Milieu(klimaat)beleidsplan gemeente Barneveld 2009 – 2013
Inhoudsopgave Hoofdstukken 1. 2. 3.
Samenvatting……………………………………………………………………………………… Waarom een milieubeleidsplan?............................................................ Gemeentelijke milieutaken……………………………………………………………….. 3.1 Wettelijke milieutaken………………………………………………………………….. 3.2 Niet wettelijke milieutaken…………………………………………………………… 3.3. Onze speerpunten: duurzaamheid, klimaat en energie……………….. 4. Uitvoering wettelijke milieutaken……………………………………………………… 4.1 Vergunningverlening en handhaving…………………………………………….. 4.2. Beleid…………………………………………………………………………………………... 4.2.1 Bodem…………………………………………………………………………………. 4.2.2 Water…………………………………………………………………………………… 4.2.3 Externe Veiligheid……………………………………………………………….. 4.2.4 Geur agrarisch……………………………………………………………………… 4.2.5 Luchtkwaliteit……………………………………………………………………... 4.2.6 Geluid………………………………………………………………………............. 4.3. Advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen…………………………………….. 4.4. Antenne opstelpunten…………………………………………………………………. 5. Duurzaamheid en klimaat binnen milieutaken………………………………………. 5.1 Vergunningverlening en handhaving…………………………………………….. 5.2 Beleid……………………………………………………………………………….............. 5.3 Duurzaamheid en energie……………………………………………………………… 5.4 Advisering ruimtelijke ontwikkelingen: milieumonitor Barneveld…. 6. Ruimtelijke ontwikkelingen en de gebouwde omgeving……………………… 6.1 Duurzaam bouwen algemeen……………………………………………………….. 6.2 Kunnen gemeenten extra milieu-eisen stellen bij het bouwen?……. 6.3 Bouwvergunningverlening en -handhaving…………………………………….. 6.4 Stedebouw……………………………………………………………………………………. 6.5 Gebouwbeheer en nieuwbouw gemeentelijke gebouwen……………. 6.6 Afwatering, waterberging en waterkwaliteit…………………………………. 6.7 Realisatie aardgastankstation……………………………………………………….. 7. De openbare ruimte……………………………………………………………………………. 7.1 Afvalinzameling in eigen hand………………………………………………………. 7.2 Openbare verlichting…………………………………………………………………….. 7.3 Onkruidbestrijding………………………………………………………………………… 8. Gemeente als voorbeeld…………………………………………………………………….. 8.1 Wagenpark……………………………………………………………………………………. 8.2 Duurzame bedrijfsvoering……………………………………………………………... 8.3 Duurzaam inkopen………………………………………………………………………… 9. Uitvoeringsprogramma en budgettering…………………………………………….. 10. Begrippenlijst……………………………………………………………………………………… Bijlagen Bijlage 1. SLoK factsheets………………………………………………………………………………….. Bijlage 2. Samenvatting energievisie Harselaar…………………………………………………. Bijlage 3. Wagenparkscan…………………………………………………………………………………..
2
3 5 7 8 8 8 10 10 12 13 14 14 15 16 17 17 17 19 19 19 21 22 23 23 23 24 24 25 25 27 28 28 30 32 33 33 34 36 39 50
50 65 68
1. Samenvatting Milieu is verweven met (bijna) alle gemeentelijke activiteiten. De meeste van deze taken zijn wettelijke taken. Met dit plan geven we duurzaamheid handen en voeten, voor wat betreft gemeentelijke activiteiten, en wordt een kader geschapen voor de bestendiging hiervan. Met dit kader geven we niet alleen richting aan de eigen activiteiten, maar ook inzicht aan inwoners en ondernemers waar de gemeente Barneveld aan werkt. De gemeente Barneveld wil de handen uit de mouwen steken voor een voor een kwalitatief goede en duurzame leefomgeving. De komende vier jaren gaan we aan de slag met de concrete taken zoals deze benoemd worden in dit milieubeleidsplan
Naast de wettelijke taken die wij als gemeente (goed willen) uitvoeren , gaan wij de komende vier jaren voor meer duurzaamheid. Speerpunten binnen dit milieubeleidsplan zijn: duurzaamheid, klimaat en energie. De komende vier jaren maken we deze speerpunten concreet in onze activiteiten en projecten via dit milieubeleidsplan.
Klimaat en energie, duurzaam Wat gaan we doen: de grote lijnen bouwen en de voorbeeldfunctie van Onze wettelijke taken blijven onze eerste prioriteit. Wij dragen zorg voor de gemeente zijn de belangrijkste een goede uitvoering van deze taken. Wij signaleren in dit plan onderwerpen. ontwikkelingen binnen de verschillende milieuvelden en geven aan hoe we hierop in willen spelen en/of mee omgaan. De speerpunten in het plan zijn: duurzaamheid, klimaat en energie. Om deze speerpunten heen wordt op activiteiten ingezet binnen de wettelijke milieutaken en binnen de “niet wettelijke” milieutaken. Dat zijn de taken die niet “moeten”, maar die wij zo belangrijk vinden dat wij daarop extra willen inzetten. Het gaat hier met name om duurzame energie en energiebesparing, duurzaam bouwen en de gemeente als voorbeeld voor anderen.
Klimaat en energie Klimaat en energie is een thema dat landelijk veel aandacht heeft, belangrijk is binnen het milieuveld en bij ruimtelijke ontwikkelingen en (dus) ook in dit plan. Om de gemeente meer wil doen op dit gebied, is gekozen om te gaan voor het ambitieniveau “plus” binnen het SenterNovem programma Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLoK). Binnen dit programma is subsidie aangevraagd voor het uitvoeren van activiteiten op dit vlak. Het gaat om aandacht voor klimaat en energie binnen onze huidige taken, zoals vergunningverlening en handhaving bij bedrijven. Maar ook voor het opzetten van energieprojecten en subsidies gericht op bedrijven en burgers, het inzetten op verscherping van energieprestaties bij bouw en energiebesparing binnen onze eigen gemeentelijke gebouwen en organisatie. In regioverband zetten we in op de realisatie van een aantal bio-energie-installaties en de realisatie van een aardgastankstation. Daarbij proberen we zoveel mogelijk aan te sluiten bij, of aanvullend te zijn op, initiatieven vanuit het rijk of provincie. Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen is de afgelopen jaren in de gemeente Barneveld onderbelicht gebleven. Er kwam weinig echt van de grond voor wat betreft duurzaam bouwen. Het convenant Duurzaam Bouwen is verouderd en er blijft behoefte aan kaders en handvatten. Zeker een gemeente als Barneveld, met nog behoorlijke bouwopgaven in het vooruitzicht en een bedrijventerrein dat zich de komende jaren gaat ontwikkelen, laat een kans liggen wanneer niet méér gefocust wordt op duurzaam bouwen. Dit gebeurt dan ook de komende jaren. Duurzaam bouwen raakt (bijna) alle aspecten van de gemeentelijke activiteiten. Samenwerking is noodzakelijk om resultaten te boeken. Om duurzaam bouwen meer handen en voeten te geven, zetten wij de komende periode in op het ontwikkelen van concrete kaders waarbinnen duurzaam bouwen vorm gaat krijgen, als ook op kennisvergroting en ontwikkeling van instrumenten om duurzaam bouwen en toekomstbestendigheid te toetsen en monitoren. Het convenant Duurzaam Bouwen wordt vernieuwd.
3
Gemeente als voorbeeld De overheid heeft een voorbeeldfunctie binnen de maatschappij. Aan deze rol wil de gemeente Barneveld ook invulling geven. Wat wij van anderen vragen, moeten wij immers ook zelf doen. Hierbij gaat het om het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering (inkoop, catering, schoonmaak, materiaalgebruik), het invoeren van een gemeentelijk intern milieuzorgsysteem en de landelijke doelstelling voor gemeentelijke overheden om 75% van de inkopen in 2010 duurzaam te laten zijn (en 100% in 2015). Maar ook het eigen wagenpark is onderzocht. Naar aanleiding daarvan concluderen wij dat een (gedeeltelijke) overschakeling van ons wagenpark op alternatieve brandstoffen reëel is. Meer algemeen vervullen wij onze voorbeeldfunctie door te blijven focussen op integraal werken en meer informatie beschikbaar en zichtbaar te maken naar de buitenwereld. Door onze digitale milieumonitor uit te breiden naar een gemeentelijk systeem waar de meeste milieu-informatie digitaal beschikbaar is voor burgers en bedrijven, breiden wij onze electronische dienstverlening significant uit. Om een indicatie te kunnen geven hoe duurzaam de gemeentelijke organisatie is, gebruikt de gemeente Barneveld de benchmark Duurzaamheidsmeter. In hoofdstuk 8 noemen wij een aantal punten waar wij op in gaan zetten om onze bedrijfsvoering te verduurzamen en tegelijkertijd ook punten te behalen op de duurzaamheidsmeter.
Leeswijzer In de samenvatting (hfds. 1) vindt u in een notendop de grote lijn en belangrijkste punten van dit plan terug. Vervolgens gaan wij in op de vraag waarom wij dit plan opstellen (hfds. 2) en volgen een overzicht van de milieutaken die de gemeente Barneveld nu uitvoert en de speerpunten van dit plan (hfds. 3). Een overzicht van de wettelijke milieutaken, de ontwikkelingen hierin en een overzicht van reeds opgesteld en nog op te stellen beleid vindt u in hoofdstuk 4. Vanaf hoofdstuk 5 wordt gefocust op de speerpunten: duurzaamheid, klimaat en energie. Hoe wil de gemeente Barneveld de wettelijke taken en de niet wettelijke taken duurzamer maken? Wij vullen deze begrippen concreet en helder in voor de wettelijke milieutaken (hfds. 5), voor ruimtelijke ontwikkelingen en de gebouwde omgeving (hfds. 6), de openbare ruimte (hfds. 7) en de gemeente als voorbeeld (hfds. 8). In het laatste hoofdstuk (hfds. 9) geven wij in het uitvoeringsprogramma de planning en budgettering aan. Een aantal termen of begrippen die mogelijk verduidelijking vergen, vindt u terug in de begrippenlijst.
4
2. Waarom een milieubeleidsplan? Iedereen wil graag leven, werken en recreëren in een omgeving waar het prettig vertoeven is. Het is daarom belangrijk er met zijn allen voor te zorgen dat de kwaliteit van deze omgeving zodanig is dat alles wat we willen doen ook echt kan. Dat er daarvoor keuzes moeten worden gemaakt, is misschien een open deur, maar toch belangrijk om te realiseren. De overheid, en in dit geval de gemeente in het bijzonder, heeft een voorbeeldfunctie voor wat betreft het verantwoord omgaan met het milieu. Daarnaast hebben de taken die een gemeente uitvoert direct en indirect invloed op de leefomgeving. Alle reden om te laten zien wat de gemeente wil ondernemen op het gebied van milieu en duurzaamheid. Startbijeenkomst Op 29 januari 2009 is een bijeenkomst georganiseerd, als startmoment voor het milieubeleidsplan-traject. Er was een open sfeer waarbij raadsleden, afdelingshoofden en mensen van diverse maatschappelijke organisaties aanwezig waren. We tastten af wat men belangrijke uitgangspunten vond voor het plan.
De taken die de gemeente uitvoert hebben direct invloed op de leefomgeving. Belangrijk voor het milieubeleidsplan is dat het een concreet en gedragen plan is, waarvan duidelijk is dat de doelen alleen met elkaar (gemeente, bedrijven, inwoners) behaald kunnen worden. De doelstellingen passen binnen de landelijke duurzame investeringstrend in deze tijden van economische crisis. De gemeente vervult hierbij een voorbeeldfunctie.
De belangrijkste punten die genoemd werden, waren:
dat het belangrijk is dat het plan uitstraalt dat wij geloven in wat wij willen bereiken; dat we de dingen die wij willen bereiken, ook samen met anderen willen bereiken; dat wij resultaten kunnen monitoren; dat het plan door de gehele gemeentelijke organisatie wordt gedragen.
Is dit de tijd voor een milieubeleidsplan gezien de economische crisis? Deze vraag wordt, terecht, over allerlei onderwerpen gesteld. De (rijks)overheid is bezig te onderzoeken welke investeringen “naar voren gehaald” kunnen worden in deze tijden van economische crisis. Investeringen in duurzame ontwikkelingen en energie(besparing) worden hierbij expliciet genoemd als noodzakelijk en kansrijk. Vanuit het ministerie van VROM wordt positief gereageerd op het investeringsplan van het kabinet.
Duurzaam bouwen vormt hart groen crisispakket (website VROM) De ministers Cramer (Ruimte en Milieu) en Van der Laan (Wonen, Wijken, Integratie) zijn positief over het door de coalitie bereikte akkoord over de aanpak van de economische crisis. 'Het kabinet investeert fors in de duurzame economie. Met de plannen voor de isolatie van woningen, scholen en zorginstellingen wordt een hele grote energiebesparing gerealiseerd. Dat is niet alleen goed nieuws voor het milieu, maar ook voor al die tienduizenden werknemers in de bouw, die nu onzeker zijn over hun werk. En als het werk gedaan is, merken huurders de energiebesparing in de portemonnee’. Met 'het massieve stimuleringspakket' voor duurzame energie zet het kabinet een reuzenstap op weg naar een duurzame energievoorziening.' Het nieuwe, uitgebreide systeem voor de financiering van duurzame energie biedt bedrijven tot in de verre toekomst bedrijven investeringszekerheid voor duurzame energie. ‘Zij kunnen nu met een gerust hart in windmolens, zonnepanelen, biogasinstallaties en bodemenergie stappen'. Bijkomend voordeel is dat binnenkort duurzaam gewonnen stroom voorrang krijgt op het elektriciteitsnet. 'Als het hard waait, moeten de kolencentrales uit'. De komende tijd zullen de ministers samen met provincies, gemeenten, woningcorporaties en brancheorganisaties werken aan de uitwerking van het akkoord.
5
Tijdens de startbijeenkomst werd de volgende vraag aan de aanwezigen voorgelegd: Met de huidige economische crisis zouden (semi)overheden en bedrijfsleven juist projecten moeten gaan uitvoeren. Goed voor het milieu, de portemonnee en de werkgelegenheid. Tijdens de startbijeenkomst bleken de antwoorden op deze vraag over het algemeen bevestigend en kwamen deelnemers met projectideeën. Met als kanttekening hierbij, dat we niet uit het oog moeten verliezen dat bedrijven en consumenten ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. De invloed van consument en bedrijf op duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen kan (en moet?) aangewakkerd worden door een open, stimulerende houding van de overheid. Door kennisoverdracht, drempels te verlagen en soms door het stellen van eisen kan de overheid gedrag beïnvloeden. Het is een lange termijn verhaal. En daar willen wij juist nu met een milieubeleidsplan sturing aan geven. Tot slot Voorgaande hebben wij in het achterhoofd gehouden bij het maken van dit plan. Wij hopen dan ook dat het plan dit uitstraalt, maar meer nog, dat dit plan de (integrale) impuls geeft om concrete acties te ondernemen waar iedereen ons op kan en mag aanspreken.
6
3. Gemeentelijke milieutaken Divers…. dat zijn de milieutaken die een gemeente uitvoert. Een aantal taken ligt vast in milieuwetgeving, zoals zorgen voor een adequate riolering, afvalverwijdering en vergunningverlening en handhaving. Andere zaken zijn niet bij wet bepaald, maar vinden we als gemeente zo belangrijk dat daar wel aandacht voor is. Dit valt onder de noemer behoorlijk bestuur en is 1 “meer doen dan wettelijk noodzakelijk” . Om een beeld te geven van alle taken die gebeuren op gebied van milieu, noemen we hier per afdeling een aantal voorbeelden. Rode taken zijn wettelijk, blauwe zijn niet wettelijk. Termen of begrippen die niet duidelijk mochten zijn, vindt u terug in de begrippenlijst.
Wij maken in dit plan het onderscheid tussen wettelijke milieutaken en niet wettelijke milieutaken. Voor beide typen geldt dat wij deze willen “verduurzamen”. Hoe wij onze speerpunten zijn duurzaamheid, klimaat en energie hierin vorm laten krijgen, leest u vanaf hoofdstuk 5.
Wettelijke taken
Niet wettelijke taken
Milieu
Vergunningverlening en handhaving; Begeleiden bodemsaneringen, Advisering milieuthema’s bij Ruimtelijke ontwikkelingen; Beleidsontwikkeling
Beheer Openbare Ruimte
Inzamelen afval; Beheer milieustraat; Onkruidbestrijding; Openbare verlichting Wegenbouw en –onderhoud; Zorgplicht inzameling en transport van afvalwater, hemelwater en grondwater.
Milieucommunicatie; Milieumonitor; Klimaatprojecten; Afvalprojecten; Begeleiding afdelingen bij milieugerelateerde zaken (o.a. bedrijfsvoering, duurzaam bouwen) Inzet wagenpark; Afvalprojecten
Vastgoed en infrastructuur
Ontwikkelingsbedrijf
Onderwijs, jeugd en sport Bestuurs- en managmentondersteuning
Vergunningverlening op basis van de APV
Facilitaire dienstverlening
Ruimte, bouwen en wonen
Bestemmingsplannen; Meewegen milieuaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen; Stedebouw
1
Bouw, beheer en onderhoud eigen gebouwen; energiezuiniger en duurzamer bouwen Milieuaspecten rondom nieuwbouw (duurzaam bouwen, parkmanagement, gronduitgifte) Natuur en milieueducatie Milieucommunicatie
Interne milieuzorg; Bedrijfsvoering (inkopen, catering, drukkerij, schoonmaak) Duurzaam bouwen en EPC (toetsing en handhaving); Duurzame stedebouw
Het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is ook terminologie die terug te vinden is in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de Awb staat dat voor de geschreven en ongeschreven regels voor belangenafweging bij het handelen en toestaan van rechtshandelingen van de gemeente of andere overheid.
7
3.1 Wettelijke milieutaken Wanneer een bedrijf activiteiten onderneemt die vallen onder het “Inrichtingen en vergunningenbesluit (Ivb)”, dan heeft dat bedrijf een milieuvergunning nodig of moet het een melding doen in het kader van de Wet milieubeheer. Een bepaalde groep bedrijven, die met weinig tot geen milieu-impact, is vrijgesteld voor het doen van een melding of vergunningaanvraag (de zogenaamde categorie A bedrijven). De naleving van de regels en voorschriften die hierbij horen, is de verantwoording van de ondernemer. De gemeente controleert de bedrijven op het naleefgedrag hiervan en houdt deze gegevens bij in het bedrijvenbestand. Door dit bedrijvenbestand, en dus middels vergunningverlening en handhaving, hebben we inzicht in de milieusituatie van onze bedrijven en kunnen wij bijdragen aan een gezond woon- en leefklimaat in de gemeente. Milieu en ruimtelijke plannen Daarnaast is milieu een vast thema bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen en zodoende bestaat een belangrijk deel van het werk uit advisering bij ruimtelijke plannen. Milieuparagrafen zijn een verplicht onderdeel van bestemmingsplannen. Maar ook bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld structuurvisies etc. is milieu een onderdeel. Er wordt dan een scala aan milieuzaken gecheckt: milieucategorieën van bedrijven, geurcontouren, mogelijke geluidoverlast, mogelijke problemen op het gebied van externe veiligheid en bodem etc. 3.2 Niet wettelijke milieutaken In het voorgaande hoofdstuk werden al de term “behoorlijk bestuur” en “meer doen dan wettelijk noodzakelijk” genoemd. Hieronder vallen zaken die de gemeente strikt genomen niet hoeft uit te voeren, maar die wij dermate belangrijk vinden dat we daar toch op inzetten. Het gaat om, op het eerste gezicht, iets minder “grijpbare” zaken als duurzaamheid, klimaat en energie, communicatie en een goede (milieu)informatieverstrekking. Maar ook om een manier van werken, als randvoorwaarde voor goede besluitvorming: integraliteit, transparantie en helderheid. Dat deze zaken helemaal niet zo vaag en ongrijpbaar hoeven te zijn, laten we zien in dit milieubeleidsplan. Onze inhoudelijke speerpunten zijn hierbij leidend. 3.3 Onze speerpunten: duurzaamheid, klimaat en energie De taken die we nu doen, blijven we doen. Daar komt een aantal taken bij en een aantal taken die beter kunnen, zullen we hernieuwd of beter aanpakken. Speerpunten hierbij zijn duurzaamheid, klimaat en energie. Duurzaamheid Duurzaam heeft te maken met het bewust maken van keuzes, waarbij niet alleen gekeken wordt naar de kosten en baten op de korte termijn, maar ook op de lange(re) termijn en voor volgende generaties. Het heeft te maken met samenwerken (integraliteit), milieubewustzijn, sociaal bewustzijn en ook met een stuk uitstraling die wij als gemeente willen hebben naar de buitenwereld toe. Soms betekent dit dat oplossingen duurder zijn, maar vaak betekent het ook “gewoon” in een vroeg stadium met elkaar om tafel gaan zitten, inspirerende voorbeelden hebben en het gezonde verstand gebruiken. Van cruciaal belang is dat er kaders handvatten beschikbaar zijn om je daarbij te helpen. Duurzaamheid is vooral bewust kiezen. Dat kan dus ook betekenen dat er soms voor een, uit milieu oogpunt gezien, minder duurzame variant gekozen wordt. Met in het achterhoofd, dat, waar het redelijkerwijs kan, wij wél gaan voor duurzaamheid. Klimaat en energie Landelijk heeft de klimaatproblematiek de aandacht. De impact die de mens mondiaal, maar ook lokaal, heeft op zijn omgeving wordt de laatste jaren sterk zichtbaar. Zowel overheid als bedrijfsleven raken er van doordrongen dat nu echt de tijd gekomen is om maatregelen te treffen. Duurzaam klimaatbeleid is hierbij een belangrijk thema. Ook de gemeente Barneveld is zich hiervan bewust. Waar het gaat om klimaat en energie, hebben we de afgelopen vier jaren als gemeente al een start gemaakt om hierop in te zetten. Dit deden we aan 2 de hand van de zogenaamde BANS -subsidie. Deze lijn willen wij graag met een groter ambitieniveau 2
BANS: Bestuursakkoord Nieuwe Stijl Klimaatconvenant
8
3
voortzetten. Daarvoor is subsidie aangevraagd (SLoK subsidie, het vervolg op BANS). De gemeenteraad heeft in 2008 ingestemd met de voorbereiding van meerjaren-klimaatbeleid met het ambitieniveau "plus" (het middenniveau van de SLoK-subsidie). Met dit ambitieniveau streeft de gemeente Barneveld ernaar een goede middenmoter te worden op het gebied van klimaatbeleid. Na de afgelopen vier jaren projecten op ambitieniveau "basis" te hebben uitgevoerd, is het, voor het aanpakken van de klimaatproblematiek, noodzakelijk dat wij nu meer maatregelen gaan treffen. Een uitwerking hiervan is een belangrijk onderdeel van dit plan. Met het ambitieniveau "plus" kiezen wij ervoor een behoorlijke inspanning te gaan leveren om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Ook wordt er meer verwacht van de (externe) Barneveldse partners en partijen, met wie wij regelmatig samenwerken, om draagvlak en samenwerkingsvormen te realiseren waarmee wij substantiële en aansprekende resultaten kunnen boeken. De gemeente Barneveld wil hiermee een duidelijke bijdrage leveren aan de doelstellingen uit het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig. Tevens borduren wij voort op de klimaatconferentie, die in samenwerking met de Rabobank in 2008 is georganiseerd (voor meer hierover, zie hs. 5 over denktank klimaat).
3
SLoK: Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven
9
4. Uitvoering wettelijke milieutaken De gemeentelijke milieutaken kunnen onderverdeeld worden in wettelijke en niet wettelijke taken. In dit hoofdstuk gaan wij in het bijzonder in op de wettelijke taken zoals die voortvloeien uit de Wet milieubeheer. Voor vergunningverlening en handhaving wordt in onderstaande paragrafen aangegeven hoe we omgaan met onze bedrijven in Barneveld. Ook beleidsvorming en advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen komen aan bod. Milieuaspecten betreffende de openbare ruimte zoals zwerfvuil, overlast van buren, hondenpoep e.d. vallen hier buiten. Verschuiving regelgeving met consequenties Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (vanaf nu Activiteitenbesluit) in werking getreden. Het ministerie van VROM wil het aantal bedrijven dat onder de algemene milieuregels valt, uitbreiden. Daarmee willen zij de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering meer bij de ondernemer leggen (brede zorgplicht). 4 Het Activiteitenbesluit vervangt veel van de voormalige 8.40 AMvB’s . Daarnaast is het hele systeem in het rangschikken van bedrijven naar vergunningen en meldingen veranderd en zijn ook een aantal normen en richtlijnen geactualiseerd.
Voor de uitvoering van de wettelijke milieutaken, wordt een groot deel van onze capaciteit ingezet voor vergunningverlening, handhaving en beheer van de openbare ruimte. Daarnaast spelen beleidsvorming en advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen een belangrijke rol binnen het milieuveld. De komende jaren verschuift de rol van vergunningverleners en handhavers door veranderde wet- en regelgeving (Wabo, Activiteitenbesluit) meer naar een adviseursrol. De focus zal de eerstkomende tijd nog liggen bij het actualiseren van het bedrijvenbestand. Vervolgens zal het onderwerp energie(verbruik en besparing) en de monitoring hiervan.
De komst van het besluit vraagt andere vaardigheden van vergunningverleners en handhavers. Voor wat betreft vergunningverlening vindt er een verschuiving plaats van vergunningverlening naar het toetsen van meldingen. De vergunningverleners toetsen of de meldingen van de bedrijven juist zijn en of daardoor het juiste pakket voorschriften tot stand is gekomen. Ook wordt gebruik gemaakt van verplichte en erkende maatregelen die het bevoegd gezag aan een bedrijf kan opleggen. Met name de erkende maatregelen vragen een grotere mate van meedenken van de overheid in de gekozen oplossing van de ondernemer.
Hierdoor, en door de complexiteit van het Activiteitenbesluit moeten vergunningverleners vaker optreden als adviseur van bedrijven om tot een goede melding te komen. Dit is vooral van toepassing bij middelgrote en kleine bedrijven (het Barneveldse bedrijvenbestand). Handhavers zullen op basis van het detailniveau in de regeling zich een breder kennis pakket eigen moeten maken. Verder kan het Activiteitenbesluit als een opstap naar de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) worden beschouwd. In dit kader speelt integraal handhaven een belangrijke rol. Hoe wij binnen onze gemeente vergunningen verlenen en handhaven is vastgelegd in de vergunningen- en handhavingsnota. Deze wordt jaarlijks geactualiseerd en het programma voor het daaropvolgende jaar wordt tegelijkertijd gemaakt. 4.1 Vergunningverlening en handhaving Milieuvergunningverleners en –handhavers krijgen steeds meer een adviseursrol door veranderde wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit is daar een goed voorbeeld van. In dit besluit wordt heel duidelijk een grote verantwoording voor milieu bij het bedrijfsleven gelegd. Het aantal bedrijven dat een reguliere vergunningprocedure moet volgen is drastisch verminderd en zal nog minder worden als het Besluit Landbouw
4
AMvB staat voor Algemene Maatregel van Bestuur. Wanneer een bedrijf onder een AMvB valt, dan moet het voldoen aan een standaard-set van maatregelen en is een individuele vergunning niet nodig.
10
5
milieubeheer eind 2009 in werking zal treden . Echter het toezicht en de handhaving blijft onverminderd van kracht en wordt zelfs geïntensiveerd. Landelijk komt dat tot uiting in de discussie over omgevingsdiensten. Ook wordt er steeds meer van de gemeente verwacht waar het gaat om integraal handhaven. Om hierop voorbereid te zijn is het belangrijk kennis te vergaren (en vast te houden). Het gaat om milieukennis om bij bedrijven een inschatting te kunnen maken met betrekking tot de mogelijke maatregelen voor hun bedrijfsvoering (zij krijgen hierin meer keuzemogelijkheden d.m.v. doelvoorschriften), maar ook om basiskennis van aangrenzende werkvelden (bouwvergunningen en gebruiksbesluit). Juist om integraal te kunnen vergunnen en handhaven is het belangrijk ook voor elkaar een “oog en oor functie” te hebben. Vergunningverlening De Wabo houdt kort gezegd in dat tijdens het proces van vergunningverlening, waar het gaat om gevallen waarin verschillende vergunningen noodzakelijk zijn (Wm, Wro, APV etc.), zaken procesmatig beter op elkaar worden afgestemd. Voor onze gemeente zal het waarschijnlijk slechts om een klein aantal vergunningen per jaar gaan (10-20). Om de gemeentelijke organisatie klaar te maken voor de komst van de Wabo, voeren we een pilot uit om te zien welke zaken organisatorisch veranderd moeten worden. Het inrichtingen bestand van de gemeente Barneveld is een dynamisch geheel. Begin 2009 was dit als volgt opgebouwd (zie tabel hieronder). De type-indeling duidt op de indeling conform het Activiteitenbesluit. Aantal inrichtingen
Branche
1099 278 1334 Totaal: 2711
Agrarisch Horeca Handel en Industrie
Type A (niet meldingsplichtig) 0 200 610 810
Type B (meldingsplichtig)
Type C (vergunningplichtig)
40 78 622 740
1059 0 102 1161
Op dit moment vallen er ongeveer een dertigtal bedrijven onder het Besluit landbouw milieubeheer. Hoewel een inschatting nog lastig te maken is, is de verwachting dat met de komst van het nieuwe besluit ongeveer een zestig tot zeventigtal agrarische bedrijven onder de vergunningplicht (=type C) zullen blijven vallen. Deze bedrijven vallen dan qua grootte onder de IPPC regeling. Op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren worden er per week gemiddeld 3 procedures afgerond. De verwachting is dat door de extra aandacht die aan de handhaving besteed gaat worden het aantal procedures zal toenemen. Dit zal dan vooral van invloed zijn op het aantal toetsen op type B inrichtingen. Verwacht wordt dat het aantal procedures zal toenemen van 3 tot circa 5 per week. Wel dient onderzocht te worden of het toetsen van type B inrichtingen op hetzelfde kwaliteitsniveau moet gebeuren als de type C inrichtingen die een reguliere vergunningprocedure doorlopen. In de nota vergunningenbeleid, die jaarlijks aangepast wordt, zal hier nader op worden ingegaan. Eind 2009, begin 2010 zal de nota opnieuw aangepast worden en meer gericht zijn op de consequenties welke voortvloeien uit het Activiteitenbesluit.
5
Een aantal bedrijven (melkrundveehouderijen, loonwerkbedrijven, kinderboerderijen) valt inmiddels onder deze AMvB. Eind 2009 wordt een wijziging van dit besluit voorzien waardoor vrijwel alle veehouderijen onder deze AMvB gaan vallen. Alleen de grote bedrijven die onder de reikwijdte van de IPPC-richtlijn vallen (GPBV bedrijven) blijven vergunningplichtig. Gevolg zal zijn dat de aandacht meer op handhaving komt te liggen (in plaats van op vergunningverlening). Dit zal consequenties hebben voor de wijze waarop de gemeente de capaciteit voor agrarische bedrijven zal inzetten.
11
Handhaving De overheid heeft weinig controle- of stuurmogelijkheden waar het gaat om hoeveel en welk type vergunningaanvragen er binnenkomen. De manier waarop handhaving wordt aangepakt is wel te sturen. Doel van milieuhandhaving is het realiseren van een goed en veilig woon- en werkklimaat binnen de gemeentegrenzen. Hiervoor controleren wij of bedrijven hun bedrijfsvoering op milieugebied op orde hebben. Zo worden milieurisico’s beperkt en verontreinigingen voorkomen of opgeruimd. Een structurele aanpak, gecombineerd met een goede monitoring is hiervoor essentieel. Themagericht handhaven is een van de manieren om dit op te pakken en heeft als voordeel dat kennis op een bepaald onderwerp collectief vergroot wordt en gegevens makkelijker eenduidig worden ingevoerd. Bijkomend voordeel is dat er op dat vlak veel gegevens beschikbaar zijn voor monitoring en eventueel gestuurd kan worden op een gezamenlijke aanpak van problemen binnen eenzelfde type bedrijven (of bedrijven met eenzelfde type milieurisico’s). Het themagericht oppakken van handhaving zal de komende jaren steeds meer aandacht krijgen. De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan de opbouw van het team handhaving. De discussie over prioritering leidde tot de volgende opzet. De inrichtingen vallend onder type A (deze inrichtingen hoeven zich niet te melden, maar moeten wel voldoen aan standaardvoorschriften) worden voorlopig niet intensief gecontroleerd. Indien er sprake is van klachten of bestuurlijke aandacht voor een bepaalde inrichting, dan natuurlijk wel. De type B en C inrichtingen zullen wel regelmatig gecontroleerd worden. Hierbij wordt rekening gehouden met het naleefgedrag van de milieuregelgeving van de ondernemingen. Bedrijven die hun zaakjes over het geheel gezien op orde hebben zullen minder frequent bezocht worden, dan bedrijven die dat niet hebben. Zodra duidelijk is dat er in het bestand aan inrichtingen het merendeel van de type B en C gecontroleerd zijn zal aandacht gegeven worden aan de type A inrichtingen. Tevens is er een duidelijk kader gesteld voor welke overtredingen zo ernstig zijn dat bestuursdwang en eventueel een strafrechtelijk traject ingezet worden. Er blijft natuurlijk altijd een afwegingskader waardoor afhankelijk van de situatie er soms gekozen wordt voor wel of geen dwangsomprocedure. We streven er naar om jaarlijks 350 inrichtingen te controleren. Hier zullen we in 2009 waarschijnlijk nog niet in 6 slagen, maar vanaf 2010 moet dat lukken . Bedrijven waar externe veiligheid een rol speelt zoals de vuurwerkverkooppunten en de LPG tankstations worden in ieder geval jaarlijks bezocht. In de nota handhaving, die jaarlijks aangepast wordt, zal nader op bovengenoemde punten worden ingegaan. Eind 2009 of begin 2010 zal de nota opnieuw aangepast worden en meer gericht zijn op de consequenties welke voortvloeien uit het Activiteitenbesluit en de nieuwe werkwijze bij het team handhaving. 4.2 Beleid In het kader van vergunningverlening en handhaving, de advisering van andere afdelingen en met name de advisering inzake bestemmingsplannen, is het van belang dat diverse milieuthema’s vertaald zijn in beleid. Voor een aantal thema’s is dat al gebeurd en voor een aantal thema’s is het beleid nog niet vastgelegd. Vaststellen van beleid is natuurlijk een voortschrijdend proces, dat ook afhankelijk is van veranderende landelijke wet- en regelgeving.
6
In 2009 is het Kompasplan Handhaving opgesteld door het team milieuhandhaving. Hierin zijn heldere en eenduidige werkafspraken vastgelegd. Verwachting is dat de productie in 2010 op genoemd peil ligt.
12
Beleidsontwikkeling vindt plaats/heeft plaatsgevonden op de terreinen:
Bodem Externe veiligheid (vastgesteld) Geluid Water
Flora en fauna Afval Luchtkwaliteit Geur (agrarisch en industrieel)
Genoemde thema’s zijn onderwerpen waarvan nu bekend is dat deze op de korte of middenlange termijn uitgewerkt (moeten) gaan worden.
4.2.1 Bodem De Wet milieubeheer en Wet bodembescherming vormen de kaders waar het gaat om bodem. De grote hoeveelheid verontreinigde locaties in Nederland maakte een wijziging van de Wet bodembescherming en de invoering van het besluit Bodemkwaliteit noodzakelijk. Met de voortzetting van het toenmalige beleid zou het nog zeker honderd jaar duren voordat de Nederlandse bodem ‘schoon’ is. De nieuwe regels moeten ervoor zorgen dat de bodemverontreinigingsproblematiek in circa vijfentwintig jaar wordt beheerst. In 2008 is het landbodemgedeelte van het Besluit bodemkwaliteit van kracht geworden. Dit legt de gemeente niet alleen verplichtingen op, maar biedt ook kansen om een eigen bodembeleid “op maat” op te stellen. De komende jaren zullen deze kansen en verplichtingen verder uitgewerkt worden. De gemeente is verplicht om voor haar grondgebied minimaal een bodemfunctieklassenkaart op te stellen. In deze kaart wordt aan de hand van het huidige of toekomstige gebruik en de actuele bodemkwaliteit vastgesteld wat de minimale kwaliteit moet zijn van toe te passen grond; licht verontreinigd (wonen), verontreinigd (industrie, infrastructurele werken) of schoon (overige gebieden). Gemeenten hadden deze kaart in juli 2008 vastgesteld moeten hebben, maar in de praktijk hebben veel gemeenten deze deadline niet gehaald. Door onvoorziene vertraging bij de implementatie van het nieuwe bodeminformatiesysteem heeft ook de gemeente Barneveld deze kaart nog niet vastgesteld. Om hieraan tegemoet te treden heeft de Rijksoverheid het Impuls Lokaal Bodembeleid in het leven geroepen (ILB). In het ILB krijgen gemeenten een adviseur toegewezen om het traject tot een bodemfunctieklassenkaart (en verder) te doorlopen. Gemeente Barneveld doet dit in regioverband. Zodra de bodemfunctieklassenkaart is vastgesteld zal een eigen bodembeleid worden opgesteld. Dit zal waarschijnlijk in regioverband gebeuren. Het bodembeleid bestaat uit een bodemkwaliteitskaart en een bijbehorende –beheernota. (kortweg: bodemkwaliteitskaart). Wegens de besluitvorming in regioverband en nog op te stellen richtlijnen voor eenduidigheid van deze kaarten door de provincie is voor deze vervolgstap geen precieze planning aan te geven. De bodemkwaliteitskaart vereenvoudigt procedures voor burgers en de gemeentelijke diensten, omdat op basis van deze kaart in veel gevallen (gedeeltelijk) vrijstelling kan worden verleend van de verplichting tot onderzoeken van partijen grond en van bodemonderzoek bij de aanvraag voor bouwvergunningen en/of planwijzigingen. Er kan hiermee een besparing worden gerealiseerd in kosten en doorlooptijd van procedures. Een nadeel is wel dat er veel minder onderzoeksgegevens beschikbaar komen om de kaart actueel te houden. Iedere vijf jaar moet een bodemkwaliteitskaart worden geactualiseerd. Mogelijk moet de gemeente dan in eigen beheer bodemonderzoeken laten uitvoeren om voldoende gegevens te verkrijgen.
13
Bodemhandhaving Op dit moment vindt er structureel geen bodemhandhaving plaats binnen onze gemeente. De prioriteit binnen de huidige formatie handhaving ligt bij (industriële) inrichtingen. Echter, om een effectief bodembeleid te kunnen voeren, is bodemhandhaving cruciaal. Dagelijks worden er, zonder meldingen en controle, partijen grond verplaatst en is het zicht op de kwaliteit onvoldoende. Met het milieubeleidsplan wordt dan ook voorgesteld formatie (0,5 fte) vrij te maken voor het uitvoeren van bodemhandhaving. 4.2.2. Water De gemeentelijke overheden moeten zorgen dat afvalwater, regenwater en grondwater adequaat worden ingezameld en getransporteerd. Dit pakket aan watertaken wordt uitgewerkt in verschillende beleiddocumenten, te weten: het Gemeentelijk Rioleringsplan, het Waterplan Barneveld, het plan van aanpak diffuse bronnen en het beleid oppervlaktewaterbeheer. Het Gemeentelijk Rioleringplan (GRP) 2005 – 2009 De gemeentelijke rioleringszorg is vastgelegd in de Wet Milieubeheer. In het plan staan een overzicht van de voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater die er nu zijn, voorzieningen die aangelegd of vervangen moeten worden en wat de financiële gevolgen zijn van het beheer van deze voorzieningen. Recentelijk is begonnen met het opstellen van een nieuw GRP voor de periode 2010 – 2014. In dit nieuwe plan worden ook de zorgplichten voor regenwater en grondwater opgenomen, zodat er een “verbreed” GRP zal komen. Het Waterplan Barneveld 2004 – 2025 Het Waterplan Barneveld wordt gekeken waar water kansen biedt aan ruimtelijke ontwikkelingen, maar ook waar water beperkingen oplegt. Het plan geeft een integrale visie op hoe de gebruikswaarde en de belevingswaarde van het water in de gemeente Barneveld te verhogen. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kunnen wij in de toekomst blijven beschikken over de voordelen van een gezond watersysteem, wat aansluit op het beleid voor duurzame ontwikkeling. Het Waterplan en het beleid voor duurzame ontwikkeling versterken elkaar bij het behouden en verbeteren van een goede leef- en werkomgeving, waarvan water een belangrijk onderdeel is. Voor de gemeente schept het Waterplan een kader voor verschillende afdelingen en disciplines die in meer – of mindere mate te maken hebben met water (parapluplan). Plan van aanpak diffuse bronnen van verontreiniging Een plan dat nog In ontwikkeling is op dit moment, is het plan van aanpak diffuse bronnen. Diffuse bronnen zijn, in dit geval, bronnen die verspreid liggen en zorgen voor verslechtering van de waterkwaliteit. Doel van dit plan is het mede richting geven aan het realiseren van een goede kwaliteit van de openbare ruimte in termen van gezondheid en veiligheid. Onderdeel daarvan is het bereiken en handhaven van een goede kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Het plan geeft een overzicht van de aard en omvang van diffuse bronnen (zoals onkruidbestrijding, gladheidbestrijding, hondenpoep, straatmeubilair, etc.), doelstellingen bij de aanpak ervan, een concreet programma met uitvoeringsmaatregelen tot en met 2010, stelt prioriteiten en geeft aan welke middelen nodig zijn. Het plan omvat de uitwerking van de betreffende uitvoeringsmaatregelen uit het Waterplan Barneveld. 4.2.3 Externe veiligheid Bij externe veiligheid (EV) gaat het om de risico's die bedrijven en/of transport van gevaarlijke stoffen opleveren voor burgers. Alles rondom externe veiligheid wordt geregeld in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Het EV-beleid heeft als doel om risico's die bedrijven met zich meebrengen voor hun omgeving inzichtelijk te maken en te beheersen. Met behulp van contouren om Bevi-bedrijven en transportroutes voor gevaarlijke stoffen wordt inzichtelijk gemaakt waar mogelijk knelpunten zijn of kunnen ontstaan. Zo weten we waar we maatregelen moeten treffen. Hierbij moet gedacht worden aan infrastructurele, inrichtings- of
14
gebouwmaatregelen. De gemeenteraad heeft in januari 2009 de beleidsvisie Externe Veiligheid vastgesteld. Daarin staat hoe de gemeente omgaat met EV, het voorkómen van EV-problemen en het aanpakken van knelpunten. Ook wordt een overzicht gegeven van alle inrichtingen en transportassen die contouren om zich heen hebben. Kwetsbare objecten krijgen de meeste bescherming. Zo zijn woonhuizen, ziekenhuizen en verzorgingshuizen voorbeelden van kwetsbare objecten en kunnen kantoorgebouwen beperkt kwetsbaar zijn. Wij formuleerden verschillende gebiedstypen en voor elk type zijn kaders opgesteld voor wat wel en niet mag. Het beschermingsniveau voor (uitbreidings)locaties voor wonen is het hoogste; hier zijn immers de grootste concentraties mensen met daarbij ook kwetsbare groepen zoals ouderen en kinderen. Voor bedrijventerreinen is juist een lager ambitieniveau vastgelegd. Dat wil zeggen: ook hier moet de situatie veilig zijn, maar onder voorwaarden zou een zeker risico acceptabel kunnen zijn. De gemeente maakt onderscheid tussen bedrijventerrein Harselaar-Zuid en de andere bedrijventerreinen. Gemeente Barneveld streeft ernaar dat het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Harselaar-Zuid de locatie wordt voor nieuwe Beviinrichtingen en concentratie van bestaande Bevi-inrichtingen. Bij verplaatsing van bestaande Bevi-inrichtingen, streven wij dus naar herlocatie op Harselaar-Zuid. Op deze wijze worden risicocontouren in de nabijheid van woninglocaties en of andere objecten zoveel mogelijk voorkomen. Mogelijke cumulatie-effecten die kunnen ontstaan door verschillende Bevi-bedrijven bij elkaar in de buurt te zetten, worden scherp in de gaten gehouden. Waar mogelijk worden risico’s, in overleg met de brandweer, verminderd tot een acceptabel niveau. Wanneer dit niet mogelijk is, kan vestiging in elkaars nabijheid niet plaatsvinden. De beleidsvisie moet worden vertaald in de bestemmingsplannen. Het gaat vooral over de ruimtelijke beperkingen als gevolg van het ruimtelijk scheiden van gevaar en mensen. Het bestemmingsplan is uiteindelijk het enige instrument om te kunnen sturen om het ontstaan van saneringslocaties te voorkomen. Ook kan alleen via het bestemmingsplan worden voorkomen dat (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen teveel beknot worden. Op dit moment vormen de EV-risico’s binnen onze gemeente geen belemmering voor de huidige geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Werkzaamheden met betrekking tot externe veiligheid zitten verweven in bestaande werkzaamheden, zoals de jaarlijkse controle van Bevi-bedrijven en advisering bij ruimtelijke plannen. In 2009/2010 zullen ook de EV-aspecten van buisleidingen onder de gemeentelijke taken komen te vallen. In de ruimtelijke advisering wordt een toename in het aantal adviezen geconstateerd. Eind 2009 worden de EV-activiteiten in het kader van de regionale Meetlat Externe Veiligheid tegen het licht gehouden. . 4.2.4 Geur agrarisch Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het nieuwe toetsingskader bij aanvragen om een milieuvergunning van veehouderijen. De veehouderijen moeten voldoen aan individuele wettelijke normen voor de geurbelasting op een geurgevoelig object. De wet biedt de gemeente de mogelijkheid een eigen geurbeleid te voeren en daarmee af te wijken van de wettelijke normen (binnen een in de wet vastgelegde bandbreedte). Daarvoor moet op gebiedsniveau worden gezocht naar normen die passen bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Deze normen moeten vervolgens worden vastgelegd in een gemeentelijke verordening. In de gemeente Barneveld is dat gebeurd en is op 17 oktober 2008 de gemeentelijke Verordening geurhinder en veehouderij in werking getreden. Doel van de verordening is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken. Dit geldt voor woningbouw, recreatie en toerisme en ontwikkeling van de veehouderij in het landbouwontwikkelingsgebied. Voor de onderbouwing van de verordening is een gebiedsvisie gemaakt. Hiervoor zijn o.a. geurcontouren voor belangrijke zoekgebieden voor woningbouw in beeld gebracht. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn: de te verwachten groei van de veehouderij, de ontwikkeling van het landbouwontwikkelingsgebied, de
15
geurbelasting op de woonkernen, de campings en verblijfsrecreatie en de normstelling in de zoekgebieden voor woningbouw. Vanwege de ligging van het landbouwontwikkelingsgebied en van het zoekgebied Veller hebben de gemeenten Barneveld en Ede overleg gevoerd over het voornemen andere waarden voor de maximale geurbelasting vast te leggen in een verordening. De geurcontouren worden te zijner tijd opgenomen in de milieumonitor (hfds. 5). Wij monitoren dit beleid minimaal eens per jaar. Dit houdt in dat de feitelijke veranderingen in geurbelasting in kaart worden gebracht en knelpunten worden gesignaleerd. Het geurbeleid moet worden herzien wanneer uit de evaluatie blijkt dat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling niet wordt bereikt of dat er knelpunten (overbelaste situaties) ontstaan. Bij herziening van het beleid berekenen wij opnieuw de achtergrondbelasting in de verschillende gebieden. Ammoniak Hoewel de gemeente niet het bevoegde gezag is (maar de provincie), heeft ze indirect wel te maken met deze toetsing. Het komt voor dat de milieuvergunning en de bouwvergunning door de gemeente worden verleend, maar dat vervolgens de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet door de provincie wordt geweigerd. Dit betekent dat de activiteit (het in gebruik nemen van de stallen) niet mag plaatsvinden. De invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zal deze ongecoördineerde gang van zaken moeten oplossen. 4.2.5 Luchtkwaliteit Enkele jaren geleden kwam er wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Deze wetgeving richt zich op het beschermen van de gezondheid van de mens. Beschermen van de gezondheid van werknemers in een arbeidssituatie valt niet onder deze wetgeving, maar onder de Arbo-wet. Binnen onze gemeente zijn de belangrijkste activiteiten die invloed hebben op de luchtkwaliteit agrarische bedrijven en dan met name de pluimvee bedrijven en het wegverkeer. Volgens de Wet milieubeheer gelden er bepaalde eisen voor verschillende luchtverontreinigende stoffen die 7 moeten worden onderzocht. Dit zijn: stikstofdioxiden, fijn stof , benzeen en koolmonoxide. De belangrijkste luchtverontreinigende stof in Barneveld is fijn stof. Stikstofdioxide ontstaat bij verbrandingsprocessen waarbij lucht nodig is. Het is met name afkomstig van het wegverkeer, verwarmingsinstallaties en (industriële) stookinstallaties. De afgelopen jaren is steeds de heersende luchtkwaliteit in beeld gebracht. Daarbij kwam een aantal knelpunten naar voren. Onder invloed van landelijke en regionale maatregelen en de invloed van het klimaat is het aantal knelpunten inmiddels bijna tot nul gereduceerd. Dit zonder dat we specifieke lokale maatregelen hebben getroffen. De knelpunten ten gevolge van het wegverkeer die nu nog naar voren komen, worden opgevoerd ten gevolge van onjuiste gegevensverwerking door het ministerie van VROM. Hierover zijn de betrokken instanties geïnformeerd. Mogelijk heeft de onjuiste gegevensinvoer ook gevolgen voor de agrarische bedrijven. Het heeft ertoe geleidt dat de knelpunten van de pluimveebedrijven op dit moment met onvoldoende zekerheid door de provincie in beeld gebracht zijn. Het ministerie van VROM heeft nog niet duidelijk gemaakt, welk toetsingskader bij veehouderijen moet worden gehanteerd voor de beoordeling van de uitstoot van fijn stof. Daarom hanteren wij een toetsingskader waarbij wordt getoetst op gevoelige objecten (woningen van derden) in de omgeving van de veehouderij. Er wordt niet getoetst op de grens van de inrichting of op het aangrenzende weiland.
7
Fijn stof (PM10) zijn zwevende deeltjes in de lucht met een diameter van 10 micrometer (μm) of kleiner. Deze deeltjes kunnen bij inademing diep in de longen doordringen. Blootstelling aan te hoge concentraties kan gezondheidsproblemen met zich mee brengen. Het wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer, de industrie en de landbouw. Ook wordt een belangrijk gedeelte van het fijn stof met de wind aangevoerd
16
Door jaarlijks te rapporteren over de luchtkwaliteit ten gevolge van het wegverkeer, houden we in beeld of deze aan de geldende normen gaat voldoen en blijft voldoen. Op deze manier wordt de invloed van de klimatologisch omstandigheden op de heersende luchtkwaliteit inzichtelijk. Als blijkt dat er knelpunten (opnieuw) ontstaan, dan analyseren wij deze en zoeken wij hiervoor naar structurele oplossingen. 4.2.6 Geluid De geluidwetgeving is gericht op het beschermen van het woon- en leefklimaat en het voorkomen van hinder of overlast. Onder woon- en leefklimaat wordt verstaan het klimaat in of bij woningen (en met wonen vergelijkbare functies) en ook het klimaat in scholen en medische instellingen. Het voorkomen van hinder kan 8 op verschillende manieren geregeld worden . Hiermee kan ook gebiedsgericht geluidbeleid en beleid voor collectieve en incidentele festiviteiten in Wm inrichtingen worden vastgesteld. De geluidsvoorschriften in milieuvergunningen komen meestal tot stand volgens een vastomlijnd afwegingkader. Bij bedrijven die alleen een meldingsplicht hebben (in het kader van de Wm) en geen vergunningplicht, is dit afwegingskader niet van toepassing. Daarom is er bij deze inrichtingen de mogelijkheid om, afhankelijk van de omgeving waarin een bedrijf zicht bevindt, geluidsgrenswaarden vast te stellen in gebiedsgericht geluidbeleid. Dit kan betekenen dat de grenswaarden strenger of minder streng worden. De komende periode willen we nagaan of het formuleren van dit gebiedsgericht geluidbeleid voor onze gemeente waardevol kan zijn en welke vorm dat kan krijgen. Geluidvoorschriften tijdens evenementen worden geregeld via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). 4.3
Advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen
De afdelingen RBW en Milieu weten elkaar behoorlijk te vinden waar het gaat om afstemming bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvorming. Belangrijk instrument hierbij is het bedrijvenbestand MIRES, waar alle relevante gegevens met betrekking tot milieuvergunningverlening en handhaving zijn opgenomen. In 2008 is het bestand geactualiseerd en is tevens gestart met het categoriseren van bedrijven op basis van naleefgedrag. Het is helder op welke punten verbeteringen mogelijk zijn (b.v. integrale advisering en toetsing op bedrijfscategorieën) en hier wordt continu aan geschaafd. Ook in dit milieubeleidsplan komen hiervoor instrumenten aan de orde. 4.4 Antenne opstelpunten De afgelopen jaren is het aantal mensen, bedrijven en organisaties dat gebruik maakt van een mobiele communicatiemiddelen sterk toegenomen. Dit zorgt er voor dat in de toekomst de behoefte aan een dichter en beter netwerk voor mobiele telecommunicatie groeit. Bovendien bestaat vanuit het antenneconvenant (mede ondertekend door de Vereniging Nederlandse Gemeenten) de verplichting medewerking te verlenen aan de operators om tot dekkende netwerken voor mobiele telecommunicatie te komen. Voor zover bekend zijn in de gemeente Barneveld op enkele tientallen locaties opstelpunten voor antenne-installaties. Een groot aantal van deze opstelpunten betreft vergunningsvrije situaties (bevestigd aan of op gebouwen en bijvoorbeeld hoogspanningsmasten). Gelijk met bovengenoemde trend is een brede maatschappelijke discussie ontstaan over de effecten van de GSM/UMTS techniek op de volksgezondheid. De berichtgeving alsmede resultaten van verschillende onderzoeken naar de effecten van de door antennes gegenereerde elektromagnetische velden op het menselijke lichaam zijn zeer divers. Recent onderzoek heeft aangetoond dat een kortstondige blootstelling aan antenne-installaties niet leidt tot gezondheidsschade. Over de effecten voor de gezondheid bij langdurige blootstelling bestaat nog geen duidelijkheid. De rijksoverheid heeft grenswaarden voor elektromagnetische
8
In de milieuvergunning, in een besluit op grond van de Wet milieubeheer (Wm), de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Bouwverordening.
17
9
straling vastgesteld ter bescherming van de volksgezondheid. De onderzoeksresultaten van WHO onderzoek zijn voor de rijksoverheid aanleiding geweest om te veronderstellen dat plaatsing van UMTS-antennes vanuit gezondheidsoverweging verantwoord is. Het merendeel van de Barneveldse bestemmingsplannen staat nieuwvestiging van (vergunningplichtige) antenne-installaties niet zonder meer toe. In een aantal bestemmingsplannen zijn wel mogelijkheden opgenomen om middels vrijstelling of wijziging een mast mogelijk te maken. Gegeven het feit dat masten voor antenne-installaties in de meest voorkomende gevallen niet bij recht zijn toegestaan, is er voor het bestuur een mogelijkheid om een afweging te maken om al dan niet mee te werken aan een verzoek tot oprichten van een opstelpunt voor antenne-installaties. Naast het feit dat voor de plaatsing van antenne-installatiesverschillende 10 wetten van toepassing kunnen zijn , zijn er voor de oprichting ook richtlijnen en randvoorwaarden opgesteld in de Beleidsnotitie vergunningplichtige bouwwerken ten behoeve van mobiele communicatie. Het beleid omtrent antenne opstelpunten is vastgelegd in het Beleid voor bouwwerken ten behoeve van mobiele telefonie (2006).
9
World Health Organization Afhankelijk van soort opstelpunt en locatie zijn de Woningwet, Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Monumentenwet en/of de Wet Milieubeheer van toepassing. 10
18
5. Duurzaamheid en klimaat binnen milieutaken In dit hoofdstuk gaan wij in op de belangrijkste speerpunten voor de komende jaren. Duurzaamheid en klimaat hebben hun doorwerking op alle facetten van gemeentelijke milieutaken (hs. 5), maar ook op ruimtelijke ontwikkelingen en de gebouwde omgeving (hs. 6), de openbare ruimte (hs. 7) en last but not least op de gemeentelijke organisatie als een voorbeeld voor anderen (hs. 8) Binnen de wettelijke taken vindt een verschuiving plaats naar een meer adviserende rol voor vergunningverleners en handhavers. Daar komen in het kader van de speerpunten duurzaamheid en klimaat een aantal aandachtspunten en taken bij. Dit is ook direct van invloed op de (toenemende) rol van milieucommunicatie. Komende periode zal ook bij beleidsvorming en integraal werken aandacht zijn voor deze speerpunten.
Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit bij de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen (commissie Bruntland “Our common future” (1987))
5.1 Vergunningverlening en handhaving In de Wet milieubeheer is vastgelegd dat bij grote energieverbruikers energiemaatregelen opgelegd mogen worden die zij binnen vijf jaar kunnen terugverdienen. Voor wat kleinere energieverbruikers mag het doen van 11 een energiebesparingsonderzoek worden opgelegd . Onze insteek is dat wij dergelijke maatregelen structureel in voorschriften opnemen. Ook zullen wij bij een bezoek aan een bedrijf algemene informatie met betrekking tot energiebesparing meegeven en attenderen op subsidiemogelijkheden die er zijn voor het uitvoeren van energiemaatregelen. Door nieuwe wet- en regelgeving krijgen milieuvergunningverleners en –handhavers steeds meer een (integrale) adviseursrol. Om hierop voorbereid te zijn is kennis vergaren (en vasthouden) belangrijk. Met onze speerpunten in het achterhoofd zijn hierbij kennis van energie(besparing) een logische eerste keuze. Voor wat betreft handhaving heeft themagericht handhaven als voordeel dat kennis op een bepaald onderwerp collectief vergroot wordt. Jaarlijks in het handhavingsprogramma worden thema’s gekozen waar op gefocust wordt het volgende jaar. In eerste instantie is de focus binnen handhaving gericht op B en C bedrijven (meldingsplichtige en vergunningplichtige bedrijven) en het doen van quickscans. Op deze wijze wordt het bedrijvenbestand geactualiseerd en de bedrijven met potentieel de meeste milieubelasting gecontroleerd. Hier vallen kantoren niet onder, terwijl deze juist vaak ook een energiebesparingsslag kunnen maken. De handhaving op het punt energie wordt daarom in eerste instantie projectgewijs opgepakt, niet in het kader van reguliere handhaving. Wanneer het inrichtingenbestand voor de B en C bedrijven geactualiseerd is, wordt energie in het kader van handhaving opgepakt. Wij verwachten dat dit eind 2010, begin 2011 zal zijn. 5.2 Beleid Met het vaststellen van dit milieubeleidsplan en het uitspreken van het ambitieniveau “plus” door de 12 13 gemeenteraad in het kader van SLoK , stellen wij tegelijkertijd een aantal doelstellingen vast . Dan gaat het bijvoorbeeld over de jaarlijkse energiebesparing, de prestaties met betrekking tot duurzamer/energiezuiniger bouwen en kennisniveau van onze medewerkers en de instrumenten die de gemeente nodig heeft haar taken duurzamer uit te voeren. Een overzicht van de SLoK-projecten vindt u in bijlage 1. De doelstellingen zijn terug te vinden in het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 9), maar samengevat kunnen wij ze als volgt schematisch weergeven: 11
De grenzen van het energieverbruik waarvoor dit geldt zijn opgenomen in de Wm. Grootverbruikers verbruiken meer dan 50.000 kWh elektriciteit en 25.000 M3 gas per jaar. Kleine energieverbruikers vallen buiten beide categorieën. 12 Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven is een subsidieprogramma van SenterNovem 13 Deze doelstellingen zijn gekoppeld aan het ambitieniveau “plus” van SLoK en vindt u terug in bijlage 1
19
Samenvatting doelstellingen vanuit SLoK voor de gemeente Barneveld Doelstellingen
Hoe te bereiken
3% Energiebesparing in eigen gebouwen en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Energiebeheer eigen gebouwen, investeren in energiebesparing en duurzame energie, inkoop duurzame energie, verbetering kwaliteit openbare verlichting
Realiseren 20% verscherpte EPC bij gemeentelijke gebouwen Toetsing EPC en toezicht op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen Realiseren van woningen met 10% verscherpte EPC en EPL van 7 tot 8 bij projecten van meer dan 200 woningen Realiseren utiliteitsgebouwen met een 10% verscherpte EPC
Pilot GPR Gebouw als instrument voor duurzaam bouwen, kaders voor prestatieinstrumenten Vaststellen ambitieniveau Dubotoetsingsmethodiek, voorlichting en overleg bouwpartijen, architecten en aannemers, randvoorwaarden gronduitgifte
5% Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen Besparing of verduurzaming brandstoffen met 2% per jaar 5% van de energie binnen de gemeentegrenzen wordt duurzaam opgewekt en/of collectief geleverd
Realisatie aardgastankstation, cursus Het Nieuwe Rijden, regionaal project Biomassa voor energie
Stimuleren energiebesparing en inzet duurzame energie bij particuliere woningbezitters
Communicatiecampagne, voorlichting, afspraken met woningstichting
Toetsing EPC en toezicht op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen
Pilot GPR Gebouw als instrument voor duurzaam bouwen, kaders voor prestatieinstrumenten
Energievoorschriften op basis van BBT in milieuvergunningen en handhaving
Energie als prioriteit bij vergunningverlening en handhaving, vergunningen actueel op gebied van energie
Harselaar Naast deze doelstellingen, heeft de gemeente een klimaatdoelstelling van 15% CO2-reductie (ten opzichte van reguliere/standaard ontwikkeling van een bedrijventerrein) als kader vastgesteld voor de revitalisering van Harselaar-West en ontwikkeling van Harselaar-Zuid. Voor deze terreinen is ook een energievisie gemaakt, waarin wordt aangegeven hoe wij deze doelstelling kunnen bereiken. Hierbij komen opties als energieopwekking door biomassavergisting, koude warmte opslag in de bodem en natuurlijk ook energiebesparingsmaatregelen (eventueel via de Wm) aan bod. De conclusies van de energievisie vindt u terug in bijlage 2.
20
Duurzaam inkopen Voor duurzaam inkopen is er een landelijke VNG doelstelling van 75% duurzaam inkopen in 2010 (en 100% in 2015). Duurzaam inkopen is het toepassen van milieu- en sociale criteria in alle fasen van het inkoopproces, opdat dit uiteindelijk leidt tot de daadwerkelijke levering van duurzame producten en diensten. Concreet betekent het invoeren van duurzaam inkopen dat de gemeentelijke organisatie zich daar op zal moeten instellen. Maar ook voor leveranciers heeft het consequenties. Zoals het voor de gemeentelijke organisatie een verandering in aanbesteding vraagt, vraagt het van leveranciers een verandering in aanbieding van hun producten. Zij zullen uitgedaagd worden met duurzamere en creatieve oplossingen te komen voor de leveringen en diensten die van hen gevraagd worden. Meer over duurzaam inkopen vindt u in hoofdstuk 8 ‘De gemeente als voorbeeld’. 5.3 Duurzaamheid en energie De gemeente heeft, in navolging van het klimaatcongres in 2008, een Denktank Klimaat opgericht. Aan deze denktank nemen, naast de gemeente, ook de Barneveldse Industriële Kring (BIK), de Woningstichting en de Rabobank deel. Bedoeling van deze denktank is het genereren en uitvoeren van concrete klimaatprojecten (in eerste instantie) gericht op bedrijven. Daarbij geven wij zelf het goede voorbeeld en nemen ook deel aan de projecten. Eerste acties zijn het opzetten van een fonds voor energiemaatregelen en het aanschaffen van zonnepanelen bij de zorgboerderij ’t Paradijs in het kader van het project Boer zoekt Buur. Stimuleren duurzame energie Doelstelling vanuit SLoK is om binnen vier jaren (de looptijd van SLoK) om 5% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt, duurzaam op te wekken en/of te leveren via collectieve opties. Onze regio is bij uitstek een regio waar kansen liggen voor energieopwekking uit biomassa. Denk hierbij aan bijvoorbeeld mestvergisting en snoeihoutverbranding. Maar ook andere vormen van duurzame energie, zoals zonnepanelen en koude-warmte opslag zijn vormen van duurzame energie die binnen onze gemeente opgepakt kunnen worden. Windenergie lijkt in de gemeente Barneveld een wat minder voor de hand liggende optie vanwege de gemiddeld lagere opbrengst en de beperkingen die de radarpost Nieuw Millingen oplegt aan het plaatsen van hoge turbines. Kleinere turbines kunnen mogelijk wel voldoende rendement opleveren. In regioverband wordt gezocht naar locaties en initiatiefnemers die hierop in willen spelen. In de vorm van een regionaal stimulator (die in ieder geval tot 2012 actief zal zijn) worden bio-energie initiatieven aangewakkerd en ondersteund. Hij adviseert, begeleidt subsidietrajecten en vergunningtrajecten. Ook gaat deze persoon de kennis met betrekking tot mestvergisting vergroten bij vergunningverleners van de verschillende regiogemeenten, met als doel om vergunningaanvragen efficiënter door de gehele procedure te loodsen. Door beide sporen te bewandelen hopen wij de drempels voor agrariërs te verlagen bij deze trajecten. Uiteindelijke doelstelling is het realiseren van een concreet aantal bio-energie installaties binnen onze regio, wat natuurlijk bij uitstek past binnen een agrarische regio als de onze. Bedoeling is dat via bedrijven met een significante broeikasuitstoot, een extra reductie van broeikasgassen wordt gerealiseerd. Om de overstap naar duurzame energie(opwekking) te faciliteren en stimuleren, wil de gemeente voor bedrijven/initiatiefnemers een subsidie beschikbaar stellen. Deze subsidie zal hoogstwaarschijnlijk een tegemoetkoming in de kosten inhouden voor het doen van een haalbaarheidsonderzoek om de mogelijkheden voor duurzame energie(opwekking) bij een bedrijf in kaart te brengen. Voor bedrijven gaat het dan wel om investeringen die niet vallen binnen de wettelijke verplichtingen (vanuit de Wet milieubeheer). Bij de uitwerking van het Ontwikkelingsfonds Platteland (ILG) komen wij hierop terug.
21
Communicatie Communicatie zal een grotere rol spelen dan voorheen en een structureel onderdeel vormen van milieubeleid. Dit hangt samen met twee dingen: de wens om inwoners structureel te informeren en betrekken bij gemeentelijke milieuzaken. Maar ook gezien vanuit het klimaatbeleid, waar we heel duidelijk de initiatieven en participatie van burgers en bedrijven nodig hebben om doelstellingen uit dat beleid te halen. Komende jaren willen wij bedrijven en woningbezitters bewegen energie te besparen en concrete maatregelen te nemen op het gebied van duurzame energieopwekking. Communicatie is hierbij één van de middelen. We brengen besparingsmogelijkheden onder de aandacht en laten zien wat de gemeente doet aan klimaat. Deze projecten zullen er o.a. op gericht zijn om mensen, al dan niet met subsidiemogelijkheden, energie te laten besparen. In het milieubeleidsplan worden ook middelen vrijgemaakt voor het starten van enkele subsidietrajecten. Subsidiemogelijkheden voor energiebesparing en duurzame energieopwekking Om energiebesparing en opwekking van duurzame energie te stimuleren, gaat de gemeente Barneveld een aantal subsidiefonden opzetten gedurende de looptijd van het milieubeleidsplan. In het uitvoeringsprogramma is de planning en budgettering opgenomen voor deze regelingen. Het gaat om subsidiemogelijkheden voor de volgende activiteiten: 1. Energiebesparende maatregelen aan particuliere woningen (isolatie, ketels) 2. Duurzame energieopwekking bij particulieren woningen (zonnepanelen, zonneboilers, nieuwe ketels (en mini-wkk)). Hierbij sluiten we aan bij, en vullen aan op, de landelijke subsidieregeling Duurzame warmte voor bestaande woningen die in september 2008 is gestart (2008-2011) met een budget van 66 miljoen euro. Deze regeling biedt subsidie voor zonneboilers, warmtepompen en micro-warmtekracht-koppeling. 3. Duurzame energieopwekking bij bedrijven en/of instellingen: haalbaarheidsonderzoeken en concrete maatregelen 4. Duurzame energieopwekking bij agrarische bedrijven: haalbaarheidsonderzoeken en concrete maatregelen 5.4 Advisering ruimtelijke ontwikkelingen: milieumonitor Barneveld In 2008 is gestart met het opzetten van de milieumonitor Harselaar en begin 2009 is deze voltooid. Naar aanleiding van de revitalisering van Harselaar West, is voor het gehele Harselaar-terrein een GIS applicatie 14 gemaakt, waarin (op dit moment) een beperkt aantal milieuthema’s op kaart inzichtelijk zijn gemaakt . Zowel gemeentelijke als provinciale milieu-informatie is hierop verwerkt. De monitor is voor zowel burgers (inwonersversie) als gemeenteambtenaren beschikbaar. Burgers krijgen zo inzicht in de situatie aldaar en intern kan de monitor gebruikt worden voor verschillende procedures. Bedoeling is dat de monitor zowel qua aantal thema’s, als qua grondoppervlakte wordt uitgebreid. Doel is om uiteindelijk een volledig overzicht te hebben van de belangrijkste milieu en ruimtelijke informatie voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Hiermee komen we tegemoet aan onze informatieplicht richting burgers, aan onze eigen doelstellingen voor elektronische dienstverlening en het meer integraal werken binnen onze eigen organisatie. Om de inwoners-versie van de monitor kunt u vinden op: www.barneveld.nl/harselaar
14
De thema’s die nu beschikbaar zijn: bedrijfsgegevens, geluid, fijn stof, geur, stikstofdioxide, externe veiligheid, ruimtelijke ontwikkelingen en ecologische hoofdstructuur
22
6. Ruimtelijke ontwikkelingen en de gebouwde omgeving Eén van de grootste, zo niet de grootste, uitdaging ligt op het gebied van de “verduurzaming” van ruimtelijke ontwikkelingen en de gebouwde omgeving. Het gaat hier om veelomvattende projecten waar veel verschillende partijen bij betrokken zijn en afstemming tussen alle schakels van groot belang is. Doorzettingsvermogen is nodig om dit tot een succes te maken. Waar het gaat om grote nieuwbouwprojecten, speelt het vastleggen van duurzaamheidafspraken een cruciale rol, aangezien deze niet wettelijk afdwingbaar zijn. 6.1 Duurzaam bouwen algemeen Duurzaam bouwen kan omschreven worden als een vorm van bouwen waarbij in alle stadia van het planproces kansen en mogelijkheden benut worden om een hoge ruimtelijk-architectonische kwaliteit tot stand te brengen in combinatie met een lage belasting van het milieu en die beide in de tijd weet te handhaven, zodat ook toekomstige gebruikers daarvan profiteren.
Een van de grootste, zo niet de grootste, uitdaging ligt op het gebied van de “verduurzaming” van ruimtelijke ontwikkelingen en de gebouwde omgeving. Vormgeven van duurzaam bouwen vraagt zowel van een gemeentelijke organisatie als externe partijen als bouwers en projectontwikkelaars een verandering in mentaliteit en werkwijze.
Voor diverse marktpartijen zal het financieel rendement op langere termijn een belangrijke drijfveer zijn om al dan niet te investeren. Onderzoek heeft geleerd dat duurzame oplossingen, veelal in de vorm van duurzame gebouwconcepten, een goede invalshoek betekenen om dat financieel rendement te behalen. En wanneer dit ook nog eens gecombineerd kan worden met doelstellingen als maatschappelijk verantwoord ondernemen, dan kunnen die marktpartijen zich ook beter profileren. Steeds meer marktpartijen zien deze kansen en realiseren interessante voorbeelden. Ook bij beheer en onderhoud van de vastgoedmarkt veranderen de inzichten. In de huidige situatie komt de mate waarin een gebouw te onderhouden en te renoveren is veel centraler te staan (SenterNovem). Als het op bouwen aankomt, is de gemeente regisseur, beleidsmaker, beleidsuitvoerder, stimulator, opdrachtgever en handhaver. Het is de gemeente die invloed kan uitoefenen op die leefbaarheid. Door een dynamische en veilige omgeving te scheppen, waar intensief gebruik wordt gemaakt van de ruimte. De sociale component van milieuaspecten speelt hierin een belangrijke rol. Door beleid te maken, kunnen maatregelen structureel toegepast en alle processen beter afgestemd worden. De gemeente Barneveld zet dan ook in 2009 en 2010 in op het formuleren van kaders en beleid op het gebied van duurzaam bouwen. Voor een gemeente als Barneveld, met een grote bouwopgave voor de toekomst en verschillende zoeklocaties voor grootschalige woningbouw, biedt duurzaam bouwen mogelijkheden en kansen die we willen benutten. 6.2 Kunnen gemeenten extra milieu-eisen stellen bij het bouwen? Alle bouwtechnische eisen staan in het Bouwbesluit. Dat besluit geeft een opsomming van minimumeisen op het gebied van bruikbaarheid, veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en milieu. Gemeenten mogen via de privaatrechtelijke weg (bijvoorbeeld bij gronduitgifte) geen extra aanvullende eisen stellen in aanvulling op het Bouwbesluit (art. 122 Woningwet). Hier biedt de regelgeving gemeenten dus geen speelruimte. Gemeenten mogen altijd met bouwpartijen meer (een hoger bouwtechnisch kwaliteitsniveau) afspreken dan in de bouwregelgeving vastgelegd is. Deze afspraken moeten dan wel gemaakt zijn op basis van gelijkwaardigheid en niet vanuit de monopoliepositie die een gemeente heeft bij bijvoorbeeld gronduitgifte. Op stedebouwkundig vlak kunnen gemeenten overigens ook duurzaam bouwen bevorderen. Bijvoorbeeld door
23
in het bestemmingsplan of de bouwverordening stedenbouwkundige eisen op te nemen met het oog op 15 duurzaamheid . De gemeente Barneveld wil meer inzetten op duurzaam bouwen. Door voordelen van duurzaam bouwen meer en concreet onder de aandacht te brengen, vervolgens duidelijke afspraken en randvoorwaarden vast te leggen in (vrijwillige, doch niet vrijblijvende) overeenkomsten en/of statiegeldregelingen en projectontwikkelaars en architecten uit te dagen tot duurzamer ontwerpen, kan duurzaam bouwen uiteindelijk gerealiseerd en getoetst worden). 6.3 Bouwvergunningverlening en –handhaving Bouwvergunningverlening en handhaving ondersteunen het duurzaam bouwen beleid dat de gemeente gaat formuleren. Ze maken het ook mogelijk om inzicht te krijgen in de vraag of de doelstellingen gehaald worden. Tot op heden is er het duurzaam bouwen convenant (Dubo-convenant). Partijen kunnen dit, op vrijwillige basis, ondertekenen. Vervolgens monitoort de gemeente in hoeverre duurzaam bouwen wordt toegepast. Het Duboconvenant is echter verouderd en wordt in 2009/2010 herzien. Gekeken gaat worden of GPR Gebouw een instrument is om duurzaam bouwen (als een vervolg op het Dubo-convenant) vorm te geven en te monitoren. GPR Gebouw is een online applicatie om plankwaliteit en milieubelasting van een project te optimaliseren. Via GPR Gebouw worden ontwerpgegevens van woningen, kantoren en scholen omgezet naar prestaties op het 16 gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Het is geschikt om ambities te formuleren en om projecten te toetsen . In het uitvoeringsprogramma wordt ook extra formatieruimte gevraagd voor het toetsen van duurzaamheidsaspecten in de bouw (bij bouwvergunningverlening en toetsing uitvoering van de bouw). 6.4 Stedebouw Duurzame stedenbouw is een vorm van stedenbouw die in alle stadia van het planproces kansen en mogelijkheden benut om een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een lage milieubelasting tot stand te brengen. In een dichtbebouwd land als Nederland zijn bij duurzame stedenbouw alle denkbare milieuaspecten in het geding. Niet alleen thema's als water, energie, flora en fauna, bodem, mobiliteit en afval spelen een rol. Daarnaast hebben ook thema's als leefbaarheid, veiligheid, gezondheid, flexibiliteit en ruimtegebruik betrekking op de kwaliteit van een stedenbouwkundig concept. Het stedenbouwkundig ontwerp bepaalt in grote mate de structurele randvoorwaarden op basis waarvan duurzaamheid in een project geïntegreerd kan worden. Juist op stedenbouwkundige schaal is veelal grote milieuwinst te boeken, bijvoorbeeld door een optimale verkaveling. Van belang is dus dat stedebouw tijdig betrokken wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Aan de andere kant is duurzame stedenbouw niet vanzelfsprekend. Maatschappelijke en economische veranderingen bevorderen eerder een ad hoc stedenbouw met een beperkte tijdshorizon.
15
Er is nog een manier om extra duurzaamheidsmaatregelen te kunnen afdwingen: via een ontheffing van de minister. Deze treedt hierin echter terughoudend op, dus deze optie noemen wij nu slechts ter volledigheid. In het Bouwbesluit is 'de milieupijler' nog niet ingevuld (de pijler energiezuinigheid is wel ingevuld via de energieprestatiecoëfficiënt). Gemeenten kunnen voor het stellen van specifieke milieu-eisen (bijvoorbeeld ten aanzien van materiaalgebruik) een beroep doen op het 'experimenteerartikel' 7a van de Woningwet. Dit artikel biedt de minister van VROM de mogelijkheid om ontheffing te verlenen op het verbod tot het stellen van voorschriften voor duurzaam bouwen. Wordt het verzoek gehonoreerd, dan kan de betrokken gemeente op dit gebied dus eisen stellen. Met het oog op de intenties van het Bouwbesluit zal de minister echter terughoudend optreden. 16
Kennisvergroting van de vergunningverleners en handhavers is cruciaal voor de uitvoering van het Dubo-beleid. Indien de meerwaarde voldoende is, kan de toetsing van dit beleid de eerste periode regionaal worden opgepakt. In het regionaal klimaatoverleg is hierover gesproken. Consequenties voor de formatiecapaciteit zijn nog niet helder en mede zijn afhankelijk van het daadwerkelijk aantal projecten dat opgepakt gaat worden met duurzaam bouwen.
24
In de laatste jaren heeft een duidelijke verbreding van de duurzaamheidsaanpak plaats gevonden. Aan de ene kant spelen aspecten zoals belevingswaarde, veiligheid, woonmilieus, voorzieningenniveau een grotere rol, waardoor duurzaamheid breder wordt opgepakt. Aan de andere kant zijn wijken met vergaande duurzaam bouwen-maatregelen geen eilandjes meer. Zij worden in de gebouwde omgeving geïntegreerd. De beleidsmatige ruimte om vorm te geven aan duurzame stedebouw was binnen de gemeente Barnveld tot op heden te gering en persoonsafhankelijk. Om duurzame stedenbouw meer tot zijn recht te laten komen, wordt de komende jaren ingezet op opleiding en inhuur van kennis. Uiteindelijk moet dit, samen met de kaders die wij formuleren voor duurzaam bouwen, leiden tot een structurele rol van stedebouw bij duurzaam bouwen projecten. 6.5 Gebouwbeheer en nieuwbouw gemeentelijke gebouwen Wat wij anderen vragen, moeten wij ook zelf doen. Daarom gaan wij ook bij het onderhoud, de renovatie en bouw van gemeentelijke gebouwen op dezelfde wijze na of wij dit duurza(a)m(er) kunnen doen. Dit betekent dat wij bij het ontwerp en de bouw duurzaamheidsaspecten inzichtelijk maken en afwegen, energiescans laten uitvoeren bij renovatie en nieuwbouw en wij maatregelen die binnen vijf jaar terug te verdienen zijn in ieder geval uitvoeren. Verder gaan wij de mogelijkheden bekijken om het instrument GPR Gebouw bouwen monitoringssysteem en als systeem voor bouwplantoetsing.
17
in te zetten als duurzaam
6.6 Afwatering, waterberging en waterkwaliteit Bij een duurzamere gebouwde omgeving moet bij water aan een tweetal dingen gedacht worden. Enerzijds aan de waterkwaliteit, o.a. door het terugdringen van het gebruik en uitloging van (uitlogende) zware metalen in bouwwerken en straatmeubilair en het lozen van opgevangen “dakwater” op het oppervlaktewater via een rioolwaterzuiveringinstallatie. Maar ook aan de waterkwantiteit, o.a. door waterberging en afkoppeling. Afkoppelingsbeleid Doel van het afkoppelingsbeleid, dat nu in de maak is, is om met duurzame bronmaatregelen de oppervlaktewaterkwaliteit te verbeteren en te anticiperen op de klimaatverandering (toenemende - en intensievere regenval) en de gestage toename van verhard oppervlak (wegen, parkeerplaatsen, daken, bestrate tuinen). Door afkoppelen komt er minder regenwater in de rioolstelsels waardoor het optreden van wateroverlast wordt teruggedrongen. Hierdoor zullen de rioolstelsels dan minder vaak overstorten bij hevige regenval wat gunstig is voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ook hoeft de rioolwaterzuiveringsinstallatie dan minder regenwater te verwerken waardoor de kwaliteit van het gezuiverde water verbetert. Afkoppelen draagt bij aan het zo natuurlijk mogelijk functioneren van het stedelijk watersystemen; afname van piekafvoeren en tegengaan van verdroging volgens de trits; regenwater eerst vasthouden, dan bergen en pas daarna afvoeren. Wel of niet afkoppelen behoeft altijd een zorgvuldige afweging vanwege risico’s van diffuse verontreiniging van de bodem, het oppervlaktewater en de oppervlaktewaterbodem. Daarnaast wordt de beheersituatie complexer en kunnen de kosten van zowel aanleg als onderhoud hoog zijn. Kortom, afkoppelen blijft maatwerk. Waterstructuurplannen Om de gevolgen voor waterkwaliteit en –kwantiteit inzichtelijk te maken, worden bij uitbreidings- en herinrichtingsplannen Waterstructuurplannen opgesteld. Uitgangspunten hiervoor zijn het gemeentelijk beleid, maar ook extern beleid van het rijk, provincie en waterschap. Als de wateropgave aangeeft dat maatregelen nodig zijn, zoeken de waterpartners samen naar kosteneffectieve – en duurzame maatregelen om de doelen te bereiken Gemeenten verankeren zo nodig de ruimtelijke consequenties van de wateropgave in
17
GPR Gebouw is een Dubo-instrument (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) voor duurzaam bouwen.
25
bestemmingsplannen. Echter de realisatie en toepassing van dit beleid stagneert bij gebrek aan toetsingskader en – instrumenten evenals handhaving. Koude Warmte Opslag (KWO) Koude Warmte Opslag is een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen op te warmen en/of te koelen. Waterhoudende lagen in de bodem laten zich uitstekend gebruiken om warmte en koude in op te slaan. In de zomer gebruikt men het koele grondwater om gebouwen te koelen, het opgewarmde water slaat men op in de bodem totdat het in de winter wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen. In de praktijk zijn besparingen van 40 tot 80% bereikt. De energiebesparing die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Toepassing van koude-/warmteopslag is verboden in waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden voor de openbare drinkwatervoorziening en gebieden met een boringvrije zone. Er wordt een onderscheid 18 gemaakt tussen twee systemen: het open systeem en de bodemwarmtewisselaar . De benutting van bodem en grondwater voor het koelen en verwarmen van gebouwen is de laatste jaren sterk in opkomst. Natuurlijk door de besparingen die behaald kunnen worden, maar ook omdat het voor bijna alle typen gebouwen geschikt is: kleine en grote gebouwen, nieuwbouw en renovatie, woningen, bedrijven, scholen en de zorgsector. KWO is een duurzame manier om gebouwen te verwarmen en te koelen en is in veel gevallen bedrijfsmatig haalbaar (acceptabele terugverdientijden). KWO heeft zowel voor- als nadelen. Voordelen KWO
Mogelijke nadelen KWO
Economisch rendabel 40% tot 80% energiebesparing Lagere energierekening
Vermindering natuurwaarden Beïnvloeding grondwateronttrekkingen Beïnvloeding ondergrondse energieopslagsystemen Beïnvloeding archeologische monumenten en aardkundige waarden Verzilting van zoet water of verzoeting van zilt water Zettingen Opbrengstderving
Gezonder binnenklimaat Hoog comfort (zowel verwarming als koeling)
In Nederland staan het rijk en de provincies niet afwijzend tegenover ondergrondse energieopslag, gezien de energiebesparing en CO2 reductie. Ondergrondse energieopslag kan echter een grote invloed hebben op de (ondergrondse) omgeving. Veel provincies zijn van mening dat ze onvoldoende invloed hebben op deze negatieve bijeffecten, nu er steeds meer ondergrondse opslagen komen. Met name het effect die meerdere, bij elkaar gelegen opslagen, hebben op grondwaterstromingen is een effect dat men nu niet inzichtelijk heeft. Provinciaal beleid op dit gebied is wenselijk, echter bij het ontbreken hiervan biedt wellicht het opstellen van een gemeentelijke KWO-kansenkaart een handvat. Op deze kaart worden onder meer bodemgesteldheid en de
18
Er zijn twee systemen te onderscheiden: open systemen en gesloten systemen. Open systemen (doubletten, recirculatie) staan in open verbinding met watervoerende pakketten en gebruiken grondwater dat via een beperkt aantal buizen wordt onttrokken en geïnfiltreerd. Het grondwater wordt via een warmtewisselaar geleid om daarna weer in de bodem te worden geïnfiltreerd. Het onttrekken en infiltreren gebeurt op enkele tientallen tot ruim honderd meter diepte, afhankelijk van waar zich een geschikt watervoerend pakket bevindt. Gesloten systemen (bodemwarmtewisselaars) staan niet in open verbinding met grondwater, maar maken gebruik van water met een antivriesmiddel dat wordt rondgepompt door een gesloten systeem in de bodem. De thermische energie in de bodem wordt door middel van geleiding via de buiswanden overgedragen aan een warmtewisselaar. Bodemwarmtewisselaars kunnen tot een diepte van tientallen tot meer dan honderd meter reiken. Dergelijke systemen zijn over het algemeen kleinschalig en worden vooral in de woningbouw en kleine utiliteitsbouw toegepast.
26
geschiktheid van watervoerende pakketten voor KWO in beeld gebracht. VROM overweegt samen met betrokken partijen om aangepaste eisen op te stellen rondom de aanleg, het gebruik, maar ook de beëindiging van een KWO systeem. Water en de milieumonitor Er bestaan grondwatermeetnetten, ook in Barneveld, waarmee we inzicht krijgen in de grondwaterstanden. In het regionale verband “Platform water Vallei en Eem” werkt een themagroep aan een standaard Opzet Grondwatermeetnet, zodat deze meetnetten geoptimaliseerd kunnen worden. Deze informatie is dan een van de instrumenten om beleid voor grondwaterbeheer te ontwikkelen. Deze grondwaterinformatie is ook informatie de opgenomen gaat worden in de gemeentelijke milieumonitor, tezamen met bijvoorbeeld informatie over rioleringen en de KWO-kansenkaart. 6.7 Realisatie aardgastankstation De uitstoot van brandstoffen zorgt voor veel uitstoot van CO2, fijn stof en NOx. Door de overstap naar aardgas en later biogas, kan de uitstoot hiervan voor een (groot) deel worden beperkt. Provincie Gelderland wil graag zo spoedig mogelijk een regionaal netwerk van aardgastankstations opgezet zien, zodat de overschakeling naar aardgas als brandstof (en later andere alternatieve brandstoffen) niet langer 19 stagneert door een gebrek aan vulpunten. Regio de Vallei heeft binnen het RSP voor de gemeente Barneveld geld beschikbaar gesteld om een dergelijk initiatief binnen onze gemeente te stimuleren. De gemeente ziet een locatie in de nabijheid van het toekomstig facility centre als meest ideale locatie. Vanwege onze voorbeeldfunctie hebben wij een wagenparkscan laten uitvoeren (zie bijlage 4). Hiermee wilden we inventariseren in hoeverre omschakeling van ons eigen wagenpark naar alternatieve brandstoffen haalbaar is. Hieruit blijkt dat aardgas een aantrekkelijke brandstof is voor de personenauto's en bestelauto's. Voor een aantal van deze voertuigen zelfs met een korte terugverdientijd. Bio-ethanol is een aantrekkelijke brandstof voor personenauto's die momenteel op diesel rijden en zeer weinig kilometers maken. Dit komt door een lagere aanschafprijs en motorrijtuigenbelasting. Voor meer informatie over en consequenties van overschakeling van ons wagenpark naar biobrandstoffen, zie het hoofdstuk “Gemeente als voorbeeld”.
19
Regionaal Samenwerkings Programma
27
7.
De openbare ruimte
De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer van de openbare ruimte. Hieronder vallen o.a. afvalverwijdering en het beheer van de milieustraat, het beheer van openbaar groen en het verzorgen van de openbare verlichting.
7.1 Afvalinzameling in eigen hand Op basis van de Wet milieubeheer zijn in Nederland gemeenten verantwoordelijk voor de afvalinzameling bij particulieren. In het LAP (Landelijk Afvalbeheer Plan) 2002-2012 staan de doelstellingen vermeld waaraan voldaan moet worden. Zoals het beleid voor nuttige toepassing en voor het storten en verbranden van afval. De doelpercentages voor gescheiden afvalinzameling waar aan moet worden voldaan, liggen vast. De gemeente Barneveld regelt zelf de uitvoering van de afvalinzameling. Verplichte inzamelstromen zijn gft, textiel, papier en karton, glas, wit- en bruingoed en klein chemisch afval. Uiterlijk per 1 januari 2010 zal ook het kunststof huishoudelijk afval moeten worden gescheiden van de overige fracties. Continu wordt bekeken welke afvalstromen nog meer hergebruikt en dus apart ingezameld kunnen worden. Ook wordt regelmatig gekeken naar de methode van inzameling. Nieuwe ontwikkelingen op dit gebied worden nauwlettend gevolgd om te bezien of hierdoor in onze gemeente efficiencywinst is te behalen. Daarnaast wordt ook gekeken of door aanpassing van de inzamelmethode de kans op werkgerelateerde gezondheidsklachten kan afnemen.
Voor het verduurzamen van de gemeentelijke milieutaken in de openbare ruimte, moet gedacht worden aan het verminderen, het beter scheiden en het hergebruiken van afval voor opwekking van energie. In het regionale project Biomassa voor energie zijn wij al gestart om mogelijkheden te onderzoeken, (bestaande) initiatieven te stimuleren en deze ook daadwerkelijk tot realisatie laten komen. Daarnaast liggen er besparingsmogelijkheden voor openbare verlichting, maar daar moet rekening gehouden worden met technieken die nog doorontwikkelen, afschrijving van materialen en onderhoud. Ook voor wat betreft het wagenpark staan ontwikkelingen, o.a. rondom alternatieve brandstoffen niet stil, maar naar aanleiding van een wagenparkscan is hier de verwachting dat investeren hierin reëel is.
Huidig inzamelsysteem In het huidige inzamelsysteem zijn er voor de laagbouw huis aan huis de grijze container, groene container en eventueel blauwe papiercontainer. Voor hoogbouw zijn er de ondergrondse verzamelcontainers voor restafval en oud papier (vanwege te vervuild gft afval wordt er geen gft meer bij hoogbouw ingezameld). Op verschillende locaties staan ondergrondse afvalcontainers voor wit/bont glas, textiel, oud papier. Op de milieustraat Otelaar kan men met milieupas terecht om grof huishoudelijk restafval en tuinafval weg te brengen. Sinds 2009 hebben alle huishoudens die afvalstoffenheffing betalen een milieupas ontvangen waarmee ze onbeperkt naar de milieustraat Otelaar kunnen. Op de milieustraat worden steeds meer afvalstromen apart ingezameld, zoals frituurvet en spaarlampen. Toekomst afvalinzameling De vraag is of er gewerkt moet worden met gedifferentieerde afvaltarieven (diftar). Op dit moment voldoet de gemeente Barneveld bijna aan de doelstellingen voor gescheiden afvalinzameling. Zo is de gft inzameling uitstekend te noemen en wordt zelfs gescoord boven de doelstelling. Voor glas en oud papier blijven we er nog iets onder hangen. Meer cijfers zijn te vinden in het rapport Afval in Beeld 2008. Tot op heden is er dus geen prikkel om diftar in te voeren. Het uitbesteden van de reiniging c.q. afvalinzameling biedt ook geen voordelen. Onlangs is weer bevestigd (rapport doorlichting afdeling milieu 2007) dat uitbesteden geen financieel voordeel oplevert. Flexibiliteit en dienstverlening staan hoog in het vaandel.
28
Inzameling gft afval In 2009 vindt er in regio De Vallei een nieuwe aanbesteding plaats van het gft afval. Op dit moment wordt al het gft via overslagplaats Vink naar de VAR in Wilp gebracht. Daar wordt er compost van gemaakt. Nieuwe technieken zorgen ervoor dat er ook biogas uit gft afval kan worden gewonnen door vergisting. Of dit ook in de toekomst met het Barneveldse gft afval gaat gebeuren hangt af van de keuze van regio De Vallei waar het gft afval naar toe gebracht gaat worden. Bij het beoordelen van de aanbiedingen van de verwerkers wordt ook de duurzaamheid van de gekozen verwerkingsmethode gewaardeerd (weging duurzaamheid 60%). Medio 2009 zal bekend worden wie in de toekomst het GFT gaat verwerken. Inzameling oud papier en karton Steeds meer oud papier wordt met de blauwe minicontainer ingezameld. In 2009 is door het college het besluit genomen om de blauwe minicontainer in de komende jaren in alle kernen in te voeren.. Het grootste voordeel is dat er ca. 20% meer oud papier en karton wordt ingezameld met de blauwe papiercontainer. De inzameling zal deels samen met verenigingen en kerken worden uitgevoerd. Dit houdt verband met het feit dat niet in alle wijken door verenigingen en kerken het oud papier wordt ingezameld. Inzameling glas De glasinzameling ligt op 20 kilo per inwoner per jaar terwijl 23 kilo de doelstelling is. Op dit moment wordt het glas met 36 glascontainers ingezameld. Door het plaatsen van enkele extra containers, zou misschien ook meer glas ingezameld kunnen worden. De richtlijn voor glascontainers geeft aan dat per 650 inwoners een glascontainer gebruikelijk is en daar zit de gemeente Barneveld nu iets onder. Voordat hier een beslissing over genomen wordt, moet eerst een kosten – baten inschatting gemaakt worden. De glasinzameling is wel uitbesteed aan de VAOP. Aangezien dit veel geld kost, jaarlijks ca. € 28.000, wordt gekeken in 2009 of dit niet in eigen hand kan worden genomen. De verwachting is dat met het vergoedingensysteem uit het verpakkingenconvenant er geen geld bij hoeft. Inzameling textiel De inzameling van textiel blijft met 3,1 kilo per jaar onder de doelstelling van 5 kilo per jaar. Omdat veel textiel wordt ingezameld door organisaties en kerken, is niet geheel duidelijk hoeveel kilo er nu precies wordt hergebruikt in de gemeente Barneveld. In overleg met inzamelaars wordt gekeken of er in ieder geval een goed meetsysteem ontwikkeld kan worden om de hoeveelheid kilo’s ingezameld textiel per inwoner per jaar te kunnen bepalen. Inzet afval voor bio-energie Bij onderhoud van de openbare ruimte komt biomassa vrij in de vorm van (voornamelijk) snoeihout. Binnen het regioproject Biomassa voor energie kijken we of we deze biomassa zodanig kunnen afzetten dat deze wordt ingezet voor het produceren van duurzame energie. Er lijken kansrijke mogelijkheden te zijn binnen deze regio. Na het onderzoeken van de haalbaarheid, zullen deze zaken in contracten worden vastgelegd. In de recente gft-aanbesteding is ook uitdrukkelijk aandacht besteed aan CO2 beperking en duurzamer vormen van gftverwerking. In de loop van 2009/2010 zal ook in regioverband een bio-energie kansenkaart worden opgesteld, met als bedoeling om derden een overzicht te kunnen geven van mogelijkheden voor bio-energie binnen onze regio. Milieustraat Otelaar Grof huishoudelijk afval (GHA) kan gebracht worden naar de milieustraat met de milieupas en het kan opgehaald worden tegen betaling. De vraag om GHA bij huis op te halen wordt steeds kleiner. Zeker nu met de Milieupas gratis al het GHA gebracht kan worden. Wel wordt in 2009 goed bijgehouden hoeveel afval er gebracht wordt op de Milieustraat. Na 4 maanden is er al een tendens te zien dat meer mensen een bezoek brengen aan de Milieustraat maar minder afval meebrengen. Mocht nu blijken dat over 2009 er een zeer sterke stijging te zien zal zijn van het GHA, dan kan altijd met de evaluatie bekeken worden of er maatregelen nodig zijn of niet.
29
Een ander punt is de eventuele uitbreiding van de milieustraat. Om alle afvalstromen zoveel mogelijk gescheiden in te kunnen zamelen is uitbreiding in de toekomst noodzakelijk. In de komende periode zal worden onderzocht op welke wijze het beste deze uitbreiding kan worden gerealiseerd. Kunststofinzameling invoeren Na de succesvolle proef met gescheiden kunststofinzameling in 2008 zal in 2009 definitief de gescheiden kunststofinzameling van start gaan. Er moet een keuze wordt gemaakt om huis aan huis kunststof in te gaan zamelen of brenglocaties te realiseren. Deze keuze zal medio 2009 uitgewerkt zijn en ingevoerd worden. Verwachting is dat het realiseren van brengstations uiteindelijk de meest gunstige optie zal zijn. Belangrijk is wel hoe de contracten met Nedvang eruitzien. Dit omdat de ARN, gevestigd in Beuningen, bezig is met het opzetten van een nascheidingsinstallatie voor kunststof. Waar deze installatie gevestigd kan worden is nog niet bekend. Dit betekent dat bij goed functioneren van deze optie, kunststof niet meer apart ingezameld hoeft te worden maar met het restafval mee kan. Hoewel men per jaar kan bezien wat de meest rendabele keuze is, zowel milieuhygiënisch als financieel, is het wisselen van inzamelmethode per jaar niet toegestaan. Logistiek Om huis aan huis al het afval op te halen zijn er 7 vuilniswagens. Een uitbreiding van de beschikbare inzamelcapaciteit is op korte termijn noodzakelijk. De gestage uitbreiding met huishoudens in de gemeente Barneveld, het apart inzamelen van kunststof huishoudelijk afval en de oud papierinzameling met vuilniswagens kan slechts gedeeltelijk binnen de huidige beschikbare capaciteit worden opgevangen. In eerste instantie wordt onderzocht of door reguliere vervanging in 2010 de inzamelcapaciteit kan worden verhoogd. Indien dit onvoldoende solaas biedt zal het aantal inzamelvoertuigen moeten worden uitgebreid. Vooruitlopend op deze toename van werkzaamheden hebben inmiddels drie werknemers het groot rijbewijs gehaald. Communicatie over afval Alleen jaarlijks een afvalkalender uitgeven is niet meer genoeg om de inwoners van de gemeente Barneveld op een goede manier het afval te laten scheiden. Continu zal aandacht gevraagd moeten worden om het afval op de juiste manier te scheiden. Dit vraagt actie en moeite van mensen dus moet langzaam het gedrag beïnvloed worden. Om voor de verschillende doelgroepen, zoals scholieren, wijkbewoners etc. aandacht voor afvalscheiding te vragen, zal eind 2009 een communicatieprogramma uitgewerkt worden. 7.2 Openbare verlichting Uit onderzoek van DHV voor SenterNovem in 2005/2006 is gebleken dat 50 tot 60% van het totale elektriciteitsverbruik van gemeenten kan worden toegeschreven aan openbare verlichting (OVL) en verkeersregelinstallaties (VRI). Het energetisch besparingspotentieel voor deze installaties ligt vaak tussen de 10 en 50%. Vervolgens is in 2008, in opdracht van SenterNovem, bij ongeveer 200 gemeenten in Nederland het energiegebruik en het besparingspotentieel voor OVL en VRI in kaart gebracht met behulp van het instrument ‘Zicht op Licht’. Uit een regionaal benchmark onderzoek kwam naar voren dat Barneveld mogelijkheden heeft om bij openbare verlichting energie te besparen.
30
Besparingsmogelijkheden Barneveld Volgens berekeningen kent Barneveld een besparingspotentieel van 14% energiebesparing. Barneveld kan hierdoor op jaarbasis 8,2 ton CO2 besparen (equivalent van ca 550 bomen) op basis van gebruik van groene stroom. Dit is een globale inschatting. Vervanging van armaturen en verlichting bieden mogelijkheden om energie te besparen. Naast dit besparingspotentieel zijn er ontwikkelingen die nut en noodzaak van energiebesparing onderstrepen: - De doelstelling voor de CO2-reductie van 20% in 2020 in Europees verband; - De verwachting dat op termijn de energieprijzen fors zullen stijgen; - De opkomst van energiezuinige (LED) verlichting; - De doelstelling dat lokale overheden in 2010 voor 50% duurzaam moeten inkopen.
Beleidsplan openbare verlichting In een beleidsplan Openbare verlichting zal uitgebreid ingegaan worden op de diverse besparingsmogelijkheden die met openbare verlichting en met verkeersregelinstallaties is te bereiken. Omdat verwacht wordt dat er in de loop van 2010 meer inzicht is in de nieuwe technieken die zich snel ontwikkelen, zoals LED verlichting, en er tevens meer duidelijkheid is over vervangingstermijnen van dit type verlichting zal dit plan in de periode 2010 - 2012 worden opgesteld. In dit beleidsplan zal tevens ingegaan worden op zaken die met het politiekeurmerk veilig wonen te maken hebben. Naast de mogelijkheid om met behulp van nieuwe technieken energie te besparen bij verlichting, mag natuurlijk niet uit het oog verloren raken dat verlichting ook te maken heeft met sociale veiligheid. Lichtvervuiling Lichtvervuiling heeft effect op ons (leef)milieu. Het is de verhoogde helderheid tijdens de nachtelijke uren door overmatig gebruik van kunstlicht. Mensen en dieren kunnen hier overlast van hebben, door verstoring van dag- en nachtritme, maar ook door het wegblijven van bepaalde diersoorten uit gebieden die te licht zijn of beïnvloeding van de groei van planten. In stedelijke gebieden zijn de effecten hiervan uiteraard een veelvoud van wat er rondom de Veluwe aan lichthinder is. Toch is het juist rondom deze Veluwe dat overheden willen zorgen voor voldoende donkerte. Slecht afgeschermde lichtbronnen veroorzaken veel stoorlicht dat niet op de wegen of straten valt, maar omhoog straalt. Lichtvervuiling vormt, net zo goed als lawaai en stank, een aanslag op het milieu. Het tegengaan van lichtvervuiling heeft de afgelopen jaren de aandacht gekregen, o.a. via het project “Veluwe, donker en stil”. Om lichtvervuiling tegen te gaan, kan ingezet worden op: minder lichtpunten, lager verlichtingsniveau, dimmen van lichtpunten of het beter richten van lichtpunten. Wij richten ons in eerste instantie op de laatste twee punten: dimmen van lichtpunten en beter richten van lichtpunten. Tegengaan van lichtvervuiling: project sportveldverlichting Door aandacht te hebben voor de verspreiding van licht, of beter gezegd voor zo minimaliseren van verspreiding, kan lichtvervuiling verminderen. Wij richten ons in eerste instantie op buitensportcomplexen. De lichtverspreiding (en potentiële hinder) is hier over het algemeen groot en de locaties zijn (gedeeltelijk) in eigen beheer.
31
Om zo min mogelijk lichthinder te veroorzaken en zo efficiënt mogelijk de sportvelden te verlichten, gaan wij alle sportvelden met buitenverlichting nagelopen op materiaal, lichtefficiëntie en goed gebruik van de verlichting. Een vervolgactie leidt er vervolgens toe dat de verlichting op de sportvelden goed wordt afgestemd op het gebruik. Dit kan betekenen dat armaturen, lampen etc. vervangen moeten worden, maar ook dat armaturen wellicht “alleen maar” beter afgesteld hoeven te worden. Project energiezuiniger bewegwijzering Om een start te maken met LED verlichting en hiermee ook ervaring op te doen, starten wij een project energiezuiniger bewegwijzering. Hierbij overwegen wij 63 armaturen door LED armaturen. Wij doen hiermee een duurzame investering, waar je overgaat op een lamp die langer meegaat, een grotere bedrijfszekerheid heeft en minder energie verbruikt. Wij verwachten hiermee een energiebesparing van 38% te behalen en een even zo grote CO2 reductie. Gerekend met een verwachte levensduur van 20 jaar, zal de totale besparing op energiekosten ongeveer € 6.000,- zijn (gebaseerd op de huidige energieprijs). 7.3 Onkruidbestrijding In de gemeente Barneveld is er ruim 400 hectare openbaar groen dat onderhouden moet worden. In dit openbaar groen en op de openbare verhardingen verzorgt de gemeente de onkruidbestrijding. Sinds enige jaren is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, door regelgeving van de landelijke overheid, beperkt toegestaan. Tengevolge van deze wettelijke bepalingen door overheidswege heeft ook de gemeente Barneveld hier rekening mee te houden. Daarom vindt onkruidbestrijding binnen de gemeente Barneveld tegenwoordig plaats d.m.v. duurzaam onkruid beheer (DOB). Dit betekent dat wij het onkruid steeds meer op mechanische wijze verwijderen en wordt de hoeveelheid bestrijdingsmiddel beperkt. Bij mechanische verwijdering wordt het onkruid pas bestreden als er daadwerkelijk onkruid aanwezig is. Het wordt dus “groener” op straat. Vanaf 2008 passen we DOB toe in een deel van de dorpen. De overige gebieden worden geborsteld. Hiermee conformeren wij ons aan nieuwe (Europese) regelgeving. De beheeractiviteiten mogen de kwaliteit van het oppervlaktewater niet ongunstig beïnvloeden. Vanaf 1 januari 2007 mogen daarom chemische onkruidbestrijdingsmiddelen gebruikt worden onder strenge beperkingen, die ook zijn opgenomen in het DOB. De beperkingen richten zich op het achterwege laten van bespuitingen in geval van regenverwachting en het niet overschrijden van een absolute norm voor de te gebruiken hoeveelheid bestrijdingsmiddelen per hectare.
32
8.
Gemeente als voorbeeld
De gemeente kan op verschillende manieren een voorbeeldrol naar zich toetrekken. Op de startbijeenkomst aan het begin van dit jaar, kwamen vooral ook de kansen die dit oplevert naar voren. Immers, duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen levert voor (lokale) bedrijven ook kansen en mogelijkheden op. De gemeente kan de voorbeeldrol invullen door kennis en faciliteiten beschikbaar te stellen. Door zelf duurzaam en maatschappelijk verantwoord zaken te doen. Maar ook door de samenwerking met bedrijven te zoeken door bij elkaar “over de heg” te gaan, bij elkaar in de keuken te kijken en op die manier meer inzicht te krijgen in elkaars doen en laten. Op die manier kunnen goede voorbeelden in overleg met elkaar ingebed worden in beleid, zo is het idee.
Een goed voorbeeld doet goed volgen. De overheid heeft een voorbeeldfunctie. Het moet dan vooral een praktijkgerichte voorbeeldfunctie zijn, met stevige prikkels richting bedrijfsleven, maar zonder teveel risico’s te nemen met gemeenschapsgeld, zo kwam naar voren tijdens de startbijeenkomst. Gemeente Barneveld gaat deze rol in ieder geval oppakken bij het eigen wagenpark, de gemeentelijke bedrijfsvoering en duurzaam inkopen.
8.1 Wagenpark Al eerder gaven wij onze doelstellingen aan in het kader van SLoK. Doelen zijn o.a. brandstofbesparing en het vergroten van het gebruik van duurzamer brandstoffen om uitstoot van stoffen naar het milieu te verminderen. Hier liggen er mogelijkheden bij het omschakelen van het eigen wagenpark naar alternatieve brandstoffen als aardgas, bio-ethanol, biodiesel etc.. Reguliere verjonging van het wagenpark levert al een significante reductie op van de uitstoot van fijnstof en stikstofoxiden op (53%). Maar bij een overschakeling op bijvoorbeeld aardgas wordt de uitstoot van fijnstof nog eens de helft lager en is de reductie van stiktofoxiden veel groter, namelijk 77%. Goed dus om alternatieven te overwegen. De gemeente heeft een wagenparkscan laten uitvoeren waarin, met het eigen wagenpark en kilometrage als uitgangspunt, is berekend of overschakelen op alternatieve brandstoffen haalbaar is. De keuze voor alternatieve brandstoffen, impliceert soms een keuze voor vervanging van het huidige wagenpark. Het gaat dan wel om een vervanging op natuurlijke momenten i.v.m. voorkomen van kapitaalvernietiging.
Verschillende alternatieve brandstoffen en hun milieueffecten Bij de afweging voor de overschakeling, zijn verschillende typen brandstoffen in beeld: aardgas, biogas, biodiesel en bio-ethanol. Allen zijn afgewogen in de wagenparkscan. Milieutechnisch en economisch gezien zijn aardgas en bio-ethanol op dit moment de meest aantrekkelijke alternatieve brandstoffen. Hoewel bio-ethanol milieutechnisch voordeel oplevert, zijn er momenteel nog ethische bezwaren tegen het rijden op bio-ethanol. Voor de productie van de huidige, eerste generatie bio-ethanol worden voedselgewassen gebruikt en wordt er dus geconcurreerd met de voedselmarkt. Verwacht wordt echter dat binnen drie tot vijf jaar tweede generatie biobrandstoffen beschikbaar komen, die niet voedsel-gerelateerd zijn. Ten opzichte van aardgas en bio-ethanol is biodiesel minder aantrekkelijk. Met name de brandstofkosten zijn erg hoog. Qua emissies scoort aardgas op gebied van luchtkwaliteit beter dan biodiesel. Wel scoort biodiesel beter op beperking van de uitstoot van het broeikasgas CO2. Door over enkele jaren over te stappen van aardgas naar biogas, kan de uitstoot van CO2 ook hier met 75% worden gereduceerd. We kiezen dan ook voor aardgas en niet voor biodiesel of bio-ethanol. Aangezien de voertuigen van de gemeente vrijwel allemaal lokaal opereren, is aardgas een aantrekkelijke optie bij de realisatie van een vulpunt in Barneveld. Verwachting is dat uiterlijk in 2010 het eerste aardgasvulpunt in de gemeente gerealiseerd wordt.
33
Financiële aspecten omschakeling wagenpark Overschakeling op aardgas impliceert de aanschaf van nieuwe voertuigen. De initiële meerkosten van een aardgasvoertuig ten opzichte van dieselvoertuig bedraagt voor een personen- of een bestelwagen circa €2.000,- tot €3.000,-. In de praktijk neemt de meerprijs voor een aardgasvoertuig (vanwege het toenemende aanbod) snel af. Doordat de prijzen ten opzichte van dieselvarianten afnemen (of zelfs lager worden) en dieselprijzen zullen gaan stijgen (is de verwachting), wordt rijden op aardgas op termijn steeds aantrekkelijker. In de tabel in bijlage 4 zijn de meerkosten weergegeven voor de aanschaf van aardgasvoertuigen in plaats van de gebruikelijke voertuigen (op diesel of benzine). Hierbij is uitgegaan van het reguliere vervangingsschema op basis van een gebruik van gemiddeld tien jaar. Ook nu al zijn voertuigen op aardgas beschikbaar die nauwelijks meer kosten dan de dieselvariant. In de tweede tabel in bijlage 4 is de jaarlijkse besparing op de operationele kosten uitgerekend op basis van reguliere vervanging van de huidige voertuigen. Conclusie omschakeling wagenpark Met onze klimaatdoelstellingen in het achterhoofd, gaat de gemeente op natuurlijke momenten personen- en bestelwagens en veegmachines laten overschakelen van benzine en diesel naar aardgas. Ook de vrachtwagens en huisvuilvoertuigen kunnen op aardgas worden overgeschakeld. Echter, de meerinvestering van deze voertuigen is echter zodanig, dat deze niet is terugverdiend voor het volgende vervangmoment. Het is goed denkbaar dat de verhouding van meerinvestering en terugverdientijd in positieve zin verandert. Wanneer dat het geval is, kan de gemeente opnieuw overwegen de grote auto’s ook te vervangen. In alle gevallen geldt dat voldoende bedrijfszekerheid hierbij een randvoorwaarde is. Naast het overschakelen op aardgas is de gemeente Barneveld bezig met het aanschaffen van een elektrisch voertuig, te gebruiken bij het schoonhouden van de straten in de kern Barneveld. Stimulering overschakeling bij anderen Om andere bedrijven met wagenparken te stimuleren over te schakelen op aardgas, willen wij tegen de tijd dat het aardgasvulstation wordt gerealiseerd, een communicatietraject inzetten richting wagenparkbeheerders en de drempel verkleinen om de mogelijkheid tot overschakelen te onderzoeken middels een tegemoetkoming in de onderzoekskosten. De provincie Gelderland overweegt sterk, naar aanleiding van terugkoppeling vanuit verschillende Gelderse gemeenten, het traject Fuelswitch, dat zich richt op omschakeling van wagenparken, advisering en ondersteuning van ondernemers, in 2010 voort te zetten. 8.2 Duurzame bedrijfsvoering De komende vier jaren nemen wij onze eigen bedrijfsvoering onder de loep. We onderzoeken waar voordeel te behalen is waar het gaat om energiebesparing, materiaalgebruik (type en hoeveelheden), catering, schoonmaak etc. etc. Om een beeld te krijgen van hoe de gemeentelijke organisatie er voorstaat qua duurzaamheid, doen wij mee aan de landelijke benchmark de Duurzaamheidsmeter. Deze bevat een aantal vragenlijsten, waarmee je punten kunt scoren op verschillende onderdelen. Ons streven is wederom om te klimmen op de Duurzaamheidsmeter. Deze score kunnen we vergroten door acties te ondernemen die genoemd worden in de vragenlijsten. Wij kiezen ervoor eerst die stappen te ondernemen, welke gericht zijn op onze eigen organisatie. Een vervolgstap zou kunnen zijn om burgers en bedrijven voor te lichten of contacten met andere overheden te zoeken. Eerst onze eigen organisatie duurzamer, is ons uitgangspunt. Hieronder geven wij een aantal punten weer waar wij de komende vier jaren op inzetten en tegelijkertijd punten behalen op de Duurzaamheidsmeter.
34
Aandachtsgebieden Duurzaamheidsmeter Bedrijfsrestaurant
Biologische, Max Havelaar en Fair Trade producten
Duurzaam inkopen
Inkoop bedrijfskleding, schoonmaakmiddelen met ecolabel, kerstpakketten en relatiegeschenken biologisch of fair trade, inkoop Fsc-hout (of gelijkwaardig), tekenen duurzaam inkopen deelnemersverklaring, scholingsbijeenkomsten DI voor budgethouders, gemeente stimuleert DI bij anderen.
Financieel beheer
Gemeente beheer minstens 5% van haar financiële reserves op duurzame wijze, gemeente communiceert met werknemers over belang van duurzaam sparen en beleggen.
Energie
Inkoop groene energie (stroom en gas), meetbare doelen voor energiebesparing voor alle openbare gebouwen, lid worden Klimaatverbond, energiebesparing gemeentelijke gebouwen, gemeente ondersteunt actief uitvoering van EPA voor onderwijs, deelname Week van de Vooruitgang, actief voorlichtingsbeleid met betrekking tot water en energiebesparing, actueel uitvoeringsplan energiebesparing openbare verlichting.
Bij de uitvoering van dit alles, speelt natuurlijk mee of de eventuele meerkosten of wijzigingen in bedrijfsvoering e.d. opwegen tegen wat we ervoor terug krijgen. Een deel van deze zaken wordt gegoten in een gemeentelijk intern milieuzorgsysteem, om continuïteit en kwaliteit te waarborgen. Hierbij moet gedacht worden aan zaken als energiebeheer en materiaalverbruik. Sociaal en mondiaal De Duurzaamheidsmeter heeft ook een onderdeel Sociaal en Mondiaal. Acties op dit gebied die de gemeente zou kunnen uitvoeren, hebben m.n. betrekking op het aansluiten bij internationale organisaties en het aangaan van samenwerkingsverbanden met gemeenten in het buitenland. Om vorm te geven aan dit onderwerp, overweegt de gemeente om een Millenniumgemeente te worden. De VN Millenniumdoelen zijn acht ambitieuze doelen gericht op wereldwijde armoedebestrijding die in 2000 werden vastgesteld. Men streeft naar realisatie van die doelstellingen in 2015. Om ze voor 2015 daadwerkelijk te kunnen halen is veel inzet nodig, met name op lokaal niveau. Daarom startte de VNG in 2007 de ‘Millennium Gemeente’ campagne. Inmiddels zijn er al meer dan 100 Millennium Gemeenten. Deelnemende gemeenten kiezen voor een eigen invulling, onder de gezamenlijke, herkenbare vlag. Voor sommige gemeenten betekent dit nieuwe impulsen voor het mondiaal beleid. Voor andere gemeenten betekent het dat bestaande activiteiten in de schijnwerpers worden gezet en in breder verband worden gebracht. Wanneer de gemeente Millenniumgemeente wordt, betekent dit een extra ondersteuning voor De Ark en het beschikbaar stellen van een (klein) bedrag ter stimulering van initiatieven van inwoners die passen binnen de Millennium doelstellingen. Zo wil de gemeente Barneveld laten zien dat wij deze initiatieven een warm hart toedragen.
35
8.3 Duurzaam inkopen Duurzaam inkopen is het toepassen van milieu- en sociale criteria in alle fasen van het inkoopproces, met als uiteindelijk doel dat dit leidt tot de daadwerkelijke levering van duurzame producten en diensten. Het gaat hier om alle inkopen die de overheid doet, van brandweerjas tot catering, van kantoorstoel tot fietspad of weg. In november 2007 werd het ‘Klimaatakkoord 2007-2011’ gesloten tussen gemeenten en het Rijk. Hierin is voor gemeenten afgesproken dat zij streven naar 75% duurzaam inkopen in 2010 en 100% in 2015 (“duurzaamheid als zwaarwegend criterium mee wordt genomen”). Duurzaam inkopen is dan ook als uitgangspunt opgenomen 20
in het gemeentelijk Aanbestedingsbeleid .
Aanbestedingenbeleid gemeente Barneveld (april 2009): De gemeente heeft ook op het gebied van duurzaamheid een voorbeeldfunctie. Gemeenten streven ernaar om hun producten en diensten in 2010 voor 75% duurzaam in te kopen en in 2015 voor 100%. Met duurzaam inkopen wordt gedoeld op het toepassen van milieuaspecten en sociale aspecten in alle fasen van het aanbestedingsproces zodat dit uiteindelijk leidt tot de daadwerkelijke levering van een product, dienst of werk dat aan de milieuaspecten en sociale aspecten voldoet. De gemeente Barneveld hanteert daarbij de volgende richtsnoeren: Bij het aanbesteden van opdrachten, worden de milieucriteria in acht genomen. De mate waarin, is mede een financiële afweging en is een verantwoordelijkheid van de gemeente; Bij het aanbesteden van leveringen, is de duurzaamheid van de producten en de total cost of ownership (TCO) van belang. Bij deze beoordelingsmethode worden niet alleen de aanschafkosten beoordeeld, maar ook alle nevenkosten als onderhoud, levensduur, voorraad, energieverbruik etc. De gemeente stelt ook maatschappelijke eisen. Vaak hebben deze betrekking op de rol van de inschrijver als werkgever. Maatschappelijk inkopen beslaat ook onderwerpen op het gebied van mensenrechten, zoals het tegengaan van kinderarbeid en het verbeteren van arbeidsomstandigheden. Andere sociale aspecten die, met inachtneming van "transparantie, openheid en non-discriminatie", opgenomen kunnen worden in het programma van eisen of het bestek zijn: aandacht voor jongeren in opleiding door extra punten toekennen aan inschrijvingen van ondernemingen met opleidingsplaatsen; aandacht voor werkzoekenden en arbeidsongeschikten binnen de opdracht.
Inkoop is een van de werkvelden die bij uitstek geschikt zijn om op duurzaamheid concrete en zichtbare resultaten te boeken. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het inkopen van groene stroom (doelstelling 100% groene stroom) en het opnemen van duurzaamheidscriteria bij de regionale gft-aanbesteding (weging duurzaamheid 60%) of het aanbesteden van het gemeentelijk wagenpark. Maar ook sociale aspecten vallen onder duurzaam inkopen. Zo kunnen er bij de aankoop van goederen randvoorwaarden gesteld worden met betrekking tot arbeidsvoorwaarden. Kortom, er wordt dan rekening gehouden met mensen, leefmilieu en economie (ook wel de drie P’s: people, planet, profit).
20
In het aanbestedingsbeleid van de gemeente Barneveld staat: Daarnaast stelt de gemeente tevens vast, dat het maatschappelijk belang en duurzaam inkopen integraal onderdeel uit maken van het aanbestedingsbeleid.
36
21
Dat duurzaam inkopen per definitie zou betekenen dat dit altijd duurder is, is onjuist! Het grootschalig inkopen van groene stroom en papier is hier een voorbeeld van. In alle gevallen geldt dat naast de milieu- en sociale aspecten van een product, natuurlijk ook de financiële kant van de zaak wordt meegewogen en de bedrijfsvoering niet in het geding mag komen. De duurzaamheidscriteria Om dat alles te kunnen doen, zijn handvatten nodig. Deze handvatten zullen gedeeltelijk door de gemeente moeten worden uitgewerkt, maar een belangrijk handvat is recentelijk door SenterNovem uitgewerkt in de vorm van duurzaamheidscriteria voor circa 80 productgroepen. Overheden kunnen die criteria en bijbehorende bestekteksten bij hun inkopen en aanbestedingen gebruiken om invulling te geven aan duurzaam inkopen en om de mate van duurzaamheid van een inkoop inzichtelijk te maken. Streven van SenterNovem is de criteria zo ambitieus te formuleren dat de markt nog kan groeien in duurzaamheid. De precieze invulling en uitwerking verschillen daarbij per productgroep. Uiteraard wordt altijd wel onderzocht of er voldoende concurrerende producten zijn die nu al aan de normen voldoen. De nieuwste ontwikkelingen worden steeds opgenomen in de 22 criteria. Zo zal de markt van duurzame producten blijven groeien . Wat wil Barneveld bereiken? De gemeente Barneveld gaat zich inzetten om de gestelde doelstellingen (75% in 2010 en 100% in 2015) te halen. De uitdaging is om in alle fasen van het inkoopproces een goede balans te vinden tussen sociale, economische en milieuaspecten, en om heldere criteria te stellen bij het benaderen van leveranciers. Leveranciers moeten voldoende ruimte krijgen en geprikkeld worden om met oplossingen te komen. Duurzaamheidscriteria krijgen daarmee tevens een wegingsfactor binnen de aanbesteding. Barneveld wil uiteindelijk in elk inkoop- en aanbestedingstraject duurzaamheidsaspecten meewegen via 23 duurzaamheidscriteria . Voor elk traject wordt inzichtelijk gemaakt waarom criteria uiteindelijk wel of niet in het uiteindelijke product terug te zien zijn. Het halen van de VNG-doelstelling voor 2010 is voor Barneveld een behoorlijke uitdaging. In het aankoopbeleid staan enkele duurzaamheidsuitgangspunten, maar om duurzaam inkopen in de praktijk te brengen is een andere werkwijze noodzakelijk. En dat kost tijd om te implementeren. In 2009 en 2010 leggen wij de basis voor een gedegen duurzaam inkopen strategie. Door in te zetten op duurzaam inkopen, geven wij als organisatie aan dat wij een voorbeeld willen zijn voor inwoners en bedrijven, duurzaamheidsaspecten concreet willen laten meewegen in de aanbestedingen en waar dit redelijkerwijs kan, de doorslag te laten geven. Hoe bereiken we dit? Inkoop in Barneveld is georganiseerd volgens het gecoördineerde inkoopmodel. In dit model blijft de verantwoordelijkheid voor de tactische en operationele inkoop bij de verschillende afdelingen. Het idee achter het model is dat over de diensten heen optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare kennis en ervaring. Dit model moet binnen de gemeentelijke organisatie echter nog groeien. Daarom vindt duurzaam inkopen op dit 21
Wat de financiële consequenties over het gehele inkoopbedrag zijn is niet eenvoudig te zeggen. Dat is sterk afhankelijk van het type product en/of dienst dat wordt aanbesteed. Bij de voorbereiding van duurzaam inkopen, zal ook via benchmarking getracht worden inzicht hierin te krijgen. Duurzamer oplossingen zijn niet altijd duurder en ook gezamenlijk inkopen kan de kosten drukken. Bij substantiële meerkosten is het mogelijk dat in de desbetreffende kadernota de overweging wordt voorgelegd. 22
Voor meer informatie hierover: www. Senternovem.nl/duurzaaminkopen/criteria/index.asp
23
Om te monitoren hoe groot het percentage duurzaam ingekochte producten en diensten zijn kunnen bv. de Zelfscan van SenterNovem en de Benchmark Duurzaam Inkopen van het COS (de duurzaamheidsmeter) gebruikt worden. Dit zijn de twee belangrijkste scans op dit gebied. Naast deze twee scans is het noodzakelijk te kijken naar het totale (beïnvloedbare) inkoopvolume van de gemeente en naar de uitgaven per productgroep (via de Spendanalyse uit 2005). Over hoe wij de monitoring van de voortgang vorm gaan geven, moet (organisatorisch en inhoudelijk) nog vastgelegd.
37
moment nog vooral plaats op ad hoc basis en wordt dit niet voldoende gecoördineerd. Duurzaam inkopen wordt pas een succes wanneer dit in beleid is verankerd en wanneer de inkopers hierin voldoende ondersteund worden en kennis en handvatten hebben om dit uit te kunnen voeren. Hierbij denken wij aan het opstellen van een gemeentelijk aanbestedingsoverzicht, jaarlijkse bijscholing en een praktische handleiding die medewerkers aan de hand neemt bij het duurzaam inkopen van goederen en diensten. Door voor verschillende fasen in het inkooptraject concrete suggesties en tips aan te reiken komt duurzaam inkopen een stap dichterbij. Gelijktijdig inventariseert de gemeente het percentage daadwerkelijk duurzaam ingekocht volume. De volgende stappen in het proces is het uitwerken van gemeentelijke kaders, randvoorwaarden en hulpmiddelen voor duurzaam inkopen. Dit ziet er als volgt uit: Uitwerking kaders en randvoorwaarden gemeentelijk duurzaam inkopen Elke twee jaar uitvoeren van een spend-analyse (voor het laatst in 2005 gebeurd, hierbij zijn alle uitgaven in beeld gebracht) en een nulmeting duurzaam inkopen (structurele) scholing van inkopers, als onderdeel van de gehele inkoopscholing opstellen van een leidraad voor duurzaam inkopen met duurzaamheidscriteria en praktische handvatten gemeentebreed informeren van leveranciers en ambtenaren
38
9. Uitvoeringsprogramma en budgettering
De genoemde activiteiten en projecten zijn in hoofdstuk 9 schematisch weergegeven, samen met een planning en budgettering. De activiteiten gemarkeerd met een * zijn activiteiten die zijn opgenomen in de SLoK-subsidieaanvraag. Dit betekent dat hiervoor een co-financieringsregeling geldt. De subsidie mag ingezet worden voor inhuur van derden, aankoop van licenties, opzetten van subsidieregelingen, vervaardigen van communicatiemateriaal e.d., maar bijvoorbeeld niet voor de aanschaf van hardware of (fysieke) middelen. De bedragen die in de kolom middelen worden genoemd, zijn de totale bedragen voor die activiteit. Het kan zijn dat dit bedrag over meer jaren verspreid wordt uitgegeven. Dit is weergegeven in de kolommen met de jaartallen. Een aantal bedragen is structureel van aard. Zij staan nu echter in de planning weergegeven tot en met 2013 in verband met de looptijd van het milieu(klimaat)beleidplan.
39
Thema Hoofdstuk 4 Vergunningverlening en handhaving Organisatie klaar maken voor de Wabo Inspelen op de nieuwe adviseursrol die vergunningverleners en handhavers wordt toebedeeld i.h.k.v. nieuwe regelgeving Gestructureerd en planmatig handhaven t.b.v. milieuwinst
Versteviging handhaving landbouw
bodem Stellen van kaders voor grondgebruik, verplaatsen van grond en bodemhandhaving Effectueren van bodemhandhaving
Uitvoering
middelen 2009
Pilot Wabo Opleiding vergunningverleners en handhavers i.h.k.v. adviseursrol Activiteitenbesluit en integraal handhaven
Reguliere uren (50 uur) Reguliere uren (200 uur) € 25.000 uit opleidingenbudget
Gegevens beschikbaar en bruikbaar maken voor gebruik in milieumonitor Gestructureerd actueel houden inrichtingenbestand (applicatiebeheer) Regionale projecten Formatie ruimte voor inspelen op nieuwe ontwikkelingen in de landbouw.
Reguliere uren (50 uur)
Formuleren (regionaal) bodembeleid Opstellen gemeentelijke bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart Formatie ruimte creëren voor uitbreiding van ad hoc naar structureel bodemhandhaving (groei van 0,2 naar 0,5 fte).
2010
Wanneer 2011
2012
2013
X X X
X X
X
X
Reguliere uren
X
X
X
X
X
Reguliere uren € 30.000,-structureel
X
X
X X
X X
X X
Reguliere uren (200 uur) Reguliere uren (100 uur) € 10.000 (reeds begroot) € 30.000 structureel vanaf 2011
X
X
X
X
X
X
Thema Externe veiligheid Implementatie beleidsvisie Externe Veiligheid
Overige Invulling geven aan beleid op overige punten
Advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen Integrale advisering bij ruimtelijke planvorming
Uitvoering
middelen
Advisering vergunningverlening Wm, advisering RBW bij ruimtelijke plannen m.b.t. externe veiligheid Jaarlijkse actualisatie EV kaart (indien noodzakelijk: realisatie regionale EV-risico kaart Regelmatig actualiseren werkafspraken met brandweer
Reguliere uren € 30.000,-- voor extra formatie (0,5 fte)
Lucht en geur Geluid Afval Flora en fauna Antenne opstelpunten
Reguliere uren € 15.000 inhuur derden Reguliere uren Reguliere uren Reguliere uren
Actueel bedrijvenbestand
Reguliere uren
41
Reguliere uren
2009 X
2010 X
X
X
X
X
Wanneer 2011 X X
2012 X X
2013 X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X X X
X
X
X
Thema Hoofdstuk 5 Vergunningverlening en handhaving Opnemen van uniforme en actuele energie-voorschriften in de milieuvergunning. Vergunningen zijn zowel kwantitatief als kwalitatief op adequaat niveau* Adequate handhaving van energievoorschriften in de handhaving * Vergunningverleners en handhavers hebben een actuele kennis van zaken en handelen er naar* Vergemakkelijken vergunningtrajecten mestvergisting
Uitvoering
middelen 2009
Inventarisatie bedrijven die niet voldoen en opstellen plan van aanpak Alle maatregelen die binnen 5 jaar terug te verdienen zijn bij de grotere energie-verbruikers, worden opgelegd Opleiding handhavers en vergunningverleners op het gebied van energie Concreet makelen naar subsidie-regelingen en eigen regelingen * Monitoren energiegegevens bedrijven t.b.v. klimaatbeleid* In regionaal verband ervaring en kennisvergroting vergunningtrajecten mestvergisting
42
2010
Wanneer 2011
2012
2013
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Reguliere uren (50 uur)
X
Reguliere uren (100 uur)
X
€ 25.000,-- uit alg. opleidingenbudget
Reguliere uren Reguliere uren (100 uur) X
X
X
Thema Duurzaamheid en energie 15% CO2 reductie Harselaar
Behalen SLoK-doelstellingen, waaronder: 3% energiebesparing per jaar gemeentelijke gebouwen en minimaal 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie Stimuleren duurzame energie*
5% van gebruikte energie binnen gemeentegrenzen wordt duurzaam opgewekt*
Structurele inzet communicatie Stimuleren energiebesparing en inzet duurzame energie bij particuliere woningbezitters /huishoudens
Uitvoering
middelen
Gronduitgiftebeleid en parkmanagement Harselaar Begeleiden besparings- en duurzame energietrajecten
Reguliere uren
Uitvoeren energiescans bij gemeentelijke gebouwen
€5.000,-- per scan (wordt binnen 5 jaar terugverdiend , niet begroot) Afhankelijk van aanbestedingstraject € 240.000 vanuit RSP Reguliere uren €25.200,-- cofinanciering
Reguliere uren
Inkoop 100% groene energie
Uitvoeren plan van aanpak duurzame energie (RSP) Grootschalige regionale productie van duurzame elektriciteit, warmte, koude of andere energie Subsidie haalbaarheidsstudies en energiemaatregelen bedrijven Energie-projecten gericht op inwoners gemeente Barneveld Voorlichting mogelijkheden energiebesparing Subsidieregeling voor particuliere woningbezitters en huurders
43
2009
2010
X
X
X
Wanneer 2011
2012
2013
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
Reguliere uren € 100.000,--
X
X
X
X
Reguliere uren (400 uur)
X
X
X
X
€ 100.000,-- voor subsidieregeling
X
X
X
X
Thema Energiesamenwerking bedrijven(terreinen) denktank klimaat* Stimuleren kennisuitwisseling energie bij bedrijven*
Structurele samenwerking op het gebied van energiebesparing en toepassing van duurzame energie op bedrijventerreinen* Genereren en uitvoeren van concrete acties met als doel: (kennisvergroting m.b.t.) energiebesparing en gebruik/opwekking van duurzame energie Advisering bij ruimtelijke plannen Milieumonitor Barneveld
Uitvoering
middelen
Denktank Klimaat initieert activiteiten op het gebied van klimaat Bedrijven nemen energiemaatregelen en onderzoeken toepassing duurzame energie Regionaal project Biomassa voor energie en gronduitgifte Harselaar
Reguliere uren (50 uur)
Communicatie mogelijkheden richting bedrijven energiebesparing
Reguliere uren (200 uur) € 10.000
Uitbreiden milieumonitor met meer thema’s en naar volledig grondgebied
€ 25.000 50 uur per thema (totaal inschatting 500 uur. daarna reguliere uren voor actualisatie)
44
2009 X
Reguliere uren (50 uur)
Reguliere uren (al opgenomen)
X
2010 X
Wanneer 2011 X
2012 X
2013 X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X X
Thema Hoofdstuk 6 Duurzaam bouwen Meer beleidsmatige kaders voor duurzaam bouwen
Uitvoering
middelen
Opstellen Dubo beleid Actualisatie Dubo convenant of vergelijkbaar
Vormgeven en implementatie Dubo toetsingsmethodiek* Vastleggen scherpere EPC/Dubo doelstelling* EPC/Dubo handhaving bij de bouw*
Uitvoeren energiescans bij nieuwbouw, onderhoud en renovatie van gemeentelijke gebouwen
Onderzoek mogelijkheid om GPR gebouw in te zetten als Dubo toetsingsmethodiek wordt onderzocht Ondersteuning milieu bij duurzaam bouwen Monitoring van Dubo en EPC is een structureel onderdeel van de werkzaamheden van Bouwen Woningtoezicht* Opleiding m.b.t. duurzaam bouwen en EPC voor bouwvergunningverlening, toezicht en stedebouw Nieuwbouw gemeentelijke gebouwen met verscherpte EPC* Bij alle nieuwbouw en renovaties worden energiescans uitgevoerd. Maatregelen die zich binnen 5 jaar terugverdienen passen we toe
45
Reguliere uren (300 uur) Reguliere uren (150 uur) Reguliere uren (150 uur)
Reguliere uren
Wanneer 2009 X
2010 X
2011
2012
2013
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
€ 30.000,-structureel voor 0,5 fte extra formatie bij RBW € 15.000,-- uit opleidingenbudget 150 uur
X X
Reguliere uren (200 uur)
X
X
X
X
Doorlopend Per direct, per scan € 5000,-(geen financiering nodig i.v.m. terugverdienen door besparing)
X
X
X
X
X X
X X
X X
Thema
Uitvoering
middelen 2009
Energieprestatie-afspraken maken met woningbouwpartijen
Afwatering, waterberging en waterkwaliteit Integrale planvorming m.b.t. wateraspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen
Beleidsvorming
Realiseren van 10% verscherpte EPC en EPL van 7 tot 8 bij projecten met meer dan 200 woningen
Betere waarborging wateraspecten bij planvorming en toetsing ruimtelijke en bouwplannen door heldere kaders o.a. watertoetsen Wateraspecten worden opgenomen in het “nieuwe Dubo-convenant” Opnemen wateraspecten in milieumonitor (b.v. riolering, zoekgebieden berging) Afkoppelingsbeleid
Gemeente als voorbeeld
Wanneer 2011 X
Reguliere uren
50 uur
X
Zie uren milieumonitor
X
Reguliere uren (200 uur) Reguliere uren (50 uur)
Diffuse bronnen beleid Realisatie aardgastankstation* Verbeteren luchtkwaliteit en vermindering CO2 uitstoot door realisatie infrastructuur (en dus vergroten toegankelijkheid) van alternatieve brandstoffen*
Reguliere uren
2010 X
Bestemmingsplanprocedure (najaar 2009) Subsidieverlening aardgastankstation
Wagenparkscan gemeente*
46
X
X
X
X
Reguliere uren
X
Vanuit RSP €100.000,- € 10.000,-- co financiering Reguliere uren
X X X
2012 X
2013 X
Thema Hoofdstuk 7 Stimuleren externe wagenparkbeheerders overschakeling aardgas
Afvalstromen Duurzame benutting afvalstromen
Uitvoering
middelen
Communicatie/publiciteit wagenparkbeheerders over mogelijkheden aardgas en tankstation
2009
2010 X
X
X
Waarschijnlijk ondersteund/ subsidie vanuit provincie Gelderland
Contractvorming met biomassacentrales voor bioafval (i.h.k.v. regioproject) Contractvorming voor gftafval
Afhankelijk van aanbesteding Medio 2009 aan besteed
Wanneer 2011
2012
2013
X
X
X
X
X
Openbare verlichting Energiezuiniger verlichten openbare ruimte
Aandacht voor lichtvervuiling bij aanleg en gebruik van openbare verlichting Onkruidbestrijding Geen chemische onkruidbestrijding groenvlakken en verhardingen
Opstellen beleidsplan openbare verlichting Op natuurlijke momenten afweging maken voor type armaturen openbare verlichting Vervanging verlichting bewegwijzering Project sportveldverlichting
150 uur
X
Afhankelijk van keuzes in verlichtingsplan
X
47
X
Reguliere uren (100 uur) € 25.000,- € 10.000,- Reguliere uren (50 uur)
Reguliere uren
Werken volgens Duurzaam Onkruid Beheer
X
X X X
X
X
X
Hoofdstuk 8 Wagenpark Overschakeling wagenpark op alternatieve brandstoffen
Thema Duurzaam inkopen 75% duurzaam inkopen in 2010 en 100% in 2015
Gemeentelijke bedrijfsvoering Verduurzaming bedrijfsvoering, b.v. catering, schoonmaak
Energiemanagement
Op natuurlijke momenten overgaan op aanschaf aardgas auto’s
Vanaf 2009 € 15.000,- Bij voortschrijdend inzicht mogelijkheid tot budgetaanvraag grotere voertuigen middelen
Uitvoering Kaders duurzaam inkopen vaststellen Opleiden budgethouders voor duurzaam inkopen
Reguliere uren (200 uur) € 20.000,-- uit alg. opleidingenbudget € 20.000 voor spend-analyse
Inkoop 100% groene energie en uitvoeren van energiemaatregelen in eigen gebouwen* Fair trade koffie Duurzamer catering
Duurzaam schoonmaakmiddelen (gecertificeerd) Cursus Het Nieuwe Rijden*
2009 X
2010 X X
X
Wanneer 2011
X
X
X
2012
2013
X
X
X
Afhankelijk van aanbesteding Reguliere uren
X
X
X
X
€ 5000,-- per jaar structureel € 7.500,-- per jaar structureel Afhankelijk van aanbesteding
X X
X X X
X X X
X X X
X
X
X
Reguliere uren (80 uur) € 10.000,-- uit
48
X
X
opleidingenbudget € 20.000,- Reguliere uren (200 uur in 2011 en 100 uur per jaar vanaf 2011)
Opzetten gemeentelijke interne milieuzorgsysteem (GIM) incl. energiebeheer in eigen gebouwen*
49
X X
X
X
11. Begrippenlijst APV: Algemene Plaatselijke Verordening Door de gemeente uitgevaardigde (lagere) wetgeving. Een APV is een regeling die geldt voor iedereen binnen de gemeente, en die vaak tot doel heeft de gemeente netjes en leefbaar te houden voor iedereen. Op grond van de gemeentewet mogen en moeten gemeenten verordeningen uitvaardigen en ook sanctioneren. BANS: Bestuurs Akkoord Nieuwe Stijl Volledig: Subsidieregeling BANS klimaatconvenant; BANS staat voor BestuursAkkoord Nieuwe Stijl. In het BANS-klimaatconvenant hebben de overheden afgesproken zich meer in te zetten voor de reductie van broeikasgassen. Onder het BANS-1 subsidieprogramma konden lokale en regionale overheden subsidie aanvragen om hun klimaatbeleid te intensiveren. In januari 2007 ging de vervolgsubsidie BANS2 van start. Inmiddels is de BANS-regeling afgesloten en opgevolgd door de SLOK-regeling.
EPC:
Energie Prestatie Coëfficiënt
Theoretisch berekend energieverbruik van een gebouw aan de hand van een genormeerde berekening, waarbij rekening wordt gehouden met het energieverbruik voor verwarming (isolatie en ventilatie), koeling, bevochtiging, ventilatoren, pompen, warm tapwater, verlichting bij een bepaald gebruikersgedrag. Deze EPC-waarde is een dimensieloos getal en is een maat voor de energie-efficiëntie van een gebouw. Hoe lager het getal, hoe energiezuiniger het ontwerp.
Inrichting: Inrichting in de zin van de Wet milieubeheer Grofweg is een inrichting een bedrijf of instelling. De 'inrichting' is een centraal begrip in de Wet milieubeheer. Volgens artikel 1 van de Wm is een inrichting: 'elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.' Deze definitie wordt ruim uitgelegd. Zo worden bijvoorbeeld ook tijdelijke werkzaamheden met mobiele installaties zoals een puinbreker of baggerwerktuigen tot inrichtingen gerekend, mits de werkzaamheden minstens enkele maanden duren of met enige regelmaat terugkeren. Zelfs een hobby die je gewoon thuis uitoefent kan onder het begrip 'inrichting' vallen. Een belangrijke vraag daarbij is of de activiteit op winst gericht is. Maar ook zonder winstoogmerk kan het voor de wet een inrichting zijn. Dat kan bijvoorbeeld als de hobby zo'n omvang heeft, dat het op een bedrijf lijkt. Milieumonitor: Een GIS-applicatie waarmee verschillende milieuthema’s visueel inzichtelijk (kunnen) worden gemaakt. Doel hiervan is externen inzicht te geven in de milieusituatie binnen de gemeente. Tevens wordt de milieumonitor gebruikt voor het maken van een eerste inschatting en informatievoorziening bij verschillende (ruimtelijke en milieu-) procedures. SLoK: Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) Sinds juli 2008 is de uitkering SLOK geopend voor gemeenten en provincies. Met deze uitkering levert de Rijksoverheid een bijdrage aan de kabinetsdoelstellingen: 2 % energiebesparing per jaar, 20% duurzame energie in 2020 en 30% reductie van broeikasgassen in 2020. Deze doelstellingen staan beschreven in het werkprogramma Schoon & Zuinig. De SLOK staat open voor alle (deel)gemeenten en provincies in Nederland, dus ook voor gemeenten die eerder geen gebruik hebben gemaakt van de BANS subsidieregelingen.
Bijlage 1 SLoK factsheets KLIMAATPROGRAMMA BARNEVELD 2009-2012 De SLoK Factsheets behorend bij de SLoK-subsidie aanvraag van de gemeente Barneveld A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop A.1 Opzet en uitvoering energiebeheer in eigen gebouwen Subthema
A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Bestaande gebouwen
Taakstelling
Voorlopend: Energiebesparing 3% per jaar en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Titel
Opzet en uitvoering energiebeheer in eigen gebouwen
Doelstelling
Inzicht, controle en sturingsmogelijkheid op het energieverbruik van eigen gebouwen
Resultaten
• Inzicht in het energieverbruik van gebouwen, bewaking en controle energieverbruik en mogelijke storingen; • Optimaal functionerende installaties door juiste inregeling; • Meer inzicht en sturing op storingen/werking installaties en energiekosten; • Monitoring resultaten en directe terugkoppeling mogelijk. Mogelijke neveneffecten: • Comfortverhoging; • Preventie van klachten; • Relatie met overige kwaliteits- en milieuzorgsystemen mogelijk (ISO); • Voldoen aan eisen t.a.v. inspectie en keuring van installaties in het kader van European Performance of Buildings Directive (EPBD)
Aanpak
Toepassing van een systeem van energiebeheer voor gemeentelijke gebouwen, met waar mogelijk samenwerking in regionaal verband, opgebouwd uit: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
1. Vaststellen van het referentiegebruik voor gas, elektriciteit (en water) van de gemeentelijke gebouwen Aanwijzen van energiebeheerders voor elk gebouw. Energieregistratie van gas, elektra (en water) van alle gemeentelijke gebouwen (maandelijks). Vergelijking van deze gegevens met facturen. Energiefactuuradministratie en –beheer structureel opzetten. Analyseren van de energiegegevens: Is het verloop volgens het verwachtingspatroon? Zo nee, Waardoor wordt dat veroorzaakt? In deze cyclus moeten ook nog de technische energiemaatregelen worden verwerkt die zijn opgenomen in de meerjaren-onderhoudsplannen. De procedure om te komen tot deze technische maatregelen staat omschreven in het project Energie maatregelen in eigen gebouwen (KB.2). Energie die nodig is voor de eigen gebouwen wordt duurzaam ingekocht: het gaat om groene stroom en groen gas (zie KB.3).
51
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - V&I, team Gebouwen Interne partijen: - Gebouwgebruikers - Energiebeheerders van gebouwen - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; Externe partijen: - Energieleverancier; - Gebruikers gemeentelijke gebouwen, zoals onderwijs, sportverenigingen/zwembaden en andere huurders.
52
A.2 Uitvoeren van energiemaatregelen in eigen gebouwen Subthema
A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Bestaande gebouwen
Taakstelling
Voorlopend: Energiebesparing 3% per jaar en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Titel
Uitvoeren van energiemaatregelen in eigen gebouwen
Doelstelling
Het verbeteren van de energieprestatie van bestaande gebouwen door het vergroten van de budgetruimte voor investeringen in energiebesparing en duurzame energie in die gebouwen en de uitvoering van duurzame energiemaatregelen.
Resultaten
• Met het voor onderhoud of renovatie vastgestelde budget is het mogelijk om ten minste alle energieopties met een terugverdientijd van 10 jaar toe te passen; • Dit is van belang om alle maatregelen die uit de EPA-maatwerkadviezen komen te kunnen uitvoeren; • Gemeentelijke gebouwen met een verbeterde energieprestatie, beter comfort en een gezond binnenmilieu.
Aanpak
1.
2. 3.
Plan van aanpak opstellen met daarin een planning met de noodzakelijke energiemaatregelen voor de eigen gebouwen. De geadviseerde energiemaatregelen uit de maatwerkadviezen extrapoleren naar alle gemeentelijke gebouwen; Opstellen van en besluitvorming over plan van aanpak, inclusief de financiële aspecten (verzoek tot verruiming budget); Uitvoering (energiemaatregelen uit) plan van aanpak, inclusief monitoring en evaluatie.
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - V&I, team Gebouwen Interne partijen: - Afdeling Financiën; - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; - Bestuurders. Kostenraming
De jaarlijkse kapitaallasten ten gevolge van de benodigde investeringen kunnen worden gedekt door de gerealiseerde verlaging van energiekosten. In het plan van aanpak zullen de financiële aspecten nader worden uitgewerkt en ter besluitvorming voorgelegd.
53
A.3 Inkoop duurzame energie Subthema
A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Bestaande gebouwen
Taakstelling
Voorlopend: Energiebesparing 3% per jaar en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Titel
Inkoop duurzame energie
Doelstelling
100% inkoop duurzame energie
Resultaten
• De gemeente koopt duurzame energie in (elektriciteit, gas); • Directe en structurele milieuwinst door het verantwoordelijk inkopen van producten en diensten; • Een beter imago voor de gemeente, vervulling van de voorbeeldfunctie.
Aanpak
Voor de opvolging van het huidige inkoopcontract van elektriciteit en aardgas zal besluitvorming plaatsvinden om het percentage ingekochte duurzame energie 100% te laten bedragen.
Uitvoerder / betrokken partijen
Verantwoordelijk: - Afdeling FDV; Interne partijen: - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; - Afdeling Financiën; - Betrokken afnemende diensten en afdelingen; Externe partijen: - Energiebedrijf; - Toeleveranciers.
54
A.4 Structurele aanpak openbare verlichting en installaties Subthema
A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Infrastructurele voorzieningen (openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen, gemalen)
Taakstelling
Voorlopend: Energiebesparing 3% per jaar en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Titel
Structurele aanpak openbare verlichting en installaties
Doelstelling
Verbetering van de kwaliteit (incl. energetische kwaliteit) van de Openbare Verlichting (OV) en Verkeers Regel Installaties (VRI’s).
Resultaten
• Inzicht in stand van zaken OV en VRI’s; • Beleidsplan openbare verlichting: formulering ambities t.a.v. kwaliteit, gebiedsgerichte benadering waarbij voor OV-lichtsterkte is aangepast aan de functies van de omgeving; • Betere OV en VRI’s tegen gelijkblijvende of lagere exploitatiekosten; • Betere financiële controle.
Aanpak
Barneveld gaat al zuinig om met energie voor de openbare verlichting. Deze aanpak verbetert / borgt de kwaliteit van de OV en VRI’s. Deze hiervoor benodigde investeringen zijn ten dele rendabel, doordat de energie- en onderhoudskosten lager worden. • In beeld brengen huidige kwaliteit OV en VRI’s, inclusief energetische kwaliteit; • Vaststellen ambities, inclusief ambities m.b.t. energetische kwaliteit; • Uitwerken ambities in beleids- en meerjarenuitvoeringsplan, inclusief financiering; • Uitvoeren plan. De aanpak kan verbreed worden naar Beleidsplan Licht in de Openbare Ruimte: Verlichting bedrijventerreinen, verkeersregelinstallaties, aanlichting monumentale gebouwen, verlichting op particuliere terreinen, reclameborden etc.
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling BOR, beheerder Openbare Verlichting; Interne partij: - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid.
55
A.5 Nieuwbouw gemeentelijke gebouwen met verscherpte EPC-eis Subthema
A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Nieuwbouw van gebouwen
Taakstelling
Actief : Realiseren met een met 20% verscherpte EPC
Titel
Nieuwbouw gemeentelijke gebouwen met verscherpte EPC-eis
Doelstelling
Voor nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen verscherping EPC ten opzichte van de standaard EnergiePrestatieCoëfficient (EPC) conform het Bouwbesluit.
Resultaten
• Gemeentelijke nieuwbouw met een goede energieprestatie (in de vorm van een scherpe EPC) Mogelijke bijkomende voordelen: • Verbetering van comfort en gezondheid; • Lage exploitatielasten; • Toename van kwaliteit; • Betere ARBO-omstandigheden.
Aanpak
1. 2. 3. 4. 5.
Besluit door B&W of gemeenteraad over invulling rol gemeente als opdrachtgever; Inventariseren van ontwerpers, architecten en bouwbedrijven die in staat zijn gebouwen met een scherpe EPC te realiseren (bij onderhandse aanbesteding); In Plan van Eisen en bij opdrachtverlening voor ontwerp direct als uitgangspunt meegeven dat de EPC 20% lager dan de standaard EPC conform het Bouwbesluit moet zijn; Ontwerper moet EPC-berekening uitvoeren (toetsbaar); Toetsing EPC-berekening door gemeente (Bouw en Woningtoezicht).
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling V&I, team Gebouwen; Interne partijen: - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; - Afdeling RBW, team Bouw- en Woningtoezicht; - Alle afdelingen die optreden als opdrachtgever bij nieuwbouw. Externe partijen: - Uitvoerders; - Architecten; - Bouwbedrijven; - Leveranciers.
56
A.6 Aanbod Het Nieuwe Rijden Subthema
A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Gemeentelijk wagenpark, dienstreizen en woon-werkverkeer
Taakstelling
Actief: 5% besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
Titel
Aanbod Het Nieuwe Rijden
Doelstelling
Besparing op het brandstofverbruik van de gemeentelijke voertuigen door verandering van rijstijl.
Resultaten
• 10 – 15% minder CO2 uitstoot; • Minder slijtage en onderhoud; • Lagere brandstofkosten; • Veiligere rijstijl; • Verbetering luchtkwaliteit; • Minder ongelukken en schade (gunstige invloed op verzekeringspremie).
Aanpak
1. 2. 3. 4. 5.
Selectie personen voor rijstijltraining. Hoe meer deelnemers, hoe goedkoper; Rijstijltraining waarin personeel een rijstijl leert die past bij moderne motoren; Overbrengen resultaten; Opzetten monitoringsystematiek brandstofverbruik; 5. Monitoring brandstofverbruik.
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; Interne partijen: - Afdeling V&I; - Afdeling BMO/Communicatie; - Afdeling BOR. Externe partijen: - Aanbieders rijvaardigheidstrainingen.
57
B. Woningen B.7 Implementatie DuBo-toetsingsmethodiek en opzet EPC-toetsing/-monitoring Subthema
B. Woningen: Bestaande woningvoorraad C. Utiliteitsgebouwen: Handhaving EPC
Taakstelling
Actief: Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen
Titel
Implementatie DuBo-toetsingsmethodiek en opzet EPC-toetsing/-monitoring
Doelstelling
Het monitoren van EPC-waarden bij alle van toepassing zijnde bouwprojecten is een structureel onderdeel van de werkzaamheden van de ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht
Resultaten
• Consequent en adequaat werken met de verplichte en gekozen prestatieinstrumenten; • Overzicht voor alle bouwprojecten van afgesproken, berekende en gerealiseerde waarden van de genoemde prestatie-instrumenten. • Daardoor verbetering inzicht en mogelijkheid tot verhogen effectiviteit van handelen.
Aanpak
1. 2.
3.
4. 5.
Creëren intern draagvlak voor toetsing EPC, handhaving EPC op de bouwlocatie en keuze toetsingsmethodiek (DuBo-Convenant, GPR Gebouw, GreenCalc+, o.i.d.); (Bestuurlijk) vaststellen van de toetsingsmethodiek: aandachtspunten bij het toetsen van EPCberekeningen, aandachtspunten op de bouwlocatie; frequentie van toetsing (steekproefsgewijs of voor elk (deel)project; Opname controle EPC-berekening en toezicht op de bouwlocatie in werkplan Bouw- en Woningtoezicht; Deelname door medewerkers van BWT aan cursus EPCheck; Installatie van software EPCheck op PC's;
6. 6.Toetsing EPC-berekening bij nagenoeg alle vergunningaanvragen bouwprojecten; 7.
Opzetten van een database waarin per nieuwbouw (deel)project de relevante gegevens worden opgenomen; 8. Voorlichting aan bouwende partijen (projectontwikkelaars, woningcorporaties, architecten, aannemers); 9. Jaarlijkse analyse met behulp van de in stap 7 op te stellen database; 10. 10. Op basis van analyse vaststellen waar verbeteringsmogelijkheden zijn. Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling RBW, team Bouw- en Woningtoezicht (EPC-monitoring); - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid (DuBo-toetsingsmethodiek); Externe partijen: - Ondersteunend extern bureau voor uitvoering van taken.
58
B.8 Energieprestatieafspraken maken met woningbouwpartijen Subthema
B. Woningen: Nieuwbouw
Taakstelling
Actief: Realiseren van woningen met een 10% verscherpte EPC en realiseren van een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen
Titel
Energieprestatieafspraken maken met woningbouwpartijen
Doelstelling
Door gemeentelijke stimulering lagere EPC-waarden in woningprojecten realiseren.
Resultaten
• Lagere EPC-waarde wordt gerealiseerd in alle nieuwbouwprojecten; • Bouwpartijen zijn bekend met gemeentelijk beleid m.b.t. verlaagde EPC en hoe zij daaraan kunnen voldoen; • Bouwpartijen zijn bekend met stimuleringsregelingen en maken er maximaal gebruik van. Mogelijke neveneffecten: • Verbetering comfort, kwaliteit en binnenmilieu van nieuwbouwwoningen; • Betere verkoopbaarheid/ verhuurbaarheid, ook op termijn.
Aanpak
1. 2. 3.
Vaststellen van ambitieniveau DuBo-toetsingsmethodiek (zie KB.9) voor woningbouwprojecten door lokaal bestuur; Opstellen van informatiepakket voor de betrokken bouwpartijen; Toelichten van de eisen en uitvoeringsmogelijkheden tijdens het vooroverleg met bouwpartijen; Varianten: • Lage EPC-waarde opnemen in privaatrechtelijke voorwaarden bij gronduitgifte; • Gebruik maken van door SenterNovem geboden EPN-instrumentarium.
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling OWB; Interne partijen: - Afdeling RBW; - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; - Afdeling BMO / Communicatie. Externe partijen: - Projectontwikkelaars; - Architecten; - Aannemers; - Adviseurs, bouw- en installatiebedrijven; - Particuliere woningeigenaren.
59
C. Bedrijven C.9 Energiesamenwerking bedrijventerreinen: denktank Klimaat Subthema
D. Bedrijven: Bedrijventerreinen
Taakstelling
Actief: Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
Titel
Energiesamenwerking bedrijventerreinen: denktank Klimaat
Doelstelling
Stimuleren kennisuitwisseling en structurele samenwerking op het gebied van energiebesparing en toepassing van duurzame energie op bedrijventerrein
Resultaten
• De bedrijven hebben inzicht in hun energiegebruik • De bedrijven hebben mate en vormen van samenwerking op energiegebied afgewogen • De bedrijven nemen energiemaatregelen en onderzoeken toepassing duurzame energie
Aanpak
1. 2. 3. 4. 5.
In navolging op klimaatcongres, d.d. april 2008, oprichten stuurgroep / denktank Onderzoeken van mogelijkheden (eventueel revolverend fonds), opstellen van voorstel(len) Besluitvorming over voorstel(len) Opstellen, vaststellen en uitvoeren van Plan van Aanpak Zorgdragen voor continuïteit
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; Interne partij: - Afdeling BMO / Communicatie; Externe betrokkenen: - Rabobank Barneveld-Voorthuizen; - Barneveldse Industriële Kring; - Woningstichting Barneveld; - LTO.
60
C.10 Energievoorschriften in milieuvergunningen Subthema
D. Bedrijven: Vergunningverlening en handhaving
Taakstelling
Actief: Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van energie Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op energie-aspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats Handhaving van afspraken MJA-bedrijfstakken waarvan gemeente bevoegd gezag is, heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats
Titel
Energievoorschriften in milieuvergunningen
Doelstelling
Opnemen van uniforme en actuele energievoorschriften in de milieuvergunning.
Resultaten
• Milieuvergunningen zijn zowel kwantitatief als kwalitatief op adequaat niveau, met actuele energievoorschriften; • Vergunningverleners hebben een actuele kennis van zaken en handelen er naar.
Aanpak
Uitvoerder / betrokken partijen
1. 2. 3.
Inventariseren voor welke bedrijven nog niet aan het gewenste eindresultaat wordt voldaan; Planning van activiteiten om het gewenste eindresultaat te realiseren; Prioriteit wordt gegeven aan de bedrijven die ‘energiegrootverbruiker’ (>50.000 kWh en 25.000 m3) zijn en aan bedrijven die vallen binnen de MJA-bedrijfstakken.
Verantwoordelijk: - Afdeling Milieu (Vergunningverlening & handhaving); Externe partijen: - Bedrijven; - SenterNovem.
61
C.11 Handhaving energie-eisen Activiteitenbesluit en milieuvergunningen Subthema
D. Bedrijven: Vergunningverlening en handhaving
Taakstelling
Actief: Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van energie Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op energie-aspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats Handhaving van afspraken MJA-bedrijfstakken waarvan gemeente bevoegd gezag is, heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats
Titel
Handhaving energie-eisen Activiteitenbesluit en milieuvergunningen
Doelstelling
Adequate handhaving van energievoorschriften in de milieuvergunning.
Resultaten
• Handhaving is zowel kwantitatief als kwalitatief op adequaat niveau; • Milieu-inspecteurs hebben actuele kennis van zaken en handelen er naar.
Aanpak
1. 2.
Handhaving energie wordt projectgewijs georganiseerd, branchegewijs, evt. in regioverband; Per project wordt voorzien in goede communicatie naar de bedrijven in de branche, ter verkrijging van draagvlak.
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling Milieu (Vergunningverlening & handhaving); Externe partijen: - Bedrijven; - SenterNovem.
62
D. Verkeer en vervoer D.12 Aanleg vulstation met alternatieve brandstoffen Subthema
E. Verkeer en Vervoer: Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
Taakstelling
Voorlopend: Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 2% per jaar
Titel
Aanleg vulstation met alternatieve brandstoffen
Doelstelling
Verbetering van de luchtkwaliteit en vermindering van de (netto) uitstoot van CO2 door realisatie van een infrastructuur voor alternatieve transportbrandstoffen.
Resultaten
• De toegankelijkheid van alternatieve transportbrandstoffen is verbeterd; • Er is een CNG (aardgas), bio-ethanol en/of biodieselvulpunt op een lokaal tankstation aanwezig; • Door de aanwezigheid van een infrastructuur maken wagenparkbeheerders de overstap naar alternatieve transportbrandstoffen.
Aanpak
1. Inventarisatie netwerk van huidige aanbieders van brandstoffen en pompstations in de regio; 2. Ontwikkelen exploitatiesubsidie voor pomphouders; 3. Voorlichting geven aan potentiële exploitanten van multifuelpompstations; 4. Vergunningtraject en subsidie-aanvraag faciliteren (wanneer van toepassing); 5. Publiciteit rondom realisatie en/of opening eerste multifuelpompstations.
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; Externe partijen: - Wagenparkbeheerders; - Autodealers en importeurs; - Tankstationexploitanten, brandstofproducenten en -distributeurs.
63
E. Grootschalige duurzame energie E.13 Uitvoeren plan van aanpak duurzame energie Subthema
F. Grootschalige Duurzame Energie-opties : Grootschalige en/of collectieve DE-opties
Taakstelling
Voorlopend: 5% Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en/of geleverd via collectieve opties
Titel
Uitvoeren plan van aanpak duurzame energie
Doelstelling
Het benutten van (een deel van) het regionale potentieel voor duurzame energie
Resultaten
• Grootschalige regionale productie van duurzame elektriciteit, warmte, koude of andere energie.
Aanpak
Onze groene regio is bij uitstek een regio waar de nodige biomassa aanwezig is (mest en houtachtige biomassa). Kansrijke opties voor bio-energie in Regio De Vallei zijn: mestvergistingsinstallaties (op boerderijniveau of centraal), bio-energiecentrales ter verwarming van woonwijken of kleinschalige objecten zoals zwembaden, zorginstellingen of recreatiebedrijven. De realisatie van afzonderlijke bioenergieprojecten vergt vaak meerdere jaren. De rol van de overheid is: stimuleren, faciliteren en randvoorwaarden scheppen. Voor de periode 2008-2011 zet Regio De Vallei personele capaciteit in om invulling te geven aan deze rol van de overheid.
Uitvoerder / Verantwoordelijk: betrokken partijen - Afdeling Milieu, team klimaatbeleid; Interne partijen: - Afdeling RBW; - Afdeling OWB; - Gemeentebestuur en gemeenteraad; Externe partijen: - Marktpartijen, bv. projectontwikkelaars duurzame energie; - Projectbureau Duurzame Energie.
64
Bijlage 2 Samenvatting energievisie Harselaar
SAMENVATTING De gemeente Barneveld wil inzicht in de mogelijkheden van energiebesparing en duurzame energie op bedrijventerrein Harselaar West en -Oost en de geplande uitbreidingen van de Harselaar. De gemeente Barneveld heeft een energieverkenning op laten stellen voor bedrijventerrein Harselaar Het gaat om de uitbreiding met het gebied Harselaar-Zuid (circa 97 hectare), Harselaar-Driehoek (circa 27 hectare) en het gebied van Harselaar-WestWest (circa 20 hectare). Daarnaast wordt het bestaande bedrijventerrein Harselaar-West gerevitaliseerd. Harselaar Centraal is een deel van Harselaar West dat apart wordt gerevitaliseerd. Voor de nieuwe bedrijventerreinen heeft gemeente Barneveld de ambitie geformuleerd om een reductie van 15% CO2 te bereiken ten opzichte van een “normaal” bedrijventerrein (een conventionele energievoorziening met aardgas als referentiesituatie). Voor de revitalisering van bedrijventerrein Harselaar-West is geen ambitie vastgesteld voor duurzame energie. CONCLUSIES - Het energieverbruik voor het bestaande bedrijventerrein en de globale besparingsmogelijkheden zijn hieronder weergegeven: Harselaar West en Oost Bestaande bedrijventerrein Harselaar Energieverbruik: electriciteitsverbruik gasverbruik Miljoen kWh Miljoen m3 gas 58,2 9,9 Maatregel: Plaatsing van TL-HF verlichting met daglichtafhankelijke regeling en plaatsing van HR-107 ketels bij 50% van de bedrijven
Primaire energie TJ primair 885
CO2 emissie Kton CO2 54,9
-106 (-12%)
-6 (-11%)
- Hoewel sommige bedrijven wel maatregelen hebben uitgevoerd zijn de meeste bedrijven niet recent met energie bezig geweest. De algemene indruk is dat er nog een groot energiebesparingpotentieel is, zoals voor de meeste bedrijven van vergelijkbare grote in Nederland. - Voor bestaande bedrijven zijn energiebesparingmaatregelen te treffen met een terugverdientijd van 5 jaar. De uitstoot van CO2 neemt met 11% af door bovengenoemde maatregelen. - Welke energiemaatregelen voor een bepaald bedrijf zinvol zijn wordt inzichtelijk met een energiebesparingonderzoek voor dat bedrijf. - Het referentieverbruik voor de nieuwe bedrijventerreinen en de besparingsmaatregelen zijn hieronder weergegeven: Harselaar Zuid, Driehoek, Westwest en Centraal Nieuwe bedrijventerrein Harselaar Referentiegebruik (excl. food): electriciteitsverbruik gasverbruik Miljoen kWh Miljoen m3 gas 26,3 3,2 Maatregel: In alle nieuwe gebouwen worden energiezuinige verlichting (TL5+regelingen), extra isolatie en efficiente ventilatoren toegepast Warmtelevering vanuit Vink aan 15.000 M2
Primaire energie TJ primair 294
CO2 emissie Kton CO2 19,4
-38 (-13%)
-2,9 (-15%)
-8 (-3%)
-0,5 (-3%)
65
nieuwe bedrijven Op alle nieuwe terreinen wordt KWO met warmtepompen voor verwarming en, waar nodig, koeling toegepast Totaal
-88 (-30%)
-3,7 (-19%)
-44%
-35%
- Voor nieuwe bedrijven zijn energiebesparingmaatregelen ook zinvol. Met eenvoudige maatregelen aan de vraagkant is al een reductie 15 % op de CO2 uitstoot mogelijk. De terugverdientijd is 5 jaar. - Voor Harselaar Centraal zijn er aanvullend goede mogelijkheden voor koude-warmteopslag. Met een totale meerinvestering van € 970.000 is de energiebesparing voor verwarming en koeling 38%. De terugverdientijd is ongeveer 10 jaar. - Voor Harselaar WestWest zijn er aanvullend mogelijkheden voor koude-warmteopslag. Met een totale meerinvestering van € 700.000 is de energiebesparing voor verwarming en koeling 29%. De terugverdientijd is ongeveer 13 jaar. - Voor Harselaar WestWest is het niet interessant direct warmte te leveren, vanuit Harthoorn, aan nieuwe bedrijven. Wel is warmtelevering aan bijvoorbeeld een autowasstraat interessant. - Voor Harselaar Zuid is het mogelijk direct warmte te leveren, vanuit Vink, aan nieuwe bedrijven (15.000 m2 bvo). De totale kosten hiervoor zijn ongeveer € 370.000. De besparing op verwarming is 80% en de terugverdientijd komt op ongeveer 12 jaar. - Voor Harselaar Zuid en Driehoek zijn er aanvullend mogelijkheden voor koude-warmteopslag. Met een totale meerinvestering van € 3,2 miljoen is de energiebesparing voor verwarming en koeling 29%. De terugverdientijd is ongeveer 12 jaar. - Lage temperatuur verwarming en hoge temperatuur koeling zijn een voorwaarde voor toepassing van koude-warmteopslag en/of warmtelevering aan nieuwe bedrijven. - Door de inzet van de regionale stimulator/netwerker bio-energie zijn er binnenkort misschien toch mogelijkheden voor een bio-energieproject op de Harselaar. - Binnen enkele tientallen jaren komt een nieuwe generatie zonnepanelen, die aanzienlijk goedkoper zullen zijn. - De voorgestelde aanpak past prima in de klimaatdoelstellingen van Het Rijk (Schoon en zuinig), De provincie Gelderland (Aanpakken en aanpassen) en de gemeente Barneveld zelf (Klimaatbeleidsplan gemeente Barneveld 2004-2008)
AANBEVELINGEN Stimuleer bestaande bedrijven een energiebesparingonderzoek uit te voeren Gemeente Barneveld zet een actie op waarbij de bestaande bedrijven worden aangeschreven met het verzoek een energiebesparingonderzoek uit te voeren. De Wet Milieubeheer is hierbij een steun. Hierin is de zorgplicht voor energiebeheer van bedrijven geregeld. Als criterium geldt dat alle maatregelen, die zich binnen vijf jaar terugverdienen, getroffen dienen te worden. Deze activiteit kan worden ondergebracht in het uitvoeringsprogramma van klimaat/milieu. Zet een actie op waarbij bestaande bedrijven energiezuinige producten/diensten krijgen aangeboden Gemeente Barneveld zet met andere partijen een actie op die voorziet in aanbiedingen van energiezuinige producten/diensten aan bedrijven. Een aanbieding aan bedrijven via een brede coalitie heeft een drempelverlagende werking om energiebesparing in te voeren. Misschien zijn er zelfs mogelijkheden om de investering af te lossen met de energieopbrengst. Momenteel wordt een vervolg geformuleerd op het klimaatcongres van de Rabobank Barneveld en de gemeente Barneveld middels
66
een Denktank Klimaat en Energie. Acties zoals hierboven omschreven passen hier mogelijk goed in. Deze activiteit kan ook worden ondergebracht in het uitvoeringsprogramma van klimaat/milieu. Neem een verplichte energiescan op in de uitgiftevoorwaarden voor nieuwe bedrijven Gemeente Barneveld neem een verplichte energiescan op in de uitgiftevoorwaarden voor nieuwe bedrijven. Als bedrijven, die zich nieuw willen vestigen op de Harselaar, een scan laten uitvoeren worden de energiemaatregelen inzichtelijk. Architecten en installateurs nemen deze maatregelen, aanvullend op de wettelijke maatregelen, namelijk niet automatisch mee terwijl ze voor de bedrijven wel voordeel bieden. Laat bedrijven ook anticiperen op de komst van een nieuwe generatie zonnepanelen door bij de oriëntatie van het gebouw en de keuze van het daksysteem rekening te houden met de toekomstige plaatsing van zonnepanelen. In dit verband is het ook goed om mantelbuizen (loze leidingen) van het dak naar de meterkast te plaatsen. Stel voorwaarden aan temperatuursysteem voor nieuwe bedrijven Gemeente Barneveld stel voorwaarden aan temperatuursysteem (LTV en HTK) voor nieuwe gebouwen bij gronduitgifte. Het is belangrijk dat voor nieuwe gebouwen op de Harselaar lage temperatuur verwarming (zoals vloerverwarming) en hoge temperatuur koeling wordt toegepast. Dit maakt systemen energetisch efficiënter en geschikt voor energiezuinige voorzieningen, zoals koudewarmteopslag en warmtelevering. Laat koude-warmteopslag leidend zijn voor de energievoorziening nieuwe terreinen Gemeente Barneveld maak een plan voor koude- warmteopslag en warmtelevering voor de nieuwe terreinen. Koude- warmteopslag is de beste optie voor de energievoorziening op de nieuwe terreinen. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor warmtelevering van Vink en Harthoorn (beperkt). - Omdat de bedrijven voor Harselaar Zuid, - Driehoek en –WestWest zich gefaseerd zullen aanmelden bestaat het risico dat deze bedrijven individueel te klein zijn voor een kwo-project. Een collectief systeem ondervangt dit probleem. Een marktpartij kan voorzien in een collectief systeem. Een marktonderzoek levert de meest geschikte partij. - Daarnaast is het belangrijk dat de energievoorziening een belangrijk onderdeel wordt voor parkmanagement. Gemeente Barneveld neem hierin een sturende rol. - Neem, afhankelijk van de vorm van parkmanagement, hiertoe voorwaarden op in gronduitgifte. - Pak dit voor Harselaar Centraal op samen met projectontwikkelaar en start marktonderzoek of gunningstraject. Het vervolg van deze energieverkenning voorziet hierin en het past in de fasering van deze locatie. - Maak het mogelijk dat bij de inrichting van de nieuwe terreinen nog een bio-energieproject ingepast kan worden. - Plaats warmtevragende bedrijven nabij Vink, als Vink besluit warmte te willen leveren. Gemeente Barneveld neem hierin een sturende rol. - Plaats een autowasstraat naast Harthoorn.
67
Bijlage 3 Wagenparkscan gemeente Barneveld
68