1,4 5,2/1,5 4,9/1,6
8,0/1,85 7,1/2,0 6,7/2,1
9,9/2,3 8,5/2,4 8,1/2,8
11,9/2,7 9,9/2,9 9,5/3,1
Bedrijfsspanning
(V)
3 x 400
Aanloopstroom
(A)
42
30
42
58
69
Max. bedrijfsstroom, compressor
(A)
8,0 (1-fase)
3,6
5,5
6,7
7,9
Zekering (incl. elektr. verw.element 6 kW)
(A)
16
16
16
20
25
Zekering (incl. elektr. verw.element 9 kW)
(A)
25
20
20
25
25
Nominaal vermogen, CV-circulatiepomp
(W)
185
185
185
185
400
Nominaal vermogen, broncirculatiepomp
(W)
100
100
100
100
185
Aansluiting bronsysteem uitw. ø
(mm)
28
Aansluiting CV-systeem uitw. ø
(mm)
28
Benodigde hoogte voor overeind zetten
(mm)
1950 ****
Volume, boiler
(liter)
160
Volume, dubbele mantel
(liter)
45
Hoeveelheid koelmiddel (R407C)
(kg)
0,95
1,15
1,35
1,55
1,70
Doorstroming bronsysteem
(l/s)
0,25
0,35
0,48
0,58
0,65
Doorstroming CV-systeem
(l/s)
0,10
0,13
0,18
0,22
0,26
Drukverlies, verdamper
(kPa)
22
21
23
23
19
Drukverlies, condensor
(kPa)
2,7
2,6
3,4
3,2
4,4
Bedrijfspressostaat
(bar)
24
Breekwaarde pressostaat HP
(bar)
26
Breekwaarde pressostaat LP
(bar)
1,5
Drukverschil pressostaat HP
(bar)
-7
Drukverschil pressostaat LP
(bar)
+1,5
dB(A)
45 – 50 288
293
Geluidsniveau dB
(kg)
Nettogewicht
267
270
285
* Alleen compressorvermogen ** Geldt voor temperatuur bronsysteem aanvoer / CV-systeem aanvoer volgens EN 255. *** Geldt voor bronsysteem aanvoer / CV-systeem aanvoer volgens SS 2095. **** Met voetjes en leidingaansluitingen gedemonteerd is de hoogte ca. 1890 mm.
Accessoires Ruimtetemperatuurvoeler
Belastingschakelaar Effe
5 10
25 30
25
ktva
kt 1 0
B Till Str egräns ning 25 öm Mar 4 6 ginal 25 A 2 8 10 A
Softstart
0 AC semiconductor motor controller
15
20
K
LE
A1
A2
A3
L1
L2
L3
K
LE
CARLO GAVAZZI Ramp Up
5V
LE
Ruimtetemperatuurvoeler RG 20
K
U/T1
LE
K
EBV 200 FIGHTER COMBI 1210
Initial Torque
Ramp Down
V/T2
W/T3
Voor de installateur
26
Maatregelen in geval van bedrijfsstoringen In geval van onjuiste werking of voor bedrijfsstoringen kunnen allereerst onderstaande punten worden gecontroleerd:
Lage warmwatertemperatuur of geen warmwater Oorzaak: Veel verbruik van warmwater. Maatregel: Wacht tot het warmwaterreservoir weer op temperatuur is gekomen. Oorzaak: Compressor en/of elektrisch verwarmingselement werken niet. Maatregel: Controleer de groep- en hoofdzekeringen en indien nodig vervangen. Oorzaak: Starttemperatuur op besturingseenheid (34) te laag. Maatregel: Starttemperatuur opnieuw instellen. Oorzaak: Eventueel is de aardlekschakelaar aangesproken. Maatregel: Reset de aardlekschakelaar. Indien de aardlekschakelaar herhaald de stroom onderbreekt, dient u een elektrotechnische installateur te raadplegen.
Lage ruimtetemperatuur Oorzaak: Maatregel: Oorzaak: Maatregel:
Oorzaak: Maatregel: Oorzaak: Maatregel:
Hoge ruimtetemperatuur Oorzaak: Onjuiste instelling van de stooklijn en/of de knop “Warmer/kouder”. Maatregel: Opnieuw instellen.
Compressor en elektrisch verwarmingselement werken niet. Controleer de groep- en hoofdzekeringen en indien nodig vervangen. De compressor werkt niet vanwege een te laag ingestelde waarde voor de stooklijn. Controleer en verhoog eventueel de waarde met behulp van de knop “Warmer/kouder” (draaiknop op voorpaneel), alternatief verander de waarde voor de stooklijn. De compressor staat stil vanwege een doorgeslagen oververhittingsbeveiliging. Na afkoeling gedurende ca. 1 uur zal een automatische reset plaatsvinden. Eventueel is de aardlekschakelaar aangesproken. Reset de aardlekschakelaar. Indien de aardlekschakelaar herhaald de stroom onderbreekt, dient u een elektrotechnische installateur te raadplegen.
Indien de bedrijfsstoring niet kan worden verholpen aan de hand van bovenstaande aanwijzingen, dient de installateur te worden geraadpleegd.
Indicaties Het waarschuwingslampje knippert en de tekst “HP/MS-alarm” wordt op display aangegeven
Het waarschuwingslampje knippert en de tekst “LP-alarm” wordt op display aangegeven
Oorzaak: Slechte circulatie in CV-systeem. Maatregel: Controleer de circulatiepomp (16) voor het CVsysteem. Draai eventuele radiatorthermostaten open. Controleer of het vuilfilter (63) soms verstopt is. Indien de oorzaak tot de storing is verholpen, dient de schakelaar eerst in stand “0” te worden gezet en daarna weer in stand “1”. Als het waarschuwingslampje nog steeds knippert heeft de motorbeveiliging gereageerd vanwege één van onderstaande oorzaken. Oorzaak: Fase weggevallen of tijdelijke storing in elektriciteitsnet. Maatregel: Controleer de zekeringen. Oorzaak: Overbelasting compressor (27) Maatregel: Raadpleeg bevoegd onderhoudspersoneel. Oorzaak: Mechanisch defect in compressor (27). Maatregel: Raadpleeg bevoegd onderhoudspersoneel. Oorzaak: Defecte motorbeveiliging (26). Maatregel: Raadpleeg bevoegd onderhoudspersoneel.
Oorzaak: Koudstart van de installatie. Maatregel: Maak gebruik van de stand, “Bedrijf met extra elektrisch verwarmingselement”. Oorzaak: Slechte circulatie in bronsysteem, vanwege slechte ontluchting/te lage druk of een ijsprop (indien zich een ijsprop heeft gevormd zal de circulatiepomp (35) van het bronsysteem warmlopen). Maatregel: Ontlucht het systeem en vul meer vloeistof bij. Daarna een paar uur wachten. Oorzaak: Circulatiepomp (35) bronsysteem buiten werking. Maatregel: Controleer de circulatiepomp. Oorzaak: Gebrek aan koelmedium of een ander defect in het koelcircuit. Maatregel: Raadpleeg bevoegd onderhoudspersoneel. Oorzaak: Door ijs verstopte verdamper vanwege te lage concentratie anti-vries. Maatregel: Controleer het vriespunt van vloeistof in het bronsysteem. Nadat de benodigde maatregelen zijn genomen, dient u op de display te controleren of het verschil tussen “Bron aan” en “Bron r-“ zijn 2 – 5 °C bedraagt als de compressor in bedrijf is. (Zie onder “Bediening – Toegankelijke informatie en instellingen op de display”, punt 4). Indien de oorzaak tot de storing is verholpen, dient de schakelaar eerst in stand “0” te worden gezet en daarna weer in stand “1”. In geval van een defecte buitentemperatuurvoeler wordt dit op de display aangegeven door dijv. “buiten storing”.
NB! Een storingssituatie mag niet keer op keer worden gereset, aangezien de motorwikkelingen hierdoor oververhit kunnen raken
FIGHTER COMBI 1210
Voor de installateur
Maatregelen in geval van bedrijfsstoringen
27
Starthulp circulatiepomp ■ Schakel de FIGHTER COMBI 1210 uit door de schakelaar (8) in stand “0” te zetten. ■ Verwijder de beschermdop en draai de ontluchtingsschroef los met behulp van een schroevendraaien. Houd een doek over het heft van de schroevendraaier, aangezien er een bepaalde hoeveelheid water naar buiten kan stromen. ■ Steek een schroevendraaier in de opening en draai de pomprotor rond. ■ Zet de ontluchtingsschroef weer vast. ■ Start de FIGHTER COMBI 1210 en controleer de werking van de circulatiepomp. ■ Zet de beschermdop weer vast. Het kan vaak eenvoudiger zijn om de circulatiepomp te starten wanneer de FIGHTER COMBI 1210 in bedrijf is, schakelaar (8) in stand “1”. Indien de starthulp moet worden uitgevoerd met de FIGHTER COMBI 1210 in bedrijf, dient u er rekening mee te houden dat de schroevendraaier een flinke ruk kan maken wanneer de pomp start.
Ontluchtingsschroef Luftningsskruv
Beschermdop Skyddshuv
16
Aftappen bronsysteem Voor het vervangen van de circulatiepomp van het bronsysteem, het aandrijfgedeelte, of een eventuele reiniging van de pomp, moeten allereerst de afsluitkleppen van het bronsysteem worden gesloten. De slang tussen het bovenste gedeelte van de verdamper en de circulatiepomp moet aan verdamperzijde worden losgemaakt. Het losgemaakte slanguiteinde kan nu naar beneden worden gebogen en geleegd in een opvangbak. Maak daarna de aansluiting ”Bron -r” op de circulatiepomp iets los om lucht naar binnen te laten, zodat het bronsysteem van de warmtepomp helemaal kan worden afgetapt. Als het systeem is afgetapt kunnen de benodigde servicewerkzaamheden worden uitgevoerd.
Aftappen CV-systeem Sluit de afsluitkleppen van het CV-systeem. Open daarna het aftapklep (76). Er zal nu een weinig water naar buiten stromen, maar om het hele systeem af te tappen moet de koppeling die het CV-systeem en de aansluiting op de warmtepomp “CV aanv” iets worden losgedraaid om lucht in het systeem te laten, zodat al het water naar buiten kan lopen. Wanneer het hele CV-systeem is afgetapt kunnen de benodigde servicewerkzaamheden worden uitgevoerd.
Reiniging circulatiepomp ■ Zet de schakelaar (8) in de stand 0. ■ Sluit de afsluitkleppen aan buitenzijde van warmtepomp. ■ Tap het gedeelte van het pompcircuit af, hetzij aan bron- of aan CV-zijde. ■ Draai de ontluchtingsschroef los. ■ Demonteer het aandrijfgedeelte van het pomphuis door de twee boutjes los te draaien. Verwijder daarna het aandrijfgedeelte (figuur A). ■ Demonteer het rotorpakket (incl. pomphuis) door voorzichtig aan het pompwiel te trekken. Als het erg vastzit, kan het worden losgewerkt door voorzichtig aan het andere uiteinde van de as te tikken (figuur B). ■ Reinig het statorhuis met een vuiloplossend middel (figuur C). ■ Reinig ook het rotorpakket met een vuiloplossend middel en smeer de O-ring met bijv. een zeepoplossing (figuur D). ■ Monteer het rotorpakket. ■ Monteer het aandrijfgedeelte (pakking in pomphuis plaatsen). ■ Open de afsluitkleppen. ■ Zet de schakelaar (8) in de stand 1.
A
Rotorpakket Rotorpaket
Drivsida Aandrijfzijde Spaltrör Statorhuis
B
C
D
FIGHTER COMBI 1210
28
FIGHTER COMBI 1210
NIBE AB R
SWEDEN
Box 14 Järnvägsgatan 40 SE-285 21 MARKARYD
Tel: +46 - (0)433 - 73 000 Fax: +46 - (0)433 - 73 190 www.nibe.com