2014-2018 Versie
Auteur
Omschrijving
Datum
1
Bot/Mo
Concept hoofdstuk 1-3
130412
2
Bot/Mo
Concept totaal
130612
3
Bot/Mo
Concept totaal
131116
4
Bot/Mo
Definitief
140408
Adres:
Postbus 425
Postcode/plaats:
4200 AK GORINCHEM
Telefoonnummer:
0183-610361
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding …………………………………………………………………………………………………………………………..blz.3 2. Algemene gegevens …...........................................................................................................blz.4 2.1 Contactgegevens 2.2 Onderwijsvisie/schoolconcept 2.3 Kengetallen leerlingenpopulatie huidig schooljaar en en het afgelopen jaar als peildatum 3. Basisondersteuning…………………………………………………………………………………………………………..blz.7 3.1 Preventie en lichte curatieve interventies 3.2 Onderwijsondersteuningstructuur 3.3 Planmatig werken 3.4 Basiskwaliteit van het onderwijs 4. Extra ondersteuning………………………………………………………………………………………………………..blz.22 5. Conclusie en ambities………………………………………………………………………………………….....….……blz.30 6. Bijlagen……………………………………………………………………………………………………………………….…….blz.36 6.1 Begrippenlijst 6.2 Afkortingen 6.3 Verbindende paragraaf: Passend Verbinden 6.4 Notitie zorgtoewijzing Gomarus s.g.
2
1
INLEIDING
Dit document betreft het ondersteuningsprofiel van onze school. In deze inleiding wordt een toelichting gegeven op de opbouw en het proces dat gevolgd is om dit document voor de eerste keer vast te stellen. In dit schoolondersteuningsprofiel wordt het onderwijsconcept van de school beschreven in relatie tot de ondersteuning voor leerlingen. Vervolgens worden de kengetallen van onze school weergegeven. Deze kengetallen zijn belangrijke input voor de beleidsvoering van de school. Inzicht in de kwaliteit van de basisondersteuning die de school biedt, helpt om deze kengetallen te interpreteren en beslissingen te nemen over de beleidsontwikkeling van de school. De kwaliteit van onze basisondersteuning wordt beschreven in hoofdstuk 3. Hier wordt allereerst in kaart gebracht in hoeverre de school in het kader van de zorg, op de verschillende niveaus, planmatig werkt. Verder wordt in dit hoofdstuk beschreven op welke manier de school deze verdiept naar preventieve en licht-curatieve ondersteuning. Daarnaast bevat het de weergave van de ondersteuningsstructuur van de school. Hoofdstuk 4 geeft aan welke structurele mogelijkheden de school heeft om extra ondersteuning te bieden aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Die worden beschreven in de vorm van ondersteuningsarrangementen. De school heeft de gegevens uit de hoofdstukken 2 t/m 4 geanalyseerd, gewogen en doorgrond en vervolgens gerelateerd aan andere beleidsvoornemens binnen de school. Dit heeft geresulteerd in het trekken van conclusies, het formuleren van ambities en het aangeven van randvoorwaarden om die ambities te realiseren. Dit laatste heeft zijn weerslag gekregen in hoofdstuk 5. Deze ambities krijgen een plaats in het beleid van de school, zowel in het strategisch beleidsplan op schoolniveau als in de teamplannen. Het proces waarlangs dit schoolondersteuningsprofiel tot stand gekomen is, geven we kort weer. Door middel van informatievoorziening op het schoolportaal en tijdens personeelsvergaderingen hebben we geprobeerd de medewerkers zo goed mogelijk op de hoogte te brengen van de gevolgen van de Wet op het Passend Onderwijs. In september 2012 hebben we onder begeleiding van de AVS een studiedag gehad voor alle teams om aan de hand van casuïstiek de kwaliteiten, de ambities en de grenzen van de ondersteuning in kaart te brengen. De uitkomsten van deze dag zijn met de teams gedeeld en door een aantal docenten en de coördinator leerlingenzorg verwerkt in het schoolondersteuningsprofiel. De conclusies en aanbevelingen zijn tot stand gekomen na intensief overleg tussen de medewerkers van de leerlingenzorg, de teamleiders en de directie. De teamleiders hebben de communicatie met de teamleden steeds voor hun rekening genomen. Ook op het schoolportaal is steeds vanuit de directie de actuele stand van zaken weergegeven met betrekking tot dit proces. Het is geen gemakkelijk proces geweest. Passend Onderwijs is iets wat van buiten de school in komt. Het onderwijs aan - en de ondersteuning van leerlingen is iets wat docenten wel raakt. We denken op deze wijze een evenwichtig proces te hebben doorlopen om eigenaarschap te bevorderen
3
2. ALGEMENE GEGEVENS 2.1 CONTACTGEGEVENS
DATUM INVULLING NAAM VAN HET BEVOEGD GEZAG NAAM VAN DE SCHOOL SOORT AFDELING/STROOM BRINNUMMER NUMMER SWV VANAF 1-8-2013
8 april 2014 Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs op Reformatorische grondslag te Gorinchem Gomarus scholengemeenschap Vmbo/havo/vwo 00WH -
ADRES POSTCODE PLAATS TELEFOONNUMMER MAILADRES
Postbus 425 4200 AK GORINCHEM 0183-610361
[email protected]
NAAM SCHOOLLEIDER
Ir. Chr. J. Flikweert
IDENTITEIT
Reformatorisch onderwijs
Schooljaar 2009/10 AANTAL LEERLINGEN – 1 OKTOBER
1739
VASTGESTELD (G)MR VASTGESTELD BEVOEGD GEZAG
-
2010/11 1740
2011/12 1690
2012/13 1688
Dit document is geaccordeerd door:
Naam:
__________________________________________________
Handtekening bevoegd gezag:
__________________________________________________
4
2.2 ONDERWIJSVISIE / SCHOOLCONCEPT De Gomarus is een school voor voortgezet onderwijs (VO) waar het onderwijs en het handelen gebaseerd zijn op Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid. Dat is wat ons bindt. Door die vaste waarden vanuit Gods Woord laten we ons inspireren en inspireren we elkaar. Inspiratie betekent dat je een doel voor ogen hebt en dat bezield nastreeft. Dat betekent leven vanuit vaste waarden, het hebben van idealen, het proberen het hart van de ander te raken en dienstbaar te zijn. Dat betekent dat de school er is voor alle kinderen van ouders die zich kunnen vinden in deze grondslag. Dit betekent ook dat de school zich inspant om de hele doelgroep goed onderwijs te bieden, inclusief leerlingen die extra zorg nodig hebben. Op de Gomarus hechten we veel waarde aan een goede pedagogische en didactische relatie tussen docent en leerling. De docent als opvoeder en didacticus weet zowel voor de groep als geheel als voor de individuele leerling de juiste aanpak en het juiste niveau te vinden voor een goede kennisoverdracht. Activiteiten worden effectief toegepast om de leerlingen daadwerkelijk aan het leren te krijgen en de docent weet een goed opvoedingsklimaat te creëren. De docent zoekt naar mogelijkheden om de leerlingen zelf kennis te laten ontdekken. Daarbij zijn motiveren en activeren kernwoorden met betrekking tot de verwerking van de leerstof. Als Gomarus zijn we nieuwsgierig naar de manier waarop leerlingen leren en spelen we daarop in. Naast het overdragen van kennis is er op de Gomarus oog voor het aanleren van vaardigheden, zoals bijvoorbeeld plannen, overleggen, onderzoeken, keuzes maken, discussiëren, rapporteren en presenteren. We proberen in ons onderwijs zoveel als mogelijk is onze identiteit naar voren te laten komen. Vorming en toerusting van leerlingen, om vanuit Bijbelse principes te denken en te leven, zijn de bestaansgrond van onze school.
5
2.3 KENGETALLEN LEERLINGENPOPULATIE AFGELOPEN JAREN SCHOOLJAAR
11/12
12/13
ALGEMEEN VOOR DE SCHOOL (INCLUSIEF EVENTUELE RUGZAK LEERLINGEN) LEERLINGEN TOTAAL
1690
1688
LEERLINGEN IN HET IZO/ZAT BESPROKEN
VMBO 32 / HV 29
VMBO 31/ HV 19
LEERLINGEN MET DYSLEXIEVERKLARING
95
111
LEERLINGEN - MEERBEGAAFD GEPLAATST
26
40
CLUSTER 1
2
2
CLUSTER 2
3
5
CLUSTER 3
4
4
CLUSTER 4
18
15
THUISZITTERS
1
1
33
36
96%
104%
VSO CLUSTER 1
-
-
VSO CLUSTER 2
-
-
VSO CLUSTER 3
-
-
VSO CLUSTER 4
-
-
BEHANDELING/ DAGBESTEDING
1
3
BETAALDE ARBEID
9
-
JUSTITIËLE INRICHTING (JJI)
-
-
PRO
0
-
REBOUNDVOORZIENING
1
0
MBO
162
193
HBO
72
89
UNIVERSITEIT
36
30
1
VERVROEGDE UITSTROOM OF VERWIJZING NAAR VO/MBO VERWIJZING INTERNE VERWIJZING
2
UITSTROOM NA BEHALEN DIPLOMA
1 2
Nieuwe aanmeldingen gedurende bedoeld cursusjaar. Percentages op-en afstroom.
6
3. BASISONDERSTEUNING De basisondersteuning bestaat uit een aantal aspecten waarover binnen het samenwerkingsverband inhoudelijke afspraken zijn gemaakt. Deze betreffen het reguliere onderwijsleerproces, begeleiding in algemene zin , de kwaliteitszorg, resultaatgerichtheid . 3.1 PREVENTIE EN LICHTE CURATIEVE INTERVENTIES Een belangrijk aspect van de basisondersteuning is gericht op de ondersteuningsmogelijkheden die de school biedt, al dan niet in samenwerking met partners. Hieronder wordt een opsomming gegeven van de interventies die bij deze basisondersteuning horen. De interventies zijn gescand aan de hand van de domeinen, zoals die door de school in paragraaf 3.4 in kaart zijn gebracht.
SCAN ASPECTEN BASISONDERSTEUNING ASPECTEN BASISONDERSTEUNING
A/B/C
Biedt onze locatie
Domein
Tijdig signaleren van leerproblemen Er is deskundigheid (zorgcoördinator, mentor, team) in het analyseren van onderwijskundige rapporten (groeimodel: verbreding en versterking deskundigheid in school).
Ja
-
Er zijn leerlijnen; docenten kunnen bepalen wanneer een leerling de leerlijn wel/niet kan volgen.
Ja
-
Er zijn leerling-besprekingen (structuur, cyclus).
Ja
I-1 I-6 II-1 I-5 I-12 II-4 I-6 I-10 II-5 I-6 II-7 I-11 I-13
A A A-B A-B A A A-B A A-B A B A-B A
I-1 I-6 II-1 I-6 I-10 II-5 I-6 II-7 I-11
A A A-B A-B A A-B A B A
I-3 I-6 II-1 I-6 I-10 II-5 I-8 II-5 I-2 I-9 II-3 I-11
A-B A-B A-B A-B A A-B A-B
-
Er is vaardigheid bij docenten om problemen te signaleren, om te communiceren met leerling en ouder en om te verwoorden in een ondersteuningsvraag. Docenten kunnen de leerresultaten concreet en systematisch beschrijven (professionaliteit). Tijdig signaleren van gedragsproblemen Er is deskundigheid (zorgcoördinator, mentor, team) in het analyseren van onderwijskundige rapporten (groeimodel: verbreding en versterking deskundigheid in school).
Ja
-
Er zijn leerling-besprekingen (structuur, cyclus).
Ja
-
Er is vaardigheid bij docenten om problemen te signaleren, om te communiceren met leerling en ouder en om te verwoorden in een ondersteuningsvraag. Docenten kunnen het gedrag concreet en systematisch beschrijven (professionaliteit).
Ja
-
Ja
Ja
Ja
Tijdig signaleren van opgroeiproblemen Er is deskundigheid m.b.t. ontwikkelingsfasen van jongeren en bijbehorend gedrag.
Ja
-
Er zijn leerling-besprekingen (structuur, cyclus).
Ja
-
Ja
-
Er is vaardigheid bij docenten om problemen te signaleren, om te communiceren met leerling en ouder en om te verwoorden in een ondersteuningsvraag. Er is kennis van groepsprocessen van jongeren.
-
Docenten kunnen gedrag concreet en systematisch beschrijven.
Ja
7
Ja
zie par. 3.4
A-B A-B A-B A-B
Tijdig signaleren van opvoedproblemen Er is deskundigheid m.b.t. opvoedingsstrategieën en bijbehorend gedrag.
Ja
-
Er zijn leerling-besprekingen (structuur, cyclus).
Ja
-
Er is vaardigheid bij docenten om problemen concreet en systematisch te signaleren, te communiceren met leerling en ouder en om te verwoorden in een ondersteuningsvraag.
Ja
-
Er is deskundigheid om leerling in zijn context te begrijpen.
Ja
Zorg voor een veilig schoolklimaat Personeel is zich bewust van eigen gedrag i.r.t. het gevoel van veiligheid (consequent handelen, nabijheid). Er is een protocol ‘Veiligheid’ (pesten, schorsen, regels, e.d.).
I-3 II-1 II-3 I-6 I-10 II-5 I-7 II-4 II-5 I-3 I-11 II-1 II-3
A-B A-B A A-B A A-B A-B A-B A-B A-B A-B A-B A-B
Ja
I-2
A
Ja
I-2 II-1 III-5 II-1 III-5 III-6 I-9 I-10
A-B B A B B B A-B A-B
-
Al het personeel hanteert het protocol.
Ja
-
Mentoren stimuleren het welbevinden en de motivatie van de leerling.
Ja
Aanbod voor leerlingen met dyslexie Er is een beleid uitgaande van het door de overheid beschreven protocol. Dyslexiebeleid wordt zoveel mogelijk uitgevoerd binnen de les.
Ja Ja
III-2 III-2
A A-B
Leerlijnen voor leerlingen met een meer dan gemiddelde intelligentie Er is beschreven wat de leerling moet kennen/kunnen in een bepaald leerjaar (basisniveau).
Ja
I-12
A
-
Ja
III-3
A-B
-
Er is beschreven wat geboden kan worden in de les/school aan lln met een meer dan gemiddelde intelligentie. Er is beschreven hoe deze differentiatie wordt vormgegeven in de les/school.
Ja
-
De school biedt meerbegaafde leerlingen een apart programma aan.
Ja
I-5 III-3 III-3
B B A
Leerlijnen voor leerlingen met een minder dan gemiddelde intelligentie -
Er is beschreven wat de leerling moet kennen/kunnen in een bepaald leerjaar (basisniveau).
Ja
I-12
A
-
Ja
III-3
A
-
Er is beschreven wat geboden kan worden in de les/school aan lln met een minder dan gemiddelde intelligentie. Er is beschreven hoe deze differentiatie wordt vormgegeven in de les/school.
Ja
-
De school heeft de mogelijkheid LWOO aan te bieden.
Ja
I-5 III-3 III-3
B A A-B
II-1 II-6 III-4 III-4
A+B A+B A-B A-B
A A A A-B A
Aanbod voor ll met gedrags/sociaal-emotionele problemen Lichte tot wat meer uitgebreide ondersteuning op het gebied van gedrag of bij sociaalemotionele ontwikkeling Fysieke toegankelijkheid van het gebouw voor leerlingen die dit nodig hebben Hulpmiddelen voor leerlingen die dit nodig hebben Programma’s gericht op sociale veiligheid, faalangstreductie, en het voorkomen van gedragsproblemen Er is in de leerlijn structurele aandacht voor sociale vaardigheden.
ja Ja Ja
-
Er is aandacht voor mediawijsheid.
Ja
II-6 II-9 III-5 III-5
-
De school heeft een programma gericht op faalangstreductie.
Ja
II-6
Programma’s gericht op het aanpakken van gedragsproblemen
8
Ja
-
Ja
I-1
A
-
Personeel is zich bewust van het eigen gedrag i.r.t. het gevoel van veiligheid (consequent handelen, nabijheid). Er is een protocol ‘Veiligheid’ (pesten, schorsen, regels, e.d.).
Ja
-
Al het personeel handelt naar dit protocol.
Ja
-
Docenten zijn bekend met ondersteuningsroutes (llzorg, ZAT, PCL, extern).
Ja
-
Docenten kunnen gedrag concreet en systematisch beschrijven. Docenten zijn in staat om systematisch te handelen i.r.t. gesignaleerde gedrag.
Ja Ja
I-2 II-1 III-5 II-1 III-5 III-6 I-10 II-7 I-11 I-9 I-10 I-11
A-B B A B B B A-B A-B A-B A-B A-B A-B
Doorstroom van leerlingen -
De leerkrachten gebruiken de informatie van scholen en instellingen waar leerlingen vandaan komen voor de begeleiding van leerlingen. De school maakt beredeneerde afwegingen bij doorstroom van leerlingen binnen de school en zorgt voor een ‘warme overdracht’ tijdens de schoolloopbaan van de leerlingen. De school biedt sturing bij de opleidingskeuze
ja
II-6
A
ja Ja
II-6 II-7 II-4
A A+B A
Protocol voor medische handelingen Verzuimprotocol wij hanteren een verzuimprotocol in samenwerking met de jeugdgezondheidsarts en de leerplichtambtenaar. Curatieve ondersteuning in samenwerking met ketenpartners3 De school heeft een ZAT. Procedures, werkwijzen zijn duidelijk, conform de afspraken binnen het SWV.
Ja
III-6
A-B
Ja
II-3
A
Ja Ja
II-3 II-2
A-B A
Planmatig werken De systematische manier van werken komt tot uiting in: Beschrijving van mentortaken.
ja
-
Systematische leerling besprekingen.
Ja
-
Toetsbeleid. Handelingsgerichte handelingsplannen.
Ja Ja
B A-B A-B A A A A B A-B A-B A
Het opstellen van ontwikkelingsperspectieven. Ouders zijn op de hoogte van de basisondersteuning: Website/ schoolgids. Ouderavonden. Nieuwsbrieven. Inzage in rooster, huiswerk, resultaten en absentie via internet. Toerusting van docenten
Ja
I-1 I-11 II-5 I-6 I-10 II-5 I-13 I-9 I-10 I-11 II-7
Ja Ja Ja Ja
III-7 III-7 I-8 I-8
A A A A
-
Docenten leren van elkaar door intervisie.
Ja
-
Docenten worden gecoacht vanuit de leerlingenzorg.
Ja
I-6 II-1 I-10 II-1 II-6
A-B A-B A A-B A-B
ja
?
Schoolmaatschappelijk werk -
3
De schoolmaatschappelijk werker biedt hulp bij psychosociale problematiek van de leerling en/of het gezin van de leerling.
Zie bijlage 6.3: Passend Verbinden – verbindende paragraaf voor onderwijs, jeugdzorg en gemeenten
9
3.2 ONDERWIJSONDERSTEUNINGSTRUCTUUR INTERNE ONDERSTEUNING 2012/13 AARD VAN DE ONDERSTEUNING
TAAK
Teamleider
-
Monitort domeinen I , II en III van de matrix. Monitort zorgleerlingen via mentor en zorgcoördinator. Is verantwoordelijk voor verzuimbeleid. Vakdocenten die RT geven. Lwoo-mentoren. LD-docenten voor zorgbeleid. Screent aanmelding van zorgleerlingen voor IZO/ZAT. Coacht mentor bij aanmelding voor IZO/ZAT. Coördineert contacten. Scholen zich om betreffende training te gaan geven
-
Begeleidt lgf-leerling en coördineert contacten tussen leerling, mentor, ouders en AB. Ondersteunt lwoo-team.
-
Geven betreffende training .
-
MBO-stagiaire assisteert de s-coaches.
1
Nee
-
Projectleider MBG/excellentie Meerbegaafdheidscoaches: Obhv begeleidt mentor bij de begeleiding van MBGleerlingen; begeleidt MBG-leerlingen individueel i.o.m. mentor; begeleidt projectdocenten bij het coachen van MBGleerlingen. Bbhv begeleidt MBG-leerlingen individueel i.o.m. mentor. Mentoren Shakespeare begeleidt MBG-lln. in de klassen 1v1, 2v1 en 3v1. Rekencoördinator schoolbreed. Rekencoördinatoren per stream i.r.m. CVS-toetsing. Er is geen dyscalculiespecialist.. Taalcoaches i.r.m. CVS-toetsen. Dyslexiebegeleiders voeren dyslexieprotocol uit zoals beschreven in de matrix domein III-2. Nemen deel aan IZO. Coachen mentoren in de leerlingbegeleiding. Begeleiden IZO- leerlingen. Verzorgen huiswerkservice voor IZO-leerlingen. Begeleiden leerlingen met een zwaardere of gecompliceerde ondersteuningsvraag. Doen psychologische screening/onderzoek. Coachen docenten en begeleiders. Leveren AB voor cluster 4- en s-klasleerlingen. Er zijn pedagogische conciërges die hun kennis en kunde gebruiken bij probleemgedrag van leerlingen. OOP dat deel uitmaakt van het BHV-team mogen EHBO-taken verrichten. Begeleiden leerlingen met een zorgvraag die gerelateerd is aan de thuissituatie.
1 2
Nee Op afroep
3
Nee
1 5
Nee
3 2
Nee
2
1 Wel 1 Niet
3
2 Wel 1 op afroep
3
Nee
Docent met speciale taken Zorgcoördinator (Motorische) remedial teacher LGF Begeleider Onderwijsassistent SoVa – faalangstreductietrainers Stagiaires Kernteam meerbegaafdheid
-
Reken- dyscalculiepecialist Taal – dyslexiespecialist
-
Orthopedagoog/jeugdpsycholoog
-
OOP met behandeltaken
-
Gedragsspecialist
-
Schoolmaatschappelijk werk
-
Ondersteuning anders: - S-coach
-
- assistent leerlingenzorg
-
AANTAL DEELPERSONEN NAME ZAT 8 Nee
4 6 2 2
Nee
2
Nee
9
Nee
2
Nee
10
Nee
12 1
Ja
3
Op afroep
2
nee
Begeleidt leerlingen van de satellietklas. Ondersteunt s-klasteam
10
Ja
EXTERNE ONDERSTEUNING AARD VAN DE ONDERSTEUNING
TAAK
(Preventief) Ambulant Begeleider SoVa – faalangstreductietrainer
-
Begeleiden de lgf-coaching van cluster 1, 2 en 3.
-
(School)verpleegkundige)
-
Therapeuten
-
Politie
-
Leerplicht
-
Cursus ‘Plezier op school ‘wordt door Eleos uitgevoerd op schoollocatie. Doet lichamelijk onderzoek (GGD) van leerlingen uit klas 2. Komt vanuit de thuiszorg op school om op vaste tijden een cluster3 eerlingen te helpen. Eleos ( tweedelijnszorg) houdt consulten met leerlingen op schoollocatie. Wijkagent komt op afroep op school voor incidenten, nader omschreven in het schoolveiligheidsplan. Jeugdpreventieteam neemt op afroep deel aan het ZAT. Leerplichtambtenaren werken met leerlingenzorg samen in het ZAT en bij overmatig verzuim. Leerplichtambtenaren werken met TL samen bij overmatig verzuim. Bureau Jeugdzorg participeert in het ZAT.
Centrum Jeugd en Gezin Voorzieningen voor meerbegaafden Ondersteuning anders: - Schoolarts -
Dyslexie-onderzoeker
-
Screening vwo-leerlingen door Bureau Antraciet.
AANTAL DEELPERSONEN NAME ZAT 3 Nee 2
Nee
1 1
Nee
1 1
Nee Ja
3
Ja
1
Ja
1
Nee
Ja
-
Neemt deel aan het ZAT. Doet lichamelijk onderzoek ( GGD) van leerlingen uit klas 2 lwoo.
1
-
Neemt dyslexie-onderzoek af om te komen tot een diagnose.
1 Nee
3.3 PLANMATIG WERKEN De school werkt planmatig om na te gaan welke onderwijsbehoefte leerlingen hebben. Op basis daarvan organiseert ze een passend onderwijsaanbod en evalueert dat regelmatig. De door de inspectie gebruikte standaarden voor handelingsgericht werken komen terug in de domeinen van paragraaf 3.4 en in de scan van de basisondersteuning uit paragraaf 3.2.
3.4 BASISKWALITEIT VAN HET ONDERWIJS De criteria die gelden voor het reguliere onderwijs zijn verwerkt in de onderstaande domeinen. Domein I is ingevuld door docenten, die in dialoog met elkaar de ambities, grenzen en randvoorwaarden van hun kennis en kunde hebben aangeven. De invulling van de domeinen II en III is in dialoog met zorgteam en management tot stand gekomen.
11
MATRIX KWALITEIT ONDERSTEUNINGSPROFIEL Domein I: De uitrusting van de docenten 1.1: De docenten aan school hebben een uitstekende kennis van en kunde in het vak van leraar. Ook als het gaat om specifieke zorgleerlingen in de klas. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Alle docenten hebben hun bevoegdheid of studeren momenteel voor hun bevoegdheid en hebben voldoende vakkennis, zoals blijkt uit het inspectierapport. Door middel van remedial teaching voor het vak Engels krijgen dyslectische leerlingen en leerlingen met lage cijfers extra hulp. Ook op gebied van wiskunde/rekenen/economie/Nederlands vindt in diverse teams remedial teaching plaats. Leerlingen met een IQ onder 75 worden voorwaardelijk geplaatst; na een intakegesprek en met evaluatie uiterlijk tijdens het tweede jaar. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-1.1: Onder leiding van de teamleider in kaart brengen wat de minimumeisen zijn voor het mentoraat en dit helder in het mentoraatsboekje verwoorden. Actie I-1.2: Wanneer een mentor niet aan de geformuleerde minimumeisen voldoet, dan moet deze mentor toegerust worden. ActieI-1.3: Het is van belang dat de groepsgrootte in balans is met het aantal c.q. de soort zorgleerlingen per groep. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden Leerlingen met een IQ van minder dan 70. Leerlingen die volledig blind zijn, kunnen niet functioneren op de praktijkafdeling van het bk-team en bij practica. I-2: De docenten hanteren een helder gestructureerd en op veilig leren gericht klassenmanagement. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Tijdens leerling- en/of klassenbesprekingen (o.l.v. de teamleider) ontwikkelen de mentor en vakdocenten een eenduidig beleid m.b.t. het omgaan met leerlingen. (Denk hierbij aan plaats in de klas, werken met een gedragskaart). Meerdere teams werken volgens een vaste lesplanningsstructuur. Dit geldt voor vmbo-bk- en vmbo-tonderbouw. Er is een schoolbreed pestprotocol opgesteld. Personeel is zich bewust van eigen gedrag i.r.t. het gevoel van veiligheid (consequent handelen, nabijheid. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-2.1:. Implementeren van het pestprotocol en naleven ervan. Vakdocenten kunnen en durven hun verlegenheid op dit gebied met elkaar te delen, zodat ze elkaar kunnen versterken. Actie I-2.2.: Meer gebruik maken van de mogelijkheid een klassenbespreking te organiseren. Actie I-2.3: Naleven van gemaakte afspraken tijdens de klassenbesprekingen. (Elkaar aanspreken op handhaving ervan, zoals passend binnen een sparrende cultuur). I-3: De docenten zijn pedagogisch vaardig en goed geschoold. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Alle docenten hebben hun bevoegdheid of studeren momenteel voor hun bevoegdheid en zijn dus goed toegerust op het gebied van pedagogische kennis. Er zijn regelmatige teambrede en teamoverstijgende nascholingen op het gebied van pedagogische vaardigheid. (bv. cursus onderpresteren voor docenten 2 havo). IZO- en ZAT-leden coachen vakdocenten in hun pedagogische vaardigheden ten aanzien van zorgleerlingen. Nascholing is een vast onderwerp tijdens het functioneringsgesprek tussen docent en teamleider. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-3.1: In het kader van een sparrende cultuur kritisch kijken wie welke cursus op het gebied van pedagogiek gaat volgen. Actie I-3.: Versterken van pedagogische vaardigheden door het aanbieden van teamoverstijgende cursussen, waarbij elk team enkele afgevaardigden stuurt, die de cursus volgen en de inhoud delen met het team. Actie I-3.3:. Nascholing als vast punt op agenda plaatsen van het teamleidersoverleg, zodat teamoverstijgende kennis-deling plaats kan vinden.
12
I-4: De docenten zijn didactisch vaardig en goed geschoold. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Alle docenten hebben hun bevoegdheid of studeren momenteel voor hun bevoegdheid en zijn dus goed toegerust op het gebied van didactische kennis. Er zijn regelmatige teambrede en teamoverstijgende nascholingen op het gebied van didactische vaardigheid. (Denk hierbij aan cursus werkvormen, differentiatie). OWG-leden coachen vakdocenten in hun didactische vaardigheden. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-4.1: In het kader van een sparrende cultuur kritisch kijken wie welke cursus op het gebied van didactiek gaat volgen. Actie I-4.2: Versterken van didactische vaardigheden door het aanbieden van teamoverstijgende cursussen, waarbij elk team enkele afgevaardigden stuurt, die de cursus volgen en de inhoud delen met het team. Actie I-4.3.: Nascholing als vast punt op agenda plaatsen van het teamleidersoverleg, zodat teamoverstijgende kennisdeling plaats kan vinden. I-5: De docenten zijn gedreven en vaardig in het gedifferentieerd lesgeven, zodat alle leerlingen op hun niveau aan bod komen. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Er is al schoolbreed aandacht voor het onderwerp differentiëren. De OWG’s coachen de teams. Er zijn al diverse cursussen geweest op het gebied van didactische werkvormen. (Denk aan de CPS-cursus). Alle docenten nemen een docentbeoordelingsvragenlijst af bij hun leerlingen om na te gaan of hun lessen aansluiten bij het niveau van de leerling. Bij LO gebruiken docenten een op het vak afgestemde vragenlijst. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-5.1 : Schoolbrede toerusting voor docenten t.a.v. een bij leerling passend aanbod (die verder gaat dan hanteren van geldende determinatiecriteria). Na deze toerusting moeten docenten in staat zijn leerlingen op basis van hun capaciteiten en persoonlijkheid op het goede niveau te plaatsen. Actie I-5.2: Zorgen voor overeenstemming over het begrip differentiatie, de uitwerking en de grenzen ervan. Actie I-5.3:. De docentbeoordelingsvragenlijst kritisch bekijken op inhoud en formulering, zodat het als een goed analyse-instrument gebruikt kan worden. I-6: De docenten zijn vaardig in het vroegtijdig signaleren van leer- en ontwikkelingsproblemen. Vervolgens brengen zij hun bevindingen op een adequate, geformaliseerde manier in de zorgstructuur van de school. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Er zijn (kern)teamoverleggen over klassen en leerlingen bij het obhv-team (samen met OOP) en bij het bk-team. Bij het lwoo-team is er wekelijks mentorenoverleg (eens per maand bijgewoond door de orthopedagoog). Bij Shakespeare (meerbegaafdheid/vwo+) wordt elke week afwisselend elke plus-klas besproken met de projectleider, de meerbegaafdheidscoach en de mentor. Mentoren of onderwijsassistenten noteren de gegevens van deze besprekingen in SOM. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-6.1: Vakdocenten en teamleiders maken optimaal gebruik van de mogelijkheden van het programma SOM. (Het lwoo-team is hier al heel ver in). Actie I-6.2: Vakdocenten zoeken naar de mogelijke oorzaak áchter de lage cijfers. Mentoren en teamleiders monitoren dit. Actie I-6.3: Alle betrokkenen binnen de school communiceren (ook het kleinste) signaal van leer- en ontwikkelingsproblemen met de mentor. Actie I-6.4: De mentor verzamelt signalen en onderneemt actie richting de leerlingzorg, in overleg met de zorgcoördinator, als er voldoende grond is om aan te nemen dat er iets aan de hand is. Actie I-6.5: Schoolbreed het gebruik van de leerlingbespreking intensiveren. I-7: De docenten zijn vaardig in het vroegtijdig signaleren van ondersteuningsbehoeften van ouders en gezin. Zij brengen dit op adequate, geformaliseerde wijze in in de zorg-/begeleidingsstructuur. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Ouderbezoeken bij alle gezinnen van lwoo-1-leerlingen. Ouderavonden obhv en team-vmbo-t aan het begin van het schooljaar voor gesprekken met mentor. In het team bbhv gesprek ouder(s)/leerling/mentor/teamleider bij tegenvallende leerprestaties.
13
De mentor onderneemt actie richting de leerlingzorg wanneer een leerling aangeeft dat er iets mis is binnen het gezin. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: ActieI-7.1: In beeld hebben van en contact hebben met ouder(s) die niet/onvoldoende betrokken zijn op hun kind door afwezig te zijn bij contactmomenten op school. Extra aandacht voor eenoudergezinnen. Actie I-7.2:. Elk voor de schoolgeschiedenis van de leerling relevant contactmoment met ouder(s) MOET in SOM worden genoteerd. I-8: De docenten zijn erop gericht de ouders vroegtijdig bij de ondersteuningsvraag te betrekken. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: In het team bbhv gesprek ouder(s)/leerling/mentor/teamleider bij tegenvallende leerprestaties. Mentor/docent/teamleider neemt contact op met ouder(s) bij grensoverschrijdend gedrag/verzuim. Regeling ‘weg-met-de-vijfjescultuur’ in het bk-team: vakdocent overlegt (na leerling) met ouder(s). Ouders zijn op de hoogte door inzage in rooster, huiswerk, resultaten en absentie via internet en via de Nieuwsbrieven. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie B-8.1: Heldere lijnen opstellen voor contacten tussen ouder(s) en docent. Bijvoorbeeld ouders melden problemen tussen vakdocent en leerling niet bij mentor, maar bij betreffende vakdocent. Actie I-8.2.: Elk voor de schoolgeschiedenis van de leerling relevant contact met ouder(s) MOET in SOM worden genoteerd. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden: Wanneer ouder(s) doelbewust niet meewerken met uitvoering van afspraken, kunnen wij geen ondersteuning bieden. Er volgt een IZO-/ZAT-bespreking met het oog op vervolgstappen. I-9: De docenten zijn deskundig bij de inzet van effectieve interventies bij beginnende (gedrags)problematiek. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Inzet van hw-begeleiding in diverse teams/hw-service vanuit IZO. Protocol: docenten voeren maximaal twee persoonlijke gesprekken en moeten daarna melding maken van de zorg bij het zorgteam. Directe melding bij zorgcoördinator is vereist bij (signalen van) acute problematiek (leerling is gevaar voor zichzelf of omgeving: verslavingsverschijnselen, agressie, gewetenloosheid e.d.). Bij obhv functioneert het hp onderpresteren en een mini-hp voor leerlingen die matig presteren. De s-coach biedt ondersteuning aan vakdocenten voor s-klasleerlingen. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-9.1:. In een vroegtijdig stadium betrekt mentor de zorgcoördinator bij het hulpverleningstraject (pre-IZO), zoals in het bk-team al wordt gedaan. Actie I-9.2:. Mentor stelt concrete doelen/acties op en communiceert via SOM (het mini-hp) met vakdocenten. Actie I-9.3:. S-coach coacht vakdocenten in het omgaan met s-klasleerlingen. Actie I-9.4:. S-coach zorgt voor input bij rapportvergaderingen (aanwezig dan wel schriftelijk). Actie I-9.5: Teamleider en vakcoach begeleiden (nieuwe) collega’s bij het zich eigen maken van afspraken binnen de bestaande zorgstructuur. I-10: De docenten maken in hun dagelijks werk gebruik van de opgezette zorgstructuur met alle bijbehorende afspraken en interventies. Ze weten waar ze met een hulpvraag terecht kunnen en zij worden er vanuit de organisatie actief in betrokken en op bevraagd. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Tijdens rapportenvergaderingen is aandacht voor de leerling achter de cijfers volgens de handelingsgerichte vraag: Wat heeft deze leerling in deze context nodig? Ieder personeelslid kan op het portal de zorgwijzer vinden met alle benodigde informatie in relatie tot de hulpvraag en de zorgroute. In obhv en obvm heeft het IZO voorlichting gegeven op het gebied van handelingsgericht werken/handelingsplannen. Mentoren worden (indien mogelijk) uitgenodigd bij het IZO als hun mentorleerling besproken wordt. Vanuit de coachende rol van het IZO/ZAT bevragen de zorgspecialisten de mentoren ten aanzien van de zorgleerlingen. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-10:. Het naleven van gemaakte afspraken zoals verwoord in handelingsplannen. (Elkaar aanspreken op handhaving ervan, zoals passend binnen een sparrende cultuur.) Actie I-10-2:. Verplichte scholing (op maat) van docenten in het gebruik van SOM. Actie I-10.3:. Wederzijdse betrokkenheid en gezamenlijke verantwoordelijkheid van mentor en zorgverlener met betrekking tot leerlingen die extra zorg nodig hebben.
14
Actie I-10.4:. Intensiveren van aandacht voor het bevragen van mentoren met betrekking tot zorgleerlingen tijdens bt-gesprekken, waardoor er wellicht meer gebruik gemaakt wordt van de leerlingbespreking.
I-11: De docenten werken planmatig aan ontwikkelingskansen van alle leerlingen, dus ook specifiek aan de kansen van zorgleerlingen. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Binnen het lwoo-team krijgt elke leerling een handelingsplan met concrete doelen. Elke mentor is verplicht een formulier mentorenoverdracht in te vullen in SOM. In het bk-team en het obhv-team stuurt de mentor aan het begin van het schooljaar een overzicht met aandachtspunten en bijzonderheden van leerlingen naar de vakdocenten. Kennismaking met de uitgangspunten van HGW en de vanuit dat perspectief opgestelde handelingsplannen bij het obhv en obvm-team. Ten aanzien van zorgleerlingen werken met doelen en acties vanuit het perspectief van HGW: Wat heeft deze leerlingen in deze context nodig? B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-11.1: Alle betrokkenen bij de school noteren acties en doelen in SOM en evalueren deze. Actie I-11.2: Nieuwe mentoren nemen kennis van de formulieren mentorenoverdracht in SOM en ondernemen actie indien nodig of gewenst (mentorenoverdracht = > mentorenovername). Actie I-11.3: Schoolbrede invoering van verplichting dat mentor aan het begin van het schooljaar een overzicht met aandachtspunten en bijzonderheden van leerlingen naar alle vakdocenten stuurt. Actie I-11.3: Tijdens het mentoruur is specifiek aandacht voor de ontwikkeling van de leerling. Het mentoruur verwordt niet tot een ‘ophokuur’ of spreekuur. Actie I-11.4: HGW in alle teams implementeren c.q. uitbouwen door in te gaan op de HGW-inhoud en – werkwijze, in combinatie met het handelingsplan. Actie I-11.5: Blijvende coaching van mentoren ten aanzien van zorgleerlingen op het gebied van HGW-inhoud en werkwijze door IZO-/ZAT-leden. I-12: De docenten streven naar hoge opbrengsten van alle leerlingen. Deze opbrengsten zijn verwoord in heldere doelen. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: De vakwerkplannen van de secties verwoorden de doelen per jaarlaag. In de teams waar volgens een vaste lesplanningsstructuur gewerkt wordt, heeft de doelstelling van de les en de evaluatie daarvan een plaats in de les. Wanneer prestaties achterblijven (bijv. lage cijfers, huiswerk niet maken, opdrachten niet inleveren) krijgt de leerling huiswerkbegeleiding van de mentor en/of in teamverband. Een IZO-/ZAT-leerling kan gebruik maken van de hw-service. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-12.1: Hanteren van lesplanningen met aandacht voor ‘doelstelling van de les’ en evaluatie hiervan uitbouwen naar alle teams. Actie I-12.2: Dagelijkse huiswerkbegeleiding moet gefaciliteerd worden, zodat leerlingen optimaal begeleid kunnen worden. Actie I-12.3: Intensiveren van mogelijkheden tot huiswerkbegeleiding door mentor en/of binnen team van leerling. I-13: De docenten evalueren frequent en systematisch de opbrengsten.
A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Door middel van rapportcijfers, rapportbespreking, SE-/CE-resultaten, mentorenoverleg, ouderavond worden opbrengsten besproken. Overleg op sectieniveau over de doorstroomgegevens en actie richting leerlingen indien nodig. Met vaste regelmaat nemen we CVS-toetsen af op het gebied van taal, rekenen en Engels. Deze worden geanalyseerd door mentoren, teamleiders en reken- en taalcoaches. Hieruit volgen individuele en klassenbrede interventies. Er is aandacht voor het juiste niveau van toetsen, onder andere door toetskoppels. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-13.1: Analisten van CVS-toetsen (bijv. taalcoaches) zijn in staat om de uitslagen op juiste waarde te schatten en stemmen hun analyse op elkaar af. Actie I-13.2: Tijdens een rapportvergadering bewaakt de teamleider dat de teamleden de indicatoren (cijfers, CITO/SEO, CVS/VAS) het juiste gewicht toekennen.
15
I-14: De docenten scholen zich op die aspecten van het werk die betrekking hebben op een betere zorg voor leerlingen, zowel op individuele basis als samen met de team- (afdelings)genoten. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Binnen het vmbo-t-team wordt bij elk functioneringsgesprek besproken welke wensen er zijn op het gebied van nascholing, waarbij centraal staat met welke cursus je leerlingen beter van dienst kunt zijn. Met enige regelmaat organiseert de school bijeenkomsten waarin docenten geschoold worden en mee kunnen denken op het gebied van zorg voor leerlingen. (studiedag door ZAT, AVS-dag over passend onderwijs, lunchbijeenkomsten). B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie I-14.1: In elkaar schuiven van teamplannen en opbrengst van acties uit Domein I van het schoolondersteuningsprofiel in een plan van aanpak tot een werkbaar geheel.
Domein II: De onderwijszorg- en begeleidingsstructuur II-1. De school heeft expertise opgebouwd van het (zorg)team voor wat betreft preventieve en (licht)curatieve interventies bij zorgleerlingen. Deze expertise wordt structureel en planmatig ingezet. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Wekelijks intern zorgoverleg (IZO)over zorgleerlingen waaraan deelnemen zorgcoördinatoren, zorgspecialisten en gedragsdeskundige met didactische en pedagogische kennis. Advisering aan mentoren en waar nodig interventies t.b.v. de leerlingen door specialisten uit het IZO. Begeleiding a.d.h.v. meetbare doelen en geplande evaluatie, vastgelegd in LVS (SOM). Indien nodig wordt het ZAT met externe disciplines ingeschakeld voor advies en begeleiding. Brugfunctie vanuit IZO of ZAT naar externe instanties bij doorverwijzing B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: De docenten zijn zover toegerust met kennis en vaardigheden dat zij in staat zijn om, al dan niet met begeleiding van een zorgspecialist uit het IZO, zelf licht curatieve interventies te plegen bij leerlingen. Mentoren voelen zich bekwaam en zijn in staat preventief te handelen bij zorgleerlingen. Docenten hebben kennis van protocollen van veelvoorkomende zorgen bij leerlingen (gedragsproblemen, verzuim, (vermeend) misbruik, pesten, concentratiestoornissen en autisme stoornissen etc.) en kunnen hiernaar handelen. Actie II-1.1: Trainings- en toerustingsmiddagen vanuit het IZO i.s.m. andere instanties (onderwerpen o.a. ADHD, ODD, ASS, depressie, pestgedrag, verzuimpreventie en vermoeden mishandeling). Actie II-1.2: Training van docenten in gesprekstechnieken voor het voeren van klassengesprekken over onderwerpen als pesten. Het oefenen van klassenmanagement en differentiatie bij zorgleerlingen. Actie II- 1.3: Blijvende toerusting van docenten in het gebruik van aanwezige protocollen in de praktijk (verzuim, pestgedrag, mishandeling) . Actie II-1. 4: Training voor docenten in toerusting van verslaglegging ten behoeve van professionele begeleiding C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden. Daar waar pedagogische opvang en begeleiding van een leerling zoveel van de docent vraagt dat dit het onderwijs als doel overstijgt. Daar waar de aandacht voor de leerling zoveel van de docent vergt dat deze niet in staat is de groep op een adequate manier onderwijs te geven. Wanneer ouders een zorgaanbod van school weigeren. II-2. De school benut structureel de specifieke expertise van de scholen uit het Samenwerkingsverband. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: De school maakt gebruik van de expertise en aanbod van andere scholen van het SWV. Te denken valt aan de voorzieningen als Rebound en cluster 4 . Ook worden gezamenlijke zorgconferenties en netwerkgroepen gehouden waarin expertise en nieuwe onderwijsconcepten worden gedeeld. Er is sprake van een met regelmaat terugkerende collegiale visitatie op leerlingenzorg. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: De aanwezige kennis en ervaringen in het SWV worden door onze school optimaal benut en aanwezige kennis in onze school wordt met het SWV gedeeld. Actie II-2.1: Het organiseren van themadagen voor gedragsdeskundigen binnen (een deel van )het SWV. Actie II-2.2: Het laten deelnemen van ketenpartners aan de zorgconferenties vanuit het SWV. Actie II-2.3: Het arrangeren van toerustingsdagen voor zorgcoördinatoren uit het SWV. II-3. De school werkt samen en zoekt verdergaande structurele samenwerking met ketenpartners, zoals leerplicht, GGD,
16
SMW, CJG en jeugdzorg. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Genoemde ketenpartners nemen actief deel aan het ZAT dat om de zes weken vergadert. De school heeft verplicht een signaalfunctie wanneer het gaat over huiselijk geweld , maar kan ook een brugfunctie vervullen wanneer het gaat om doorverwijzing naar andere instanties. De school heeft een stappenplan gemaakt op verzuimbeleid n.a.v. het Protocol ter voorkoming en bestrijding van vermoedelijk ziekteverzuim , uitgave van GGD en Leerplicht ZHZ B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie II-3.1 De school maakt een standaard-verwijzingsdocument voor doorverwijzing naar externen Actie II-3.2 De samenwerking met ketenpartners wordt geïntensiveerd en verbeterd door het verwerven van een financiële bijdrage van uit de gemeente ( bijv. door de financiering van een brugfunctionaris naar het CJG) C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden Wanneer psychologische ondersteuning overgaat in psychologische behandeling valt dit buiten de mogelijkheden van de school. Waar gezinsondersteuning nodig is, maar deze niet gerelateerd is aan de onderwijsondersteuningsvraag, beperkt de school zich tot een signaal- en brugfunctie. We kunnen ouders niet dwingen gebruik te maken van ketenpartners. II-4. De school gebruikt, in alle geledingen, een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Leervorderingen van leerlingen worden regelmatig gemonitord via het Cito Volgsysteem VO. (De toetsen meten de prestaties van leerlingen op kernvaardigheden vanaf de brugklas tot en met de derde klas.. De toetsen zijn een instrument om de kwaliteit van het onderwijs in kaart te brengen, de prestaties van de leerlingen te volgen en onderwijskundige beslissingen te ondersteunen.) In klas 1 wordt in november de SAQI afgenomen, een screeningsinstrument voor het sociaal welbevinden. (De SAQI meet de MOTIVATIE voor schoolvakken, de TEVREDENHEID met school en het ZELFVERTROUWEN. De screening wordt gebruikt ten dienste van frt en sovatrainng.) De VSV wordt afgenomen in de 4e klas havo/vwo rond rapport 1. (Deze vragenlijst wordt gebruikt voor de screening op ‘faalangst’ . Ook krijgen de mentoren allerlei aandachtspunten voor ‘studievaardigheden’. Teamleiders en mentoren nemen de uitslag mee in de rapportbespreking.) De school ondersteunt de sector- en opleidingskeuze van leerlingen door lessen PSO en LOB. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Er vindt een structurele meting plaats van de ontwikkeling in het sociaal emotioneel welbevinden van iedere leerling in het LVS, afgenomen door de mentor en ingevoerd in LVS (SOM). Actie II-4.1: Oriëntatie op en mogelijke invoering van een programma als bijvoorbeeld STUDEON (Studeon helpt een beeld te krijgen van de ontwikkeling van het sociaal-emotioneel functioneren van de leerlingen, hun welbevinden op school en van hun studiehouding gedurende de eerste twee leerjaren.) Actie II-4.2: De uitslagen van de de afgenomen testen vormen onderdeel van het digitale LVS (SOM). Actie II-4.3: LVS wordt gecompleteerd en docenten krijgen training hiermee om te gaan. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden Het uitvoeren van persoonlijkheid- en intelligentieonderzoek binnen de school. II-5. De leraren op school volgen en analyseren systematisch de voortgang van de ontwikkeling van leerlingen. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: De mentor voert mentorgesprekken met de leerling en bt-gesprekken met de TL Voorafgaand aan iedere rapportenvergadering vinden bt-gesprekken plaats tussen teamleider en mentor. Voorafgaand aan deze bt-gesprekken is er een overleg tussen de betreffende zorgcoördinator en de teamleider. Er zijn minstens twee maal per jaar leerlingbesprekingen binnen de teams op gedrag en leren. Tijdens de rapportenvergadering wordt de voortgang op leerresultaten gevolgd. Methodetoetsen worden door de vakdocent afgenomen en geanalyseerd. De mentor plaatst voor iedere leerling sociaal emotionele en cognitieve screeningsvragenlijsten in het LVS en screent leerlingen voor IZO, SOVA, en FRT. Van IZO- leerlingen wordt met regelmaat de ontwikkeling besproken met IZO leden, zo nodig wekelijks. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren:
17
-
Actie II-5.1 : De mentor is in staat om gedigitaliseerde vragenlijsten uit te zetten via het LVS . Mentor leert werken met gedigitaliseerde vragenlijsten en is in staat tot screening op extra ondersteuning voor zijn leerlingen. Actie II-5.3: Mentoren hebben kennis van (contra) indicaties voor trainingen als SOVA en FRT. Actie II-5.4: Iedere mentor screent ter aanmelding voor de leerlingbespreking (bij R1 en R2) aan de hand van het zorgvierkant, zijn/haar leerlingen op leer- en sociaal emotionele problemen.
II-6. De school bepaalt op basis van een analyse van de verzamelde gegevens de aard van de zorg. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Aan de hand van de opbrengsten van SAQI en/of VSV worden leerlingen gescreend op sova en faalangst. Waar nodig wordt een training sova of faalangstreductie door interne trainers aangeboden. Voor individuele hulpvragen van leerlingen verzamelt de mentor - aan de hand van een vastgestelde zorgroute - de gegevens van eigen ondernomen acties, maar ook van onderwijskundig rapport en/of eerder uitgevoerd psychologisch onderzoek, van gespreksverslagen, ervaringen van het team enz. Middels een casusformulier worden voorafgaand aan het IZO de zorgen van de mentor over de leerling verwoord in hulpvragen en a.d.h.v. advisering in het IZO omgezet in haalbare doelen. De zorgcoördinator begeleidt de mentor bij dit proces. Het IZO bepaalt de aard van de zorg en indiceert deze. De zorgcoördinator screent gegevens van nieuw aangemelde ll betreffende llzorg en zorgt voor de nodige vervolgacties naar TL en mtr. Wanneer de ondersteuningsvraag de basiszorg overstijgt, volgt een intakegesprek via het zorgloket. Het zorgloket is verantwoordelijk voor de zorgplicht en wijst een arrangement toe. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Ter voorbereiding op een IZO-aanmelding heeft de mentor de door hem opgestelde doelen uitgezet en geëvalueerd, zo nodig i.s.m. begeleiders van het IZO. Mentor rapporteert ouders planmatig over de vorderingen van IZO-leerlingen. Mentor evalueert in het IZO en IZO adviseert voor nieuwe doelen. Actie II -6.1: Mentoren worden vanuit het IZO getraind in het opstellen van hulpvragen en meetbare doelen, alsook in het communiceren en evalueren van licht curatieve interventies. Actie II-6.2 : Mentoren nemen, zo veel als mogelijk, deel aan het IZO wanneer het hun leerling betreft. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden Breed psychologisch onderzoek bij leerlingen. Het stellen van diagnoses bij leerlingen binnen de DSM V II-7. De school voert de leerlingenzorg strak planmatig uit. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Er functioneert een duidelijke zorgstructuur met zorgroute in de school. Het hart daarvan is het IZO/ZAT. Daar worden doelen opgesteld en vinden evaluaties plaats. Zorgcoördinatoren monitoren iedere zorgleerling. Voor de leerlingen die extra ondersteuning (zie hfst 4) nodig hebben worden ontwikkelingsperspectieven opgesteld. Iedere zorgleerling heeft persoonlijk een verantwoordelijke vanuit IZO/ZAT, die borg staat voor de doorgaande lijn bij mutati es of -
overgang. De betreffende verantwoordelijke draagt zorg voor het dossier van zijn/haar zorgleerling, vastgelegd in het LVS.
B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Preventie verbeteren: docenten zijn in staat tijdig zorgen bij leerlingen te signaleren en daar professioneel (volgens protocol, aan de hand van een handelingsplan en vastgelegd in SOM) mee om te gaan. Actie II-7.1 Het gebruik van de zorgroute verder implementeren in het primair proces. II-8. De school evalueert regelmatig en gepland de effecten van de leerlingenzorg. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Aan het einde van een zorgtraject vragen we aan ouders en leerlingen hoe ze de leerlingenzorg hebben ervaren. Wij gebruiken daarvoor een gestandaardiseerd onderzoek. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Het is beter niet pas aan het einde van een traject om feedback te vragen. Actie II- 8.1 Er wordt een nieuw evaluatieonderzoek voor ouders en leerlingen opgesteld, dat tussentijds is te gebruiken. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden: Wanneer ouders en leerlingen de anonieme vragenlijst niet invullen, kan er in desbetreffende casus niet met ouders geëvalueerd worden.
18
II-9. De school wil de ondersteuning en begeleiding zoveel mogelijk in de reguliere lessen effectueren en heeft naar de docenten helder beschreven wat er van hen wordt verwacht. Het is voor alle partijen ook duidelijk welke zorg en begeleiding buiten de muren van de klas is georganiseerd. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Tijdens een aantal mentoraatslessen worden sociale vaardigheden volgens een vast programma (Goldstein) getraind. Er is een digitale zorgwijzer, voor ieder personeelslid toegankelijk en bekend. Hierin staat een gebruiksvriendelijke zorgroute (analyse, consultatie, actie, evaluatie, actie). B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Wij willen naast het beschikbaar hebben van een zorgroute ook de competenties en gevoelens van bekwaamheid bij mentoren vergroten. Docenten kennen hun verantwoordelijkheden en hun grenzen bij de zorg voor ll. Zij ontvangen hiervoor scholing, zoals benoemd onder de acties II-1, II-4 t/m II-7. Actie II-9.1: Via het portal met regelmaat en steekproefsgewijs testen in hoeverre informatie inzake leerlingondersteuning bekend is. Afhankelijk van de resultaten wordt door de zorgcoördinator actie ondernomen. Actie II-9.2: de toegankelijkheid van de zorgwijzer vergroten
Domein III: De schoolorganisatie III-1. De school heeft een sluitend systeem om samenwerkend met ketenpartners tijdig leerproblemen en opgroei- en opvoedproblemen te signaleren. (zie Domein II; 3) A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Wanneer mentoren en teamleiders op de juiste wijze signaleren, is er een sluitend traject om de zorgvragen te bespreken in het ZAT. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Mentoren en teamleiders toerusten in het professioneel signaleren. Dit doel valt samen met de acties uit domein II 1, II-4 en II-5. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden Stagnatie door wachtlijsten bij de ketenpartners of beperkt mandaat vanwege de regionale grenzen van de ketenpartners. III-2. De school heeft een sluitende zorgaanpak voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Dyslexie: Wanneer een leerling vanuit het bao een deskundigenverklaring voor dyslexie bezit, is dat voor de start van het schooljaar bekend. Deze leerling krijgt in de eerste schoolweken een persoonlijke rode schoolpas met daarop faciliteiten en verplichtingen. Ook worden ouders in een brief geïnformeerd over de (begeleidings)mogelijkheden bij hun kind. Wanneer zich moeilijkheden voordoen, is de coördinator dyslexie beschikbaar om leerlingen te helpen en vakdocenten te coachen. Dat geldt ook voor leerlingen in de hogere leerjaren. De dyslectische leerlingen mogen gedurende hun schoolloopbaan gebruik maken van een eigen computer. Tijdens schoolexamens in een se-week zitten leerlingen in een apart lokaal en werken evt. met computer met spraaksoftware om hun toetsen te maken. Daarbij is tijdverlenging mogelijk. Er is een aangepast spellingbeleid bij Nederlands en MVT van kracht. Alle brugklasleerlingen worden in klas 1 gescreend op dyslexie met een landelijk genormeerd protocol dyslexie. Op basis hiervan wordt begeleiding op het gebied van lezen en/of spelling geboden. Bij didactische resistentie wordt een dyslexieonderzoek uitgevoerd door de schoolbegeleidingsdienst en evt. een deskundigenverklaring voor dyslexie verstrekt. Dyscalculie: er wordt gewerkt aan de implementatie van het dyscalculieprotocol. De begeleiding voor leerlingen met ernstige rekenproblemen/dyscalculie wordt door vakdocenten wiskunde en rekenen vormgegeven. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie III-2.1 tevredenheid van dyslectische leerlingen over de faciliteiten die de school biedt als tegemoetkoming van hun belemmering. Hiervoor is toerusting van de vakdocenten een aandachtspunt. Enerzijds om leerling toe te rusten zelf initiatieven te nemen; anderzijds om bereidwillig te zijn interventies in het belang van de leerling te plegen (denk aan mondelinge toetsing, aanpassing leerstof toetsen of aantal vragen). Ook houden de mentoren en teamleiders in de gaten hoe het leerproces van een leerling met dyslexie en/of dyscalculie verloopt en hebben daar expliciet erg in tijdens de rapportenvergadering. Actie III-2.2 implementatie van dyscalculieprotocol binnen de school. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden:
19
-
-
Het verstrekken van een deskundigenverklaring voor dyslexie en/of dyscalculie. Het overdoen van het begeleidingstraject, wanneer blijkt dat leerling weliswaar deelgenomen heeft aan de begeleiding voor lezen en/of spellen én niet didactisch resistent blijkt, maar er in hogere leerjaren vermoedens van dyslexie zijn. Dan dient leerling extern, op eigen kosten, gescreend te worden. De school staat toe dat leerlingen met een computer werken, maar verstrekt deze niet. Ook is het niet mogelijk deze op school te laten buiten de lessen om.
III-3. De school heeft en gebruikt onderwijsprogramma’s en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie (ook binnen de diverse afdelingen/differentiërend). A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Voor de leerlingen met meer dan gemiddelde intelligentie is er het Shakespeareproject, waar hoogbegaafde Vwoleerlingen extra uitdaging krijgen in projectmatige lessen maar daarnaast ook leer strategieën krijgen aangeboden. Voor de leerlingen met minder dan gemiddelde intelligentie is er een LWOO-afdeling, waar met de leerlingen in kleine groepen binnen een rustige, structuurrijke omgeving wordt toegewerkt naar het vmbo-bb-diploma. De leerlingen krijgen extra begeleiding op de leergebieden waar ze een achterstand op hebben. Voor de leerlingen voor wie het bb-programma uiteindelijk toch te zwaar blijkt, wordt maatwerk geleverd, d.m.v. LWT (LeerWerkTraject) wat uiteindelijk ook een startkwalificatie voor MBO-2 oplevert. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Wat Shakespeare betreft: Actie III-3.1 Wij bieden in onder- en bovenbouw tijdens lessen en projecten voldoende uitdaging aan de (hoog)begaafde leerlingen. De vaksecties beschikken over voldoende verrijkingsmateriaal om (hoog)begaafden tijdens de lessen uit te dagen. Actie III-3.2 We bieden maatwerk om tot passende oplossingen te komen als (hoog)begaafde leerlingen onderpresteren of (nog) meer uitdaging aan kunnen. Actie III- 3.3 Het projectonderwijs is ontwikkeld van veelal aanbod gestuurd (op dit moment) naar vraag gestuurd. Actie III-3.4 De ontwikkeling van de leerlingen op het gebied van vaardigheden binnen Shakespeare zal meer inzichtelijk zijn voor ouders en leerlingen dan nu. Actie III-3.5 De Gomarus zal het keurmerk Begaafdheidsprofielschool hebben, vanwege het lidmaatschap van de vereniging BPS (BegaafdheidsProfielScholen). Wat LWOO betreft: Actie III-3.6 We hebben we een optimaal ingerichte LWOO-afdeling, met goede afstemming tussen de mentoren binnen een jaarlaag en tussen de jaarlagen onderling. Actie III-3.7 De onderwijsassistentes worden maximaal ingezet voor regelmatig overleg en een goede communicatie. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden Het opstarten van een PRO-afdeling valt buiten onze mogelijkheden vanwege een te hoge stichtingsnorm. III-4. De school heeft de fysieke toegankelijkheid en de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen met een (meervoudige) lichamelijke handicap goed geregeld. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Alle leerlingen met een lichamelijk handicap kunnen tot op heden bediend worden: er is een lift, een invalidentoilet en een EHBO-ruimte met stretcher. De lokalen zijn drempelvrij en er is een rolstoel van school beschikbaar. Voor blinde, slechtziende en slechthorende leerlingen zijn de benodigde hulpmiddelen altijd op afroep aangeschaft. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Ambities zijn afhankelijk van wat op afroep gevraagd wordt. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden Wanneer een leerling duurzaam bedlegerig is en toch onderwijs wil volgen, kan er geen gebruik gemaakt worden van een lift. In die situaties is ervaring opgebouwd met de inzet van een webchair. III-5. De school heeft en gebruikt systematisch (ortho)pedagogische en/of orthodidactische programma’s en methodieken die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen van gedragsproblemen. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Tijdens mentorlessen in klas 1 en 2: Les over pesten, pestcontract opstellen, teambuildingsactiviteiten zoals vliegtuigspel, filmpje “iedereen is anders” ivm cluster 2 problematiek, programma introductiekamp. Sociale veiligheid en gedragsproblematiek worden wel besproken tijdens de mentorlessen, zowel binnen de groep als individueel. De docent vult de bespreking van dit onderwerp naar eigen inzicht in. De teams bk, obhv en ob-vmbo-t zijn getraind in het handelingsgericht werken waardoor vroegtijdig gedragsproblemen kunnen worden onderkend en kunnen worden behandeld.
20
-
Er wordt schoolbreed een themadag georganiseerd over seksualiteit en weerbaarheid. Daarbij komen ook thema’s als omgaan met grenzen, weerbaarheid en groepsdruk aan de orde. Er wordt een sociogram ingezet (middels Sometics) waarmee de sociale positie van leerlingen in de groep kunnen worden gemeten. Er wordt een schoolvragenlijst afgenomen (SAQI) waarmee het welbevinden van leerlingen wordt gemeten. Er is een jaarlijks preventieprogramma over het thema roken en alcoholgebruik Er is een programma voor weerbaarheid bij meisjes. Denk aan zelfverdedigingslessen bij gym, het volgen van thema dagen over loverboy-problematiek etc. Er is een schoolveiligheidsplan. Er worden ouderavonden georganiseerd gericht op informatie over en toerusting op opvoed- en opgroeiproblematiek
B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: In alle mentoraatsboekjes staat informatie om gedragsproblemen te voorkomen dan wel te reduceren. In dit plan worden een aantal basale handelingsgerichte, interventies beschreven die door docenten kunnen worden toegepast. Te denken valt aan tools voor het voeren van een oudergesprek, het inzetten van een positief geformuleerde gedragskaart met haalbare doelen, een weekjournaal naar ouders ter evaluatie van het gedrag, een gedragscontract met leerling en ouders, een puntensysteem bij positief en negatief gedrag, klassenmanagement. Mentoren kennen dit plan, zijn in staat dit toe te passen en zetten deze in waar nodig. Zij worden per team toegerust. Actie III-5.1: Preventie op het gebied van gedragsproblematiek verbeteren door het positief beïnvloeden van het groepsklimaat en het implementeren van de inhoud van het mentoraatsboekje. Actie III-5.2: Sociale veiligheid krijgt als thema een vaste plaats en inhoud in de mentorles. Actie III-5.3: Er komt een schoolbreed email adres waar leerlingen hun verhaal mogen doen wanneer hun veiligheid of die van anderen in gevaar is. Dit mailadres is in beheer van het IZO, dat hier ook bekendheid aan zal geven. Actie III-5.4: Een ouderavond organiseren waarop aandacht wordt gegeven aan de grenzen in het omgaan met moderne media. C) Het volgende valt buiten onze (zorg)mogelijkheden: Wanneer de veiligheid van een leerling buiten schooltijd in het geding is, zal worden doorverwezen naar crisisdiensten van het CJG. III-6. De school heeft een voor alle medewerkers bekend en toegankelijk protocol voor medische handelingen. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Er is een BHV-actieplan, waarin de organisatie van de BHV staat vermeld evenals het proces van aanpak na een noodmelding vanuit de organisatie. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie III-6.1: Het alarmprotocol uit het BHV-actieplan breder bekend maken in de organisatie. III-7. De school biedt samen met de ketenpartners curatieve zorg aan. Het is voor ouders, coördinatoren en docenten klip en klaar waaruit deze curatieve zorg bestaat. A) Wij hebben dit als volgt geregeld: Samen met ketenpartners is er een breed arrangement aan zorg. Binnenschools betekent dit dat leerlingen met schoolgerelateerde problematiek in de mogelijkheid worden gesteld begeleiding te ontvangen door orthopedagogen en gespecialiseerde docenten/ trainers, zowel binnen als buiten de lessituatie. Wanneer de begeleiding overgaat in behandeling, of wanneer er sprake is van diagnostisch onderzoek of gezinsonderzoek/ begeleiding, zal via de ketenpartners geadviseerd worden over de meest passende vorm van externe hulpverlening. Middels de website en schoolgids zijn ouders op de hoogte van het aanbod binnen school en de samenwerking met ketenpartners. Teamleiders en docenten zijn middels voorlichting (website, Portal/zorgwijzer , schoolgids) op de hoogte van de curatieve zorg die (al dan niet via ketenpartners) kan worden geboden. Voor verschillende zorggebieden zijn aandachtsfunctionarissen aanwezig binnen de school: LWOO (Ooy), MB ( Blo), meldcode huiselijk geweld ( Bez) Er worden ouderavonden georganiseerd over aspecten van de basisondersteuning. B) Wij willen dit aspect in de komende vier jaren als volgt verbeteren: Actie III-7.1: het in kaart brengen van het zorgaanbod bij ketenpartners. Actie III-7.2: Folderrek in docentenkamer met curatief zorgaanbod bij ketenpartners.
21
4. EXTRA ONDERSTEUNI NG In dit hoofdstuk van het schoolondersteuningsprofiel wordt omschreven welke extra (specifieke) mogelijkheden de school heeft voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Deze extra ondersteuning is omschreven in termen van ‘arrangementen’ die al dan niet structureel onderdeel uitmaken van het onderwijsaanbod van onze school. Een arrangement bestaat uit de onderdelen: expertise, aandacht en tijd, voorzieningen, mogelijkheden van het gebouw en samenwerking. De ondersteuningsmogelijkheden van de school zijn handelingsgericht geformuleerd. De extra ondersteuning wordt geboden op volgende gebieden: I. Visueel II. Auditief III. Lichte lichamelijke beperking en langdurig ziek IV. Sociaal-emotioneel: a. Individuele orthopedagogische ondersteuning b. Ondersteuning binnen de satellietklas V. Leerwerktraject Hieronder volgt een typering per onderdeel. I. Visueel ARRANGEMENT (licht) De school heeft een aanpak voor leerlingen die lichte ondersteuning nodig hebben in verband met hun visuele belemmering.
INVULLING Deskundigheid: De cluster1-coach van betreffende leerling is op de hoogte van het dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar functioneren op school. Aandacht en tijd: De cluster1-coach voert minimaal maandelijks begeleidingsgesprekken met betreffende leerling. Ook spreekt de cluster1-coach de ouders minimaal drie keer per jaar. De cluster1-coach begeleidt de mentor en de vakdocenten bij de start van het schooljaar en op verzoek later in het jaar. De cluster1-coach is spil en wordt ondersteund en toegerust door de ambulant begeleider. Aan het begin van ieder cursusjaar worden vakdocenten geïnformeerd in een plenaire leerlingbespreking. Voorzieningen: Een kopieerpas i.v.m. vergrotingen leermiddelen. Optioneel: (a) laptop (voor vergrote leermiddelen (via Dedicon)/ als tekstverwerker/ om toetsen/ voor spraaksoftware/ programma voor het digitaal invullen van werkboeken). (b) uitklapbare ondersteuning om werkblad te verhogen. Gebouw: Vooraan zitten in het lokaal. Samenwerking: Leerling, ouders, mentor, vakdocenten, teamleider, cluster1-coach en ambulant begeleider. Bemensing: Ambulant begeleider (extern) + cluster1-coach (mbo) + mentor 22
ARRANGEMENT (medium) De school heeft een aanpak voor leerlingen die intensieve ondersteuning nodig hebben in verband met hun visuele belemmering.
II. Auditief ARRANGEMENT (licht) De school heeft een aanpak voor leerlingen die lichte ondersteuning nodig hebben in verband met hun auditieve belemmering.
INVULLING Deskundigheid: De cluster1-coach van betreffende leerling is op de hoogte van het dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar functioneren op school. Aandacht en tijd: De cluster1-coach voert tweewekelijks begeleidingsgesprekken met betreffende leerling. Ook spreekt de cluster1-coach de ouders minimaal zes keer per jaar. De cluster1-coach begeleidt de mentor en de vakdocenten bij de start van het schooljaar en op verzoek later in het jaar. De cluster1-coach is spil en wordt ondersteund en toegerust door de ambulant begeleider. Aan het begin van ieder cursusjaar worden vakdocenten geïnformeerd in een plenaire leerlingbespreking. Voorzieningen: Laptop voor vergrote leermiddelen (via Dedicon)/ als tekstverwerker/ om toetsen/ voor spraaksoftware/ programma voor het digitaal invullen van werkboeken/ brailleregel, enz. Gebouw: Het is toegestaan dat betreffende leerling een blindengeleidehond meeneemt. Samenwerking: Leerling, ouders, mentor, vakdocenten, teamleider, cluster1-coach, ambulant begeleider en buddy (klasgenoot) Bemensing: Ambulant begeleider (extern) + cluster1-coach (hbo) + mentor
INVULLING Deskundigheid: De cluster2-coach van betreffende leerling is op de hoogte van het dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar functioneren op school. De cluster2-coach wordt ondersteund door de ambulant begeleider. De ambulant begeleider leert de cluster2coach omgaan met de soloapparatuur. Aandacht en tijd: De cluster2-coach voert minimaal maandelijks begeleidingsgesprekken met betreffende leerling. Ook spreekt de cluster2-coach de ouders minimaal 3x per jaar. De mentor is spil en wordt ondersteund door de cluster2-coach, die weer wordt toegerust door de ambulant begeleider. Aan het begin van ieder cursusjaar worden vakdocenten geïnformeerd in een plenaire leerlingbespreking. De cluster2-coach begeleidt de mentor en de vakdocenten op verzoek (o.a. over gebruik soloapparatuur). Voorzieningen: Vakdocent krijgt indien nodig van leerling soloapparatuur voor het volgen van de les. Gebouw: Vooraan zitten in het lokaal 23
Samenwerking: Leerling, ouders, mentor, vakdocenten, teamleider, cluster2-coach en ambulant begeleider. Bemensing: Ambulant begeleider (extern) + cluster2-coach (mbo) + mentor ARRANGEMENT (medium) De school heeft een aanpak voor leerlingen die medium ondersteuning nodig hebben in verband met hun auditieve belemmering.
INVULLING Deskundigheid: De cluster2-coach van betreffende leerling is op de hoogte van het dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar functioneren op school. De mentor is spil en wordt ondersteund door een cluster2-coach, die overleg heeft met een ambulant begeleider. De cluster2-coach communiceert met de mentor en vakdocenten. Er is zonodig permanent een tolk aanwezig voor communicatie met en van de leerling. Aandacht en tijd: De cluster2-coach voert minimaal maandelijks begeleidingsgesprekken met betreffende leerling. Ook spreekt de cluster2-coach de ouders minimaal 3x per jaar. De cluster2-coach communiceert met de mentor en de mentor communiceert met de vakdocenten. De mentor is spil en wordt ondersteund door de cluster2-coach, die wordt ondersteund en toegerust door de ambulant begeleider. Aan het begin van ieder cursusjaar worden vakdocenten geïnformeerd in een plenaire leerlingbespreking. Voorzieningen: vakdocent krijgt indien nodig van leerling soloapparatuur voor het volgen van de les. Er is zonodig permanent een tolk aanwezig voor communicatie met en van de leerling. Gebouw: Vooraan zitten in het lokaal Samenwerking: Leerling, ouders, mentor, vakdocenten, teamleider, cluster2-coach en ambulant begeleider, tolk. Bemensing: Ambulant begeleider (extern) + cluster2-coach (hbo) + mentor + tolk (zonodig)
III. Lichamelijke beperking en langdurig ziek ARRANGEMENT (licht) INVULLING De school heeft een aanpak Deskundigheid: lichte ondersteuning voor De cluster3-coach van betreffende leerling is op de hoogte van het leerlingen die een dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar lichamelijke beperking functioneren op school. De cluster3-coach is spil en wordt hebben of langdurig ziek ondersteund door de ambulant begeleider. zijn. Aandacht en tijd: De cluster3-coach voert tweewekelijks begeleidingsgesprekken met 24
betreffende leerling. Ook spreekt de cluster3-coach de ouders minimaal 6x per jaar. De cluster3-coach begeleidt de mentor en de vakdocenten bij de start van het schooljaar, zo nodig in een plenaire leerlingbespreking. De cluster3-coach communiceert met de mentor en vakdocenten, evt. in overleg met de ambulant begeleider. Indien nodig regelt de cluster3-coach dat de toetsen die de leerling moet/kan maken, beschikbaar zijn wanneer deze leerling thuis onderwijs volgt. Voorzieningen: n.v.t. Gebouw: Invalidentoilet, liftsleutel, rustplaats. Samenwerking: Leerling, ouders, mentor, vakdocenten, teamleider, cluster3-coach, ambulant begeleider Bemensing: Ambulant begeleider (extern) + cluster3-coach (mbo) + mentor ARRANGEMENT (medium) De school heeft een aanpak medium ondersteuning voor leerlingen die een lichamelijke beperking hebben of langdurig ziek zijn.
INVULLING Deskundigheid: De cluster3-coach van betreffende leerling is op de hoogte van het dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar functioneren op school. De cluster3-coach is spil en wordt ondersteund door de ambulant begeleider. Aandacht en tijd: De cluster3-coach voert tweewekelijks begeleidingsgesprekken met betreffende leerling. Ook spreekt de cluster3-coach de ouders minimaal 6x per jaar. De cluster3-coach begeleidt de mentor en de vakdocenten bij de start van het schooljaar in een plenaire leerlingbespreking en op verzoek later in het jaar. De cluster3-coach communiceert met de mentor en vakdocenten. De cluster3-coach arrangeert in overleg met de ambulant begeleider deze communicatie. De cluster3-coach regelt dat de toetsen die de leerling moet/kan maken, beschikbaar zijn wanneer deze leerling thuis of in een instelling onderwijs volgt. Voorzieningen: Webchair, videoverbinding, extra set leermiddelen (mogelijk digitaal). Gebouw: Invalidentoilet, liftsleutel, rustplaats. Samenwerking: Leerling, ouders, mentor, vakdocenten, teamleider, ambulant begeleider en extern onderwijs. Bemensing: Ambulant begeleider (extern) + cluster3-coach (hbo) + mentor
25
IV.
Sociaal-emotioneel (orthopedagogische en satellietklasondersteuning)
a. Individueel: Orthopedagogische ondersteuning ARRANGEMENT (medium) De school heeft een aanpak voor leerlingen die medium ondersteuning nodig hebben op het gebied van sociaalemotionele problemen.
INVULLING Deskundigheid: De orthopedagoog van betreffende leerling is op de hoogte van het dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar functioneren op school. De orthopedagoog is in staat daarop met kennis van zaken te interveniëren richting leerling, ouders en mentor/vakdocenten. De mentor blijft spil/aanspreekpunt voor alle betrokkenen en wordt ondersteund door de orthopedagoog. Aandacht en tijd: De orthopedagoog coacht de mentor en indien nodig de vakdocenten, eventueel m.b.v. een observatie in de klas. Indien nodig wordt de begeleider van de huiswerkservice daarbij betrokken. De leerling zal worden ondersteund in het omgaan met de problematiek. Ook een verwijzing voor externe hulp behoort tot de mogelijkheden. De orthopedagoog spreekt de leerling 5-10 keer. Voorzieningen: n.v.t. Gebouw: Spreekkamer Samenwerking: Contacten met leerling, ouders, mentor, gedragsdeskundige, huiswerkservice, huisarts, externe hulpverleners Bemensing: Gedragsdeskundige + mentor (+ begeleider huiswerkservice)
ARRANGEMENT (zwaar) De school heeft een aanpak voor leerlingen die zware ondersteuning nodig hebben op het gebied van sociaalemotionele problemen.
INVULLING Deskundigheid: De orthopedagoog van betreffende leerling is op de hoogte van het dossier en de belemmering van de leerling en de impact op zijn/haar functioneren op school. De orthopedagoog is in staat daarop met kennis van zaken te interveniëren richting leerling, ouders en mentor/vakdocenten. Daarbij kan een uitgebreid diagnostisch traject ingezet worden. De mentor blijft spil/aanspreekpunt voor alle betrokkenen en wordt ondersteund door de orthopedagoog. Aandacht en tijd: De orthopedagoog coacht de mentor en indien nodig de vakdocenten, eventueel m.b.v. een observatie in de klas en/of een diagnostisch onderzoek. Indien nodig wordt de begeleider van de huiswerkservice daarbij betrokken. De leerling zal worden ondersteund in het omgaan met de problematiek. Ook een verwijzing voor externe hulp behoort tot de mogelijkheden. De orthopedagoog spreekt de leerling 10-15 keer. Voorzieningen: Psychologische (onderzoeks)materialen Gebouw: Spreekkamer 26
Samenwerking: Contacten met leerling, ouders, mentor, , gedragsdeskundige, huiswerkservice, huisarts, externe hulpverleners Bemensing: Gedragsdeskundige + mentor (+ begeleider huiswerkservice)
b. Ondersteuning binnen de satellietklas ARRANGEMENT (B=medium)
INVULLING
De school heeft een aanpak voor leerlingen die extra hulp nodig hebben op minimaal twee van de volgende gebieden: structuurbehoefte, gedragsregulatie, sociaalemotionele ontwikkeling.
Deskundigheid: Begeleiding wordt uitgevoerd door de satellietcoach, een docent die een relevante HBO-opleiding voor het begeleiden van leerlingen met gedragsproblemen heeft gevolgd. Hij is de spil in het contact met de leerling, de ouders en de mentor. Bij de begeleiding van leerlingen met een medium arrangement is tevens een gedragsdeskundige betrokken die het begeleidingstraject monitort en bewaakt. Aandacht en tijd: De s-coach stelt drie keer per jaar in overleg met de leerling en de gedragsdeskundige een handelingsplan op en bewaakt de uitvoering. De s-coach woont twee à drie keer per jaar de evaluatiemomenten bij met ouders en gedragsdeskundige en is eindverantwoordelijke voor het handelingsplan. Het handelingsplan is gericht op de ontwikkelingsdoelen die verwoord zijn in het door de gedragsdeskundige opgestelde ontwikkelingsperspectief. De begeleiding is gericht op positieve ontwikkeling van het gedrag van de leerling om stabiel en redelijk goed binnen het primair proces te functioneren. Iedere rapportperiode wordt het perspectief van dit arrangement per leerling ingeschat. Indien mogelijk wordt de begeleiding in overleg met de betrokkenen gericht op terugstroom naar het primair proces (arrangement A). In de s-klas is gedurende alle lesuren een s-coach en/of een sklas-assistent beschikbaar om leerlingen te begeleiden. De leerlingen kunnen volgens planning terecht in de s-klas (max. 2 uur per dag). Buiten de geplande uren is de s-klas wanneer nodig beschikbaar. Voorzieningen: Een extra set boeken op school, computers. Gebouw: Per s-klas een lokaal. Samenwerking: Leerling, ouders, extern behandelaar (indien van toepassing) mentor, vakdocenten, teamleider, s-coach, assistent leerlingenzorg en gedragsdeskundige.
27
ARRANGEMENT (C=zwaar)
INVULLING
De school heeft een aanpak voor leerlingen die extra hulp nodig hebben omdat zij t.g.v. hun structuurbehoefte, gedragsregulatieproblemen en/of sociaal-emotionele problematiek niet adequaat kunnen functioneren binnen het primair proces.
Deskundigheid: Bij de begekeiding van leerlingen met een zwaar arrangement is de gedragsdeskundige casemanager, die het begeleidingstraject aanstuurt en bewaakt. De begeleiding van de leerling wordt uitgevoerd door de satellietcoach, een docent die een relevante HBO-opleiding voor het begeleiden van leerlingen met gedragsproblemen heeft gevolgd. Hij is de spil in het contact met de leerling, de ouders en de mentor. Aandacht en tijd: De s-coach stelt drie keer per jaar in overleg met de ouders en leerling en de gedragsdeskundige een handelingsplan op en is verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan. Het handelingsplan is gericht op de ontwikkelingsdoelen die verwoord zijn in het door de gedragsdeskundige opgestelde ontwikkelingsperspectief. De begeleiding die gekoppeld is aan het handelingsplan is gericht op het dusdanig verbeteren van het gedrag dat de leerling kan doorstromen naar arrangement B. Gedragsdeskundige en S-coach organiseren drie keer per jaar een evaluatiemoment met ouders en leerling. In de s-klas is gedurende alle lesuren een s-coach en/of s-klasassistent beschikbaar om de leerlingen te begeleiden. De leerlingen volgen een individueel traject binnen de s-klas, waarbij een individuele planning opgesteld wordt voor de vakken die binnen de s-klas gevolgd worden. Voorzieningen: Een extra set boeken op school, computers. Gebouw: Per s-klas een lokaal (rustige werkruimte) Samenwerking: Leerling, ouders, extern behandelaar, mentor, vakdocenten, teamleider, s-coach, assistent leerlingzorg en gedragsdeskundige.
V. Leerwerktraject ARRANGEMENT Leerwerktraject in klas 3 en 4 van vmbo-basis
INVULLING Deskundigheid: Mentor en docenten zijn didactisch en pedagogisch bekwaam om les te geven aan deze leerlingen. Aandacht en tijd: Onderwijs is pedagogisch en didactisch afgestemd op de kenmerken en onderwijsbehoeften van de leerlingen. Er worden minder algemeen vormende en theoretische lessen aangeboden (Godsdienst, Nederlands, rekenen) en meer stageactiviteiten (twee dagen per week gedurende leerjaar 3 en leerjaar 4). De theoretische en algemeen vormende lessen zijn teruggebracht tot het wettelijk minimum en worden in een kleine groep aangeboden, de praktijkvakken worden op de praktijkafdeling aangeboden. Voorzieningen: 28
Leerwerktraject wordt in de hoofdvestiging aangeboden. Voor de theorievakken zijn theorielokalen beschikbaar, voor de praktijkvakken krijgt leerling les op de praktijkafdeling. Gebouw: Leerwerktraject wordt in de hoofdvestiging aangeboden gedurende de schooldagen (ma, di en wo); op do en vr is leerling op stageadres. Samenwerking: Leerling, ouders, mentor, vakdocenten, teamleider, orthopedagoog, contactpersoon uitvoering ( school) en begeleider van Talenta. Bemensing: Contactpersoon uitvoering (school) + coordinator (school) + begeleider (Talenta)
29
5. CONCLUSIE EN AMBITIES In dit hoofdstuk worden conclusies en ambities vermeld, nadat alle geledingen binnen de school de voorgaande hoofdstukken hebben besproken en geanalyseerd. Vervolgens zijn er gezamenlijke ambities geformuleerd en zijn de daarvoor benodigde randvoorwaarden in kaart gebracht. De voorgenomen ambities krijgen een plaats in het beleid van de school, zowel teamspecifiek als teamoverstijgend. 5.1 CONCLUSIE 5.1.1 basisondersteuning De basisondersteuning is bij ons aanwezig zoals weergegeven in de scan van hoofdstuk 3.1. Deze basiskwaliteit wordt geleverd zoals geformuleerd in de daarbij vermelde domeinen van hoofdstuk 3.4. 5.1.2 extra ondersteuning Op onze school hebben we diverse vormen van extra ondersteuning: In de in hoofdstuk 4 beschreven arrangementen wordt veelal het onderscheid aangebracht tussen het bieden van lichte, medium en zware vormen van ondersteuning. De extra arrangementen zijn voor leerlingen voor wie de basisondersteuning ontoereikend is. De zorg voor een leerling die deze ondersteuning nodig heeft, zien we als een gedeelde verantwoordelijkheid van het team met de leerlingenzorg. Waar nodig zal de mentor/vakdocent door deskundigen (binnen en/of buiten het IZO/ZAT) worden ondersteund. Wanneer de verwachting is dat een (potentiële) leerling extra ondersteuning behoeft, is een intakegesprek
nodig.
4
Tijdens
zo’n
gesprek
wordt
besproken
of
de
vraag
en
het
ondersteuningsaanbod van de school al of niet passend zijn of gemaakt kunnen worden.
5.2 AMBITIES We willen blijven werken aan verbetering van de basisondersteuning en extra ondersteuning. Daarvoor zijn in Domein I, II en III een groot aantal acties geformuleerd. Deze acties hebben betrekking op ‘De uitrusting van docenten’ (Domein I), ‘De onderwijszorg- en begeleidingsstructuur’ (Domein II) en ‘De schoolorganisatie’ (Domein III). Om met de acties op een overzichtelijke manier aan de slag te kunnen, hebben we een clustering gemaakt, waarin we vijf categorieën onderscheiden: signaleren, omgaan met gedragsproblemen met de bijbehorende grenzen daarvan, adequaat reageren op leerproblemen, handelingsbekwaamheid mentoren en vakdocenten en leerlingzorg /OOP. Elk van deze items wordt in 5.2.1 tot en met 5.2.6 uitgelegd. In 5.2.7 gaat het over onze ambities betreffende de extra ondersteuning. 4
Zie bijlage 6.4: notitie zorgtoewijzing
30
Per cursusjaar worden in overleg met directie en teamleiders speerpunten geselecteerd uit onderstaande categorieën om concreet vorm te geven in de teamplannen.
5.2.1 Signaleren teamoverstijgend Willen docenten professioneel kunnen signaleren en handelen, vraagt dit blijvende toerusting. Vanuit de kennis die aanwezig is binnen de leerlingenzorg kan deze geboden worden m.b.v. bij docenten bekende casuïstiek. Naast de toerusting in signaleren op het gebied van orthobeelden en niet-gelabelde problematiek, vraagt de relatie met de ontwikkelde protocollen op het gebied van pesten, verzuim en mishandeling ook aandacht. Het is van belang schoolbreed te werken aan een cultuur waarin iedere docent elk relevant signaal wil/kan delen en registreren. Door een regelmatige screening van zijn klas door de mentor krijgt de leerlingbespreking/klassenbespreking een meerwaarde om als verbindend element te worden ingezet in het team. teamspecifiek Bovengenoemde acties zullen ook vanuit de teams worden gestimuleerd. Daarnaast zal binnen de teams meer aandacht zijn voor de concrete signalering, zoals door vakdocenten die de oorzaak van lage resultaten analyseren en door mentoren die de betrokkenheid van bepaalde ouders missen en natrekken. Binnen het team wordt van de mentor een proactieve houding t.a.v. signalering verwacht. Wanneer hij de zorgroute niet kent, wordt hij daarop aangesproken en zonodig toegerust.
5.2.2 Omgaan met gedragsproblemen en grenzen teamoverstijgend In elke groep bevinden zich leerlingen met afwijkend gedrag. Dat maakt een adequate reactie daarop van de vakdocent cruciaal, wil het onderwijsleerproces niet worden verstoord. Het is daarom van belang dat er schoolbreed gekeken wordt naar de verhouding tussen groepsgrootte en gedragsproblematiek binnen de groep. Verder is er winst te behalen wanneer vakdocenten hun handelingsverlegenheid ten aanzien van het omgaan met deze leerlingen kenbaar durven maken. De kennis van gedragsdeskundigen (bijvoorbeeld vanuit de s-klas of het ZAT) kan worden ingezet om handvatten te bieden bij het omgaan met deze leerlingen. Ook kennis van schoolbrede afspraken met betrekking tot bijvoorbeeld pesten is daarbij belangrijk. Inzet van de mentor richting de mentorklas kan ervoor zorgen dat de groepssfeer positief blijft/wordt, wat gedragsproblematiek vermindert. teamspecifiek
31
Naast bovenstaande schoolbrede acties is ook een rol weggelegd voor de teams als het gaat om het omgaan met leerlingen met gedragsproblemen. De mogelijkheid van het creëren van een positief groepsklimaat wordt als belangrijke voorwaarde gezien om gedrag te reguleren. Daarvoor is blijvende teamspecifieke toerusting nodig met betrekking tot het naleven van de afspraken die zijn gemaakt tegen bijvoorbeeld pesten en mishandeling. De teaminvulling van het mentoraat, waarbij de mentor de spil is in het verzamelen van informatie en communiceren over gedragsproblemen, is eveneens een aandachtspunt.
5.2.3 Adequaat reageren op leerproblemen teamoverstijgend Er is sprake van een toename van leerlingen met leerproblemen. Het kan dan gaan om gediagnosticeerde stoornissen als dyslexie, maar ook om gebrek aan bijvoorbeeld motivatie, discipline en concentratie om het huiswerk goed uit te voeren. De school wil daarop inspelen door te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor huiswerkbegeleiding. Ook is er winst te boeken wanneer afgenomen toetsen (per vak, maar ook CVS-toetsen) zorgvuldig worden geanalyseerd (met de leerling), waarna de leerling specifiek begeleid kan worden. We hechten waarde aan teamoverstijgende cursussen, gevolgd door kennisdeling binnen de teams. Wanneer het gaat om een diagnose als dyslexie, blijft het een aandachtspunt dat vakdocenten zich realiseren wat de impact daarvan is op de leerling en wat de mogelijkheden tot dispensatie en compensatie zijn voor de vakdocenten. Het onlangs verschenen protocol dyscalculie vraagt om schoolbrede implementatie. teamspecifiek Op het niveau van de diverse teams zijn al verschillende afspraken gemaakt met betrekking tot lesplanningen, waarbij ‘doel’ en ‘evaluatie van het doel’ blijvende aandacht vragen. Het huiswerk dient voor elke leerling duidelijk te zijn. Daarvoor heeft de school verschillende mogelijkheden, waaronder SOM. Wanneer het leerlingen niet lukt dit maak- en leerwerk in orde te hebben, willen we zoeken naar mogelijkheden om de leerling optimaal te begeleiden. Tijdens rapportvergaderingen vinden we het belangrijk naast de cijfers ook andere indicatoren te betrekken in de bespreking van de leerling (zoals cito-uitslag en resultaten VAS/CVS).
5.2.4 Handelingsbekwaamheid mentoren en vakdocenten teamoverstijgend De mentor is spil in een netwerk, waarin hij in staat is te signaleren, te analyseren en te communiceren inzake zijn leerlingen. Hij is de spil wanneer het er om gaat de leerling passend onderwijs te bieden op basis van diens capaciteiten en persoonlijkheid. Bij zorgleerlingen deelt hij die verantwoordelijkheid met de leerlingenzorg. 32
Om deze veelomvattende en belangrijke taak goed te vervullen, is beschreven hoe de rol van de mentor wordt gezien/ingevuld. Heldere communicatie is hierbij een belangrijk onderdeel, zowel richting mentor/vakdocenten (via SOM) als richting ouders (zoveel mogelijk rechtstreekse communicatie ouders-vakdocent/mentor). Vragenlijsten voor en door leerlingen worden ingezet om informatie te verkrijgen over het functioneren van leerling en vakdocent. De inzet, inhoud en formulering hiervan worden regelmatig tegen het licht gehouden. Waar nodig worden mentoren toegerust om aan de in het mentoraatsboekje geformuleerde minimumeisen te voldoen. Op een juiste manier met (zorg)leerlingen omgaan vraagt voor de mentor blijvende en verdiepende toerusting, zodat deze leerlingen hun schoolloopbaan afsluiten in overeenstemming met hun capaciteiten, mogelijkheden en belemmeringen en zoals verwoord in het ontwikkelingsperspectief. Deze toerusting kan o.a. geboden worden vanuit aanwezige expertise bij de leerlingenzorg, maar ook versterkt worden door teamoverstijgende kennisdeling. Het teamleidersoverleg maakt hiervan een vast agendapunt. Omdat leerlingen vrijwel jaarlijks wisselen van mentor/vakdocenten, is goede verslaglegging belangrijk voor het bieden van de juiste ondersteuning gedurende de schoolloopbaan van de leerling. Het werken via het leerlingvolgsysteem en de wijze van verslaglegging is nog niet voor iedere mentor/vakdocent voldoende duidelijk. Bij het professioneel formuleren en werken met acties, doelen en evaluaties is winst te boeken, die in het belang van de leerling is. Hierbij kan het IZO/ZAT een rol vervullen. Ook gesprekstechnieken op individueel en groepsniveau behoeven de aandacht (bijv. in het kader van antipestbeleid). Ten slotte is de docent vaardig om te differentiëren tijdens de les, waardoor het onderwijsaanbod passend is voor de aanwezige leerlingen. teamspecifiek De beschrijving van de minimumeisen voor het mentoraat is teamspecifiek. Teamleiders spreken hun mentoren hierop aan en verplichten zonodig tot toerusting. Binnen de teams wordt gewerkt aan een sparrende cultuur, waarin docenten worden aangesproken op het nakomen van afspraken en het leveren van de kwaliteit die van een mentor wordt verwacht. Met betrekking tot de invulling van het mentoraat en het gebruik van SOM zijn er teamspecifieke afspraken. Zo zijn er teams met een formulier mentorenoverdracht, waardoor overzichtelijk informatie wordt doorgegeven. Ook is het ene team meer capabel dan het andere in het formuleren van heldere doelen, het uitvoeren van acties, het communiceren over en het bieden van licht curatieve zorg. Het is wenselijk dat dergelijke initiatieven doordacht en –aangepast- uitgebouwd worden richting andere teams.
33
5.2.6 Leerlingzorg en OOP teamoverstijgend De leerlingenzorg wil een verbeterslag maken door de zorgroute beter te implementeren bij het primair proces. Door samen met de mentor een aanmeldingstraject te doorlopen wordt deze al coachend toegerust. Waar mogelijk en wenselijk zullen de zorgcoördinatoren de betreffende mentor of teamleider uitnodigen bij de leerlingbespreking in het IZO/ZAT. Door het uitzetten van tussentijdse evaluaties onder ouders/leerlingen en door steekproefsgewijze testen van de zorgcoördinator via het Portal hoopt de leerlingenzorg meer verbeterpunten in beeld te krijgen. Binnen ons Samenwerkingsverband wordt gezocht naar mogelijkheden om zorgcoördinatoren en gedragsdeskundigen meer toe te rusten voor de ondersteuningsvragen die op onze eigen scholen leven. Hierbij worden ook de ketenpartners betrokken.
5.2.7 extra ondersteuning Wanneer voor een leerling de basisondersteuning ontoereikend blijkt te zijn, is er sprake van ‘extra ondersteuning’. De toekenning daarvan wordt waar mogelijk gekoppeld aan één van de in hfst 4 genoemde arrangementen. Blijkt de ondersteuningsvraag niet te passen bij ons aanbod, dan heeft de school een zorgplicht om elders voor deze leerling een passend aanbod te vinden. Met het samenwerkingsverband heeft de Gomarus de ambitie om zorgleerlingen waar mogelijk thuisnabij een plaats te bieden. Dit betekent dat m.n. voor de leerlingen met gedragsproblemen in de komende jaren een breder aanbod zal worden ontwikkeld. Voor de toekenning van de arrangementen en het uitvoeren van de zorgplicht heeft de school een zorgloket, waarachter flexibele expertiseteams de genoemde taken uitvoeren. Wordt een arrangement toegekend, dan moet er een ontwikkelingsperspectief (OPP) worden opgesteld. Belangrijk daarbij is dat wordt ingeschat welke ontwikkelingsmogelijkheden een leerling heeft op langere termijn en welk eindniveau van de leerling kan worden verwacht. Het OPP geeft aan welk onderwijsaanbod en welke ondersteuning de leerling nodig heeft om het te verwachten eindniveau te behalen. Overleg met leerling en ouder is bij het OPP belangrijk.
5.3 RANDVOORWAARDEN 5.3.1 basisondersteuning Passend Onderwijs in onze school vereist een aantal zaken: concentratie op preventie en vroegtijdige aanpak van gedragsproblemen, een pedagogisch klimaat waarin verschillen geaccepteerd worden, kennis van beperkingen en mogelijkheden bij mentoren/vakdocenten en de vaardigheid deze kennis in de klas toe te passen. Daarnaast is een lerende organisatie gewenst. Dit wordt bereikt wanneer we 34
eigen zwakte durven aan te geven en door teamoverstijgend en teamspecifiek kennis te nemen van elkaars expertise. De leerlingzorg dient in dit geheel een belangrijke rol in te nemen. Ook specifieke ambulante begeleiding bij leerlingen van de clusters 1, 2 en 3 is cruciaal voor de realisatie van passend onderwijs. Wanneer de problematiek van de leerling de zorg van de mentor/vakdocenten te boven gaat, wordt de leerling besproken binnen het IZO/ZAT.
5.3.2 extra ondersteuning De toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, wordt per situatie beoordeeld. Toelating van een leerling moet een teambesluit zijn, moet breed gedragen worden en geldt in principe voor de hele schoolperiode. In de praktijk zal niet elke aangemelde leerling geplaatst kunnen worden. In dat geval heeft de school een belangrijke rol bij het vinden van passend onderwijs. Vanuit de gedachte dat het welbevinden van de leerling voorwaarde is om te presteren, behoeft de groepsgrootte en samenstelling van de groep én de draagkracht, expertise en ondersteuning van de mentor/vakdocent(en) blijvende aandacht. Als school geloven we in de ‘gouden driehoek’: leerling, ouders en school. Om de leerling passend onderwijs te bieden, is het belangrijk dat leerling, ouders en school elk vanuit eigen verantwoordelijkheid
actief
meedenken,
zowel
bij
het
handelingsplan/ontwikkelingsperspectief als in de praktijk van iedere dag.
35
opstellen
van
het
6. BIJLAGEN 6.1 BEGRIPPENLIJST Arrangement
Extra ondersteuning op maat, met inzet van extra voorzieningen, expertise en financiën. Een arrangement kan variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Een onderwijsondersteuningsarrangement beperkt zich tot het domein van het onderwijs. Een onderwijs- en zorgarrangement betreft altijd een samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg.
Basisondersteuning
Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en licht curatieve interventies die binnen de onderwijszorgstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd.
Basiskwalitiet
Inspectienorm: leerprestaties (primair onderwijs) en opbrengsten (voortgezet onderwijs) zijn ten minste voldoende en het onderwijsleerproces of de ondersteuning en begeleiding voldoet op de kernindicatoren.
Clusterindeling speciaal onderwijs
Cluster 1: Visueel gehandicapte kinderen. Cluster 2: Auditief en communicatief gehandicapte kinderen, dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakproblemen. Cluster 3: Lichamelijk gehandicapte kinderen, verstandelijk en meervoudig gehandicapte kinderen, langdurig zieke kinderen. Cluster 4: Kinderen met ernstige gedragsproblemen.
Extra ondersteuning
Alle vormen van onderwijsondersteuning die de basisondersteuning overstijgen. Binnen ‘extra ondersteuning’ worden verschillende typeringen voor het aanbod gebruikt door een indeling in zorgzwaartes.
Leerlijn
Een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden naar een einddoel.
Schoolprofiel(SOP)
De door het samenwerkingsverband vastgestelde omschrijving van de basisondersteuning en de eventuele extra ondersteuning die een individuele school biedt.
36
Ondersteuningsplan (OSP) Beleidsdocument van het samenwerkingsverband dat laat zien op welke wijze een dekkend aanbod van onderwijsondersteuning binnen het SWV wordt gerealiseerd. In het onderwijsondersteuningsplan zijn ten minste de schoolondersteuningsprofielen van de scholen opgenomen en het door het samenwerkingsverband vastgestelde (ambitie)niveau van basiszorg dat voor alle scholen geldt. Referentiekader
Het geheel van werkwijzen en afspraken waarnaar schoolbesturen en samenwerkingsverbanden zich richten bij de vormgeving van de zorgplicht passend onderwijs.
Zorgplicht
Het geheel van maatregelen dat betrekking heeft op de onderwijsondersteuning van zittende en nieuwe leerlingen (inclusief aanmelding, inschrijving en toelating).
6.2 AFKORTINGEN AB Ambulante begeleiding AVS Algemene Vereniging Schoolleiders Bao Basisschool BHV Bedrijfshulpverlening CE Centraal Examen CJG Centrum voor Jeugd en Gezin GGD Gemeentelijke gezondheidsdienst CVS Cito Volgsysteem FRT Faalangsttraining HBO Hoger beroepsonderwijs HGW Handelingsgericht werken IZO Intern Zorgoverleg LGF Leerlinggebonden financiering LO Lichamelijke opvoeding LOB Loopbaanoriëntatie LVS Leerlingvolgsysteem LWOO Leerwegondersteunend onderwijs LWT Leerwerktraject MBG Meerbegaafdheid MBO Middelbaar beroepsonderwijs OCW Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OOP Onderwijsondersteunend personeel OPDC Ortho-pedagogisch Didactisch Centrum
OPP OWG PCL PGB PrO PSO REC RT S(B)AO SE SO SOM SoVa SWV TL VO VSO VSV WMO WVO ZAT ZVW
37
Ontwikkelperspectief Onderwijswerkgroepen Permanente Commissie Leerlingzorg Persoonsgebonden budget Praktijkonderwijs Praktische Sectororiëntatie Regionale Expertisecentrum Remedial Teaching Speciaal basisonderwijs Schoolexamen Speciaal onderwijs Schooleigen leerlingvolgsysteem Sociale Vaardigheid Samenwerkingsverband Teamleider Voortgezet onderwijs Voortgezet Speciaal onderwijs Voortijdig schoolverlaten Wet maatschappelijke ondersteuning Wet op het voortgezet onderwijs Zorg- en adviesteam Zorgverzekeringswet
6.3 GEMEENSCHAPPELIJKE PARAGRAAF “Passende verbinding” Verbinding gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs in de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem. Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Lingewaal, Molenwaard, Werkendam, Woudrichem en Zederik t.b.v. OOGO/REA Deze gemeenschappelijke paragraaf is het resultaat van intensief overleg tussen de samenwerkingsverbanden en de gemeenten op inhoudelijk en bestuurlijk niveau. Deze paragraaf ligt ter goedkeuring voor op het te voeren OOGO op 5 februari 2014 en kan gezien worden als “oplegger” boven de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden. Dit betekent dat in de betreffende ondersteuningsplannen de tekst van de paragraaf terug te vinden is of dat er een verwijzing naar de paragraaf wordt gemaakt1. Aanleiding Ieder kind verdient goed onderwijs. Goed onderwijs dat kinderen en jongeren in staat stelt hun talenten te ontwikkelen en dat hen uitdaagt om steeds een stap extra te zetten. De huidige organisatie van de extra onderwijsondersteuning biedt daarvoor, zowel inhoudelijk, structureel als financieel, onvoldoende mogelijkheden. Inhoudelijk doordat een passend onderwijsaanbod vaak verscholen zit ‘achter een diagnose’, te laat komt of niet dicht bij huis gerealiseerd kan worden. Structureel omdat de huidige systematiek een geheel is van ingewikkelde regels en complexe bekostiging, dat resulteert in lange doorlooptijden en onduidelijkheid over wie de regie heeft en de verantwoordelijkheid draagt. En tenslotte financieel aangezien de perverse prikkel van hulp na een diagnose heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van indicaties. Bij het ontwerpen van een dergelijke systematiek hebben samenwerkingsverbanden van de minister de vrijheid gekregen om ‘te doen wat nodig is’ om voor iedere leerling binnen de grenzen van het samenwerkingsverband een passende onderwijsplek te garanderen. Gemeenten staan voor de uitdaging om voor januari 2015 het geheel van jeugdhulpvoorzieningen in te richten en af te stemmen. Zij worden daardoor gestimuleerd na te denken over een slagvaardiger en snellere manier van hulp rondom kinderen en gezinnen organiseren en worden daarnaast regievoerder en opdrachtgever voor uitvoeringsorganisaties. In beide gevallen moet de nieuwe systematiek zo zijn ingericht dat deze bijdraagt aan het realiseren van de eigen missie en visie en aan een integrale aanpak voor alle jeugdigen. Daarmee bieden de beide beleidswijzigingen zowel voor kinderen/jongeren en gezinnen, als voor scholen en gemeenten interessante kansen voor snellere en passender ondersteuning wanneer dat nodig is. De samenwerkingsverbanden (PO en VO)5 en de 9 gemeenten zien deze kansen en zijn zich bewust van hun gezamenlijke verantwoordelijkheid. Middels deze gezamenlijke paragraaf die betrekking heeft op zowel de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden als de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten, trachten zij een verbindend kader in visie vast te stellen, waarbinnen een afgestemde, dekkende en passende structuur van onderwijs, zorg en ondersteuning kan ontstaan. Op die manier valt winst te behalen voor alle jeugdigen binnen de betrokken gemeenten, zowel thuis als op school. Doel van passend onderwijs Het doel van passend onderwijs is, door het verleggen van verantwoordelijkheden en geldstromen, de mogelijkheden op goed onderwijs voor ieder kind en iedere jongere optimaal te benutten. Met passend onderwijs wordt daarom de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de extra onderwijsondersteuning neergelegd bij de schoolbesturen, in overleg met ouders, leraren en gemeenten. Schoolbesturen krijgen met de start van passend onderwijs een zorgplicht en werken hierbij samen in een door de minister vastgesteld en regionaal afgebakend samenwerkingsverband. Door de verantwoordelijkheden dicht bij de scholen te beleggen kan beter worden aangesloten bij de ondersteuningsvraag van kinderen/jongeren en de specifieke kenmerken van de school. Goede ondersteuning in de reguliere scholen kan veelal voorkomen dat kinderen en jongeren verwezen moeten worden naar het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Voor kinderen die dat echt nodig hebben, blijft het (V)SO bestaan. Deze wijzigingen zijn vastgelegd in de Wet passend onderwijs die op 5 5
De twee landelijke samenwerkingsverbanden op reformatorische grondslag (PO en VO) participeren in meerdere regio’s en dienen hun beleid ook op deze regio af stemmen. De intentie is om maximaal aan te sluiten bij de regionale afspraken.
38
november 2012 is gepubliceerd in het Staatsblad. Vanaf 1 augustus 2014 gaan de nieuwe samenwerkingsverbanden van start met passend onderwijs. Doel Transitie Jeugdzorg Dezelfde constatering over het tekort aan mogelijkheden en de negatieve gevolgen van slagboomdiagnostiek is de aanleiding geweest voor de nieuwe jeugdwet. In deze wet wordt geregeld dat de verantwoordelijkheid voor alle zorg voor jeugd ondergebracht wordt bij de overheidslaag die het dichtst bij de burger staat: de gemeente. Daarbij is, net als in het passend onderwijs, niet enkel sprake van een transitie van verantwoordelijkheden en geldstromen, maar ook een inhoudelijke transformatie. Uitgangspunt daarbij is dat kansen voor kinderen vergoot kunnen worden wanneer bij inzet van hulp en ondersteuning, meer aansluiting wordt gezocht bij hun eigen leefsituatie. Het doel is de eigen kracht en het zorgende en probleemoplossend vermogen van kinderen, en de gezinnen waarvan ze deel uitmaken, te versterken. De transitie jeugdzorg beoogt dat het gezin de regie voert over het eigen gezinsleven eventueel met ondersteuning of hulp. Als de problematiek echter ook het vermogen van het kind/gezin overstijgt, moet tijdig passende professionele ondersteuning worden geboden. Gedeelde visie en missie De kern van de visie van zowel samenwerkingsverbanden als gemeenten is samen te vatten in drie kerntransities in het denken en handelen, afkomstig uit het Referentiekader – het leidende document van de sectoren bij invoering van passend onderwijs: Van indiceren naar arrangeren (dus: van achteren naar voren, met zo min mogelijk bureaucratie) van curatief naar preventief, met hulp zodra dat nodig is van sectoraal naar integraal, op basis van een gedeelde verantwoordelijkheid ‘Van achter naar voren’ doelt op het verplaatsen van het moment waarop ondersteuning wordt geboden in een traject, zowel in de jeugdzorg als in de onderwijsondersteuning. Nu gebeurt dat niet direct na signalering, maar pas op het moment dat aan een vooraf vastgestelde set van indicatiecriteria wordt voldaan. Dit heeft tot gevolg dat kinderen en jongeren die niet, of net niet aan de indicatiecriteria voldoen, verstoken blijven van de (ook) voor hen benodigde hulp en ondersteuning. In een nieuwe systematiek is het van belang dat de benodigde ondersteuning achter de indicatiecriteria vandaan komt (‘van achteren’) en direct, snel en passend wordt georganiseerd in de directe leefomgeving van kinderen/jongeren en hun gezin. Professionals worden ingezet op de plek en op het moment waar zij het hardst nodig zijn en het meeste verschil kunnen maken: in en om de school, in en om de gezinnen. Van belang daarbij is dat zij bij het geven van die hulp tegen zo min mogelijk bureaucratische barrières aanlopen. Het gevolg van deze beweging van achteren naar voren is een nadruk op voorkomen, in plaats van de afhankelijkheid van curatief repareren. Hoe eerder hulp en ondersteuning beschikbaar zijn, hoe meer er wordt voorkomen dat een kleine stagnatie in de ontwikkeling van een kind of jongere uitgroeit tot een onderwijsachterstand, of jongerenproblematiek / een lastige gezinssituatie uitgroeit tot zware sociale problematiek. Door nadruk op preventie wordt eveneens het aantal kinderen dat aangewezen is op specialistische (bovenschoolse) voorzieningen gereduceerd. Een laatste punt in de kern van de visie is de overgang van sectoraal naar integraal. Daarbij doelt sectoraal op de huidige situatie, waarin hulp en ondersteuning vaak op gecompartimenteerde wijze bij kinderen en gezinnen terecht komen als gevolg van schotten tussen (uitvoerings)organisaties, slechte afstemming tussen hulpverleners en deskundigen onderling en een focus op diagnosticeren. We willen toe naar een situatie waarin zowel in cultuur als in structuur, zowel in denken als in doen, deze schotten worden opgeheven en de afstemming een wezenlijke voorwaarde voor effectieve hulp wordt. Zowel in het onderwijs als in de jeugdhulp tekenen zich de kaders van een dergelijke integrale benadering zich al af, zij het met twee verschillende invalshoeken: In het primair onderwijs is men goed op weg om op alle scholen Handelingsgericht te werken. Die ontwikkeling is ook gaande op de scholen voor voortgezet onderwijs. Met Handelingsgericht werken (HGW) worden de onderwijsondersteuningsbehoeften in plaats van de beperkingen van leerlingen centraal gesteld en ligt de focus op oplossingsgericht handelen. Hiernaast gaat HGW uit van de continue afstemming en wisselwerking
39
tussen het kind en zijn of haar sociale omgeving: de klas, de leerkracht, de ouders, etc. Het propageert daarmee (hoofdzakelijk) een integrale denk- en analysewijze: contextueel en transactioneel. In het onderwijs wordt gewerkt met ‘1 kind, 1 plan’. De gemeenten hebben het werken volgens de ‘ 1Gezin1Plan-werkwijze’ geïntroduceerd: het werken vanuit een gezinsplan dat uitgaat van de doelen die de jeugdige (het gezin) zelf stelt, dat zowel lichte als (waar nodig) specialistische hulp kan omvatten en rekening houdt met het complete sociale domein. Essentie is het versterken van de eigen kracht, met behulp van laagdrempelig advies en hulp op maat, waarbij het gezin of de jeugdige centraal staat. Het propageert daarmee (hoofdzakelijk) een integrale handelingswijze. Na een periode van gewenning wordt deze werkwijze steeds vaker benut. De beide bewegingen benadrukken dezelfde integraliteit, alleen leggen beide de nuance net anders. De essentie van de verbinding ligt dan ook in de (h)erkenning van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle kinderen en jongeren. De wijze waarop samenwerkingsverbanden en gemeenten hier reeds op aan het voorsorteren zijn, biedt heldere aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een integrale systematiek. De omslag in het denken die moet worden gemaakt komt kort gezegd op het volgende neer Van moeilijkheden naar mogelijkheden. Van probleemgericht naar aanpakgericht. Van herstellen naar pro-actief handelen. Van over en voor het kind naar met het kind. Van informeren van de ouders naar samenwerken met de ouders. De beginsituatie De samenwerkingsverbanden in de regio hebben in de afgelopen jaren ieder hun eigen ontwikkeling in de richting van passend onderwijs doorgemaakt. Daarbij zijn in ieder samenwerkingsverband verschillende keuzes gemaakt en verschillende thema’s uitgewerkt. Daarbij komt dat het primair en voortgezet onderwijs qua cultuur verschillend zijn. Tevens van belang om te beseffen bij het onderstaande gemeenschappelijk kader is dat er fundamentele verschillen zijn in de organisatie tussen het primair en het voortgezet onderwijs. Zo hebben scholen voor primair onderwijs vaak een buurtfunctie, terwijl scholen voor voortgezet onderwijs een duidelijke regiofunctie hebben. Ook bijvoorbeeld op het gebied van schaalgrootte, en bestuurlijke en personele constellatie verschillen primair en voortgezet onderwijs van elkaar. Deze verschillen hebben invloed op de wijze waarop een nieuwe ondersteuningsstructuur kan worden ingericht. Zonder daar hier inhoudelijk op in te gaan, kan op hoofdlijnen worden vastgesteld dat: -
-
-
-
Het VO met andere leeftijdsgroepen leerlingen te maken heeft en daardoor ook geconfronteerd wordt met andere ondersteuningsbehoeften/problematiek dan het PO. Daarnaast heeft een leerling op het voortgezet onderwijs een andere (vaak meer invloedrijke) rol in het eigen hulp- of arrangeerproces dan leerlingen op het PO (waar de ouders in dit proces een belangrijker rol spelen). Door de schaalgrootte is het voor scholen voor voortgezet onderwijs vaak eenvoudiger / aantrekkelijker om de bij het proces van ondersteuningstoewijzing benodigde deskundigen (bijvoorbeeld een onderwijs/gedragsspecialist) in eigen dienst te hebben, dan deze te ‘delen’ met andere scholen. Door de grootte van het verzorgingsgebied van het voortgezet onderwijs moet zij andere afspraken maken met de gemeenten als het gaat om de inzet van wijkgebonden Jeugd- en Gezinsteams. Dit stelt andere (netwerk-)eisen aan de betrokken deskundigen. Het primair onderwijs zoekt naar een wijze om zoveel mogelijk arrangementen in de basisschool zelf te laten plaatsvinden. Het voortgezet onderwijs zoekt hiernaast tevens naar een bovenschools platform voor het arrangeren van (bepaalde vormen van) extra ondersteuning. Dit vergt verschillende afspraken met de gemeenten over de inzet van expertise voor de gezinskant.
Ondanks de verschillen in organisatie en uitwerking valt er, de ontwikkelingen overziend, echter ook een duidelijk gemeenschappelijk kader te ontwaren, hoofdzakelijk op het gebied van de afspraken in de basisondersteuning over de ondersteuningsstructuur in en om de scholen, of de ‘routing’. Van cruciaal belang in dat gemeenschappelijke kader is het werken met een collegiaal netwerk van professionals in en om de school, waarmee expertise aan de voorkant gebundeld is, de ondersteuningsbehoeften van een leerling helder in kaart kunnen worden gebracht en een arrangement voorbereid kan worden (hoe klein of groot ook).
40
Omslag in denken en doen Op welke manier kan de eerder genoemde omslag in denken nu daadwerkelijk haar beslag kan krijgen in de praktijk van alledag. Het gevaar is dat we de belangrijke kernconcepten uit de gedeelde visie blijven benoemen in termen van structuren en instrumenten. We gaan daarmee voorbij aan de duale kern van elk veranderingsproces: dat verandering niet in enkel in structuren zit, maar voornamelijk ook in culturen: in mensen dus. De samenwerkingsverbanden en de 9 gemeenten willen dan ook voornamelijk de handen op elkaar krijgen voor een cultuuromslag die het mogelijk maakt de gedeelde visie in de praktijk te realiseren. Wat spreken we af? Een omslag in het denken en doen zoals in de visie hierboven beschreven is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. Veel zaken moeten worden uitgevonden, ontwikkeld en geprobeerd alvorens we met zekerheid kunnen zeggen wat werkt en wat niet. Samenwerkingsverbanden en gemeenten hebben weliswaar een tijdpad voor de invoering van nieuwe structuren, de nieuwe culturen kunnen niet ineens gemeengoed zijn. Voorgesteld wordt daarom om het schooljaar 2013-2014 te gebruiken om gezamenlijk de visie te formuleren en te verankeren. Deze visie zal vervolgens praktisch moeten voortvloeien in een ontwikkelagenda voor planjaar 2014-2015 en de periode daarna. In de eerste ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden PO en VO, en in de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten, kan deze werkwijze beschreven worden als eerste stap in de richting van een werkelijk integrale manier van toewijzen van ondersteuning. De ontwikkelagenda voor 2014-2015 en de thema’s zorg in en om de school, leerplicht, onderwijshuisvesting, leerling vervoer zullen het primaire onderwerp vormen voor het op overeenstemming gericht overleg tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten op 5 februari 2014. Thema’s OOGO De samenwerkingsverbanden en de gemeenten zijn wettelijk verplicht op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met elkaar te voeren over zowel het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband als over het beleidsplan met betrekking tot de zorg voor jeugd van de gemeente(n). In deze regio gebeurt de bespreking van het ondersteuningsplan in REA-verband (Regionaal Educatieve Agenda). De modelprocedure van de VNG wordt gebruikt voor de vormgeving van het OOGO in REA verband. De hiernavolgende thema’s worden in OOGO verband besproken. 1.Zorg in en om school De samenwerkingsverbanden zijn verantwoordelijk voor de interne onderwijs ondersteuning en ondersteuningsbehoefte. De gemeente is met de decentralisatie van de jeugdzorg (en preventief jeugdbeleid) verantwoordelijk voor de externe ondersteuning. Een samenhangend en afgestemd stelsel van interne en externe ondersteuning moet het doel zijn van de samenwerking. Immers kinderen en jongeren moeten waar nodig in een zo vroeg mogelijk stadium en in de eigen omgeving geholpen worden om een optimale ontplooiing te realiseren. De 9 deelnemende gemeenten aan het REA hebben afgesproken om ondersteuningsteams in te richten op en rond de basisscholen. In het ‘Voorstel integrale structuur’ is omschreven hoe een klein ondersteuningsteam op schoolniveau een centrale rol heeft in de signalering, toewijzing en afstemming van onderwijsondersteuning en zorg. Dit team bestaat uit (doorgaans) de intern begeleider of zorgcoördinator van de school, een ‘brugfunctionaris onderwijs’ vanuit de samenwerkingsverbanden en een ‘brugfunctionaris gezin’ vanuit de gemeente. Deze laatste functionaris is thuis in het veld van jeugd gerelateerde zorgtaken die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente (gaan) vallen. Daarmee ontstaat ruimte om in verschillende werkgebieden van de regio verschillende invullingen te geven aan brugfuncties en de personele bezetting van het ondersteuningsteam. Deze onderlinge verschillen sluiten aan bij wat in de nieuwe samenwerkingsverbanden in het onderwijs ‘kamers’ worden genoemd. In het ondersteuningsplan van de samenwerkingsverbanden wordt eenduidig vastgelegd, als onderdeel van de basisondersteuning, dat de brugfuncties worden vervuld. Per kamer of regio kan de invulling daarvan verschillen. Voor het voortgezet onderwijs wordt ook met een ondersteuningsteam gewerkt, alleen zal dat door de schaalgrootte van het voortgezet onderwijs op een andere manier worden gepositioneerd. De inhoud blijft echter hetzelfde; de samenwerking tussen school en de gezins specialisten wordt gekenmerkt door een
41
integrale analyse en aanpak richting de jongere en het gezin. Alle partijen gaan daarbij uit van de eigen kracht en het netwerk van de jongere en het gezin. Onderwijsprofessionals en gezinsprofessionals gaan samen arrangeren: voor ieder kind een passend arrangement dat uit een combinatie van onderwijsondersteuning en/of zorg kan bestaan. De brugfunctionaris gezin vormt de toegang tot de gespecialiseerde jeugdhulpverlening. Naast het gespecialiseerd aanbod richten gemeenten een schil in van laagdrempelige en vrij toegankelijke mogelijkheden voor ondersteuning en voor vragen over opvoeden en opgroeien. Scholen krijgen ook ondersteuning als het gaat over het organiseren van preventieve activiteiten in de schoolcontext, zoals bijvoorbeeld trainingen sociale vaardigheden of het vergroten van de signaleringsgevoeligheid van leerkrachten. Voor jongeren die aangewezen zijn op een tussenvoorziening, is de problematiek dermate complex dat er geïntegreerde onderwijs-zorg arrangementen noodzakelijk zijn die continue inzet van zowel jeugdzorg als onderwijs behoeven. Deze arrangementen zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid. 2.Leerlingenvervoer Iedere leerling een passende plek in het onderwijs zo thuisnabij mogelijk. Maar in sommige gevallen is een plaatsing op een school die niet in de nabijheid verkeert de meest passende oplossing. Leerlingenvervoer is dan een onderwerp van gesprek. Gemeenten en samenwerkingsverbanden hanteren daarbij de visie om de zelfredzaamheid te stimuleren en eerst te kijken naar wat kinderen/jongeren /ouders zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Uitgangspunt in het leerlingenvervoer is zelfredzaamheid en ouderparticipatie. Daar komt bij dat aangepast vervoer daar waar het echt nodig is doorgang moet krijgen. Dit vereist van gemeenten en samenwerkingsverbanden een creatieve flexibele houding om in voorkomende gevallen maatwerk te leveren. De samenwerkingsverbanden mogen vanaf 1 augustus 2014 zelf toelaatbaarheidsverklaringen voor het Speciaal Basisonderwijs en Speciaal onderwijs afgeven. Het is van belang dat de samenwerkingsverbanden de betreffende gemeente vroegtijdig betrekt als er sprake is van leerlingenvervoer zodat ouders en school direct weten wat de mogelijkheden zijn. Het betekent dat bij het bespreken van een passend onderwijsarrangement het onderdeel leerlingenvervoer een vast onderdeel is. Iedere gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het leerlingenvervoer. De gemeenteraad stelt daarvoor een verordening vast. De colleges kunnen daarnaast nog beleidsregels vaststellen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een Modelverordening opgesteld. Deze wordt aangepast in het kader van de wet passend onderwijs en zal begin 2014 beschikbaar worden gesteld aan de gemeenten. Dan kunnen de afzonderlijke gemeenten al dan niet besluiten om deze modelverordening over te nemen eventueel met plaatselijke aanvullingen. De verschillen tussen de gemeenten vinden hun oorzaak voornamelijk in de geografische ligging en plaatselijke keuzes. Er zijn een aantal verschijningsvormen in het leerlingenvervoer. Er wordt gekeken naar wat mogelijk is. Als de verordening aangeeft dat er een vergoeding in het kader van het leerlingenvervoer mogelijk is dan is dat in principe in de volgende volgorde: - Als het kind kan fietsen dan is de vergoeding een fietsvergoeding - Als het kind onder begeleiding kan fietsen, dan is de vergoeding een fietsvergoeding voor de begeleider en het kind. - Kan het kind zonder begeleiding met het OV reizen, dan wordt er een vergoeding OV uitgekeerd (hier geldt een uitzondering voor VSO leerlingen, zie hieronder). - Kan het kind onder begeleiding met het OV, dan wordt er een vergoeding voor zowel het kind, als de begeleider vergoedt. - Als bovenstaande opties allemaal niet van toepassing zijn voor het kind, dan pas komt een kind in aanmerking voor aangepast vervoer (lees: taxivervoer of besloten busvervoer) - Als ouders zelf rijden, kunnen zij een vergoeding ontvangen. Deze vergoeding is afhankelijk van het soort vervoer waar een kind voor in aanmerking komt. Leerlingenvervoer is een vergoeding voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De denominatie van de school is medebepalend om te bepalen welke school toegankelijk is voor een kind. Per schooltype zijn er verschillende randvoorwaarden. In zijn algemeen kan men stellen dat er een afstandsgrens geldt. In de meeste gemeenten is de afstandsgrens 6 kilometer.
42
De wet Passend Onderwijs brengt met zich mee dat leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen, slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Hier kan plaatselijk vanaf geweken worden. Mocht er voor een leerling met een beperking, die binnen de afstandsgrens naar school gaat, geen andere mogelijkheid zijn dan aangepast vervoer, dan heeft die leerling ook recht op leerlingenvervoer. Zo is het ook mogelijk dat leerlingen, met een beperking, die naar een regulier school gaan, en niet met het OV kunnen reizen, mogelijk in aanmerking komen voor aangepast vervoer. 3.Onderwijshuisvesting Alle gemeenten werken met een huisvestingsplan. Dit is een plan waarin de investeringen in schoolgebouwen voor een bepaalde periode zijn opgenomen. Gemeenten hebben een zorgplicht richting het onderwijs. Tot die zorgplicht behoren capaciteit (zorgen voor voldoende huisvesting), voldoen aan wet- en regelgeving en aan onderwijskundige vernieuwingen (in die prioriteitsvolgorde). Met de invoering van passend onderwijs verandert er niets aan de verdeling van onderwijsverantwoordelijkheden tussen gemeenten en scholen en ook niet qua financiën. Wel wordt per 1-1-2015 de verantwoordelijkheid voor groot onderhoud overgeheveld van gemeenten naar schoolbesturen voor primair onderwijs (bij het voortgezet onderwijs ligt die verantwoordelijkheid al bij de schoolbesturen). Het is nu nog de vraag of er aanpassingen binnen schoolgebouwen noodzakelijk zullen zijn in het kader van passend onderwijs. En of deze aanpassingen dan vallen onder de noemer van ‘onderwijskundige vernieuwingen’, zodat gemeenten de verantwoordelijkheid hiervoor dragen. Het is bekend dat veranderingen binnen het onderwijs vaak consequenties hebben voor de huisvesting. Passend onderwijs waar meer kinderen met een specifieke onderwijsbehoefte regulier onderwijs gaan volgen vraagt naar alle waarschijnlijkheid meer fysieke ruimte voor kinderen. Scholen kunnen dit vaak zelf oplossen door gezamenlijk op zoek te gaan naar oplossingen; zij kunnen onderling de beschikbare ruimte zo effectief mogelijk herschikken. De gemeente kan daar waar nodig meedenken en binnen de wettelijke kaders “ruimte” zoeken. Het is belangrijk om als gemeenten en onderwijs gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen en in overleg te blijven over onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs. Bijvoorbeeld over het onderwerp krimp of eventuele leegstand in het Speciaal Onderwijs door de toename van leerlingen in het regulier onderwijs. 4. Leerplicht Behoudens enkele vrijstellingen op de leerplichtwet, zijn thuiszitters leerplichtigen die om welke reden dan ook, behalve wegens ziekte, meer dan vier weken thuiszitten. Een van de doelen van passend onderwijs is het reduceren van het aantal thuiszitters, (leerplichtige leerlingen die verzuimen (absoluut of relatief). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Leerplichtwet, middels leerplichtambtenaren (in sommige gemeenten is er sprake van een gezamenlijke regeling). Samenwerkingsverbanden krijgen door de komst van passend onderwijs een duidelijke rol bij de thuiszittersproblematiek. Een adequaat verzuimbeleid in het onderwijs is een belangrijk preventief middel om voortijdig schoolverlaten op latere leeftijd te voorkomen en mogelijke andere problematieken te signaleren. Het ontwikkelen van een verzuimbeleid dat gebruikt kan worden om de samenwerking tussen gemeente, onderwijsinstellingen, CJG partners en ouders in het onderwijs te verbeteren, is een belangrijke stap in de goede richting. We streven dezelfde doelstelling na; een passende school voor ieder kind en daarmee het terugdringen van verzuim en schooluitval. Er wordt gestreefd naar een vaste contactpersoon leerplicht voor ieder ondersteuningsteam, daarmee werken de leerplichtambtenaren dicht bij de school en hebben beide partijen goed zicht op de kwaliteit van de verzuimregistratie en kunnen preventieve acties waar nodig worden geïnitieerd. Thuiszitters worden, naast de acties die al zijn uitgezet door de school, gemeld bij het samenwerkingsverband. Vanuit een gezamenlijke aanpak in het ondersteuningsteam wordt voor thuiszitters een oplossing gezocht
43
5. Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en voorkomen van schooluitval Een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt begint met goed onderwijs dat jongeren de benodigde competenties en kennis leert om voldoende toegerust de intrede op de arbeidsmarkt te kunnen maken. Voor een groep jongeren is extra coördinatie nodig waar het gaat om de overgang van school naar werk. Jongeren dreigen uit de boot te vallen wanneer ze niet minimaal het niveau van de startkwalificatie weten te bereiken. Een beroepsopleiding leidt een jongere op om direct aan de slag te kunnen gaan. Uitval op deze opleidingen is zeer ongewenst. Jongeren die al dreigen uit te vallen op het voorgezet onderwijs missen de aansluiting met het beroepsonderwijs met alle gevolgen van dien. Voorzieningen met een combinatie van zorg onderwijs en arbeidstoeleiding kunnen voorkomen dat deze jongeren de aansluiting naar de arbeidsmarkt mislopen. Het begeleiden van jongeren, die dreigen uit te vallen en of een arbeidsbeperking hebben, naar een zelfstandige deelname aan het maatschappelijk leven of een duurzame plek op de arbeidsmarkt is een verantwoordelijkheid van meerdere partijen. Alleen een intensieve samenwerking tussen deze partijen en de bereidheid van het bedrijfsleven kan tot succes leiden. In onze regio zijn een aantal goede voorbeelden van voorzieningen die voortijdige uitval voorkomen. De komende periode zal er bekeken op welke manier er nog beter samengewerkt kan worden om meer resultaten te behalen. Ontwikkelagenda 2013-2014 : “Overbruggen, verbinden en verdiepen”. In de onderwijs- als in de jeugdwetgeving heeft de wetgever een garantie ingebouwd dat er wordt samengewerkt rond gezinnen en kinderen met één aanpak. Daarmee wordt ingezet op een intensivering van partnerschap tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs, ondermeer met een verplichting om Op Overeenstemming Gericht Overleg te voeren over de ondersteuningsplannen en de beleidsplannen jeugd. Dit creëert nieuwe verhoudingen en nieuwe mogelijkheden. In onze regio willen we investeren in de opbouw van het netwerk, elkaars taal leren kennen. Dat betekent dat partijen elkaar moeten opzoeken, dat cultuur en faseverschillen overbrugd moeten worden, dat inhoudelijke en organisatorische verbindingen moeten worden aangegaan en dat de bestaande samenwerking verbreed en verdiept moet worden. Om het bovenstaande te realiseren willen we onder verantwoordelijkheid van het REA een inhoudelijke werkgroep installeren van ambtenaren Jeugd en Onderwijs en coördinatoren samenwerkingsverbanden die de volgende opdracht krijgt: Het verder ontwikkelen van de ondersteuningsteams in en rond de scholen met speciale aandacht voor de brugfunctionarissen. Een goede samenwerkingscultuur en samenhang creëren rondom leerplicht, leerlingenvervoer, voortijdig schoolverlaten, jeugdhulp, pilots, tussenvoorzieningen, preventief aanbod, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijshuisvesting. Het jaarlijks organiseren van een uitwisselingsprogramma waarbij op een thematische wijze “de wereld” van onderwijs en gemeenten verhelderd wordt. Het mede ontwikkelen van een verbeterde overlegstructuur REA/LEA waar de gezamenlijke onderwerpen op een goede en effectieve manier besproken en besloten kunnen worden. Een training uitzetten voor sleutelfiguren uit de gemeenten onderwijs en zorgsector. Deze training zal gaan over het nieuwe werken en de afgesproken visie en ambities uit de ondersteuningsplannen en de beleidsplannen jeugd. De nieuwe tijd doet namelijk een ander beroep op professionals dan een aantal jaren geleden. De dynamiek in onze samenleving vereist een continue kennisontwikkeling en uitbreiding van handelingsrepertoire. Zowel vanuit gemeenten, maatschappelijke instellingen als samenwerkingsverbanden worden de professionals aangestuurd (direct of in opdrachtvorm) die de nieuwe aanpak moeten gaan realiseren. Wat betekent dat voor de aansturing en het eigen voorbeeldgedrag? Het betrekken van de zorgkolom. Het opstellen van een ontwikkelagenda voor het jaar 2014-2015 met de te behalen resultaten, ambities en een activiteitenplan.
44
6.4 NOTITIE ZORGTOEWIJZING OP DE GOMARUS SCHOLENGEMEENSCHAP AANLEIDING Vanaf 1 augustus 2014 treedt de Wet Passend Onderwijs in werking. Daarmee komt de verantwoordelijkheid voor zorgplicht en zorgtoewijzing bij de scholen te liggen. Omdat de geldstromen daarvoor lopen via het SWV, is de verdeling daarvan een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het SWV. Het gaat daarbij om alle budgetten (m.u.v. de clusters 1 en 2) voor leerlingenzorg, vanaf 2015 incl. LWOO en PrO. Deze notitie beschrijft voor de Gomarus Scholengemeenschap het proces van zorgtoewijzing, met vermelding van verantwoordelijkheden op SWV- en op schoolniveau.
DOEL EN DOELGROEP Zorgtoewijzing betreft de ondersteuning die leerlingen nodig hebben, wanneer de ondersteuningsvraag de draagkracht van het primair proces overstijgt. Daarin maken we onderscheid tussen basis- en extra ondersteuning. De basisondersteuning wordt binnen alle scholen van ons SWV geboden, de extra ondersteuning verschilt per school. Extra ondersteuning vraagt meer professionele begeleiding en moet ook geregistreerd worden bij DUO. Ondersteuningsprofiel Gomarus SG
Extra ondersteuning: Auditieve ondersteuning Leerwerktraject Ondersteuning bij lichamelijke beperking/langdurig ziek Sociaal-emotionele ondersteuning (individueel-medium en zwaar arrangement) Sociaal-emotionele ondersteuning ( s-klas- medium en zwaar arrangement) Visuele ondersteuning
Basisondersteuning: Decanaat Dyslexiebegeleiding Faalangstreductietraining Huiswerkservice Jeugdarts GGD Leerweg Ondersteunend Onderwijs Meerbegaafdheid (Shakespeare) Mentoraat Motorische Remedial Teaching Schoolmaatschappelijk werk Sociaal-emotionele ondersteuning (individueel-licht arrangement) Sociaal-emotionele ondersteuning (s-klas- licht arrangement) Sociale Vaardigheden Training Zorgcoördinator
45
UITWERKING VAN DE ZORGTOEWIJZING A. Bovenschools: het loket SWV 6 Doel van het loket SWV Het SWV organiseert een bovenschools loket voor de wettelijke taak om te beslissen over de toelating VSO (clusters 3 en 4). Zij kan voor min. één jaar een toelaatbaarheidsverklaring(TLV) voor VSO afgeven. Indien gewenst, kan de school onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot mandatering indienen. Het zorgloket beslist niet over toelating tot schooleigen arrangementen. Samenstelling van het loket SWV De samenstelling van het loket SWV bestaat uit vier personen: een voorzitter uit het regulier onderwijs en een ambtelijk secretaris, een orthopedagoog met kennis van cluster 3 en 4 en een deskundige op afroep uit een pool van diverse disciplines, afhankelijk van de zorgvraag. Criteria vanuit het loket SWV Er komen indicatiecriteria VSO cluster 3 en 4, waarin niet de zwaarte van de problematiek, maar de grootte van de ondersteuningsbehoefte centraal staat. Daarbij wordt naast kindfactoren ook gekeken naar omgevingsfactoren. Wanneer er sprake is van een cluster3 –arrangement, kan de school ook kiezen voor het aanvragen van een extra ondersteuningsbudget i.p.v. een TLV. Betreffende leerling blijft dan binnen het reguliere VO. B. Op schoolniveau: het zorgloket Plaats van het zorgloket in de organisatie Wanneer ouders belangstelling hebben voor onze school, wordt hen bij twijfel eerst de identiteitsvraag voorgelegd, vervolgens wordt geïnformeerd naar de zorgvragen. Wanneer sprake is van een intakegesprek zonder aanmelding, is het advies tot maximaal twee weken na ontvangst geldig. Na aanmelding wordt dit – indien van toepassing en mogelijk - omgezet in een definitief toegekend arrangement. Ouders dienen hun kind ten minste tien weken voor het begin van het schooljaar aan te melden bij de school van hun keuze. Na aanmelding heeft de school zes weken de tijd om te beslissen over de toelating van de leerling. Deze periode kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Heeft het bestuur na tien weken nog geen besluit genomen, dan heeft de leerling recht op tijdelijke plaatsing op de school van aanmelding tot de school wel een goede plek heeft gevonden. Doel van het zorgloket Voor alle ondersteuningsvragen wordt binnen de school één lijn gevolgd. Bij het zorgloket komen de vragen binnen van scholen, ouders en mentoren. Daar worden de oriënterende gesprekken gevoerd tussen school en betrokkenen. Vanuit die gesprekken worden de mogelijkheden en grenzen van ons ondersteuningsaanbod verkend. Aan de hand van door de school opgestelde criteria7 kan het zorgloket de volgende arrangementen8 toewijzen: Een ondersteuningsarrangement, afhankelijk van de toekenning licht, medium of zwaar. Een s-klas-arrangement , afhankelijk van de toekenning licht, medium of zwaar. Advies VSO toelaatbaarheidsverklaring cluster 3 voor te leggen aan het loket SWV Advies VSO toelaatbaarheidsverklaring cluster 4 voor te leggen aan het loket SWV Financiering van de arrangementen De toegekende arrangementen worden driemaandelijks gemonitord en jaarlijks verantwoord richting directie, CvB en SWV. Het eerste jaar van Passend Onderwijs worden de uitgaven gemonitord o.g.v. van de uitgaven uit voorgaande jaren. 6 7 8
zie ook bijlage 1 Zie bijlage 3 zie ook bijlage 2
46
Samenstelling zorgloket Het zorgloket is als volgt samengesteld: Een flexibel expertise team (FET) met een vaste voorzitter (CZ), wordt afhankelijk van de casuïstiek9 in de reguliere setting (als IZO/ZAT) of op afroep (bijv. bij intakes) samengesteld en wijst als zodanig een arrangement toe. Lukt het niet om een eigen arrangement toe te wijzen, dan zal het betreffende FET de verantwoordelijkheid voor de zorgplicht moeten vervolgen. De teamleiders, coördinatoren LWOO en meerbegaafdheid, s-coaches en externe deskundigen clusters 1 en 2 behoren ook tot de flexibele leden. Het zorgloket is vooral een team van deskundigen met als focus: elke leerling krijgt de juiste ondersteuning, die mede gedragen wordt door het team dat deze leerling dagelijks onderwijs geeft. Bij toewijzing van extra ondersteuning zal deze focus door een gedragsdeskundige worden uitgewerkt in het ontwikkelingsperspectief10 van de leerling. Binnen zes weken nadat een kind is geplaatst binnen een ondersteuningsarrangement, stelt de school het ontwikkelingsperspectief voor het kind vast. De school voert hiervoor op overeenstemming gericht overleg met de ouders, zo mogelijk ook met het kind zelf. Reikwijdte/betrokkenheid van het zorgloket Het zorgloket wordt altijd betrokken bij de aanmelding van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte die (mogelijk) de basisondersteuning overstijgt. Dit geldt ook voor de aanmelding in hogere leerjaren. Het zorgloket wordt altijd betrokken bij leerlingen die al op school zitten, waarbij tijdens hun schoolperiode een ondersteuningsbehoefte ontstaat die de basisondersteuning overstijgt. Samenwerking en verantwoordelijkheden van het zorgloket: Het zorgloket spant zich in voor een doorlopende leerlijn vanuit het bao om leerlingen met een ondersteuningsvraag het juiste ondersteuningsarrangement te kunnen bieden. Leerlingen met een toelaatbaarheidsverklaring VSO in het bao (SO) kunnen met steun van de zorgmakelaar bao in de regio doorgestuurd worden naar het loket SWV van het VO. Het zorgloket heeft een verantwoordingsplicht naar het SWV dat de eenduidigheid, objectiviteit en onafhankelijkheid in aanvragen en verstrekken van zorgmiddelen moet waarborgen. Vanuit het zorgloket worden tevens de lijnen richting gemeente, jeugdzorg en andere externe betrokkenen bewaakt. Wanneer ouders (binnen zes weken) bezwaar maken tegen een besluit van het loket op schoolniveau, moet de school het besluit heroverwegen. Ook wanneer ouders het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief van hun kind, is de school het eerste aanspreekpunt. Komt de school er samen met de ouders niet uit, dan kunnen de ouders een onderwijsconsulent om advies vragen of een klacht indienen bij het schoolbestuur. Daarvoor is de klachtenregeling van de school van toepassing. Het loket op schoolniveau kan, indien gewenst, advies vragen aan het Loket SWV. Tegen het nieuwe besluit van het loket op schoolniveau kunnen ouders in beroep gaan bij de Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering, het College voor de Rechten van de Mens of bij de rechter op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht. Zie ook : meer over hulp en rechtsbescherming bij problemen tussen ouders en school.
9
Zie ook bijlage 1
10
Wordt een arrangement uit de extra ondersteuning toegekend, dan moet er wettelijk een ontwikkelingsperspectief (OPP) worden opgesteld. Belangrijk daarbij is dat wordt ingeschat welke ontwikkelingsmogelijkheden een leerling heeft op langere termijn e n welk eindniveau van de leerling kan worden verwacht. Het OPP geeft aan welk onderwijsaanbod en welke ondersteuning de leerling nodig heeft om het te verwachten eindniveau te behalen. Overleg met leerling en ouder is bij het OPP belangrijk, mede i.v.m. de jaarlijks verplichte evaluatie.
47
GRENSVERKEER De school zal niet actief werven buiten haar voedingsgebied. Wanneer ouders buiten het gangbare voedingsgebied van de school toch overgaan tot aanmelding, zal hen geattendeerd worden op de voorzieningen van ons SWV binnen hun eigen regio. Na één jaar zal geëvalueerd worden hoe groot de omvang van dit grensverkeer is.
STAPPENPLAN AANMELDING, PLAATSING EN MONITORING NIEUW AANGEMELDE ZORGLEERLINGEN Actie vanuit primair proces/leerlingenzorg na aanmelding
1
2
3 4
5
6
7
8 9 10 11
Ontvanger van verzoek ouder, AB of aanleverende school reageert met begrip naar vraagsteller en stuurt aanvraag door naar betreffende ZC. ZC beslist of een intake nodig is en reageert naar vraagsteller. Indien deze positief reageert, gaat cc naar secretariaat llzorg en de voorzitter van het zorgloket (CZ). Secretaresse stemt af met CZ welke expertise nodig is voor het FET: a. Bij zware zorgvragen: gedragsdeskundige, TL, ZC, (SC) en CZ b. Bij LWOO met aanvullende zorgvraag betreffende cluster 1,2,3 of 4 : OPD, coördinator LWOO, CZ c. Overige casuïstiek :ZS/OPD of JPS, TL, ZC en CZ Planning van het intakegesprek, uitnodigingen en verzamelen en toezenden van stukken Intakegesprek met betrokkenen rondom nieuwe zorg-ll.; secretaresse notuleert tijdens intake en stuurt het verslag naar de aanwezige zorgspecialist (OPD, JPS of ZS). Als ZS concept nagezien heeft, stuurt secretaresse het verslag naar de internen. Plaatsingsadvies wordt toegevoegd door ZS of CZ na intern overleg. Na toevoeging van het advies informeert ZS of CZ ouders eerst telefonisch, daarna stuurt secretaresse het totale verslag naar alle aanwezigen, zowel intern als extern. Max. zes weken na aanmelding wordt óf een arrangement toegewezen óf een advies gegeven in het kader van de zorgplicht. De zorgplicht wordt dan door de ZS vervolgd in overleg met een andere voorziening om binnen vier weken tot een bindend advies te komen. Bij toegekend arrangement gevolgd door plaatsing zet secretaresse het dossier onder het item ‘handelingsplan’ in SOM en wordt de leerling vermeld op de IZO-lijst. Dossiers van niet-geplaatste leerlingen worden twee jaar bewaard op de N-schijf. ZS/SC monitort het traject vanaf de intake totdat de mentor/lgf-coach bekend is ( maand mei) Contact met teamleider: wie is nieuwe mentor? Contact met CZ: wie zijn nieuwe lgf-coach en AB-er? Teamleider mailt nieuwe mentor zodat hij/zij op hoogte wordt gesteld over nieuwe zorg-ll Contact met nieuwe mentor over nieuwe zorg-ll + uitleg traject t.a.v. nieuwe zorg-ll: eerste tijd werken met mini-HP met alg. handelingsadviezen (doc Vhy) of met handelingsadviezen vanuit het bao
48
Verantwoordelijk Ll met lgf Ll lichte Ll zware cl 1,2 zorgzorgvraag vraag 1. Ontvanger van verzoek of aanmelding 2. Betreffende zorgcoördinator 3. Voorzitter zorgloket CZ
ZS
OPD/JPS
Secretaresse van het zorgloket CZ
CZ
CZ
CZ/ZS
CZ/ZS
CZ/ZS
CZ
ZS/SC
OPD/JPS
Secretaresse van het zorgloket
ZS
ZS/SC
ZS/SC
ZS
ZS
OPD/JPS
TL
TL
TL
Clustercoach
ZS
SC/ clustercoach
12
Lgf-coach/ZS/SC opent voor zomervakantie een BP in SOM en plaats daar de informatie van stap 11
clustercoach
ZS
13
Voor start nieuwe cursus: a. vakdocenten informeren over komst nieuwe zorg-ll met alg. handelingsadviezen/handelingsadviezen vanuit bao of AB b. ouder(s)/verzorger(s) informeren over gang van zaken nieuwe zorg-ll (evt. incl. kennismakingsmoment op nieuwe school voor nieuwe zorg-ll) Na enige tijd informeren bij MTR naar gang van zaken nieuwe zorg-ll (monitoring nieuwe zorg-ll – na ongeveer vier weken op IZO-agenda) a. Gaat het goed nieuwe zor-gll blijft in primair proces b. MTR zet zonodig mini-HP in. c. Behoefte ll extra zorg nieuwe zorg-ll wordt door mentor aangemeld voor bespreking binnen IZO of ZAT d. ZC belt ouders die op intakegesprek zijn geweest om ervaringen bij de overdracht te delen.
clustercoach
MTR/ZS
ZS (evt. met MTR)
ZS (evt. met MTR)
14
SC/ clustercoach SC/ clustercoach
SC/ clustercoach
AFKORTINGEN: MTR OA OPD OPP PDCA PrO SC s-klas SMW SO SOM Gomarus SOP SWV TL TLV VO VSO ZAT ZC ZS
AB Ambulant Begeleider Bao Basisonderwijs BP Begeleidingsplan CvB College van Bestuur CLZ Commissie Leerlingenzorg CZ Coördinator Zorg DUO Dienst Uitvoering Onderwijs FET Flexibel Expertise Team GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst HA Handelingsadviezen HBO Hoger Beroepsonderwijs HP Handelingsplan HWS Huiswerkservice IB Interne Begeleider IZO Intern Zorgoverleg JPS Jeugdpsycholoog Lgf Leerlinggebonden financiering Ll Leerling LWOO Leerwegondersteunend Onderwijs LZ Leerlingenzorg MBO Middelbaar Beroepsonderwijs
49
Mentor Onderwijsassistent Orthopedagoog Ontwikkelingsperspectief Plan-Do-Check-Act Praktijkonderwijs s-Coach (coach satellietklas) Satellietklas Schoolmaatschappelijk werker speciaal Onderwijs Leerlingvolgsysteem van de Schoolondersteuningsprofiel Samenwerkingsverband Teamleider Toelaatbaarheidsverklaring Voortgezet Onderwijs Voortgezet Speciaal Onderwijs Zorg Advies Team Zorgcoördinator Zorgspecialist
BIJLAGE 1
Loket SWV Commissie met toevoeging van expertise cluster 3 en 4: Geeft TLV vso cluster 3 en 4 af
Zorgloket van eigen school kan bestaan uit Flexibele Expertise Teams
(FET’s):
CLZ
Loket van eigen school
Loket van eigen school
Loket van eigen school
Loket van eigen school
Loket van eigen school
Loket van eigen school:
Rebound
.
Cl 4
IZO ZAT
Cl 3
Intakes nieuwe aanmelding
Voor intakegesprekken worden de FET’s op de Gomarus minimaal als volgt samengesteld: a. Schooleigen Bij zwareloket zorgvragen: gedragsdeskundige, TL, (ZC), (SC) en CZ stuurt naar Loket SWV:
b. Bij LWOO met aanvullende zorgvraag betreffende cluster 1, 2, 3 of 4 : OPD, coördinator LWOO, CZ verzoek indicering LWOO/Pro c. Overige casuïstiek : ZS/OPD of JPS, TL, (ZC )en CZ verzoek verwijzing vso cluster 3 en 4
50
BIJLAGE 2
PERSONELE BEZETTING VOOR BASIS- EN EXTRA ONDERSTEUNING
Gewicht Arrangement
BASISONDERS TEUNING Personeel
0
Regulier
?
LWOO
?
Shakespeare
A
Preventieve en licht curatieve ondersteuning Passend Onderwijs
A
B
EXTRA ON DERST EUNING 11( INCL. O NTWIKK ELING SPERSPECTI EF) Arrangement personeel I. visueel licht Extern AB-er II. auditief licht Clustercoach (MBO) III. cluster 3 licht Mentor I. visueel medium Extern AB-er II. auditief medium Clustercoach( HBO) III. lichamelijke beperking of LZ medium Mentor Eén gedragsdeskundige samen met MTR, ev. begeleider HWS
IV. Sociaal-emotioneel- medium ( individueel)
IV. Sociaal-emotioneel- medium (s-klas) C
IV. Sociaal-emotioneel- zwaar ( individueel)
IV. Sociaal-emotioneel- zwaar (s-klas) B
11
Mentor Teamleider Decaan Jeugdverpleegkundige Als regulier Met onderwijsassistenten Schoolarts ? Als regulier Met projectbegeleiders ? Als regulier Met max. één coach ( ZC, ZS, OPD, SC, SMW of OA) die ll met MTR samen begeleidt.
V. Leerwerktraject
Arrangementen worden nader beschreven in het SOP
51
Eén gedragsdeskundige samen met s-team samen met MTR Eén gedragsdeskundige met intensieve begeleiding en/of onderzoekfunctie samen met MTR, ev. begeleider HWS Max. één gedragsdeskundige Intensieve inzet van s-klas team Eén gedragsdeskundige Samen met contactpersoon school Samen met begeleider Talenta
BIJLAGE 3
CRITERIA VOOR ARRANGEMENT SOCIAAL-EMOTIONEEL ( INDIVIDUEEL) Licht: Probleemverheldering t.a.v. ll bij verwachte lichte problematiek Begeleiding van ll bij lichte ondersteuningsbehoefte Handelingsadviezen bij lichte ondersteuningsbehoefte Medium: Probleemverheldering t.a.v. ll bij verwachte medium problematiek Begeleiding van ll bij medium ondersteuningsbehoefte Handelingsadviezen bij medium ondersteuningsbehoefte Zwaar: Probleemverheldering t.a.v. ll door inzet van uitgebreid diagnostisch onderzoek Intensieve begeleiding van ll Handelingsadviezen bij zware ondersteuningsbehoefte
OPD verheldert behoefte van ll op sociaal-emotioneel en/of gedragsmatig gebied. De uitkomst wordt gedeeld met ll, ouders en betrokkenen binnen de school. OPD ondersteunt de ll met lichte sociaal-emotionele of gedragsmatige belemmeringen in zijn/haar persoonlijkheidsontwikkeling in maximaal vijf gesprekken. OPD adviseert op welke manier MTR en vakdocenten de ll met lichte sociaal-emotionele of gedragsmatige belemmeringen het best tegemoet kan treden. OPD verheldert behoefte van ll op sociaal-emotioneel en/of gedragsmatig gebied. De uitkomst wordt gedeeld met ll, ouders en betrokkenen binnen de school. OPD ondersteunt de ll met medium sociaal-emotionele of gedragsmatige belemmeringen in zijn/haar persoonlijkheidsontwikkeling in vijf tot tien gesprekken. OPD adviseert op welke manier MTR en vakdocenten de ll met medium sociaal-emotionele of gedragsmatige belemmeringen het best tegemoet kan treden. OPD verheldert behoefte van leerling op sociaal-emotioneel en/of gedragsmatig gebied door de inzet van een uitgebreid diagnostisch onderzoek. De uitkomst wordt gedeeld met ll, ouders en betrokkenen binnen de school. OPD ondersteunt de ll met zware sociaal-emotionele of gedragsmatige belemmeringen intensief in zijn/haar persoonlijkheidsontwikkeling en verwijst door wanneer problematiek mogelijkheden te boven gaat. OPD adviseert op welke manier MTR en vakdocenten de ll met zware sociaal-emotionele of gedragsmatige belemmeringen het best tegemoet kan treden.
CRITERIA VOOR ARRANGEMENTEN ARRANGEMENT SOCIAAL-EMOTIONEEL ( S-KLAS) S-KLAS BASIS (A) o
o o
De ll heeft een minimaal traject van ondersteuning nodig. Dit betekent dat de ll: Het huiswerk zelfstandig of met hulp van de huiswerkservice uitvoert. Gedragsmatig adequaat kan functioneren in de reguliere lessen Op sociaal – emotioneel gebied voldoende stabiel is om zonder structurele, extra begeleiding van s-coach te functioneren. De mentoren worden ondersteund door de assistent-leerlingenzorg om de doorstroom uit de s-klas goed te laten verlopen of om de begeleiding binnen het s-klaslokaal uit te voeren. Ondersteuning binnen de setting van de s-klas kan bij dit arrangement bestaan uit één of meer van de volgende zaken: 52
o
Dagelijkse beschikbaarheid van het s-klaslokaal voor time-out of prikkelarme omgeving (zonder intensief beroep op s-coach of assistent-leerlingenzorg); o Dagelijkse beschikbaarheid van vast en vertrouwd gezicht in de persoon van de assistent-leerlingenzorg; o Intensievere begeleiding bij huiswerkplanning en –uitvoering (wanneer alleen huiswerkservice ontoereikend is). o Bij begeleiding van de ll is de s-coach van de s-klas of de ZS van het IZO betrokken om de PDCA-cyclus te borgen. o Duur van het arrangement: drie tot zes maanden Criterium voor plaatsing: De beslissing tot plaatsing wordt in het IZO en in overleg met de JPS genomen op basis van het doorlopen begeleidingstraject en de behaalde begeleidingsdoelen of basis van de gegevens die door ouders en basisschool in het intakegesprek verstrekt zijn.
S-KLAS MEDIUM (B) o
De leerling heeft het traject van ondersteuning nodig op minimaal twee van de volgende onderdelen: o Structuurbehoefte: het structureren en inplannen van het huiswerk; structuur bieden in het schoolritme. o Gedragsregulatie: gedragsmatig zijn er meer dan gemiddeld veel verstoringen in en/of buiten de les. Met als doel het verbeteren van de gedragsregulatie zijn tweetot driewekelijkse individuele gesprekken nodig. o Sociaal-emotionele ontwikkeling: op sociaal en emotioneel gebied zijn er ontwikkelpunten die binnen de s-klas ondersteuning behoeven. o Bovenstaande begeleidingsbehoefte betekent dat de leerling ca. vijf tot tien uur per week gebruik maakt van de s-klas. o Voor de begeleiding van de ll middels de handelingsplancyclus wordt een OPP opgesteld door de JPS van de s-klas, die het begeleidingstraject in overleg met de s-coach en tijdens oudergesprekken monitort. o De doelen voor de begeleiding worden door de s-coach weergegeven in een HP dat drie keer per jaar wordt geëvalueerd. o Begeleiding vindt plaats in overleg met de MTR via een maandelijks overleg. o Er is regelmatig contact met ouder(s)/verzorger(s) (telefonisch/per mail) en er vindt minimaal twee keer per jaar een gesprek met ouders op school plaats. Criterium voor plaatsing: Instroom vanuit primair proces: aantoonbaar voortraject (via IZO/ZAT), traject is ontoereikend gebleken. Instroom nieuwe leerlingen: duidelijk voortraject, aanbeveling van ambulant begeleider en/of IB’er/leerkracht basisschool. De beslissing tot plaatsing wordt in het IZO en in overleg met de JPS genomen.
S-KLAS ZWAAR (C) o
De ll heeft het traject van ondersteuning nodig op minimaal twee van de volgende onderdelen: o Structuurbehoefte: de structuur die binnen het primair proces geboden wordt, is ontoereikend voor het succesvol volgen van alle lessen. Ll heeft behoefte aan het structureren/plannen van en individueel ondersteunen bij meerdere vakken, die in de s-klas gevolgd worden.
53
o
Gedragsregulatie: gedragsmatig zijn er dermate veel problemen dat de ll niet adequaat kan functioneren binnen (alle) reguliere lessen. Met als doel het verbeteren van de gedragsregulatie zijn dagelijkse tot wekelijkse individuele gesprekken nodig. o Sociaal-emotionele ontwikkeling: op sociaal en emotioneel gebied zijn er grote ontwikkelpunten die binnen de s-klas ondersteuning behoeven. o Voor de begeleiding van de ll middels de HP-cyclus wordt een OPP opgesteld door de JPS van de s-klas, die als casemanager het begeleidingstraject aanstuurt en bewaakt. o De begeleiding wordt uitgevoerd door de satellietcoach. Hij is de spil in het contact met de leerling, ouders en mentor. o Met oog op een succesvol verloop van de begeleiding is er regelmatig contact met de externe behandelaar (frequentie in overleg vast te stellen). o De doelen voor de begeleiding worden door de s-coach weergegeven in een HP dat drie keer per jaar wordt geëvalueerd. o De ll heeft door het individuele traject wel een standaardplaats in een reguliere stamklas, maar de begeleiding vindt plaats vanuit de s-klas. o Er is wekelijks contact met ouder(s)/verzorger(s) (telefonisch/per mail). Er vindt minimaal twee keer per jaar een gesprek met ouders op school plaats. Criterium voor plaatsing: Er is sprake van een (extern) diagnostisch traject en betrokkenheid van een externe behandelaar. Instroom vanuit primair proces: aantoonbaar voortraject (via IZO/ZAT) waarbij HA door alle docenten zijn opgepakt, traject is ontoereikend gebleken. Instroom nieuwe leerlingen: duidelijk voortraject, aanbeveling van AB-er en/of IBer/leerkracht basisschool. Het invullen van een (genormeerde )vragenlijst en observatie in de klas De beslissing tot plaatsing wordt in het IZO en in overleg met de JPS genomen.
54