Moderne letterkunde De jaren zestig
drs. P.S.M. Doesborgh
Inhoud
Paragraaf 1 Omvorming van koude oorlogsmentaliteit naar welvaartsmaatschappij
1
Paragraaf 2 Politiek op regeringsniveau
3
Paragraaf 3 Ontwikkelingen op partijniveau
5
Paragraaf 4 Buitenparlementaire actie
8
Paragraaf 5 Het ontstaan van een subcultuur
13
Paragraaf 6 Literatuur
22
Materiaal: • Videobanden: − Hoe het Koninkrijk der Nederlanden − Westkunst (VCR 1501) − De schok van het nieuwe (VCR 1507) • Diaverzameling • Reader Moderne Letterkunde - De jaren 60
Paragraaf 1
Omvorming van koude oorlogsmentaliteit naar welvaartsmaatschappij
In de 50-er jaren had de Amerikaanse containment-politiek geleid tot scherpe tegenstellingen tussen Oost en West. (scheiding der Duitslanden, Berlijnse Muur, Korea-conflict in Z.O.-Azië, Hongarije-opstand in 1956, experimenten met waterstofbomexplosies, NATO vs. Warschaupact etc.): een constante oorlogsdreiging met een hoogtepunt ten tijde van de Cuba-crisis in 1962. USA-president J.F. Kennedy wilde plaatsing van Russische raketten op Cuba (en derhalve een onmiddellijke Russische bedreiging van de Amerikaanse steden) voorkomen door een volledige blokkade van Cuba. De toenmalige Russische leider Chroestjow bond in en liet de raketinstallaties ontmantelen; er brak een periode aan, waarin de spanning niet meer zo hoog opliep. Uiteindelijk - maar dan zijn we al weer in de jaren 70 - wordt onder Nixon en Carter een ontspanningspolitiek gevoerd. In de naoorlogse jaren ontwikkelde de Westerse wereld (en ook Nederland) zich in een hoog tempo naar een moderne, industriële samenleving (de zgn. Derde Industriële Revolutie). De doorbraak van kernfysica, elektronica, de fantastische groei van het productieproces zijn daarin opvallende fenomenen. Het aanzien van de maatschappij verandert aanzienlijk: trek naar de grote stad, verstedelijking van het platteland; boeren worden overbodig door de mechanisering van de landbouw en veeteelt; het einde van de zelfstandige ambachtsman en de kleine middenstander; de explosieve groei van de dienstensector (overheid, onderwijs, bankwezen, gezondheidszorg etc.). Schaalvergroting alom: dus ook internationalisering (multinationals). Sociaal-economisch kan men spreken van een conjunctuurstabiliserend overheidsbeleid, gebouwd op Keynesiaanse inzichten. Doelen: • volledige werkgelegenheid; • prijsstabiliteit; • evenwichtige betalingsbalans; • streven naar economische groei; • rechtvaardige inkomensverdeling. Tevens wordt de basis gelegd voor een veelomvattend stelsel van sociale voorzieningen (vooral ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen), uitlopend in de zgn. verzorgingsstaat. Het is in deze tijd dat de manager zijn intrede doet (beheer en eigendom in bedrijven zijn niet langer in een hand), de topambtenaar in de mipagina 1
nisteries de middenklasse uitgroeit en de gastarbeider (eerst Italianen, later Spanjaarden, Grieken) naar West-Europa komt. Er ontstaat een grote toevloed aan consumptie-artikelen (in 1968 bijv. 2x zoveel bier en 3x zoveel wijn als in 1958). Auto's, televisietoestellen, fototoestellen, (draagbare) transistorradio's, platenspelers komen in het bezit van steeds meer mensen. Kort na de introductie volgen verbeteringen en verfraaiingen in hoog tempo. De auto groeide toch wel uit tot het welvaartsymbool (in 6 jaar tijd van 170.000 naar 420.000 ex.; in 1972: 3 miljoen!!!). Door de tv veranderde het sociale patroon en het uitgaansleven; in 1955 ging bijv. 66% van twaalf jaar en ouder minstens eenmaal naar bioscoop of theater, in 1975 nog maar 30%. Doordat cultuurgoederen technisch reproduceerbaar werden, ontstond er een populaire/massacultuur. Cultuurpessimisten zagen daarin een vervlakking van de cultuur. Anderen waren echter van mening dat nu de voordien elitaire cultuur voor een breder publiek toegankelijk werd (achtergrond; Walter Benjamin over reproduceerbaarheid van kunstuitingen). Er komt een Ministerie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk onder Marga Klompé; de zgn. zachte sector rukt op. Ook in het onderwijs gaan veranderingen plaatsvinden: in 1958 zet men de eerste stap op weg naar het onderwijs volgens de Mammoetwet (Cals), dat vanaf 1868 ingevoerd gaat worden. Deze Mammoetwet hinkte op twee gedachten: • door een brugperiode kon de keuze naar schooltype uitgesteld worden; kansarme kinderen zouden hierdoor meer kansen op vervolgonderwijs krijgen; • de gedifferentieerde maatschappij vraagt beter opgeleide en flexibele krachten; door keuzepakketten kon men op deze differentiatie inspelen. Overigens ging de invoering van de Mammoetwet met veel protesten gepaard. Deels wilde men geen afstand doen van de oude situatie, deels ontwikkelde men verderreikende gedachten in de richting van een middenschool voor iedereen. video: − Hoe het Koninkrijk.... Video 1700-2000: einde jaren '50 − Hoe het Koninkrijk.... Video 3550-3950: angst voor communisme Koude Oorlog welvaartsstaat (auto) evt. langer tot begrafenis Wilhelmina.
pagina 2
Paragraaf 2
Politiek op regeringsniveau
•
•
•
De jaren 60 werden geopend met het kabinet De Quay (195963), waarin in CHU/ARP/KVP/VVD-verband geprobeerd werd de staatsbemoeienis zo gering mogelijk te houden en de uitgaven van de overheid onder controle te houden. Eenzelfde ploeg met dezelfde doelstellingen trad aan na de verkiezingen in 1963, waarin PvdA en VVD flink verloren. Het kabinet Marijnen werd bij voortduring bedreigd door uit de pan rijzende overheidsuitgaven; elk moment kon dit kabinet daarop vallen. 1964: 'Irene-kwestie' − prinses Irene wordt door kardinaal Alfrink katholiek gedoopt. Zij deed daarmee afstand van alle opvolgingsrechten op de troon (destijds 2e in lijn); vooral onder de protestant-christelijke partijen zette deze 'move' veel kwaad bloed. − Irene wilde de Carlistische troonaanspraken van de Bourbon-Parma's op de Spaanse troon steunen. Daarmee kwam zij in politiek vaarwater terecht, waarvoor de regering geen verantwoordelijkheid wilde dragen. Gevolg: de ministers werden ontslagen van hun verantwoordelijkheid voor het handelen van de leden van het koninklijk huis. − huwelijk tussen Irene en Juan Carlos werd in Rome gesloten in afwezigheid van zowel familie als regering. − in der minne geschikt, maar schade is aangericht febr. 1965, Het kabinet valt op de 'omroepkwestie' − inzet was: wijze van reclame maken openheid van het omroepbestel − bemoeilijkende factoren: de opkomst van Radio Veronica en soortgelijke, commerciële en populaire zenders het REM-televisie-eiland voor de kust de regering kwam er niet uit en nam ontslag. bij de informatie wordt nu ook de PvdA betrokken, hetgeen in 1965 het kabinet Cals/Vondeling opleverde. De KVP bevond zich vrijwel in een dwangpositie: de PvdA voelde zich sterk en maakte daar ook gebruik van, zodat er toch een samenwerking ontstond op twee vroeger onverenigbaar beschouwde inspiratiebronnen: christendom en sociaalpagina 3
democratie. Bij de beëdiging kwam er een ambitieus, op de toekomst gericht regeringsplan op tafel. De ploeg: Cals-Luns-Biesheuvel-De Jong-Veldkamp..... Vondeling-Den Uyl-Samkalden...... Maar ook dit kabinet kwam in de problemen: de 'kwestie Beatrix' − het voorgenomen huwelijk met de Duitser Von Amsberg maakte veel oorlogssentiment los; − dat het huwelijk in Amsterdam moest plaatsvinden werd daarbij als een extra provocatie gevoeld. Het kabinet bleef deze persoonlijke wens van Beatrix steunen en overleeft - zij het met veel verlies van prestige - deze affaire; − binnen de PvdA laait de aloude discussie over republiek versus monarchie weer op. En werd ook weer gesust met argumentatie, die door de coalitiepartner als vernederend werd ervaren; 'nu maar geen republiek, want anders wordt Luns daar nog president van'; − tijdens het huwelijk zijn er rellen; op dat moment zeer schokkend voor iedereen, maar later zou pas blijken dat dit slechts een voorproefje op zeer kleine schaal was van wat ging komen! de 'Nacht van Schmelzer' (1966) Binnen de KVP was de stemming zo geworden dat men met de PvdA wilde breken. Dat gebeurde toch nog erg onverwacht in oktober 1966, toen de KVP een slappe motie van wantrouwen echter zonder medeweten van de KVP-ministers!!! - steunde. Gevolg: Cals gefrustreerd af..... PvdA gefrustreerd af..... De confessioneel/liberale coalitie wordt hersteld; eerst door middel van een minderheidskabinet onder Jelle Zijlstra, daarna het kabinet De Jong. Het is dit kabinet dat wel het meest geconfronteerd wordt met de woelingen uit de 2e helft van de jaren 60. video: Hoe het Koninkrijk..... VHS 4100-? politieke partijen, opkomst BP Irene-kwestie Zo is het toevallig..... Beatrix-huwelijk
pagina 4
Paragraaf 3
Ontwikkelingen op partijniveau
•
Binnen de KVP: binnen de partij kwam de discussie op gang over de confessionaliteit van de partij, die uiteindelijk zou leiden tot het laten vallen van het uitsluitend katholieke karakter ervan en een verschuiven naar een algemeen-christelijke signatuur. Later zou deze beweging uitmonden in het oplossen van KVP/CHU/ARP in het CDA. Ook werden in deze tijd opnieuw weer openingen naar de sociaal-democratie gelaten, omdat men verlies van electoraat vreesde bij een volgehouden buiten de deur houden van socialistisch gedachtegoed. Het werd langzaam mogelijk om zowel christen als socialist te zijn; een combinatie die een tiental jaren eerder nog vanaf de kansel met dreiging van hel en verdoemenis bestreden werd. De KVP verloor in de jaren 60 veel terrein (van 50 zetels in '63 naar 42 zetels in '67). Bovendien deed zich binnen de partij de afsplitsing van de Politieke Partij Radicalen voor (Boogaards, van Doorn).
•
Binnen de PVDA: de partij radicaliseerde in hoog tempo onder invloed van Nieuw Links. De New Lefters wensten: − omvorming tot een actiepartij, met banden met de buitenparlementaire actie; − hantering van het conflictmodel i.p.v. het harmoniemodel. Ook de PVDA verloor veel electoraal terrein (van 43 in '63 naar 37 zetels in '67). Bovendien verzamelden nogal wat ontevredenen (Drees jr. en uiteindelijk ook sr.) zich uiteindelijk in DS'70. In de vroege 50-er jaren had de PVDA al een aderlating gehad door het ontstaan van de PSP. Bovendien zijn ook nogal wat PvdA’ers gevoelig voor de ideeën van D'66 (de praktische aanpak).
•
het ontstaan van Democraten '66 (Van Mierlo-Gruyters-BaehrVisser). Gebaseerd op de stelling dat de politieke en bestuurlijke spelregels achter waren gebleven bij de maatschappelijke ontwikkelingen; daarin was de voornaamste reden gelegen van het krakkemikkig functioneren van de politiek.
pagina 5
Democratisering betekende: − directe keuze van minister-president en burgemeester; − districtenstelsel; − doorbreking van principes van partijvorming; bijv. een confessionele overtuiging is geen bestaansgrond voor een politieke partij. Men dacht meer in termen van progressiefliberaal-conservatief en keek daarbij graag naar het buitenland (Engeland en Duitsland). D'66 veroverde in 1967 in een klap 7 zetels in de Tweede Kamer.
pagina 6
•
Het ontstaan van de Boerenpartij In feite verankerd in de politiek van geleidelijke (economische ) hervorming van de agrarische sector; een politiek die al vanaf W.O. II gevoerd werd en die inhield dat − de positie van de boer was beschermd door gegarandeerde minimumprijzen voor zijn producten, maar ook − dat de boer moest rationaliseren.
•
Vooral veel kleine boeren wilden hun zelfstandigheid er niet aan geven en verzetten zich al vele jaren tegen deze agrarische politiek. De Boerenpartij was tot 1960 een van die vele, kleine, rechtse splinterpartijtjes, die er niet in konden slagen een zetel in het parlement te veroveren. Gedurende de jaren 60 volgden echter een paar pieken: − 1963: door een via de tv breed uitgemeten incident (de uitzetting door een groteske politiemacht te paard van boeren in Hollandse Veld; de boeren wensten niet af te dragen aan het Landbouwschap). Gevolg: iedere ontevredene op agrarisch gebied gaf steun aan de BP. Dus: 1963: 3 zetels!!! − 1966: Nu vooral stemmers in de grote steden, d.w.z. spijtstemmers die wilden laten weten dat de verhalen van de grote partijen over verbetering voor hen niet geloofwaardig waren. Dus: 1966: 7 zetels!!! Ook de verkiezingen voor de gemeenteraden was voor de BP een groot succes; de partij was erdoor verrast, zodanig dat ze via advertenties kandidaten voor die gemeenteraden moest oproepen.
In 1967 al meteen een grote terugval door interne ruzies en wegbloeiend electoraat; de Boerenpartij wordt weer een eenmanspartij in het begin van de jaren 70, om daarna weer uit de Tweede Kamer te verdwijnen. video: Hoe het Koninkrijk....... Video 1700, 575-770: val kabinet Marijnen jeugd vs. gezag Het huwelijk provo
pagina 7
Paragraaf 4
Buitenparlementaire actie
materiaal: AGN- 357-360 In de jaren 60 bladderde - mede onder invloed van de massamedia van voorheen onaantastbare en ook onaangetaste instituties de verf af. Het beeld van het gezag (ouderlijk, kerkelijk en/of staatsrechtelijk) kelderde en ook het buitenland drong de huiskamer binnen. Meestal zijn de eerste tekenen van onbehagen bemerkbaar onder de jongeren. In de nozems van de jaren 50 is een model te vinden van de steeds afnemende gezagsgetrouwheid. Scheuren op brommers, vetkuif, transistorradio's met rock and rollmuziek, samengroepen voor snackbar of bioscoop, vormden de uiterlijke idealen van de nozems. In hun gedrag manifesteerde zich de kloof die gegroeid was tussen jongeren en ouderen (arbeidsethos, anticommunisme, proAmerikanisme, geloof in de verzorgingsstaat vormden het arsenaal aan zekerheden van de oudere generatie; de jongeren werden als onmondig beschouwd). Nozemgedrag kan - zo bezien - als de onofficiële broer van de PSP en de Boerenpartij beschouwd worden. In de Provo-beweging van de middenjaren 60 wordt deze lijn doorgetrokken. In Provo verenigden zich zeer uiteenlopende meningen en standpunten; wat hen wellicht bindt is de warsheid van instituties. Zo wenste ook Provo zelf het gehanteerde gedachtegoed in een partij of in een programma onder te brengen. Men richtte zich vooral tegen vervreemding op straat en op het werk, die terug te voeren was op de massificatie van alles wat in de menselijke samenleving functioneert, en tegen de regentenmentaliteit in beheer en bestuur. Provo bestond uit kunstenaars, studenten, randfiguren die door de goegemeente als 'langharig werkschuw tuig' werden aangeduid. Zelf vond Provo zich in de plaats treden van de arbeider die door de zegeningen van de welvaartsstaat zijn revolutionaire elan had verloren. Zijn tegenstanders duidde Provo aan met de verzamelterm 'klootjesvolk'. De naam Provo verwijst naar provocatie; de groep nam, als vroeger de Geuzen, deze naam als een eretitel. Provo is - zeker voor een deel - ontstaan uit de Ban-de-Bombewegingen van het begin van de jaren 60; door escalerend politiegeweld bij demonstraties kreeg Provo die aandacht, waardoor de beweging bekend werd en kon groeien. Befaamd waren de zgn.
pagina 8
'happenings' bij het Lieverdje op de Spuistraat in Amsterdam. Later werden bijv. middels 'agentje pesten' incidenten uitgelokt. Voormannen van Provo waren o.a. Roel van Duyn, Bernard de Vries, Rob Stolk. Hun filosofische oriëntatie was sterk anarchogekleurd. Provo ontwikkelde een groot aantal 'plannen: witte fietsenplan, witte kippenplan (m.b.t. agenten), witkar etc. Toen de ideeën van Provo bleken aan te slaan (bijv. door grote steun voor de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam: daarin drie zetels) bleek: • volgens de tegenstanders dat Provo een los-zand-beweging, een eendagsvlieg zou zijn, die - zeker nu er groei in zat - door de onvermijdelijk optredende onenigheid snel weer uit elkaar zou vallen. • volgens de voorstanders dat nu Provo-zelf dreigde te institutionaliseren. Daarmee kwam men in strijd met de eigen beginselen, volgens welke men de beweging in zo'n geval moest opheffen. Ter ondersteuning uit tekstenbijlage: Wouter Gortzak, Breken is geen scheuren het artikel geeft redenen waarom er zoveel ruimte was voor buitenparlementaire actie. VRAGEN: 1 Wat verstonden de provo's onder 'provoceren'? 2 Welke 'gefixeerde standpunten' had de oudere generatie in de jaren 60 vooral? Reden? 3 Welke negatieve kanten onderscheiden de jongeren aan de naoorlogse groei in welvaart? 4 Verklaar de termen 'klootjesvolk', 'Witte Fietsenplan', 'Witte Kippenplan'. 5 Welke reacties bracht provo teweeg op korte termijn? En op langere termijn? (zie bijlage voor antwoorden) Min of meer de Provo-beweging opvolgend ontstond onder leiding van Roel van Duyn de kabouterpartij. Deze kabouters 'verpolitiekten' sommige idealen uit Provo en streefden ook politieke macht na via de daartoe geëigende kanalen (landelijke en gemeentelijke verkiezingen). Voorop stonden kleinschaligheid, mensenvriendelijkheid en een ludieke aanpak (Kabouter Vrijstaat, daktuintjes etc). Na een korte bloeiperiode verdween de kaboutergedachte om aan het eind van de jaren 60 plaats te maken voor de hippiewereld. pagina 9
Ter ondersteuning uit de tekstenbijlage a. hippiewereld/beatniks tekst Mambo's en meisjes in Mexico randinformatie: het zich afkeren van de welvaartssamenleving van de ouders. The American Dream geldt alleen maar voor de oudere generatie. Men wilde een leven op de rand van de georganiseerde maatschappij met al zijn zekerheden en wetten. Men wil een leven vol avontuur, gevaar en kicks. Belangrijk worden: reizen en trekken, vrije liefde, commune, jazz, stuff(marihuana), 'the road is life'. Jack Kerouacs 'On the road' (1955) verpersoonlijkt deze nieuwe way of life. b. de drugsscene tekst Met LSD in de toekomst zien randinformatie: er werd veel geëxperimenteerd met allerlei bewustzijnsverruimende middelen, het meeste berucht werd LSD. Later komen we nog terug op LSD-hogepriester Timothy Leary. c. religieuze sektes, o.a. Jesus Movement, Hare Krishna etc. TEKST:
Na de heroïne het heil
VRAAG: relatie tussen drugs en 'trip to God'? In de universiteiten en de studentenwereld was inmiddels veel beroering ontstaan. Ton Regtien was de oprichter van de Studenten Vakbond; deze SVB had als voornaamste doelstelling de studenten tot een maatschappijkritische voorhoede om te vormen, die bewustvorming en -making als oogmerken had. Niet langer wilde men zichzelf als de komende elite van de natie zien, die te zijner tijd het roer zouden overnemen van de directeuren, burgemeesters, bestuurders etc. Door Parijs (mei-revolte '68, Daniel Cohn-Bendit), Berlijn (Kritische Universiteit, Rudi Dutschke) en door ander incidenten (verhoging collegegeld, gewenste democratiseringsprocessen) escaleerde de zaak ook in de Nederlandse studentenwereld zeer snel; de Tilburgse Hogeschool werd in '68 bezet en omgedoopt tot Karl-MarxHogeschool, de aula van de Nijmeegse Universiteit werd bezet. Het hoogtepunt vormde voorlopig de Maagdenhuisbezetting in september 1969, waardoor het gehele bestuursapparaat van de Amsterdamse Universiteit werd lamgelegd. Woelige tijden!! Een belangrijk resultaat van het studentenverzet was de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB), waarin - zeker in het begin zoveel democratisering was verwerkt dat in elk geval de nietactieve studenten er niet mee overweg konden. pagina 10
Ter aanvulling uit de tekstenbijlage Het betreft hier vooral het studentenprotest in de USA. Inspiratiebronnen: • democratisering van bestuur; • inspraak in lesprogramma's; • pacifisme (Vietnam-oorlog); • rassentegenstellingen + polarisering (o.a. Black Power, Stokely Carmichael). TEKST:
Preradicalisme op de middelbare school over Berkeley (1964), waar de studenten een verbod op politieke activiteit was opgelegd. TEKST: Universiteit als kruitvat bezetting van Columbia University (1968), gedragen door een kleine groep radicalen, overgenomen door zwarte militanten Op het vlak van de vernieuwde waardering voor de positie van de vrouw kwamen er nieuwe initiatieven. • Man-Vrouw-Maatschappij ,(MVM) en • Dolle Mina (wat populairder, provo-achtig middelenarsenaal) • waren de voorlopers van de vrouwenbeweging en de feministische groeperingen uit de jaren '70 Ter ondersteuning uit de tekstenbijlage: TEKST:
Moeder wil niet meer
TEKST:
Op de versiertoer
Op het gebied van de sexualiteit werd een spectaculaire verruiming van de normen bewerkstelligd. De NVSH was in de jaren 60 ruim 4x zo groot als voorheen (200.000 leden), en behoefde niet meer uitsluitend in het geniep te opereren. Discussies over voorbehoedmiddelen, seksuele voorlichting (op scholen), geboorteregeling, zwangerschapsonderbreking kwamen op gang. In tv-programma’s als 'Open en bloot' en 'Hoepla' werden de grenzen van bestaande taboes teruggedrongen. Voorechtelijke geslachtsgemeenschap kwam door de pil uit de sfeer van de echt zware overtredingen. Echtscheiding werd een minder zwaar belast begrip. Hier en daar werd gesproken over 'vrije liefde' etc. Men kon gevoeglijk spreken van een seksuele revolutie. pagina 11
Ook op cultureel gebied worden de gevestigde norm zeer evident aangevallen. • Zo wilden de 'Notenkrakers' (o.a. Peter Schat, Andriessen) dat het repertoire van de grote orkesten eigentijdser werd en dat de uitvoeringen van klassieke concerten hun karakter als ontmoetingsplaats voor de 'happy few' zouden verliezen. • De actiegroep 'Tomaat' stelde bij de grote repertoiretoneelgezelschappen een soortgelijke eis. Men vroeg om een ander spelbeleid waarin de gezelschappen kleiner zouden moeten zijn en bovendien maatschappijkritische stukken zouden brengen. SAMENVATTEND: In de jaren 60 worden op politiek gebied de gevestigde partijen aangevallen, op bestuurlijk gebied wordt het totale gouvernementele bestel op de korrel genomen door Provo, Kabouters en studenten. De bestaande orde wankelt omdat men niet tot een adequate reactie kan komen. De nagestreefde idealen van de ouderen blijken niet de idealen van een deel van de jeugd, gezien het optreden van milieuactivisme, pacifisme, bezetting, demonstraties, provocaties. De gevestigde culturele instanties worden kritisch bevraagd en raken ontzet; normen en waarden raken overhoop. Er is sprake van de opkomst van een nieuwe cultuur, een subcultuur.
pagina 12
Paragraaf 5
Het ontstaan van een subcultuur
5.1
Oriëntatiepunten
Herbert Marcuse Marcuse is een in Amerika wonende filosoof van Duitse afkomst, voor de oorlog medelid van de Frankfurter Schule en medeontwikkelaar van de 'Kritische Theorie'. Marcuse werd in een tijd waarin de vraag naar de wettigheid en aanvaardbaarheid van gezag gesteld werd, een veelgelezen auteur omdat hij, bijv. in De eendimensionale mens de oorsprong van gezag aan de orde stelt (zie ook Roszak, p. 94). 1 Marcuse gaat uit van een Marxistische maatschappijvisie waarin derhalve de bestaande sociaal-economische ordening bepalend ingrijpt op de intellectuele, politieke en culturele ordening. Ook koesterde hij het idee van de wereldrevolutie. Over de mogelijkheden daartoe was Marcuse bijzonder somber; de mensen waren immers best tevreden met de samenleving die hun immers allerlei materiële genoegens verschafte. Door een zekere materiële welvaart waren de arbeiders in slaap gesust; het systeem slaagde er daardoor in ze af te houden van werkelijke ontplooiing, van feitelijke invloed, van macht. De zich niet van zijn werkelijke situatie bewuste, eigenlijk met zijn omstandigheden tevreden mens is het prototype van de 'eendimensionale mens'. Als groepsaanduiding kwam later de term 'klootjesvolk' in zwang. 2 Marcuse ontwierp de notie van de repressie (onderdrukking). Hij stelde dat elk individu noodzakelijkerwijs onderhevig is aan een fundamentele repressie. Deze is onvermijdelijk omdat in-groepsverband-leven nu eenmaal beperkingen en remmingen oplegt aan de behoeftebevrediging van de mens. Deze fundamentele repressie is volgens Marcuse normaal en ook acceptabel voor ieder individu. Daarnaast bestaat er zoiets als een surplus-repressie, die door het ene individu aan het andere, door de ene groep aan de andere wordt opgelegd. De bestaansgrond voor deze surplusrepressie is de handhaving of uitbouw van een bestaande geprivilegieerde positie of machtsverhouding. En daarmee dus de handhaving van het bestaande systeem. Tegelijkertijd is dat systeem zo sterk dat het zich kan veroorloven tolerant te zijn in die zin bijv. dat iedereen er openlijk kritiek pagina 13
3
op kan uitoefenen: repressieve tolerantie. Marcuse stelde vast dat deze surplusrepressie niet biologisch noodzakelijk of van God gegeven is; daarmee komt ook de aanvaardbaarheid ervan ter discussie. Marcuse zocht naar wegen om de surplusrepressie (bijv. verpersoonlijkt in achting voor gezagsdragers als politiebeambten of bestuurders) te ondergraven. Hij vond bij de jeugd van de jaren 60 (studenten, hippies, beatniks etc.), die zoveel moeite met bestaande normen en ouderenidealen hadden, een willig oor. Marcuse bracht daarmee eigenlijk het besef van de mogelijkheid om de samenleving te veranderen: de wil tot verandering (vgl. de marxistische tegenstelling tussen de bovenbouwidee en de onderbouwstructuur) wordt een sterke revolutionaire kracht. Daarmee komt de verbeelding aan de macht.
Allen Ginsberg Deze Amerikaanse dichter, vriend/metgezel van Jack Kerouac, publiceerde al vanaf de 40-er jaren, maar werd vooral door de generatie van 60 opgepikt (zie Roszak, pag. 112-117). 1 Zijn gedichten zijn in een ruk opgeschreven/geïïmproviseerd, en niet herzien of verbeterd. Daardoor zijn ze ongekunsteld: ze zijn eerlijk/echt. (vgl. action painting van bijv. Pollock). 2 In zijn poëzie zit veel gevoeligheid voor visionaire ervaringen; de toon is geëxalteerd, voorkeur voor mystieke, occulte en magische verschijnselen, die te verklaren zijn door Ginsbers zoeken naar God. 3 Hij bracht - samen met het wonderkind Alan Watts - zijn publiek in aanraking met het Zen-denken (lees ook: Kerouac, Dharma Tuig). Een leefwijze die middels onthechting van aardse zaken en via meditatie tot wijsheid en inzicht tracht te komen (satori). Daarmee kwam de belangstelling voor Oosterse mystici sterk op gang. Twee zeer bekende gedichten van Ginsberg zijn Howl en Sunflower Sutra. Ginsberg reisde naderhand als een soort apostel Amerika en Europa af; hij verscheen in zeer alledaagse kleding, zich onbeholpen gedragend op veel poëziefestivals waarvan alleen al door zijn verschijnen het succes verzekerd leek. Opvallend is dat zijn gedichten en optreden iedere expliciet-politieke strekking missen, maar.... is het wellicht via de Zen-theorie te verklaren dat ze juist daardoor zo extreem politiek werken? (een demonstratie voor de vrede zou ook niet moeten verlopen met leuzen en spandoeken, maar met spel, zang en dans, muziek, uitgelatenheid).
pagina 14
Timothy Leary was een Harvard-professor, die tot zijn ontslag wetenschappelijk onderzoek deed naar psychedelische ervaringen als gevolg van chemische preparaten.(zie Roszak, pag. 137 e.v.). Via zijn onderzoek raakte LSD-25 bekend; het gaat hier om een bewustzijnsverruimend middel waarvoor onder jongeren een obsessie ging bestaan. Marihuana, LSD, amfetaminen, speed, acid werden gewilde middelen om een psychedelische ervaring mee op te doen. (Zie voor een beschrijving de tekstenbijlage.) In de loop van de geschiedenis zijn er vele momenten van een versterkte speurtocht naar bewustzijnsverruimende middelen geweest; en in principe draagt (de hang naar) het gebruik van verdovende middelen sterk bij aan de verwerping door de gebruiker van de maatschappij (van de anderen). Deze bijdrage vervaagt evenwel al vlug omdat de energie van de gebruiker zich in steeds heviger mate verplaatst naar het verkrijgen van de drug; daardoor raakt de tegenculturele betekenis van druggebruik vaak op de achtergrond. Daarvoor in de plaats treedt niet zelden criminaliteit. Een belangrijke reden voor het feit dat Leary als een soort LSDprofeet werd gezien, is gelegen in zijn geruchtmakend ontslag van Harvard ('63), zijn arrestatie en de door velen als absurd beoordeelde straf (30 jaar gevangenis en $30.000 boete). Bovendien profileerde ook Leary zelf zich als een drugsprofeet.
5.2
Principes in de kunst
kunst en werkelijkheid 1 de grenzen tussen kunst en werkelijkheid gaan vervagen; kunst is niet langer afbeelding van de werkelijkheid, maar onderdeel van de werkelijkheid. De gewone dingen worden onderwerp van kunst (denk aan de ready-mades, en aan de, ook voor de 60-ers voorbeeldige, werkwijze van de Dada-ist Duchamps. N.B. environments!! 2 Anderzijds dient kunst ook opgenomen te zijn in de werkelijkheid. Kunst mocht geen aparte wereld vormen en dus ook niet als 'museumkunst' gezien worden. Het kunstobject is een gebruiksvoorwerp (signeren van een brug bijv.). kunst wordt gewoon. De aandacht van de kunstenaar gaat uit naar dingen uit het eigentijdse leven die door iedereen gekend (kunnen) worden. (bijv. de 'vloerbuger' van Oldenburg). Maar ook Pop-art (jukebox, reclamebiljetten, strips, hitlijsten) en materiaalkeuze (vinyl en plastic, maar ook: autobanden, spijkers, afval) getuigen van de aandacht voor het gewone en alledaagse. pagina 15
kunst en kunstenaar 1 de kunstenaar maakt zoveel mogelijk gebruik van procédés buiten hemzelf om (bijv. een gasbrander op piepschuim) en van het toeval (denk maar weer aan de ready-mades). Door gebruikmaking van procédés komen de resultaten verder van de maker af te staan; de kunst wordt onpersoonlijker. 2 de kunstenaar is eerder een ideeënman, een uitvinder dan een kundig en precies uitvoerder. Duchamp zei al dat de idee achter het werk belangrijker was dan het resultaat. N.B. De kunst van de jaren 60 is daarom geen kunst van 'rotzooi maar wat aan' of 'doe maar wat' (hoewel het daar wel eens op lijkt), maar is ook vaak zeer doordacht, origineel en intelligent van karakter. 3 de kunstenaar heeft de intentie om het clichématige kijken en horen te verbreken; hij is op zoek naar nieuwe expressieve vormen en kan daartoe een aantal nieuwe technieken gebruiken: a. isoleren van objecten uit hun natuurlijke omgeving. Hiermee wordt het kunstbesef van de toeschouwer en het werkelijkheidsbesef van de kunstenaar ter discussie gesteld. vb. Duchamp, flessenrek b. combineren van objecten die zijn losgemaakt uit hun natuurlijke omgeving. vb. Duchamp, fietswiel op kruk gemonteerd vogelkooitje met blokjes marmer c. signeren van objecten vb. Duchamp, urinoir (R.Mutt) 1917 Stanley Brouwn, This way Brouwns ,, ,, , No way Brouwns Jan Hendrikse signeert de Oberkasselerbrücke in Düsseldorf d. vermenigvuldigen/herhalen van objecten Gekende objecten worden in veelvoud naast elkaar geplaatst. vb. Jan Hendrikse, wanden met bierflesjes, panelen met centen etc. Andy Warhol, fotoreeksen van Monroe, Cola-flesjes, soepblikken e. vergroten van geïsoleerde objecten vb. Oldenburg met reusachtige taarten, ijslollies, schrijfmachines van textiel gemaakt Roy Lichtenstein, onderdelen van stripverhalen f. neutraliseren van objecten vb. overschilderen van schilderijen in een nieuwe kleur (Armando, Schoonhoven). g. leegte/niets benadrukken
pagina 16
vb. Rauschenberg maakte volkomen witte schilderijen (jaren 50 al) idem, uitgummen van een tekening van Willem de Kooning ('53) John Cage, 4 min. 33 sec stille muziek de Vries, een ongeschreven boek (witte pagina's). h. inpakken/verpakken van objecten vb. Cristo begon met het inpakken van een stoel/kinderwagen en eindigde met grote gebouwen, eilanden, de Pont Neuf in Parijs en zelfs een stadje (Monschau in 1971). i. toevalsfactor uitbuiten vb. Spoerri plakte de dingen vast die toevallig op een tafel lagen (borden, bestek, eten en etensresten). Anderen legden bijv. blanco vellen papier op straat: afdrukken van voetstappen, fiets- en autobanden, straatvuil etc. (Ter ondersteuning: dia-serie) De kunstenaars uit de jaren 60 hebben belangstelling voor de moderne werkelijkheid, zoals uit de objectkeuze en de materiaalverwerking blijkt. Pop-art (= popular art): aandacht voor stedelijk landschap en massacultuur (enorme posters, reclamezuilen, reclame, filmsterren, jukeboxen, strips, hitlijsten etc). Materialen als plastic en vinyl, neonbuizen, maar ook autobanden, oliedrums, bouten, schroeven en spijkers, van de schroothoop afkomstige materialen. kunst en actie Een kunstwerk is niet alleen meer een object maar ook een gebeuren. De voorstelling van beeldende kunst is eeuwenlang bepaald geweest door een object-, een dingkarakter: een schilderij aan de wand, een tekening achter glas, een beeld op een sokkel enz. In de jaren 60 doet zich het verschijnsel voor dat kunst zich losmaakt van statische, objectgebonden omstandigheden. Ze gaat zich in belangrijke mate realiseren in optreden en act, in geënsceneerde of uitgelokte gebeurtenis, in actie en demonstratie. Waarom zo'n happening, performance tot de beeldende kunst gerekend wordt?
pagina 17
Omdat de kunstenaar die deze voorstelling ensceneert de bedoeling heeft een beeld te vestigen, een beeld dat zo pregnant is dat het onze voorstellingswereld beïnvloedt; dit is een karakteristiek die zou gelden voor alle vormen van kunst. Niet alleen zijn kleuren, lijnen en vormen in staat om bepaalde beelden in ons te vestigen (de geijkte middelen van de beeldende kunst), maar ook actie, beweging, licht, lichamelijkheid, projectie zijn daartoe in staat. De happening heeft later een speels, ludiek, onvoorspelbaar karakter (m.n. in Amsterdam), maar oorspronkelijk was de happening aan veel 'strengere' regels onderworpen. Een happening vindt plaats op een vastgestelde locatie binnen een vastgestelde timing; volgens planning van de kunstenaar vinden er bepaalde gebeurtenissen plaats waarbij de aanwezigen deels toeschouwer zijn en deels bij de handeling betrokken worden. De oorsprong van de happening ligt in de USA bij Allan Karpow en Claes Oldenburg. In 1962 wordt de eerste happening door Simon Vinkenoog georganiseerd: Open het graf. In Nederland krijgt de happening o.m. door de belangstelling van Provo een politiek-activistisch karakter; het wordt een mogelijkheid zich te verzetten tegen de bestaande orde, te shockeren. In oorsprong heeft de happening geen politieke of sociale geladenheid. Karpow beeldde bijv. in zijn eerste happenings handelingen uit die aan de alledaagse realiteit ontleend waren, onopvallende handelingen die door herhaling en isolatie opvallend werden. Dit kon vaak nog plaatsvinden in ateliers of galerieën. Geleidelijk aan worden de happenings grootser van opzet. In Duitsland werkt bijv. Wolff Vostell die de happening ziet als een geïmproviseerde of geënsceneerde gebeurtenis; een bustocht door Parijs langs 20 boulevards waarbij de toeschouwers aandacht moeten hebben voor de gelijktijdige akoestische en visuele indrukken: voor het lawaai, de stemmen, geschreeuw etc. enerzijds, en de gebouwen, muren met affiches, ruïnes, puin etc. anderzijds. Vostell sleepte zijn publiek van de ene naar de andere plaats; hij wilde de deelnemers confronteren met een bureaucratische werkelijkheid. Ander kunstenaars wilden in een happening reële dingen, gebeurtenissen vervinden met gedroomde of gewenste voorstellingen. Of men wilde in een happening frustraties laten afreageren en mensen bevrijden van allerlei sociale en seksuele remmingen. Ter ondersteuning: Video: − Hoe....Video 1051, nr. 187-275. Een Vostell-happening op een autokerkhof + voorbeelden straaljagers, atoombom tot verwijzing DaDa. VHS: ? − evt. copiëren uit Actie, p. 155/156 (Lebel en Vostell) − dia's 22 t/m 24 van P-lijst
pagina 18
5.3
muziek/schilderkunst
Muziek
Een belangrijk figuur in de ontwikkeling van de denkwijze over muziek was de Amerikaan John Cage. Hij wilde de scheiding tussen geluid (lawaai) en muziek doorbreken door geluiden (lawaai) in een muziekstuk te integreren (bijv. d.m.v. een geprepareerde piano, waarin allerlei voorwerpen konden worden gemonteerd, hetgeen tot bizarre geluidsbrouwsels leidde). Ook 'componeerde' hij een muziekstuk dat bestond uit 4 min. en 33 sec. stilte (de pianist diende daarbij wel aan de piano plaatsgenomen te hebben). Later, onder invloed van het Zen-Boedhisme, maakte hij muziekgebeurtenissen die op het principe van de herhaling geschoeid waren. Door de herhaling van een muziekfragment (Vexations = 840 x een Satie-fragment; de totale uitvoering nam zo'n 18 uur in beslag!!) zo absurd door te voeren werden toeschouwers ofwel uiterst getergd ofwel zeer geboeid. In 1967 ook in Nederland uitgevoerd door Reinbert de Leeuw, maar de uitvoering werd voortijdig door een geïrriteerde zaalhouder afgebroken. (Ter ondersteuning: cassettebandjes met Vexations). Ook in de niet-klassieke muziek is beïnvloeding door Cage-muziek bemerkbaar. Zo bijv. in de minimal music van Philip Glass, Steve Reich en wellicht Mike Oldfield (Tabular Bells). Maar ook in de experimenten van Klaus Schulze (Irrlicht), in de zgn. UFO-muziek en sferische muziek (Tangerine Dream) worden kunstprincipes van de jaren 60 hoorbaar. (Ter ondersteuning: cassettebandje met Klaus Schulze-fragment.) Zeker ook de popmuziek (Rolling Stones, Beatles, en vele andere groepen) en Undergroundmuziek (Velvet Underground met o.a. Lou Reed) is onmiskenbaar gebonden aan de jaren 60. (Ter ondersteuning: cassettebandje met Velvet Underground en o.a. Beatles.) Samenvattend: 1 Populaire muziek: oudere generatie: jazz, dixieland, Paul Anka, Cliff Richard jongere generatie: Beatles, Rolling Stones, Dylan, Eagles, Beach Boys, etc. 2 Avantgarde: underground free jazz (Sun Ra bijv.) UFO-muziek minimal music (Oldfield, Glass, Schulze bijv.) experimenten (Cage o.a.) pagina 19
Schilderkunst
•
pagina 20
Pop-art (afkomstig van popular art) In pop-art is kunst niet zozeer zelfexpressie, als wel een aandacht vestigen op de elementen van de huidige werkelijkheid: op dingen die vaak niet als kunst werden beschouwd, bijv. uit de massacultuur. vb. Robert Rauschenberg: een kunstenaar die - zoals ook Cage - van mening was dat stilte (voor Rauschenberg: een schilderij met 'slechts' een kraakhelder wit vlak) vol uitdrukking is. Techniek: 'niets', neutraliseren. Hij gebruikte daarvoor modern materiaal als bijv. vinylverf, die bijzonder vlak en glanzend afstrijkt. Rauschenberg was van mening dat kunst van alles kan zijn; als gevolg daarvan ontstonden de zgn. 'combines'; dit zijn samenstelsels van afval e.d. Later - onder invloed van de onweerstaanbaar oprukkende tv o.a. - zag hij zijn schilderijen als stukken gemonteerde werkelijkheid. Om dat te bereiken maakte hij collages van allerlei teksten, afbeeldingen uit kranten en tijdschriften. Techniek: combineren. Bij Rauschenberg is een sterke tendens naar het onpersoonlijker maken van kunst aanwezig. vb. Roy Lichtenstein: hij hield zich bezig met het stripverhaal, dat voor veel mensen een verschijnsel uit het dagelijkse leven vertegenwoordigt. Hij isoleerde stripfiguren, vergrootte ze enorm en gaf ze weer met een zeer nadrukkelijk raster. Techniek: isoleren en vergroten. Dezelfde techniek vinden we terug in bijv. de gigantische vloerburger. vb. Jaspar Johns: die speelde met veelvoorkomende voorwerpen zoals de Amerikaanse vlag, de hamburger, afbeeldingen van idolen als Marilyn Monroe en Presley, Coca-Cola-reclames etc. Techniek: gewone dingen isoleren en herhalen. Zijn afbeeldingen hebben een grote zeggingskracht. vb. Claes Oldenburg: (hij vervaardigde tot reusachtige proporties opgeblazen 'softe' voorwerpen; een trapladder of hamburger van textiel etc.) en Andy Warhol zijn belangrijke trendsetters. Warhol was afkomstig uit de zgn. underground-scène; in zijn schilderijen maakte ook hij gebruik van herhaling en isolering. Daarnaast was hij als filmmaker actief. − Zeer onpersoonlijk in een registrerende film: 'Sleep' was de 8 uur durende registratie van een slaper. − 'Flesh' en 'Trash', waarin een wel zeer onburgerlijk normensysteem werd geëtaleerd (Joe Dallasandro).
•
•
Ter ondersteuning: − videoband De schok van het Nieuwe nr. 7 (VCR 1507, nr. 330-690 (25 min), VHS ???) achtereenvolgens: Rauschenberg-Johns-Hamilton-rol van tv-Rauschenberg-Warhol-Lichtenstein) (zie bijlage voor gedetailleerder beschrijving) − diaserie. Nieuwe Realisten De poging om in de schilderkunst het onpersoonlijke te benadrukken vinden we terug bij Yves Klein, een Nederlander die in Parijs woonde en die hoorde tot de groep van de Nieuwe Realisten. Klein ging bijv. tempel of piepschuim te lijf met een snijbrander of gebruikte naakte mannequins als levende penselen. Bij de groep Nieuwe Realisten is de neiging tot de happening duidelijk bemerkbaar; bijv. bij Cristo die voorwerpen in pakpapier verpakte (eerst kleine dingen, maar later grote gebouwen, bruggen (Pont Neuf), eilanden en landschappen (o.a. Monschau)). Nulgroep/Zero De overgang naar de Nederlandse situatie kan gemaakt worden via de in Nederland actieve Amerikaan Stanley Brouwn. Hij werd bekend door de zgn. This way Brouwns, gemaakt in Amsterdam. Brouwn vroeg aan toevallige passanten om de weg uit te tekenen naar een bepaalde straat. De resultaten werden van een stempel voorzien, door Brouwn gesigneerd en als kunst gepresenteerd. Inderdaad heeft de kunst zich zozeer losgemaakt van de kunstenaar dat de meeste eer aan de passant moet worden gegeven.
pagina 21
Paragraaf 6
Literatuur
Poëzie
Vooral onder een aantal dichters is de beïnvloeding door de 60-er jaren en de wijze waarop in de beeldende kunst deze periode verwerkt werd, duidelijk waarneembaar. Barbarber. ts. 1958/1971 Redactie: K. Schippers, J. Bernlef, G. Brands. In Barbarber werd vooral de aandacht gevestigd op het gewone, het overbekende dat door zijn overbekendheid niet meer de aandacht krijgt, die het blijkbaar toch verdient. In Een cheque voor een tandarts maken Bernlef en Schippers duidelijk dat Duchamp met zijn ready-mades een belangrijke inspiratiebron is geweest, maar ook bleek men recente Amerikaanse beïnvloeding te hebben ondergaan van Rauschenberg en Cage bijv. Tegenover de associatieve, gesloten poëzie van de Vijftigers kwam een wat anekdotisch gerichte, onpersoonlijke poëzie te staan onder het motto: 'Doe maar gewoon dan doe je al poëtisch genoeg'. Men gebruikte vaak de techniek van het isoleren van dingen die daardoor een nieuwe dimensie kregen. K. Schippers, De waarheid als de koe (1963) , Een klok en profil (1965) titelverklaring via Duchamps: ‘een klok die van opzij gezien wordt geeft niet de tijd aan’. J. Bernlef, Wie a zegt (1970) Ook C. Buddingh' was actief in Barbarber, gezien ook zijn 128 vel schrijfpapier. Andere bekende namen uit de Barbarbersfeer zijn Jan Hanlo, Chris van Geel, Remco Campert. Gard Sivik, ts. 1955-1964, later De Nieuwe Stijl (1965) Gard Sivik was een van oorsprong Vlaams tijdschrift dat vanaf 1958 door de Noord-Nederlanders Sleutelaar en Vaandrager in handen werd genomen. Gard Sivik was een stuk strijdbaarder dan Barbarber, doordat het niet zozeer de gewone dingen aanpakte maar vooral de moderne, eigentijdse zaken. Zij oriënteerden zich meer op grenssituaties, op het lelijke en onaangename (snelheid, maniakaliteit, seks). Gard Sivik werd een soort illegaal blad met een bijtende toon; men richtte zich tegen de schijncultuur van bijv. de Vijftigers.
pagina 22
Ook de schilder Armando trad toe tot Gard Sivik. Hij was lid van de Zero/Nul-groep, die met isolering van de werkelijkheid werkt, een techniek die ook bij de Gard Sivikkers te vinden is. Armand, Verzamelde gedichten (1964) , Hemel en aarde (1971) Vaandrager, Met andere ogen (1961) , De Reus van Rotterdam (1971), roman Deze Vaandrager maakte collages van ruwe, ongestileerde onderdelen: gespreksflarden, observaties, ingezonden brieven waren de ingrediënten waarmee hij de complexiteit van de werkelijkheid wilde aantonen. Een belangrijk man in Gard Sivik/De Nieuwe Stijl is Hans Verhagen. Hij slaat een zeer onpersoonlijke, zakelijke toon aan. Zijn poëzie geeft vaak de tegenstelling en het spanningsveld aan van het verschijnsel mens in een kille wereld. Verhagen, Rozen en motoren (1963) Heel bekend werden zijn 'kanker-gedichten' uit De Nieuwe Stijl ('65). Naderhand blijkt Verhagen zich in de flower-powerbeweging thuis te voelen en wordt de toon in de poëzie een stuk luchtiger. Verhagen, Sterren, cirkels, bellen (1971) Veelvuldig publiceerde in Gard Sivik en De Nieuwe Stijl ook weer Buddingh'. Hij profileerde zich door zijn nasale stemgeluid en door zijn gedichten waarin vaak een gortdroge humor schuilgaat. Bij alle dichters vinden we een sobere stijl, die tegemoet komt aan de eis dat literatuur beschrijvender, journalistieker zou moeten zijn (informatieve poëzie). Als we zowel de Barbarber- als de Gard Sivik-mensen bezien in hun invloed op de latere literatuur, dan valt niet te ontkennen dat zij met hun soms harde en extreme middelen een groot aantal clichés hebben ontmaskerd. Maar ook is waar dat hun beweging in literair opzicht is doodgebloed. De verhouding tussen literatuur en werkelijkheid was aan de orde gesteld; duidelijk was dat literatuur geen woordgoochelarij maar heldere uitdrukking moest zijn. Een nieuwe weg hebben deze dichters evenwel niet aangegeven. In een ander opzicht echter hebben de Gard Sivik/Nieuwe Stijlmensen wel degelijk aan de weg getimmerd; hun benadrukking van het journalistiek aspect van literatuur vond een uitweg in de wereld van de journalistiek; de kranten, radio en tv. • een nieuwe interviewtechniek, waarin een invoelende ondervrager een gesprek houdt en met de gedachtegang meeleeft Verhagen ........later in Verhagencadabra Cherry Duyns in bv. Droomland pagina 23
een nieuw soort documentaire, waarin de gewone mensengeschiedenis getoond wordt Armando in De Haagse Post 't Gat van Nederland de VPRO-documentaire • een nieuw soort humor dat op TV de oude kijkgewoonten doorbrak (Fluxus-oriëntatie bij Wim T Schippers, Verhagen, Jaspers - De Nieuwe Lulligheid) Hoepla, Fred Hache, Barend Servet, Van Oekel etc. • Willem T. de Ridder, met radio- en tv-evenementen die aan happenings (Fluxus) doen denken griezelverhalen, nachtelijke puzzelritten • de Grand Gala-uitzendingen • De Ad 's Gravesande-uitzendingen Kortom; veel van de kenmerken van de VPRO zijn afkomstig uit de periode van de jaren 60. Wordt lid!!!! •
Andere poëzie
Natuurlijk is het niet zo dat de poëzie van de jaren 60 in totaliteit terug te brengen valt tot ofwel Barbarber ofwel Gard Sivik/De Nieuwe Stijl. Naast de besproken groepen zijn andere dichters op een ander plan actief. een groep dichters die uit de Vijftigerspoëzie niet de conclusie trekken dat die zo hoognodig versoberd moest worden (zoals Bernlef bijv. deed), maar die concludeerden dat taalgebruiken meer een nieuwe wereld scheppen dan er een beschrijven is. Deze dichters waren gebiologeerd door de poëtische taal; ze verkennen daarvan de grenzen (vgl. Ezra Pound). Daardoor schrijven ze vaak een moeilijk toegankelijke poëzie, soms ook wel 'geleerden-poëzie' genoemd. De Raster-dichters: H.C. ten Berge, H. T. Faverey, Rein Bloem. een groep lyrische dichters, die in gedichten al dan niet ironisch hun gevoelens/emoties willen uitdrukken en daarmee niet aansluiten bij de onpersoonlijke poëzie. Vaak wordt de spanning tussen emotie en intellect bij het individu neergelegd in deze poëzie. Bij deze 'groep' hoeren: Jan Emmens, Rutger Kopland, Judith Herzberg. een groep neo-romantici. Reagerend op de koele, objectiverende poëzie maken een aantal dichters gebruik van oude versvormen (er volgt vrij snel een sonnet-revival) en ironiserend taalgebruik. Vertegenwoordigers: Gerrit Komrij (een wat boosaardige variant, die schuilgaat achter vormenspel en technisch vernuft), Willem Wilmink (melancholiek, zacht) en Van Teylingen. En misschien
pagina 24
ook nog een aantal echte romantici in de latere Verhagen (Duizend Zonsondergangen) en Jacob Groot. Proza
Als voorbeeld van een prozaschrijver die kenmerkende beïnvloeding door de jaren 60 heeft ondergaan, kan Harry Mulisch gelden. Mulisch acht de jaren 60 geen tijd meer om literatuur te bedrijven, en zittend op een zolderkamertje gedichten te concipiëren. Voor Mulisch was het duidelijk dat de schrijver zich moest bezighouden met eigentijdse zaken, waarop hij moet reflecteren en waarover hij moest schrijven. 'Het is nu geen tijd om romans te schrijven, het is oorlog'. Als voorbeeld van een boek dat zich met eigentijdse gebeurtenissen bezighield, kan gelden De zaak 40/61 (1961). Ter ondersteuning: K. Fens, De eigenzinnigheid van de literatuur. In 1961 vertrok Mulisch naar Jeruzalem om het proces mee te maken dat tegen de in Argentinië gearresteerde jodenvervolger Adolf Eichmann gevoerd zou worden. Eichmann was tijdens de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk voor de deportatie van de joden naar de vernietigingskampen. Hij stond aan het hoofd van een onderafdeling van de Sicherheitsdienst (Geheime Politie en Inlichtingendienst), afdeling IV B 4, de sectie voor Joodse zaken. Op 20 jan. '42 wordt besloten tot de moord op miljoenen Joden als zgn. "Endlösung der Judendfrage" en Eichmann krijgt de leiding over deze onderneming. Hij organiseert de deportatie van en naar de getto’s, bepaalt bij het Poolse plaatsje Auschwitz een geschikte plaats voor een vernietigingskamp, beslist welk gas er gebruikt moet worden (Zyklon B, een insectenverdelgingsmiddel), bekijkt massa-executies van vrouwen en kinderen en ziet toe dat honderden naakte Joden de gaskamers ingedreven worden. Hij heeft hen eerst briefkaarten laten schrijven die pas maanden later verstuurd worden om de geruchten over mensenvernietiging de kop in te drukken. In 1961 staat hij in Jeruzalem terecht voor de miljoenenvoudige moord; een jaar daarvoor is hij in Zuid-Amerika opgepakt door de Israëlische geheime dienst. 'Nooit in de wereldgeschiedenis heeft de mensheid zich zo eensgezind gespeend van sympathieën opgemaakt om een man te vernietigen als in het geval van Adolf Eichmann, Jeruzalem 1961...'. Mulisch woont dit proces bij als verslaggever voor Elseviers Weekblad. Meer nog dan journalist is hij schrijver; zijn verslag is meer dan een objectief feitenrelaas (de ondertitel 'een reportage' doet dit wel vermoeden). Zijn boek is een verslag van een ontwikpagina 25
keling, een verslag van een poging tot bewustwording en begrijpen. Het proces gaat Mulisch persoonlijk aan en volgens hem raakt het ieder levend mens. Er zijn 6 miljoen mensen vermoord op gruwelijke wijze, daar moet een verklaring voor gezocht worden, en de oplossing is niet te vinden wanneer we Eichmann als toevallig criminologisch fenomeen beschouwen. De verklaring raakt aan de fundamenten van het menselijk bestaan, aan de wijze waarop mensen in de moderne wereld een bestaan hebben opgebouwd en met elkaar samenleven, het is een probleem van de moderne tijd, van onze tijd en als zodanig is ieder levend mens bij dit proces betrokken. Door de openbare aanklager wordt Eichmann afgeschilderd als een monster, als de personificatie van de duivel, als de satan. Mulisch deelt die mening niet en daarin ligt de grote waarde van het boek: Mulisch toont aan dat ' Eichmann de gewoonste mens is die men zich kan voorstellen, ongelooflijk normaal' (= een uitspraak van de assistent van Eichmann's advocaat), iemand die zich onderscheidde door plichtsgetrouwheid, stiptheid, gehoorzaamheid en vlijt en als zodanig zelfs iemand die zich niet alleen 'normaal' maar zelfs 'voorbeeldig' gedroeg. Volgens Mulisch worden de gruwelen die hij teweegbracht te snel en ten onrechte 'onmenselijk' genoemd. Beter is het volgens hem te stellen dat iets typisch menselijks in zijn handelen zit: als zodanig zegt het boek evenwel over de naoorlogse jaren als over de oorlogsjaren zelf. Mulisch' boek is opgebouwd uit twee soorten reportages: 1 de dagboekbladzijden: Jeruzalems dagboek I en II: verslag van het proces en van Mulisch' ervaringen in Jeruzalem? Israël. Dit gedeelte lijkt nog het meest op reportages, journalistiek werk, hoewel er een persoonlijke inkleuring aanwezig is. 2 beschouwingen, verdiepingen, grote afgeronde stukken waarin de schrijver greep probeert te krijgen op zijn materiaal. Hij interpreteert, verwerkt. De zaak 40/61 A. Inleidende hoofdstukken • de betekenis van vonnis en executie voor Eichmann en voor ons o.a. − de waarschuwing niet toe te geven aan de geruststellende gedachte dat Eichmann de personificatie van het kwaad is. − het proces: karakter van het proces, wat is de strafmaat? 'hij kan maar een dood sterven, niet 6 miljoen...'
pagina 26
het vonnis voor Eichmann, zijn executie voor ons. Is er nu recht(=???) gedaan. Is beulswerk moord? − Eichmann heeft geen berouw.... • Truc met de foto; Eichmann's twee gezichten: de dader de getuige. • Biografie tot aanvang van de oorlog: een specialist in Joodse zaken, met oprechte belangstelling voor de Joodse zaak. 'Als ik een Jood was geweest, zou ik een fanatiek Zionist zijn'. In de oorlogsjaren: geloofde in '43 al niet meer aan de overwinning, maar zorgde (toch?) in 1944 nog voor de deportatie van 400.000 Hongaarse Joden. 'Als Duitsland ineenstort zullen wij in elk geval kunnen zeggen dat wij iets bereikt hebben’. Hiermee toont hij eenzelfde gebiologeerdheid als Hitler in een persoonlijke oorlog tegen het Joodse volk (zie Sebastian Haffner). Naoorlogse jaren: via Italië met behulp van ODESSA (Organisation der SSAngehörigen) naar Argentinië. B. Jeruzalems Dagboek I: • verslag van proces 6 t/m 29 april • de ontdekking dat Eichmann een mens is, een oude man, verkouden. 'Hij niest'. Ergo: demystificatie: geen duivel, geen satan. C. Geografische verkenningen in Berlijn. Bezoek aan: • Wilhelmstrasse 102, waar Eichmann zijn loopbaan bij de SD begon. • Am grossen Wannsee 56-58: bijeenkomst op 20-1-42. Besluit tot de Endlösung der Judendfrage. Eichmann is aanwezig als transportdeskundige. • Kurfürstenstrasse 116: kantoor van Eichmann, van Gestapo Amt IVB4. D. Kern van het boek. −
De gruwel en zijn afbeelding In de ‘gruwel en zijn afbeelding’ vraagt Mulisch zich af in hoeverre de afbeelding van de gruwel oorzaak is van de gruwel zoals men zich ook wel afvraagt in hoeverre geweld op de tv oorzaak is van geweld. Hij constateert, dat het kwaad al artistiek aanwezig was bij schrijvers als De Sade, Lautréamont en Beudelaire. Figuren als Hitler en Himmler komen in dit werk al voor. Eichmann niet, later komt hij hierop terug en vergelijkt bij Eichmann met mechanisch speelgoed in het werk van E.T.A. Hoffmann die is de rustige plichtsgetrouwe ambtenaar dit de slachtoffers aan komt dragen, omdat het bevolen is. Eichmann heeft in de literatuur geen schaduw vooruitgeworpen pagina 27
Uit:
De gruwel en zijn oorsprong In de ‘gruwel en zijn oorsprong’ concludeert Mulisch, dat de afbeelding van de gruwel de gruwel niet veroorzaakt. Hitler had geen literatuur of filosofie nodig. Mulisch weet Hitler hier aannemelijk te maken als de ‘mystische held met de mystieke openbaring’. Hitler schrijft nl. ‘Indem Ich mich des Juden entwehre, kämpfe ich für das Werk des Herrn.’ Dit beeld is de oorsprong van de gruwel. Alleen als mythische held kon hij het Duitse volk (dat niet zo antisemietisch was als het Poolse en Oostenrijkse) zo gek krijgen, dat het hem steunde. De krachten die dit bewerkstelligden, komen voort uit de verschrikkelijke openbaring van een man die zegt door de ‘Heer’ of de ‘Voorzienigheid’ te zijn gestuurd. De openbaring is dan natuurlijk dat de joden schuldig zijn, aan wat dan ook. Mulisch maakt dit duidelijk met behulp van een citaat van de Franse wijsgeer Denis de Rougemont, die over een nazimanifestatie schreef in zijn ‘Journal d’Allemagne’: ‘Het is een liturgie, die zich afspeelt, de grote sacrale ceremonie van een religie, waartoe ik niet behoor ....’ De conclusie is, dat de jodenmoord niets met tijd of geschiedenis te maken had, maar regelrecht uit ‘de put van één mens’ kwam. Uit:
Het bevel als fatum Is Eichmann nu degene die onvoorwaardelijk gelooft in deze openbaring? Mulisch vindt dat uiterst onwaarschijnlijk. Eichmann heeft zich nl. nooit voor de ideeën van Hitler geïnteresseerd, hij heeft nooit het werk van de partijfilosoof, Rosenberg, gelezen. ‘Mein Kampf’ las hij slechts fragmentarisch. Dit is het moment in het boek, waarop Mulisch met zijn openbaring komt: Het bevel is een bovenmenselijke macht, die gehoorzaamd moet worden, waarmee Eichmann zich mystiek identificeert. Er zijn zelfs aanwijzingen, dat Eichmann, als Hitler zijn eigen bevel verried, zich solidair achtte met het bevel. De vraag is nu, hoe wordt een vrij mens een machinale bevelenuitvoerder, vergelijkbaar met een auto, die ook niet weigert als een dronken chauffeur hem een kind laat overrijden door op het gaspedaal in plaats van op de rem te trappen? Het antwoord op die vraag is voor de hand liggend: de eed van gehoorzaamheid. Deze Eichmann, zegt Mulisch, is het prototype van de hedendaagse mens, die de machine schiep naar zijn evenbeeld. Hij vereenzelvigt de doodgewone mens met de machinale bevelenontvanger. Van nu af zullen we dan ook niet meer op misdadigers moeten letten maar op de gewone mens, EICHMANN IS GEEN UITZONDERING. Uit:
pagina 28
Het ideaal der psychotechniek Eichmann is een consequentie, een uiterste, maar die alarmeert waarschijnlijk alleen. Hij is een symbool, sarcastisch gezegd: van de vooruitgang. Men ziet hier als het ware de romanschrijver aan het werk, meer nog men ziet hem als interpreterend lezer van eigen werk. Mulisch zou een roman kunnen schrijven over Eichmann en het beeld van de homo mechanicus zou voor de lezer achter de roman hebben kunnen oprijzen. Mulisch is nu schrijver en lezer tegelijk. Tot deze visie komt Mulisch, na Hitler aangeduid te hebben als de god, Himmler als het prototype van de gelovige - en vanuit dat geloof zijn misdaden plegend - en Eichmann als de ongelovige. Eichmann handelde niet vanuit een geloof, niet vanuit een persoon, maar vanuit een bevel, opgevolgd door een eens gegeven eed van trouw. De eed bracht de machine op gang, de bevelen houden haar op gang. ‘Hij is niet zozeer een misdadiger als wel tot alles in staat.’ Dat de eed van trouw tegenover de verkeerde werd afgelegd, dat de bevelen van de verkeerde kwamen, had zes miljoen doden tot gevolg. Er hadden, zo de eed anders gericht was geweest en de bevelen van anderen waren gekomen, door Eichmann ook zes miljoen mensen gered kunnen worden. Niet de aard van de eed, niet de aard van het bevel is belangrijk, maar het bevel op zich, de eed op zich, waardoor de mens het gemak van de onvrijheid, van het niet-hoeven-denken kiest. ‘Deze levende dode is het prototype van de hedendaagse mens, die de machine schiep naar zijn beeld’, schrijft Mulisch op bladzijde 132. Eichmann heeft zichzelf een a-semiet genoemd en die zelf-typering stemt overeen met Mulisch’ zienswijze. En het zal niet verwonderen, dat Mulisch in het hoofdstuk ‘Het ideaal der psychotechniek’ tot de vaststelling van de ‘amoraal’ komt. Uit:
E. Jeruzalems Dagboek II periode 19 juni-2 juli: toetsing van de bevindingen F. Besluit het verschil tussen Joden en Israëli's, en de vraag of Eichmann definitief geschiedenis is. 'Eichmann is een van de twee of drie mensen die mij veranderd hebben. Hij heeft me genezen van vrijblijvende verontwaardiging en zorgeloosheid. Ik ben nu waakzamer'.
pagina 29
De zaak 40/61 verscheen in 1962. Vier jaar later schrijft hij Bericht aan de rattenkoning (1966) en zes jaar later Het woord bij de daad: beide boeken zijn eveneens reportages en zijn nauw verwant met Eichmann's zaak: • Mulisch zag in de provo's de revolutionaire voorhoede in de strijd tegen de nivellering waarvan Eichmann in zijn ogen een ontstellend symbool was geworden. • In Fidel Castro zag hij de tegenhanger van de waardevrije Eichmann: een man die in opstand is gekomen tegen de gevestigde verhoudingen, tegen het overwicht van de V.S. en een voorbeeld voor de bevrijding van de Derde Wereld uit de politieke en economische onderdrukking door het Westen. Pas in de 70-er jaren kwam Mulisch weer met verhalend proza: Paralipomena Orphica (70), en De verteller, of het idioticon van een zegelbewaarder (71)......................... ander proza
Min of meer beïnvloed door schrijvers als Ginsberg, Kerouac, Burroughs ontstond in deze jaren 60 een levensvisie, die sterk afstand nam van de waarden en normen van de bestaande orde: • het streven naar vrijheid en ongebondenheid • het streven naar vrede • het afwijzen van maatschappelijk succes als doel • de oriëntatie op Oosterse mystiek (onthecht gedrag) • het gebruik van (soft)drugs (Hasj, marihuana) Deze levensvisie vormde een kenmerk voor de nieuwe generatie jongeren (flower power/ hippiedom) en vond ook uiting in Nederlandse literatuur. Voorbeelden zijn Jan Cremer en Ewald Vanvugt. Vooral het werk van Cremer bracht een schok teweeg doordat het een ongebreidelde vrijheidsdrang toonde die tegen alle regels inging. En....daardoor de nodige agressie opwekte. Andere schrijvers: Nooteboom, Borgart, Kars, etc. Een buitenlandse schrijver die op de golven van de jaren 60 tot grote bekendheid kwam was Hermann Hesse (Siddharta, Steppenwolf). Een film die de sfeer van de tijd goed weergeeft is: Easy Rider.
pagina 30