Minorhandleiding Minor Mediapedagogiek 2011-2012
Hester Viëtor
Syllabus Leerjaar
Voltijd en Deeltijd Jaar 3 Oktober 2011
Voorwoord Deze minorhandleiding bevat de basisinformatie over de minor Mediapedagogiek die in het studiejaar 2011-2012 wordt aangeboden vanuit de Pabo, Windesheim Flevoland. De Minor Mediapedagogiek is een nieuwe minor die dit jaar voor het eerst aangeboden wordt. Jullie hebben hoogstwaarschijnlijk deze minor gekozen vanuit belangstelling en nieuwsgierigheid naar het thema. Wij hebben, mede vanuit betrokkenheid en enthousiasme, een interessant samenhangend geheel ontwikkeld, waarvan we hopen dat dit gehele aanbod aansluit bij jullie verwachtingen. Mede daarom willen we de minor gaande weg en na afloop graag met jullie evalueren, zodat de minor volgend jaar een verbeterslag kan slaan. Onze uitdaging is om met elkaar het onderwijs van deze minor te gaan beleven…
‘Beleven is ontwikkeling’
Op WISE is vanaf november 2011 meer aanvullende informatie te vinden over de minor. Hier zul je tevens de groepsindeling en roosters op terug kunnen vinden.
Inhoudsopgave 1.
Kader Minor Mediapedagogiek 1.1 Algemene beschrijving 1.2 Competenties 1.3 Overzicht onderwijseenheden
2. Comakership Mediapedagogiek 2.1 2.2 2.3 2.4
Studieopbouw Entreevoorwaarden Afronding minor Integrale leerlijn
3. Tijdspad 3.1 Verantwoording van de studielast 3.2 Globaal onderwijsrooster 2011-2012
4.
Kindontwikkeling & Mediapedagogiek 4.1 4.2 4.3 4.4
5.
Massaal Mediawijzer 5.1 5.2 5.3 5.4
6.
Inleiding Leerdoelen Toetsing Overzicht Collegelijn
Actief met Sociale Media 7.1 7.2 7.3 7.4
8.
Inleiding Leerdoelen Toetsing Overzicht Bijeenkomsten
Maatschappelijk Mediabewust 6.1 6.2 6.3 6.4
7.
Inleiding Leerdoelen Toetsing Overzicht Collegelijn
Inleiding Leerdoelen Toetsing Overzicht Bijeenkomsten
Literatuurlijst
pag. pag. pag. pag.
3 3 4 7
pag. pag. pag. pag. pag.
9 9 10 10 11
pag. pag. pag.
15 15 17
pag. pag. pag. pag. pag.
18 18 18 18 19
pag. pag. pag. pag. pag.
21 21 21 21 21
pag. pag. pag. pag. pag.
22 22 22 22 23
pag. pag. pag. pag. pag.
26 26 26 26 27
pag.
28
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Toelichting E-Portfolio Beoordeling Plan van Aanpak voor Comakership Beoordelingsformulier Plan van Aanpak voor Comakership De tien basisvoorwaarden voor de Comakership en het E-Portfolio Beoordelingsadvies Comakership door Opdrachtgever Aandachtspunten voor het Assessmentgesprek
De bijlagen zijn tevens in Words te vinden op WISE, onder de Course ‘Comakership Mediapedagogiek’.
2
1
Kader Minor Mediapedagogiek ‘Mediawijsheid is de kennis, houding en vaardigheden om op technisch bekwame, creatieve, analytische en reflectieve wijze met media om te gaan, voor het eigen welzijn en de persoonlijke
ontwikkeling die nodig zijn om te kunnen functioneren als volwaardig democratisch burger van de 21
ste
eeuw.’ (Raad van Cultuur, 2005)
1.1
Algemene beschrijving
In deze minor staan de onderwerpen Mediaopvoeding, Media-educatie en Mediawijsheid centraal. Drie thema‟s die met elkaar in verband staan. Virtuele media is niet meer weg te denken uit onze maatschappij en is tevens de toekomst. Internet, tv en andere nieuwe media spelen een steeds belangrijkere rol in de ontwikkeling van kinderen en jongeren. De kennis en ervaring op dit gebied bij opvoeders en leerkrachten zijn belangrijk voor het kunnen begrijpen en bewust om te kunnen gaan met deze media.
Mediaopvoeding is geen overbodige luxe. De meeste kinderen besteden veel tijd aan tv-kijken, surfen of msn‟en op internet, sms‟en met hun mobieltje en het spelen van computerspelletjes. Doorgaans zijn dit zorgeloze vormen van vermaak of nuttige manieren om kennis te verzamelen en uit te wisselen, maar bij overmatig of verkeerd gebruik bestaan er diverse risico‟s (Nikken, 2010). Cyberpesten, gameverslaving en grensoverschrijdend gedrag met betrekking tot nieuwe media zijn actuele thema‟s die voorkomen onder jeugdigen. Uit het Europees onderzoek „Risks and safety on the internet‟ (EU Kids Online, 2011) blijkt dat Nederlandse kinderen elkaar minder over veilig internetgebruik adviseren dan andere kinderen in Europa. Van de Nederlandse kinderen kreeg 17% van vrienden advies over internetgebruik, tegenover 44% van hun Europese leeftijdsgenoten. Ook de mate van advies over veilig internetgebruik van volwassenen blijft in Nederland achter. Hoe speel je hier als leerkracht/school/opvoeder op in? Hoe kun je hier een bijdrage aan leveren?
Media-educatie betekent onder andere leren over media door die media te gebruiken, ook binnen het onderwijs. Het leren omgaan met media. De ontwikkelingen op het gebied van ICT gaan snel en speelt een steeds belangrijkere rol in ons leven. Kinderen gebruiken vaak en veel ict-toepassingen en nemen daar een actieve, vaak producerende rol in aan. Er wordt dan ook wel gesproken over de „mediaprosument‟. Onderwijsvormen met moderne media die een hogere betrokkenheid van leerlingen bij het leerproces teweeg kunnen brengen, bieden kansen voor het onderwijs. Hoe zet jij moderne media in binnen jouw onderwijs? Hoe leer jij kinderen en ouders mediabewuster te worden?
Mediawijsheid is nauw gerelateerd aan burgerschapsvorming. Het mediagebruik van jonge mensen is vooral mediagedrag: ze doen volop mee, brengen dan ook veel vaker dan hun opvoeders en leraren iets teweeg. Het mediagebruik van kinderen en jongeren is in feite al volop actief op het gebied van democratie, participatie en identiteit (de drie pijlers van burgerschapsvorming). Het web is een
3
platform dat volop wordt ingezet om te participeren: iedereen kan zich aansluiten bij sociale netwerken en zijn stem laten horen. De gebruikers bepalen gezamenlijk welke feiten, meningen, foto‟s, filmpjes, bronnen, etc. het meest waardevol zijn. Tevens is het in essentie een democratisch medium, het draait om „wisdom of the crowds‟ (Zwanenberg & Pardoen, 2010). Tot slot is het internet bij uitstek een plek waar ze hun „identiteit‟ kunnen exploreren. Voor het ontwikkelen van een eigen identiteit is het nodig dat je kritisch nadenkt over je eigen persoon, je eigen gedrag en je positie ten opzichte van de omgeving. Dat doe je onder andere door naar jezelf te kijken (inclusief je eigen gedrag op internet) en ook door te kijken naar anderen, en te bedenken wat je daarvan vindt.
De noodzaak van mediawijsheid wordt steeds meer onderkend, maar er zijn nog vrijwel geen scholen met een overkoepelende visie op mediawijsheid. Laat staan een concrete vertaling daarvan naar de praktijk (Zwanenberg, 2010). Hoe wordt het mediapedagogisch beleid vormgegeven binnen scholen en jeugdinstellingen?
In deze Minor Mediapedagogiek leer je de pedagogische en didactische kracht van de nieuwe media ontdekken en benutten. Kortom, je leert hoe je virtuele media effectief kunt gebruiken en inzetten binnen het onderwijs in relatie tot de opvoeding en ontwikkelingspsychologie.
3.2
Competenties
De Pabo richt zich op de landelijke competenties leraar basisonderwijs (SBL). Daarnaast conformeert de opleiding zich als hogere beroepsopleiding aan het realiseren van de HBO-kernkwalificaties en de Dublin-descriptoren (zie studiegids voor een uitwerking hiervan). In onderstaand schema zijn deze drie aspecten met elkaar verweven in geformuleerde indicatoren. Je ziet de SBL-competenties met geformuleerde indicatoren, gericht op het thema van de minor Mediapedagogiek. De indicatoren dienen als leidraad om te bepalen of je de competenties in relatie tot het thema van de minor beheerst. Dit gebeurt in een assessmentgesprek. Het is mogelijk dat je zelf de lijst van indicatoren aanvult of concretiseert vanuit de eigen externe opdracht. De indicatoren dienen als leidraad, niet als keurslijf.
Competentie
Indicatoren specifiek voor deze minor
1. Interpersoonlijk competent
Interpersoonlijk competent
Als leerkracht PO zorg je ervoor er in jouw groep
Is in staat om communicatieniveau aan te
een prettig leef- en werkklimaat heerst. Hij schept
passen aan de doelgroep waarmee wordt
een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt
gewerkt.
een open communicatie tot stand. Hij bevordert
Is zich bewust van eigen houding en gedrag en
de zelfstandigheid van kinderen en zoekt in zijn
van de invloed daarvan op de doelgroep.
interactie met een goede balans tussen: leiden en
Heeft een proactieve houding.
begeleiden, sturen en volgen, confronteren en
Peilt behoeften van individuen, groepen en hun
verzoenen, corrigeren en stimuleren.
omgeving. Analyseert
de
wisselwerking
tussen
een
4
individu/ specifieke groep en leefomgeving/ maatschappij. 2. Pedagogisch competent Als
leerkracht
PO
heb
Pedagogisch competent je
voldoende
Communiceert
met
leerkrachten/opvoeders
pedagogische kennis en vaardigheid om een
over
veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin
pedagogische
kinderen
waarden en didactiek op de ontwikkeling van
zich
kunnen
ontwikkelen
tot
een
de
invloed
van
de
een
visie/theorie,
bepaalde
normen
en
zelfstandig en verantwoordelijk persoon. Voor
kinderen.
een hele klas of groep, maar ook voor een
Bewijst dat hij de doelgroep (opvoeders,
individuele leerling. Hij bevordert de sociaal-
leerkrachten,
emotionele en morele ontwikkeling van kinderen.
ondersteunen en trainen in het vergroten op het
kinderen)
gebied
van
kan
motiveren,
Mediawijsheid
en
Mediapedagogische kennis. Is in staat om activiteiten te ontwerpen die bijdragen
aan
de
ontwikkeling
van
mediawijsheid bij kinderen, passend bij hun ontwikkelingsfase en onderbouwt dit vanuit de theorie. Vertaalt doelen naar handelingsniveau. 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent
Vakinhoudelijk en didactisch competent
Een leerkracht PO is in staat een krachtig
Past
leerontwerp in zijn groep en zijn lessen te
Mediapedagogiek, Mediawijsheid en Media-
ontwerpen. Hij stemt de leerinhouden en ook zijn
educatie toe in de praktijk waarbij wordt
doen en laten af op de kinderen en houdt
aangesloten bij de belevingswereld van de
rekening met individuele verschillen qua tempo,
doelgroep.
niveau, belangstelling en leerstijl. Hij motiveert de
Beschrijft
kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er
Mediapedagogiek, Mediawijsheid en Media-
het beste van te maken en helpt hen om ze met
educatie.
succes af te ronden. Hij leert de kinderen leren,
Doet
ook van en met elkaar, om daarmee onder
ontwikkelingen in en effecten van beroeps-
andere hun zelfstandigheid te bevorderen.
praktijken met betrekking tot de minor en
kennis
en
vaardigheden
actuele
omtrent
ontwikkelingen
systematisch
rondom
onderzoek
naar
vertaalt de resultaten daarvan naar innovatief beleid. Beargumenteert op basis van theorie waarom een bepaalde aanpak/manier van begeleiden het
best
past
in
gegeven
onderwijs/
opvoedingssituaties. Maakt
gebruik
van
recente
internationale
wetenschappelijke literatuur. 4. Organisatorisch competent
Organisatorisch competent
5
Een leerkracht PO hanteert op een consequente
Kan vanuit de werkcontext mogelijkheden en
manier concrete, functionele en door de kinderen
grenzen bepalen met betrekking tot „nieuwe
gedragen procedures en afspraken. Hij gebruikt
media‟.
organisatievormen, leermiddelen en leermateriaal
Werkt planmatig en vraaggericht.
die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen.
Maakt gebruik van „nieuwe media‟ in het
Hij houdt een planning aan die bij de kinderen
onderwijs en of de opvoeding bij het behalen
bekend is en gaat adequaat om met tijd.
van vooraf gestelde (leer)doelen.
5.
Competent
in
het
samenwerken
met
Competent in het samenwerken met collega’s
collega’s
Levert een kwalitatieve bijdrage aan het
Een leerkracht PO levert zijn bijdrage aan een
instellingsbeleid.
goed pedagogisch en vakinhoudelijk & didactisch
Werkt samen met collega‟s en relevante
klimaat op zijn school, aan goede onderlinge
instanties.
samenwerking
Vertaalt
en
aan
een
goede
school-
maatschappelijke
trends
en
organisatie. Hij communiceert en werkt goed
ontwikkelingen op het gebied van „media-
samen met collega‟s. Hij levert een constructieve
pedagogiek, mediawijsheid en nieuwe media‟
bijdrage aan vergaderingen en andere vormen
in operationeel beleid.
van schooloverleg en aan de werkzaamheden die
Stemt af en overlegt over (rol)verwachtingen
moeten worden uitgevoerd om de school goed te
en (rol)opvattingen.
laten functioneren. Hij levert een bijdrage aan de
Is in staat om feedback te ontvangen en te
ontwikkeling en verbetering van zijn school.
geven.
6. Competent in het samenwerken met de
Competent in het samenwerken met de
omgeving
omgeving
Een leerkracht PO levert in het belang van de
Werkt ten behoeve van de doelgroep vanuit het
kinderen
beleidskader van de organisatie.
zijn
bijdrage
aan
een
goede
samenwerking met mensen en instellingen in de
Profileert
omgeving van de school. Hij geeft op een
organisatie t.o.v. relevante anderen.
professionele manier aan ouders en andere
Stimuleert en ontwikkelt interne en externe
belanghebbenden informatie over de kinderen hij
samenwerking.
gebruikt de informatie die hij van hen krijgt. Hij
Treedt initiatiefrijk op bij beleidsontwikkelingen.
neemt op een constructieve manier deel aan
Verwerkt in zijn handelen en visie het belang
verschillende vormen van overleg met mensen en
van
instellingen buiten de school.
opvoeding.
7. Competent in reflectie en ontwikkeling
en
positioneert
samenwerking
zichzelf
tussen
en
onderwijs
de
en
Competent in reflectie en ontwikkeling
Een leerkracht PO denkt regelmatig na over zijn
Benoemt eigen competenties, kwaliteiten en
beroepsopvattingen
aandachtspunten.
en
zijn
professionele
bekwaamheid. Hij streeft ernaar zijn beroeps-
Benut kansen die het onderwijs en de instelling
uitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren.
bieden voor eigen ontwikkeling.
Hij weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn
Reflecteert kritisch op eigen leerproces.
6
leraarschap en van welke waarden, normen en
Reflecteert op de ontwikkeling van zijn eigen
onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. Hij heeft
rol als „Mediapedagoog‟.
een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn
Verwoordt een eigen visie op het leraarschap
sterke en zwakke kanten. Hij werkt op een
in relatie tot de Minor Mediapedagogiek, op
planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling.
basis van relevante sociaal-maatschappelijke,
Hij stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid
wetenschappelijke en/of ethische aspecten.
van zijn school en benut de kansen die de school
Kan in opvoedingssituaties culturele factoren,
biedt om zich verder te ontwikkelen.
normen en waarden, van zichzelf en anderen die meespelen bij opvoeding en onderwijs, herkennen en benoemen. Geeft op basis van theorie en Comakership gefundeerde aanbevelingen over de verdere ontwikkeling van Mediawijsheid en Mediaopvoeding.
3.3
Overzicht Onderwijseenheden
Het totale minorprogramma omvat 30 ECTS, dit komt overeen met 840 studiebelastinguren. Deze zijn als volgt verdeeld: een Comakership (praktijkopdracht/project) vanuit een organisatie met bijbehorende literatuurstudie (16 EC = 448 uur) en overige onderwijseenheden (samen 14 EC = 392 uur). Hieronder volgt een kort overzicht van de verschillende onderwijseenheden. In de hoofdstukken die hierop volgen worden de verschillende onderwijseenheden verder uitgewerkt in leerdoelen, toetsing en onderwijsinhoudelijke opzet.
Semester 2: Titel Onderwijseenheid:
Aant. ECTS:
Leerlijn:
Periode:
Kindontwikkeling & Mediapedagogiek
4 ECTS
Body of Knowledge
3
Massaal Mediawijzer
3 ECTS
Ondersteunend
3
Maatschappelijk Mediabewust
4 ECTS
Body of Knowledge & Skills
3
Actief met Sociale Media
3 ECTS
Body of Knowledge & Skills
3
Comakership Mediapedagogiek
16 ECTS
Praktijk/Onderzoek/Begeleiding 3 & 4
Totaal aantal ECTS
30 ECTS
De praktijk-, onderzoeks- en studentbegeleidingsleerlijn zijn met elkaar verweven in de Comakership die je uitvoert voor de instelling, deze wordt ook wel de integrale leerlijn genoemd. Het is afhankelijk van de aard van de opdracht hoeveel tijd je daadwerkelijk aanwezig bent in de instelling. Hier maak je met jouw instelling van te voren duidelijke afspraken over.
Ter ondersteuning in jouw Comakership worden de volgende bijeenkomsten aangeboden, verspreid over periode 3 en 4:
7
3 Colleges Onderzoek 7 Bijeenkomsten voor Minorbegeleiding met jouw minorbegeleider.
Er zal een bijeenkomst worden georganiseerd waarin de studenten aan elkaar de uitkomsten van de uitgevoerde Comakerships presenteren. Hier zullen uiteraard ook een aantal docenten bij aanwezig zijn. Tot slot heb je eind periode 4 jouw assessmentgesprek met twee assessoren en jouw eindpresentatie bij de instelling waar je jouw Comakership (praktijkopdracht/project) voor hebt uitgevoerd.
8
2.
Comakership Mediapedagogiek
2.1
Studieopbouw
In dit minorprogramma van een half jaar laat je zien dat je je ontwikkelt tot het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar met een specifieke deskundigheid.
Startdata en bijeenkomsten In de eerste week van februari (week 5) start het minorenprogramma. In de minor zijn de verschillende leerlijnen te herkennen: praktijk-, onderzoeks-, en studentbegeleidingsleerlijn (integrale leerlijn, begeleidingsbijeenkomsten), body of knowledge (interactieve colleges), de body of skills en ondersteunende (trainingen). In de derde periode volg je de meeste bijeenkomsten. Deze zullen gepland worden op twee dagen (dinsdagen en donderdagen), zodat er voldoende tijd overblijft om te werken aan jouw Comakership (praktijkopdracht met bijbehorende literatuurstudie). Deze derde periode met aangeboden onderwijseenheden wordt afgesloten met „toetsen‟. De vorm van toetsing verschilt per onderwijseenheid. In de vierde periode zijn er een aantal integrale begeleidingsbijeenkomsten en is er ruimte voor individuele begeleiding. De overige tijd wordt besteed aan het werken aan jouw Comakership (minoropdracht), bijbehorende literatuurstudie en het creëren samenstellen van het portfolio ter voorbereiding van het afsluitende assessment (eind periode 4).
Colleges onderzoek doen Je krijgt aan het begin van het semester een tweetal colleges aangeboden over „onderzoek doen‟. Op deze manier krijg je de basisinformatie over het opzetten van een onderzoek (onderzoeksplan) en het doen van onderzoek. Vervolgens zal er aan het begin van de vierde periode nog een college „onderzoek doen‟ worden gegeven, waar nog verder wordt ingegaan op het verwerken van onderzoeksgegevens en het schrijven van een conclusie. De inhoud van de colleges „onderzoek doen‟ zullen deels een opfrissing zijn en vervolgens aansluiten op het onderwijs dat in eerdere jaren is aangeboden op het gebied van „onderzoek doen‟. Tevens heb je gedurende het gehele semester een minorbegeleider die jou begeleidt bij jouw minortraject.
Doelen Comakership Mediapedagogiek Je kunt een onderzoeksplan schrijven. Je bent in staat om informatie uit bronnen te integreren in jouw eigen onderzoek. Je bent in staat verschillende kennisdomeinen te gebruiken en met elkaar in verband te brengen. Je kunt nieuwe wetenschappelijke inzichten bruikbaar maken voor eigen beroepsmatig handelen. Je kunt vanuit een instelling (de opdrachtgever) een onderzoek uitvoeren. Je kunt gemaakte keuzes onderbouwen vanuit literatuur- en praktijkonderzoek.
9
Je bent in staat om aan de hand van een portfolio een duidelijk beeld te geven van het door de jouw behaalde niveau met betrekking tot het thema van de minor.
Toetsing Het totale minorprogramma (minorproject, zie tevens bijlage 4) wordt getoetst met een assessmentgesprek, waarin je met behulp van bewijsmaterialen moet aantonen dat je bekwaam bent in het thema van de minor (zie hoofdstuk 4). Voorafgaand aan het assessment wordt van de opdrachtgever verwacht dat hij/zij een beoordelingsadvies geeft (zie 2.3 en bijlage 5). Dit wordt meegewogen in het uiteindelijke assessment.
2.2
Entreevoorwaarden
Een minor is een intensief volwaardig programma, dat weinig ruimte open laat voor het bijwerken van studieachterstand. Je kunt deelnemen aan de minor als je stage van leerjaar 3 met een voldoende is afgerond. Tevens is het belangrijk dat je geen vakken meer open hebt staan van jaar 2. Dit alles is van belang om studievertraging in jaar drie en vier te voorkomen.
Veronderstelde voorkennis In deze minor wordt voortgebouwd op zowel pedagogische, psychologische als didactische voorkennis van het majorprogramma van de Pabo en de opleiding Pedagogiek (leerjaar 1 t/m 3).
2.3
Afronding minor
Assessment De toetsing van het totale minorprogramma vindt plaats in de vorm van een Assessmentgesprek met twee assessoren. De eerste assessor is jouw minorbegeleider en de tweede assessor is een (minor)docent. In het assessment licht je toe, aan de hand van bewijsstukken in je portfolio en je product, waarom je vindt dat je de gevraagde competenties van deze minor beheerst. Het assessment heeft de vorm van een criteriumgericht interview (zie bijlage 6). De competenties en de beschreven indicatoren van de minor zijn een leidraad voor beoordeling.
Voorafgaand aan het gesprek lever je bij jouw minorbegeider en tweede assessor in tweevoud (want er zijn 2 assessoren) een product en een E-portfolio in dat allerlei soorten bewijsmateriaal bevat, gerelateerd aan de competenties. In jouw E-portfolio zitten een aantal onderdelen die verplicht zijn en voor iedereen gelden. Wanneer een van deze onderdelen ontbreekt, dan vindt er geen assessment plaats.
Verplichte onderdelen: Het goedgekeurde plan van aanpak/onderzoeksplan m.b.t. de externe opdracht; Het beoordelingsadvies van de opdrachtgever (zie bijlage 5); Jouw cijferlijst met de behaalde resultaten tot op heden;
10
Het eindproduct in het kader van de externe opdracht met theoretische onderbouwing; Procesverslag over jouw ontwikkeling; Jouw visie als beginnend leerkracht/pedagoog mbt miediapedagogiek; Tevens voldoet jouw Comakership aan de tien basisvoorwaarden (zie bijlage 4).
Verder bevat jouw E-portfolio bewijsstukken waarmee je aantoont dat je de gevraagde competenties beheerst. Een paar tips voor het inrichten van je portfolio: 1.
Zorg voor een duidelijke structuur/inhoudsopgave.
2.
Orden je bewijzen per competentie (gebruik eventueel Bijlage 1)
3.
Licht jouw verzamelde bewijsmaterialen toe met behulp van Bijlage 1.
4.
Als een bewijsstuk bij meerdere competenties relevant is, geef dat dan door heldere verwijzingen aan.
5.
Maak je portfolio persoonlijk en zorg ervoor dat je hiermee laat zien wat jij in huis hebt.
6.
Gebruik je creativiteit!
Mogelijke bewijsmaterialen zijn bijvoorbeeld: a.
Producten in het kader van je opdracht;
b.
Beeldmateriaal van bijeenkomsten;
c.
Verslagen van bijeenkomsten/presentaties;
d.
Feedback van medewerkers van de instelling (denk aan 360° graden feedback);
e.
Feedback van docenten en/of medestudenten (denk aan 360° graden feedback);
f.
Reflectie op de verrichte activiteiten en resultaten;
g.
Reflectie op het geleerde tijdens trainingen en colleges;
h.
Gemaakte opdrachten voor training, body of knowledge leerlijn, cursussen;
i.
Diploma‟s/certificaten en CV.
Zie Bijlage 1 voor meer inspiratie en achtergrondinformatie over het E-portfolio.
Herkansing Als het assessmentgesprek onvoldoende is, moet je dit herkansen. De manieren om te herkansen zijn afhankelijk van de kwaliteit van je gesprek en/of je portfolio. Het kan zijn dat je het assessmentgesprek over moet doen, of dat je het digitaal portfolio op een aantal zaken moet aanvullen of een combinatie hiervan. De assessoren bepalen dit in hun beoordeling direct na het gesprek.
2.4
Integrale leerlijn (praktijk-, onderzoeks- en begeleidingsleerlijn)
Beschrijving van de activiteiten in de integrale leerlijn (16 EC =448 uur): Het voorbereiden en uitvoeren van de opdracht (Comakership) voor een instelling in het werkveld is de kern van de integrale leerlijn. Je wordt hierin ondersteund door groepsbijeenkomsten en individuele
11
begeleiding. Er zijn zes bijeenkomsten verspreid over twee periodes. Deze bijeenkomsten plan je samen met jouw minorbegeleider en medestudenten. In deze zes bijeenkomsten wordt je in de groep begeleid bij het uitvoeren van de externe opdracht. Hiernaast is het mogelijk om in overleg met de begeleidende docent een deel van de bijeenkomsten in te vullen met overige relevante onderwerpen. Die kunnen door de docent of door één of meerdere groepsleden worden voorbereid. Je hebt tevens recht op 2 uur individuele feedback en/of begeleiding door de begeleidende docent in deze integrale leerlijn. Bijeenkomst
korte omschrijving
1
Kennismaking, korte presentatie projecten (Comakerships) en evt. inschrijving hierop. Start Plan van Aanpak/Onderzoeksplan.
2
Concept Plan van Aanpak/Onderzoeksplan bespreken Feedback geven aan medestudenten op Plan van Aanpak (onderzoekplan)
3
Presenteren Plan van Aanpak. Inleveren Plan van Aanpak bij docent (met akkoord opdrachtgever).
4
Uitwisseling stand van zaken. Begeleiding en bespreking a.d.h.v. ingebrachte thema‟s en wensen.
5
Uitwisseling stand van zaken. Bespreken behaalde resultaten tot zover. Begeleiding en bespreking a.d.h.v. ingebrachte thema‟s en wensen, bijvoorbeeld het beschrijven van jouw visie als „beginnend leerkracht‟. Voorbespreking inhoud E-Portfolio.
6
Uitwisseling stand van zaken. Begeleiding en bespreking a.d.h.v. ingebrachte thema‟s en wensen. Assessmentgesprek oefenen en feedback geven op elkaars E-Portfolio.
Fasering en leercyclus Tijdens de minor ben je bezig met een omvangrijke taak. Dit betekent dat je structuur moet aanbrengen. De leercyclus kan hierin behulpzaam zijn. Na een globale omschrijving van de fasen van de leercyclus volgt in het rooster een tijdpad dat hierop is gebaseerd. Een belangrijke tip: houd gedurende alle fasen een logboek bij. Op basis hiervan is het aan het eind van het semester gemakkelijk om te reflecteren op jouw persoonlijke leerdoelen en jouw ontwikkeling per competentie. Ook het schrijven van een procesverslag gaat je dan gemakkelijker af.
12
Voorbereidingsfase: Verwerven (of kiezen uit het aanbod) van een externe opdracht In deze fase oriënteer je je binnen het werkveld naar een interessant vraagstuk/projectopdracht die past bij het thema van de minor. Ook zal de opleiding zorgen voor een aanbod van passende projectopdrachten (Comakerships) waar je uit kunt kiezen. Wanneer je niet afhankelijk wilt zijn van aan het aanbod vanuit de opleiding ben je in de gelegenheid om zelf een interessante minoropdracht te verwerven. De activiteiten die hierbij aansluiten bij het verwerven van een externe opdracht en vooraf gaan aan de start van de minor, zijn: Contact leggen met een instelling in het werkveld en een opdracht verwerven Aanmelden van de opdracht via het aanmeldingsformulier voor praktijkopdracht (zie WISE) Het verkrijgen van goedkeuring van de opleiding voor deze globaal beschreven praktijkopdracht.
Fase 1 Oriënteren Na de start van de minor volgen activiteiten in de oriëntatiefase: Het verhelderen van de externe opdracht. Het concreet formuleren van de producten en resultaten die de opdrachtgever van je verwacht: dat wat je aan het eind wilt laten zien (een product of een actie). Het vertalen van de externe opdracht naar de bij de minor behorende competenties (bepaal welke relatie de opdracht heeft met de competenties en bijbehorende indicatoren, denk na over bewijzen die je gaat verzamelen, formuleer evt. aanvullende indicatoren). Bijlage 1 (structuur E-Portfolio) is daarvoor een hulpmiddel.
Fase 2 Plannen In de planningsfase werk je de volgende zaken uit: Maak een concreet plan van aanpak/onderzoeksplan (in bijlage 2 vind hier richtlijnen voor). Beschrijf in het plan van aanpak de werkzaamheden die je moet uitvoeren om deze opdracht te volbrengen. Voorbeelden van werkzaamheden:
Vergaderingen op locatie en bijeenkomsten met de lesgroep;
Onderzoeksactiviteiten;
Literatuurstudie (specifiek behorend bij jouw opdracht, naast de literatuur van de aangeboden onderwijseenheden);
Individuele feedback/begeleiding
Maak een passende tijdsplanning. de
Het plan van aanpak/onderzoeksplan moet in de 4
lesweek, voorzien van een
handtekening voor akkoord door de instelling, ter goedkeuring worden voorgelegd aan de begeleidende docent, voordat je het onderzoek daadwerkelijk gaat uitvoeren.
Fase 3 Uitvoering In de uitvoeringsfase voer je het plan uit.
13
Controleer iedere week, ook als voorbereiding op de bijeenkomsten, of je de planning haalt. Reflecteer op de behaalde resultaten of op het uitblijven daarvan. Denk bij sterke afwijkingen na over de vraag of je zelf een oplossing zoekt of dat je docenten en/of groepsgenoten en/of de begeleider op de werkplek inschakelt om mee te denken. Kijk iedere week vooruit door te beschrijven welke activiteiten je gaat ondernemen. Vragen die je jezelf hierbij kunt stellen: Welke voortgang wil ik maken met de externe opdracht? Welke kennis wil ik verzamelen (ofwel uit de kennislijn ofwel uit literatuur of uit bronnen die relevant zijn in verband met de opdracht of de opdrachtgever)? Hoe kan ik de kennis koppelen aan de opdracht? Welke docenten wil ik consulteren? Welke activiteiten ga ik deze week verrichten? Wat ga ik deze week beschrijven?
Fase 4 Toetsing externe opdracht Jij bent er zelf verantwoordelijk voor dat de opdrachtgever voldoende tijd heeft om aan het eind van het minorprogramma een beoordelingsadvies te geven over de kwaliteit van uitvoering van de praktijkopdracht. Bijlage 5 is daar een hulpmiddel voor. Het beoordelingsadvies van de opdrachtgever wordt meegewogen in het assessment.
14
3. 3.1
Tijdspad Verantwoording van de studielast
De body of knowledge & skills omvatten samen 14 EC‟S. Dit komt neer op 392 studiebelastinguren. Door middel van trainingsbijeenkomsten, interactieve hoorcolleges, zelfstudie, toetsing, oefenen, uitvoeren van opdrachten, presentaties en verslaglegging worden deze uren behaald. De integrale leerlijn beslaat 16 EC‟S. Dit komt neer op 448 studiebelastinguren. Hierin wordt een zelfstandige studiehouding verwacht. Voor het grootste gedeelte besteed je tijd aan het uitvoeren van jouw praktijkopdracht. Daarnaast zal er voor het goed kunnen uitvoeren van jouw praktijkopdracht de nodige verdieping in de desbetreffende literatuur gedaan moeten worden. In jouw procesverslag en EPortfolio geef je aan welke literatuur en overige bronnen jij hebt gelezen en geraadpleegd voor jouw opdracht. Voor zelfstudie geldt de norm: 6 pagina‟s literatuur per uur. Hieronder staat een globale richtlijn van de studiebelastinguren per onderdeel. Dit is een leidraad voor het bijhouden van de besteedde studiebelasting en zal tevens een onderdeel zijn van jouw procesverslag, waarin je aangeeft hoe het minorproject is verlopen. Verder kun je hier je eigen invulling aangeven.
Integrale leerlijn: Comakership, Praktijkleerlijn en Studentbegeleiding (16 EC= 448 uur) 7 bijeenkomsten van 2 lesuren;
14
uur
2 uur individuele begeleiding/feedback ontvangen van docent
2
uur
goedkeuring van instelling krijgen)
40
uur
Literatuur verzamelen mbt. minoropdracht
20
uur
Literatuurstudie* gericht op minoropdracht
……… uur
Plan van aanpak maken (overleg met instelling, schrijven,
Activiteiten in de instelling gericht op voorbereiding en uitvoering van de opdracht
……… uur
Maken van het eindproduct
……… uur
Samenstellen E-Portfolio: nadenken over welke bewijsmaterialen relevant zijn
……… uur
Beslissen welke bewijsstukken er in het portfolio worden opgenomen
……… uur
Structuur van E-Portfolio maken
……… uur
Voorbereiden van assessmentgesprek
……… uur
Voeren van assessmentgesprek
2
uur
Totaal integrale leerlijn
448
uur
15
Body of Knowledge & Skills en ondersteunende leerlijn(en)), samen 14 EC= 392 uur Bijeenkomsten: Kindontwikkeling & Mediapedagogiek
6 weken x 2 uur =
12
uur
Massaal Mediawijzer
6 weken x 2 uur =
12
uur
Maatschappelijk Mediabewust
6 weken x 2 uur =
12
uur
Actief met Sociale Media
6 weken x 2 uur =
12
uur
als bewijsmateriaal in portfolio)
214
uur
Eindopdrachten & Toetsing Onderwijseenheden
….
uur
Presentaties
…..
uur
Totaal kennis- en trainingslijn(en):
392
uur
Lezen van literatuur* en maken van huiswerkopdrachten bij de bijeenkomsten (deze huiswerkopdrachten kunnen worden gebruikt
*norm voor zelfstudie is: 6 pagina’s per uur
16
3.2
Globaal onderwijsrooster 2011-2012
SEMESTER
Fasering
Geplande
2
Comakership
Bijeenkomsten
Weeknummer
Oriën- Plantatie ning
Uitv.
Toetsing
Integraal
Bijzonderheden
OnderwijsEenheden
(C,P,SB) 1
1
Periode 3&4 5 6
2*
7
3*
8
4*
9
Start onderwijs sem2
Onderzoeksplan inleveren bij docent, met akkoordverklaring instelling (zie bijlage). Onderwijsvrije week
10 11
5*
12 Toetsingsweek
13 Tentamenweek
14 15
6*
16
Trainingsdag Mediawijsheid o.v.b. Herkansingen toetsen leerlijnen van week13
17 18 19
Onderwijsvrije week 7*
20 21
23
Inleveren portfolio en product in tweevoud bij Assessoren Assessmentgesprek
24
Assessmentgesprek
22
25 26 ………… Week 35
HERKANSINGEN ASSESMENTS sem2
1
* Deze ingeplande integrale bijeenkomsten zijn een richtlijn. Je maakt samen met jouw minorbegeleider en medestudenten een precieze planning voor deze bijeenkomsten.
17
4.
Kindontwikkeling & Mediapedagogiek
Marjolein Rietveld
4.1 Inleiding De kennislijn bestaat uit een reeks van twaalf colleges waarin verschillende thema‟s worden behandeld. Naar aanleiding van een aantal van deze thema‟s die door de vakdocent worden behandeld, wordt een college aangeboden waarin een ervaringsdeskundige en/of professional vanuit de praktijk zijn/haar expertise en ervaringen overdraagt.
4.2 Leerdoelen Aan het eind van de collegelijn ‟Kindontwikkeling & Mediapedagogiek‟ heb je de volgende leerdoelen bereikt: Je hebt inzicht in de relatie tussen ontwikkelingspsychologie en de virtuele wereld van het kind. Je hebt inzicht in de rol die sociale media speelt bij vriendschapsvorming. Je hebt inzicht in (serious & casual) games en het ontstaan van gameverslaving. Je hebt inzicht in het effect van geweld in de media op de ontwikkeling van kinderen. Je hebt inzicht in de invloed van media op de seksuele opvoeding van kinderen. Je hebt kennis van diverse organisaties die zijn betrokken bij bovenstaande onderwerpen. Je bent vaardig in het gebruik van het software programma Prezi.
4.3 Toetsing De Body of Knowledge „Kindontwikkeling & Mediapedagogiek‟ wordt getoetst door middel van twee opdrachten: Het „Verslag‟ en de „Pitch‟. Hieronder worden de twee opdrachten afzonderlijk toegelicht. Opdracht 1: Het ‘Verslag’ Type verslag: Je krijgt alle vrijheid als het gaat om het type verslag. Je kan kiezen voor een onderzoeksmatige insteek, een artikel ter publicatie, een literatuuronderzoek, een beschrijving, een handleiding, een betoog of beschouwing (essay), etc. Afgezien van het betoog en de beschouwing, zijn de andere vormen objectief. Bij twijfel over de acceptatie van (de afwijkingen van) jouw verslag, neem contact op met de docent. Het verslag is individueel en is inhoudelijk een afgeleide van de onderwerpen die in de betreffende colleges aan bod zijn geweest. Let op: het onderwerp van je essay is een afgeleide van de colleges maar overlapt niet met het onderwerp van je Comakership. Dit uitgangspunt wordt gehanteerd met het doel om je zo breed mogelijk te oriënteren op het kruispunt van ontwikkelingspsychologie en media. Daarbij willen we de discussie vermijden over het „dubbel inzetten‟ van hetzelfde werk bij twee opdrachten. Als het verslag onvoldoende is, mag je niet meedoen aan het Assessment. De normering is in afgeronde cijfers, mogelijk opgehoogd met de beoordeling van de Pitch.
Procedure: Het verslag kan ingeleverd worden in week 12 of week 13. Het verslag dient te voldoen aan een aantal voorwaarden en criteria. Deze voorwaarden en criteria zijn afgestemd op de schrijfprestaties die op de pabo werden gehanteerd. Meer algemene informatie over het schrijven van
18
een verslag vind je in de Handleiding Zakelijk Schrijven. Alvorens het verslag wordt beoordeeld, wordt het verslag gecontroleerd op een aantal voorwaarden. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, wordt het verslag niet beoordeeld en ontvangt de student het verslag retour. Het verslag kan vervolgens, na verbetering, opnieuw ingeleverd worden. Dit geldt uiteraard ook voor verslagen die wel aan de voorwaarden voldoen maar niet aan de kwaliteitscriteria. Een verslag dat wordt aangeboden als herkansing (uiterlijk inleveren week 18) ontvangt een beoordeling eind periode 3.4.
Voorwaarden:
Het verslag beslaat minimaal 6 en maximaal 8 pagina‟s, vanaf de inleiding t/m conclusie.
Per pagina staan niet meer dan twee taalfouten.
Er is gebruik gemaakt van minimaal vijf inhoudelijke bronnen vanuit twee soorten bronnen.
Bronvermelding is op correcte wijze toegepast in het overzicht en de vermelding in de tekst.
Criteria:
Er wordt een relatie gelegd tussen het inhoudelijke onderwerp en de beroepsuitoefening.
Er is sprake van een analyse, vergelijking en verbinding tussen de diverse gehanteerde bronnen.
Indien een subjectief verslag: de tekst bevat bewijzen, voorbeelden en argumenten op basis waarvan de eigen mening is gevormd.
Indien een objectief verslag: de tekst bevat een zakelijke samenvatting van de veelheid aan informatie op basis waarvan een conclusie is gevormd.
Het verslag heeft een prettige lay-out, structuur en schrijfstijl waarbij de afzonderlijke onderdelen herkenbaar met elkaar samenhangen en in elkaar overlopen.
Opdracht 2: De ‘Pitch’ Een pitch is een hele korte presentatie. Als duo selecteer je een organisatie die zich bezig houdt met kinderen & media. Samen verdiep je je in de doelstellingen en activiteiten van deze organisatie en tijdens de presentatie geef je jouw publiek (medestudenten) de meest relevantie informatie. De keuze van de organisatie mag wel overlappen met de opdracht van jouw Comakership. Twee belangrijke voorwaarden: jullie Pitch duurt maximaal 5 minuten en de presentatie wordt ondersteund door het software programma Prezi. Zonder Pitch vindt er geen beoordeling van opdracht 1 plaats. De beoordeling van de Pitch kan resulteren in een verhoging van de beoordeling van het essay met geen, een halve of een hele punt.
4.4 Overzicht collegelijn Het aanbod van de 12 colleges is tweedelig. Vijf colleges worden aangeboden vanuit de opleiding waarbij het zesde college bestaat uit een pitchersessie. De tweede serie van zes colleges worden aangeboden door gastdocenten. Deze gastdocenten zijn vertegenwoordigers van instanties die werkzaam zijn “in de media”, met of voor kinderen. De keuze voor deze instanties is op basis van de onderwerpen die worden aangeboden in de vijf colleges vanuit de opleiding. De serie colleges vanuit
19
de opleiding zijn theoretisch van opzet terwijl in de gastcolleges de praktijk centraal staat. Op moment van schrijven van deze handleiding zijn vanuit deze instanties nog geen definitieve toezeggingen waardoor deze colleges niet zijn opgenomen in onderstaande lijst.
Collegeopbouw (1) De ontwikkeling van het kind en het aanbod in de virtuele media. Tijdens dit college wordt een koppeling gelegd tussen de sociaal-emotionele, cognitieve en morele ontwikkeling enerzijds en de mogelijkheden voor kinderen in de digitale media anderzijds. (2) De sociale media zoals Hyves en de betekenis daarvan in sociale relaties. Er wordt daarbij niet alleen ingegaan op relaties tussen kinderen onderling, maar ook op de relatie tussen de leerkracht/pedagoog en de kinderen en hun ouders. Naast de positieve effecten wordt ook gekeken naar de negatieve kant van sociale media zoals pesten en normoverschrijdend gedrag. Dit onderwerp wordt nadrukkelijk gekoppeld aan de praktijk van de leerkracht. (3) Casual en serious games, van lol, leereffect tot verveling en verslaving. Tijdens het college verdiepen we ons eerst in het noodzakelijk jargon en technische mogelijkheden en ontwikkelingen binnen games. Na deze basiskennis kijken we kritisch naar de bestaande spellen. De voor- en nadelen van het spelen van (veel) games is de rode lijn in dit college. (4) De confrontatie met en gevolgen van geweld in de media. De invloed van het kijken naar geweld („modeling‟) wordt sinds het einde van de jaren ‟70 veelvuldig onderzocht. Dit college is vooral een verslag van het vele wetenschappelijk onderzoek dat zich op dit terrein heeft verzameld. (5) Seksualiteit en de media. Kinderen worden overspoeld met seksueel getinte informatie en beeld via alle kanalen van de digitale media. In het college wordt behandeld op welke wijze dat gebeurt en welke impact dit heeft op kinderen. (6) Pitchersessie: 5 minuten presentatie per duo, 5 minuten vragen/feedback/beoordeling per duo.
Bijbehorende literatuur Pijpers, R. & Haan, J. de (2010). Contact! Kinderen en nieuwe media. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Hoofdstuk(en) uit: Nikken, P. (2007). Mediageweld en kinderen. Amsterdam: Uitgeverij SWP Verschillende artikelen (welke zullen worden aangedragen door de docent). Handleiding Zakelijk Schrijven, Pabo
20
5.
Massaal Mediawijzer
Rob Megens
5.1 Inleiding ‘Mediawijsheid is alle kennis en vaardigheden en de mentaliteit die mensen nodig hebben om bewust, kritisch en actief mee te doen in de wereld van vandaag en morgen, waarin media een bepalende hoofdrol spelen.’ (Bron: Raad voor Cultuur) De kennislijn bestaat uit een reeks van zes colleges waarin verschillende praktische thema‟s worden behandeld. Een aantal colleges worden gegeven door externe professionals.
5.2 Leerdoelen Aan het eind van de collegelijn „Massaal Mediawijzer‟ heb je de volgende leerdoelen bereikt: Inzicht in nieuwe media in de dagelijkse onderwijspraktijk en hoe deze te gebruiken en toe te passen. Je weet gebruik te maken van creatieve diverse nieuwe media in je dagelijkse praktijk. Inzicht in de gevaren en mogelijkheden waaraan wijzelf en onze kinderen dagelijks bloot staan met betrekking tot „de digitale wereld‟. Inzicht in de verschillende organisaties die zich bezig houden met het verspreiden van informatie over nieuwe media en ICT en wat zij hiermee beogen. Je bent in staat om een opdracht te maken met behulp van nieuwe media. Je kent de gevaren en mogelijkheden van de verschillende sociale mediasites.
5.3 Toetsing Bij elk college wordt een praktische opdracht verstrekt waaraan de student alleen of in tweetallen werkt. Alle opdrachten dienen voldoende te worden afgerond.
5.4 Overzicht bijeenkomsten Het aanbod van de zes colleges bestaat uit een aantal praktische (werk)colleges, gericht op het vergaren van kennis rondom nieuwe media in de dagelijkse onderwijspraktijk. 1.
Mediasmarties – College wordt gegeven door externe docent
2.
Mijn kind online – Handboek Mediawijsheid
3.
Mediawijzer.net / mediawijsheid.nl – doorlopende leerlijn mediawijsheid
4.
Kennisnet / Veilig internet - Digischool
5.
Gebruik en gevaren van sociale media
6.
Gebruik van nieuwe media / op pad met de Ipad / Smartphones: Android - Iphone
Bijbehorende literatuur Zwanenberg, F. & Pardoen, J. (2010). Handboek Mediawijsheid. Gratis te downloaden of te bestellen.
21
6.
Maatschappelijk Mediabewust
Marcel Staring
6.1 Inleiding De kennislijn bestaat uit een reeks van zes colleges waarin de het thema burgerschap centraal staat. De stormachtige ontwikkeling in de media heeft de wereld veel opener maar ook kleiner gemaakt. Informatie komt directer, sneller en vanuit vele perspectieven bij ons binnen. Of daarmee altijd de waarheid recht wordt gedaan is een vraag. Wat betekent eigenlijk deze stortvloed van informatie, van vaak mondiale aard, voor onze kinderen? Wat weten ze eigenlijk van hun eigen directe sociale omgeving en de rol die zij daar in hebben of kunnen spelen? We onderzoeken deze kwesties en proberen, soms persoonlijke, antwoorden te vinden op deze vragen. We onderzoeken ook of je als leerkracht/opvoeder media als middel kunt inzetten om, vanuit het burgerschapsperspectief, een bijdrage te leveren aan de opvoeding van onze jonge medeburgers.
6.2 Leerdoelen Aan het eind van de collegelijn Maatschappelijk Mediabewust heb je de volgende leerdoelen bereikt: Je kunt aspecten van burgerschap integreren in jouw handelen als opvoeder. Je hebt inzicht in de rol die media kan spelen bij burgerschapsvorming. Je hebt inzicht in de morele ontwikkeling van kinderen in relatie tot de drie burgerschapspijlers; democratie, participatie en identiteit. Je hebt inzicht in aspecten van menselijke communicatie . Je hebt inzicht in de invloed van media op de actualiteit. Je hebt kennis van de onderliggende didactiek bij het maken van digitale lesobjecten. Je hebt zicht op de veranderende onderwijsbehoeften in de toekomst zowel op inhoudelijk als ook op het didactische vlak en de rol die media daarin kunnen spelen. Je bent in staat media in te zetten en te beheren waarin de drie pijlers van burgerschap leidend zijn en waarin bewustzijnsontwikkeling, een maatschappijkritische houding en meningsvorming bij kinderen gestimuleerd worden.
6.3 Toetsing De Body of Knowledge „MM‟ wordt getoetst door middel van: 1. A. Het plaatsen van een inhoudelijk reflectieve blog op internet na afloop van colleges 1-3-4-6. In de blog staat een link naar een specifiek inhoudelijk en dus betekenisvol filmpje dat je hebt gevonden op het web of zelf hebt opgenomen. Numeriek eindcriterium: minimaal 4 blogs. B. Het, per keer, geven van een inhoudelijke reactie (met bronvermelding) op tenminste 2 andere blogs uit de minorgroep. Numeriek eindcriterium: minimaal 16 reacties.
2. De beoordeling van de ontworpen lokale nieuwssite op basis van vastgestelde en in overleg overeengekomen criteria.
22
Procedure: De dag na het laatste college is de blogreeks compleet. Zeven werkdagen na het laatste college gaat jouw site in de lucht en ontvangen de assessoren de link naar de website. Uiterlijk drie weken na de lancering van de website ontvang je de beoordeling van deze opdracht. Criteria
De blogs hebben betrekking op de inhoud (dus niet op de vorm) van het voorgaande college en wat dat voor jouw persoonlijke beroepsontwikkeling betekent. De reacties op andere blogs voegen een inhoudelijk aspect toe aan het relaas van de betreffende persoon. Je spreidt je reacties in de loop van de collegereeks over de deelnemers aan de minor.
In de nieuwssite vormen de drie pijlers van burgerschap (democratie-participatie-identiteit) de basis.
Er is minimaal 1 digitale opdracht voor de kinderen van het basisonderwijs beschreven.
De nieuwssite heeft een lokaal karakter.
De content is actueel.
Aanvullend en specifiek overeengekomen criteria in een gezamenlijk opgesteld format.
6.4 Overzicht collegelijn Het aanbod van de zes colleges heeft twee inhoudelijke speerpunten; 1. burgerschap in relatie tot de pedagogische opdracht van opvoeders, 2. didactiek. Elk college beginnen we met de bespreking van de vooraf opgegeven opdrachten en theorie om dan vervolgens een vertaalslag te maken naar jouw eigen eindopdracht, de (sociale en media) mogelijkheden hierbinnen gekoppeld aan jouw pedagogische opdracht als toekomstig opvoeder.
Collegeopbouw (1) Naar aanleiding van de literatuurstudie
brengen we aspecten van burgerschap en
opvoedingsperspectieven voor het onderwijs in kaart. Hiervoor gebruiken we een interactieve werkvorm. Hiermee bepalen we de focus van deze collegereeks en leggen we de basis voor hierna volgende colleges. Voorbereiding college 1: Winter, M. de. (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Bestuderen: hele boek. Kijken naar: http://www.youtube.com/watch?v=bjgKzrkMetU&feature=related Account aanmaken bij: http://popplet.com/ Account aanmaken bij: www.blogspot.com (2) In dit college focussen we op de eindopdracht voor Maatschappelijk Mediabewust. We maken een planning en een inhoudelijke en didactisch raamwerk voor deze opdracht. Voorbereiding college 2: Hollander, P. den. (20--). 21 leerprincipes voor digitale lesopdrachten; Bestuderen; hele boek.
23
Kijken naar: http://www.ted.com/talks/lang/eng/david_perry_on_videogames.html Kijken naar: http://www.youtube.com/watch?v=pQHX-SjgQvQ Account aanmaken bij: www.everyoneweb.com (of een vergelijkbare site) Oriënterend kijken op: www.oneworld.nl en www.milenniumdoelen.nl (3) We gaan dieper in op trends en ontwikkelingen in de maatschappij en we verdiepen ons in de vraag wat het basisonderwijs in deze zou kunnen of moeten betekenen. Dit doen we doormiddel van een kenniscafé waarin de bestudeerde literatuur wordt gedeeld. Hierna maakt iedereen een specifiek inhoudelijke opzet voor de eindopdracht. Voorbereiding college 3: Kijken naar:
http://www.ted.com/talks/lang/eng/barry_schwartz_on_the_paradox_of_choice.html Kijken naar: http://www.youtube.com/watch?v=NS2PqTTxFFc en aanvullend hierop de PowerPoint bestuderen: http://www.slideshare.net/JonathanEMartin/tony-wagner-nais-
presentation-3311344 Bestuderen uit Nussbaum, M. (2011). Niet voor de winst; 1 of 2 hoofdstukken. Te bepalen en e
te verdelen in het 1 college. (4) In dit college focussen we volledig op de morele ontwikkeling van het kind en de dilemma‟s die hiermee gepaard gaan. We zullen in dit college ook onze eigen ethisch kader verkennen d.m.v. een actieve werkvorm. Voorbereiding college 4: Bestuderen uit: Kroon, T. (2009). De morele intuïtie van kinderen. 1 of 2 hoofdstukken. Te e
bepalen en te verdelen in het 1 college. Kijken naar: http://www.youtube.com/watch?NR=1&v=8m4Cura6v-g Oriënterend kijken op: http://www.reflectietools.nl/ma_dilemma_inleiding.html (5) In dit college staan we kort stil bij wat eigenlijk allemaal een rol speelt in menselijke communicatie. Met deze wetenschap kun je communicatie tussen mensen analyseren en hierop inspelen. We kijken naar de macht van het woord en hoe de waarheid hiermee gemanipuleerd kan worden. We gebruiken deze wetenschap om het bezoek van een gastdocent in het volgende college voor te bereiden. We plegen een metareflectie op de inhoud en vorm van de concept eindopdracht voor dit collegeblok. Voorbereiding college 5: Bestuderen literatuur hand-out uit : Watzlawick, P., Beavin, J.H., Jackson, D.D. (2001). De pragmatische aspecten van menselijke communicatie. Kijken naar:
http://omroep.vara.nl/Afleveringendetail.2366.0.html?&tx_ttnews%5Btt_news%5D=11755&cHash=696e74f5999c735bff beb938a5bf6e34 . De aflevering over de farmaceutische industrie.
24
Lezen:
http://nieuwsuur.nl/blog/2011/06/23/commentaar-betaalde-mantelzorg-of-niet-
waarom-een-uitzending/ en http://nieuwsuur.nl/blog/2011/04/08/kijkerspost-vragen-bijde-dood-van-een-asielzoeker/ Kijken naar een actuele aflevering van Nieuwsuur (Ned.2 – 22.00u.). (6) In dit college ontvangen we een redacteur van het programma Nieuwsuur die, aan de hand van, jullie vragen het gesprek aan gaat over de ethiek in de media en het gebruik van media voor communicatie. Aan de hand van dit college maak je een laatste reflectieve blog die betrekking heeft op jouw eindopdracht. Voorbereiding college 6: Vragen voorbereiden m.b.t. thema ethiek & media + do‟s en dont‟s in mediacommunicatie. Lezen hand-out: Integriteitcode journalistiek. Kijken naar: http://www.youtube.com/watch?v=BK-QByBEYJA&feature=related Kijken naar: http://www.youtube.com/watch?v=XI4J0pF5yP0
Bijbehorende literatuur Hollander, P. den. (2008). 21 leerprincipes voor digitale lesopdrachten. Den Haag: Instituut voor media en informatievaardigheden. Uitgeverij: Van de Sande Kroon, T. (2009). De morele intuïtie van kinderen. Amsterdam: SWP Nussbaum, M. (2011). Niet voor de winst. Amsterdam: Ambo-Anthos Watzlawick, P., Beavin, J.H., Jackson, D.D. (2001). De pragmatische aspecten van menselijke communicatie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Winter, M. de. (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam: SWP
25
7.
Actief met Sociale Media
Aris de Vries
7.1 Inleiding Deze leerlijn bestaat uit een reeks van zes colleges waarin verschillende thema‟s worden behandeld. Van de vraag “Wat is mediawijsheid?” tot het maken van mediawijsheidslessen. Van het lezen van blogs tot het maken van een podcast. Van de oorsprong van sociale netwerken tot MPG‟s (multiplayer games).
7.2 Leerdoelen Aan het eind van de collegelijn „Actief met Sociale Media‟ heb je de volgende leerdoelen bereikt: Inzicht in diverse virtuele netwerken en hoe ze te gebruiken. Inzicht in diverse sociale netwerken en hoe ze te gebruiken. Inzicht in de verschillende media-educatiepakketten. Je weet hoe je gebruik kunt maken van creatieve activerende werkvormen. Je leert basaal omgaan met het werken met een filmbewerkings-, een audiobewerkings- en een fotobewerkingspakket. Je leert effectief gebruik te maken van verschillende sociale mediasites. Je ontwikkelt je mening- en beeldvorming rond de aangeboden thema‟s.
7.3 Toetsing De toetsing bestaat uit drie opdrachten. Opdracht 1 In tweetallen beoordelen studenten media-educatiepakketten volgens een bepaalde aanpak. In tweetallen worden verschillende media-educatiepakketten vergeleken en worden voor- en nadelen uitgewerkt volgens een format. De uiteindelijke resultaten worden samengevoegd in een document waar scholen, leerkrachten en leerlingen hun voordeel mee kunnen doen. Opdracht 2 Studenten maken gezamenlijk een educatieve blog aan op wordpress.com en dienen deze in ieder geval tot het eind van het semester te onderhouden met minimaal 4 berichten per week gericht op mediapedagogiek en/of educatie. Opdracht 3 Studenten maken in tweetallen een filmpje (van ongeveer 5 minuten) over mediawijsheid. Bij dit filmpje ligt de focus op het bedenken van het idee; het schrijven van een script; het opnemen van het filmpje; het bewerken van foto en of film en audio; het inspreken van stemmen en het selecteren of het maken van achtergrondgeluiden en muziek. Het schrijven van een uitgebreide lesbrief, geschikt voor het geven van drie medialessen behorende bij het filmpje. De filmpjes en de lesbrieven zijn de eindopdracht van de colleges. De filmpjes dienen ingezet te worden op een school om het gebruik te kunnen beoordelen. De opgedane ervaring dient gedeeld te worden met de andere mediapedagogiek studenten.
26
7.4 Overzicht bijeenkomsten Het aanbod van de zes colleges bestaat uit een aantal praktische colleges, gericht op het vergaren van kennis rondom sociale mediabronnen en pakketten. De overige colleges richten zich op het ontwerpen van een aantal media-educatielessen.
Collegeopbouw 1. De oorsprong van sociale media. Hoe komt het dat sociale media zo snel is geworteld in onze samenleving. Welke rollen kan sociale media voor het onderwijs vervullen? 2. Sociale Media. Een introductie tot sociale- en virtuele netwerken. We behandelen de bekende en onbekende sociale- en virtuele netwerken. Maak kennis met Facebook, LinkedIn, Hyves, Moviestar, Oloco, Habbo, etc. 3. Bloggen. Welke educatieve blogs zijn er en wat maakt een blog interessant? 4. Games – Kan je leren terwijl je games speelt? 5. Het schrijven van de blauwdruk voor de media-educatielessen gekoppeld aan het maken van een film. 6. Het uitwerken van het script en opgenomen beeld naar film gekoppeld aan audio.
Bijbehorende literatuur Bas, J. De (2011). Lessen in mediawijsheid. Amersfoort: Thieme Meulenhoff, JSW boek 39 Prensky, M, (2006 ). Don’t bother me Mum I’m learning! Uitgeverij Paragon House Prensky, M (2011). Teaching Digital Natives. Uitgeverij Paragon House Mijland, E. (2011). Ideeënboek Sociale Media in het onderwijs. Hier te downloaden: http://www.scribd.com/doc/52822668/Ideeenboek-Sociale-media-in-het-onderwijs
27
8.
Literatuurlijst
Verplichte Literatuur Comakership Mediapedagogiek Kallenberg, T. (2008/2011). Ontwikkeling door Onderzoek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff Kosten Trainingsdag Mediawijsheid: 30 euro (onder voorbehoud)
Kindontwikkeling & Mediapedagogiek Pijpers, R. & Haan, J. de (2010). Contact! Kinderen en nieuwe media. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Verschillende artikelen (welke zullen worden aangedragen door de docent). Handleiding Zakelijk Schrijven, Pabo Een aantal hoofdstuk(en) uit: Nikken, P. (2007). Mediageweld en kinderen. Amsterdam: Uitgeverij SWP
Massaal Mediawijzer Zwanenberg, F. & Pardoen, J. (2010). Handboek Mediawijsheid. Gratis te downloaden of te bestellen.
Maatschappelijk Mediabewust Hollander, P. den. (2008). 21 leerprincipes voor digitale lesopdrachten. Den Haag: Instituut voor media en informatievaardigheden. Uitgeverij: Van de Sande Winter, M. de. (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam: SWP En tevens een aantal specifieke hoofdstukken uit de volgende boeken: Kroon, T. (2009). De morele intuïtie van kinderen. Amsterdam: SWP Nussbaum, M. (2011). Niet voor de winst. Amsterdam: Ambo-Anthos Watzlawick, P., Beavin, J.H., Jackson, D.D. (2001). De pragmatische aspecten van menselijke communicatie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
Actief met Sociale Media Bas, J. De (2011). Lessen in mediawijsheid. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, JSW boek 39 Mijland, E. (2011). Ideeënboek Sociale Media in het onderwijs. Hier te downloaden: http://www.scribd.com/doc/52822668/Ideeenboek-Sociale-media-in-het-onderwijs
28
Aanbevolen Literatuur Comakership Mediapedagogiek Verhoeven, N. (2008). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Amsterdam: Boom Onderwijs Hilgers, L. (2011). BoekTweePuntNul. Over Web 2.0, Social Media en Webtools. Den Haag: Educos Barend, H. van (2010). Cultuur in de Spiegel. Groningen. Gratis te downloaden via: http://rjh2.ub.rug.nl/cis/article/view/1/1
Actief met Sociale Media Prensky, M, (2006 ). Don’t bother me Mum I’m learning! Uitgeverij Paragon House Prensky, M (2011). Teaching Digital Natives. Uitgeverij Paragon House
Overige relevante en interessante literatuur zal t.z.t. geplaatst worden bij de desbetreffende Courses.
29
Bijlage 1 Toelichting E-Portfolio Jouw E-portfolio geeft een beeld van waar je staat ten opzichte van de competenties. Het is belangrijk dat je duidelijk aantoont hoe jij elke competentie beheerst, dat motiveert en tevens bewijst door middel van bewijsmateriaal. Als een bewijsstuk bij meerdere competenties relevant is, geef je dat door heldere verwijzingen/links aan. Een E-portfolio geeft tegelijkertijd een beeld van wie je bent en welke ontwikkeling je hebt doorgemaakt. Jij bent zelf in de gelegenheid om dit geheel op jouw manier creatief vorm te geven. Het geheel vormt een doelgerichte selectie van bewijsmateriaal dat aan elkaar verbonden is. Je maakt eigenlijk jouw doorgemaakte leerproces visueel, voor zowel jezelf als voor anderen. Reflecteren is bij de invulling en vormgeving van jouw E-portfolio essentieel.
De Wordsversie van de SBL-competenties met de bijbehorende richtinggevende indicatoren voor Mediapedagogiek staan op WISE (zie Community Minor Mediapedagogiek). Ook staan er relevante links over E-portfolio‟s die je kunnen helpen bij het creëren van jouw E-portfolio.
Dit onderstaande schema kan helpen om structuur aan te brengen bij het vormgeven van jouw Eportfolio. Competentie … Indicatoren … … … Bewijzen 1. … 2. … 3. Etc…. Uitleg over/toelichting op de relatie tussen de bewijzen en de competentie
30
Bijlage 2
Richtlijn Plan van Aanpak voor Comakership / Onderzoeksplan
Titel Comakership: Gegevens instelling Naam instelling Naam opdrachtgever E-mailadres Telefoonnummer Gegevens student Naam Studentnummer E-mailadres Telefoonnummer Gegevens docent (minorbegeleider) Naam E-mailadres Telefoonnummer
In het onderzoeksplan beschrijf je jouw werkwijze van het Comakership/minorproject. Het gaat hier om een globale beschrijving, waaruit de lezer kan begrijpen hoe men in de Comakership een antwoord wil verkrijgen op de probleemstelling. In het onderzoeksplan worden de volgende onderdelen in ieder geval beschreven: Inleiding Achtergrondinformatie Probleemstelling Eindproducten (wat lever je op?) Onderzoeksmethode Maatschappelijke relevantie Planning …………Hier komt het PLAN VAN AANPAK/ Onderzoeksplan……….
Zie vervolg volgende pagina
31
Met ondertekening van dit Onderzoeksplan/Plan van Aanpak verklaart de opdrachtgever (=praktijkinstelling) zich bereid: Alle informatie die studenten nodig hebben om het eindproject te voltooien ter beschikking te stellen, zowel mondeling als schriftelijk; Als contactpersoon te fungeren voor de student of naar een contactpersoon te delegeren; Optimale condities te creëren (=hetgeen redelijkerwijs verwacht mag worden) om „onderzoek‟ en/of werkzaamheden m.b.t. de opdracht te verrichten; Aanwezig te zijn bij activiteiten (met het product) die de student uitvoert als onderdeel van het veranderingsproces c.q. invoeringsproces in de organisatie, zoals een presentatie; Een beoordelingsadvies te geven over product, activiteit en feedback te geven op het functioneren van de student op de competentiegebieden; De inleverdata die de school stelt als bindend te accepteren; Toestemming te verlenen aan de Windesheim Flevoland om het product na (beoordeling met een 7 of hoger) op te nemen in de digitale kennisbank.
Met ondertekening van dit Onderzoeksplan/Plan van Aanpak verklaart de student dat zij/hij: Alle verkregen informatie uit de instelling vertrouwelijk behandelt; Afspraken nakomt; Nauwgezet overleg pleegt met de instelling over „onderzoek‟ en/of werkzaamheden m.b.t. het maken van het product of het uitvoeren van activiteiten in het kader van het veranderingsproces. Een te krappe planning kan consequenties hebben voor het tijdstip van afstuderen; De inleverdata die de school stelt als bindend accepteert.
Datum:…………………………………
Plaats:…………………………………………………..
Naam praktijkbegeleider:
Handtekening praktijkbegeleider:
Naam student:
Handtekening student:
Naam minorbegeleider:
Handtekening minorbegeleider:
32
Bijlage 3
Beoordeling Plan van Aanpak voor Comakership
Minor:
Mediapedagogiek
Naam student: Naam instelling: Minorbegeleider: Datum: Handtekening: Het plan van aanpak is: 0
GOEDGEKEURD Het plan van aanpak, dat dient als richtinggevend werkdocument voor de student bij de uitvoering van het minorproject*, is compleet. Eventueel feedback dient wel verwerkt te worden.
0
AFGEKEURD De onderstaande feedback dient verwerkt te worden, waarna de docent het opnieuw beoordeelt op geschiktheid als richtinggevend werkdocument.
Toelichting op beoordeling Gegevens instelling
Aanwezig
/
Niet aanwezig
Gegevens student
Aanwezig
/
Niet aanwezig
Akkoordverklaring van de instelling op het plan van aanpak
Aanwezig
/
Niet aanwezig
Feedback: Achtergrondinformatie
Probleemstelling / Vraagstelling
Onderzoeksmethode / Activiteiten
Maatschappelijke relevantie
Producten/Opbrengst
Planning en urenverantwoording
* Minorproject bestaat uit: Product, theoretische onderbouwing, proces/reflectieverslag en E-portfolio
33
Bijlage 4
De tien basisvoorwaarden voor het Minorproject*
1.
Is geschreven volgens de algemene richtlijnen voor verslaglegging.
2.
Vormt een verzorgd, overzichtelijk en in correct Nederlands geheel.
3.
Is voorzien van bronvermelding volgens APA normen.
4.
De Comakership sluit aan bij een goedgekeurd onderzoeksplan (PvA).
5.
Het product voldoet aan de eisen die de opdrachtgever qua vorm, inhoud en gebruik heeft gesteld**.
6.
Bevat beschreven urenverantwoording.
7.
Bevat een product, theoretische onderbouwing, proces/reflectieverslag en digitaal portfolio.
8.
Bevat een visie op de waarde die het product kan hebben voor de instelling en de maatschappelijke relevantie ervan.
9.
In de Comakership en E-portfolio is de eigen professionele visie als leerkracht verwerkt.
10.
Bevat een schriftelijk beoordelingsadvies van de externe opdrachtgever.
*Minorproject bestaat uit: Product, theoretische onderbouwing, proces/reflectieverslag en E-portfolio. ** Tevens zal de opleiding jouw competenties toetsen op beheersingsniveau 2/3 (afgeleid van de Dublindescriptoren), zie hieronder: Beheersingsniveau 1. Toepassen (jaar 1)
Omschrijving
Sturing
Leeractiviteiten
operationeel werken zelfstandigheid aangegeven procedures volgen
2 Beslissen (jaar 2&3)
strategisch werken zelfstandigheid initiatief nemen keuzes maken op basis van kennis en ervaring plan van aanpak
doelen (competenties / gedragscompetenties) zijn gegeven assessments en beoordelingscriteria zijn vastgelegd aanpak is voorgeschreven in opdrachten literatuur is voorgeschreven tussentijds controle in de tutorgroep en individeel voor de assessments
doelen (competenties / gedragscompetenties) zijn gegeven assessments en beoordelingscriteria
herinneren informatie verwerken samenhang zien in eigen woorden beschrijven luisteren uitleg krijgen oefenen een vaardigheid of kennis navertellen definiëren stappen aangeven aanwijzen uitleggen verkennen bediscussiëren afleiden samenvatten grote lijnen aangeven verdedigen activeren al aanwezige kennis verbinden nieuwe kennis aan bestaande kennis problemen oplossen vergelijken
Rol docent oriënteren / betekenis geven directe en snelle feedback reflecteren laag management by speech stuurvragen
vragen stellen probleemoplossing nabespreken ondersteunen reflecteren middel management by talking
34
ontwerpen inzicht in consequenties eigen handelen voor anderen
3. Ontwikkelen (jaar 3&4)
ontwikkelen/ integreren nieuwe procedures ontwerpen gebruik verschillende kennisdomeinen hanteren en oplossen complexe problemen nieuwe (wetenschappelijke) inzichten bruikbaar maken voor eigen beroepshandelen
zijn vastgelegd aanpak is slechts in algemene stappenschema‟s aangegeven literatuur is deels voorgeschreven tussentijdse controle alleen indien de student het aangeeft doelen (competenties en een deel van de gedragscompetenti es worden voorgeschreven. specificatie van de gedragscriteria door de student assessments voorgesteld door de student literatuur is deels voorgeschreven tussentijdse controle alleen op verzoek van de student.
analyseren een plan ontwikkelen als-danredeneringen beargumenteren classificeren laten zien hoe verbanden leggen een keuze maken besluiten op basis van argumenten kennis zoeken voor nieuwe situaties selecteren speculeren creëren ontwerpen bewijzen aangeven evalueren uitvinden hypothesen testen ontwikkelen keuze rechtvaardigen
centrale vraag
monitoren (loeren en ouwehoeren) loslaten vertrouwen geven reflecteren hoog management by walking around probleemstelling oproepen
35
Bijlage 5
Beoordelingsadvies Comakership door Opdrachtgever
Gegevens instelling Naam instelling Naam opdrachtgever/degene die beoordelingsadvies vanuit de instelling geeft E-mailadres Telefoonnummer Datum Gegevens van de student Naam en studentnummer Opleiding
Beoordelingsadvies Product voldoet aan de gestelde eisen:
Toelichting:
Ja / ten dele / nee
Beoogde resultaten zijn met het product bereikt:
Toelichting:
Ja / redelijk / nee
De student heeft op het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar gefunctioneerd (bv. Zelfstandig, deskundig, bewust van rol/positie)
Toelichting:
Ja / ten dele / nee
36
De student heeft de gevraagde competenties laten zien bij het uitvoeren van de opdracht
Toelichting op de competenties: Competentie 1: Interpersoonlijk competent
Ja / ten dele / nee Competentie 2: Pedagogisch competent
Competentie 3: Vakinhoudelijk en didactisch competent
Competentie 4: Organisatorisch competent
Competentie 5: Competent in het samenwerken met collega’s
Competentie 6: Competent in het samenwerken met de omgeving
Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling
Overige opmerkingen die belangrijk zijn om een totaalbeeld te geven van het functioneren van de student.
Toelichting:
Beoordelingsadvies Omcirkel het gewenste cijfer: weergegeven in een cijfer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Datum:
Naam opdrachtgever:
Handtekening:
37
Bijlage 6
Aandachtspunten voor het assessmentgesprek
1. Je minorproject voldoet aan de tien basisvoorwaarden. 2. Zie studiehandleiding hoofdstuk 1.3 voor de beschrijving van het assessment. 3. Bijlage 1 uit de studiehandleiding geeft handvatten voor de opbouw van je E-Portfolio. 4. Het assessmentgesprek wordt gehouden volgens een criteriumgericht interview. 5. De assessoren beoordelen jouw bewijsstukken in je E-Portfolio op basis van vijf kenmerken: 1. Authenticiteit
(geven jouw ervaring weer)
2. Actualiteit
(zijn redelijk recent, weerspiegelen je huidige niveau)
3. Relevantie
(dekken specifieke gedragsindicatoren)
4. Kwantiteit
(geven weer hoe vaak/hoe lang iets is gedaan)
5. Variatie
(zijn gevarieerd in handelings- en opleidingscontext).
E-Portfolio Denk na hoe de indicatoren bij de competenties vertaald kunnen worden naar jouw minoropdracht. Formuleer daar waar nodig, jouw eigen minorspecifieke indicatoren. Beschrijf bij het kopje „uitleg over/toelichting op‟ (bijlage 1) de relatie tussen de bewijzen en de competentie. Dit geeft een overzicht van je kennis en ervaringen met betrekking tot de gegeven minorspecifieke indicatoren. Geef daarna met een heldere verwijzing aan welk bewijsstuk in je EPortfolio een of meerdere indicatoren ondersteunt. De beschreven indicatoren zijn een leidraad voor beoordeling. De assessoren hebben beperkte tijd om het E-Portfolio te lezen en het gesprek voor te bereiden. Het is belangrijk dat de assessor niet hoeft te zoeken in het portfolio en dat het de assessor duidelijk is wat jij bedoelt. Check daarom bij anderen of de opbouw van je E-Portfolio duidelijk is, voordat je het inlevert.
Assessmentgesprek De werkwijze van het assessmentgesprek is als volgt: Assessoren lezen van tevoren het E-Portfolio. Zij beoordelen de kwaliteit van de bewijsstukken (aan de hand van de bovenstaande kenmerken) en bereiden vragen voor die ze in het gesprek aan de orde willen stellen. Aan het eind van het gesprek vindt besluitvorming plaats over de vraag of de student door het E-Portfolio en door het gesprek aannemelijk heeft gemaakt dat de student de gedragsspecifieke indicatoren van de competenties beheerst. Het zal duidelijk zijn dat zowel het EPortfolio, het product en het gesprek allemaal belangrijke onderdelen zijn. Het gesprek duurt vijftig minuten. Na dit uur mag de student even buiten het lokaal wachten terwijl de assessoren de beoordeling vaststellen aan de hand van een beoordelingsformulier. Dan wordt de student weer binnen geroepen en wordt de beoordeling besproken.
38
Criteriumgericht interview De competenties worden vergeleken met vooraf vastgestelde kwalificatiecriteria: de gedragsspecifieke indicatoren. In het assessmentgesprek worden er vragen gesteld over je gedrag in bepaalde situaties naar aanleiding van de bewijsstukken in het portfolio. In de vorm van het gesprek zul je de volgende fasering herkennen: Situatie
Vertellen over de situatie waarin je de competentie hebt laten zien. bv. Beschrijf eens een situatie waarin je …….
Taak
Vertellen welke taak of doel je in die situatie had. bv. Wat was de opdracht/taak/doel? Wat werd van je verwacht? Welke taken had je? Welke verantwoordelijkheden had je?
Actie
bv. Wat heb je gedaan, wat is er gebeurd, hoe had het anders gekund?
Resultaat
bv. Wat was het effect? Hoe is het afgelopen?
Transfer
Vertellen hoe je ervaring in de ene situatie kunt toepassen in een andere situatie. Bv. Ken je situaties die hierop lijken?
39