Ag-punt: 3b
Monitoringsrapportage NSL Rijnmond 2010
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
3
2.
Werkwijze monitoring NSL
4
2.1
Landelijk
4
2.2
Stadsregio/gemeente Rotterdam
5
3.
IBM projecten en maatregelen
6
4.
Resultaten 2011 en 2015
7
5.
Analyse resultaten
10
6.
Conclusies en vervolg
13
Colofon Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
14
Voortgang IBM projecten Voortgang maatregelen Resultaten monitoringstool Achtergrondconcentraties NO2
Pagina 2 van 14
1.
Inleiding Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) onder de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Het programma is een samenwerkingsverband tussen overheden om uitstel (derogatie) van de Europese luchtkwaliteitnormen te verkrijgen. Voor fijn stof (PM10) dient de grenswaarde (na derogatie) in 2011 te worden behaald en voor stikstofdioxide (NO2) in 2015. In het NSL staan de grote ruimtelijke projecten, de zogenoemde In Betekenende Mate (IBM)-projecten, die mogelijk een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. Daartegenover staan de luchtkwaliteitmaatregelen die worden getroffen om ervoor te zorgen dat overal aan de grenswaarden wordt voldaan. De inspanningen zijn erop gericht om aan de wettelijke normen te voldoen, zodat ruimtelijke projecten doorgang kunnen vinden, maar vooral ook om de schadelijke gevolgen te verminderen. De uitvoering van het NSL wordt jaarlijks gemonitord. Met de monitoring wordt bekeken hoe ver het staat met de ruimtelijke projecten, de maatregelen en wat de (verwachte) luchtkwaliteit is in 2009, 2011, 2015 en 2020. In deze rapportage worden de resultaten van de eerste monitoring van het NSL besproken voor de stadsregio en gemeente Rotterdam. Door het ministerie van VROM zal een landelijke monitoringsrapportage worden opgesteld, die naar verwachting eind oktober/begin november openbaar wordt. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de werkwijze van het NSL en de monitoring beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de stand van zaken rondom de IBM-projecten en maatregelen. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de luchtkwaliteitberekeningen besproken. In hoofdstuk 5 vindt de analyse van de resultaten plaats, gevolgd door de conclusies en vervolg in hoofdstuk 6.
Pagina 3 van 14
2.
Werkwijze monitoring NSL
2.1
Landelijk Ter ondersteuning van de uitvoering van het NSL zijn in opdracht van het ministerie van VROM twee instrumenten ontwikkelend door Goudappel Coffeng. Het betreft de Saneringstool en de Monitoringstool. De Saneringstool geeft de nulsituatie van het NSL weer en vormt daarmee de rekenkundige onderbouwing van het NSL. De Saneringstool geeft de stand van zaken weer bij de start van het NSL. De Saneringstool bevat de volgende input: Verkeersgegevens en weg/milieukenmerken van gemeentelijke, provinciale en rijkswegen. In deze verkeersgegevens zijn de IBM-projecten verwerkt. Maatregelen die een kwantificeerbaar effect hebben op de concentraties, zoals milieuzonering. De (verwachte) achtergrondconcentraties en emissiefactoren zoals landelijk zijn vastgesteld. De Saneringstool heeft geresulteerd in: Een landelijk overzicht of de grenswaarden voor NO2 en/of PM10 al of niet worden overschreden voor 2008 en de toekomst (2011, 2015 en 2020) en met en zonder luchtkwaliteitmaatregelen. Met de jaarlijkse monitoring van het NSL wordt de ontwikkeling van de luchtkwaliteit gevolgd en wordt de uitvoering van de maatregelen en projecten (die zijn opgenomen in het NSL) bijgehouden. Om de monitoring van het NSL uit te kunnen voeren, heeft het ministerie van VROM , op basis van de Saneringstool, de Monitoringstool ontwikkeld. Dit jaar is de eerste monitoringsronde. De Monitoringstool is het instrument waarmee: De stand van zaken in de uitvoering van de projecten en maatregelen in het NSL wordt gevolgd, en De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden berekend voor het achterliggende kalenderjaar (2009) en de toekomstige jaren die relevant zijn voor het NSL (2011, 2015 en 2020). De resultaten van de monitoringstool vormen de basis voor de jaarlijkse rapportage luchtkwaliteit aan de EU. De Monitoringstool heeft de volgende input: De verkeersgegevens en wegkenmerken zijn geactualiseerd door de wegbeheerder (gemeente, provincie, rijk) De nieuwste inzichten in de achtergrondconcentraties en emissiefactoren zijn door het rijk in de tool gezet. Voor zowel de IBM-projecten als de maatregelen zijn voortgangsformulieren ingevuld door de overheid, welke verantwoordelijk is voor het project of maatregel. De resultaten voor de jaren 2009, 2011, 2015 en 2020 van de Monitoringstool zijn begin augustus beschikbaar gekomen voor de wegbeheerders. Eind oktober/begin november wordt naar verwachting de landelijke monitoringsrapportage aangeboden aan de Tweede Kamer, waarmee de rapportage openbaar wordt.
Pagina 4 van 14
2.2
Stadsregio/gemeente Rotterdam De nota ‘Dat Lucht op! Naar Schone Lucht in Rijmond1’ vormt de basis voor het NSL voor de stadsregio en gemeente Rotterdam. In deze nota zijn zowel de invoer als de resultaten van de Saneringstool weergegeven. Dit is de nulsituatie voor Rijnmond. Voor het vullen van de Monitoringstool is voor de stadsregio Rotterdam de volgende werkwijze toegepast / zijn de volgende gegevens gebruikt: De verkeersgegevens en weg-/milieukenmerken zijn aangepast middels het actuele verkeersmodel RVMK versie 2.2. (In de Saneringstool is het RVMK versie 1 gebruikt.) De voortgangslijsten voor de IBM-projecten van de gemeente Rotterdam zijn ingevuld door de afdeling RO van dS+V, de lijsten voor de maatregelen door CMR van Gemeentewerken. De voortgangslijsten voor de IBM-projecten en de maatregelen van de Stadsregio, zijn door de Stadsregio ingevoerd. Zie hoofdstuk 3. De DCMR heeft met dS+V de resultaten van de Monitoringstool bekeken en geanalyseerd. Zie hoofdstuk 4 en 5.
1
Dat lucht op! Naar schone lucht in Rijnmond, RSL Zuid-Holland, gemeente Rotterdam, stadsregio Rotterdam, vastgesteld op 2
april 2008 door het DB van de stadsregio Rotterdam en op 8 april 2008 door het college van B&W van de gemeente Rotterdam
Pagina 5 van 14
3.
IBM projecten en maatregelen In de Monitoringstool zijn voortgangsformulieren opgenomen, waarmee de voortgang van de IBMprojecten en de maatregelen door de desbetreffende overheid dient te worden gemeld. Met het openbaar worden van de Monitoringstool (op internet) worden ook de voortgangsformulieren openbaar. In bijlage 1 zijn de voortgangsformulieren van de IBM-projecten weergegeven. Het verkeer dat voor het IBM-project voor de verschillende jaren is opgenomen (percentage van verkeersintensiteit van de totale intensiteit van het project) is vermeld in bijlage 1. Tijdens de update van het verkeersmodel (zie Hoofdstuk 2) is er geen rekening gehouden met gewijzigde IBM-projecten. Dit houdt in dat als projecten in bijvoorbeeld aantal woningen zijn gewijzigd of anders gaan lopen in de planning, met deze wijziging geen rekening is gehouden in de verkeersgegevens. Hier is voor gekozen omdat onder andere veel projecten met de economische crisis eerder vertraagd raken dan eerder worden uitgevoerd en daarmee de Monitoringstool dus een worst-case situatie is. Daarnaast verandert de invulling van de IBM-projecten veelvuldig voordat er definitieve besluitvorming over is en kost het zeer veel tijd om het verkeersmodel aan te passen op deze wijzigingen. Indien een IBM-project richting besluitvorming gaat, wordt wel goed naar de omvang van het project gekeken en gekeken of het binnen het NSL past. De stadsregio en de gemeente Rotterdam hebben het maatregelenpakket RAP/RAL opgesteld voor de verbetering van de luchtkwaliteit. In het NSL is een groot deel van deze RAP/RAL maatregelen opgenomen. In bijlage 1 is een samenvatting opgenomen van die maatregelen uit het RAP/RAL die in het NSL zijn opgenomen. De maatregelen die als kwantificeerbaar effect zijn meegenomen in de Monitoringstool zijn milieuzonering, schone bussen (voor het Weena) en P&R (meegenomen in de verkeersgegevens). De berekende concentraties zoals benoemd in hoofdstuk 4 zijn inclusief de effecten van deze maatregelen. De overige maatregelen uit het RAP/RAL hebben een positief effect op de luchtkwaliteit, maar zijn niet kwantificeerbaar op het niveau van individuele knelpunten. Van alle maatregelen die in het NSL zijn opgenomen voor de stadsregio en gemeente Rotterdam zijn ook voortgangsformulieren opgenomen in de Monitoringstool.
Pagina 6 van 14
4.
Resultaten 2011 en 2015 In dit hoofdstuk worden de resultaten van de Monitoringstool (MT) beschreven. De nadruk ligt in dit hoofdstuk op de verwachte concentraties in 2011 (PM10) en 2015 (NO2). Dat zijn immers de jaren waarin de gestelde grenswaarden voor de respectievelijke stoffen moeten zijn bereikt. Voor de gemeten concentraties luchtverontreinigende stoffen in 2009 - ofwel de resultaten van het meetnet - verwijzen we naar het jaarverslag van de DCMR Milieudienst Rijnmond (Lucht in cijfers 2009). Voor de berekende concentraties in 2009 verwijzen we naar de website van de Monitoringstool (www.monitoringstool.nl). Burgers die benieuwd zijn naar de luchtkwaliteit in hun straat kunnen zich wenden tot de Gezondheidslijn van de GGD Rotterdam Rijnmond (010 4339966). Daar krijgt men, behalve informatie over de heersende concentraties, ook een advies over mogelijke gezondheidseffecten. Bij het beschouwen van de verwachte concentraties in 2011 en 2015 wordt niet alleen gekeken naar de plekken waar nog concentraties boven de grenswaarden verwacht worden. Ook bij concentraties beneden de grenswaarden kunnen immers gezondheidseffecten optreden. Verder wordt bij de berekeningen uitgegaan van gemiddelde meteorologische omstandigheden. Als de weersomstandigheden ongunstig zijn, kunnen alsnog tijdelijk hogere concentraties optreden en kunnen dus de grenswaarden alsnog overschreden worden. Concentraties kunnen ook hoger worden door verhoogde achtergrondconcentraties of emissiefactoren (zie hoofdstuk 5) of aangepast beleid. Bij het formuleren van (aanvullend) beleid zullen de wegen die net onder de grenswaarden liggen beschouwd worden. Analyse In bijlage 3 zijn de resultaten weergegeven rechtstreeks afkomstig uit de Monitoringstool. De kaarten laten niet de gehele stadsregio zien, maar alleen waar overschrijdingen van de grenswaarden zijn. Bij de analyse van deze resultaten is gebleken dat sommige punten anders beoordeeld dienden te worden. In dit hoofdstuk zijn de resultaten weergegeven zoals na analyse zijn bepaald. Deze wijken daarmee in een aantal gevallen af van de Monitoringstool, maar geven wel een betrouwbaarder beeld. In hoofdstuk 5 wordt de analyse beschreven. Verwachte concentraties PM10 in 2011 stedelijke wegen De meest kritische van de beide grenswaarden voor PM10 is die voor de 24-uursgemiddelde concentratie (maximaal 35 dagen per jaar met een 24-uursgemiddelde concentratie van meer dan 50 µg/m3). Er is een rekenkundig verband tussen het aantal overschrijdingen van de dagwaarde en de jaargemiddelde concentratie. Hieruit is gebleken dat 35 dagen met een dagwaarde van 50 µg/m3 of hoger overeenkomt met een jaargemiddelde concentratie van 32,4 µg/m3. Uit de berekeningen van de MT blijkt dat nergens in Rijnmond in 2011 concentraties van meer dan 32,4 µg/m3 verwacht worden. Dit bleek ook al uit de Saneringstool. Er zijn enkele locaties waar de verwachte concentraties vlak onder de grenswaarde liggen (30,4 – 32,4 µg/m3). Het gaat in Rotterdam om het Weena, de Westblaak en de zuidelijke uitgang van de Maastunnel (zie bijlage 3). Conclusie: Voor PM10 is de verwachting dat in 2011 nergens de grenswaarde wordt overschreden.
Pagina 7 van 14
Verwachte concentraties NO2 in 2015 stedelijke wegen Voor NO2 geldt een grenswaarde van 40 µg/m3 voor het jaar 2015. Uit de Saneringstool versie 3.1 bleek dat de regio geen luchtkwaliteitknelpunten (overschrijding van de grenswaarden) had. Bijlage 3 laat de resultaten van de Monitoringstool zien voor de NO2 in 2015. In Rotterdam worden langs de Doklaan, het Weena en de Westblaak concentraties boven de grenswaarde verwacht (zie tabel 4.1). Ook bij de Statentunnel en de zuidelijke uitgang van de Maastunnel is nog een knelpunt. In Schiedam is er bij de Oranjestraat sprake van een overschrijding. Langs 20 straten in Rotterdam en 1 in Krimpen aan den IJssel is sprake van concentraties tussen 38 en 40 µg/m3 (bijna knelpunten). Conclusie: Voor NO2 wordt verwacht dat de grenswaarde wordt overschreden in 2015. De (bijna) knelpunten bevinden zich met name in de binnenstad van Rotterdam en de doorgaande wegen in Rotterdam. In Schiedam wordt langs de Oranjestraat de grenswaarde overschreden. Tabel 4.1: Straten met een concentratie boven 38 µg/m3 NO2 in 2015
Straat Knelpunten Oranjestraat Doklaan Weena Westblaak Statentunnel Zuidelijke uitgang Maastunnel Bijna knelpunten C.G. Roosweg Bergweg Beukelsdijk Coolsingel Henegouwerlaan Jonker Fransstraat Maasboulevard Maastunnel noordzijde Mathenesserlaan Oostbrug Rochussenstraat Schiekade Schieweg ’s Gravendijkwal Statentunnel Statenweg Strevelsweg Westblaak Westzeedijk Zaagmolendrift Zaagmolenstraat
Plaats
# wegvakken
Concentratie (µg/m3)
Schiedam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam
1 1 6 5 1 3
40,7 41,6 40,7-41,9 40,9-43,2 41,1 44,2-45,1
Krimpen a/d IJssel Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam
2 1 10 5 1 1 4 2 1 1 1 2 3 2 5 2 1 1 4 1 8
39,5-39,9 38,8 38,5-40,1 38,6-38,9 39,2 39,0 38,5-38,7 39,1-39,5 38,7 38,9 38,7 38,5-38,9 39,0-39,3 38,6-39,8 38,9-39,9 39,6-39,8 39,2 38,5 38,7-39,5 38,8 38,6-39,0
Pagina 8 van 14
Rijkswegen In bijlage 3 zijn ook de knelpunten langs de rijkswegen weergegeven. RWS zal hier een nadere analyse op uitvoeren en indien noodzakelijk maatregelen treffen. Deze maatregelen zullen veelal ook een positief effect hebben op het onderliggend wegennet in de buurt van de rijksweg. De maatregelen worden in overleg met de betreffende gemeenten opgesteld.
Pagina 9 van 14
5.
Analyse resultaten Voorbehoud Bij het analyseren van de rekenresultaten en het trekken van conclusies daaruit, is het van belang zich te realiseren dat de rekenresultaten zijn gebaseerd op een enorme hoeveelheid invoergegevens. En hoewel er zeer zorgvuldig gewerkt is en gepoogd is alle aangeleverde informatie zo goed mogelijk te controleren, is het niet uit te sluiten dat er toch nog enkele onvolkomenheden in de invoergegevens zitten. En die onvolkomenheden leiden dan tot onjuiste uitkomsten van de berekeningen. In het officiële rapport dat het ministerie van VROM bij deze eerste monitoring zal publiceren, zijn deze onvolkomenheden vermeld, maar nog niet gecorrigeerd. In de volgende monitoringsronde worden deze onvolkomenheden hersteld. Voor een aantal van de locaties die in bijlage 3 rood of oranje zijn geldt dus dat de concentraties naar alle waarschijnlijkheid lager zijn, maar er zijn ook enkele locaties die nu groen zijn en waarvoor geldt dat de concentraties er waarschijnlijk hoger zullen zijn. Dit zal om een beperkt aantal gaan en zal in de komende periode nader geanalyseerd worden. Achtergrondconcentraties De verwachte overschrijdingen zijn lang niet in hun geheel te wijten zijn aan de bijdrage van lokale bronnen (m.n. wegverkeer). Als illustratie hiervan zijn in bijlage 4 kaartjes opgenomen van de verwachte achtergrondconcentraties in 2015 voor NO2, zoals die in 2009 en in 2010 door het ministerie van VROM zijn gepresenteerd. Het is duidelijk dat de verwachte achtergrondconcentraties op sommige plaatsen 2-5 µg/m3 hoger zijn geworden. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat de berekeningen in opdracht van VROM heeft uitgevoerd, geeft als belangrijkste redenen hiervoor aan de tegenvallende uitstoot van EURO V vrachtwagens en de nauwkeurigere positionering van de emissies van de binnenvaart op de waterwegen. Deze ontwikkelingen vallen buiten de invloedssfeer van de stadsregio en gemeente Rotterdam en het zal daarom niet mogelijk zijn om met alleen lokale maatregelen de overschrijdingen teniet te doen. In overleg met de rijksoverheid en de provincie wordt gezocht naar maatregelen/oplossingen. Blootstellingscriterium en toepasbaarheisbeginsel Om de luchtkwaliteit te kunnen toetsen aan de grenswaarden die gelden voor luchtkwaliteit, moet eerst bepaald worden wáár getoetst moet worden. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit bij inrichtingen geldt artikel 74 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl). In dit artikel is geregeld dat concentraties worden bepaald vanaf de grens van de betreffende inrichting. Volgens dit artikel moet dus buiten de inrichting getoetst worden. Daarnaast zijn er twee principes waarmee rekening gehouden moet worden, het toepasbaarheidsbeginsel en blootstelling: 1. Volgens het toepasbaarheidsbeginsel hoeft op een aantal locaties de luchtkwaliteit niet vastgesteld te worden. Toegankelijkheid speelt hierbij een grote rol. Dit is geregeld in artikel 5.19 lid 2 van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit hoeft niet bepaald te worden op: a. locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is, en/of; b. terreinen waarop een of meer inrichtingen zijn gelegen, waar bepalingen betreffende gezondheid en veiligheid op arbeidsplaatsen als bedoeld in artikel 5.6 tweede lid, van toepassing zijn, en/of;
Pagina 10 van 14
c.
de rijbaan van wegen en de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben. 2. De blootstelling van personen is ook van belang. Dit volgt uit artikel 65 en artikel 22 (punten waarvoor de blootstelling niet significant is) van de Rbl. De luchtkwaliteit moet alleen bepaald (gemeten of berekend) worden op plaatsen waar de blootstelling significant is. Bij toetsing van de gevolgen van een project aan de luchtkwaliteitseisen is dus van belang dat de plaatsen waar significante blootstelling plaatsvindt, worden bepaald. Het staat ter beoordeling van het bevoegd gezag of een locatie een verblijfstijd heeft die significant is. Het principe is dus: overal buiten de inrichtingsgrens moet getoetst worden, behalve op plaatsen die uitgezonderd worden op basis van toepasbaarheid en blootstelling. In het Rijnmondgebied is er gebruik gemaakt van het toepasbaarheidsprincipe op de Maasvlakte (daar waar de bedrijfsterreinen grenzen aan de naastgelegen weg). Het blootstellingscriterium is toegepast langs enkele wegen daar waar ze parallel lopen aan de snelweg of daar waar de snelweg gekruist wordt en er geen woningen, scholen of sportvelden aanwezig zijn. Ook is het blootstellingcriterium toegepast op een enkele gemeentelijke weg waar er geen bebouwing en sportvelden in de nabije omgeving liggen. De wegen waar het toepasbarheidsbeginsel of blootstellingscriterium kan worden toegepast zijn: Barendrecht: IJsselmondse Randweg, Kilweg en Verenambachtseweg Ridderkerk: IJsselmondse Randweg en Rotterdamseweg Schiedam: Churchillweg en Laan van Bol’es Spijkenisse: Oude Maasweg Vlaardingen: Zwanensingel en Vulcaanweg Rotterdam: G.K. van Hogendorpweg, Maasboulevard, Aveling, Groene Kruisweg,Maastunnel (noordzijde), Tjalklaan, Vaanweg, Oude Maasweg, Vondelingenweg en Schieveensdijk Deze wegen zijn volgens de resultaten van de Monitoringstool (bijna)knelpunten, maar op deze locatie had op basis van het toepasbaarheidsbeginsel of blootstellingscriterium dus niet getoetst hoeven worden. In de volgende monitoringsronde worden deze locaties aangepast. (Bijna) knelpunten Voor alle locaties zoals deze op bijlage 3 zijn weergegeven die op of langs rijkswegen liggen kan gesteld worden dat deze punten op basis van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit niet berekend hadden hoeven te worden. De punten liggen te dicht bij de weg en/of op plekken waar geen mensen langdurig kunnen worden blootgesteld. Echter, voor een aantal locaties geldt juist weer dat ons inziens te ver van de rijksweg is getoetst waardoor er een onderschatting van de concentraties is. Deze worden nader onderzocht en in de volgende monitoringsronde indien noodzakelijk aangepast. Van de binnenstedelijke (bijna-)knelpunten voor NO2 ligt er één in Schiedam en de rest in Rotterdam. Ook ligt er een bijna knelpunt langs de C.G. Roosweg in Krimpen aan den IJssel. Voor de Oranjestraat in Schiedam (40,7 µg/m3) geldt dat de overschrijding het gevolg is van een groot aandeel zwaar vrachtverkeer. Voor de Doklaan en de Maastunnel (2 locaties 1 knelpunt) geldt dat de situatie hier erg moeilijk modelleerbaar is vanwege de verdiepte ligging van de uitgang van de Maastunnel. Voor deze locatie zal een
Pagina 11 van 14
windtunnelonderzoek uitgevoerd worden om te bezien wat de werkelijke omvang van het probleem is. Op die manier kan er ook gerichter aan oplossingsrichtingen en maatregelen gewerkt worden. Voor de Statentunnel (41,1 µg/m3) en de Westblaak (40,9-42,5 µg/m3) geldt dat hier zeker sprake is van knelpunten. Voor het Weena (40,7-47,8 µg/m3) is het duidelijk dat er wel sprake is van een knelpunt. Echter, door de ingewikkelde situatie is het gebruikte model voor deze situatie onnauwkeurig Een nadere analyse is hier noodzakelijk. Deze nadere analyse kan helpen om gerichter een oplossing te kunnen formuleren. De bijna knelpunten (38-40 µg/m3) zijn met name drukke doorgaande straten. Bij het formuleren van maatregelen dient ook naar deze locaties te worden gekeken om eventuele tegenvallers in volgende monitoringsrondes op te kunnen vangen.
Pagina 12 van 14
6.
Conclusies en vervolg Conclusies Deze rapportage geeft een overzicht van de resultaten van de eerste monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) voor de stadsregio Rotterdam en de gemeente Rotterdam. Uit de monitoring blijkt dat in de gehele stadsregio geen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijn stof (PM10) worden verwacht in 2011. Op de Rotterdamse wegen Weena, Westblaak en de zuidelijke uitgang van de Maastunnel liggen de concentraties net onder de grenswaarde in 2011. De grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) in 2015 wordt in Rotterdam overschreden ter plaatse van de Doklaan, het Weena, de Westblaak, de Statentunnel en de zuidelijke uitgang van de Maastunnel. In Schiedam is er bij de Oranjestraat sprake van een overschrijding. Langs 20 (drukke, doorgaande) straten in Rotterdam en 1 in Krimpen aan den IJssel liggen de concentraties net onder de grenswaarde. Het algemene beeld is dat de (bijna) knelpunten zich met name in de binnenstad van Rotterdam en de toegangswegen bevinden. Overschrijdingen van de grenswaarden bij rijkswegen worden door het rijk geanalyseerd en indien noodzakelijk maatregelen getroffen. Opgemerkt dient te worden dat gezien de hoeveelheid in te voeren gegevens het mogelijk is dat sommige concentraties langs wegen onder- of overschat zijn, ofwel onnodig zijn opgevoerd. In de volgende monitoringsronde worden deze onvolkomenheden gerepareerd. Vervolg Om te voldoen aan de grenswaarden dienen maatregelen te worden getroffen. Met het NSL wordt niet alleen op lokaal, maar ook op provinciaal en rijksniveau gekeken naar maatregelen. Een pakket aan maatregelen vanuit alle lagen is nodig om aan de grenswaarden te kunnen voldoen. In de stadsregio/gemeente Rotterdam vindt de herijking van het maatregelenpakket RAP/RAL plaats. Hierbij wordt ook gekeken naar nieuwe mogelijke maatregelen. De nieuwe maatregelen zouden zich met name moeten toespitsen op de wegen in de binnenstad van Rotterdam en de toegangswegen of het verlagen van de achtergrondconcentraties. Om tot oplossingen te komen vindt overleg plaats met andere regio’s, gemeenten, provincies en het rijk.
Pagina 13 van 14
Colofon
Datum:
15 september 2010
Dienst:
Stadsregio Rotterdam (Ria Frank) Gemeente Rotterdam, dS+V (Hetty van Rhijn-Stumphius)
Opgesteld door:
Mirna Hensen (dS+V) Hans Stoutjesdijk (dS+V) Johan Voerman (DCMR) Michael Ameling (DCMR) Sylke Davison (DCMR) Patricia Timmerman (Gemeentewerken, CMR)
Pagina 14 van 14