K E O Z R E D N O PRAKTIJK N: E S S A W E G NON-FOOD S EN MISCANTHU M E O L B S D U O G 14 0 2 G A L S R E JA ARV
ENT R E H ) C A P ( UM PAMEL R ) T K N P E P C ( T H I C U S I R AGRAR KLEINF L R A O A O I V C N I M V U R O PR EFCENT O R P L A A I C PROVIN
www.vlaamsbrabant.be/groenegrondstoffen PROVINCIAAL AGRARISCH CENTRUM BLAUWE STAP
PAC
COLOFON
Aansprakelijkheidsbeperking Deze publicatie werd met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van de informatie in deze publicatie. De gebruiker van deze publicatie ziet af van elke klacht tegen de provincie VlaamsBrabant en zijn medewerkers, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie.
2
I NHOUD P ROEFVELDWERKING MISCANTHUS 2014 1.
2
Vermeerdering ................................................................................................................ 5 1.1
Vermeerderingsproef ................................................................................................ 5
1.2
Kiemproef ...............................................................................................................14
1.3
Vermeerdering op basis van de miscanthusstengel....................................................17
Teelttechniek ..................................................................................................................18 2.1
3
Productieveld ..........................................................................................................18
Gewasbescherming ........................................................................................................24 3.1
Onkruid...................................................................................................................24
3.2
Ziekten en plagen ....................................................................................................24
4
Oogsttechniek en bewaring ............................................................................................24
5
Gebruik en Afzet ............................................................................................................25
6
5.1
Miscanthusstro en gehakselde miscanthus als strooisellaag / bodembedekker ............25
5.2
Miscanthus als groene brandstof, in de maakindustrie (vezelplaten, papier…) ...........25
5.3
Gebruik van miscanthus als windscherm...................................................................25
Dienstverlening, voorlichting en communicatie ................................................................26
P ROEFVELDWERKING GOUDSBLOEM 2014 1.
Rassenproef Goudsbloem (Calendula Officinalis) ..............................................................28
2.
Teelttechniek ..................................................................................................................29
3.
Gewasbescherming ........................................................................................................34
4.
Oogst en bewaring .........................................................................................................34
5.
Gebruik en afzet .............................................................................................................35
3
VOORWOORD De dienst land- en tuinbouw van de provincie Vlaams-Brabant ondersteunt en begeleidt de zoektocht naar kansen voor de lokale landbouw binnen de bio-gebaseerde economie. Via deelname aan het Interreg project Groene Grondstoffen werd sterk ingezet op koolzaad en miscanthus; er werden proefvelden miscanthus aangelegd in onze beide agrarische centra, PAC Herent en PPK Pamel. In de aanloop naar een nieuw project is bijkomend de proefveldwerking opgestart rond een nieuwe non food-teelt, namelijk goudsbloem. In dit jaarverslag stellen wij graag de proeven en resultaten van het proefjaar 2014 van deze teelten aan u voor. En meteen krijgt u ook informatie over de dienstverlening die voor de miscanthustelers is uitgewerkt.
Monique Swinnen gedeputeerde voor land- en tuinbouw provincie Vlaams-Brabant
4
PROEFVELDWERKING MISCANTHUS 2014 1. VERMEERDERING 1.1 VERMEERDERINGSPROEF Project: Doelstelling:
Periode: Locatie: Locatie
Reguliere werking Wat levert de meeste bruikbare en kiemkrachtige rhizomen op? Vergelijking van verschillende omstandigheden (≠ plantdata, met/zonder afdekking, ≠ plantafstanden). Proefvelden aangelegd in 2012, resultaten 2013– 2015 Proefcentrum Herent en proefcentrum Pamel
Trefwoorden: Trefwoorden miscanthus – rhizomen – vermeerdering 1
Inleiding – probleemstelling1 Een knelpunt bij de teelt van miscanthus is de hoge kostprijs van de aanplant. Het aanplanten kan gebeuren op basis van rhizomen (wortelstokken) of op basis van jonge scheuten. Per hectare zijn zo’n 15.000 rhizomen of zo’n 10.000 jonge scheuten nodig. Zelf miscanthus vermeerderen is een manier om de kosten te drukken. Een voordeel van het zelf vermeerderen is dat het gemakkelijker is om zelf het planttijdstip te bepalen en het werk te spreiden over meerdere dagen, waarbij je er toch zeker van bent met vers plantgoed te werken. Voor het planten is het belangrijk te beschikken over een goede plantmachine, die het planten met redelijke snelheid en voldoende precisie kan uitvoeren. Nadelen van het zelf vermeerderen zijn dat het veel meer werk is en dat het geschikte materiaal (plantenlichter, schudder om planten los te rijden) mogelijk niet op het bedrijf aanwezig is. Bij de aankoop van plantgoed (hetzij rhizomen, hetzij scheuten) wordt meestal een plantmachine voor de aanplant ter beschikking gesteld. Volgens literatuurgegevens bedraagt de vermeerderingsfactor van miscanthus-rhizomen een factor 7 tot 10 na één jaar, bij een plantdichtheid van 45 op 45 cm (of 5 planten per m²). Aan een vermeerderingsveldje van 200 à 300 m² (afhankelijk van de vermeerderingsfactor) heb je dus genoeg om het volgende jaar 1 ha productiemiscanthus aan te leggen. De meest vitale rhizomen zijn afkomstig van een moedergewas van 2 tot 5 jaar2. Vermeerderingsmateriaal afkomstig van 5-jaar oude moederplanten zou het bovendien beter doen dan dat van 2-jaar oude moederplanten, en veel beter dan vermeerderingsmateriaal van 9-jaar oude moederplanten. Scurlock (1999)3 vond een vermeerderingsfactor van 50 bij veldjes aangelegd met 3 tot 6 planten per m², waarvan de rhizomen na 2 tot 3 jaar met een frees in stukken van 40 tot 100 gram werden versneden. De rhizomen zijn best 10 tot 15 cm groot en bevatten twee 1
Deze inleiding werd grotendeels overgenomen uit het Jaarverslag Praktijkonderzo Praktijkonderzoek 2012--2013. ek Miscanthus van 2012 www.boerenklimaat.nl/NL/nieuwsagenda/nieuws/Olifantsgras_als_alternatieve_energie.htm 3 Scurlock, J.M.O (1999). Miscanthus: a review of European expericence with a novel energy crop. ORNL/TM-13732. Oak Ridge National Laboratory, Oak Ridge, Tennessee, 26 p. 2
5
tot drie ogen (Sieverdingbeck, 2010). Volgens een andere bron moeten vitale rhizomen een minimale grootte hebben van 4 bij 6 cm en minimaal 5 ogen bezitten1. Bij proeven in Nederland bleek de grootte van de rhizomen van groot belang voor de opkomst. Grote rhizomen gaven een beduidend betere opkomst en forsere planten dan kleine rhizomen. In zes proeven gaven rhizomen groter dan 8 cm en zwaarder dan 40 g een veldopkomst van 80 %, terwijl bij kleine rhizomen van ca. 25 g de opkomst slechts 52 % bedroeg. De verschillen waren het grootst bij ongunstige bodemomstandigheden. Bij oudere rhizomen, afkomstig van een 8-jarig perceel miscanthus, stelden de onderzoekers een geringere vitaliteit vast, die samenhing met de geringe kiemkracht van de aanwezige kleine rhizomen. Bij oud plantgoed verdient het daarom de voorkeur om met grotere rhizomen te werken4. Mogelijk is het ook bij een herbicide-vrije teelt van miscanthus een voordeel om met voldoende zware rhizomen te werken: door een meer energieke start verkleint men het onkruidprobleem tijdens het jaar van vestiging en het tweede jaar. In Nederlandse proeven met verschillende plantdata werden zeer wisselende resultaten in opkomst vastgesteld. Rhizomen die al actief zijn (met scheutvorming) zijn erg kwetsbaar en waarschijnlijk te gevoelig voor plantomstandigheden: de opkomst liep in zo een situatie uiteen van minder dan 30 % tot meer dan 80 %. Een betere opkomst werd verkregen wanneer de rhizomen in rusttoestand (tijdens de winter) werden geoogst en direct nadien, of na een koude bewaring, vroeg in het voorjaar werden uitgeplant. Volgens Wales Energy Crops Centre zouden de beste resultaten worden verkregen als de rhizomen binnen de 24 uur na de oogst herplant worden (Wales Energy Crops Centre, 2010).
Materiaal en methoden In 2012 werd op twee locaties (proefcentrum Herent en proefcentrum Pamel) een vermeerderingsproefveld aangelegd. Een beschrijving van hoe de aanplant gebeurde vindt u in het Jaarverslag Praktijkonderzoek Miscanthus van 20122012-2013. In Proefcentrum Pamel werd en wordt volgens het lastenboek van de biologische teelt gewerkt, zonder kunstmeststoffen en zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen. In 2014 kreeg de miscanthus geen bijkomende bemesting. Ook inzake onkruidbestrijding werd het gewas ongemoeid gelaten, omdat de bodem al voldoende dicht was begroeid. In proefcentrum Herent zijn volgende parameters in de proef meegenomen: • verschillende plantdata (29 februari 2012, 29 maart 2012, 1-3 mei 2012), • verschillende afstanden (32x32 cm of 10 planten/m², 45x45 cm of 5 planten/m² en 57x57 cm of 3 planten/m²), • met en zonder afdekking. Het ging hier om een zwarte, niet biodegradeerbare, plastieken afdekking die in het jaar van aanleg werd verwijderd eens de scheuten een lengte van 5 à 6 cm hadden bereikt.
4
www.kennisakker.nl/kenniscentrum/document/teelt-van-biomassa-niet-rendabel
6
* * *
* * * * * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * *
* * * * * *
* * * * * *
* * *
* * * * * *
* * *
* * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
29/03/2012
planten/m² aant pl 3
9
57 x 57 cm 29/03/2012
5
9
45 x 45 cm 29/03/2012
10
12
5
9
10
12
5
9
10
12
5
9
10
12
5
9
10
12
45 x 45 cm 3/05/2012
5
9
32 x 32 cm 1/05/2012 flodder 45 x 45 cm 3/05/2012 flodder 32 x 32 cm 29/03/2012
10
12
5
9
10
12
45 x 45 cm 29/03/2012
5
9
32 x 32 cm 29/03/2012 flodder 45 x 45 cm 29/03/2012 flodder 32 x 32 cm 29/02/2012
10
12
5
9
10
12
45 x 45 cm 29/02/2012
5
9
32 x 32 cm 29/02/2012 flodder 45 x 45 cm 29/02/2012 flodder 32 x 32 cm
10
12
5
9
10
12
32 x 32 cm 29/03/2012 flodder 45 x 45 cm 29/03/2012 flodder 32 x 32 cm 29/02/2012 45 x 45 cm 29/02/2012 32 x 32 cm 29/02/2012 flodder 45 x 45 cm 29/02/2012 flodder 32 x 32 cm PL/m²
* * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * * * * *
* * *
* * * * * *
* * * * * *
* * *
* * * * * *
* * * * * *
* * *
* * * * * *
* * * * * *
* * *
* * *
* * * * * *
* * *
* * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
mer tess, 23/05/2012 45 x 45 cm mer tess, 23/05/2012 32 x 32 cm 3/05/2012
Figuur 1: Proefveldschema Herent. Elke * is een aangeplante rhizoom. De afstanden in het schema zijn niet representatief.
7
Figuur 1 toont het proefveldschema in Herent. Het gebruikte plantgoed was in hoofdzaak afkomstig van 5-jarige moederrhizomen uit een productieveld van landbouwer Deplanque in Doornik. Daarnaast werden op een latere datum (23 mei 2012) ook 18 scheuten (9 op 45x45 cm en 12 op 32x32 cm) uit meristeemcultuur geplant (Gemplant, Tessenderlo). Deze scheuten behoren tot een andere variëteit van miscanthus. Ook in Pamel waren de rhizomen afkomstig van een 5-jarig moederrhizoom uit een productieveld van landbouwer Deplanque in Doornik. In proefcentrum Pamel werden volgende parameters in de proef meegenomen: • verschillende plantdata (1 april 2012, 1 mei 2012), • verschillende afstanden (32x32 cm of 10 planten/m², 45x45 cm of 5 planten/m²), • verschillende plantwijzen: enerzijds vers geoogste rhizomen en anderzijds scheuten in pot, gegroeid uit rhizomen die in serre (bij een luchttemperatuur van 14°C) waren voorgetrokken. Alle rhizomen werden na aanplant afgedekt met biodegradeerbare folie. Er werd steeds gewerkt met rhizomen met een gewicht tussen 40 en 50 gram.
Figuur 2. Aprilaanleg van het vermeerderingsveld in PPK Pamel (2012).
Per veldje werd de bovengrondse stengelbiomassa geoogst en gewogen. In proefcentrum Herent werd ingeschat welke oppervlakte per veldje er nog begroeid was, om de bovengrondse stengelbiomassa te linken aan de opbrengst per hectare. Vervolgens werd voor 4 veldjes van de aanplant van 29 februari en 4 veldjes van de aanplant van 29 maart per veldje apart het strooisel verzameld en gewogen. In proefcentrum Pamel werd de stengelbiomassa geoogst, gewogen en gelinkt aan het aantal gekiemde rhizomen per veldje. Het strooisel werd verzameld en gewogen, gezamenlijk voor 4 veldjes van de april-aanplant en gezamenlijk voor 4 veldjes van de meiaanplant. In tegenstelling tot proefjaar 2012 werd in 2014 de scheutlengte niet meer opgevolgd. 8
Voor wat betreft de ondergrondse biomassa was in 2013 indicatief 1 rhizoom per veldje geoogst. In 2014 werd in Herent van 8 verschillende objecten in de proef een volledige herhaling (vermeerderingsveldje) geoogst: het gaat om de veldjes in het groene kader in Figuur 1. In Pamel werden eveneens 8 veldjes volledig gerooid: 4 veldjes van de april-aanplant (waarvan voor elke plantafstand een veldje op basis van voorgetrokken scheuten en een veldje op basis van rhizomen) en 4 veldjes van de mei-aanplant (waarvan 2 voor elke plantafstand). Per volledig geoogst veldje werd het totale rhizoomgewicht bepaald. De rhizomen van de meristeemplanten werden niet meer geoogst. In 2013 is gebleken dat de meristeemplanten een erg compact rhizoomgestel hebben, dat moeilijk te scheuren is. Voor het aanleggen van een eigen vermeerderingsveldje is het dus niet aangewezen om te vertrekken van meristeemplanten.
Resultaten Bovengrondse biomassa Tabel 1 en Figuur 3 geven de resultaten weer van de bovengrondse biomassabepaling van het vermeerderingsproefveld in Herent. Voor de proeflocatie in Herent lag het droge stofgehalte van het vermeerderingsveld ten tijde van de oogst rond de 80 %. Waar in 2013 de bovengrondse stengelbiomassa uitkwam op amper 1 ton per ha (gemiddeld 939 kg), was in 2014 een volwaardige aangroei van stengelbiomassa gerealiseerd van gemiddeld 34 ton vers gewicht of 27,2 ton droge stof per ha. Dit resultaat is berekend op basis van de totale dichtbegroeide oppervlakte van het vermeerderingsproefveld, en dus niet te extrapoleren naar een standaard productieveld. De cijfers tonen aan dat ook het strooisel een aanzienlijke hoeveelheid biomassa vertegenwoordigt. Tabel 1: Bovengronds gewicht en strooiselgewicht bij verschillende plantdata, plantafstanden en wel/geen afdekking (proefcentrum Herent, 2014).
stengelbiomassa in ton per ha* gem. st.dev.
gewicht strooisel in ton per ha gem. st.dev.
plantdatum 29 feb.'12
33,1
6,8
4,1
2,2
29 maa.'12
34,6
7,0
9,2
3,1
1-3 mei plantafstand 32x32
32,9
5,8
35,3
5,1
5,9
4,5
45x45
32,0
7,4
7,4
3,1
57x57 afdekking met
25,3 6,4
4,9
2,3
6,7
8,4
4,3
34,3
zonder 33,0 ‘* totale dichtbegroeide oppervlakte
9
De planten uit meristeemcultuur gaven net als in 2013 een hogere stengelbiomassa dan deze op basis van de rhizomen met herkomst Doornik: voor de plantafstand 32x32 cm bedroeg de productie in 2014 omgerekend 40,58 ton per ha, voor de plantafstand 45x45 cm 44,16 ton per ha! De variëteit uit de meristeemcultuur wordt gekenmerkt door dunnere, maar meer weelderig scheuten. 160%
% van referentie
140% 120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 29 febr
29/mrt
1-3 mei
32x32 2013
45x45
57x57
met
zonder
2014
Figuur 3. Relatieve vergelijking stengelbiomassa per oppervlakte-eenheid, i.f.v. de onderzoeksparameters (2013 en 2014, proefcentrum Herent). De referentie (100) is het gemiddelde van alle proefveldjes per jaar.
Waar in 2013, i.e. het jaar na aanplant, een groeivertraging werd opgemerkt bij de meiaanplant in vergelijking met de eerdere plantdata (met als mogelijke verklaring het niet meer dormant zijn van het uitgangsmateriaal), was dit verschil tussen plantdata in 2014 zo goed als weggewerkt. Een dichtere aanplant gaf per plant een lagere bovengrondse biomassatoename. Een beperktere hoeveelheid licht en bodemvocht zijn hier mogelijke oorzaken. Na omrekening naar opbrengst per ha zorgt het groter aantal planten per ha wel voor een grotere hoeveelheid stengelbiomassa bij een dichtere aanplant. Dit verschil is voor de afstand 32x32cm in vergelijking met 45x45cm kleiner geworden in 2014 ten opzichte van 2013. Maar waar er in het eerste productiejaar geen verschil was tussen de aanplant op 45 cm en deze op 57 cm, is de tendens van meer biomassa per ha bij een dichtere plantafstand wel bij deze objecten aanwezig in 2014. Waar het evenwicht ligt tussen de meerkosten van een dichtere aanplant en het bijkomende biomassavoordeel, hangt onder meer af van hoelang de verschillen zich blijven manifesteren. De aanplant die in de beginfase werd afgedekt kende een betere start dan de aanplant zonder afdekking, maar in 2014 was er geen verschil meer merkbaar in productieniveau tussen het aanplanten met en zonder flodder.
10
Tabel 2, Tabel 3 en Figuur 4 geven een overzicht van de metingen van de stengelbiomassa en de strooiselbiomassa op het vermeerderingsveld in Pamel, voor 2 plantdata, 2 plantwijzen (rhizoom versus scheut in pot, aangeplant op 1 april) en 2 plantafstanden. Voor april is het gemiddelde van 4 metingen weergegeven, voor mei het gemiddelde van 8 metingen. Tabel 2: Stengelbiomassa bij verschillende plantdata, plantafstanden en wel/geen afdekking in proefcentrum Pamel.
kg per gekiemde rhizoom gem. st.dev.
kg per m² * gem. st.dev.
plantdatum 1/apr
pot
0,57
0,09
4,13
1,04
1/apr
rhizoom
0,63
0,17
4,87
2,39
1/mei
rhizoom
1,42
0,59
10,31
4,20
plantafstand 32x32 cm
rhizoom
0,94
0,42
9,35
4,16
45x45 cm rhizoom 1,09 5,45 0,74 3,68 ‘* Op basis van omrekenfactor x5 voor de afstand 32x32 cm en x10 voor de afstand 45x45 cm. Tabel 3: Strooiselbiomassa bij verschillende plantdata in proefcentrum Pamel.
plantdatum
kg per veldje kg
1/apr
Kg per m² *
Gem.Kg per veldje
Kg per m² (
0,9375
5,63
1/mei 1,1625 ‘*Rekening houdend met het aantal gekiemde rhizomen.
3,99
Omwille van verschillen in werkwijze en gehanteerde rekenmethodes zijn de resultaten tussen Herent en Pamel niet zonder meer onderling vergelijkbaar.
160% 140%
% van referentie
120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 1 april-pot
1 april-rhiz.
1 mei-rhiz. 2013
32x32, per rhiz.
32x32, per opp.
45x45, per rhiz.
45x45, per opp.
2014
Figuur 4. Relatieve vergelijking stengelbiomassa per rhizoom (plantdatum en planttype) en per rhizoom en per opp.-eenheid (plantafstand), i.f.v. de onderzoeksparameters (2013 en 2014, proefcentrum Pamel). De referentie (100) is het gemiddelde van alle proefveldjes per jaar.
11
In 2013 was er voor de aprilaanplant een nadeel voor de aanplant op basis van voorgetrokken scheuten in vergelijking met de aanplant op basis van naakte rhizomen, omwille van een groeistilstand tijdens de eerste 4 weken na het uitplanten van de scheuten en omwille van de aantasting door onkruid bij de aanplant uit potten). In 2014 was dit verschil weggewerkt. De aanplant in mei heeft de aanplant in april volledig ingehaald qua stengelbiomassa. Mogelijk heeft de locatie in het veld hier ook mee te maken. In beide jaren werden bij de dichtste plantafstand de laagste bovengrondse opbrengstcijfers per gekiemde rhizoom bereikt, terwijl dit omgerekend naar stengelbiomassa per oppervlakte-eenheid net omgekeerd is. Dit komt overeen met de bevindingen op het vermeerderingsveld in Herent.
Ondergrondse biomassa De resultaten van het wegen van de gerooide rhizomen zijn weergegeven in Tabel 4 voor proeflocatie Herent en in Tabel 5 en Tabel 6 voor proeflocatie Pamel. Tabel 4: Rhizoomgewicht (gekuist) bij verschillende plantdata, plantafstanden en wel/geen afdekking in Proefcentrum Herent.
kg per veldje gem.
st.dev.
kg per gekiemde rhizoom* gem.
plantdatum 29 feb.'12
16,677
10,465
1,76
29 maa.'12
11,933
0,955
1,26
1-3 mei plantafstand 32x32 cm
17,270
9,272
1,57
45x45 cm
11,340
3,867
1,42
57x57 cm afdekking met
18,570
8,158
1,95
zonder 10,040 2,485 1,06 ‘* Omgerekend op basis van het aantal aangeplante en gekiemde rhizomen in elk veldje. Een latere aanplant gaf een lager rhizoomgewicht. De groeiachterstand werd op een periode van 2 jaar niet goedgemaakt. De hoge standaarddeviatie geeft aan dat er binnen één object wel een aanzienlijke variatie kan zijn. De dichtere plantafstand (32x32 cm in vergelijking met 45x45 cm), die na het eerste groeiseizoen per plant een lager rhizoomgewicht gaf (op basis van 1 geoogste rhizoom per veldje), heeft na 2 jaar per rhizoom ongeveer dezelfde rhizoombiomassa bereikt. Per veldje betekent dit een voorsprong bij dichtere plantafstand. De planten met afdekking in de beginfase kenden een hogere ondergrondse biomassatoename dan de planten zonder afdekking. De hoge standaarddeviaties in Tabel 4 wijzen er op dat deze bevindingen indicatief zijn.
12
Tabel 5: Rhizoomgewicht (gekuist) bij verschillende plantafstanden in Proefcentrum Pamel*.
plantafstand 32x32 cm 45x45 cm
2013 kg per plant gem. st.dev. 2,35 0,38 3,48
0,59
2013 ton per ha 23,50
2014 kg per veldje** gem. st.dev. 23,7 6,4
17,38
23,6
2014 kg per plant gem. 4,1 3,9
4,9
*Gegevens van de verschillende plantdata en technieken, uitgesplitst volgens plantafstand. ** Alle veldjes werden aangelegd op basis van 9 rhizomen. Bij verschillen in plantafstand hebben deze veldjes dus een verschillende oppervlakte.
Zoals blijkt uit Tabel 5 vonden we in Pamel geen verschil meer in ondergrondse biomassa in het e 2 productiejaar bij de verschillende plantafstanden. Dit terwijl via een omrekeningsfactor op basis van het aantal planten in 2013 nog een voordeel van ruim 6 ton per ha werd gevonden voor de dichtste plantafstand. De planten uit potten hebben door de onkruiddruk ook aan ondergrondse biomassa ingeboet ten opzichte van de rhizomen die onder afdekking konden ontwikkelen (Tabel 6). Dit verschil, ontstaan in groeijaar 2013, is in 2014 nog steeds aanwezig. De achterstand van de meiaanplant ten opzichte van de april-aanplant op het niveau van de veldjes, heeft te maken met een geringer aantal gekiemde rhizomen (omwille van het niet-dormante stadium waarin de meirhizomen zich op het moment van aanplant bevonden). Uitgerekend per plant is het verschil tussen beide plantdata minder groot. Tabel 6: Rhizoomgewicht bij verschillende plantdata in PPK ‘Pamel’.
2013, kg per plant gem. st.dev.
2014, kg per veldje gem. st.dev.
2,88
0,68
24,1
1,1
3,0
1 apr rhiz.
3,43
0,83
29,3
0,7
4,7
1 mei rhiz.
2,68
0,61
20,6
5,4
5,1
plantdatum & type 1 apr pot
2014, kg per plant gem.
*Gegevens van de verschillende plantafstanden uitgesplitst volgens plantdatum en techniek
13
1.2 KIEMPROEF Project: Reguliere werking Doelstelling: Kiempercentage bepalen bij aanplant op basis van rhizomen Periode: 2014 Locatie: proefcentrum Herent en Ancienne Ferme Van Eekchoudt Locatie Met medewerking van: Louis-Marie Tennstedt en Wouter Destecker Trefwoorden: Trefwoorden ·miscanthus – rhizomen – vermeerdering
Inleiding – probleemstelling In de praktijk bestaan er grote verschillen in opkomst (kiemingspercentage) bij het aanplanten van miscanthus op basis van rhizomen. Meerdere factoren spelen hierbij een rol. Uit eigen ervaring (cf. Jaarverslag Praktijkonderzoek Praktijkonderzoek Miscanthus van 20122012-2013) weten we dat de rhizoomstukken aan kiemkracht inboeten als zij zich niet meer in de dormante fase bevinden bij het rooien van het uitgangsmateriaal. Ook de omstandigheden waarin de rhizomen bewaard worden, spelen een rol: belangrijk is om uitdroging van de rhizoomstukken te vermijden. Ook de toestand van het perceel en de weersomstandigheden na aanplant zijn bepalend. Om na te gaan in welke mate de rhizomen verkregen op basis van eigen vermeerdering kiemkrachtig zijn, werd een dubbele kiemproef opgezet.
Materiaal en methoden De geoogste rhizomen van de vermeerderingsproef werden gesplitst in voldoende grote rhizoomstukken (40 à 100 gram) en vervolgens gedurende een 4-tal weken bewaard in afgesloten plastiek zakken. Er werd voor gezorgd dat het materiaal voldoende vochtig bleef. De zakken werden bewaard in een frigo bij een temperatuur van 4°C. Na deze bewaartijd werden de rhizomen aangeplant op 2 locaties: Locatie 1: Proefcentrum Herent, Blauwe Stap 25, 3020 3020 Herent Van elk object van de vermeerderingsproef in Herent en in Pamel dat in 2014 werd gerooid, werden 20 rhizoomstukken uitgeplant (20 rijen), met een afstand van 50 cm binnen de rij. De aanplant gebeurde op 30 april 2014. Op het veld in Herent was voor de aanplant van de rhizomen een groenbemester ingezaaid. Deze werd onder gefreesd, waarna met de spade per rhizoomstuk een gleuf werd gestoken waarin het rhizoomstuk werd gelegd. Vervolgens werd de grond met de spade terug dichtgemaakt. Er werd geen bemesting toegediend. Onkruidbestrijding gebeurde manueel met de hak. Locatie 2: Ancienne Ferme Van Eekchoudt SA, Langestraat 51, Vollezele Om praktische redenen werd voor de beoordeling van de kiemkracht bij de aanplant in Vollezele geen onderscheid gemaakt tussen de objecten van het vermeerderingsveld waarvan deze rhizomen afkomstig waren. Van elk object werd wel een gelijk aantal rhizomen aangeplant, in totaal ging het om 500 rhizoomstukken. 14
De rhizoomstukken werden in 2 rijen met een afstand van 20 à 30 cm binnen de rij en een afstand van 50 cm tussen de rijen aangeplant kort naast een agroforestry-aanplant. De dagen na aanplant (die gebeurde op 26 en 27 april 2014) werden gekenmerkt door een droogteperiode. Daarom werd op 1 mei per rhizoom 4 liter water gegeven (zo’n 3 000 liter in totaal).
Figuur 5. Kiemproef miscanthus in combinatie met agroforestry (september 2014, Vollezele).
15
Resultaten Nagenoeg alle in Herent aangeplante rhizomen zijn opgekomen. Tabel 7: Opkomst bij kiemproef in Herent.
Herkomst Herent Herent Herent Herent Herent Herent Herent Herent Pamel Pamel Pamel Pamel Pamel Pamel Pamel Pamel
plantdatum 29 feb. 29 feb. 29 feb. 29 feb. 29 maa. 29 maa. 29 maa. 29 maa. 1 apr. 1 apr. 1 apr. 1 apr. 1 mei 1 mei 1 mei 1 mei
plantafstand 32x32 32x32 45x45 45x45 32x32 32x32 45x45 45x45 32x32 32x32 45x45 45x45 32x32 32x32 45x45 45x45
planttype
pot pot rhizoom rhizoom rhizoom rhizoom rhizoom rhizoom
kiem% 100% 95% 90% 100% 100% 100% 100% 95% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
In Vollezele hadden de rhizomen het moeilijker omwille van de concurrentie met de nabijgelegen bomenrij en met onkruiden (o.a. akkerwinde). In totaal zijn, ondanks deze moeilijke omstandigheden, 49,6 % van de rhizomen als een miscanthusplant teruggevonden bij telling eind september 2014.
Discussie – conclusie Rhizomen die in niet-dormante toestand worden geoogst en die voldoende koud (4°C) en voldoende vochtig worden bewaard (zodat uitdroging wordt vermeden) zijn na een bewaarperiode van 4 weken nog bijzonder kiemkrachtig. De opkomst in proefcentrum Herent bedroeg bijna 100 %. In Vollezele, waar de rhizomen zowel door de droge weersomstandigheden na aanplant als door de concurrentie met de nabijgelegen bomenrij en onkruiden in moeilijkere omstandigheden moesten kiemen, waren 5 maandan na aanplant toch ongeveer de helft van de miscanthusplanten ontwikkeld.
16
1.3 VERMEERDERING OP BASIS VAN DE MISCANTHUSSTENGEL De vermeerdering van miscanthus via rhizomen is erg arbeidsintensief. Er werd gezocht naar een alternatief: er werd nagegaan of het mogelijk was om scheutontwikkeling en wortelvorming te induceren op de miscanthusstengels. In 2013 is het gelukt om miscanthus te vermeerderen op basis van een aantal afgeknipte stengels die onderaan zichtbaar begonnen te vertakken (zichtbare zwelling van de knoppen). Deze stengels waren in een kuil gelegd waarbij boven en onder de stengels een laag groencompost was aangebracht. De kuil bevond zich onder een plastiek tunnel. Na 3 weken was op bijna alle noden scheutvorming vastgesteld. Na 7 weken waren er duidelijk wortels gevormd op verschillende jonge scheuten, meestal eerder aan de uiteinden van de ingegraven stengels.
(a) (a)
(b) (b)
Figuur 6: Resultaat na incubatie van miscanthusstengels in compost onder plastiek tunnel. (a) Scheutvorming na 3 weken. (b) Wortelvorming na 7 weken.
In een bijkomende oriënterende proef werden de stengels in openlucht ‘geplant’ (vollevelds op een aardbeirug zonder plastiek (in grond en niet in compost)). Ook deze proefopzet leidde tot een geslaagde vermeerdering, waarbij de miscanthus de zachte winter 2013-2014 goed is doorgekomen. Er werd wel vastgesteld dat de nieuwe stengels die op basis van rhizomen ontstaan een stuk harder en steviger zijn dan nieuwe stengels ontstaan op basis van stengelmateriaal.
Figuur 7: Resultaat na incubatie van miscanthusstengels in compost onder plastiek tunnel. Links: Opkomst. Rechts: Resultaat na 1 groeiseizoen.
17
2 TEELTTECHNIEK 2.1 PRODUCTIEVELD Project: Doelstelling: Periode: Locatie:
Reguliere werking DS-gehalte opvolgen: wekelijks vanaf begin februari. Opbrengstbepalingen bij de oogst 2010 – te bepalen proefcentrum Herent en proefcentrum Pamel
Trefwoorden: Trefwoorden miscanthus – droge stofgehalte – opbrengst
Inleiding – probleemstelling Zowel in Herent als in Pamel liggen productievelden aan. In Herent betreft het een aanplant die dateert van 2009 en een aanplant die in 2012 werd aangelegd. In Pamel gebeurde de aanplant in 2012. Naast het demonstratieve karakter zijn deze velden ook bedoeld voor - het bepalen van het productiepotentieel van miscanthus en - de opvolging van het DS-gehalte. Het DS-gehalte bepaalt wanneer miscanthus geoogst wordt. Naar bewaring toe en zeker voor toepassing als biobrandstof wordt gestreefd naar een gehalte van maximaal 15 - 20% DS bij de oogst.
Materiaal en methoden Op beide locaties kreeg de aanplant in 2014 geen bemesting en gebeurde er geen onkruidbestrijding. Het gebruikte plantgoed was afkomstig van 5-jarige moederrhizomen uit een productieveld van landbouwer Deplanque in Doornik. In Herent werden beide productievelden aangelegd op basis van naakte rhizomen. In Pamel werd het productieveld begin juni 2012 aangelegd, op basis van in potten voorgetrokken scheuten (in serre op 14°C luchttemperatuur). In Pamel werd bij de aanleg van het productieveld rekening gehouden met de grootte van de rhizoomstukken. De rhizomen werden aangeplant in volgende categorieën: - 40 – 50 gram - 50 – 60 gram - 60 – 70 gram - > 70 gram De rhizomen werden in 2012 op beide locaties zowel op een afstand van 75x75 cm als op een afstand van 1x1m uitgeplant.
18
40+
50+
50+
50+
60+
60+
60+
70+
70+
70+
plantafstand 0,75x0,75m plantafstand 1x1m
plantafstand 0,75x0,75m plantafstand 1x1m
Figuur 8: Proefveldschema van het productieveld in PPK Pamel.
Het DS-gehalte werd op beide locaties opgevolgd. In 2013 gebeurde dit op basis van 20 scheuten van een 6-tal verschillende planten, afgeknipt vanaf 10 cm boven de grond. Het bovenste gedeelte, vanaf het punt waar de houtige stengel overgaat in gebladerte, werd niet meegenomen, omdat dit te gemakkelijk afbreekt. Ook de lager hangende bladeren werden niet meegenomen, omdat deze tegen de oogst bijna allemaal afvallen. In 2014 werd het protocol afgestemd met het onafhankelijk groenvoedercentrum uit Wallonië (www.cipf.be): er werden 3 à 4 stengels genomen van 10 à 12 verschillende planten, vanaf 15 cm boven de grond. Voor de droge-stofbepaling werd in 2014 gewerkt met 2 verschillende methodes: • Methode Herent: DS-bepaling op het materiaal in aluminium schaaltjes. Verblijf in de droogstoof gedurende 24 uur bij een temperatuur van 80°C. • Methode CIPF: DS-bepaling op het materiaal in geperforeerde zakken. Verblijf in de droogstoof gedurende 24 uur5 bij een temperatuur van 100°C. Voor de opbrengstbepaling werd het bovengrondse stengelgewicht gewogen. In Herent werd het totaalgewicht bepaald van 18 planten van het 5-jarige productieveld. Van het 2-jarige productieveld werd voor elk veldje de bovengrondse stengelbiomassa apart gewogen en teruggerekend naar het aantal planten in het veldje. In Pamel werden per object in de proef 9 individuele planten gewogen.
5
Een 10-tal stalen werd zowel na 24 uur droogtijd als na 48 uur droogtijd gewogen. Omdat er geen verdere daling in vochtgehalte werd vastgesteld, werd vervolgens de verblijfstijd in de oven tot 24 uur beperkt.
19
Resultaten – Droge stofgehalte In Tabel 8 en Figuur 9 wordt de evolutie van het DS-gehalte van de miscanthus op beide locaties weergegeven. Voor Herent worden de cijfers van het 2-jarige en 5-jarige productieveld apart weergegeven. Op 8 april 2014 werd het DS-gehalte bepaald van de 2-jarige aanplant op basis van meristeemcultuur in Herent. Deze waarde lag op 93,6 %, wat ongeveer 10 % hoger was dan het droge stofgehalte van de miscanthus op basis van de rhizoomvariëteit uit volle grond rond hetzelfde tijdstip. De variëteit uit meristeemcultuur wordt gekenmerkt door dunnere stengels, wat een verklaring is voor dit verschil.
*
**
**
Herent, 2009
12/2
56%
12/3
57%
Herent, 2012
12/2
36%
12/3
21%
20/3
Pamel, 2012
12/2
52%
13/3
43%
19/3
Asse, 2010
**
% vocht
datum
% vocht
datum
% vocht
datum
% vocht
datum
% vocht
Locatie, datum aanplant
datum
Tabel 8: Evolutie van het DS-gehalte van miscanthus in Herent, Pamel en on-farm in Asse (voorjaar 2014).
**
24/3
51%
3 /4
39%
18%
26/3
21%
31/3
20%
51%
26/3
46%
25/3
40%
2/4
36%
‘* op basis van 1 meting, ** gemiddelde van 4 metingen
In 2014 had de 2-jarige miscanthus in Herent had over de ganse meetperiode een hoger DSgehalte dan de 5-jarige miscanthus. Door de zachte winter is een groot aandeel stengels groen gebleven. Dit verklaart het relatief hoge vochtgehalte begin april 2014. Omdat de jonge scheuten zich reeds begonnen te vormen en niet werd verwacht dat het DS-gehalte nog verder zou afnemen (omwille van het op gang komen van de sapstromen), werd begin april in Pamel en Herent de miscanthus geoogst bij dit hoge vochtgehalte/lage DS-gehalte. Telers die grote hoeveelheden oogsten met een dergelijk laag DS-gehalte, nemen best maatregelen om na de oogst het materiaal verder te laten drogen.
20
100% 90% 80%
% DS
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 17-19/apr
2-5 apr
28-31/mrt
24-27/mrt
19-20/mrt
12-14/mrt
12-13/febr.
0%
datum Herent 2013
Pamel 2013
Herent 2014, 5-j.
Herent 2014, 2-j.
Pamel 2014, 2-j.
Figuur 9: Evolutie van het D.S.-gehalte van miscanthus in Herent en Pamel (2013 en 2014).
In Herent ontstonden jonge, groene scheuten aan de toppen van de oude stengels. In Pamel bleven vele oude stengels nog groen. Op beide proeflocaties lieten wij enkele planten staan, om de evolutie van het DS-gehalte verder in het voorjaar op te volgen. De evolutie van het DSgehalte van deze planten tot juni is weergegeven in Figuur 10. Het vochtgehalte daalt nog in beperkte mate, maar niet tot het niveau (15 à 20 %) dat geadviseerd wordt voor de oogst. 100% 90% 80% 70% 60% 50%
Herent
40%
Pamel
30% 20% 10% 0% 23/apr 30/apr 7/mei 14/mei 21/mei 28/mei 4/jun Figuur 10: Evolutie van het D.S.-gehalte van 2-jarige miscanthus (Pamel) en 5-jarige miscanthus (Herent) – planten behouden na oogst 2014.
21
Resultaten – Bovengrondse biomassaopbrengst In Herent werd de opbrengst van het 5-jarige productieveld bepaald op basis van het gewicht van 18 planten. De miscanthus staat er uitgeplant op een afstand van 1x1 m. De bovengrondse biomassa van deze planten bedroeg in totaal gemiddeld 3,3 kg per plant. Dit was 43 % meer dan in 2013. Wel moet bij vergelijking tussen 2013 en 2014 het hogere vochtgehalte van 2014 in rekening gebracht worden. In 2013 werd omgerekend per ha 22,8 ton verse biomassa geoogst, wat bij het DS-gehalte van 88,9 % neerkwam op 20,3 ton droge stof per ha. In 2014 bedroeg het vochtgehalte van het 5-jarige productieveld op het moment van de oogst nog 31,6%. De totale hectare-opbrengst van 32,6 ton verse biomassa was goed voor 22,6 ton droge stof per ha. Tabel 9 geeft de opbrengstcijfers weer voor het 2-jarige productieveld in Herent. Tabel 9: Opbrengst van de 2-jarige productieproef in Herent (voorjaar 2014).
Herkomst plantgoed, plantdatum
plantafstand
Doornik, 2012 Doornik, 2012 Gemplant, 2012 Gemplant, 2012
0,75x0,75cm 1x1m 0,75x0,75 1x1
kg per plant gem. 1,08 1,04 1,21 1,76
st.dev. 0,23 0,00 0,08 0,28
ton per ha gem. 14,4 10,4 16,1 17,6
st.dev. 3,11 0,03 1,09 2,75
In Figuur 12 wordt de gemiddelde stengelbiomassa per plant weergegeven voor het 2-jarige productieveld in Pamel. Het gewicht per plant is duidelijk groter naarmate de aangeplante rhizomen groter waren. In 2013 bedroeg de opbrengst op basis van de rhizomen 50+ en 60+ respectievelijk slechts 43 % en 68 % van de opbrengst op basis van de rhizomen 70+. In 2014 is dit verschil kleiner geworden: respectievelijk 75% en 96%.
Figuur 11: Van links naar rechts: 3 rijen op basis van rhizomen +70 g, 3 rijen op basis van rhizomen 60-70 g en 3 rijen op basis van rhizomen 50-60 g. Uit de foto blijkt dat grotere rhizomen meer bovengrondse biomassa-aangroei opleveren (2013).
22
Biomassa per plant in functie van plantafstand en gewicht rhizoom 4,00 3,50
kg/plant
3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00 50+ 2013, 0,75x0,75
60+ 2013, 1x1
2014, 0,75mx0,75m
70+ 2014, 1mx1m
Figuur 12: Bovengrondse biomassaopbrengst per plant in functie van plantafstand en rhizoomgrootte (resultaten PPK Pamel). (0,75x0,75 in m, 1x1 in m)
Een dichtere plantafstand geeft over het algemeen een lagere biomassa-opbrengst per plant, maar zoals blijkt uit Figuur 13 wordt, bij omrekening naar hectare-opbrengst, omwille van het grotere aantal planten per hectare6 er bij een dichtere plantafstand op hectare-niveau toch een grotere biomassa gerealiseerd. Hoe groter de rhizomen echter, des te kleiner het verschil in hectare-opbrengst bij de verschillende plantafstanden.
Biomassa per ha in functie van plantafstand en gewicht rhizoom 45.000 40.000 35.000 kg/ha
30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 50+ 2013, 0,75x0,75
60+ 2013, 1x1
2014, 0,75mx0,75m
70+ 2014, 1mx1m
Figuur 13: Bovengrondse biomassaopbrengst per ha in functie van plantafstand en rhizoomgrootte (resultaten PPK Pamel). (0,75x0,75 in m, 1x1 in m) 6
13.333 bij een afstand van 75x75cm ten opzichte van 10.000 bij een afstand van 1x1m
23
Discussie – conclusie In Herent werd op het 5-jarige productieveld een aanzienlijke opbrengst gehaald van bijna 23 ton droge biomassa per hectare. Zoals ook bleek uit de vermeerderingsproef, verlaagt het dichter aanplanten de bovengrondse biomassa-opbrengst per plant. Per hectare beschouwd is het verschil in opbrengst bij een dichtere aanplant gelijk of groter, omwille van het hoger aantal planten. De bevindingen uit Nederlands onderzoek (zie onder Vermeerderingsproef) werden bevestigd, namelijk dat de rhizoomgrootte een belangrijke parameter is, die niet enkel de vitaliteit maar ook de biomassaopbrengst bepaalt.
3 GEWASBESCHERMING 3.1 ONKRUID In 2014 zijn hier geen proeven rond gebeurd.
3.2 ZIEKTEN EN PLAGEN In 2014 zijn hier geen proeven rond gebeurd.
4 OOGSTTECHNIEK EN BEWARING In 2014 zijn hier geen proeven rond gebeurd.
24
5 GEBRUIK EN AFZET 5.1 MISCANTHUSSTRO
EN
GEHAKSELDE
MISCANTHUS
ALS
STROOISELLAAG
/
BODEMBEDEKKER Miscanthus is gebruikt als bodembedekker in een proef in framboos (onkruidbestrijding door middel van bodembedekkingsmaterialen). De resultaten hiervan worden besproken in het jaarverslag van PPK Pamel van 2014 (beschikbaar eind februari 2015)..
5.2 MISCANTHUS PAPIER…)
ALS GROENE BRANDSTOF, IN DE MAAKINDUSTRIE (VEZELPLATEN,
In 2014 zijn hier geen acties rond gebeurd. Er wordt wel meegewerkt aan een nieuwe Interregprojectvoorstel om activiteiten hierrond opnieuw mogelijk te maken.
5.3 GEBRUIK VAN MISCANTHUS ALS WINDSCHERM In 2015 wordt een proef opgezet om de mogelijkheden van miscanthus te bekijken voor de bescherming van een wijngaard tegen vorst.
25
6 DIENSTVERLENING, VOORLICHTING EN COMMUNICATIE •
Waarschuwingsbericht voor het Droge stofgehalte op basis van de percelen in Herent en Pamel, aangevuld met de informatie van het CIPF.
•
Dienst aan miscanthustelers: Droge stofgehaltebepaling
Komt de oogsttijd van je miscanthusperceel dichterbij? Wens je te weten waar het droge stofgehalte zich situeert? Volg dit protocol: 1. Laat ons weten dat je een zending wenst te doen: wij staan in voor de verzendkosten (tot 2 kg) en bezorgen je per email het voorafbetaalde verzendetiket. 2. Knip vanaf 15 cm boven de grond: neem van een 5-tal planten een 2-tal stengels. 3. Knip in stukken die passen binnen de toegelaten formaten (vb. 30 cm lang, dan mag u pakket nog maximum 10 cm hoog en 10 cm breed zijn).
Toegelaten formaten De maximumafmeting voor de lengte van een pakket is 1,5 meter. De totale afmetingen van een pakket mogen nooit 3 meter overschrijden. Dit betekent dat de som van 1x de lengte, 2x de breedte en 2x de hoogte nooit meer dan 3 meter mag zijn. Minimaal formaat is 145mm x 112 mm.
4. Doe in een plastiekzak en vervolgens in een doos met de toegelaten formaten. 5. Print het verzendetiket af dat we u via email hebben doorgestuurd. Kleef het eerste strookje op de doos. Het tweede strookje houdt u zelf bij.
6. Bij aankomst in PAC Herent wordt de miscanthus onmiddellijk gedroogd in de droogoven. Het resultaat verneemt u na een 2 à 3-tal werkdagen. 26
•
Informatie en documenten: o o o o
Op www.vlaamsbrabant.be/groenegrondstoffen kan je de gebundelde informatie van de voorbije proefjaren terugvinden. Artikel e-zine ENERPEDIA maart 2014: “Proefveldonderzoek Miscanthus levert verrassende inzichten op.” (http://www.enerpedia.be/nl/nieuwsbrief) Medewerking aan artikel in Management en Techniek 12 (27 juni 2014): “Ervaringen met miscanthus.” Toelichting tijdens het veldbezoek ‘Energieteelten, alternatieve teelten en duurzame landbouwtechnieken ‘, georganiseerd door ADLO in Paulatum, op 3 oktober 2014.
T ECHNISCH C OMITÉ N ON F OOD OP MAANDAG 15 DEC. 2014.
27
PROEFVELDONDERZOEK GOUDSBLOEM 2014 1. RASSENPROEF GOUDSBLOEM (CALENDULA OFFICINALIS) Project: Doelstelling: Periode: Locatie: Locatie
Reguliere werking Rassen selecteren voor toekomstige proefwerking 2014 Proefcentrum Herent
Trefwoorden: Trefwoorden goudsbloem – etherische olie – inhoudsstof In 2014 is een proefveldwerking opgestart rond goudsbloem, in het kader van de innovatieve teelten als grondstof voor de bio-gebaseerde economie. Op het proefcentrum Herent werd een proefveld goudsbloem aangelegd. Bij aanvang van de proefwerking was er geen weet van het beste ras voor het bekomen van etherische olie uit bloemhoofdjes. In de literatuur is weinig informatie over cultivars te vinden en voor de gewenste stof (faradiolen) kan men niet selecteren op kleur. Door de beperkte voorbereidingstijd werd gewerkt met één leverancier, die een 10-tal cultivars beschikbaar had, waarvan vijf beschikbare tuincultivars werden besteld. Als selectiecriteria golden beschikbaarheid, bloemkleur, bloemstructuur en kostprijs. Voor bloemkleur en structuur kwam het er vooral op aan om duidelijk verschillende bloemcultivars te kunnen uitzaaien. Voor het bekomen van zaadolie bestaat wel een selectie, veredeld door de Universiteit van Wageningen. Hiernavolgend wordt deze de WUR-selectie genoemd, deze werd ook in de rassenproef mee opgenomen. Intussen werd wel informatie teruggevonden over de selectie ‘Rinathei’, die in Duitsland door het bedrijf Dr. Theiss is beschermd (PBR). ‘Rinathei’ is een afgeschermde selectie die veredeld werd in samenwerking met de Universiteit van Wenen op basis van het gehalte van faradiolen. Een selectie die daarnaast ook een hoog faradiolgehalte zou bevatten is ‘Calypso Orange’, maar deze cultivar is enkel te verkrijgen bij tuinhobbyisten, waardoor soortechtheid niet kan worden gegarandeerd. In totaal werden zes goudsbloemcultivars uitgezaaid: • Calendula officinalis ‘Nova’: een ongecultiveerde enkelbloemige oranje goudsbloem, wordtop zuiverheid geselecteerd. Zaadleverancier: Vreeken’s Zaden (NL) • Calendula officinalis ‘Ball’s Golden’: een grote, dubbelbloemige warmgele goudsbloem. • Calendula officinalis ‘Neon’: een dubbelbloemige oranje goudsbloem waarbij de uiteinden van de lintbloemen een rode schijn hebben. Zaadleverancier: Vreeken’s Zaden (NL) •
Calendula officinalis ‘Apricot Beauty’: een dubbelbloemige abrikooskleurige-oranje
•
goudsbloem. Zaadleverancier: Vreeken’s Zaden (NL) Calendula officinalis ‘Orange Beauty’: een dubbel- en enkelbloemige, helderoranje goudsbloem. Zaadleverancier: Vreeken’s Zaden (NL) 28
•
Calendula officinalis WUR-selectie: deze enkelbloemige goudsbloem werd bekomen uit veredeling door UR Wageningen. Dit ras werd geselecteerd op basis van het zaadoliegehalte (24% ipv de gebruikelijke 11%) en het kenmerk dat zaden op het einde van het seizoen op de bloemhoofdjes blijft zitten. Het zaaigoed werd ter beschikking gesteld door UR Wageningen (NL).
In de loop van de winter zal een staal van elk ras worden geëxtraheerd tot een etherische olie (superkritische extractie door Eco treasures (www.ecotreasures.be). Deze olie zal worden geanalyseerd op het gehalte aan gewenste inhoudsstoffen.
2. TEELTTECHNIEK Project: Doelstelling: Periode: Locatie:
Reguliere werking Expertiseopbouw teelttechniek 2014 – te bepalen PAC Herent
Trefwoorden: Trefwoorden goudsbloem – zaaitechniek – onkruidbeheersing
Inleiding – probleemstelling De landbouwkundige teelt van goudsbloem is nieuw in Vlaanderen, waardoor de opstart van het proefveld in Herent als een leerproces moet worden gezien. In het eerste proefjaar werd naast de rassenvergelijking gekeken naar optimale rijafstand en zaaidichtheid. De aanleg van het proefveld gebeurde in functie van het mogelijk maken van mechanisch onkruidbeheersing en oogsten.
Materiaal en methoden Het proefveld werd aangelegd op een strook waar eind juni 2014 wintergerst werd geoogst. Voor het aanleggen werd de grond op 7 juli bewerkt met een vaste tand-cultivator (voor het onderwerken van de stoppels) en er werd een vals zaaibed aangelegd met een spitmachine. Er gebeurde geen chemische onkruidbestrijding en bemesting op het proefperceel. Op 17 juli werden de rassen ingezaaid, na het zaai-klaar maken met de spitmachine. De W.U.R.-selectie werd pas op 29 juli ingezaaid, omwille van de latere beschikbaarheid van het zaaigoed. De rassen hadden een verschillende zaadstructuur, waarbij vooral Apricot Beauty voor problemen zorgde door de weinig homogene en soms grote en dikke zaden. De rassen werden op rijen ingezaaid zodat mechanische onkruidbeheersing mogelijk was. Er werd driemaal geschoffeld tussen de rijen (13 en 28 augustus en 15 september). Een derde maal schoffelen bleek vereist door de natte en grauwe zomermaand augustus. Bodemverdichting leidde tot groeiachterstand in bepaalde stroken. Met het schoffelen werd de bodem opengebroken. Door verslemping kwam het zaad van de WUR-selectie nauwelijks op, waardoor een herinzaai noodzakelijk bleek (13 augustus).
29
Het proefveld besloeg twee bedden van 125 meter lengte en 1,2 meter breedte. De breedte van de bedden werd gekozen in functie van de prototype-oogstmachine7 en de interbreedte van de wielsporen van de tractor.
Figuur 14. De bedden hadden een breedte van 120 cm wat de inzet van de oogstmachine mogelijk maakt. In het bovenstaande voorbeeld bestaat het bed uit vier rijen met interrijafstand van 30 cm.
Als breedte tussen de rijen werd er 45 cm (3 rijen), 30 cm (4) en 22,5 cm (5) genomen. De rassen Apricot Beauty, Orange Beauty en Nova werden in herhalingen ingezaaid (C, D en E). Hierbij werden verschillende zaaidichtheden en rijafstanden genomen: C D E
5 rijen op 22,5 cm en 2 g/m² of 0,5 g per lopende meter 4 rijen op 30 cm en 2 g/m² of 0,6 g per lopende meter 4 rijen op 30 cm en 1,2 g/m² of 0,4 g per lopende meter
Neon, Ball’s Golden en WUR-selectie werden om hun kostprijs en beperkte beschikbaarheid beperkt ingezaaid. Een overzicht van het proefperceel wordt weergegeven in Figuur 15. Op 22 september (67 dagen na zaaidatum) werd een eerste pluk verricht. De pluk werd iedere 3 à 4 dagen herhaald, omdat bloemen ongeveer vier dagen optimaal blijven. Uitgezonderd de W.U.R.-selectie werden alle blokken minstens 11 maal geplukt. De pluk gebeurde handmatig waarbij het bloemhoofdje van de bloemstengel in een knikkende beweging wordt gescheurd/afgerukt. Het beperken van de bloemstengel is een kwaliteitscriterium daar de bloemstengels in het verdere proces storend werken voor de extractiemethode. Per plukker kan in volle seizoen ongeveer 30 m² geoogst worden, wat bij benadering met 1,7 kg vers bloemgewicht per uur overeenkomt.
7
Het is de bedoeling om de bloemhoofdjes te oogsten met een oogstmachine voor kamille, na de nodige aanpassingen. Dit toestel is beschikbaar bij ILVO, Eenheid Technologie en Voeding.
30
Figuur 15: Het grondplan van de proefwerking in 2014 met de rassen W.U.R.-selectie (donkerblauw), Neon (rood), Ball’s Golden (lichtblauw), Orange Beauty (paars), Nova (groen) en Apricot Beauty (geel).
31
Na oogst worden de bloemen luchtgedroogd met behulp van verwarmde ventilatie na 7 dagen droog.. Het is van belang de bloemen snel te drogen, anders beginnen ze te broeien. In 2014 werd er gedroogd door de bloemen open te spreiden over een oppervlakte, de bloemen mogen niet meerlaags liggen en er moet voldoende luchtcirculatie zijn. Na de droogperiode worden de bloemen verzameld in jutten zakken voor bewaring. Bloemen zijn stabiel (beginnen niet meer te broeien) bij 40% van het oorspronkelijke versgewicht. Het droge stofgehalte van goudsbloem blijkt 10,6% van het oorspronkelijke versgewicht te zijn (van der Mheen, 1999). Dit werd ook bevestigd door eigen proefwerking.
Resultaten – veldopkomst Goudsbloemzaden kiemen een à twee weken na zaaien. Goudsbloem zou een kiemingspercentage van 70 tot 80% en een veldopkomst van 50 tot 70% hebben. Per blok werd op 7 augustus (21 dagen na zaaidatum) het aantal plantjes geteld. In onderstaande tabel worden de tellingen weergegeven. Tabel 10: veldopkomst over een lengte van 2 meter per rij, per plot en per m². De hoge standaarddeviaties in A en D zijn grotendeels terug te brengen door verslemping van de bodem.
A A A B C C C D D D E E E
WUR Neon Ball's Golden Neon Apricot Beauty Nova Orange Beauty Apricot Beauty Nova Orange Beauty Apricot Beauty Nova Orange Beauty
1 0 61 83 101 63 80 72 80 40 129 54 92 62
2 12 51 112 80 106 36 90 64 46 92 34 88 77
3 5 88 50 107 83 44 91 39 91 67 26 55 55
4 0 82 97 45 64 138 57 134 84 47 85 30
5 62 79 116 -
2,4 m² 17,0 282,0 342,0 288,0 359,0 303,0 507,0 240,0 311,0 372,0 161,0 320,0 224,0
m² stdev.s/m² 7,1 2,4 117,5 7,3 142,5 11,0 120,0 5,9 149,6 9,7 126,3 8,4 211,3 10,7 100,0 7,1 129,6 18,3 155,0 10,9 67,1 5,3 133,3 7,0 93,3 8,2
De W.U.R.-selectie buiten beschouwing gelaten, is er een grote kloof van 144 planten tussen de laagste plantdichtheid (Apricot Beauty, 4 rijen, 1,2 g/m²) en de hoogste plantdichtheid (Orange Beauty, 5 rijen, 2 g/m²). Volgens Martin & Deo (1999) wordt er vanaf 46 planten per m² geen significant verschil in bloemmassa opgemeten. Zij bekwamen 46 planten met 12 kg per ha. Een plantdichtheid van 60 à 80 planten wordt aangeraden (documentatie Gerard Derks). De resultaten van proefcentrum Herent bevestigen dat zaaien aan een hoeveelheid van 1,2 g per m² voldoende is.
32
Resultaten – onkruidbeheersing Als breedte tussen de rijen werd er 45 cm (3 rijen), 30 cm (4) en 22,5 cm (5) genomen. Een tussenrijbreedte van 45 cm blijkt te groot om planten snel te laten dichtgroeien. De planten hadden een beperkte vegetatieve groei, waardoor de rijen niet dichtgroeiden. Dit was wel het geval bij rijen op 30 en 22,5 cm. Om de onkruiddruk te beheersen is een rijafstand van 30 centimeter ideaal, omdat a) de zaadhoeveelheid in de rij hoger ligt, waardoor onkruiddruk in de rij wordt beperkt en b) het schoffelen vlotter verliep. Er werd geen chemische onkruidbeheersing toegepast. Het hoge aantal keren schoffelen had in de eerste plaats te maken met de verslempte bodem. Door het schoffelen werd de bodem opengebroken.
Resultaten – Bloemoogst De bloemen werden per blok geplukt. Nadien werd het vers oogstgewicht bepaald. De oogsthoeveelheid per blok wordt in de grafiek (Figuur 16) weergegeven. 900 800
bloemoogst in g/m²
700 600 500 400 300 200 100 0 Neon
Ball's Neon Apricot Nova Orange Apricot Nova Orange Apricot Nova Orange Golden Beauty Beauty Beauty Beauty Beauty Beauty A
B
C
D
E
Figuur 16. De verse bloemoogst per m² uitgedrukt in gram. De lagere oogsthoeveelheid van D Orange Beauty is te verklaren door zware verslemping in dit blok, waardoor planten een groeiachterstand hadden.
De geplukte bloemmassa van Apricot Beauty blijkt bij elke opstelling het hoogst. Opvallend is dat Nova geen grote oogstverschillen kent, maar dit wel het geval is bij Apricot Beauty en Orange Beauty. Apricot Beauty heeft bij een rijafstand van 30 cm en 1,2 gram per m² de hoogste bloemmassa gegeven. Een verklaring voor het verschil tussen de rassen is mogelijks de bloemstructuur: enkelbloemig – dubbelbloemig. De medewerker die instond voor de pluk merkt op dat de bloemen aan het einde van het seizoen kleiner werden. 33
Discussie – conclusie Bij deze demoproefopstelling werd voldoende dik ingezaaid. In deze proef was dunner zaaien, met een dichtheid van 12 kg per hectare, mogelijk. Deze lagere zaaihoeveelheid had geen negatief effect op de bloemmassa. Opvallend is de hoge veldopkomst bij C (5 rijen en 2 g/m²) ten opzichte van D (4 rijen en 2 g/m²). Uit de resultaten blijkt dat de rassen sterk verschillen in oogstmassa per m². De hoogste geoogste hoeveelheden werden bij Apricot Beauty en Orange Beauty bekomen bij een rijafstand van 30 cm en een zaaidichtheid van 1,2 gram per m². Bij Nova bleken er geen verschillen tussen de verschillende zaaitoepassingen.
3. GEWASBESCHERMING Op het proefcentrum Herent werd er geen gewasbescherming toegepast bij de teelt van goudsbloem. Er zijn in Europa geen noemenswaardige ziektes en plagen bij goudsbloem gekend. Witziekte kwam in het seizoen 2014 wel voor, met hoge aantasting in augustus en vanaf eind oktober, maar dit had geen gevolg voor de kwaliteit van de bloem. Waarschijnlijk heeft dit wel zijn negatief effect op bloemopbrengst.
4. OOGST EN BEWARING In 2014 werd er handmatig geplukt, waarbij per persoon ongeveer 30 m² per uur kon worden geoogst. Om te kunnen concurreren met bloemen uit Egypte of andere lageloonlanden is een vermindering van de arbeidskost vereist. Daarom wordt de komende jaren ingezet op de ontwikkeling van een oogstmachine en het oplossen van het droogvraagstuk. Om de landbouwer een rendabele teelt van goudsbloem aan te bieden, is de mechanische optimalisatie van oogst en bewaring noodzakelijk. Handmatige pluk van goudsbloem is niet concurrentieel, waardoor doorgedreven mechanisatie een must is. In 2015 wordt er samengewerkt met ILVO om een bestaande prototype kamilleoogster om te vormen tot een goudsbloemoogstmachine. Het huidige droogproces kent twee belangrijke obstakels: a) het drogen van de goudsbloem gaat langzaam en b) de oppervlakte die nodig is om de bloemen niet dekkend te drogen is groot. Een gestapelde structuur van droogbedden is een mogelijkheid om het oppervlak te beperken, al vereist dit systeem veel arbeid. Voor het droogproces worden de komende jaren meerdere opties bekeken (gekoppeld aan oogstmachine, drogen in silo met tegenstroom, drogen op verwarmde transportband… ).
34
5. GEBRUIK EN AFZET De goudsbloem kent een dubbele toepassingsmogelijkheid: namelijk de olie uit de bloem en de olie uit het zaad. Door de beide valorisatiewegen te combineren, kan de rendabiliteit van de oogst worden verhoogd.
Bloemolie Uit de bloemhoofdjes wordt een etherische olie geëxtraheerd (superkritische CO2-extractie). Deze olie wordt als grondstof benut voor de cosmetica omwille van zijn wondsamentrekkende, huidherstellende en desinfecterende eigenschappen. Voor de afzet is het een meerwaarde als de bloemen biologisch worden geteeld.
Zaadolie Voor de zaadolie is er nog geen concrete toepassing. In de jaren 2000 werd in Nederland een toepassing als verfverdunner ontwikkeld (olie uit hexaanextractie). Door het achterwege blijven van een nieuwe Europese wetgeving rond natuurlijke verfverdunners, bleek deze verfverdunner op basis van goudsbloem niet concurrentieel. Uit testen met zaadolie na superkritische extractie blijkt dat de olie interessante voedingstoepassingsmogelijkheden heeft. De olie kent aanwendingsmogelijkheden bij boter- en margarinefabrikanten, omwille van zijn stolpuntverlagende werking, de natuurlijke kleurstof (helder warmgele olie zonder E-nummer) en omega-3-vetzuren.
35
PROVINCIAAL AGRARISCH CENTRUM BLAUWE STAP
PAC