Onderzoek Verzelfstandiging afvalinzameling Gemeente Barneveld
Definitief Versie 2.1 College:
d.d. 23 november 2011
1
Inhoud
Samenvatting........................................................................................................................................... 3 1. Aanleiding: realiseren van budgettaire voordelen .............................................................................. 5 2. Projectopdracht: optimalisatie en verzelfstandiging .......................................................................... 6 3. Huidige situatie.................................................................................................................................... 8 4. Optie 1: optimalisatie ........................................................................................................................ 10 5. Optie 2: verzelfstandiging.................................................................................................................. 13 a) Publieke samenwerking met andere gemeenten ..................................................................... 13 b) Samenwerking met private partij .............................................................................................. 14 c) Aanbesteden ............................................................................................................................. 15 6. Ervaringen van andere gemeenten ................................................................................................... 16 Aanleiding voor verzelfstandiging door gemeenten ......................................................................... 16 Belangrijke leerpunten ...................................................................................................................... 16 Rode draad in ervaring tussen de drie vormen van verzelfstandiging .............................................. 17 Gemeenten met eigen inzameldienst ............................................................................................... 17 7. Gesprekken met marktpartijen ......................................................................................................... 18 a) Publieke samenwerking met andere gemeenten: ACV en ROVA ............................................. 18 b) Samenwerking met private partij: van Gansewinkel ................................................................ 20 c) Aanbesteden: SITA en van Gansewinkel ................................................................................... 20 8. Kostenvergelijking ............................................................................................................................. 21 9. Vergelijking van de twee opties op basis van de huidige situatie ..................................................... 22 10. Advies aan directie .......................................................................................................................... 23 Afwegingskader 1: budgettaire voordelen ........................................................................................ 23 Afwegingskader 2: inkoopbaarheid en uitbesteedbaarheid ............................................................. 23 Afwegingskader 3: opdrachtgeverschap en ondernemerschap ....................................................... 23 Afwegingskader 4: service, milieu en overige aspecten ................................................................... 23 Advies 1: kies voor optimalisatie ....................................................................................................... 24 Voorwaarden bij advies ..................................................................................................................... 24 Advies 2: stel implementatieplan op................................................................................................. 24 Advies 3: onderzoek de werkplaats................................................................................................... 24 11. Vervolgstappen ............................................................................................................................... 25 Afvalstoffenheffing ............................................................................................................................ 25 Bijlagen .................................................................................................................................................. 25
2
Samenvatting Dit rapport beschrijft de resultaten van het onderzoek naar de afvalinzameling in de gemeente Barneveld. Op basis van de huidige situatie zijn twee opties met elkaar vergeleken: o Optimalisatie van de huidige situatie; o Verzelfstandiging. Met de resultaten van het onderzoek kan het college een keuze maken uit deze opties teneinde structurele budgettaire voordelen te behalen. Het onderzoek is intern uitgevoerd (projectenpool) en er is gebruik gemaakt van de inbreng van medewerkers van de afvalinzameling. In totaal zijn 10 gemeenten en 4 marktpartijen bezocht. Voor het in kaart brengen van de huidige situatie is het jaar 2010 als uitgangspunt genomen. Als sterke punten zijn o.a. naar voren gekomen: betrokkenheid van het personeel, sterke servicegerichtheid, goed( e) materieel/huisvesting en directe invloed/aansturing. Zwakke punten zijn: te klantgericht, niet zakelijk/efficiënt genoeg, minder hardheid van interne afspraken. Voor de optimalisatie (optie 1) is overlegd met de eigen medewerkers. Van de in totaal 30 door leiding en medewerkers ingebrachte voorstellen, zijn er 8 als realistisch aangemerkt. Deze tellen op tot een structurele besparing, die oploopt van € 104.800 in 2012 tot € 275.300 in 2014. De drie grootste besparingen zijn: o grotendeels zijladers in de kernen ter vervanging van de huidige achterladers; o efficiënter inzamelen; o GFT in de wintermaanden slechts 1 keer per 4 weken inzamelen. Bij verzelfstandiging (optie 2) zijn er drie mogelijkheden: o overheidsgedomineerd (zoals ACV, ROVA); o samenwerking met private partij (model Van Gansewinkel); o „plat‟ aanbesteden (zoals SITA, Van Gansewinkel). Belangrijk aandachtspunt bij verzelfstandiging is de overgang van personeel (in principe gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden) en materieel. Er zijn verschillen in werkwijze, invloed, tarieven (kosten) en investering. Op basis van tarieven en kwalitatieve argumenten genieten ROVA en Van Gansewinkel (samenwerkingsmodel) de voorkeur. Vergelijking van kosten tussen optimalisatie (optie 1) en verzelfstandigen (optie 2) heeft geleid tot het vergelijken van de tarieven voor het inzamelen van rest- en GFT afval. In de huidige situatie kost dit per aansluiting € 50 per jaar. Bij optie 1 komt dit op € 39 euro. Marktconforme tarieven zijn € 35-40 (optie 2). Optimalisering leidt daarom (mits gerealiseerd) tot marktconforme tarieven. De geïnterviewde gemeenten zijn vrijwel allemaal tevreden over de manier van afvalinzameling en hebben, ondanks verschillende vormen van verzelfstandiging, veelal dezelfde leerpunten voor ons. Goed opdrachtgever/-nemerschap is daarbij een belangrijke. Wel zijn behoorlijke verschillen in kosten te constateren. Hieruit kan de conclusie getrokken dat het belangrijk is om in te zoomen op het beoogd financieel voordeel (tenslotte doelstelling van het onderzoek) en te kijken welke vorm het best past bij de gemeente Barneveld. Voor de eindconclusie is gekeken naar vier afwegingskaders: 1) budgettaire voordelen 2) inkoopbaarheid en uitbesteedbaarheid 3) opdrachtgeverschap en ondernemerschap 4) service/milieu/overige aspecten. Op basis van deze afwegingskaders adviseert de projectgroep de directie te kiezen voor optimalisatie. Dit levert een structurele bezuiniging op van € 275.300. Redenen om hiervoor te kiezen, zijn: o beleid en uitvoering in één hand; o vrijwel geen eenmalige frictiekosten; o bevordering ondernemerschap van gemeentelijk personeel; o marktconforme bedrijfsvoering (vergelijkbare besparing als bij verzelfstandiging). Om dit te realiseren, wordt binnen een maand na opdrachtverstrekking een implementatieplan opgesteld.
3
Voor het uitvoeren van de optimalisatie variant, stellen we de volgende voorwaarden: o Pas de goedgekeurde bedragen aan in de begrotingen van 2012 t/m 2014 conform het schema in hoofdstuk 4; o Schaf een zijlader aan (conform maatregel a, ter vervanging van een achterlader); o Neem de optimalisatie op in het afdelingsplan van BOR gedurende de looptijd; o Pas de administratie zodanig aan, dat de kosten de komende jaren gemonitord kunnen worden en daarmee de besparing; o Monitor bij de reguliere planning & control produkten de voortgang o Zorg voor realisatie van de jaarschijf uit de besparingstabel; o Zorg voor eenduidigheid in beleid, aansturing, coördinatie en uitvoering; o Stuur het team op een pro-actieve en resultaatgerichte manier aan; o Werk als team bedrijfsmatig/zakelijk; o Communiceer waar nodig met inwoners; o Blijf de marktconformiteit jaarlijks volgen; o Onderzoek samenwerking en innovatie op andere terreinen met ROVA.
4
1. Aanleiding: realiseren van budgettaire voordelen In de projectopdracht „Financiële ombuigingen vanaf 2011‟ van 15 oktober 2009 staat het volgende opgenomen: “De financiële en economische crisis is van invloed op de inkomsten en uitgaven van de gemeente Barneveld vanaf 2009. We verwachten vanaf 2011 een aanzienlijke korting van de overheid op de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Oplossingsrichtingen waar aan gedacht kan worden, zijn o.a. uitbesteden: wat, hoe, efficiency en effectiviteit.” In het coalitieakkoord 2010-2014 zijn bij het onderdeel „Bedrijfsvoering‟ de volgende teksten opgenomen: “Privatisering van gemeentelijke diensten is geen doel op zich. Mogelijk zijn met privatisering van een aantal (arbeidsintensieve) taken wel budgettaire voordelen te behalen. Bij uitvoeringskeuzes zijn termen als inkoopbaarheid, uitbesteedbaarheid, opdrachtgeverschap en ondernemerschap uitdrukkelijke afwegingen bij de evaluatie van bestaand beleid en de implementatie van nieuwe beleidsonderdelen.” “Binnen de totale bezuinigingstaakstelling willen wij voor de personele organisatie een kostenbesparing van circa € 2 miljoen structureel realiseren in de komende 5 jaar, waarvan de helft bestaat uit efficiencymaatregelen en de andere helft uit beleidskeuzes (taakvermindering). Het college maakt hiervoor taakstellende afspraken met de directie. Onze intentie is dat dit zonder gedwongen ontslagen wordt geëffectueerd.” In de programmabegroting 2011 is het onderzoek naar de mogelijke verzelfstandiging van de afvalinzameling opgenomen als prestatie voor 2011 (programma 10).
5
2. Projectopdracht: optimalisatie en verzelfstandiging Het onderzoeken van de mogelijkheden van verzelfstandiging van de afvalinzameling van de gemeente Barneveld. Daarnaast het onderzoeken van mogelijkheden om het huidige proces te optimaliseren. In geval voor verzelfstandiging wordt gekozen, wordt de eigen garage daarin meegenomen. Als niet voor verzelfstandiging wordt gekozen, dient er een aparte businesscase te komen voor de garage (valt buiten deze projectopdracht).
Doelstelling Het op basis van de huidige situatie met elkaar vergelijken van twee opties: o Optimalisatie van de huidige situatie (o.a. aanpassen serviceniveau) o Verzelfstandiging (incl. implementatiekosten) Met de resultaten van dit onderzoek kan het college een keuze maken uit de twee opties teneinde structurele budgettaire voordelen te behalen.
Organisatie: stuurgroep en projectgroep De stuurgroep (besluitvormend) bestaat uit: o Hans van Daalen (portefeuillehouder) o Dick Bakhuizen (gemeentesecretaris/directielid) o Mariska de Lange (projectassistent) o Dirk-Jan Lekkerkerker (projectleider) De projectgroep bestaat uit: o Léon Holtus (BOR, afdelingshoofd) o Gerard van der Bij (BOR, coördinator reiniging) o Feroz Lalai (BOR, chauffeur afvalinzameling) o Bert Komdeur (BMO, afdelingshoofd) o Sascya van Willigenburg (P&O, hoofd) o Henk van Noort (FIN, adviseur bedrijfsvoering) o Mariska de Lange (BRW, projectassistent) o Dirk-Jan Lekkerkerker (BMO, projectleider)
Werkwijze: interne en externe oriëntatie De directie heeft besloten dit onderzoek intern uit te laten voeren door gebruik te maken van de projectenpool. De projectgroep heeft het onderzoek uitgevoerd, aangestuurd door de stuurgroep. De projectgroep is in november 2010 voor het eerst bij elkaar gekomen en heeft vanaf 2011 circa twee maal per maand vergaderd. De stuurgroep is maandelijks bijeengekomen. Begin januari 2011 is het plan van aanpak vastgesteld. De focus is zowel intern als extern geweest. Intern is gekeken naar de huidige situatie en mogelijkheden voor optimalisatie. Naast inhoudelijke, zijn ook juridische, inkooptechnische, personele en financiële aspecten bij het onderzoek betrokken. De projectgroepleden hebben diverse gemeenten bezocht of telefonisch geraadpleegd. Samen met de inkoopadviseur zijn gesprekken gevoerd met vier marktpartijen. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van geraadpleegde partijen. Alle project- en stuurgroepleden hebben een dagdeel meegewerkt met afvalinzameling. Daarnaast hebben de projectgroepleden een bezoek gebracht aan de milieustraat en aan de werkplaats/garage. De medewerkers afvalinzameling zijn door het afdelingshoofd Beheer Openbare Ruimte (BOR) bij de totstandkoming van de programmabegroting 2011 op de hoogte gebracht van het komend onderzoek. De projectgroep heeft bij aanvang een eenmalige nieuwsbrief opgesteld voor de medewerkers en in januari een presentatie gegeven aan alle medewerkers om hen over het project te informeren en de mogelijkheid te bieden vragen te stellen. Eind januari is een brainstormsessie geweest met medewerkers, waarin zij hun ideeën konden inbrengen voor optimalisatie van de huidige situatie. In het voorjaar heeft een aantal medewerkers verder meegewerkt aan de uitwerking van deze optimalisatie. De medewerkers zijn eind mei bijgepraat over de voortgang en hebben in september een presentatie gekregen over de concept eindrapportage en de concept eindrapportage ontvangen voor eventuele correcties en aanvullingen. Alle ingebrachte aandachtspunten en vragen zijn vastgelegd, en waar relevant meegenomen bij het onderzoek.
6
Alle informatie over het project, zoals projectopdracht, agenda‟s en verslagen van projectgroep- en stuurgroepvergaderingen, verslagen van bezoeken aan gemeenten en marktpartijen, zijn op intranet geplaatst op de speciaal daarvoor ingerichte projectenpool pagina. Van elke projectgroepvergadering is een samenvatting gemaakt ten behoeve van het prikbord op de werf. Ook is informatie over het project opgenomen in de BOR nieuwsbrief „‟t BORrelt‟. Aangezien het om een intern onderzoek gaat, heeft de OR geen advies- of instemmingsrecht over de projectopdracht. De projectopdracht is ter informatie aan de OR gestuurd, en de OR is uitgenodigd voor (en aanwezig geweest tijdens) de bijeenkomsten met de medewerkers (in januari, mei en september). De OR heeft de concept eindrapportage, die aan de medewerkers gepresenteerd is in september, gekregen en hierop haar reactie gegeven.
Kaders voor dit onderzoek De scope van het onderzoek betreft de afvalinzameling van de gemeente Barneveld, exclusief de afvalverwerking. Zowel de milieustraat als de werkplaats/garage zijn bij het onderzoek betrokken. Voor een vergelijking tussen zelf (blijven) doen en verzelfstandiging zijn zoveel mogelijk soortgelijke activiteiten met elkaar vergeleken. Het serviceniveau is een van de knoppen waaraan gedraaid kan worden ten behoeve van de afvalinzameling. Het huidige service niveau mag dus veranderd worden. Bij het onderzoek is het goed om de lange(re) termijn (toekomstvisie) mee te nemen. Hiermee doelen we vooral op het feit dat Barneveld een groeigemeente is. We kijken dus niet alleen naar het „nu‟. Dit is bij de optimalisatie meegenomen. Van belang is tenslotte, dat we niet alleen naar de uitvoering kijken, maar ook naar alles eromheen: de aansturing, beleid en handhaving. De basis van het beleid (zoals het niet gebruiken van diftar = gedifferentieerde tarieven, naar rato van gebruik) is niet ter discussie gesteld, de focus lag vooral op de bedrijfsvoering.
7
3. Huidige situatie Afvalinzameling Het verzorgingsgebied van de gemeente beslaat ruim 19.000 huisaansluitingen voor ruim 52.000 inwoners (cijfers 2010). Van het aantal huisaansluitingen bedraagt 83% het binnengebied, en 17% het buitengebied. 88% betreft laagbouw en 12% stapel/hoogbouw. De voornaamste taak bestaat uit het huis-aan-huis inzamelen van huishoudelijk afval zoals restafval, GFT en papier. Verder zijn er diverse deelstromen die kunnen worden gebracht naar de milieustraat. Een aantal afvalstromen kan op verzoek worden opgehaald. Denk hierbij aan klein chemisch afval, grofvuil, wit- en bruingoed en oude metalen. De gemeente voert bijna alle zaken zelfstandig uit. Papier/karton wordt deels, glas en ongediertebestrijding worden volledig uitbesteed. Restafval en GFT wordt alternerend ingezameld. De ene week wordt restafval en de andere week wordt het GFT afval huis-aan-huis ingezameld. Als inzamelmiddel wordt per aansluiting een grijze (restafval) en een groene (GFT) minicontainer beschikbaar gesteld. Restafval wordt ook ingezameld via ondergronds en bovengrondse afvalcontainers. Dergelijke containers zijn te vinden bij appartementencomplexen door de hele gemeente heen. Deze ondergrondse containers worden geleegd met behulp van een vrachtwagen met een kraan en perscontainer. Het restafval van de gemeente Barneveld gaat via de overslaglocatie van afvalverwerker Vink naar de verbrandingsoven van de ARN. Het GFT-afval van de gemeente wordt ingezameld in de groene minicontainer en vindt zijn weg via de overslag locatie van afvalverwerker Vink, naar Twence waar het zo duurzaam mogelijk wordt vergist (opwekking energie) of gecomposteerd. Naast de inzameling van de afvalstromen restafval, GFT en grof huishoudelijk afval wordt ook oud papier en karton ingezameld. Het oud papier en karton werden ingezameld door verenigingen, kerken, scholen, buurtschappen etc. Geleidelijk is en wordt overgegaan tot het inzamelen van oud papier en karton met behulp van de blauwe minicontainer. Glas wordt door middel van ondergrondse containers ingezameld door de firma Geerts. Door de hele gemeente heen staan 41 glascontainers. In de gemeente Barneveld staan 10 ondergrondse textielcontainers. De inzameling en afvoer van dit textiel vindt plaats in eigen beheer. Daarnaast wordt er 3 á 4 keer door charitatieve instellingen textiel ingezameld. Stichting Pandilla Ontwikkelingshulp uit Beek en Donk, vereniging Paardrijden gehandicapten Oost uit Wierden en stichting SOS uit Delft verzorgen deze inzamelingen. Sinds februari 2010 wordt ook kunststof ingezameld. Er wordt alleen binnen de kernen huis-aan-huis ingezameld. Uitgangspunt is namelijk dat de inzamelkosten van deze afvalstroom worden gedekt door de vergoeding die de gemeente als inzamelaar ontvangt. Het buitengebied is te omvangrijk om ook hier kostendekkend huis-aan-huis te gaan inzamelen. Bewoners van het buitengebied kunnen hun kunststof afval bij de dichtstbijzijnde clusterplaats aanbieden. Op de milieustraat staat ook een container voor het kunststofafval. Milieustraat Voor grove huishoudelijke afvalstromen, tuinafval en klein chemisch afval kan men sinds de opening in 2002 terecht bij de milieustraat. Na de invoering van de milieupas in 2008 voor elke huisaansluiting is het bezoekers aantal fors toegenomen. De medewerkers, werkzaam op de milieustraat, zijn breed geschoold. Naast de specifieke opleidingen die gevolgd zijn om afval te mogen innemen, sorteren en zo nodig te bewerken, bezitten zij ook het groot rijbewijs. Zij kunnen daardoor ook als chauffeur worden ingezet op de KCA-vrachtwagen, containerwagen of een huisvuil-inzamelvoertuig.
8
Werkplaats Drie medewerkers bemensen de garage. Zij onderhouden het gehele wagenpark van de gemeente Barneveld (ca. 89 voertuigen, 19 aanhangwagens en allerlei aan- en opbouwapparaten). De voertuigen en machines behoren voor het grootste deel toe aan de afdeling BOR. Daarnaast hebben ook de afdelingen Brandweer, BMO, V&I en FDV voertuigen waaraan het onderhoud door de werkplaats wordt uitgevoerd. Van de 3 FTE heeft circa 0,8 FTE betrekking op het onderhoud van het materieel voor de afvalinzameling. Organisatie team Reiniging Het team Reiniging valt onder de afdeling Beheer Openbare ruimte (BOR). Het team Reiniging maakt integraal onderdeel uit van BOR. Het betekent dat de inzameltaken leidend zijn voor het team Reiniging, maar dat bij tijdelijke ondercapaciteit het team Reiniging een beroep kan doen op medewerkers van de rayons. Bij overcapaciteit kan de tijd besteed worden aan andere buitendiensttaken (groen, beheer openbare ruimte). De medewerkers van het team Reiniging kunnen incidenteel ook worden ingezet bij calamiteiten- en gladheidsbestrijding. Personeel De begrote formatie bedraagt op dit moment 27,33 FTE. Hiervan is 22,47 FTE ingevuld met eigen medewerkers en 4,86 FTE betreft vacatureruimte. Van de eigen medewerkers is 11,56 FTE direct bezig met de inzameling, 4,47 FTE is werkzaam bij de milieustraat, 3 FTE in de werkplaats en 3 FTE ten behoeve van aansturing en bedrijfsbureau. Voor de markten wordt 0,44 FTE ingezet. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van gemiddeld 4 uitzendkrachten. De vacatureruimte is inmiddels groter dan gemiddeld door uitzendkrachten wordt ingevuld. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat één van de achterladers inmiddels is vervangen door een zijlader. De begroting is hierop (nog) niet aangepast. Afvalbeleid zit volledig bij de afdeling BOR, milieubeleid zit voor een deel bij de afdeling Leefomgeving. Handhaving gebeurt door de buitengewoon opsporingsambtenaren van de afdeling Bestuurs- en Managementondersteuning. Sterke punten o Goed materieel, goed onderhouden o Huisvesting goed voor elkaar o Sterke service/klant gerichtheid, dienstverlening op hoog niveau o Betrokkenheid personeel o Flexibel o Directe bestuurlijke zeggenschap/aansturing Zwakke punten o Weinig expliciet afvalbeleid o Efficiency niet optimaal, mede door P-90 norm o Te klantgericht (niet zakelijk genoeg) o Ontbreken kwaliteitsnormen o Hardheid van afspraken is intern minder aanwezig (t.o.v. afspraken in de markt) In bijlage 2 is een uitgebreidere omschrijving opgenomen van de huidige situatie. Kosten De totaal aan de afvalstoffenheffing toegerekende kosten bedragen € 4.985.000. Hiervan heeft een groot deel betrekking op de afvalverwerking (ARN): Ook zijn er overige kosten die niet toe te rekenen zijn aan de afvalinzameling. Directe inzamelkosten betreffen alle direct aan de inzameling van (componenten of fracties van) afval van huishoudens toe te wijzen kosten. Deze bestaan veelal uit afschrijvingskosten, rente, onderhoudskosten, salaris, etc. Het gaat om de directe kosten voor (uitvoerend) personeel, materieel, inzamelmiddelen (afschrijvingen, omwisselen en reinigen van containers, milieupassen) en overige directe inzamelkosten. De specifieke directe kosten voor de afvalinzameling bedragen € 1.623.000 (zie bijlage 3). Dit zijn de kosten voor personeel en tractie (materieel) maar zonder overhead. Omdat bepaalde kosten niet eenduidig zijn toe te rekenen aan de afvalinzameling, en derhalve door verdere uitwerking gespecificeerd moesten worden, is het inzicht in kosten niet één op één uit de begroting af te leiden. In hoofdstuk 8 zullen we de kosten van de huidige situatie vergelijken met die van optimalisatie en verzelfstandiging.
9
4. Optie 1: optimalisatie Met als basis de huidige situatie, hebben leiding en medewerkers van de afvalinzameling gekeken naar mogelijkheden voor optimalisatie. Dit heeft geresulteerd in een lijst met 30 onderwerpen. Na afweging van de praktische en juridische haalbaarheid en de voor- en nadelen zijn er acht optimalisatiemogelijkheden, die structurele budgettaire voordelen kunnen opleveren. De totale lijst (inclusief de als niet haalbaar ingeschatte onderwerpen) is als bijlage 4 opgenomen. Op deze lijst staat aangegeven welke afweging gemaakt is om ze al dan niet op te voeren als haalbaar. De acht onderwerpen maken een besparing mogelijk van € 275.300 en worden hieronder toegelicht. De haalbare optimalisatiemogelijkheden zijn: a) 2 zijladers ter vervanging van achterladers in de kernen (€ 130.000); b) GFT afval in december t/m februari 1x per 4 weken (€ 44.000, waarvan nog € 19.000 moet worden ingevuld); c) efficiënter afval inzamelen, op basis van normen (€ 57.000); d) oud papier in containers inzamelen (€ 10.000); e) werkzaamheden garage in combinatie met magazijnbeheer optimaliseren (€ 20.000); f) bestaand beleid uitvoeren zoals is afgesproken (€ 5.000); g) inzet chauffeur afvalinzameling op milieustraat verminderen (€ 4.300); h) besparen op kosten brandstof (€ 5.000). Zie bijlage 5 voor een nadere uitwerking van de acht onderwerpen. Fasering De structurele besparingen worden in de tijd als volgt bereikt:
a. 2 zijladers (vervanging achterladers) b. GFT 1 x per 4 weken in winter c. Efficiënter inzamelen d. Oud papier inzamelen met containers e. Werkzaamheden garage f. Bestaand beleid aanscherpen g. Inzet chauffeur milieustraat verminderen h. Kosten brandstof
2012 € 65.000 € 13.000 € 5.000 € 10.000 € 2.500 € 4.300 € 5.000 €104.800
Totaal
2013 € 65.000 € 12.500 € 16.000 € 5.000 € 5.000 € 2.500
€ 106.000
2014 € 31.500 € 28.000 € 5.000
€ 64.500
Totaal €130.000 €44.000 €57.000 €10.000 €20.000 €5.000 € 4.300 € 5.000 € 275.300
Grafisch ziet dat er als volgt uit: 300.000 250.000 200.000 150.000
Besparing per jaar Besparing cumulatief
100.000 50.000 2012
2013
2014
10
Deze optimalisatiemogelijkheden zijn niet ineens bedacht. Al voordat werd besloten tot het onderzoek naar de mogelijke verzelfstandiging van de afvalinzameling is door de afdeling BOR een traject gestart om de afvalinzameling efficiënter te maken. Dit is ook de reden dat in de afgelopen jaren opengevallen vacatures niet meer zijn ingevuld maar meer gebruik is gemaakt van ingehuurd personeel. Verder zijn al enkele zijladers aangeschaft/besteld en is de wijziging van oud papier inzameling al gedeeltelijk ingevoerd. Door meerdere brainstormsessies met leiding en medewerkers te organiseren zijn er opties aan het licht gekomen die voorheen niet ter discussie stonden zoals het niet/minimaal ophalen van GFT in de wintermaanden. Resultaat optimalisatie De totale besparingen als gevolg van bovengenoemde maatregelen bedraagt € 275.300 structureel. Deze besparing is een reductie van 17% ten opzichte van de kosten van de huidige situatie (€ 1,6 miljoen). In hoofdstuk 8 staat beschreven hoe de optimalisatie zich qua kosten en serviceniveau verhoudt tot verzelfstandiging. Wat vraagt dit van de leiding? Om de routes zo optimaal mogelijk in te delen zal het nodige onderzoek moeten plaatsvinden. Hoewel leiding en medewerkers samen veel kennis hebben is externe ondersteuning inzake de bedrijfsvoering door een gespecialiseerd bureau wenselijk. Naast het plannen van de routes is communicatie met de bewoners essentieel om uiteindelijk de nieuwe wijze van inzamelen tot een succes te maken. Om de bedrijfsvoering verder te optimaliseren is het noodzakelijk om te beschikken over ritinformatie. Deze kan worden verkregen door de inbouw van een voertuig-volgsysteem met navigatie. Op deze wijze kan men zien waar en hoe laat een voertuig zich bevindt, wacht- of rusttijden, calamiteiten e.d. Op deze wijze kan worden bijgestuurd zodat de belasting over de verschillende voertuigen evenredig is en er zo weinig mogelijk tijdverlies optreedt. Daarnaast kunnen de te rijden routes in het navigatiesysteem worden ingevoerd. Hierdoor wordt bereikt dat het rijden van de juiste route niet afhankelijk is van de ritkennis van de betreffende chauffeur. Voor het implementeren van deze onderdelen worden de kosten geraamd op € 40.000, hiervan is € 5.000 begroot voor communicatiekosten. Bij uitvoering van optie 1 zal de begroting hierop worden aangepast. In bijlage 6 is dit uitgewerkt in een staat met ECL/FCL's. Dit zijn vooral vacatures. We leveren per direct de bestaande vacatures in en krijgen hiervoor gedeeltelijk budget voor inhuur terug (tot het bedrag wat nodig is om de bezuiniging te realiseren. Per 1-1-2012 creëren we nog een vacature (één medewerker gaat naar de verkeersploeg). Wij rekenen met 22,67 FTE. We leveren dus 4,79 in (per FTE € 32.000 = € 153.000). Na pensionering van de huidige milieustraat beheerder kan deze functie weer op de oorspronkelijke omvang (fulltime) worden teruggebracht. Hierbij is geen rekening gehouden met extra formatie voor de zaterdag openstelling van de milieustraat en de inzameling van kunststof huishoudelijk afval. Voor de openstelling op zaterdag worden door de medewerkers extra uren gemaakt. Voor het ophalen van kunstsof huishoudelijk afval worden zo nodig inhuurkrachten ingezet. De gemeente ontvangt voor het inzamelen hiervan een vergoeding per ton. Bij de keuze voor optimalisatie zal het aantal formatie-uren ten behoeve van de afvalinzameling worden teruggebracht, zodat de bezuiniging per jaar gehaald wordt. Aangezien de afgelopen jaren op de bezuinigingen is voorgesorteerd en er vacatures open zijn gehouden zullen hierbij geen mensen ontslagen hoeven te worden. Doordat eerst nog een vervanging van een achterlader door een zijlader moet plaatsvinden, zal dit in 2 stappen moeten plaatsvinden. De Europese aanbesteding heeft al plaatsgevonden. Na goedkeuring door het college kan opdracht tot levering worden gegeven. Wel moet rekening worden gehouden met een levertijd van ongeveer 9 maanden, alleen voor de laatste zijlader.
Personele consequenties bij optimalisatie Bij optimalisatie van de afvalinzameling komt de nadruk te liggen op inzet van zijladers. De traditionele “vuilnisman” verdwijnt dan uit het straatbeeld. De consequenties voor het personeelsbestand zijn simpel: het aantal FTE zal naar beneden worden bijgesteld. Binnen de afdeling BOR is al een aantal jaren zeer terughoudend omgegaan met het invullen van ontstane vacatures bij de inzameldienst. Daarnaast zijn de huidige “eigen” medewerkers breed geschoold zodat zij ook inzetbaar zijn voor andere taken.
11
De verwachting is dat de huidige medewerkers bij optimalisatie hun baan kunnen behouden. Er zijn momenteel 2 medewerkers die niet als chauffeur kunnen worden ingezet. Zij worden in de toekomst ingezet als belader bij de achterlader en/of als corrector (indien nodig). De andere medewerkers worden ingezet als chauffeur en in sommige gevallen ook bij andere taken zoals de markten (marktmeester). Na optimalisatie zal het team Reiniging nog een omvang hebben van 22,67 FTE. Hierbij is gerekend met een uitbreiding van 0,2 FTE (t.b.v. beheerder milieustraat). De werkzaamheden op de milieustraat zullen toenemen vanwege de groei van de gemeente en daarmee het aanbod van afval. Daarnaast is het de bedoeling op de milieustraat een gronddepot te realiseren. Het keuren, accepteren, administreren en uitgeven van partijen grond zijn nieuwe taken, die de medewerkers van de milieustraat kunnen gaan uitoefenen. Voor leiding en medewerkers zal de optimalisatie een verdere omschakeling in denken betekenen. Niet de arbeidstijd maar de te leveren prestatie wordt maatgevend. De gevraagde prestatie (het aantal te legen minicontainers per dag) is bepaald. Of de chauffeur hier een half uur langer of korter mee bezig is maakt niet uit. De gevraagde prestatie is afgeleid van een norm waarvan in de praktijk is gebleken dat deze in een reguliere werkdag van 8 uur haalbaar is. De chauffeur moet dit aantal containers legen en krijgt hier 8 uur voor betaald. Binnen deze tijd is de aan- en afrijdtijd, lostijd en tijd voor dagelijks onderhoud inbegrepen. Eén en ander dient zorgvuldig te worden voorbereid. Routes zullen zodanig moeten worden ingedeeld dat de belasting over de verschillende inzamelvoertuigen evenredig verdeeld is naar de mogelijkheden van deze voertuigen.
12
5. Optie 2: verzelfstandiging Verzelfstandigen van de eigen dienst is een andere mogelijkheid om besparingen voor de gemeente te realiseren. Van alle gemeenten in Nederland heeft circa 80% de afvalinzameling uitbesteed of verzelfstandigd. Bij een verzelfstandiging is, in het kader van de CAR/UWO, een sociaal plan van toepassing. Hierin is de overgang, het herplaatsen en de financiële gevolgen voor medewerkers beschreven. Medewerkers die het betreft, gaan in principe met hun huidige arbeidsvoorwaarden over naar de nieuwe organisatie. Men moet er rekening mee houden dat medewerkers vanuit een andere vestiging, mogelijk in een andere plaats, gaan werken. Ook kan het zijn, dat er meer dan 36 uur per week gewerkt moet worden (met een evenredig hoger salaris). We onderscheiden de volgende drie mogelijkheden: a) publieke samenwerking met andere gemeenten; b) samenwerking met private partij; c) aanbesteden. Voor zover bekend is in Nederland geen coöperatie actief op het gebied van afvalinzameling.
a) Publieke samenwerking met andere gemeenten Publieke samenwerking met andere gemeenten kan plaatsvinden in een Gemeenschappelijke Regeling of in een privaatrechtelijke rechtspersoon (NV/BV), waarin gemeenten deelnemen. Dit wordt ook wel een overheidsgedomineerde onderneming genoemd. Hierbij wordt personeel en materieel overgedragen en gaat de onderneming de afvalinzameling voor de gemeente uitvoeren. Welk personeel exact overgaat, is maatwerk en afhankelijk van overleg met de betreffende onderneming. In deze vorm van samenwerking wordt gewerkt met een dienstverleningsovereenkomst (op hoofdlijnen, meerjarig) en een jaarlijks operationeel plan. Hier staat een vergoeding tegenover die de gemeente moet betalen. De overheidsgedomineerde onderneming heeft geen winstoogmerk. Als er winst wordt gemaakt, kan deze als dividend worden uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten. Dividend is te beschouwen als rendement op de gedane investering. Overigens is dividend geen structurele inkomstenbron, dit kan jaarlijks fluctueren. 1
Argumenten om te kiezen voor deze vorm zijn onder andere : o behoud voorzieningenniveau en service tegen aanvaardbare kosten; o eventuele bedrijfswinst vloeit terug naar de gemeente (algemene middelen); o kostenvoordelen (inkoopvoordelen, betere bezetting van materieel/personeel, grotere flexibiliteit); o spreiding risico‟s (financieel, personeel); o versterken „ondernemerschap‟; o continuïteit; o versterken van innovatieve kracht; o professionalisering; o flexibiliteit (bv nieuw beleid). o eenmalige overgang (geen toekomstige aanbestedingen) Nadelen en risico‟s zijn: o Als een gemeente zich aansluit bij de NV en deze zou er na verloop van tijd van af willen, is het lastig om deze aandelen te verkopen; o Beperkte invloed op strategie van de NV (afhankelijk van aandeel in stemrecht); o Onzekerheid over de kosten van diensten die bovenop de dienstverleningsovereenkomst worden afgenomen, evenals de snelheid waarmee nieuw beleid kan worden opgepakt.
1
Bron: Rapport markt of overheid, NVRD, Arnhem, maart 2010
13
Privaatrechtelijke rechtspersoon ACV (Ede) en ROVA (Zwolle/Amersfoort) zijn voorbeelden van rechtspersonen (NV), die voor meerdere gemeenten de afvalinzameling uitvoeren. In hoofdstuk 7 worden deze verder uitgewerkt en toegelicht. Het deelnemen aan een publieke samenwerking met andere gemeenten is een toegestane uitzondering op het uitgangspunt dat opdrachten door een aanbestedende dienst aan een entiteit met rechtspersoonlijkheid moeten worden aanbesteed. Er is hier sprake van een quasi-inhouse aanbesteding. Zolang aan de voorwaarden, dat de aanbestedende diensten doorslaggevend toezicht uitoefenen en de onderneming het merendeel van de werkzaamheden voor de aanbestedende diensten verricht, is voldaan, mag van de Europese aanbestedingsplicht worden afgeweken. Gemeenschappelijke regeling Bij een gemeenschappelijke regeling vormen de deelnemende gemeenten direct het bestuur van de op te richten gezamenlijke reinigingsdienst. Voordeel van deze constructie ligt vooral in de mate van sturing vanuit de gemeenten. Die is directer en meer beslissend. Je kunt er als gemeenten meer invloed op uit oefenen in vergelijking tot andere in meer of mindere mate op afstand gezette constructies. Maatwerk maken per gemeenten verloopt dan ook vrij gemakkelijk. Verder staat bij de constructie van de gemeenschappelijke regeling vooral de kostenreductie centraal en niet zozeer winstmaximalisatie, het geen in andere constructies een eigen dynamiek kan gaan ontwikkelen. Daar staat tegenover de bij een gemeenschappelijke regeling de meer politieke invloed groter is en dat daardoor het op afstand gezette bedrijf meer gevoelig kan zijn voor min of meer korte termijn wensen. Er zijn verschillende gemeenschappelijke regelingen op gebied van afvalinzameling zoals de Gooi- en Vechtstreek (10 gemeenten) en de RMN (Reiniging Midden Nederland, 3 gemeenten). Deze zijn, mede gezien de fysieke afstand, niet verder onderzocht.
b) Samenwerking met private partij De gemeente brengt de activiteiten met betrekking tot haar publieke inzameltaak huishoudelijk afval onder in een daartoe opgerichte vennootschap (NV), waarvan de gemeente 100% aandeelhouder is en dus de zeggenschap houdt. De NV wordt gemanaged en geëxploiteerd door een private partij. De NV factureert aan de gemeente een jaarlijks vast bedrag voor de door haar te verrichten activiteiten. Deze activiteiten worden beschreven in een bestek. Dit betreft niet alleen operationele activiteiten, maar ook activiteiten op het gebied van rapportering en overleg, evenals gevraagde en ongevraagde (beleid)advisering. Dit bestek is een dynamisch document. Bij structurele wijzigingen (bijvoorbeeld invoering kunststofinzameling, wijziging inzamelsystematiek, andere inzamelmiddelen) dient er een bestekswijziging te worden opgesteld met mogelijk een wijziging op het jaarlijkse budget. De NV rapporteert via een overlegstructuur waarin ondermeer de planning en control cyclus is geborgd. In de aandeelhoudersvergadering wordt het budget (de begroting) vastgesteld en wordt na afloop van enig kalenderjaar de door het bestuur van de NV opgestelde jaarrekening vastgesteld. De gemeente heeft in dit model 2 rollen: een (financiële) rol als aandeelhouder en een rol als opdrachtgever (bewaker/opsteller van het door de NV uit te voeren bestek). De aan te trekken private partner vervult de rol van manager en exploitant van de NV. Op te stellen documenten zijn: o Samenwerkingsovereenkomst: Dit is de overeenkomst waarin de partijen de gemeente Barneveld en de private partner met elkaar afspreken om samen te gaan werken op het gebied van afvalinzameling en aanverwante taken en dat de gemeente hiertoe een NV opricht. o Managementovereenkomst: Dit is de overeenkomst tussen de NV en de private partner waarin de NV de opdracht voor het managen van de NV opdraagt aan de private partner. o Overeenkomst tot uitvoering: Dit is de overeenkomst tussen de NV en de gemeente waarin de gemeente de NV de opdracht geeft tot het uitvoeren van een aantal taken zoals die omschreven staan in het uitvoeringsbestek. Het onderbrengen van een publieke taak in een NV, waarvan de gemeente alle aandelen in handen heeft, is onder voorwaarden een uitzondering op de aanbestedingsplicht ten behoeve van overheidsopdrachten. Er is hier sprake van een “uitsluitend recht” als bedoeld in artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten. De opdracht tot afvalinzameling wordt dan door de gemeente aan de NV opgedragen met uitsluiting van andere ondernemingen in een bepaald geografisch gebied.
14
De NV draagt vervolgens de exploitatie (en daarmee het management) van de NV op aan een private partner. Het opdragen van de exploitatie (management) van de NV aan een private partner kan via een concessieverlening, omdat de opdracht is aan te merken als een concessieovereenkomst voor diensten. De gemeente kan een dienstenconcessie verlenen aan de private partner waarbij laatstgenoemde het exploitatierisico draagt en de gemeente een budget ter beschikking stelt wat zijn basis kent in de van de burgers te innen afvalstoffenheffing. Mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, lijkt deze constructie in principe juridisch haalbaar. Hierbij wordt een klein voorbehoud gemaakt ten aanzien van de deelneming van de private partij in relatie tot het “uitsluitend recht”. Indien voor deze optie wordt gekozen, zal hierover een nader juridisch advies bij een advocaat moeten worden ingewonnen. Argumenten om te kiezen voor deze vorm zijn onder andere: o Geen exploitatie risico meer; o Vaste begroting voor meerdere jaren; o Behoud / inbreng eigen identiteit en zeggenschap; o Verandering voor het personeel beperkter dan bij andere vormen van verzelfstandiging; o Flexibiliteit bij wijzigingen in inzamelstructuur; o Gemakkelijk inspelen op de dynamiek van de afvalbranche en landelijk beleid; o Hoge mate van transparantie; o Eenmalige overgang (geen toekomstige aanbestedingen) Mogelijke nadelen en risico‟s zijn: o Minder voordelig dan rechttoe rechtaan aanbesteden o Bij ontevredenheid over management verplichting tot betaling contactperiode o Risico van andere inschrijver bij nieuwe aanbesteding na afloop van contractperiode
c) Aanbesteden De derde manier van verzelfstandigen betreft het (Europees) aanbesteden. Formeel gesproken is dit geen vorm van verzelfstandiging. Echter, doordat we bij deze variant er vanuit gaan dat het personeel en materieel overgaat naar de winnende partij, beschouwen we het als een verzelfstandigingsvariant. Hierbij wordt de afvalinzameling inclusief overname van personeel en materieel meegenomen in het bestek, en voor de periode van aanbesteding (voorkeur voor ten minste 5 jaar) ondergebracht bij de onderneming die de aanbesteding wint. In het bestek dient een bepaling te worden opgenomen dat het huidige personeel ten behoeve van de afvalinzameling te worden overgenomen door de winnende inschrijver. De aanbestedende dienst heeft zelf de vrijheid om te bepalen om welke medewerkers het gaat en tegen welke voorwaarden. De eisen die hierbij gesteld worden hebben uiteraard wel invloed op de prijs waarvoor een inschrijver meedoet. Deze vorm van verzelfstandiging is, in vergelijking tot de eerste twee vormen, minder gericht op (lange termijn) samenwerking. Dit geldt ook voor het over te dragen personeel. Voor dit laatste punt is een oplossing mogelijk, door bij de nieuwe aanbesteding op te nemen dat het personeel over moet naar de winnende partij (om de zorg voor het personeel te garanderen). Mogelijke voordelen: o Ontzorging (geen problemen met dagelijkse uitvoering) o Kostenvoordelen (marktconforme tarieven) o Gebruik maken van kennis opdrachtnemer o Inspelen op innovatie door marktpartijen o Bij nieuwe aanbesteding relatief gemakkelijk nieuwe eisen te stellen Nadelen en risico‟s: o Zeer goed dicht timmeren aan de voorkant ter voorkoming van meerwerk (vereist formatie) o Bestek leidend => minder flexibel bij nieuwe eisen gedurende de bestekperiode o Risico dat service voor inwoner onder druk komt te staan o Risico voor personeel als sprake is van „geschikt voor het werk‟ o Als bij volgende aanbesteding andere partij gegund wordt, heeft dit mogelijke gevolgen voor personeel, kennisniveau van de aannemer, prijs en service voor inwoners. o Periodiek nieuwe aanbesteding (met bijbehorende kosten)
15
6. Ervaringen van andere gemeenten In de periode van onderzoek hebben projectgroepleden bezoeken gebracht aan 10 gemeenten. Bij de keuze hebben we vooral gekeken naar gemeenten die ervaring hebben met de in het vorige hoofdstuk onderscheiden vormen van verzelfstandigde afvalinzameling. De geïnterviewde gemeenten zijn qua omvang soms vergelijkbaar, veelal in de regio gelegen, maar in een aantal gevallen een stuk groter dan de gemeente Barneveld. Daarnaast is er een mix van ervaring in gemeenten: er zijn gemeenten die al lange tijd geleden zijn overgestapt, maar ook enkele die pas recent de overstap hebben gemaakt (Veenendaal, Winterswijk). Daarnaast zijn enkele gemeenten telefonisch benaderd met specifieke vragen (zie bijlage 1 voor een overzicht).
Aanleiding voor verzelfstandiging door gemeenten De voornaamste redenen voor gemeenten om indertijd de afvalinzameling te verzelfstandigen, zijn geweest: o Kerntakendiscussie o Mogelijkheid kosten te besparen o Beter opdrachtgeverschap o Grote investeringen benodigd Opvallend is dat slechts enkele gemeenten vanuit de financiële besparing de verzelfstandiging hebben ingezet, meestal is de kerntakendiscussie de (voornaamste) aanleiding geweest. Dat is ook de reden dat niet alle gemeenten in beeld hebben wat de verzelfstandiging feitelijk financieel heeft opgeleverd. In sommige gevallen is de overgang vrij snel gegaan en zonder een gedegen onderzoek. Dat heeft er toe geleid dat die gemeenten in de beginfase een moeizame start hebben gekend. Veel gemeenten geven aan, dat de afvalstoffenheffing omlaag is gegaan, overigens niet altijd met een 100% verband met de verzelfstandiging.
Belangrijke leerpunten o o o o o o o
Blijf als gemeente altijd de regie houden (en dus kennis over de afvalbranche) Zorg voor duidelijke opdrachtgever - opdrachtnemer relatie (ook in eigen beheer) Maak helder welke diensten je wilt overdragen (dienstverleningsovereenkomst/bestek met programma van eisen) Behoud eigen grond en gebouwen Maak afspraken over transparantheid en rapportages Denk na bij wie vragen en klachten van inwoners kunnen binnenkomen. Hierbij is de landelijke richting dat de gemeente „de eerste overheid‟ voor bewoners is waar ze met al haar publieksrechtelijke vragen terecht kan. Bij verzelfstandiging als gemeente vooraf duidelijke randvoorwaarden stellen met betrekking tot: - Invloed: verzelfstandiging betekent uiteraard een activiteit op afstand zetten en daardoor minder directe invloed. Daarom vooraf via opdrachtgeversrol duidelijk meetbare afspraken maken over resultaten en serviceniveau richting inwoners - Personeel:bij verzelfstandiging krijgt personeel dat overgaat een andere rechtspositie. Opgebouwde afspraken en rechten vanuit de oude rechtspositie respecteren en over laten nemen (hiervoor zijn in loop der jaren standaardprotocollen voor ontwikkeld) - Gemeentelijke organisatie: goed inpassen van overheadformatie binnen de gemeentelijke organisatie dat bij verzelfstandiging achterblijft: Denk aan ondersteunende afdelingen en activiteiten (werkplaats e.d.). een goed doordachte visie nodig dus op de over direct en indirect aan de reiniging gerelateerde organisatieonderdelen - Kennis: binnen de gemeentelijke formatie kennis en capaciteit blijven borgen met betrekking tot afvalinzameling e.d. om regie te kunnen blijven voeren op de kerntaken, waarvan afvalinzameling er één van is - Inwoners; goed en duidelijk serviceniveau afspreken met opdrachtnemer dat past bij de eigen specifieke gemeentelijke organisatie en dit communiceren met de inwoners: waar mogen de inwoners minimaal op rekenen.
Belangrijk om te vermelden is, dat deze leerpunten gelden ongeacht of je als gemeente de afvalinzameling zelf uitvoert of verzelfstandigd hebt. Juist bij verzelfstandiging is het belangrijk voldoende formatie te hebben voor de regierol, afstemming met en controle van de gecontracteerde partij.
16
Rode draad in ervaring tussen de drie vormen van verzelfstandiging Opvallende rode draad in de gesprekken met gemeenten is, dat ze vrijwel allemaal tevreden zijn over de manier van afvalinzameling en dat ze, ondanks verschillende vormen van verzelfstandiging, veelal dezelfde leerpunten voor ons hebben. Ook is de tevredenheid van inwoners redelijk vergelijkbaar (78). Wel zijn behoorlijke verschillen in kosten te constateren. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat het belangrijk is voor Barneveld om in te zoomen op het beoogd financieel voordeel (is de doelstelling van dit onderzoek) en te kijken welke vorm het best past bij de Barneveld.
Gemeenten met eigen inzameldienst Bij de selectie van gesprekken met gemeenten hebben we ons in eerste instantie gericht op die gemeenten die gebruik maken van derden voor de afvalinzameling, omdat dit informatie is die we niet zelf al in huis hadden. Uiteraard zijn er ook gemeenten die zich de vraag gesteld hebben of zij de afvalinzameling zelf willen blijven uitvoeren. Ter illustratie geven we hieronder van twee gemeenten aan hoe zij tot besluitvorming zijn gekomen om de afvalinzameling zelf uit te voeren. Rijssen-Holten De gemeente Rijssen-Holten is ontstaan uit de samenvoeging van de voormalige gemeentes Rijssen en Holten. Voor de samenvoeging was sprake van verschillende regimes. De gemeente Rijssen voerde de inzameling van huishoudelijk afval zelf uit, in de gemeente Holten werd het huisvuil door een private onderneming ingezameld. Bij samenvoeging van deze gemeenten wilde men komen tot harmonisatie van de gemeentelijke afvalinzameling. Het college heeft in 2004 een bestuursopdracht gegeven om de eigen reinigingsdienst in Rijssen-Holten zodanig te optimaliseren dat er een besparing gerealiseerd kon worden. Voorwaarden die gesteld werden zijn efficiënte uitvoering en concurrerende kostprijs. Als aan deze voorwaarden werd voldaan kon de reinigingsdienst gehandhaafd blijven. In Rijssen-Holten wordt zeggenschap en invloed op de uitvoering belangrijk gevonden. De kwaliteit van de dienstverlening wordt in eigen beheer hoger geschat dan bij privatiseren. Ook de lokale werkgelegenheid wordt als argument genoemd om de afvalinzameling zelf te blijven uitvoeren. In februari 2009 is de ontwikkeling van de kostprijs van de gemeentelijke inzameldienst door een extern bureau geëvalueerd. In deze evaluatie is geconstateerd dat aan de voorwaarden is voldaan. Castricum De gemeentes Akersloot en Limmen zijn gefuseerd met Castricum. In Castricum werd de afvalinzameling verzorgd door de eigen dienst, in Akersloot en Limmen door een particulier bedrijf. Om te komen tot één inzamelmethode voor de nieuwe gemeente Castricum heeft een vergelijkingsonderzoek plaatsgevonden. Hieruit bleek dat inzameling door een eigen dienst bijna € 150.000 goedkoper is dan uitbesteden. In Castricum heeft de raad gekozen voor een periode van 10 jaar waarin de inzameling door de eigen dienst zal worden uitgevoerd. Wel zal men in een doorgaand proces de bedrijfsvoering optimaliseren.
17
7. Gesprekken met marktpartijen Naast de gesprekken met gemeenten, zijn gesprekken gevoerd bij en met een aantal mogelijke ondernemingen die actief zijn in de afvalinzameling en die mogelijk partner zouden kunnen worden van Barneveld in het geval tot verzelfstandiging zou worden besloten.
a) Publieke samenwerking met andere gemeenten: ACV en ROVA ACV (gevestigd in Ede) en ROVA (gevestigd in Zwolle en Amersfoort) zijn beide overheidsgedomineerde NV‟s. ACV ACV is ontstaan in 1999 toen de activiteiten voor de gemeenten Ede en Wageningen, en later ook Renkum (2001) en Veenendaal (2008), werden samengevoegd in één organisatie: Afvalcombinatie De Vallei. De gemeenten zijn eigenaar (en aandeelhouder) van ACV. Er zijn statuten en er is een aandeelhoudersovereenkomst. Daarnaast zijn gemeenten ook opdrachtgever, middels een dienstverleningsovereenkomst. Elke gemeente heeft een gelijk stemrecht (nu dus 25%, als Barneveld zou aansluiten wordt dat 20%). In het bestaan van ACV is er overigens nog nooit gestemd om tot een besluit te komen. De organisatie telt 160 medewerkers en circa 25 uitzendkrachten. In 2010 bedroeg de omzet € 26 miljoen, met een resultaat van € 1 miljoen. De winst valt vrij aan de aandeelhouders als de solvabiliteit (het weerstandsvermogen) op peil is. Voor de gemeenten komt deze winst ten goede aan de algemene dekkingsmiddelen. Jaarlijks maakt ACV een jaarplan (inhoudelijk), jaarbegroting (€) en een investeringsplan (€), en uiteraard een jaarverslag. Dit wordt vastgesteld door de AVA (aandeelhouders). Gemeenten hebben verschillende tariefafspraken met ACV. Ede heeft een all-in tarief, maar er zijn ook constructies mogelijk met een vast en een variabel deel. De Raad van Commissarissen (RvC) is niet het hoogste orgaan van ACV (dat zijn de gemeenten ten behoeve van kaderstelling en controle), maar geeft advies. Daarnaast kan de RvC besluiten nemen die gaan over bedrijfsvoering. In de RvC zitten geen wethouders of raadsleden. 2 ACV heeft als doelstelling om in 10 jaar tijd 40% CO reductie te bereiken. ACV heeft net een medewerkers tevredenheidsonderzoek uitgevoerd (nulmeting), ACV doet het iets beter dan de benchmark. Belangrijkste verbeterpunt is de communicatie. Indien Barneveld zich aansluit bij ACV, kan het bestaande personeel en materieel over naar ACV. Normaliter behouden de medewerkers de bestaande CAO voorwaarden. Materieel wordt tegen boekwaarde overgenomen. Voor het inkopen schat de controller van ACV in dat de gemeente Barneveld circa € 1,6 miljoen dient te betalen voor de aandelen (inclusief agio). De directie van ACV heeft de volgende argumenten benoemd, waarom Barneveld voor ACV zou moeten kiezen: o regionaal, Ede is dicht bij de klant (is bedoeling om dat zo te houden) o niet al te groot => redelijk wat invloed o efficiënt qua schaalgrootte o zakelijk maar goed voor het personeel o kenniscentrum Voornamelijk het zakelijke/efficiënte wordt niet herkend, zie hoofdstuk 8, ACV is de duurste van alle marktpartijen. In vergelijking tot ROVA is het kenniscentrum van ACV beperkt tot de afvalinzameling. ROVA ROVA is in 1996 ontstaan toen enkele gemeenten (waaronder Zwolle) de afvalinzameling gingen verzelfstandigen. Op dit moment zijn 20 gemeenten en 2 regio‟s aangesloten in Midden- en OostNederland. De hoofdmoot zit in (de kop van) Overijssel, een deel in Amersfoort en een relatief nieuw deel in de Achterhoek. ROVA werkt voor ongeveer de helft met eigen mensen, en voor de andere helft besteed ROVA het werk uit (aan bijvoorbeeld SITA). Het hoofdkantoor is Zwolle, in Amersfoort zit een vestiging voor de gemeente Amersfoort. Voor ROVA is Barneveld een aantrekkelijke partij, omdat dit goed past bij de huidige locatie Amersfoort.
18
De stemverhoudingen van de deelnemende gemeenten zijn gebaseerd op het aantal aansluitingen (op dit moment ruim 350.000). In het geval van Barneveld (ruim 19.000 aansluitingen) zou dat dus 5% stemrecht betekenen. Voorheen was ROVA gericht slechts gericht op de uitvoering, in de loop van de tijd is ROVA steeds meer gaan ontzorgen voor de gemeenten. Voorbeelden: klantenservice (klachten/meldingen/vragen), voorlichting/preventie, afvalkalender, persberichten, hergebruik. De tendens is dat ROVA ook zaken gaat doen op het gebied van openbare ruimte (Winterswijk als eerste). Strategie van ROVA is niet om heel veel groter te worden, maar enkele omliggende gemeenten kunnen zeker aansluiten, tot circa 25. Wel wil ROVA meer gaan doen voor bestaande gemeenten, zoals openbare ruimte, duurzame energie etcetera. ROVA is sterk gericht op innovatie en beleid, en werkt daarin samen met gemeenten. Ook op het gebied van verwerking is ROVA actief en kunnen gemeenten meeliften. De aandeelhoudersvergadering besluit over begroting en jaarrekening, voor veel locale zaken kan je zelf als gemeente in de dienstverleningsovereenkomst afspreken met ROVA wat je wilt afnemen. ROVA heeft een innovatiefonds opgericht, wat gevoed wordt vanuit het jaarresultaat. Ook hier hebben alle aandeelhouders invloed op. Financieel heeft ROVA geen winstoogmerk, tegelijk wordt er wel relatief veel winst gemaakt, dit komt ten goede aan de aandeelhouders (wordt soms zelfs ook zo begroot door gemeenten, als dividend). In 2010 €7,5 miljoen resultaat op €68 miljoen omzet. ROVA werkt als volgt: op basis van activiteiten/taken wordt een begroting gemaakt, hieruit volgen de kosten per aansluiting per activiteit/taak. Aan het eind van het jaar wordt op nacalculatie basis de eindafrekening gemaakt. Per kwartaal zijn er voorschotnota‟s. ROVA is door het groot aantal aangesloten gemeenten ervaren in het omgaan met nieuw personeel. Veel aandacht voor communicatie. Pensioen bij ABP. Opvallend cijfer uit het jaarverslag: het ziekteverzuim is <4% (was 8% in 2005), ROVA hanteert bij overdracht het principe “mens volgt werk”, d.w.z. alle direct uitvoerend en gerelateerde medewerkers gaan normaal gesproken over. De rest in overleg (is maatwerk en afhankelijk van wensen/behoefte gemeente, capaciteiten medewerkers en mogelijkheden bij ROVA). ROVA ziet als pluspunten naar gemeenten: het ontzorgen, aansluiten bij landelijke afval beheersplan, duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verbeterpunten zijn veelal op operationeel niveau, bv openingstijden van milieustraat. ROVA ziet zichzelf duidelijk als partner, niet als uitvoerder. De klanttevredenheid is een 8 en prima. Ook de verhouding tussen meldingen/klachten stijgt in positieve zin (meer meldingen en minder klachten), nu 77%/23%. Als verschil met bijvoorbeeld ACV ziet ROVA zichzelf als meer bezig met innovatie en niet alleen met operationele verwerking. Voorbeeld: de vestiging Amersfoort krijgt wekelijks een klas op bezoek met kinderen. Daarnaast is er een bus speciaal aangepast voor rondleidingen, deze zit nu al een jaar vol met klassen uit de regio, die tijdens de busrit een voorlichtingsfilm krijgen en aansluitend een rondleiding. ROVA wil veel meer zijn dan alleen een uitvoerende partij. Dat is ook de reden dat ROVA maar een deel van het werk met eigen mensen doet. De toegevoegde waarde zit in de hele keten, in het voorkomen van (rest)afval, duurzaamheid. Daar zit uiteindelijk een grote winst (ook in €), naast een efficiënte uitvoering. Het is dan ook zinvol om met partijen als ROVA contacten te onderhouden en kennis en ervaringen uit te wisselen. Dit gebeurt overigens ook via Food Valley. In dit samenwerkingsverband wordt regelmatig ambtelijk en bestuurlijk overleg gevoerd o.a. over afval.
19
ROVA heeft het idee dat Barneveld voordelen zou kunnen hebben bij een grotere partij, puur vanwege schaalvoordelen (voorbeeld: reserve voertuig). ROVA hanteert bij overdracht een aantal uitgangspunten. Deze zijn: o ROVA neemt het werk en het budget van de gemeente over minus een te berekenen besparing o Activa neemt ROVA over tegen boekwaarde o Mens volgt werk waarbij er per saldo niemand op achteruit gaat o Respecteren bestaande contracten en afspraken ROVA verlangt een storting van € 686.000 voor 530 aandelen (1 aandeel per 100 inwoners). Daarnaast vraagt ROVA bij toetreding een eenmalige "goodwill vergoeding" voor een bedrage van ongeveer 1 jaar besparing, aangezien de voordelen ontstaan zijn in een organisatie die in de afgelopen jaren gefinancierd is door de bestaande aandeelhouders. Deze vergoeding bedraagt € 220.000. In 2010 zou het dividend voor Barneveld indicatief circa € 300.000 geweest zijn. Dit is een bedrag waar niet vast mee kan worden gerekend, dit is afhankelijk van de winst in een jaar. Nadeel van aansluiten bij ROVA is het relatief beperkte stemrecht van Barneveld. Dit geldt niet zozeer voor de dienstverlening in Barneveld, maar meer voor de strategische en beleidskeuzes die ROVA totaal betreffen.
b) Samenwerking met private partij: van Gansewinkel Naast reguliere aanbestedingen (zie onderdeel c) biedt Van Gansewinkel, als private onderneming, een bijzondere constructie aan voor samenwerking met gemeenten. Op dit moment zijn er 6 gemeenten in Nederland die volgens dit model werken. Het model werkt als volgt. De gemeente richt een NV op (100% eigenaar). Het personeel en het materieel wordt ingebracht in de NV, ook bijvoorbeeld de milieustraat is mogelijk (maatwerk). Het materieel blijft “Barneveld” en krijgt bij voorkeur een eigen bedrijfsnaam/logo om duidelijk te maken dat het een losstaand bedrijf is geworden. Van Gansewinkel levert het management aan, voor een deel volledig in dienst van NV en voor ondersteunende diensten via beperkte inzet vanuit het hoofdkantoor. Van Gansewinkel biedt voor lange termijn een vast tarief aan (bij gelijkblijvende werkzaamheden) voor de afvalinzameling, die naar verwachting 10-15% lager is dan de huidige kosten (van de gemeente Barneveld). Dit is slechts een ervaringscijfer en niet gebaseerd op onderzoek van de Barneveldse situatie. De kosten bedragen momenteel circa € 1,6 miljoen, de besparing zou in theorie liggen tussen € 160.000-240.000. Dit zou een tarief betekenen van op zijn laagste €39 euro per aansluiting. Uiteraard is het mogelijk om wijzigingen in het beleid aan te brengen (denk aan kunststof inzameling) waardoor de tarieven kunnen veranderen. Na een due diligence (boekenonderzoek) komt van Gansewinkel met een voorstel met vaste tarieven, zonder exploitatierisico. De samenwerking heeft een looptijd van 10 jaar, met een tussentijdse evaluatie na 5 jaar. Dat betekent, dat (uitgaande van gelijkblijvende dienstverlening) de tarieven gelijk blijven en er geen verrekening plaatsvindt na afloop. Zowel overschotten als tekorten zijn voor rekening van Van Gansewinkel. De arbeidsvoorwaarden zijn gelijk aan voor de overgang, met één verschil: personeel werkt 40 uur per week in plaats van de huidige 36 uur (en wordt evenredig meer betaald). Van Gansewinkel heeft als beleid om 5% van de medewerkers te laten bestaan uit „moeilijk plaatsbaren‟ (zoals Sociale werkvoorziening). Dit wordt ook wel „social return‟ genoemd. Een aandachtspunt vanuit de ervaring van de gemeente Den Haag (die met dit model werkt) is om de financiële sturing/rapportering beter te maken, en te laten aansluiten op een jaarwerkplan.
c) Aanbesteden: SITA en van Gansewinkel SITA werkt in Nederland voor circa 55-60 gemeenten op het gebied van huishoudelijk afvalinzameling, vrijwel allemaal door middel van aanbestedingen. SITA heeft voorkeur voor een aanbesteding van 8 jaar of meer, dit geeft de laagste tarieven. Reden: afschrijving van voertuigen! Bij kortere looptijd kan je ook flexibeler omgaan met eisen die je aan voertuigen stelt, om hoge tarieven te voorkomen. Ook het flexibel omgaan met inzameldagen kan lage(re) tarieven opleveren, omdat de leverancier zelf kan kijken welke dagen het beste passen bij de rest van de werkzaamheden (optimalisatie). SITA Nederland werkt voor ongeveer 20% voor gemeenten, rest is bedrijfsleven. Naast inzameling ook actief in recycling & verwerking. SITA beschouwt onze tarieven voor verwerking als hoog. SITA heeft/bouwt twee nieuwe ovens: Roosendaal en Coevorden (voor verwerking), volgens de R1norm. SITA werkt ook als onderaannemer voor ROVA. Van Gansewinkel verzorgt voor 13 gemeenten de afvalinzameling via een reguliere aanbesteding. Hierover is geen specifieke informatie opgevraagd.
20
8. Kostenvergelijking Zoals in hoofdstuk 3 (huidige situatie) is benoemd, bedragen de kosten van de afvalinzameling in Barneveld € 1.623.000. Voor de vergelijkbaarheid van kosten met andere gemeenten en marktpartijen, is bekeken welke kosten overal voorkomen. Dit zijn de kosten voor restafval en GFTafval. De kosten daarvan bedragen in Barneveld in de huidige situatie €952.000 (zie bijlage 3). Op basis van 19.155 aansluitingen betekent dit een tarief van €50 euro per aansluiting (voor rest/GFT). Optie 1 (optimalisatie) laat zien, dat er op termijn van enkele jaren een bedrag kan worden bespaard van € 275.300. Dit bedrag is voor het grootste deel toe te rekenen aan rest/GFT. De volgende drie maatregelen moeten we voor de vergelijkbaarheid elimineren: 1) GFT 1x per 4 weken inzamelen in de winter: dit is iets wat bij andere gemeenten of marktpartijen niet is meegenomen in het tarief. Voor een juiste vergelijking moet dit erbuiten worden gehouden. 2) Inzameling papier: dit heeft geen betrekking op rest/GFT 3) Werkzaamheden garage: dit heeft slechts beperkt betrekking op rest/GFT. Deze drie maatregelen vertegenwoordigen een besparing van € 74.000. Dat betekent, dat we voor rest/GFT een besparing van € 201.300 kunnen realiseren. Als we dit bedrag aftrekken van de huidige kosten, resteert een bedrag van € 750.700 voor rest/GFT, en (uitgaande van het zelfde aantal aansluitingen, voor de vergelijkbaarheid), komt dat neer op een tarief van € 39 per aansluiting. Om de marktconformiteit te kunnen beoordelen van optie 1, is zowel aan de geïnterviewde gemeenten als aan de marktpartijen gevraagd om inzage in tarieven voor rest/GFT. Die is niet in alle gemeenten mogelijk geweest, en in een aantal gevallen alleen in de vorm van een bandbreedte. Het is van belang om dit niet als keiharde cijfers te gebruiken, maar wel als goede indicaties. Uiteindelijk bepaalt de specifieke dienstverlening in Barneveld welk tarief gehanteerd kan worden, en zo diepgaand kon niet worden onderzocht in dit stadium. Uit de inventarisaties van zowel gemeenten als marktpartijen blijkt, dat een bandbreedte van €35 tot € 40 per aansluiting als realistisch én marktconform wordt beschouwd. Overigens hebben we bij het vergelijken met andere gemeenten rekening gehouden met schaalgrootte en mate van verstedelijking. Het tarief in een grote stad zal in het algemeen lager uitvallen dan in Barneveld. Vanwege de vertrouwelijkheid van informatie geven we hier geen specifieke tarieven van andere gemeenten weer. Het bovengenoemde tarief van € 39 valt binnen de marktconforme bandbreedte. Van de benaderde marktpartijen lijken ROVA, Van Gansewinkel) en SITA marktconform. ACV zit hier als enige boven, de afgegeven indicatie bedraagt op zijn laagst € 42,50 (en maximaal € 62,50). Dat is de reden dat we de tarieven van ACV niet als marktconform beschouwen. Ook uit de benchmarks over de afvalinzameling die de gemeente Veenendaal heeft laten uitvoeren, blijkt dat de tarieven van de ACV aan de hoge kant zijn.
21
9. Vergelijking van de twee opties op basis van de huidige situatie
Beleid (kwaliteit, serviceniveau, keuzes)
Huidige proces Beleidsarm Te servicegericht
Kaders/voorwaarden
FTE
Directe kosten Eenmalige kosten (frictiekosten)
27,33 FTE (begroting) 22,47 FTE (eigen mdw) € 1.623.000
Optie 1
Optie 2
Optimalisatie - Zakelijk - Eenduidig in beleid, aansturing, bedrijfsbureau, uitvoering en handhaving - Normen voor uitvoering - Minder GFT in wintermaanden - Investering in zijladers - Daadwerkelijke realisatie van berekende besparing - Aparte businesscase voor werkplaats 22,67 FTE (eigen mdw) Eventuele corrector: werkervaringsplek
Verzelfstandiging Zakelijk Eenduidig in beleid
€ 1.346.500 (in 2015) € 35.000 (investeringen worden via kapitaallasten in exploitatie gebracht, dit geldt ook voor de aanschaf van de laatste zijlader ter vervanging van een achterlader).
communicatiekosten Jaarlijkse besparing t.o.v. huidige proces voor rest/GFT Jaarlijkse overige besparing
€ 5.000 € 201.300 € 74.000
- Materieel en personeel overdragen tegen huidige voorwaarden - Aparte businesscase voor werkplaats Overdracht eigen formatie minus indicatief circa 1 FTE voor beleid en uitvoering (incl. controle en rapportage) Vergelijkbaar met optie 2 Bij aanbesteding: kosten aanbesteding. Bij model Van Gansewinkel: oprichtingskosten NV € 50.000 Bij overheidsgedomineerd: investering in aandelenkapitaal en goodwill. (ACV: ca € 1,6 miljoen, ROVA: ca € 0,9 miljoen) Daar staat dividend tegenover (variabel, afhankelijk van jaarlijkse resultaten) € 5.000 Vergelijkbaar met optie 2
Samenwerking op innovatief gebied kan voordelen opleveren.
22
10. Advies aan directie De doelstelling van dit onderzoek is het vergelijken van twee opties geweest om structurele budgettaire voordelen te behalen. Op basis van het coalitieakkoord 2010-2014 zijn inkoopbaarheid, uitbesteedbaarheid, opdrachtgeverschap en ondernemerschap afwegingen bij de evaluatie van bestaand beleid.
Afwegingskader 1: budgettaire voordelen Om advies uit te kunnen brengen, is het essentieel geweest een financiële vergelijking te maken. Dit is de hoofddoelstelling van ons onderzoek geweest. Dat is geen makkelijke opgave geweest. Elke gemeente voert op eigen wijze de afvalinzameling uit. Zoals in hoofdstuk 8 is beschreven, hebben we inzichtelijk gemaakt welke kosten bij alle uitvoerende partijen van toepassing zijn (rest en GFT). Op basis van gesprekken met gemeenten en marktpartijen hebben we een indicatie kunnen vormen voor tarieven. Uit de tabel van hoofdstuk 9 blijkt, dat zowel optimalisatie als verzelfstandiging (in verschillende vormen) tot een aanzienlijke besparing kunnen leiden. Deze twee opties zijn financieel gezien aan elkaar gewaagd. De kosten voor de inzameling lopen in 4 jaar tijd terug met € 275.300. Van de totale kosten van € 1,6 miljoen, heeft circa 60% betrekking op rest- en GFT afval. Dit is het onderdeel geweest waarvoor in de markt tarief indicaties zijn afgegeven. De overige activiteiten van de afvalinzameling konden niet op een soortgelijke manier vergeleken worden met de markt, omdat deze per gemeente sterk kunnen verschillen. De kosten voor de inzameling bij verzelfstandiging zijn op basis van die indicaties (en ook overeenkomend met tarieven die we van gemeenten hebben gekregen) vergelijkbaar met die van optimalisatie. Voordeel van het zelf blijven doen ten opzichte van verzelfstandiging: er zijn beperkte eenmalige kosten (frictiekosten) van toepassing. Bij optimalisatie is een investering in een zijlader nodig ter vervanging van een achterlader. Deze vervanging is reeds in de lijst vervanging bedrijfsmiddelen 2011 – 2014 opgenomen, omdat het huidige voertuig is afgeschreven.
Afwegingskader 2: inkoopbaarheid en uitbesteedbaarheid In dit rapport zijn drie mogelijkheden beschreven om de afvalinzameling uit te besteden of te verzelfstandigen. a) Publieke samenwerking met andere gemeenten (overheidsgedomineerd, ACV en ROVA); b) Samenwerking met private partij (Van Gansewinkel); c) „Platte‟ aanbesteding (SITA, Van Gansewinkel). De drie mogelijkheden zijn verschillend qua opzet en vorm, en zijn in principe allemaal mogelijk. Als voor samenwerking gekozen wordt, zijn ROVA (a) en Van Gansewinkel (b) een reële keuze. ACV valt prijstechnisch (zowel in exploitatie als door de hoge investering) af. Het direct aanbesteden (c) geeft voor het personeel de minste garantie op zekerheid. Uit strategische overwegingen (zoals de keuze om meer regiegemeente te zijn) kan voor een vorm van verzelfstandiging gekozen worden.
Afwegingskader 3: opdrachtgeverschap en ondernemerschap Uit de gesprekken met gemeenten blijkt, dat het hebben van een goede opdrachtgever en –nemer relatie essentieel is voor elke vorm van afvalinzameling. Bij verzelfstandiging is dit een harde voorwaarde voor succes, maar zeker ook bij optimalisatie dienen goede afspraken gemaakt te worden om de geplande besparingen daadwerkelijk te realiseren. Het in eigen huis houden van de afvalinzameling kan het ondernemerschap bij de medewerkers (op alle niveaus) verder bevorderen.
Afwegingskader 4: service, milieu en overige aspecten Als gevolg van de besparing wordt de service naar de inwoners enigszins verlaagd. Van de inwoners wordt ook een bijdrage gevraagd: tijdig en correct aanbieden van de afvalcontainer. Bij optimalisatie zijn de routes dusdanig gepland dat de chauffeur niet nog een keer langs kan komen als men de container per abuis niet- of te laat heeft aangeboden. Een zijlader chauffeur kan ook niet steeds uitstappen om containers goed te zetten. Als een container door de grijparm niet goed kan worden benaderd, blijft deze staan. Dit geldt ook voor te zware containers. De grijparm zal deze niet optillen. Overigens geldt een vergelijkbare bijdrage van de inwoners ook bij verzelfstandiging. Waar nodig dient hier met gerichte communicatie aandacht aan te worden gegeven richting de inwoners.
23
Het werken volgens normen en vaste afspraken is niet alleen voor inwoners een verandering. Voor leidinggevenden en medewerkers vereisen de maatregelen een zakelijkere manier van werken. Cruciaal is, dat er eenduidigheid komt in de manier van werken: beleid, aansturing/coördinatie, bedrijfsbureau en uitvoering dienen met dezelfde uitgangspunten en op dezelfde manier te werken. Dit vereist andere competenties. Bij optimalisatie blijven beleid en uitvoering in één hand. Daarnaast is er voor het personeel geen overgang naar een andere organisatie. Bij verzelfstandiging kan het personeel overgaan met dezelfde arbeidsvoorwaarden. Wel kan het zijn dat de plaats van waaruit gewerkt wordt, verandert en dat het aantal uren per week hoger ligt dan bij de huidige gemeentelijke CAO. Milieuaspecten zijn niet nadrukkelijk onderzocht. Vooral ROVA is op dat gebied erg actief, onderzocht zou kunnen worden in hoeverre hiermee kan worden samengewerkt.
Advies 1: kies voor optimalisatie Op basis van voorgaande afwegingskaders adviseert de projectgroep de directie te kiezen voor optimalisatie. Dit levert een structurele bezuiniging op van € 275.300. Redenen om hiervoor te kiezen, zijn: o beleid en uitvoering in één hand; o vrijwel geen eenmalige frictiekosten; o bevordering ondernemerschap van gemeentelijk personeel; o marktconforme bedrijfsvoering (vergelijkbare besparing als bij verzelfstandiging).
Voorwaarden bij advies Voor het uitvoeren van de optimalisatie variant, stellen we de volgende voorwaarden: o Pas de goedgekeurde bedragen aan in de begrotingen van 2012 t/m 2014 conform het schema in hoofdstuk 4; o Schaf een zijlader aan (conform maatregel a, ter vervanging van een achterlader); o Neem de optimalisatie op in het afdelingsplan van BOR gedurende de looptijd; o Pas de administratie zodanig aan, dat de kosten de komende jaren gemonitord kunnen worden en daarmee de besparing; o Monitor bij de reguliere planning & control produkten de voortgang o Zorg voor realisatie van de jaarschijf uit de besparingstabel; o Zorg voor eenduidigheid in beleid, aansturing, coördinatie en uitvoering; o Stuur het team op een pro-actieve en resultaatgerichte manier aan; o Werk als team bedrijfsmatig/zakelijk; o Communiceer waar nodig met inwoners; o Blijf de marktconformiteit jaarlijks volgen; o Onderzoek samenwerking en innovatie op andere terreinen met ROVA.
Advies 2: stel implementatieplan op Stel een bondig implementatieplan op binnen een maand na opdrachtverstrekking door directie, inzoomend op bovenstaande voorwaarden, en stel dit als directie vast.
Advies 3: onderzoek de werkplaats Het werkpakket van de werkplaats met betrekking tot de afvalinzameling is beperkt gebleken (minder dan 1 FTE op een formatie van 3FTE). Dit rechtvaardigt geen overgang naar een marktpartij in het geval voor optie 3 zou worden gekozen. Zoals ook in de projectopdracht is geformuleerd, dient bij keuze voor optie 2 een apart onderzoek te worden gedaan (business case) naar de werkplaats.
24
11. Vervolgstappen Dit rapport is een advies aan de directie. De keuze die de directie maakt, zal door middel van een groentje door het college moeten worden bekrachtigd. Er zijn daarna twee trajecten mogelijk. Indien voor optimalisatie wordt gekozen (optie 1), gaat het rapport ter kennisname naar de raad. De uitvoering van de optimalisatie start met een implementatieplan, waarin ook de overige voorwaarden (zie vorige hoofdstuk) aan bod moeten komen. Mocht voor verzelfstandiging (optie 2) worden gekozen, dan zal dit ter besluitvorming moeten worden voorgelegd aan de raad, indien de verzelfstandiging past binnen de kaders van de nota verbonden partijen (bestuurlijk en financieel belang). Dit is het geval bij optie a) overheidsgedomineerd en b) samenwerking met private partij. Bij c) platte aanbesteding gaat het voorstel voor wensen en bedenkingen naar de raad (art. 160 lid 2 gemeentewet). Daarnaast moet het genomen besluit nog ter goedkeuring worden voorgelegd aan Gedeputeerde Staten (art. 160 lid 3 gemeentewet). Afhankelijk van de keuze zal er een uitwerkingstraject volgen. De OR heeft alleen in het geval van verzelfstandiging adviesrecht. Als gekozen wordt voor optimalisatie, gaat dit rapport ter kennisname naar de OR. Een apart onderzoek betreft de business case naar de werkplaats. Oorspronkelijk was in het plan van aanpak de aanname dat de werkplaats bij verzelfstandiging mee zou overgaan, maar gezien de relatief beperkte omvang (circa 30% van het werkpakket), hebben we dit afgeraden. Daarmee is het zinvol de werkplaats separaat te onderzoeken. Dit valt buiten de scope van dit project.
Afvalstoffenheffing Het beleid voor de lokale belastingen is vastgelegd in de verschillende verordeningen en in de Nota lokaal belastinggebied Barneveld 2009. Het tarievenbeleid wordt jaarlijks geformuleerd bij de vaststelling van de begrotingsuitgangspunten in de kadernota. Volgens de gemeentewet mogen rechten maximaal 100% van de kosten dekken (op begrotingsbasis). Uitgangspunt voor de afvalstoffenheffing is een kostendekkend tarief. In 2010 is in een memo aan de raad aangegeven dat BTW meegenomen kan worden in de berekening van de afvalstoffenheffing. Op dit moment is daar nog aanvullende ruimte. Het project optimalisatie Planning & Control (zie kaderstellend besluit in de raadsvergadering van oktober 2011) kan invloed hebben op de systematiek van kostentoerekening. Beide aspecten zijn van invloed op de kostentoerekening voor de afvalstoffenheffing. Elk jaar zal bij de kadernota bekeken worden, in hoeverre met de gerealiseerde besparing de afvalstoffenheffing onder 100% kostendekkendheid blijft. Mocht dit niet het geval zijn, dan dient als gevolg van de gemeentewet het meerdere teruggegeven te worden aan de inwoners.
Bijlagen 1) 2) 3) 4) 5) 6)
Overzicht geraadpleegde partijen Huidige situatie Kostenoverzicht afvalinzameling huidige situatie Overzicht optimalisatiemogelijkheden Uitwerking optimalisatievoorstellen Verwerking besparing in begroting
25