MILIEUBELEIDSPLAN DORDRECHT 2005-2010 Samenwerken aan een leefbaar en duurzaam Dordt
Stadsontwikkeling Afdeling Beleid 8-7-2005
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 1.
DE INLEIDING
PAG. 1
2.
DE AMBITIES
PAG. 4
3.
DE INTEGRALE MILIEUTHEMA'S
PAG. 7
4.
THEMATISCHE UITWERKING MILIEUBELEID
PAG. 23
5.
BEWUSTWORDING EN SAMENWERKING
PAG. 45
6.
UITVOERING WETTELIJKE TAKEN
PAG. 49
7.
MILIEUPROGRAMMERING EN EVALUATIE
PAG. 52
8.
FINANCIEN
PAG. 54
BIJLAGEN: BIJLAGE 1: BIJLAGE 2:
HET BELEIDSKADER LIJST MET AFKORTINGEN
SAMENVATTING Inleiding Voor u ligt het milieubeleidsplan 2005-2010. In het milieubeleidsplan zijn de doelen en de hoofdlijnen van het milieubeleid geformuleerd. De gemeente zet onder meer in op gebiedsgerichte aanpak 'het juiste milieu op de juiste plek' en samenwerking met andere beleidsdisciplines, inwoners van Dordrecht en het bedrijfsleven. Bewustwording en gedragsverandering zijn hierbij sleutelbegrippen. Ook de traditionele thema's zoals bodem, water, lucht en geluid komen aan bod.
Hoofddoelstelling Het hoofddoel van het milieubeleid is, door het treffen van maatregelen en bevordering van milieubewust handelen van burgers en bedrijven, een bijdrage te leveren aan een leefbaar en duurzaam Dordt gericht op een gezond en veilig wonen en werken, in een aantrekkelijke leefomgeving, temidden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of de natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later (uit NMP3).
Een gebiedsgerichte aanpak: het juiste milieu op de juiste plek Het milieubeleid moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is dat niet elk gebied dezelfde kwaliteit heeft en dezelfde kansen heeft om kwaliteiten te verbeteren. Dordrecht gaat net als in de nota Milieu en Leefomgevingsbeleid 2001-2005 voor een gebiedsgerichte aanpak. Een gebiedsgerichte benadering past goed bij de ruimtelijke ordening. Centraal staat de kwaliteit die in een gebied wordt nagestreefd: het ambitieniveau. Het gaat daarbij niet alleen om milieukwaliteiten maar ook sociale, ruimtelijke en economische kwaliteiten. De verschillende ambities en gewenste ontwikkelingen in een gebied worden op elkaar afgestemd en afgewogen. De Milieutypologie Dordrecht, vastgesteld in 2000, biedt een milieutoetsingskader voor ingrepen in en ontwikkeling van de stad: een gebiedsgerichte benadering van het milieubeleid op stedelijk niveau. De nota richt zich echter niet op de leefbaarheidsaspecten, zoals lucht, geluid en externe veiligheid. Om de Milieutypologie een belangrijke rol te geven in de gebiedsgerichte aanpak is het belangrijk om het instrument hier op aan te passen. Hierbij zal de aandacht onder meer uitgaan naar per gebied gedifferentieerde milieunormen; de te onderscheiden woonmilieu's. Nog dit jaar wordt gestart met de actualisatie en de aanpassing van de Milieutypologie Dordrecht.
Een integrale aanpak Groei vraagt om ruimte. Het Rijk zet de komende jaren in op versterking van de economie en bevordering van krachtige steden. In het verlengde hiervan moet groei van verkeer en vervoer mogelijk gemaakt worden. Dit beleid is verwoord in de nota Ruimte, de nota Mobiliteit en Pieken in de Delta. Dordrecht staat enerzijds voor de opgave om de stad verder te ontwikkelen en anderzijds een bijdrage te leveren aan een leefbare en duurzame samenleving. Aan de hand van de integrale milieuthema's (milieu en ruimtelijke ordening, milieu en economie, milieu en wonen en milieu en verkeer en vervoer) is de gezamenlijke inzet bepaald die nodig is om het Eiland van Dordrecht duurzaam te ontwikkelen. Veel van de voorgenomen ontwikkelingen betreffen invulling van ruimte in de bestaande stad. De komende herstructureringsopgave is van een aanzienlijke omvang.
De ambitie wordt uitgesproken om bij uitbreiding, verdichting en herstructurering de kansen voor duurzame ontwikkeling zo veel mogelijk te benutten. Daarbij gaat het om: o realiseren van een samenhangend watersysteem in het stedelijk gebied en het zuinig omgaan met drinkwater; o inpassen van bestaande en creëren van nieuwe natuur- en landschapselementen; o benutten van kansen op het gebied van energiestromen, afvalstromen en verkeersstromen; o verantwoord omgaan met bodem; o realiseren van een aantrekkelijk woon- en leefmilieu ten behoeve van een zo groot mogelijke verbondenheid en betrokkenheid van bewoners bij hun wijk en hun stad; o het realiseren van een duurzaam economisch te gebruiken industriezone.
Een thematische aanpak Bij de thematische aanpak gaat het om de traditionele milieuthema's, zoals bodem, geluid, lucht, water, veiligheid en gezondheid. Per thema zijn de doelen en de inzet tot het jaar 2010 geformuleerd. In 2005 • • •
wordt prioriteit gelegd bij het faciliteren van de volgende integrale vraagstukken: geluidsproblematiek Zeehaven; luchtkwaliteit en infrastructuur; externe veiligheid en infrastructuur.
Verder wordt ingezet op uitvoering van reeds vastgesteld beleid, zoals de nota Klimaatbeleid, het Stedelijk Waterplan etc
Bewustwording en samenwerking Communicatie en participatie zijn belangrijke instrumenten om milieubewust handelen te stimuleren en om draagvlak te vinden voor de te nemen maatregelen. Het Weizigt NMC, onderdeel van de gemeentelijke organisatie, gaat zich hier de komende tijd nadrukkelijk op richten. Daarnaast houdt de samenwerking en de verantwoordelijkheid niet op bij de gemeentegrens van Dordrecht maar heeft deze ook zijn uitwerking op andere schaalniveau's: van lokaal tot internationaal. Gelukkig heeft Dordrecht veel contacten op het gebied van leefbaarheid en duurzaamheid en worden al op verschillende fronten de handen ineengeslagen.
Uitvoering wettelijke taken Toezicht en handhaving zoals dat wordt uitgevoerd door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft betrekking op de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet Bodembescherming, Bouwstoffenbesluit en de Wet milieugevaarlijke stoffen. In de afgelopen periode is steeds meer geïnvesteerd in de kwaliteit van de milieuvergunning. Zo hebben een groot aantal vergunningverleners en toezichthouders een cursus energie- en afval(water)preventie in het kader van de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer gevolgd en is er beleid ontwikkeld over hoe de verruimde reikwijdte ingevoerd moet worden. De uitvoering hiervan zal de komende jaren plaatsvinden. Ook externe veiligheid zal ruimschoots aandacht krijgen. Zo zullen veiligheidsrelevante vergunningen tegen het licht worden gehouden en de samenwerking met onder andere de brandweer nadrukkelijk worden geïntensiveerd op dit moment nog onduidelijk.
Uitwerking en financiën Het milieubeleidsplan staat vol met belangrijke opgaven en activiteiten. Na vaststelling van het milieubeleidsplan wordt een meerjarenprogramma 2006-2010 opgesteld. De jaarschijven worden gekoppeld aan de begrotingen van de diverse sectoren en diensten. De relatie tussen de begroting en het programma wordt versterkt en daarom zal het programma voorafgaand aan de begrotingsbehandeling worden ingediend. In het milieubeleidsplan staan tal van activiteiten en beleidsproducten benoemd die de komende jaren gerealiseerd moeten worden. Hiervoor is uiteraard geld nodig. De kosten worden gedekt uit de stadsbegroting, doeluitkeringen (o.a. ISV) en subsidies van onder meer het Rijk en provincie. Daarnaast is sprake van projectfinanciering. In het kader van het milieubeleidsplan worden geen extra middelen geclaimd. In principe is het vertrekpunt dat de uitvoering past binnen de bestaande (financiële) kaders. Verder is het streven dat kosten zoveel mogelijk door projecten worden gedragen of door andere partijen (deels) worden gedekt.
De Beslispunten Hieronder passeren alle beslispunten uit het Milieubeleidsplan de revue.
HOOFDSTUK 3: DE INTEGRALE MILIEUTHEMA'S
•
Geluid en luchtkwaliteit moet een belangrijke plaats krijgen in het herstructureringsproces Dordt-West waarbij voor het aspect luchtkwaliteit tenminste een reductie plaatsvindt van het aantal gehinderden in de A16-zone (Zie hoofdstuk Milieu en Ruimte).
•
Dordrecht gaat in het kader van duurzame ontwikkeling voor ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk. Dit betekent dat de gemeente: » het accent verschuift van werken aan leefbaarheid naar werken aan duurzaamheid door toepassen van verruimde Wet Milieubeheer welke onder meer gericht is op afvalpreventie en energiebesparing; • via een brancheaanpak aandacht besteedt aan de voor de diverse bedrijfstakken relevante convenanten; • samen met het bedrijfsleven werk maakt van het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).
•
Het opstellen van gebiedsgericht milieubeleid. Hiertoe wordt de nota Milieutypologie Dordrecht, in samenwerking met andere disciplines, geactualiseerd en uitgebreid (start 2005) met een op leefbaarheid geïnspireerde module, waarbij de aandacht uitgaat naar lucht, geluid en externe veiligheid. De inzet richt zich op: • het zoveel mogelijk toepassen van het stand still principe (geen verslechtering) in gebieden met goede luchtkwaliteit; • langs het hoofdnet auto (conform Mobiliteitsplan Dordrecht) wordt bij nieuwe ontwikkelingen uitgegaan van niet gevoelige bestemmingen (geen nieuwe conflicten tussen wonen en werken creëren); • geen nieuwbouw binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico van inrichtingen en infrastructuur (geen nieuwe veiligheidsrisico's en/of economische belemmeringen creëren); » geen nieuwe industriële activiteiten en/of infrastructuur wanneer dit leidt tot een overschrijding van 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico; dus geen nieuwe veiligheidsrisico's creëren;
het streven naar een ruimtelijke scheiding wonen en werken indien nieuwe conflicten zouden kunnen ontstaan; geen hogere cumulatieve geluidbelasting dan 70 dB(A) op gevels van geluidsgevoelige bestemmingen; het maken van keuzes
HOOFDSTUK 4: THEMATISCHE UITWERKING MILIEUBELEID 4.2.
GEZONDHEID EN VEILIGHEID • •
4.3
De Gezondheidseffect-screening (GES) en de Veiligheidseffectrapportage (VER) moeten bij alle grote ruimtelijke plannen, o.a. herstructurering Dordt-West worden toegepast. De GGD en de sector Onderwijs & Welzijn stellen een beleidsnotitie Milieu en Gezondheid op. BODEM
•
•
4.4.
Het opstellen van een gemeentelijk bodembeheersplan (in 2007), waarin de gewenste lokale bodemkwaliteit op wijkniveau wordt neergelegd als kader voor de saneringsopgave. Het uiterlijk in 2006 vinden van een milieuhygiënisch verantwoorde oplossing voor de voormalige stortplaats Polder Stededijk hierbij rekeninghoudend met de ecologische waarden van het gebied en de budgettaire mogelijkheden. LUCHT
Het toepassen van het'stand-still 'principe als uitgangspunt in gebieden met 'goede' luchtkwaliteit; slechts bij uitzondering mag afbreuk gedaan worden aan de heersende luchtkwaliteit. Langs de hoofdroute verkeer wordt bij nieuwe ontwikkelingen uitgegaan van nietgevoelige bestemmingen. In 2005 een besluit nemen over de toepassing van roetfilters op het gemeentelijk wagenpark en wagens van bedrijven die diensten uitvoeren voor de gemeente. Gegeven de stofeigenschappen en de heersende achtergrondwaarde voor Benzeen de streefwaarde van 5 microgram per m3 als uitgangspunt voor ontwikkelingen te gebruiken.
4.5.
GELUID • • • •
4.6.
De hoogte van de aangevraagde hogere grenswaarden wordt afhankelijk gesteld van de typologie van het gebied. Bij nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen dient één gevel te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder (geluidluwe gevel). Bij niet gezoneerde industrieterreinen wordt een akoestisch plafond toegepast. Er dient een plan van aanpak te komen voor gezoneerde industriegebieden, gericht op het in evenwicht brengen van fysieke ruimte en de geluidruimte. EXTERNE VEILIGHEID
•
Het opstellen van een beleidsdocument externe veiligheid met hierin de volgende elementen: o gebiedsgericht veiligheidsbeleid (normdifferentiatie voor groepsrisico); o risicoruimte voor industriële- en transport activiteiten (ruimtelijke scheiding);
o
de mogelijkheid compenserende maatregelen elders te treffen (stedelijk veiligheidsniveau); o een vastgesteld gemeentelijk instrumentarium voor het bepalen van dichtheden (aantal personen). Het opzetten van gebiedsspecifieke risicocommunicatie gericht op het verbeteren van de zelfredzaamheid van bewoners en gebruikers ten behoeve van de huidige/toekomstige gebruikers en/of bewoners in de omgeving van risicovolle transportroutes.
•
4.7.
GROEN EN ECOLOGIE
Geen beslispunt opgenomen.
4.8.
KLIMAAT •
4.9.
In deze beleidsperiode een besluit te nemen over de plaatsing van windmolens. AFVAL
• • • •
4.10.
Het Rijk schrijft voor dat in Dordrecht in 2007 53% van het afval aan de bron gescheiden wordt. Voorgesteld wordt de doelstelling over te nemen voor 2010. Voorgesteld wordt in te zetten op het verbeteren van het voorzieningenniveau tot een score van 65% van de landelijke monitoringssystematiek. Over de betaalbaarheid van de afvalinzameling tot 2010 wordt aan de hand van het meerjarenprogramma afvalinzameling 2005-2010 een besluit genomen. Voorgesteld wordt om als onderdeel van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in de periode tot 2010 bij 30% van de bedrijven het preventiepotentieel te hebben onderzocht. WATER
Geen beslispunten. 4.11.
DUURZAAM BOUWEN/MAATSCHAPPELIJK DUURZAAM ONTWERPEN
Ontwikkelen van een lange termijn visie op duurzaam bouwen, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijfsleven; Instellen van een tweejaarlijkse Duurzaamheidsprijs; In 2005 aansluiten bij FSC-Nederland en hiermee aangeven mee te werken aan de stopzetting van de vernietiging van de oerbossen; In privaatrechterlijke overeenkomsten duurzaam bouwen meenemen.
1
DE INLEIDING
Een korte terugblik Het Dordtse milieubeleid van de afgelopen jaren heeft veel mooie plannen opgeleverd. Voorbeelden hiervan zijn de nota Afvalbeleid en de nota Klimaatbeleid. Het Stedelijk Waterplan is zelfs gekozen tot het beste waterplan van Nederland! Belangrijk is dat deze plannen ook allemaal in uitvoering zijn en de eerste resultaten zichtbaar zijn. Zo zijn ondergrondse containers in de binnenstad geplaatst, is er een nieuwe waterpartij bij de Twintighoevenweg gerealiseerd en is de natuurontwikkeling in de Sliedrechtse Biesbosch tot stand gekomen. Daarnaast geeft de gemeente het goede voorbeeld door voor 100% groene stroom in te kopen voor alle gemeentelijke gebouwen. De afgelopen periode heeft echter ook duidelijk gemaakt dat het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor en in mindere mate over de N3 grote risico's met zich meebrengt en dat dit consequenties heeft voor allerlei beoogde ruimtelijke en economische ontwikkelingen, zoals Het Leerpark en de spoorzone Dordrecht-Zwijndrecht. Deze problematiek heeft geleid tot de veiligheidsstudie spoorzone Dordrecht-Zwijndrecht. Met deze studie heeft Dordrecht hoge ogen gegooid in Nederland. De studie biedt inzicht in de te nemen maatregelen en leidt tot meer grip op het probleem. En toch moet er nog veel gebeuren! In de afgelopen periode is ook duidelijk geworden dat de luchtkwaliteit langs de A16 slecht is. De norm voor stikstofdioxide wordt in een brede strook in de wijken Wielwijk en Krispijn overschreden. De norm voor fijn stof wordt zelfs in de gehele stad overschreden. Deze overschrijdingen hebben zeker consequenties voor de ontwikkelingen in de stad, zoals de herstructureringsopgave in Dordt-West.
De komende periode Op het eiland van Dordrecht zal de druk op de milieukwaliteit door een groeiende vraag naar ruimte voor economische ontwikkelingen en woningbouwlocaties toenemen. Ook de groei van de mobiliteit, vooral in de vorm van het autoverkeer zal de druk doen opvoeren. De hierboven geschetste problematiek laat zien dat Dordrecht tegen de grenzen van haar groei aan loopt, terwijl zij als probleemeigenaar nauwelijks iets kan doen aan de bron (A16, N3 en spoor). Dit vraagt om het maken van keuzes. Keuzes om verdere verslechtering van het milieu en de leefomgeving van de inwoners van Dordrecht tegen te gaan, maar tegelijkertijd ontwikkeling van de stad mogelijk te maken met een meer regisserende dan controlerende rol voor het beleidsveld milieu. Kortom, een geweldige uitdaging!
Een gezamenlijke opgave De druk op de milieukwaliteit en het feit dat verdere verslechtering van de milieukwaliteit consequenties heeft voor de ontwikkeling van de stad heeft het laatste jaar tot het besef geleid dat werk gemaakt moet worden van een integrale, meer samenhangende aanpak. Een integrale aanpak vraagt om een gezamenlijke visie op het milieubeleid; een visie die breed gedragen wordt. Draagvlak vraagt om samenwerking, afstemming en interactie; niet achteraf maar in een vroegtijdig stadium. Aan het milieubeleidsplan hebben velen meegewerkt. Naast de medewerkers die dagelijks met het milieu bezig zijn hebben andere beleidsdisciplines binnen de gemeente, actieve bewoners uit Dordt-West, raadsleden en ondernemers een belangrijke bijdrage geleverd. Het is voor Dordrecht belangrijk, zelfs noodzakelijk, dat de komende jaren deze samenwerking wordt voorgezet!
Het Milieubeleidsplan 2005-2010 Met dit Milieubeleidsplan levert de gemeente een bijdrage aan een leefbaar en duurzaam Dordt, waarbij gekozen is voor een twee sporen benadering, te weten: • Werken aan duurzame lange termijn oplossingen voor de milieuproblemen en; • het werken aan problemen die zich nu voordoen op het gebied van leefbaarheid. Leefbaarheid is daarbij onlosmakelijk verbonden met gezondheid en veiligheid. Maar ook de aanwezigheid van groen en water speelt daarbij een belangrijke rol. De slechte luchtkwaliteit, geluidsoverlast en de effecten voor de gezondheid maken het duidelijk hoe belangrijk het is om werk te blijven maken van milieu. Het milieubeleidsplan is ambitieus maar tegelijkertijd realistisch. De gemeente zet onder meer in op gebiedsgerichte aanpak en samenwerking met andere beleidsdisciplines gericht op doelen die haalbaar zijn voor 2010. Als het gaat om leefbaarheid en duurzaamheid gaat het over de afzonderlijke thema's zoals bodem, lucht en geluid. De inzet van de gemeente wordt enerzijds bepaald door wetten en regels ('het moeten'), zoals de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en het besluit Luchtkwaliteit. Hierin heeft het Rijk zogenaamde 'minimumwaarden' (grenswaarden) vastgelegd, die de gezondheid en veiligheid van inwoners voldoende garanderen. Anderzijds heeft de gemeente voor de meeste thema's de vrijheid om iets extra's te doen ('het willen'). Het 'willen' heeft vooral te maken met kwaliteit (in zijn algemeenheid) en kwaliteit van de leefomgeving (in het bijzonder). Maar ook over wat de gemeente gaat doen op het gebied van duurzaamheid. Het gaat om de invulling van een stuk beleidsvrijheid (bijvoorbeeld bij het thema geluid). Wordt de milieugebruiksruimte zonder meer opgevuld? Of staat de kwaliteit van bijvoorbeeld de leefomgeving centraal en wordt de inwoners iets extra's geboden? Bij duurzaamheid gaan het onder meer om de bijdrage die de gemeente levert aan het oplossen van de milieuproblemen die zich op mondiale schaal afspelen. Het gaat hier bijvoorbeeld om vraagstukken over uitputting van natuurlijke hulpbronnen, broeikasproblematiek en verlies aan biodiversiteit door bijvoorbeeld ontbossing. Vraagstukken over duurzame economische groei vallen zeker binnen het duurzaamheidskader. De hoofdlijnen van het milieubeleid en de milieudoelen worden mede bepaald door de integrale thema's zoals milieu en ruimtelijke ordening, milieu en economie en de dilemma's waar we als stad de komende tijd mee van doen krijgen. Is verder verdichten van de stad nog mogelijk? Wat zijn de milieuconsequenties hiervan? En wat betekent de groei van het autoverkeer voor de mensen langs het stedelijk hoofdwegennet? Blijven concentreren of verspreiden? Het Milieubeleidsplan zal (mede) sturing geven aan stedelijke ontwikkelingen door o.a. in 20052006 een gebiedsgerichte aanpak te ontwikkelen Het milieubeleidsplan staat vol met belangrijke opgaven en activiteiten. Per onderwerp zijn vraagstukken/ambities en inzet gedefinieerd. Na vaststelling van het milieubeleidsplan wordt de inzet SMART vertaald in een meerjarenprogramma 2006-2010. De jaarschijven worden gekoppeld aan de begrotingen van de diverse sectoren en diensten. Verankering van de uitvoering van het milieubeleid wordt geborgd door het meerjarenprogramma en jaarschijven. De relatie tussen de begroting en het programma wordt versterkt en daarom zal het programma voorafgaand aan de begrotingsbehandeling worden ingediend. Rapportage over de voortgang van jaarplannen vindt plaats in jaarverslagen. In het kader van het milieubeleidsplan worden geen extra middelen geclaimd. In principe is het vertrekpunt dat de uitvoering past binnen de bestaande (financiële) kaders. Verder is het streven dat kosten zoveel mogelijk door projecten worden gedragen of deze door andere partijen (deels) te dekken.
Mocht lopende de uitvoering echter blijken dat extra middelen nodig zijn dan worden deze als claim ingediend ten behoeve van de kadernota of wordt gezocht naar andere kostendragers, zoals subsidies.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de ambities voor de komende vijf jaar geschetst. Deze ambities laten zich vertalen in realiseerbare doelstellingen, gebiedsgerichte aanpak en samenwerking. Er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van bestaande doelstellingen, zoals de outputdoelstellingen in het RMOP en de doelstellingen in de vastgestelde nota's (zoals de nota Klimaatbeleid en Het Stedelijk Waterplan). De gebiedsgerichte aanpak gaat uit van het juiste milieu op de juiste plaats, dat wil zeggen dat de gemeente niet voor de gehele stad dezelfde milieukwaliteit wil realiseren maar dat deze per gebied verschillend kan zijn. Met de nota Milieutypologie Dordrecht, die geactualiseerd wordt, zal dit verder worden ingevuld. De samenwerking richt zich onder meer op de andere beleidsvelden (externe integratie). Ook inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden als volwaardige partners gezien in het streven naar een duurzaam en leefbaar Dordrecht. Hoofdstuk 3 beschrijft de integrale thema's en wat deze betekenen voor onze gezamenlijke stedelijke ambities en opgaven. Het gaat om de volgende onderwerpen: • economie en milieu • wonen en milieu • verkeer en vervoer en milieu • ruimtelijke ordening en milieu. In dit hoofdstuk wordt aansluiting gezocht bij het Mobiliteitsplan Dordrecht, het 'Strategisch Economisch Profiel Drechtsteden', de woonvisie regio Drechtsteden, het Stadsplan en het RMOP. In dit hoofdstuk speelt de gebiedsgerichte aanpak een belangrijke rol. Hoofdstuk 4 is traditioneel van opzet. Alle milieuthema's komen hier aan bod. Nieuw in het rijtje milieuthema's is 'gezondheid en veiligheid'. Per thema wordt inzicht geboden in de doelstellingen en de inzet tot 2010. Is er sprake van nieuw beleid of een gewijzigde doelstelling? Zo ja, dan komt dit terug bij de beslispunten. In hoofdstuk 5 staat bewustwording en samenwerking centraal. Er wordt onder meer ingegaan op de inzet van Het Weizigt Natuur en Milieucentrum (Het Weizigt NMC), om het milieubewust handelen bij bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties te stimuleren. Verder wordt inzicht geboden in de relaties die Dordrecht onderhoudt met externe partijen. Hoofdstuk 6 gaat over de uitvoering van wettelijke taken door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ). Hier wordt onder meer verder ingegaan op vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet milieubeheer en taken die voortvloeien uit bijvoorbeeld de Wet geluidhinder en de Wet bodembescherming. De komende tijd wordt werk gemaakt van de verruimde reikwijdte van de wettelijke taken en verder zal het thema Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen voor een accentverschuiving zorgen in de werkzaamheden van de milieudienst. Hoofdstuk 7 gaat in op de uitwerking van het milieubeleidsplan in de vorm van jaarlijks terugkerende milieuprogramma's en de evaluatie van het voorliggende milieubeleidsplan. Bij de evaluatie komen het Milieujaarverslag, de Beleidsevaluatie en de Milieumonitoring aan bod. Tot slot wordt er in hoofdstuk 8 een overzicht geboden in de middelen die de gemeente de komende periode ter beschikking heeft om het milieubeleid tot uitvoering te brengen.
DE AMBITIES Doelen 'Samenwerken aan een leefbaar en duurzaam Dordt' is de ondertitel van dit milieubeleidsplan. Deze ondertitel kan zonder meer gebruikt worden voor een economisch plan, een mobiliteitsplan en andere Dordtse plannen. Een leefbare en duurzame Dordtse samenleving gaat ons namelijk allen aan; het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid!
Het hoofddoel van het Dordtse milieubeleid is, door het treffen van maatregelen en bevordering van milieubewust handelen van inwoners en bedrijven, een bijdrage te leveren aan een leefbaar en duurzaam Dordt gericht op een gezond en veilig wonen en werken, in een aantrekkelijke leefomgeving, temidden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of de natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later (Uit: Nationaal Milieubeleidsplan (NMP3).
Een leefbaar en duurzaam Dordrecht is niet van de ene op de andere dag te bereiken. Het is een proces van lange adem, dat tot ver na 2010 zal voorduren. Daarom zijn voor de komende beleidsperiode realiseerbare doelen geformuleerd; wat willen we in 2010 bereikt hebben. Tegelijkertijd is het echter wel belangrijk om inzicht te bieden waar de gemeente uiteindelijk naar toe wil werken. Een aantal van deze doelstellingen is in het kader van het Regionaal Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (RMOP) geformuleerd, de zogenaamde outputdoelstellingen. Deze doelstellingen, onder meer voor de onderwerpen geluid en bodem, zijn vooral gericht op saneren. Daarnaast zijn voor een aantal thema's, waaronder energie en water, recentelijk nota's vastgesteld waarin concrete doelstellingen zijn opgenomen. Deze doelen vormen het vertrekpunt voor het milieubeleidsplan. Wat verstaat Dordrecht onder duurzame ontwikkeling? Duurzame ontwikkeling is een evenwichtige groei op drie belangrijke gebieden, te weten: • ecologie; kwaliteit en kwantiteit van de natuur (indicatoren: lucht, bodem oppervlaktewater, groen); • economie; een gezonde economische ontwikkeling (indicatoren: infrastructuur, economische structuur, arbeid); • sociaal en cultureel: het lichamelijk en geestelijk welzijn van mensen (indicatoren: leefomgeving, onderwijs en vorming consumptiepatroon) Het kenmerk van een duurzame ontwikkeling is dat groei op een van de gebieden niet ten koste mag gaan van een van de andere gebieden.
Een gezamenlijke verantwoordelijkheid: externe integratie Milieudoelen kunnen worden bereikt door een autonome aanpak (vanuit de afdeling milieu) maar belangrijker is nog de vertaling van deze doelen in andere beleidsvelden, zoals economie en verkeer en vervoer. Dit wordt externe integratie genoemd. Externe integratie werkt ook omgekeerd. Dat wil zeggen dat de doelen niet eenzijdig geformuleerd worden maar juist voortkomen uit samenwerking en afstemming met andere beleidsvelden. Op deze wijze worden
milieudoelen een stuk meer realistisch. Dit geldt ook voor de doelen op het gebied van economie, wonen en verkeer en vervoer. Bij duurzame ontwikkelingen in de stad moeten belangen worden afgewogen en keuzes gemaakt worden: gaan we verder verdichten of verspreiden? Stellen we grenzen aan de groei of kan de stad ongebreideld verder groeien waardoor de polders alsnog verloren dreigen te gaan? Deze vragen en wat deze betekenen voor de gezamenlijke ambities staan centraal bij de uitwerking van de integrale thema's. Het gaat om de volgende thema's: • economie en milieu • wonen en milieu • verkeer en vervoer en milieu • ruimtelijke ordening en milieu
Gebiedsgerichte aanpak: 'het juiste milieu op de juiste plek' Het milieubeleid voor de komende jaren moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de kwalitatieve verbetering van de leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is dat niet elk gebied dezelfde kwaliteit heeft en dezelfde kansen heeft dit te verbeteren. Dordrecht gaat net als in de nota Milieu en Leefomgevingsbeleid 2001-2005 voor een gebiedsgerichte aanpak. Een aanpak op maat! Een gebiedsgerichte benadering past goed bij de ruimtelijke ordening. Centraal hierin staat de kwaliteit die in een gebied wordt nagestreefd: het ambitieniveau. Het gaat daarbij niet alleen om milieukwaliteiten maar ook om sociale-, ruimtelijke- en economische kwaliteiten. De verschillende ambities en gewenste ontwikkelingen in een gebied worden op elkaar afgestemd en afgewogen. Dit kan echter alleen als intensief wordt samengewerkt tussen de diverse beleidsdisciplines. De Milieutypologie Dordrecht (2000) biedt een milieutoetsingskader voor het ingrijpen in de stad en ontwikkeling van de stad. Het is een gebiedsgerichte benadering van het milieubeleid op stedelijk niveau. De milieutypologie speelt in op de verschillen in functie en gebruiksintensiteit in relatie tot milieukwaliteit. In de nota worden aan de hand van een negental milieutypen verschillende, op duurzaamheid gerichte milieudoelstellingen geformuleerd. Hierbij heeft de nota zich gericht op ruimtelijke- en milieudoelstellingen die samenkomen onder de gezamenlijke noemer duurzaamheid. De milieutypologie richt zich niet op de leefbaarheidsaspecten, zoals lucht, geluid en externe veiligheid. Om de milieutypologie een belangrijke rol te geven in de gebiedsgerichte aanpak is het belangrijk om het instrument hier op aan te passen. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de Handreiking Milieukwaliteit in de Leefomgeving (MILO). Deze handreiking is een uitgave van het VNG, het IPO, UvW en VROM. Het doel hierin is het versterken van de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving door een geïntegreerde gebiedsgerichte benadering. Nog dit jaar wordt gestart met het actualiseren en aanpassen van de Milieutypologie Dordrecht; een praktisch handvat voor de uitvoering.
Samenwerken aan een leefbaar en duurzaam Dordrecht De bedrijven en inwoners van Dordrecht zijn belangrijke partners voor het te realiseren milieubeleid. De houding van de bedrijven en inwoners is de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Bedrijven zijn kritischer en stellen zich actiever op ten opzichte van het milieu. Inwoners interesseren zich steeds meer voor hun leefomgeving. Dit bleek ook uitgesprekken tijdens de bijeenkomst met de bewoners uit de wijken in Dordt-West. Binnen de gemeentelijke organisatie maar ook daarbuiten groeit het besef dat de aanpak van milieuproblemen een gezamenlijke opgave is. De komende jaren wil Dordrecht daarom in gesprek blijven met de 'partners' en ze onder meer betrekken bij het oplossen van milieuvraagstukken en
de keuzes die gemaakt moeten worden. Hierbij speelt interactie en communicatie een belangrijke rol. Ook zal de gemeente haar partners aanspreken op het gevoel voor eigen verantwoordelijkheid. Bewustwording en gedragsverandering zijn hierbij de sleutelbegrippen. Met de inzet van communicatie moeten de partners aangesproken en geïnspireerd worden om te komen tot het gewenste gedrag. Vooral bij afvalpreventie, het terugdringen van het autogebruik binnen de stad en burenlawaai moeten onder de aandacht worden gebracht. Ook moet de komende tijd aandacht geschonken worden aan het inzetten van positieve prikkels, zoals subsidies en prijsprikkels. Dit ter stimulering van goed gedrag. Het aanspreken van de bedrijven en inwoners van Dordrecht kan alleen als de gemeente zelf een voorbeeldfunctie op het gebied van milieu vervult. Zij zal er enerzijds voor moeten zorgen dat de milieubelasting van haar organisatie zelf zo gering mogelijk is. Met de overstap naar het inkopen van 100% groene stroom voor gebouwen in eigen beheer heeft de gemeente inmiddels een duidelijk signaal gegeven. Ook is het van belang dat Dordrecht duidelijk maakt dat milieuaspecten wel degelijk worden meegewogen in het besluitvormingsproces.
3
INTEGRALE MILIEUTHEMA'S
3.1
Inleiding
Groei vraagt om ruimte. Het Rijk zet de komende jaren in op versterking van de economie en bevordering van krachtige steden. In het verlengde hiervan moet groei van verkeer en vervoer mogelijk gemaakt worden. Dit beleid is verwoord in de nota Ruimte, de nota Mobiliteit en Pieken in de Delta. Wel wordt hierbij vastgehouden aan de ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk. Dit moet resulteren in een veilige samenleving en een goed leefmilieu. De vraag naar ruimte betreft niet alleen fysieke ruimte maar ook milieuruimte. De schaarste aan fysieke ruimte op het eiland van Dordrecht maakt dat de druk op de milieuruimte toeneemt. Op veel plaatsen wordt de milieuruimte al volledig gebruikt, soms zelfs al overschreden waardoor verdere ontwikkelingen op dit moment niet mogelijk zijn. Denk hierbij aan de overschrijding van de beschikbare geluidruimte op het Zeehavengebied. De hierboven geschetste problemen zijn voor een deel terug te voeren naar de keuze die Dordrecht in het verleden heeft gemaakt met betrekking tot haar woningbouwopgave. Gekozen is voor verder verdichten van de stad in plaats van stadsuitleg. Het verdichten van de stad is een legitieme keuze, echter de vraag is of de stad de groei van Dordrecht nog op kan vangen. Naast ruimte voor woningbouw en bedrijvigheid heeft Dordrecht ook de opgave om extra oppervlaktewater te creëren (Stedelijk Waterplan). Dordrecht, een van de Drechtsteden, heeft in het Regionaal Meerjaren uitvoeringsprogramma (RMOP)haar ambities geformuleerd: "Samen stad aan het water" De Drechtsteden zijn een goed bereikbare, stedelijke regio in de Zuidvleugel van de Randstad. Een regio met internationale oriëntatie, onderdeel van de Deltametropool, met goede verbindingen (bijvoorbeeld met Rotterdam). Eigenstandig en eigenzinnig met een gemeenschappelijke oriëntatie op het water. Een regio met een herkenbaar en gastvrij centrum: de (historische binnen) stad Dordrecht met hoogwaardige voorzieningen, geworteld in een lange historie, dynamisch en creatief naar de toekomst. Aantrekkelijke woonmilieu 's, hoogstedelijk aan het water en landelijk in het groen. Een regio met een hoogwaardig cultureel aanbod en moderne kennisinfrastructuur en ruim voorzien van toeristisch-recreatieve voorzieningen, omgeven door groenblauwe landschappen van nationale allure. Een dynamische, multiculturele regio die én de schaal van een stad heeft én de menselijke maat koestert. Goed bereikbaar over land, spoor en water met een veelzijdige economische ontwikkeling, van oorsprong maritiem geworteld, industrieel en nieuwe economie in de stad en met een sociale oriëntatie, die aansluit bij het hardwerkende, zorgzame karakter van de inwoners. Een regio die toeristen aantrekt met de verlokkingen van het water, het vele groen, Kinderdijk en natuurlijk de historische, Dordrechtse binnenstad als centrum met haar monumenten, pleinen, cultuur, winkels en horeca. Kortom, de regio Drechtsteden vormt een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bewoners, bedrijven en bezoekers en is een stedelijk gebied dat aantrekkelijk is voor de markt om in te investeren. Dordrecht staat enerzijds voor de opgave om het streefbeeld te verwezenlijken en anderzijds een bijdrage te leveren aan een leefbare en duurzame samenleving. Deze duurzame ontwikkeling is, zoals in het hoofdstuk ambities is geschetst, een delicaat evenwicht tussen economische-, sociale-, culturele- (consumptiepatroon, beleving van de stad in de vorm van bijvoorbeeld hinder) en milieufactoren (zoals luchtkwaliteit maar ook energieverbruik). In het licht van een duurzame ontwikkeling luidt de vraag: moet groei altijd gefaciliteerd worden of moeten milieukwaliteit, maar ook de kwaliteit van de leefomgeving of sociale factoren, de stedelijke ambities kunnen beïnvloeden?
BIJEENKOMST MET RAADSLEDEN COMMISSIE WONEN EN LEEFBAARHEID 2 DECEMBER 2004 Aan de hand van serieuze dillemma's zijn de (burger)raadsleden in de gelegenheid gesteld aan te geven wat zij de komende tijd belangrijk vinden. Dilemma 'Grenzen aan de groei' Moet groei altijd gefaciliteerd worden (ten koste van milieukwaliteit) of mag milieukwaliteit ambities beïnvloeden? De meerderheid is van mening dat groei niet zonder meer gefaciliteerd moet worden. Groei van de economie is belangrijk voor de werkgelegenheid, maar dit mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid en gezondheid van mensen. Er zijn grenzen. Groei kan bijvoorbeeld ook in de regio opgevangen worden. Verder kan de gemeente inzetten op toerisme, bedrijven die minder milieubelastend zijn etc. Ook wordt aandacht gevraagd voor duurzaam ruimtegebruik o.a. op bestaande bedrijventerreinen. Dilemma 'Beschermen we de mens tegen het milieu of het milieu tegen de mens' Dordrecht ondervindt een groot aantal op leefbaarheid geënte milieuproblemen, zoals luchtverontreiniging en geluidhinder. Voor al deze problemen moeten in deze beleidsperiode oplossingen worden gevonden om de bewoners van Dordrecht te beschermen. Maar wat gaan we doen om het milieu tegen de mens te beschermen? Willen en moeten wij ons in de komende beleidsperiode hard maken voor duurzaamheidsapecten, zoals het gebruik van FSC-hout, het toepassen van duurzame energie? Een kleine meerderheid ziet eveneens het belang er van in om het milieu en de natuur te beschermen tegen de mens, niet alleen voor de huidige generatie maar ook voor toekomstige generaties. Ook zij hebben recht op een goed leefmilieu. Uiteindelijk waren de meeste raadsleden het er over eens dat de gemeente zich zowel op de korte termijn (leefbaarheid) als de lange termijn (duurzaamheid) moet richten. Dilemma 'Concentreren of verspreiden' van milieubelasting Verspreiden van de milieubelasting houdt in dat de gebieden waar nu nog een acceptabele milieukwaliteit heerst extra milieubelasting opnemen ter ontlasting van reeds zwaar belaste stadsdelen (opvullen van milieugebruiksruimte). Het concentreren richt zich op het behoud van gebieden met een relatief goede milieukwaliteit; daar waar de kwaliteit slecht is wordt dit geaccepteerd en wordt er een passende functie bij gezocht. De meerderheid kiest voor concentratie onder het mom van 'wat goed is moet goed blijven'; dit is beter beheersbaar, ook voor het nemen van maatregelen. De verwachting is dat verspreiding weliswaar de pijn verdeelt over de stad maar dat Dordrecht door het opvullen van de milieugebruiksruimte op termijn een groot concentratiegebied wordt.
Dilemma 'Verdichten versus uitbreiden' Het gemeentelijk, het provinciaal en landelijk beleid gaan uit van de 'compacte stad gedachte' (verdichten). Een belangrijk voordeel van de compacte stad is het behoud van open ruimte. De compacte stad kent echter ook nadelen (in de vorm van milieuhinder). Blijven we als gemeente Dordrecht de ingeslagen weg vervolgen? Net niet unaniem wordt gekozen voor verdichten, omdat voor allen duidelijk is dat het groene karakter van het eiland bewaard moet blijven. Gewezen wordt op het gevaar van de milieuwetgeving waardoor het moeilijk wordt verder te verdichten en de gemeente haast gedwongen wordt uit te breiden.
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de integrale milieuthema's inzicht geboden in de gezamenlijke inzet die nodig is om de opgaven te realiseren. Het hoofdstuk eindigt met beslispunten (paragraaf 3.6).
3.2
Ruimtelijke ordening en milieu
Inleiding Dordrecht is de meest zuidelijke stad in Zuid-Holland en vormt met de overige Drechtstedengemeenten de 'poort' van de Randstad. Zij maakt deel uit van de stedelijke corridor, die de Randstad verbindt met belangrijke economische gebieden in België (Antwerpen en Brussel) en Duitsland (het Ruhrgebied). Transportroutes over weg, spoor en water zijn belangrijke dragers in dit netwerk van steden en verbinden de stedelijke regio's met elkaar. In Dordrecht is de A16-zone aan de westzijde van de stad een zone van grote dynamiek. Hier concentreert zich de grootschalige bedrijvigheid en passeren de belangrijkste goederenstromen via weg, spoor en water. Het buitengebied van Dordrecht, met het Nationaal Park De Biesbosch, maakt deel uit van de natte as dwars door Nederland. Het maakt onderdeel uit van de Nationale Ecologische Hoofdstructuur die de Zeeuwse wateren verbindt met de Waddenzee. In 1997 hebben de Dordtse inwoners gesproken en 'nee' gezegd tegen de Buitenstad, een grote uitbreidingswijk met 4000 woningen. Er is gekozen voor verdere verdichting van de bestaande stad. Een aantal polders en aanwezige natuur is op deze wijze gespaard gebleven van oprukkende verstedelijking. Het Stadsplan Dordrecht 2000, dat het (ruimtelijk) kader geeft voor de ontwikkeling van het eiland van Dordrecht in de periode 2000-2015, zet in op het 'verdichten' van de stad. Met het behouden van voldoende openbare ruimte wordt de beschikbare ruimte in de stad optimaal benut voor bebouwing. Deze strategie is gebaseerd op duurzaamheiddoelstellingen, zoals het zo veel mogelijk vrijwaren van het landelijk gebied van stedelijke ontwikkelingen. Een concentratie van functies beperkt de belasting van het milieu en bevordert de kansen voor gebruik van openbaar vervoer en fiets. Deze strategie kent echter ook een keerzijde. Met het niet (ruimtelijk) scheiden van woon- en transportfuncties neemt de druk op de ontwikkelings- en herstructureringsmogelijkheden in de bestaande stad toe waardoor de realisatiekansen lijken af te nemen. De stedelijke verdichtingsprojecten liggen overwegend langs de A16, de N3 en het spoor. De grote verkeersdruk en het vervoer van gevaarlijke stoffen leiden tot geluidhinder, slechte luchtkwaliteit en veiligheidsrisico's. Dit legt beperkingen op aan de ontwikkelingsmogelijkheden langs deze assen. De komende beleidsperiode is er op gericht inzicht te bieden in de beschikbare ruimte voor stedelijke ontwikkeling tegen de achtergrond van de hierboven geschetste problematiek en wat dit betekent voor de leefbaarheid van de stad. Leidend hierin is een aantal vraagstukken waar een (integraal) antwoord op moet worden gegeven.
De opgave Om inhoud te geven aan het streefbeeld uit het RMOP is een kwaliteitsslag noodzakelijk op verschillende terreinen. Voor de korte termijn bestaat deze slag uit het met kracht realiseren van een aantal projecten dat betrekking heeft op versterking van de kennisinfrastructuur, economie en bereikbaarheid, wonen en groen en sociale ontwikkeling. Hiermee worden grote impulsen gegeven aan de gewenste ontwikkeling van de Drechtsteden.
Herstructurering Dordt-west Dordrecht-West bestaat uit de wijken Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn, Wielwijk en Crabbehof. Dordrecht-West is (in het kader van het Actieprogramma Herstructurering)door het Rijk aangewezen als een van de prioriteitswijken in Nederland. Als vervolg hierop zijn door de gemeente Dordrecht en de woningcorporaties Woondrecht, Interstede, Progrez en Krispijn Wonen de ambities voor de aanpak van Dordrecht-West gedefinieerd. In Oud-Krispijn zijn de plannen drie jaar terug in uitvoering gegaan. De woningvoorraad in Dordrecht-West is op dit moment eenzijdig en bestaat vooral uit goedkope meergezinshuurwoningen van matige kwaliteit. Dit vertaalt zich ook in sociaal opzicht. Een van de centrale doelstellingen van Prestatie Afspraken Lange Termijn PALT is het tegengaan van de selectieve uitstroom van hogere inkomens en de instroom van lagere inkomens (vooral) in Dordrecht. Dit betekent dat de kwaliteit van de woningvoorraad omhoog moet en er een divers aanbod aan woningen en woonmilieu's moet ontstaan. Dat is ook mogelijk, want Dordrecht-West is in potentie een aantrekkelijk (woon)gebied. Het is gunstig gelegen ten opzichte van de binnenstad, is goed ontsloten en kent een aantal duidelijke kwaliteitsdragers die gebruikt kunnen worden bij de verdere ontwikkeling. Het doel van de aanpak in Dordrecht-West is die potentie zo veel mogelijk te benutten. Stedelijke economie De versterking van de (internationale) concurrentiepositie is bij uitstek een regionale opgave. De Drechtsteden onderkennen dit en werken samen op een groot aantal gebieden. Een voorbeeld hiervan is het op gang brengen van de lokale herstructureringsopgaven. De Zeehaven Dordrecht wordt beschouwd als een van de dragers van de economie binnen de gemeente. Hierdoor wordt de herstructurering van het zeehavengebied en Dordtse Kil 1, 2 en Amstelwijck-West door Dordrecht als prioriteit aangemerkt. In het uitvoeringsprogramma DECOR(Duurzame Herstructurering Bedrijventerreinen) is dit onderdeel verder uitgewerkt. De looptijd van dit plan reikt tot het jaar 2020. Het toerisme is een van de grootste groeisectoren voor werkgelegenheid in deze regio. Het economisch belang van deze sector is de laatste jaren duidelijk toegenomen. De kwaliteiten van de regio zowel binnenstedelijk als de ligging in het groen en aan het water worden momenteel echter nog onvoldoende benut. Er is begonnen met een inhaalslag met als doel verdere uitbreiding van het economisch belang van de toeristische sector te realiseren. Tevens is de realisatie van hoogwaardige culturele voorzieningen in de stad gewenst. Dit ter versterking van de centrumpositie van de stad in de regio. Ook op het gebied van grootstedelijke voorzieningen is een dergelijke opgave voorzien. Voorbeelden hiervan zijn Het Gezondheidspark, het Sportboulevard, Dordwijk en Het Energiehuis; een regionaal centrum voor jongeren. Bereikbaarheid De aanwezigheid van het spoor, het water en de rijkswegen A15, A16 en N3 zorgen voor een goede bereikbaarheid van de regio. De A16 en A15 zijn belangrijke toe- en doorvoerwegen voor de regio. Er is echter al sprake van opstoppingen op deze wegen. Met het realiseren van meer bedrijvigheid zal de bereikbaarheid nog meer afnemen, ook voor hulpverleningsdiensten. Dit is een belangrijk aandachtspunt en het wegennet verdient dan ook aandacht. Onderzoek naar de ontsluiting van het westelijk industriegebied (inclusief knooppunt A16 en N3) zal tot het schetsen van nieuwe oplossingen voor de langere termijn moeten leiden. De regionale aanpak van het verkeers- en vervoersvraagstuk zoals wordt voorgestaan in het (regionale) Mobiliteitsplan biedt kansen voor het beheersbaar houden van de bestaande problematiek. Extra parkeermogelijkheden door de aanleg van parkeerplaatsen aan de rand van de Binnenstad van Dordrecht (gebouwd) en verrichten van onderzoek naar de mogelijkheden tot de aanleg van extra parkeerplaatsen in Zwijndrecht en Dordrecht behoren ook tot de te benutten kansen. Hoogwaardig openbaar vervoer probeert Drechtsteden te behouden door de realisatie van HOV 1e tranche (Zwijndrecht-zuid- Dordrecht Dordwijk), HOV streng 1 + (Hendrik-ldoAmbacht/Volgerlanden-Zwijndrecht) en Ondertunneling Laan der Verenigde Naties.
10
Groen De regio heeft een redelijk groene omgeving, maar het aanbod van groenvoorzieningen is eenzijdig en beperkt toegankelijk. Daarbij komt dat het oppervlakte groen per hoofd van de bevolking afneemt. De opgave van de groenontwikkeling in de Drechtsteden is voor een belangrijk deel opgenomen in de Groene Contramal. Deze bestaat uit een reeks hoogwaardige groen- en waterelementen rondom de stedelijke contour van de Drechtsteden. Een speciale positie hierbinnen hebben de projecten SGP en Dordwijkzone, beide op het eiland van Dordrecht. In de stad wordt, conform het Stedelijke Ecologische Structuur (SES), de komende jaren circa 26.000 vierkante meters toegevoegd. In het kader van het SGP wordt circa 1150 ha. landbouwgebied getransformeerd tot natuur, reservaatgebied en randstadgroen/bos. In het jaar 2015 moet hiervan 15% gerealiseerd zijn.
De vraagstukken Voor de A16-zone gelden de komende jaren twee grote ruimtelijke opgaven: • de herstructurering van Dordt-West; • het westelijk industrieterreinen. Ruimtelijke scheiding is een mogelijke oplossing om milieuhinder te voorkomen. Dit geldt voor nieuwe situaties en in veel mindere mate voor bestaande. Vooral bij de ontwikkeling van nieuwe economische zone's (DKIV) is het van belang de omliggende gebieden zo veel mogelijk te vrijwaren van woonfuncties. Menging van functies leidt immers tot, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, probleemsituaties die kunnen leiden tot: • een meer beperkte uitgeefbaarheid van het terrein; • te hoge investeringskosten voor bedrijven om aan milieuhinder tegemoet te komen of; • meer klachten over milieuhinder. Onbalans tussen economische factoren, sociaal-maatschappelijke factoren en milieufactoren moet worden voorkomen. Voor de bestaande situaties zal eveneens gezocht moeten worden naar een evenwicht. Dit kan door het zoeken naar ruimte binnen de bestaande wetgeving, zoals aanpassingen in het rekenmodel voor geluid (wordt momenteel gedaan voor de zeehaven), het beperken van toekomstige economische activiteiten of het doen van ruimtelijke ingrepen in Dordt-West ten gunste van economische ontwikkeling. Het streven naar een duurzame economische en sociaaleconomische oplossing vraagt om een zorgvuldige afweging van belangen waarvoor het milieubeleidsveld een aantal randvoorwaarden kan aandragen. Een dergelijke afweging moet ook gemaakt worden bij de relatie tussen de herstructurering in Dordt-West en de A16. Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor en de N3 legt beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden langs deze transportassen. Juist langs hier liggen enkele locaties met de potentie uit te groeien tot regionale brandpunten in het stedelijk gebied: het Maasterras, de Dordtse Stationsomgeving, Knooppunt Dordwijk, Knooppunt Oostpoort en Knooppunt Amstelwijck. Voor de lange termijn liggen er mogelijkheden in de knooppunten N3/Provincialeweg en A16/afslag Dordrecht (Krispijnse driehoek). Hoe om te gaan met de ruimteclaim in relatie tot veiligheid is een van de vraagstukken waarvoor een oplossing moet worden gezocht. Met het toepassen van het in Dordrecht ontwikkelde Toetsingskader Externe Veiligheid kan invulling gegeven worden aan het ruimtelijke proces. Van een geheel andere orde is de vraag: hoe gaat Dordrecht om met het buitengebied? Het beleid tot op heden gaat uit van vrijwaren van het buitengebied van stedelijke uitbreiding. Waar dat toch gebeurt (Dordtse Kil IV) is sprake van een ontwikkeling die past in het rivierenlandschap. Om die reden wordt voor Dordtse Kil IV een ontwikkeling in een ruime, landschappelijke setting gezocht. Dit met veel ruimte voor water en groen. Nu de druk op ontwikkelingsmogelijkheden in de bestaande stad toeneemt en de realisatiekansen daardoor af lijken te nemen, is het de vraag of de inzet op de bestaande stad moet worden verlaten en er moet worden gekeken naar ontwikkelingsmogelijkheden in het buitengebied.
11
Gezien het belang van het buitengebied in de nationale en Europese ecologische hoofdstructuur, dient daarmee uiterst terughoudend te worden omgegaan. Zijn de grenzen van de groei bereikt?
Inzet ruimtelijke ordening en milieu 2005-2010 Stedelijke ontwikkelingsruimte De ambitie is om tot een integraal antwoord op bovengenoemde vraagstukken te komen. Hierbij moeten, naast diverse beleidsdisciplines ook andere afdelingen en diensten (Stadswerken, Brandweer etc.) betrokken worden. Dordrecht richt zich op een duurzaam economisch ruimtegebruik. Dit betekent dat de beschikbare (milieu)ruimte optimaal ingevuld moet worden door een gebiedsgerichte aanpak. Dordrecht moet er op toezien dat de 'uitstraling' van bedrijven binnen milieugrenzen blijft, maar moet ook zien te voorkomen dat woningbouw(plannen) een potentieel knelpunt gaat vormen voor nabije bedrijven. Het resultaat moet voldoende perspectief bieden voor de verdere ontwikkeling van stad en eiland in de komende 30 jaar, op een duurzame en verantwoorde manier waarbij zowel economische, sociale als milieukundige aspecten een rol spelen. Op dit moment ontbreekt het instrumentarium voor milieu en ruimtelijke ordening om de wettelijke en de gewenste randvoorwaarden samen te formuleren en deze in een vroeg stadium in te brengen in stedelijke plannen. Een verdere uitwerking van de in de vorige beleidsperiode vastgestelde Nota Milieutypologie maakt dit wel mogelijk. Zo kan de nota bijvoorbeeld invulling geven aan een vorm van gedifferentieerd geluid- en veiligheidsbeleid. Het in 2005 te actualiseren stadsplan zal daar waar het gaat om het toewijzen van stedelijke functies in grote mate input moeten leveren voor de actualisatie en verdere uitwerking van de nota Milieutypologie. Het milieubeleidsplan zal, met het oog op wettelijke grenswaarden, aan het stadsplan een aantal randvoorwaarden meegeven. Duurzame ontwikkeling Veel van de voorgenomen ontwikkelingen betreffen invulling van ruimte in de bestaande stad. De komende herstructureringsopgave is van een aanzienlijke omvang. De ambitie wordt uitgesproken om bij uitbreiding, verdichting en herstructurering de kansen voor duurzame ontwikkeling zo veel mogelijk te benutten. Daarbij gaat het om: • realiseren van een samenhangend watersysteem in het stedelijk gebied en het zuinig omgaan met drinkwater; • inpassen van bestaande en creëren van nieuwe natuur- en landschapselementen; • benutten van kansen op het gebied van energiestromen, afvalstromen en verkeersstromen; • verantwoord omgaan met bodem; • realiseren van een aantrekkelijk woon- en leefmilieu ten behoeve van een zo groot mogelijke verbondenheid en betrokkenheid van bewoners bij hun wijk en hun stad; • het realiseren van een duurzaam economisch te gebruiken industriezone. De huidige Nota Milieutypologie biedt aangrijpingspunten voor het, binnen economische en sociale randvoorwaarden, realiseren van de beoogde duurzame ontwikkeling. De paragrafen groen, afval, klimaat, water, milieu en verkeer en milieu en economie in deze nota geven hiervoor randvoorwaarden en wensen.
3.3
Milieu en verkeer & vervoer
Inleiding In 2004 is de landelijke nota Mobiliteit verschenen. De nota reikt de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia aan. Centraal hierin staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken.
12
Met deze landelijke nota in het achterhoofd is het Mobiliteitsplan Dordrecht (MPD) geschreven, een sectoraal plan met betrekking tot verkeer en vervoer dat zich richt op de gemeente Dordrecht. Het MPD is een beleidsplan waarin zowel de doelen als de programma's en grote projecten voor de komende 10 a 15 jaar zijn beschreven. Voor de verwezenlijking van de vele ruimtelijke en economische ambities van Dordrecht is een goed functionerend verkeer- en vervoersysteem inclusief de benodigde parkeervoorziening noodzakelijk. Deze inzet is verwoord in het Regionaal Meerjaren Ontwikkelingsprogramma 20052009 (RMOP) waarin het behouden en verbeteren van de bereikbaarheid wordt gezien als een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijvigheid in Dordrecht. Echter, (auto)mobiliteit heeft sterke (negatieve) neveneffecten voor het milieu. Het overgrote deel van de luchtvervuiling op het eiland van Dordrecht wordt gevormd door het autoverkeer en voor geluidhinder is het al niet veel beter. Weliswaar zijn er de afgelopen jaren op het technische vlak de nodige verbeteringen aan auto's en asfalt aangebracht, maar die zijn voor een groot deel weer teniet gedaan door de groei van het autoverkeer. De excentrische ligging en ontsluiting van het eiland van Dordrecht maken de effecten alleen maar meer zichtbaar. De infrastructuur van het Rijk veroorzaakt in Dordrecht specifiek aan verkeer gerelateerde problemen die stedelijk niet te sturen zijn. De spoorcorridor Rotterdam-België en de A16 zijn hier voorbeelden van. Als onderdeel van de planvorming voor een nieuwe goederenverbinding tussen Roosendaal en Antwerpen heeft het ministerie van Verkeer & Waterstaat (V&W) een studie uit laten voeren naar het eindbeeld in het jaar 2050 van een spoorverbinding tussen Rotterdam en Antwerpen. Dit onderzoek RoBel is in juni 2003 afgerond. Aan dit onderzoek worden de volgende conclusies verbonden: • De spoorverbinding tussen Rotterdam en België heeft voorlopig voldoende capaciteit voor het afhandelen van het goederenvervoer per spoor, ook als de omvang daarvan nog flink groeit. • In dorpen en steden langs de route is er op verschillende plaatsen sprake van overlast van geluid en trillingen en zijn de risico's rond het vervoer van gevaarlijke stoffen groter dan gewenst. • Wanneer het goederenvervoer verder groeit, wat de verwachting is, zal deze situatie verergeren. Er zijn echter voldoende maatregelen beschikbaar om deze overlast en risico's vrijwel overal op een acceptabel niveau te houden of te brengen, vooruitlopend op een capaciteitsuitbreiding van het spoor op de lange termijn. De in het onderzoek RoBel getrokken conclusies gelden ook voor Dordrecht. Omwonenden ervaren overlast (geluid, externe veiligheid) als gevolg van het spoorvervoer, vooral het railgoederenvervoer. In het hoofdstuk Milieu en Ruimtelijke Ordening is de situatie rondom de A16 uitgebreid aan de orde geweest. Ook hier worden inwoners van Dordrecht geconfronteerd met overlast. Het Rijk staat aan de lat om deze overlast te verminderen. Eventuele oplossingsrichtingen hiervoor zijn de aanleg van nieuwe infrastructuur en verkeersgerelateerde bronmaatregelen. Ook beleidsmatig is er een ontwikkeling gaande die van invloed is op Dordrecht: het basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting zal een groot deel van de infrastructuur op en rond het eiland van Dordrecht tot het basisnet gaan behoren. Rijkspartijen zetten in grote mate in op het beperken van bebouwingsmogelijkheden rondom deze infrastructuur.
De opgave Al jaren richt het lange termijn beleid van Dordrecht zich op zowel het behoud als op de versterking van een goed woon-, werk- en verblijfsklimaat. Daarnaast wil de gemeente ruimte bieden voor een verdere groei en voor nieuwe investeringen. Een aantal van deze ambities zijn genoemd in het hoofdstuk Milieu en Ruimte. Het nieuwe Dordtse verkeers- en vervoersbeleid
13
ondersteunt de genoemde ambities. Dit heeft tot gevolg dat de aanzienlijke mobiliteitsgroei die wordt gegenereerd zodanig in goede banen moet worden geleid dat de leefbaarheid van de stad niet verder onder druk komt te staan. Sinds het jaar 2000 is de spoorzone duidelijk in beeld als gebied waar de leefbaarheid onder druk staat vanwege spoorvervoer. Ook is duidelijk dat juist rondom het spoor gebieden zijn gelegen waarbinnen stedelijke ambities kunnen worden waargemaakt (zoals het Leerpark en Maasterras). Volgens de uitkomsten van de RoBel-studie luidt de opgave voor de komende jaren deze stedelijke ambities op een veilige manier waar te maken waarbij naast ruimtelijke ook infrastructurele maatregelen (bijvoorbeeld het aanpassen van het spoor) aan de orde zijn.
De vraagstukken Het mobiliteitsplan Dordrecht (MPD) gaat uit van een evenwicht tussen bereikbaarheid en leefbaarheid, mobiliteit mag, maar niet onbeperkt. Het centrale vraagstuk van het mobiliteitsplan is het verbeteren van de bereikbaarheid en het handhaven van de leefbaarheid. Ten aanzien van milieu worden in het mobiliteitsplan de volgende randvoorwaarden gesteld: Geluid Het streven is het verminderen van het aantal geluidsgehinderden. Daarnaast worden situaties met een geluidsniveau boven 70 dB(A) zoveel mogelijk vermeden. Luchtkwaliteit Dordrecht streeft ernaar om voor zover dit binnen haar mogelijkheden ligt, te voldoen aan de Europese normen. Externe veiligheid Dordrecht behoort tot de vijftien meest risicovolle gemeenten in Nederland. Een van de vraagstukken die in deze beleidsperiode moet worden beantwoord luidt: Hoe werkt Dordrecht aan een continue verbetering van het veiligheidsniveau?
Inzet Milieu en verkeer & vervoer 2005-2010 Gebiedsgerichte aanpak en milieudifferentiatie Om (vooral) de ambities op het gebied van de leefbaarheid te kunnen bereiken, dient de groei van verkeer zich niet overal in dezelfde mate te gaan voordoen. Uitgangspunt bij het Dordtse verkeers- en vervoersbeleid is dat groei gefaciliteerd dient te worden, maar niet overal. Dit uitgangspunt kan bereikt worden door de toename van mobiliteit zich vooral tot uiting te laten komen op hoofdnetten. Hierbij staat de verkeersfunctie (doorstroming) van de betreffende vervoerwijze voorop. In de tussenliggende gebieden is de verblijfsfunctie dan het meest belangrijk. Hier ligt het primaat bij een prettig leefklimaat. Ook bij de prioritering van modaliteiten (auto, openbaar vervoer of fiets etc.) wordt een gebiedsgewijs onderscheid gemaakt. Deze verscheidenheid biedt aanknopingspunten voor het doorvoeren van een verdergaande vorm van milieudifferentiatie. Dit op grond van de gebiedseigenschappen, de functie van het gebied in het stedelijk weefsel en de, binnen de milieuwetgeving geldende beleidsvrijheid als het gaat om milieukwaliteit. Milieudifferentiatie leidt hierbij tot gebieden waarbij, weliswaar binnen grenzen, een betere of slechtere milieukwaliteit toelaatbaar is. Dit alles in relatie tot de verkeersfunctie die voor een bepaald gebied is gedefinieerd. Hierbij wordt echter opgemerkt dat de in de milieuwetgeving opgenomen grenswaarden moeten worden gerespecteerd. Daar waar wettelijke grenswaarden worden overschreden zullen bronmaatregelen getroffen moeten worden. Een voorbeeld van effectieve bronmaatregelen is het toepassen van stil asfalt. Milieutypologie is daarom ook geen anticipatie op of invulling van de interim-wet "Stad en Milieu". In specifieke gevallen zal de "stad en milieubenadering" waarbij norm overschrijding op andere vlakken wordt gecompenseerd uitkomst kunnen bieden.
14
Drie stappen strategie Bij de uitvoering van het Mobiliteitsplan Dordrecht wordt een drie stappen strategie doorlopen, waarvan de eerste twee dienen om stap 3 zo lang mogelijk uit te kunnen stellen: Stap 1 Verleiding om modaliteitskeuze te beïnvloeden (vooral verminderen van het autoverkeer); Inzet op fiets en openbaar vervoer. Stap 2 Verleiding om routekeuze te beïnvloeden (vooral het omleiden van het autoverkeer via de hoofdwegen); Het is dus de bedoeling dat door het aanbieden van kwalitatief goede routes automobilisten worden verleid tot het gebruik van deze routes. De beïnvloeding van de routekeuze wordt daarbij ondersteund door bewegwijzering en parkeerverwijssystemen. Stap 3 Als voorgaande stappen geen alternatief kunnen bieden, wordt ingezet op het nemen van wegvak- en kruispuntmaatregelen om knelpunten aan te pakken (het in goede banen leiden van het autoverkeer). Vooral de stappen 1 en 2 worden vanuit het milieubeleid ondersteund. Indien stap 3 moet worden gevolgd zal, indien deze stap leidt tot overschrijding van wettelijke (milieu)grenswaarden, overgegaan moeten worden met het treffen van bronmaatregelen, bijvoorbeeld het toepassen van stil asfalt. Rijks infrastructuur Uit de RoBel-studie blijkt dat capaciteitsknelpunten op de transport-as Rotterdam België voorlopig nog niet aan de orde zijn. Hierdoor is in het onderzoek bekeken welke maatregelen mogelijk zijn om, vooruitlopend op het realiseren van extra capaciteit, in ieder geval de hinder en risico's op korte termijn te beperken en incidenten beheersbaar te houden. De milieu inzet richt zich dan ook op de realisatie van de volgende mogelijke korte termijnoplossingen: • In 2005 wordt onderzocht of ter verbetering van de veiligheid snelheidsverlaging en het rijden binnen venstertijden kan worden toegepast. • Het in 2005-2006 treffen van maatregelen ter verbetering van de fysieke veiligheid zoals het aanleggen van bluswatervoorzieningen en de verbetering van de bereikbaarheid van het spoor. De aanleg van een tunnel in de Laan der Verenigde Naties is een bereikbaarheidsmaatregel die een gunstige nevenwerking op het gebied van veiligheid biedt. Externe veiligheid Op het gebied van externe veiligheid richt de inzet zich op het verlagen van het risico voor die gevallen waar nu een overschrijding van het Plaatsgebonden Risico optreedt. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de verwachte risicocontouren als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is de beoordeling van het groepsrisico een belangrijke factor. Het Toetsingskader Externe Veiligheid zal ook bij ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur worden gebruikt. Bijzonder hierbij is dat in het toetsingskader ook de (snelle) inzet van hulpverleningsdiensten bij de beoordeling wordt betrokken.
15
3.4
Economie en milieu
Inleiding Het Rijk zet met de nota Ruimte en de nota Mobiliteit onder meer in op versterking van de economie en bevordering van krachtige en goed bereikbare steden. Met de nota 'Pieken in de Delta' heeft de Rijksoverheid een gebiedsgerichte economische agenda voor de komende jaren opgesteld. Het doel van deze genoemde beleidsnota's is het leveren van een bijdrage aan de ambitie om van Nederland een concurrerende dynamische economie te maken. Voor Dordrecht is in dit kader het 'Actieplan Bedrijventerreinen' van belang. Het actieplan richt zich op ca. 50 grote bedrijventerreinen met herstructurerings- en ontwikkelingsopgaven waarbij specifieke rijksinzet gewenst is. De Dordtse zeehaven, als een van de dragers van de economie in Dordrecht, is opgenomen in dit actieplan. Dit plan sluit dan ook nauw aan bij de Dordtse en regionale economische ambities zoals verwoord in het Regionaal Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (RMOP). In de GSB III periode zal dan ook 24 ha bedrijventerrein in de zeehaven worden geherstructureerd. Daarnaast kiezen de Drechtsteden in het RMOP ervoor om: • de economische ontwikkeling te richten op het versterken van de economische sectoren waar de Drechtsteden zich al in bewezen hebben, zoals de maritieme clusters en de metalelectro; • het verbreden van de economische structuur van de Drechtsteden door het stimuleren van de opkomende branches als horeca en toerisme, detailhandel en zakelijke dienstverlening. Ook de zorgsector is een opkomende branche, die zeker aandacht behoeft. Het gaat in de regio om de eenzijdige sectorstructuur te doorbreken, groei te realiseren in nieuwe economische sectoren en aan te haken bij de kenniseconomie. Hoewel het Rijk sterk inzet op economische groei houdt zij vast aan het uitgangspunt dat de milieudruk niet recht evenredig met deze groei mag toenemen: de ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk. Dit moet resulteren in een veilige samenleving en een goed leefmilieu ook op de lange termijn. Dit dient bereikt te worden door het continue verbeteren van de milieuprestaties van bedrijfsmatige activiteiten. Naast wet- en regelgeving probeert het Rijk door het maken van afspraken met bedrijfstakken en inzet van allerlei stimuleringsregelingen hier een bijdrage aan te leveren. Ter ondersteuning van dit beleid heeft het Rijk samen met IPO en VNG het programma "Met preventie op weg naar duurzaam ondernemen" opgesteld. Hiermee wordt aan gemeenten een handreiking gegeven hoe zij om kunnen gaan met de lange termijn duurzaamheids vraagstukken in relatie tot de binnen haar grenzen aanwezige bedrijvigheid. Belangrijke uitgangspunten bij dit programma zijn ontkoppeling en synergie tussen milieu en economie en gedeelde verantwoordelijkheid tussen gemeente en bedrijfsleven. Dit omdat zij samen beter in staat zijn met een integrale aanpak een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving en een duurzame ontwikkeling. De milieuproblematiek waar Dordrecht het afgelopen jaar mee geconfronteerd is maakt het duidelijk dat de economische koers van het Rijk en Dordrecht niet zonder meer uitvoerbaar is. De druk op de milieukwaliteit en de leefomgeving is momenteel dusdanig hoog dat het lastig is om economische groei te faciliteren zonder dat de milieubelasting zover toeneemt dat wettelijke grenswaarden op het gebied van lucht geluid en externe veiligheid worden overschreden. Tegelijkertijd bieden de revitaliseringplannen voor bestaande bedrijventerreinen in Dordt -West ook kansen om een positieve bijdrage te leveren aan milieudoelen.
16
Oplossingsrichtingen moeten worden gezocht in, bij alle in de omgeving van bedrijven opererende beleidsvelden. Het leidende principe voor de komende beleidsperiode is dat voor vraagstukken op het snijvlak van milieu, ruimte en economie een (integraal) antwoord wordt bedacht. Samenwerken is het devies!
De opgave De inzet van zowel het Stadsplan, het RMOP als het oude en nieuw geformuleerde milieubeleid is het werken aan een duurzame economische ontwikkeling van de stad. Deze duurzame ontwikkeling is een delicaat evenwicht tussen de in het RMOP geformuleerde economische doelstellingen, de eveneens in het RMOP formuleerde doelstellingen op het gebied van wonen en leefbaarheid en de geldende wettelijke milieukwaliteitseisen. De opgave voor de komende beleidsperiode richt zich op het zodanig versterken van de relatie tussen milieu en economie dat de beoogde economische groei binnen deze wettelijke kaders wordt gerealiseerd.
De vraagstukken Bedrijfsactiviteiten (inclusief het transport) botsen in de compacte Drechtsteden regelmatig met de milieugrenzen. Denk hierbij aan: • Overschrijding van contouren voor externe veiligheid: spoorzone en Dupont. • Daarnaast is duidelijk geworden dat EU-regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit flinke beperkingen kan opleveren voor uitbreidingsplannen en herstructureringsplannen. • Overschrijding van berekende geluidscontouren: Groote Lindt, Zeehavengebied, 1e en 2e Merwedehaven en Oosteind. (In het hoofdstuk geluid wordt de problematiek van modellering en de berekende geluidscontouren verder uitgewerkt. De inzet hierbij zal zich richten op het mogelijk maken van een verfijning van het rekenmodel voor geluid). Het realiseren van de beoogde economische groei binnen de harde (door wetgeving opgelegde) milieukundige randvoorwaarden is een van de uitdagingen voor de komende jaren. Het RMOP zet in op het versterken van het metalelectro- en het maritieme cluster. Beide sectoren beslaan en grote range aan bedrijfstypen met ieder hun eigen specifieke milieuprofiel. Door onze economische ambities nader te specificeren moet het mogelijk zijn de beoogde economische groei binnen grenzen te realiseren om op deze wijze een duurzame economische ontwikkeling te bewerkstelligen. Net als in de rest van Nederland worden bedrijven in Dordrecht aangesproken op een veelvoud van milieuaspecten. Dordrecht heeft zich geconcentreerd op haar wettelijke taken in het kader van de Wet milieubeheer die worden uitgevoerd door de milieudienst Zuid-Holland Zuid. De nadruk bij de uitvoering lag in het verleden vooral bij de traditionele kanten van de wet: bij de leefbaarheidaspecten (geluid, veiligheid, lucht en bodem). Sinds 1993 bevat de Wet milieubeheer aspecten die zijn gericht op duurzaamheid. Energiebesparing en afvalpreventie (de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer) zijn hier voorbeelden van. In de hoofdstukken Afval en Klimaat is voor bedrijven een aantal duurzaamheiddoelstellingen geformuleerd die via het wettelijke spoor moeten worden gerealiseerd. In de komende jaren zal er dan ook sprake moeten zijn van een accentverschuiving naar de duurzaamheidthema's uit de Wet milieubeheer. Naast het wettelijke spoor streeft het Rijk door het maken van brancheafspraken naar een vrijwillig spoor voor het verbeteren van milieuprestaties in relatie tot de Wet milieubeheer. Voorbeelden hiervan zijn afspraken met de grafische industrie en de Meerjaren Afspraken Energiebesparing. Dordrecht heeft tot nu toe aan dit vrijwillige spoor nauwelijks aandacht besteed terwijl de milieuwinst die met een dergelijke aanpak is te realiseren evident is. Vrijwillige afspraken sluiten beter aan bij de investeringswijze van het bedrijfsleven. Daarnaast leiden deze afspraken tot beter nalevingsgedrag en hiermee tot een verminderde inspanning op het gebied van handhaving. Het laatste spoor waarlangs bedrijven kunnen worden benaderd is het spoor van het stimuleren van op duurzaamheid gericht gedrag. Bij deze aanpak worden ondernemers aangesproken op hun
17
eigen verantwoordelijkheid op het economische-, sociaal-economische- en milieukundige aspecten van hun bedrijfsvoering. In dit kader kan de gemeente een voorbeeldrol vervullen (zoals bij de inkoop van 100% groene stroom het geval is) maak ook een meer actiever rol, door bijvoorbeeld het voeren van een op maatschappelijk verantwoord ondernemen toegespitst inkoopbeleid, behoort tot de mogelijkheden. Met het voeren van een gericht inkoopbeleid creëert Dordrecht een vraag naar duurzaam geproduceerde goederen. Duurzaam inkopen is een vorm van vraagstimulatie en het is tevens een mogelijkheid om het duurzaam ondernemersgedrag van bedrijven die inschrijven op Dordtse aanbestedingen positief te beïnvloeden. Op dit moment wordt een aantal relevante milieuaspecten bij de inkoopcontracten opgenomen. Duurzaam inkopen is tot op heden echter niet op structurele wijze ingebed in het inkoopproces. De opgave voor de komende jaren is het zoveel mogelijk benaderen van bedrijven door gebruik te maken van de traditionele benadering van vergunningverlening en handhaving, brancheaanpak en stimuleringsaanpak.
Inzet economie en milieu 2005-2010 Versterking relatie milieu en economie De milieuruimte (vooral geluidsruimte) aan de west zijde van Dordrecht is zodanig schaars dat niet zonder meer bedrijven in de zeehaven kunnen worden toegevoegd met als gevolg dat delen van het terrein momenteel niet gebruikt worden. Dit komt het duurzaam ruimtegebruik niet ten goede. De inzet van dit milieubeleidplan is om de fysieke ruimte die de zeehaven biedt optimaal te benutten. Dit is slechts mogelijk als de akoestische eigenschappen van te vestigen bedrijven een rol spelen bij de acquisitie. Daarom zal in 2006 voor de metaalelektro sector en het maritiemcluster een akoestisch profiel worden opgesteld ter ondersteuning van de acquisitie binnen deze sectoren. De paragraaf 4.5 wordt de inzet binnen het thema geluid op dit gebied beschreven Gebiedsgericht milieubeleid In de relatie milieu, economie en ruimte is het belangrijk dat schaarse ruimte voor bedrijven in een zware milieucategorie niet zomaar ten goede komt aan bedrijven in een (te) lichte milieucategorie. Kortom, het juiste bedrijf op de juiste plek. De milieu-inzet zal zich dan ook richten op: • het door uit- en inwaarts zoneren bedrijventerreinen optimaal ruimtelijk scheiden van woonfuncties en milieuhinderlijke bedrijfsfuncties binnen de stad ter bevordering van een duurzame economische ontwikkeling; • het in de periode 2005-2006 actualiseren en uitbreiden van de nota Milieutypologie Dordrecht met een op leefbaarheid geïnspireerde module ter ondersteuning van de in het RMOP opgestelde ambities op het gebied van ondernemersklimaat en wonen en leefbaarheid; • het streven naar samenwerking tussen bedrijven ter bevordering van een duurzame milieukundige ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling Werken aan een ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk is werken aan een duurzame ontwikkeling van het Dordtse bedrijfsleven. Dit kan worden vorm gegeven door een drie sporen benadering, te weten: • Het toepassen van de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer bij de hiervoor relevante bedrijven. Hiermee wordt een 'bodem ' gelegd voor een duurzame ontwikkeling. • Een convenant aanpak in combinatie met een vergunningenspoor. Hiermee bepaalt het bedrijf zelf zijn milieubelasting en maatregelenpakket binnen de reikwijdte van het convenant. De rol van de overheid blijft beperkt tot het aanpakken van de niet tot het convenant toegetreden bedrijven via het vergunningenspoor. En het door voorlichting en ondersteuning van de tot het convenant toegetreden bedrijven. De tot het convenant toegetreden bedrijven worden wel gecontroleerd op de naleving van de convenant afspraken.
18
•
Het stimuleren van bedrijven tot het oppakken van een duurzame ontwikkeling. Bedrijven worden hierbij aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. De rol van de overheid blijft hierbij beperkt tot voorlichting, het aanreiken van instrumenten, het wegnemen van belemmeringen en het creëren van randvoorwaarden waaronder het scheppen van een markt via inkoopbeleid. De ondernemersverenigingen Dordtse Ondernemers Vereniging (DOV) en Werkgevers Drechtsteden hebben aangegeven dit thema onder eigen beheer op te willen pakken en beide verenigingen streven hierbij naar samenwerking met de overheid. De voorgenomen revitalisering van bedrijfsterreinen biedt mogelijkheden om samen met bedrijven de uitdaging van verduurzaming aan te nemen.
3.5
Wonen en milieu
Inleiding Mede door het industriële verleden van de regio is het bestaande woningaanbod en het aanbod aan soorten woonmilieu's onvoldoende gedifferentieerd. Daarnaast vraagt de bewoner om meer kwaliteit. Het aanbod in de regio voldoet daarom niet meer aan de vraag uit de markt. Vooral hogere inkomens vestigen zich bovengemiddeld buiten de regio. Daarnaast vindt ook in de Drechtsteden vergrijzing plaats. Dit stelt hogere eisen aan het woningaanbod, voorzieningen en de woonomgeving. De regio streeft naar een gedifferentieerd en kwalitatief goed aanbod aan woningen en woonmilieu's waarbinnen een ieder zijn woonwensen kan vervullen. Dit streefbeeld is verwoord in de in april 2004 vastgestelde woonvisie regio Drechtsteden 'Spetterend wonen in de Drechtsteden'. Hoofddoelstelling van deze visie is het realiseren van een regio met kwaliteit, hetgeen zich binnen het beleidsveld wonen uit in: • zeggenschap in keuzevrijheid; • hogere kwaliteit van woningen; • hogere kwaliteit van de woonomgeving. Dit wordt bereikt door meer aanbod te creëren voor hoge inkomens, meer kwaliteit te brengen in de sociale sector, het realiseren van meer levensloopbestendige woningen en verhoging van het aanbod voor sociale doelgroepen. Ook wordt er ingezet op het creëren van meer hoogwaardige stedelijke woonmilieu 's, versterking van de kwaliteit van bestaande wijken, vooral in Dordt-West (hoofdstuk Milieu en ruimte ordening), meer aanbod aan duur, groen en blauw wonen. In de Woonvisie zijn de wijken in Dordrecht ingedeeld in diverse woonmilieu 's. Deze zijn tot stand gekomen op basis van sfeer en de opbouw van een wijk. Er is aangegeven of de kwaliteiten van die wijken behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden. De woonvisie zet verder in op het verhogen van de kwaliteit van de woonomgeving. Deze kwaliteit houdt direct verband met de aanwezige milieukwaliteit (voor o.a. lucht, geluid en veiligheid). De milieukwaliteit kan per type woonmilieu variëren.
De opgave De komende jaren wordt, aan de hand van een programma gewerkt aan uitvoering van dit beleid. Hiervoor zijn in regionaal verband afspraken gemaakt met de corporaties om doorstroming te bevorderen, op korte termijn de bouw van sociale sectorwoningen te versnellen en de bouw van woningen in de sociale sector op de grote uitbreidingslocaties te garanderen. Hierdoor neemt de concentratie van de sociale woningvoorraad in bepaalde wijken van Dordrecht af . Het milieubeleid zal dit programma ondersteunen. Daarnaast kan een programmatische aanpak een bijdrage leveren aan het realiseren van de milieudoelen.
De vraagstukken Woonmilieu's
19
De woonvisie zet in op een gedifferentieerd en kwalitatief goed aanbod aan woningen en woonmilieu's waarbinnen een ieder zijn woonwensen kan vervullen. Hierbij zijn vooral de woonmilieu's van belang voor dit milieubeleidsplan. De milieukwaliteit kan immers per type woonmilieu variëren. De hoofdvragen hierbij zijn: • Welke milieukwaliteit hoort bij welk type woonmilieu? • Welke groen- en recreatievoorzieningen horen bij een bepaald woonmilieu? • Hoeveel beleidsvrijheid is er op het gebied van lucht, geluid en externe veiligheid om woonmilieu met milieukwaliteit in overeenstemming te brengen? • Is de in een gebied gewenste woonkwaliteit in overeenstemming met de heersende milieukwaliteit? • Welk instrumentarium is voorhanden om een mogelijke match tot stand te brengen? Bouwopgave Verschillende in de woonvisie genoemde woonmilieu 's zijn in Dordrecht slecht vertegenwoordigd óf bieden kansen voor ontwikkeling. Het in de woonvisie opgenomen beleid heeft als doelstelling de genoemde woonmilieu 's binnen de stadsgrenzen te realiseren. Dit gaat samen met relatief grote bouwvolumes. Het motto van dit milieubeleidsplan is 'samen werken aan een leefbaar en duurzaam Dordrecht'. Het realiseren van deze volumes biedt kansen voor het samen werken aan een duurzaam Dordrecht, waarbij zowel aan de sociale aspecten als aan de milieuhygiënische kanten van duurzaamheid winst is te boeken. In het hoofdstuk Duurzaam Bouwen/Maatschappelijk Duurzaam Ontwerpen (Hoofdstuk 4.11) zijn doelstellingen op dit gebied geformuleerd; het gaat hierbij om aspecten als het streven naar het halen van niveau B uit de checklist duurzaam bouwen en de toegankelijkheid en bewoonbaarheid van woningen voor mensen met lichamelijke beperkingen. Daarnaast wordt ingezet op de woonomgeving en duurzame stedenbouw. De vraag is hoe realiseren wij als Dordrecht onze ambities en kansen op het gebied van Duurzaam bouwen/Maatschappelijk duurzaam ontwerpen en klimaat?
Inzet wonen en milieu 2005-2010 Woonmilieu 's en milieutypen Met de in 2000 uitgekomen nota Milieutypologie Dordrecht liep Dordrecht voorop met het formuleren van een beleidsinstrument dat opereerde op het snijvlak van milieu- en ruimtelijke ontwikkeling. Omdat de ontwikkelde methode slechts aandacht heeft voor duurzame ontwikkeling en in mindere mate voor leefbaarheidaspecten is deze toe aan 'groot onderhoud'. Vanuit het beleidsveld Wonen is aangegeven dat er behoefte bestaat aan een verdergaande differentiatie op het gebied van milieutypol.ogie zodat het mogelijk wordt om aan een (cluster van) woonmilieu('s) milieukwaliteitskenmerken toe te kennen die in overeenstemming zijn met de beoogde woonkwaliteit. Hierbij wordt vooral gedacht aan kenmerken op het gebied van luchtkwaliteit, akoestische kwaliteit en externe veiligheid maar ook groen en water. In de nota Milieutypologie zijn een drietal woonmilieu 's gedifferentieerd die betrekking hebben op wonen. De woonvisie gaat uit van een 10-tal verschillende woonmilieu 's waarvan er 9 in Dordrecht zijn vertegenwoordigd. Door de milieutypen te combineren met de woonmilieutypen is het mogelijk een vergaande verfijning in de milieutypologie aan te brengen. Op deze wijze ontstaat er een op de woonvisie afgestemde milieutypologie met een op het beleidsveld Wonen afgestemde indeling. Milieutypologie Centrum wonen Stedelijk wonen
Suburbaan wonen
Woonmilieu Centrum Levendige oevers Stedelijk gemengd Dynamisch Grootschalig Dorpshart Veelkleurig en intens Rust en ruimte
20
Rust en eigen baas Dorps en vertrouwd
De handreiking 'Milieukwaliteit in de leefomgeving ' uitgegeven door VNG en het ministerie van VROM reikt voor een groot aantal milieutypen richtlijnen aan voor het voeren van gebiedsgericht milieubeleid. Ook binnen de thema's lucht, geluid en externe veiligheid zijn gebiedsgerichte doelstellingen opgenomen. Door deze handreiking te combineren met de beoogde nieuwe indeling kunnen voor de diverse woonmilieu 's en milieutypologieën milieukwaliteiten worden geformuleerd. Milieuambities en de bouwopgave De in de hoofdstukken Duurzaam bouwen en Maatschappelijk duurzaam ontwerpen opgenomen ambities gaan verder dan die uit het bouwbesluit. Dit is eveneens het geval met de ambities uit de in 2004 vastgestelde nota Klimaatbeleid. Dit betekend dat het verzilveren van kansen voor duurzaamheid in de bouwopgave vooral op vrijwillige basis of door privaatrechtelijke afspraken gerealiseerd moet worden. Beide sporen zullen deze beleidsperiode worden bewandeld. Privaatrechtelijke spoor: • Waar mogelijk worden in overeenkomsten met ontwikkelaars duurzaamheidsaspecten (energie prestaties, materiaaltoepassingen) opgenomen. • In voorkomende gevallen zal duurzaamheid naast economische aspecten een rol spelen bij de selectie van ontwikkelaars. Vrijwillige spoor: • Door het organiseren van kennisoverdracht, discussies en projecten zal getracht worden stakeholders in het bouwproces te overtuigen van het nut, noodzaak en mogelijkheden van het toepassen van duurzame oplossingen in het bouwproces. Voorbeelden hiervan zijn de projecten "Met nieuwe energie" en de Dordt Duurzaam discussies. • Partijen in het bouwproces zullen worden aangesproken op hun beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (zie Hoofdstuk Milieu en economie). Het volgen van deze werkwijze is mogelijk als de ambities op het gebied van duurzaamheid vooraf ingebracht worden in de bouwopgave. Met de huidige nota Milieutypologie is het al mogelijk uitspraken te doen over duurzaamheid in relatie tot een bepaald gebied. Het daadwerkelijk hanteren van de nota Milieutypologie in relatie tot duurzaamheid kan op planniveau zorgdragen voor een optimale, op het gebied afgestemde milieukwaliteit. Dit met zonder verlies van de beoogde ruimtelijke kwaliteit.
3.6
De aanpak en de rol van 'milieu'
In de bovenstaande paragrafen zijn de opgaven geformuleerd en is de gezamenlijke inzet bepaald. Dit is in nauwe samenwerking met de verschillende beleidsdisciplines gebeurd. Hierbij is onder meer aansluiting gezocht bij het Mobiliteitsplan Dordrecht, het RMOP, de woonvisie Drechtsteden en het Stadsplan. Om de opgaven, maar ook de genoemde plannen, te realiseren is het belangrijk, zelfs noodzakelijk, dat de komende jaren de samenwerking wordt voortgezet. Een integrale aanpak is daarbij essentieel. Deze aanpak moet er voor zorgen dat milieu en duurzaamheid een plaats krijgen aan het begin van het beleidsproces of project en niet als sluitstuk. Hierdoor wordt het onder meer mogelijk om samen met andere disciplines in een vroeg stadium ambities te faciliteren en mede sturing te geven aan het proces maar ook op zoek te gaan naar oplossingen. Dit alles om zo het maximale uit de stedelijke ambities te halen, op het gebied van wonen, werken, verkeer etc. Om zo maatwerk te leveren en op het gebied toegesneden oplossingen zo mogelijk voordat er een concreet probleem of vraag is. Dit maatwerk vraagt om een gebiedsgerichte aanpak. Een aanvulling op de nota milieutypologie, waarbij per gebied in het kader van lucht, geluid en externe veiligheid gedifferentieerde normen worden gesteld. Normen die kunnen verschillen per gebied en zijn toegesneden op de ambities
21
van dat gebied, zoals wonen en werken, centrumfuncties. Geen dik pak papier maar een op uitvoering gericht handzaam document. Door deze normen per gebied te definiëren kunnen snel randvoorwaarden worden meegegeven voor projecten en bestemmingsplannen in dat gebied, worden conflicten tussen ambities of projecten vroegtijdig zichtbaar. Is de afweging tussen ambities en projecten beter te maken. Wordt duidelijkheid gegeven aan bewoners en ondernemers over de (gewenste) toekomst van woon- , werkgebieden en overgangszones. Een dergelijke integrale aanpak scheelt veel tijd, geld en dit levert voor de stad ruimte op: fysieke ruimte, ruimte om te ondernemen en te wonen, maar ook milieuruimte. Kortom een aanpak gericht op een duurzame ontwikkeling van de stad. Een aanpak die dit jaar moet starten en die bij de uitwerking keuzes vraagt, soms harde keuzes, maar altijd duidelijke en afgewogen keuzes. En zeker vanuit milieu en stedelijke ontwikkeling bekeken is de slechtste keuze geen keuze.
3.7
Beslispunten
In voorgaande paragrafen is de gezamenlijke inzet bepaald. Uit deze inzet komen de hieronder staande beslispunten voort: •
Geluid en luchtkwaliteit moet een belangrijke plaats krijgen in het herstructureringsproces Dordt-West waarbij voor het aspect luchtkwaliteit tenminste een reductie plaatsvindt van het aantal gehinderden in de A16-zone (Zie hoofdstuk Milieu en Ruimte).
•
Dordrecht gaat in het kader van duurzame ontwikkeling voor ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk. Dit betekent dat de gemeente: • het accent verschuift van werken aan leefbaarheid naar werken aan duurzaamheid door toepassen van verruimde Wet Milieubeheer welke onder meer gericht is op afvalpreventie en energiebesparing; • via een brancheaanpak aandacht besteedt aan de voor de diverse bedrijfstakken relevante convenanten; • samen met het bedrijfsleven werk maakt van het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).
•
Het opstellen van gebiedsgericht milieubeleid. Hiertoe wordt de nota Milieutypologie Dordrecht, in samenwerking met andere disciplines, geactualiseerd en uitgebreid (start 2005) met een op leefbaarheid geïnspireerde module, waarbij de aandacht uitgaat naar lucht, geluid en externe veiligheid. De inzet richt zich op: • het zoveel mogelijk toepassen van het stand still principe (geen verslechtering) in gebieden met goede luchtkwaliteit; • langs het hoofdnet auto (conform Mobiliteitsplan Dordrecht) wordt bij nieuwe ontwikkelingen uitgegaan van niet gevoelige bestemmingen (geen nieuwe conflicten tussen wonen en werken creëren); • geen nieuwbouw binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico van inrichtingen en infrastructuur (geen nieuwe veiligheidsrisico's en/of economische belemmeringen creëren); • geen nieuwe industriële activiteiten en/of infrastructuur wanneer dit leidt tot een overschrijding van 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico; dus geen nieuwe veilgheidsrisico's creëren; • het streven naar een ruimtelijke scheiding wonen en werken indien nieuwe conflicten zouden kunnen ontstaan; • geen hogere cumulatieve geluidbelasting dan 70 dB(A) op gevels van geluidsgevoelige bestemmingen; • het maken van keuzes
22
THEMATISCHE UITWERKING MILIEUBELEID 4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk komen de traditionele milieuthema's aan bod. Deze autonome aanpak levert nog steeds een belangrijke bijdrage aan het behalen van de stedelijke milieudoelen. Daarnaast bepalen de integrale thema's uit het vorige hoofdstuk enerzijds voor een deel de milieudoelen anderzijds geven zij richting aan de inzet van de thema's voor de komende periode.
4.2
Gezondheid en veiligheid
Inleiding Het Rijk heeft minimumwaarden vastgesteld die mensen voldoende bescherming moeten bieden en een bijdrage moeten leveren aan een 'gezond en veilig wonen en werken', één van de doelen uit dit milieubeleidsplan. Aan deze waarden die onder meer zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder en het Besluit luchtkwaliteit, moet de gemeente maar ook andere overheden zich houden. Dordrecht ondervindt momenteel een groot aantal milieuproblemen, waarbij de minimumwaarden worden overschreden. Dit kan gevolgen hebben voor de volksgezondheid en veiligheid. De slechte luchtkwaliteit in de stad, de geluidhinderproblematiek als gevolg van het Zeehavengebied verkeersdrukte en de problemen door het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor maken het duidelijk dat enerzijds de gemeente haar inwoners nog te weinig beschermt en anderzijds onvoldoende in staat is haar inwoners te beschermen omdat ze de problemen niet op kan lossen (denk hierbij aan de A16 en het spoor). Het is dan ook belangrijk om hier de komende tijd met elkaar werk van te maken.
Enkele cijfers: In Dordrecht werden langs de A16 in het jaar 2002 8500 mensen aan een N02-concentratie boven de grenswaarde blootgesteld . In geheel Dordrecht wordt de grenswaarde voor fijn stof overschreden. Een geluidbelasting op de gevel van een woning tussen de 50 en 54 dB(a) geeft tussen de 3% en 7 % van de daar aanwezige personen slaapverstoring. Bij oplopende geluidsbelasting zal dit percentage toenemen tot maximaal 20%. In Dordrecht ondervinden 236 woningen een geluidbelasting van meer dan 65 dB(A)!
Het voldoen aan de minimumwaarden biedt bescherming, maar nog geen kwalitatief goede en gezonde woonomgeving. Het thema gezondheid, dat een breed scala aan aspecten bestrijkt, heeft tot nu toe nauwelijks een rol vervuld bij stedelijke ontwikkelingen. Een uitzondering hierop zijn de projecten Gezondheidspark en de Smitsweg-locatie. De GGD heeft op deze plannen een Gezondheidseffect-screening (GES) toegepast. GES is een instrument dat de GGD inzet met als doel gezondheid mee te laten wegen in de besluitvorming rond stedelijke ontwikkeling. Het maakt een transparante keuze bij de afweging van alternatieven mogelijk. Met GES wordt de milieu-gezondheidskwaliteit op een zodanige manier in beeld gebracht dat duidelijk zichtbaar is waar de kansen en de knelpunten ten aanzien
23
BIJEENKOMST MET BEWONERS UIT DORDT WEST Op dinsdag 16 november 2004 heeft de gemeente gesproken met een aantal actieve bewoners uit de wijken Oud-en Nieuw Krispijn, Wielwijk en Crabbehof. Gevraagd is mee te denken over de inhoud van het milieubeleid. Dit is gedaan in de vorm van een Milieu Caroussel. Aan de hand van de thema's water, groen, lucht, geluid en afval is in groepen van gedachten gewisseld over wat er op het gebied van deze thema's goed gaat in de wijken en wat er beter zou kunnen. In vijf rondes van elk een kwartier zijn de groepen alle thema's langsgegaan. Hieronder wordt per thema kort ingegaan op de resultaten: Thema water De bewoners vinden water in de wijken erg belangrijk. Het moet wel zichtbaar zijn, stromen en schoon (gemaakt). Over het algemeen wordt aangegeven dat er te weinig water in de wijken is. Dit ook in relatie met het functioneren van de riolering. Als referentie werd door een bewoner uit Wielwijk de wijk Stadspolders genoemd. Thema groen Het tuindorp-karakter van Oud-Krispijn wordt gewaardeerd evenals het Weizigtpark. Over het algemeen zijn de bewoners tevreden over de hoeveelheid groen in de wijken, echter het onderhoud laat nogal eens te wensen over. Ook de aanwezigheid van zwerfvuil en onkruid is een punt van aandacht. Verder wordt groen vaak in relatie gebracht met veiligheid (sociaal en verkeersveiligheid). Iets wat in de meeste wijken beter kan. Wat verder beter kan is de communicatie van de gemeente met de bewoners. Overigens wordt hier door de gemeente reeds aan gewerkt. Tot slot wordt gewezen op de rol van de medebewoners ten aanzien van onkruidverwijdering, het beter onderhouden van tuinen etc. Thema geluid De bewoners hebben over het algemeen moeite iets positiefs te noemen, behoudens de isolatie van de (nieuwe) woning. De meeste bewoners ondervinden in meer of minder mate geluidsoverlast van het autoverkeer en lawaai veroorzaakt door brommers en scooters. De A16, de M.H.Trompweg, de Sav. Lohmanweg en de Gr. Van Prinsterweg worden daarbij specifiek genoemd. Ook burenlawaai en lawaai door laden en lossen scoort hoog. Thema lucht De meeste bewoners weten dat het verkeer op de A16 de oorzaak is van de slechte luchtkwaliteit in hun wijken. Ook andere wegen zijn genoemd, bijvoorbeeld M.H.Trompweg, en andere bronnen zoals de dieseltrein en de brommer/scooter. Er is ook nagedacht over oplossingen. Genoemd zijn: snelheidsvermindering A16 (80km), auto's en scooters weren uit wijken, gratis openbaar vervoer, gebruik van de fiets. De bewoners zijn zich bewust dat de gemeente het niet alleen kan en daarom samen moet werken met de regiogemeenten , het rijk etc. Thema afval De bewoners zijn vooral positief over de speciale acties, zoals het afvalproject in Oud-Krispijn, het uitzetten van bladkorven. De aanpak van zwerfvuil scoort het hoogst als verbeterpunt. Zwerfvuil wordt o.a. veroorzaakt door het verkeerd aanbieden van afval, het te laat ledigen van containers en afvalbakken. Verder wordt afval uit rijdende auto's gegooid of zomaar op straat. Het ontstaan van zwerfafval heeft vooral te maken met de mentaliteit van mensen. De oplossing zien de bewoners vooral in het voorlichten van mensen.
24
van gezondheid in relatie tot de milieukwaliteit in een plangebied liggen. Door hier rekening mee te houden wint een plan aan kwaliteit en draagt het bij aan de gezonde inrichting van de stad. GES heeft meerwaarde ten opzichte van de toetsing aan de wettelijke milieugrenswaarden. Bij de milieurandvoorwaarden wordt er per bron en per milieukwaliteitfactor apart gekeken of er sprake is van overschrijding van de norm. GES geeft daarentegen een integraal beeld van de milieugezondheidkwaliteit in relatie tot bronnen en milieufactoren, ook onder de grenswaarde. Naast lucht, geluid en externe veiligheid zijn er nog meer onderwerpen op het raakvlak van milieu en gezondheid, zoals het binnenmilieu, uitstoot schadelijke stoffen van open haarden, burenlawaai etc. Ook hier gaat de gemeente in samenwerking met de GGD aandacht aan besteden. Ook is veiligheid een belangrijk aspect voor de woonomgeving. Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2003 besloten dat bij alle grote ruimtelijke plannen een Veiligheidseffectrapportage (VER) opgesteld moet worden. Het doel hiervan is om de veiligheid in een vroegtijdig stadium bij de planvorming te betrekken. Het gaat daarbij om fysieke en sociale veiligheid. Inmiddels is een VER voltooid voor het project De Stadswerven. Het VER en het GES streven dezelfde doelstelling na, namelijk: veiligheid (zowel fysieke als externe veiligheid) en gezondheid in een vroegtijdig stadium te betrekken in een ruimtelijk proces. Dit wordt gedaan door het (af)wegen en beoordelen van alternatieven. In deze zin zijn beide instrumenten zeer goed bruikbaar bij de vereiste motivaties voor groepsrisico en luchtkwaliteit.
Doelstelling
Gezondheids- en veiligheidsaspecten worden in een vroegtijdig stadium in de planvorming betrokken. Het GES en VER dienen bij alle omvangrijke nieuwe ruimtelijke plannen in Dordrecht te worden toegepast.
Inzet Gezondheid en Veiligheid 2005 -2010 •
De GGD en de sector Onderwijs & Welzijn gaan in samenwerking met andere gemeentelijke sectoren en afdelingen een beleidsnotitie Milieu en Gezondheid opstellen. In deze notitie komen alle onderwerpen op het gebied van milieu en gezondheid aan bod. Het doel is een bijdrage te leveren aan een leefbaar en duurzaam Dordrecht gericht op gezond en veilig wonen.
•
In het collegebesluit over het toepassen van de Veiligheidseffectrapportage (VER) is niet aangegeven wat onder 'omvangrijke ruimtelijke plannen' wordt verstaan. De Beleidsgoep Fysieke Veiligheid, waarin onder meer de Brandweer, de Milieudienst Zuid-Holland Zuid en Openbare Orde en Veiligheid participeren, gaat hiervoor criteria opstellen.
•
Bij de herstructurering van Dordt-West is veel winst te boeken op het gebied van gezondheid. Er zal op korte termijn een GES opgesteld worden zodat de resultaten in een vroeg stadium bij de plannen betrokken worden.
25
Beslispunten • •
4.3
Gezondheidseffect-screeningen (GES) en de Veiligheidseffectrapportages (VER) moeten bij alle relevante ruimtelijke plannen, o.a. herstructurering Dordt-West worden toegepast. De GGD en de sector Onderwijs & Welzijn stellen een beleidsnotitie Milieu en Gezondheid op.
Bodem
Inleiding Het beleidsveld bodem is sinds 1996 flink in beweging. Ondanks de afronding van de omvangrijke beleidsvernieuwing bodemsanering in 2001, die nog in de wetgeving moet worden verankerd, heeft het kabinet in de Beleidsbrief Bodem (december 2003) weer een nieuwe impuls gegeven voor verandering in de uitvoering van bodemsanering. Aanleiding is onder meer de behoefte bij de lagere overheden en het bedrijfsleven voor meer beleidsvrijheid. Dit nieuwe beleid zal belangrijk zijn voor het gemeentelijke bodembeleid voor de komende vijf jaar. Een van de speerpunten in dit nieuwe beleid is het vastleggen van de gebiedsgerichte bodemkwaliteit in een bodembeheersplan. De eerste helft van deze beleidsperiode staat vooral in het teken van de afronding van het Meerjaren Bodemsaneringsprogramma 2003-2004. Het gaat hierbij onder meer om de afronding van saneringen, zoals Transberg en het uitvoeren van de saneringen op de ontwikkellocatie De Stadswerven. Als gevolg van het ontbreken van voldoende rijksmiddelen is het Meerjaren Bodemsaneringsprogramma 2005-2009 gericht op het onderzoeken van de werkvoorraad van (potentieel) ernstige bodemverontreinigingen en het uitvoeren van de noodzakelijke nazorg op gesaneerde locaties.
Doelstellingen Algemene doelstelling: realiseren en behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Uit NMP3: in het jaar2030 dient de geïnventariseerde werkvoorraad (potentieel) ernstige bodemverontreinigingen gesaneerd dan wel beheerd te zijn. 2010: 384 locaties (20%) uit de werkvoorraad zijn aangepakt (gesaneerd of beheerst).
Inzet Bodem 2005-2010 • •
•
Uitvoering Meerjaren Bodemsaneringsprogramma 2005-2009; historisch/oriënterend onderzoek op 384 locaties: Dynamiseren van de bodemsaneringen, dat wil zeggen het in ruimtelijke, economische of andere ontwikkelingen in de gemeente onder brengen van bodemsaneringen, inclusief kosten. Uitgangspunt hierbij blijft het principe dat de vervuiler betaalt. Aanpak van de voormalige stortplaats Polder Stededijk; in deze programmaperiode wordt een integrale oplossing voor de stortplaats uitgewerkt en gerealiseerd.
26
Vernieuwing van het bodembeleid. In lijn met het hoofdlijnenakkoord van het kabinet worden door het Rijk een aantal beleidsvernieuwingen doorgevoerd die consequenties zullen hebben voor de gemeente. De gemeente krijgt onder meer ruimte voor het realiseren van gebiedsgerichte oplossingen. Zo kan zij een bodembeheersplan opstellen waarin de gewenste lokale bodemkwaliteit op wijkniveau wordt neergelegd. Door wijkgerichte bodemkwaliteitsdoelen te formuleren kunnen bodemsaneringen meer doelgericht, meer efficiënt en meer kostenbewust worden uitgevoerd. Het bevorderen van de aanpak van bodemsanering door derden, zoals bedrijven en projectontwikkelaars.
Beslispunten • •
4.4
Het opstellen van een gemeentelijk bodembeheersplan (in 2007), waarin de gewenste lokale bodemkwaliteit op wijkniveau wordt neergelegd als kader voor de saneringsopgave. Het uiterlijk in 2006 vinden van een milieuhygiënisch verantwoorde oplossing voor de voormalige stortplaats Polder Stededijk hierbij rekeninghoudend met de ecologische waarden van het gebied en de budgettaire mogelijkheden.
Lucht
Inleiding Luchtverontreiniging leidt tot omvangrijke gezondheidseffecten. In Nederland ondervinden enige honderdduizenden personen gezondheidsschade, variërend van eendaagse vermindering van de longfunctie tot kanker. Blootstelling aan ozon en fijn stof leidt jaarlijks tot enige duizenden sterfgevallen en ziekenhuisopnames. Sinds het uitkomen van de Nederlandse Emissierichtlijn (NER) is bij de vergunningverlening en handhaving bij bedrijven gelet op luchtverontreiniging in relatie tot bedrijfsemissies. Hiermee zijn weliswaar successen geboekt, maar luchtverontreiniging veroorzaakt door het wegverkeer is, net als in de rest van Nederland, onderbelicht gebleven. Pas met het Besluit Luchtkwaliteit (BLK), de Nederlandse uitwerking van het Europese Luchtkwaliteitsbeleid (juni 2001) is daar verandering in gekomen en staat het thema luchtkwaliteit stevig op de kaart.
Luchtverontreiniging heeft een divers karakter. Zo is bijvoorbeeld 40% van de NÜ2 depositie in Nederland afkomstig uit het buitenland. Fijn stof is in Nederland voor de helft afkomstig van min of meer natuurlijke oorsprong (zeezout, bodemstof). De andere helft wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten die voor circa 2/3 deel (30 % van de totale concentratie) in het buitenland plaatsvinden en voor circa 1/3 deel (15 % van de totale concentratie) uit Nederland zelf afkomstig is. In stedelijke gebieden is de lokale bijdrage aan de heersende concentraties groter. Deze kan oplopen tot circa 30% van het totaal. Dit wordt vooral door het verkeer veroorzaakt.
Het bestrijdingsbeleid voor fijn stof is de afgelopen jaren succesvol geweest. Tussen 1985 en 2002 zijn de emissies in Nederland met 35 kton gedaald tot ongeveer 46 kton per jaar. Dit betekent een reductie van ruim 40%. De grootste reducties zijn gerealiseerd in het verkeer en in de industrie. Ondanks deze geboekte successen maken de rapportages Luchtkwaliteit en recente uitspraken van de Raad van State, ontwikkelingen in de nabijheid van hoofd infrastructuur (A16 waarbij de uitstoot van fijn stof en Stikstofdioxide worden verhoogd) nauwelijks meer mogelijk.
27
Het ministerie van VROM heeft op deze uitspraken een reactie gegeven ('de brief van Van Geel') waarin wordt aangegeven hoe omgegaan kan worden met het Besluit Luchtkwaliteit. In aansluiting op de reactie van VROM kiest de gemeente Dordrecht voor de pragmatische lijn, zodat ontwikkelingen op het gebied van wonen, verkeer en economie niet in gevaar komen. Het ministerie van VROM heeft in het najaar van 2004 aangegeven dat het Besluit Luchtkwaliteit wordt vervangen door een nieuwe ministeriële regeling waarin een meer pragmatische aanpak wordt voorgesteld. In april 2005 is duidelijk geworden dat deze nieuwe regeling op advies van de Raad van State niet wordt uitgebracht en het oude Besluit Luchtkwaliteit voorlopig van kracht blijft. Dit houdt ook in dat de in het najaar 2004 voorgestelde pragmatische lijn niet langer houdbaar is. Naar aanleiding van de overschrijding langs de A16 hebben Zwijndrecht en Dordrecht samen een plan van aanpak Luchtkwaliteit opgesteld. In dit plan is aangeven wat gedaan kan worden om te kunnen voldoen aan de grenswaarde in het jaar 2010. Aangezien het Rijk broneigenaar is en Dordrecht en Zwijndrecht probleemeigenaar zijn is het duidelijk dat beide gemeenten het probleem niet zelfstandig op kunnen lossen. Ook het Rijk erkent deze problematiek, in de Nota Verkeersemissies kondigt zij daarom bronmaatregelen aan. Naar verwachting sorteren deze bronmaatregelen te weinig effect om voor 2010 te voldoen aan de dan geldende grenswaarden. Het Rijk pleit in 'Brussel' dan ook voor dispensatie tot 2015 voor de grenswaarden van N02 en fijn stof. Naast fijn stof en N02is er in het Besluit Luchtkwaliteit een richtlijn en grenswaarde voor Benzeen opgenomen. Benzeen emissie heeft een sterk lokaal karakter die vooral optreedt bij parkeervoorzieningen en benzinestations. De achtergrondconcentratie benzeen in Dordrecht beweegt zich ruim onder de geformuleerde richtwaarde van 5 /j gram per m3 dit rechtvaardigt een inzet gericht op het niet overschrijden van deze richtwaarde bij nieuwe ontwikkelingen.
Doelstelling Hoofddoelstelling: Het komen tot een gezonder woon- en leefklimaat door het continue verbeteren van de luchtkwaliteit, waarbij tenminste wordt voldaan aan de geldende grenswaarden.
Inzet Lucht 2005-2010 Uitwerking besluit luchtkwaliteit •
NOz
In grote delen van de stad is er geen sprake een overschrijding van de voor het jaar 2010 geldende grenswaarden, zij het dat er erg weinig speelruimte overblijft. Uitgangspunt voor vooral woongebieden is dat dit zo blijft: het 'stand still' principe. Slechts bij uitzondering mag afbreuk gedaan worden aan de heersende luchtkwaliteit. In lijn met het Besluit Luchtkwaliteit zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk indien de grenswaarden voor 2010 niet worden overschreden. Ten gevolge van de A16 is er aan de westzijde van Dordrecht sprake van een overschrijding van het jaargemiddelde aan concentraties. Decentrale overheden hebben, indien zij geen invloed hebben op de bron, een inspanningsverplichting om aan de geldende grenswaarden te voldoen. In het licht van het advies van de Raad van State over de ministeriële regeling betekent dit dat aan deze inspanningsverplichting is voldaan indien de herstructurering geen of een positieve bijdrage levert aan de luchtkwaliteit ter plaatse (tot uitdrukking gebracht in de optredende jaargemiddelde concentraties). • Fijn stof Ook voor fijn stof geldt dat slechts in de A16 zone sprake is van overschrijdingen van de geldende grenswaarde voor het jaargemiddelde aan concentraties. In tegenstelling tot de grenswaarden voor NOa gelden deze waarden vanaf 1 januari 2005. Hier moet het 'stand still'
28
principe gelden. Anders ligt dit voor het daggemiddelde aan concentraties voor fijn stof. In de gehele stad wordt de grenswaarde meer dan 35 maal overschreden. De hierboven genoemde inspanningsverplichting is ook hier van toepassing. Kortom, ontwikkelingen dienen geen effect of een positieve invloed te hebben op de luchtkwaliteit. •
Gelet op het carcinogene karakter van Benzeen richt de inzet zich op het halen van de streefwaarde van 5 microgram per m3 uit het Besluit Luchtkwaliteit.
•
Inventarisatie luchtkwaliteit. Met behulp van de regionale verkeersmilieukaart worden de actuele en toekomstige concentraties van luchtverontreinigende stoffen in beeld gebracht. De verkeersmilieukaart voorziet echter niet in cumulatieve van immissie concentraties tussen hoofdinfrastructuur en lokale wegen. Gezien het karakter van het Besluit Luchtkwaliteit is dit wel van belang. Voor 2006 wordt onderzocht of het mogelijk is het instrumentarium hier op aan te passen.
Hoofdlijnen luchtbeleid Het in 2004 ontwikkelde plan van aanpak luchtkwaliteit richt zich op onderzoek en luchtmetingen ter plaatse van de A16. De luchtmetingen hadden onder meer tot doel inzicht te krijgen in de effecten van het huifscherm op de kwaliteit van de lucht in de wijk Wielwijk. De uitkomsten van de metingen die naar verwachting in 2005 beschikbaar zijn worden gebruikt om het luchtbeleid op te stellen. Het beleid richt zich op de bron en het ruimtelijk beleid. • Bronbeleid. Dordrecht geeft de voorkeur aan bronbeleid gericht op schonere voertuigen en/of het voeren van een volumebeleid (zie verder hoofdstuk Milieu en Verkeer). De gemeente heeft echter nauwelijks mogelijkheden bronbeleid te voeren, zeker niet op het landelijk hoofdwegennet. Wel laat de gemeente onderzoek doen naar de mogelijkheid om roetfilters toe te passen op het gemeentelijk wagenpark en het wagenpark van bedrijven die diensten voor de gemeente uitvoeren voor zover dit voertuigen betreft die op diesel rijden. Daarnaast wordt in samenspraak met Rijkswaterstaat en de gemeente Zwijndrecht een plan van aanpak luchtkwaliteit A16 opgesteld, met hierin aandacht voor de aanleg van de A4-zuid en ruimtelijke maatregelen. Voor het bronbeleid ten aanzien van bedrijven is de tweede Europese beleidslijn, de richtlijn nationale emissieplafonds (de zogenaamde NEC-richtlijn) van belang. Hierin staat de reductie van een groot aantal stoffen centraal (voor 2010). Voor Dordrecht heeft deze richtlijn vooral doorwerking bij de behandeling van industriële luchtemissies. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de Nederlandse Emissie Richtlijn lucht (NER) die informatie verschaft over de stand van de techniek op het gebied van emissiebeperking bij de industrie. De NER vormt dan ook het uitgangspunt bij het verstrekken van milieuvergunningen. • Verkeersbeleid. In het Mobiliteitsplan Dordrecht wordt voorgesteld voor ruimtelijke plannen een mobiliteitstoets in te stellen. Indien uit deze toets blijkt dat plannen gevolgen hebben voor de mobiliteit (zowel positief als negatief) dient een analyse van de luchtkwaliteit plaats te vinden. • Ruimtelijk beleid. Bestaande situaties: Volgens het Besluit Luchtkwaliteit (BLK) moeten bestaande situaties in 2010 (fijn stof in 2005) voldoen aan de grenswaarden zoals die in het BLK zijn opgenomen. Indien er sprake is van overschrijdingen dienen plannen van aanpak worden opgesteld die leiden tot sanering van de ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen: Nieuwe ontwikkelingen kunnen slechts plaatsvinden indien deze niet leiden tot overschrijdingen van de geldende grenswaarden uit het BLK. Inbreiding: Op zichzelf staande inbreidingslocaties worden behandeld als nieuwe ontwikkelingen.
29
Herstructurering: In principe moet ook in herstructureringsgebieden worden voldaan aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit. Er zijn echter omstandigheden waarbij dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld rondom de A16. Herstructurering is dan een middel om te bewerkstelligen dat de luchtkwaliteit ten opzichte van de heersende situatie niet wijzigt of zelfs verbetert.
Beslispunten •
• • •
4.5
Het toepassen van het 'stand-still 'principe als uitgangspunt in gebieden met 'goede' luchtkwaliteit; slechts bij uitzondering mag afbreuk gedaan worden aan de heersende luchtkwaliteit. Daarbij wordt ondermeer de salderingsmethode die in het nieuw te formuleren rijksbeleid is voorzien gehanteerd. Langs de hoofdroute verkeer wordt bij nieuwe ontwikkelingen uitgegaan van nietgevoelige bestemmingen. In 2005 een besluit nemen over de toepassing van roetfilters op het gemeentelijk wagenpark en wagens van bedrijven die diensten uitvoeren voor de gemeente. Gegeven de stofeigenschappen en de heersende achtergrondwaarde voor Benzeen de streefwaarde van 5 microgram per m3 als uitgangspunt voor ontwikkelingen te gebruiken.
Geluid
Inleiding Geluid vormt een belangrijke bron van hinder in Dordrecht waarbij verkeerslawaai en burenlawaai de grootste hinder veroorzaken. Hierdoor is de leefbaarheid van de stad in het geding. Hoewel burenlawaai door de overheid moeilijk is te beïnvloeden is het toch van belang het op de agenda voor de komende jaren te zetten. De inzet van de gemeente was vooral gericht op het saneren van woningen met een gevelbelasting van meer dan 65 dB(A) (rail- en wegverkeerslawaai). Het saneren van deze woningen, wat een wettelijk vereiste is, zal ook in deze periode nog voorduren. Daarnaast wordt tot 2010 onder meer beleidsmatig invulling gegeven aan het verbeteren van het akoestische woon- en leefklimaat door het voorkomen van nieuwe hinder(knelpunten). Met behulp van de Milieutypologie Dordrecht worden de gewenste geluidkwaliteiten per gebied gedefinieerd. Deze gewenste kwaliteiten kunnen naargelang de functie van een bepaald gebied variëren. In juli 2004 is het Besluit Omgevingslawaai van kracht gegaan en opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh). Het besluit eist onder meer van de gemeente dat er inzicht wordt geboden in de akoestische situatie; het betreft verkeers-, rail- en industrielawaai. Deze aanpassing van de Wgh wordt gezien als een start voor verdere modernisering van het geluidbeleid in Nederland en zal zeker consequenties hebben voor Dordrecht. Het afgelopen jaar is gebleken dat de revitalisering van bestaande industrieterreinen, zoals vervat in het Shipping Valley Concept tot conflicten met de geluidsnormering leidt. Deze normering komt tot stand op basis van geluidsmodellen. Het zal de komende jaren een uitdaging zijn om een geluidbeleid te ontwikkelen dat een oplossing voor deze patstelling biedt. In dit te ontwikkelen beleid mag de economische ontwikkeling van industrieterreinen niet ten koste gaan van het akoestisch woon- en leefklimaat van de inwoners van Dordrecht en 's Gravendeel. Oplossingsrichtingen dienen zich aan op het vlak van modelaanpassing en het aanpassen van bestaande (maatgevende) vergunningen.
30
Doelstellingen Het verbeteren van het akoestisch woon- en leefklimaat in Dordrecht door het oplossen van bestaande situaties en het voorkomen van nieuwe hinder. Uit RMOP en GSB 2005-2010: alle 236 woningen (rail en A-lijst) zijn gesaneerd. Sanering spoortraject Nieuwe Weg -Sterrenburg.
Inzet Geluid 2005-2010 Om het akoestisch woon- en leefklimaat in Dordrecht te verbeteren wordt ingezet op: • het oplossen van bestaande saneringssituaties; • het voorkomen dat nieuwe hinder ontstaat; • verbeteren van de kwaliteit van de buitenruimte. Het lokale geluidbeleid, gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden en het streven van de verbetering van de kwaliteit van de buitenruimte, wordt de komende periode in samenhang gebracht met het lokaal verkeersbeleid en het ruimtelijk beleid. In dit kader wordt in deze beleidsperiode gewerkt aan de volgende opgaven: • Besluit Omgevingslawaai: inzicht in de akoestische situatie (verkeers- en industrielawaai) uitgedrukt in kaartbeelden en aantal gehinderden. • Ontwikkeling gebiedsgericht geluidbeleid, waarbij de akoestische kwaliteit afhankelijk wordt gesteld van de typologie van het betreffende gebied. Via een gebiedsgerichte benadering is het mogelijk de gewenste situatie, afgestemd op de daar aanwezige functies, te differentiëren. Aangesloten wordt bij de in 2000 vastgestelde Nota Milieutypologie. • Beleid ten aanzien van hogere grenswaarden. Uitgangspunt bij het aanvragen van hogere grenswaarden wordt het verlenen van een bij de typologie van een gebied passende waarde, waarbij geen hogere waarden dan 70 dB(A) worden aangevraagd. Verder geldt dat een hogere waarde pas aangevraagd mag worden nadat alle mogelijke bronmaatregelen, o.a. het toepassen van 'stille' wegdekken, zijn onderzocht en afgewogen. • Beleid ten aanzien van geluidsgevoelige bestemmingen. Bij geluidsgevoelige bestemmingen met een hogere geluidbelasting dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt naast een toets op de gevelbelasting eveneens getoetst op het binnenniveau. Deze systematiek leidt in beginsel tot een acceptabel akoestisch klimaat in een geluidsgevoelige bestemming. Buiten de woning hoeft dit niet het geval te zijn. Met een goede ruimtelijke vormgeving kan ten minste een gevel van een nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemming voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de geluidsluwe gevel (Wgh). Om enerzijds het akoestisch woon- en leefklimaat in Dordrecht te verbeteren en anderzijds de economische ontwikkeling van de stad mogelijk te maken wordt de komende tijd ingezet op: •
Een plan van aanpak voor gezoneerde industriegebieden (Zeehavengebied e.o. en de Staart) gericht op het in evenwicht brengen van de fysieke ruimte en de geluidruimte. Het gaat hierbij om een combinatie van een stelsel van actief zone beheer, modelaanpassingen, maatregelen bij bedrijven en ruimtelijk- en economisch beleid. Het beleid voor het project revitalisering Zeehaventerrein moet in dit kader als een eerste stap gezien worden. In samenhang met de ideeën over modelaanpassingen zal eveneens getracht worden de handreiking industrielawaai zodanig aangepast te krijgen dat enige specifiek gewenste aanpassingen ook mogelijk worden
31
•
Beleid voor niet gezoneerde industrieterreinen. Per terrein wordt een akoestisch emissieplafond vastgesteld waar de gezamenlijke bedrijven niet bovenuit mogen komen. Dit geeft een betere bescherming aan (bestaande) woningen die door het industrieterrein belast worden en geeft tegelijkertijd zekerheid aan bedrijven waaraan ze moeten voldoen. Op dit moment is zo'n bescherming er niet omdat het niet gangbaar is om de cumulatieve geluidbelasting (van alle bedrijven samen) te bepalen.
Beslispunten • • • •
4.6
De hoogte van de aangevraagde hogere grenswaarden wordt afhankelijk gesteld van de typologie van het gebied. Bij nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen dient één gevel te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder (geluidluwe gevel). Bij niet gezoneerde industrieterreinen wordt een akoestisch plafond toegepast. Er dient een plan van aanpak te komen voor gezoneerde industriegebieden, gericht op het in evenwicht brengen van fysieke ruimte en de geluidruimte.
Externe veiligheid
Inleiding De ligging van Dordrecht, omsloten door infrastructuur (A16, N3, Spoor en water) maakt van Dordrecht één van de 15 meest risicovolle gemeenten in Nederland. Steeds vaker is er sprake van spanning tussen ruimtelijke ambities en externe veiligheidseisen. De vraag welke risico's de gemeente accepteert, is, door de ramp in Enschede, opnieuw actueel geworden. Waarbij moet worden opgemerkt dat de risicoloze maatschappij niet tot stand kan worden gebracht. De veiligheidsproblematiek is niet uniek voor Dordrecht maar speelt in heel Nederland. De raad voor Verkeer en Waterstaat en de VROM-raad hebben hierop ingespeeld door in het gezamenlijk advies "Verantwoorde risico's veilige ruimte" voorstellen te doen over de omgang van spanningen tussen ruimtelijk beleid, economisch beleid en het veiligheidsbeleid. Het advies gaat uit van een aanpak van de veiligheidsproblematiek op een drietal schaalniveau 's: • bronnen in ketens (betreft chloor, ammoniak en LPG); • transport in netwerken; 11 veiligheid op locatie. Het kabinet onderschrijft in hoofdlijnen dit advies. De in het advies genoemde uitgangspunten sluiten aan bij de hoofddoelstelling van het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4): het op een acceptabel niveau hebben en houden van de veiligheid van (groepen) personen, die niets met de activiteit van doen hebben, in de omgeving van de risico-opleverende activiteit. En de hierin aangekondigde contouren van een vernieuwd extern veiligheidsbeleid, dat bestaat uit de volgende 'nieuwe' elementen: 1 Wettelijk verankeren van het plaatsgebonden risico. • Opheffen onderscheid 'nieuwe' en 'bestaande' situaties. • Groepsrisico afwegen tegen maatschappelijk belang. • Registratieplicht en informatievoorziening over risico's. Naast het continueren van het bestaande beleid wordt in dit beleidsplan ingespeeld op dit nieuw, door het Rijk geïnitieerde, externe veiligheidsbeleid met onder meer aandacht voor het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, de verantwoordingsplicht groepsrisico en de registratieplicht voor risicovolle activiteiten.
32
Doelstellingen
Algemene doelstelling (uit: Integraal Veiligheidsprogramma): het voorkomen, reduceren en beheersen van externe veiligheidsrisico's: • Geen nieuwbouw binnen de 10-6 contour plaatsgebonden risico (industrie/infrastructuur); • Geen nieuwe industriële activiteiten/nieuwe infrastructuur wanneer binnen de beoogde 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico gevoelige bestemmingen zijn gesitueerd; • Uitvoeren veiligheidsverbeterende maatregelen aan en rondom het spoor; • Vergunningverlening en handhaving industriële activiteiten op een adequaat niveau van uitvoering.
Inzet Externe Veiligheid 2005-2010 Het extern veiligheidsbeleid volgt een drietal lijnen: 1. Het voorkomen van nieuwe knelpunten; 2. Het oplossen van bestaande knelpunten; 3. Het communiceren óver veiligheid. Voorkomen nieuwe knelpunten • Toepassen toetsingskader externe veiligheid In 2004 heeft de gemeenteraad het Toetsingskader Externe Veiligheid Spoorzone Dordrecht Zwijndrecht vastgesteld. Het structureel toepassen van dit toetsingskader geeft externe veiligheid een volwaardige plaats in de stedelijke ontwikkeling waardoor het ontstaan van nieuwe knelpunten op het gebied van externe veiligheid kan worden voorkomen. •
Ontwikkeling stedelijk planoverschrijdend risicobeleid ter aanvulling van het toetsingskader externe veiligheid De door de provincie Zuid Holland gehanteerde CHAMP methodiek en het hierboven genoemde toetsingskader zijn goed bruikbaar als het gaat om beoordeling van een individueel plan maar gaanvoorbij aan een beoordeling op een hoger schaalniveau. Anders gezegd, de verantwoordingsplicht gaat voorbij aan de vraag hoeveel risico een gemeente wil accepteren en aan een de vraag of normdifferentiatie mogelijk is. Het beantwoorden van deze vragen is niet eenvoudig maar vormt, indien beantwoord een duidelijke versterking van de verantwoordingsplicht. Er zal een beleidsdocument opgesteld worden met hierin een brede visie op externe veiligheid, rampenbestrijding, ruimtelijke ordening en de onderlinge relatie tussen deze beleidsvelden. • Beleidsbeïnvloeding Landelijk vindt er op het gebied van externe veiligheid een aantal ontwikkelingen plaats. Zo denkt het ministerie van Verkeer & Waterstaat na over het ontwikkelen van een basisnet voor het transport van gevaarlijke stoffen. Dordrecht zal door zitting te nemen in stuur- en werkgroepen de resultaten van deze landelijke ontwikkelingen trachten, op een voor haar gunstige wijze, te beïnvloeden. • Bedrijven. Vergunningverlening en handhaving zijn voor de overheid de instrumenten om risico's, veroorzaakt door bedrijven, te beheersen en te beheren. Ook in deze beleidsperiode zal dit 'beheer' de nodige aandacht vragen. Op het gebied van veiligheid is een beleidsuitgangspunt dat zowel vergunningverlening als handhaving op een adequaat niveau worden uitgevoerd. Dit wil zeggen dat veiligheidsgerelateerde milieuvergunningen actueel zijn, de bedrijven conform de
33
vastgestelde frequente systematiek worden gecontroleerd en er een actueel overzicht wordt bijgehouden van de in het BLEVI en Vuurwerkbesluit genoemde relevante zones. Oplossen van bestaande knelpunten • Herstructurering. Stedelijke ontwikkeling is een continu proces. In de komende jaren is er een grootschalige herstructurering van Dordt-West (Krispijn, Wielwijk en Crabbehof) voorzien. Ook wordt er gewerkt aan de herstructurering van de industriegebieden. Geplande grootschalige ingrepen geven de mogelijkheid om, met behulp van het toetsingskader externe veiligheid, een aantal knelpunten op het gebied van externe veiligheid op te lossen dan wel verbeteringen in de veiligheidssituatie aan te brengen. • Spoormaatregelen. Uit de Veiligheidsstudie Spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht blijkt dat bronmaatregelen noodzakelijk zijn om verbetering aan te brengen in de veiligheidssituatie van het spoor. Oplossingsrichtingen zijn ondertunneling van de Laan der VN, het nemen van maatregelen rondom het spoor ter verbetering van de inzetbaarheid van de hulpverleningsdiensten en de beheersbaarheid van een incident. Om de veiligheidssituatie daadwerkelijk te verbeteren is net als in de afgelopen beleidsperiode intensief overleg met de ministeries van VROM en V&W noodzakelijk.
• N3. In maart en april 2003 is in opdracht van de provincie Zuid-Holland een onderzoek gedaan naar het vervoer van gevaarlijke stoffen op de N3. Uit dit onderzoek bleek dat op grond van de ongevalstatistiek de N3 een hogere uitstroomfrequentie te kennen dan standaard. Met andere woorden, de N3 is minder veilig dan een autosnelweg. In de periode 2005-2010 zal worden bezien of het mogelijk is veiligheidsverhogende maatregelen aan de N3 te treffen. Dit onderwerp heeft een nauwe relatie met het Mobiliteitsplan Dordrecht. Communicatie • Risicocommunicatie. Informatieverschaffing naar de bevolking (inwoners, bedrijven, huishoudens) over rampen, zware ongevallen en externe veiligheid is een taak van de lokale overheid. Communicatie over dit onderwerp is niet eenvoudig omdat in het dagelijkse leven risico meer als een gevoel dan als een getal wordt ervaren. Sleutelwoorden in het communiceren over risico's zijn openheid en betrouwbaarheid. Het formele kader voor de communicatie voorafgaand en tijdens rampen is het "Besluit informatie inzake rampen" (BIR) uit 1999. In deze beleidsperiode zal aan deze algemene risicocommunicatie de nodige aandacht moeten worden geschonken. Ook gebiedsspecifieke risicocommunicatie is van belang, bij (in uitvoering zijnde) projecten waarbij externe veiligheid van belang is (Leerpark, Gezondheidspark), zal met toekomstige gebruikers/bewoners over specifieke risicoaspecten moeten worden gecommuniceerd. Op deze wijze is het mogelijk de zelfredzaamheid van gebruikers/bewoners in een gebied te vergroten. • Beleidsgroep fysieke veiligheid. De gemeente heeft ten aanzien van het thema externe veiligheid diverse rollen die door verschillende sectoren en diensten binnen de gemeentelijke organisatie worden uitgevoerd. Ook het Rijk en de Provincie Zuid-Holland hebben een rol bij het formuleren van het externe veiligheidsbeleid. De vele actoren die zich bezighouden met externe veiligheid maken het noodzakelijk dat er op regelmatige basis afstemming over dit onderwerp plaatsvindt. In Dordrecht vindt dit overleg plaats in de beleidsgroep fysieke veiligheid waarin voor de diverse spelers op het gebeid van (externe) veiligheid een rol is weggelegd. Voor de naaste toekomst is de plaats en rol van de op te richten veiligheidsregio evenzeer van belang.
Beslispunten •
Het opstellen van een beleidsdocument externe veiligheid met hierin de volgende elementen: o gebiedsgericht veiligheidsbeleid (normdifferentiatie voor groepsrisico); o risicoruimte voor industriële- en transport activiteiten (ruimtelijke scheiding);
34
o
•
4.7
de mogelijkheid compenserende maatregelen elders te treffen (stedelijk veiligheidsniveau); o een vastgesteld gemeentelijk instrumentarium voor het bepalen van dichtheden (aantal personen). Het opzetten van gebiedsspecifieke risicocommunicatie gericht op het verbeteren van de zelfredzaamheid van bewoners en gebruikers ten behoeve van de huidige/toekomstige gebruikers en/of bewoners in de omgeving van risicovolle transportroutes.
Groen en Ecologie
Inleiding Een goede balans tussen rood (stedelijke ontwikkeling) en groen maakt de stad levendig en geeft kwaliteit aan de omgeving. Bovendien draagt het bij aan het welbevinden van mensen, zij voelen zich goed bij groen. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid, maar ook om de kwaliteit en de bereikbaarheid ervan.
Ter illustratie: De hoeveelheid openbaar groen, inclusief sportvelden (binnen 500 meter vanaf woning) is gemiddeld 90 m2 per woning, de richtwaarde bedraagt 75m2 (nota Ruimte). Vooral de Binnenstad scoort slecht en voldoet niet aan de richtwaarde (uit: Groen in de Drechtsteden, januari 2005). NB. Echter gezien het karakter van de Binnenstad en de ruimtelijke onmogelijkheden, zijn er geen plannen om het groenareaal in deze wijk te vergroten.
Het beleid over groen en ecologie is vooral gericht op de totstandkoming van aantrekkelijke, samenhangende structuren in en om de stad. Aandachtspunt hierbij is de balans tussen stedelijke ontwikkeling (rood) en groen. Groen dient in ruimtelijke projecten, zoals bij de herstructuring Dordt-West, een integraal onderdeel te zijn van de ontwerpopgave, niet alleen voor het plangebied zelf maar ook voor de omgeving. Hierbij is niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit, de bereikbaarheid, de toegankelijk en de beleving van inwoners van belang. Een samenhangend gemeentelijk beleid ontbreekt echter tot nu toe. De basis van het groenbeleid is vastgelegd in de Nota "Dordrecht Kleurrijk Groen" (1995) en in het beleidsplan 'Stedelijke Ecologische Structuur' (SES) in 1997. Grotere diversiteit en meer natuur in de stad zijn de belangrijkste doelen. In 1999 is ten behoeve van de ecologische structuur een visie opgesteld voor de Dordwijkzone. Met het Stedelijk Waterplan van Dordrecht, waarbij het zoekgebied voor waterberging voor een deel is gelegen in de Dordwijkzone, is de integratieslag gemaakt tussen de groene en blauwe (water) structuren. Deze visie heeft inmiddels geresulteerd in een aantal maatregelen. Zo is onder de Randweg een faunapassage aangelegd en zijn natuurvriendelijke oevers aangebracht nabij het Molenvliet. De verdere realisatie van het SES is beschreven in een uitvoeringsprogramma 2005-2010. Vanaf 2002 zijn activiteiten in gang gezet om de aantrekkelijkheid en de kwaliteit van de openbare ruimte te vergroten. In 2003 is in het uitvoeringsprogramma "Dordrecht Kleurrijk Groen" vastgelegd. Daarin is aangegeven op welke onderdelen (extra) wordt ingezet. Het betreft onder andere meer kleur aanbrengen in het groen, een betere verzorging van het groen (zoals snoeien van beplanting en grasmaaien) en communicatie. Bij de aanpak is aangesloten op dat wat bewoners belangrijk vinden, bron hiervoor is het 'Klanttevredenheidsonderzoek groen' uit 2003. Daarnaast zijn nota's opgesteld over het speelbeleid, het hondenbeleid en de onkruidbestrijding op verharding.
35
Sinds 2003 wordt gewerkt aan een stadsbrede aanpak volgens de nota 'Onkruid vergaat niet'. Begin 2005 is deze aanpak onkruid geëvalueerd en besloten is om deze werkwijze structureel te hanteren zonder gebruik van chemische middelen. Voor de structuur om de stad is in 1994 het Strategisch Groen Project 'Eiland van Dordrecht' (SGP) gestart. Uitgangspunt daarbij was de herinrichting van het buitengebied t.b.v. natuur, landschap, recreatie en landbouw. Het project heeft in verband met de discussie over ruimte voor de rivier stilgelegen. Ondertussen is het karakter, de functie en het aanzien van het platteland sterk aan het veranderen. De veranderende rol wordt onderschreven in de nota Agenda voor een Vitaal Platteland. Het Rijk wil ruimte geven aan initiatiefnemers en de landbouw gerichter ondersteunen in de beheer/ontwikkelfunctie van natuur, landschap en recreatie. Gelukkig heeft de vertraging van het SGP geen gevolgen gehad voor de natuurontwikkeling in de Sliedrechtse Biesbosch. Hier is 500 ha aan het areaal natuur toegevoegd.
Doelstellingen Groen om de stad (uit SGP): 1150 ha natuurontwikkeling, reservaatgebied en randstadgroen/bos; 1150 ha blijvende landbouw. Doestelling wordt mogelijk herzien in het kader van actualisatie SGP. Groen in de stad: aanleg van 26.000 m2 openbaar grootschalig groen in de Dordwijkzone conform het Beleidsplan SES.
Inzet Groen en Ecologie 2005-2010 Het beleid ten aanzien van groen in en om de stad is gericht op het doorontwikkelen van de bestaande opgaven aan de hand van de begrippen samenhang (zowel functioneel als met de omgeving), verwevenheid, bereikbaarheid en balans. Algemeen Stedelijke ontwikkelingen (de rode opgaven) moeten worden uitgevoerd conform de rood/groenbalans. Hierin moet onder meer aandacht zijn voor de richtwaarde voor openbaar groen van 75 m2 per woning. Daarnaast is de gewenste bereikbaarheid van groen binnen een afstand 500 meter van een woning van belang, maar ook de kwaliteit van het groen. Andere criteria die aandacht verdienen zijn toegankelijkheid en een goede bereikbaarheid. Al deze elementen vragen om een samenhangend gemeentelijk beleid dat als kader kan dienen bij ontwerpopgaven. Verder wordt in het kader van milieu en wonen ingezet op differentiatie per woonmilieu. Groen in de stad In de afgelopen jaren zijn diverse programmaonderdelen van 'Dordrecht Kleurrijk Groen' uitgewerkt in uitvoeringsprogramma's, zoals vermeld bij de inleiding. Met betrekking tot de vastgestelde nota's over het speelbeleid, het hondenbeleid en de onkruidbestrijding op verharding wordt de komende jaren gewerkt aan verdere uitwerking en uitvoering. Daarnaast wordt een Parkennota opgesteld. Deze verschijnt in 2005. Aanleiding hiervoor is een aantal trends en ontwikkelingen waarop de gemeente anticipeert. Zo bestaat er, in tegenstelling tot de jaren '80 toen alles dicht werd beplant, meer behoefte aan openheid in het groen en zal een diversiteit in functies plaatsvinden. Stedelijke parken zullen meer met de omgeving 'meebewegen'. Een voorbeeld hiervan is de invloed van de ontwikkeling van het Leerpark en het Gezondheidspark op
36
het Overkamppark. Een ander voorbeeld is het Sterrenburgpark wat in 2004 al gedeeltelijk is heringericht. Na vaststelling van de nota omvat de uitwerking en uitvoering een periode van circa 10 jaar. Om de stad Het Landinrichtingsproject is door de discussie over de rivierverruiming vertraagd. In 2005 is het project SGP herstart. De Dienst Landelijk Gebied heeft hiervoor een nieuwe opdracht van de provincie gekregen. Input voor de hernieuwde opdracht zijn de afspraken op Zuidvleugelniveau over de Groen in en om de stad(GIOS)- opgaven en de gebiedsbescherming conform de Habitaten Vogelrichtlijnen. Ook krijgt de veranderende rol van overheden en derden in de ontwikkeling van natuur en recreatie een plaats (nota Agenda voor een Vitaal Platteland). Gezien het belang voor Dordrecht is het voor de gemeente zaak een actieve rol in de ontwikkelingen van het buitengebied te spelen. Hierbij gaat het niet alleen om de totstandkoming, maar ook om de planologische uitwerking in bestemmingsplannen. Voor 2013 dient het Landinrichtingsproject gerealiseerd te zijn. In dat jaar eindigt ook de bijdrage van het Rijk.
4.8
Klimaat
Inleiding De Verenigde Naties hebben in 1992 het initiatief genomen tot de eerste klimaatconferentie in Rio de Janeiro (Brazilië). In het toen afgesloten klimaatverdrag is vastgelegd dat de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer gestabiliseerd moeten worden tot een 'veilig niveau'. Naar aanleiding hiervan is in Kyoto (Japan, 1997) het zogenaamde Kyoto protocol opgesteld waarbij de volgende bescheiden doelstelling is geformuleerd: de industrielanden reduceren hun emissie van broeikasgassen met 5% in 2010 ten opzichte van 1990. De Europese Unie (EU) heeft het Kyoto protocol officieel bekrachtigd en in een bindende beschikking is vastgelegd dat de leden van de EU gehouden zijn aan de inhoud van het Kyoto protocol. Voor Nederland betekent het Kyoto protocol een emissiereductie van 6%. Het Rijk is niet in staat de 6% op eigen kracht te bewerkstelligen. Samenwerking met gemeenten en provincie is daarvoor onontbeerlijk. Het Rijk, de VNG en het IPO hebben afgesproken dat gemeenten en provincies zich meer gaan inzetten voor de reductie van broeikasgassen. Dit is vastgelegd in het 'bestuursakkoord nieuwe stijl (BANS)-klimaatconvenant' (18 maart 2002). De Gemeente Dordrecht voert sinds 1994 een klimaatbeleid gericht op het zuinig omgaan met energie. Mede naar aanleiding van het klimaatconvenant heeft de raad in 2004 de nota Klimaatbeleid 2004-2007 vastgesteld. Het doel van de nota is een bijdrage te leveren aan het bereiken van de Kyoto-doelstelling. De nota klimaatbeleid 2004-2007 richt zich op de volgende vier thema's: gemeentelijke gebouwen en voorzieningen woningbouw bedrijven duurzame energie
37
Doelstellingen Het zuinig omgaan met fossiele energiebronnen en het stimuleren van de toepassing van duurzame energiebronnen. In de nota Klimaatbeleid zijn per thema doelstellingen geformuleerd die uiterlijk in 2007 gerealiseerd dienen te zijn.
Inzet Klimaat 2005-2010 In deze periode ligt het accent op het uitvoeren van de nota klimaatbeleid 2004-2007. De nota bevat een meerjaren uitvoeringsprogramma waarin de activiteiten zijn opgenomen. De inzet is er op gericht om van Dordrecht een 'klimaatbewuste gemeente' te maken door onder meer: • de bewustwording vergroten. In dat kader past het project 'Met Nieuwe Energie' van het Weizigt Natuur- en Milieucentrum; • werk te maken van de voorbeeldfunctie van de gemeente: inkoop groene stroom en het treffen van energiebesparende maatregelen in gemeentelijke gebouwen; • het stimuleren van energiezuinig bouwen en kleinschalige toepassingen van duurzame energiebronnen, zoals zonnepanelen; • samen te werken met partijen als woningbouwcorporaties, scholen en het bedrijfsleven; • stimuleren van grootschalige opwekking van duurzame energie. Na afloop van de BANS-periode (na 2007) zal de uitvoering van het klimaatbeleid een structureel vervolg moeten krijgen. De evaluatie van de nota Klimaatbeleid zal mede de inzet voor de periode 2008-2010 bepalen. In de nota klimaatbeleid is vastgesteld dat grootschalige windenergie met een investering van 7 eurocent per bespaarde mega joule de meest kostenefficiënte methode is voor de opwekking van duurzame energie. De inzet vanuit het milieubeleid is er dan ook op gericht, indien dit ruimtelijk mogelijk is, het plaatsen van windmolens te realiseren.
Beslispunten • 4.9
In deze beleidsperiode een besluit te nemen over de plaatsing van windmolens. Afval
Inleiding Dordrecht werkt sinds de in 2001 opgestelde Nota Afvalbeleid 2001-2005 aan meer afvalscheiding, betere inzamelvoorzieningen, een schone straat en efficiënter werken. De bijdrage aan het realiseren van de landelijke doelstellingen voor het afvalbeleid liggen vooral op het gebied van het aan de bron scheiden van huishoudelijk afval. In de afgelopen jaren is ingezet op een aantal basisvoorzieningen ten behoeve van de beleidsontwikkeling. Zo is een jaarlijkse monitoring gerealiseerd en worden structureel sorteeranalyses van het restafval uitgevoerd. Verder is structurele capaciteit voor afvalcommunicatie gerealiseerd en zijn diverse verbetermogelijkheden voor de inzameling onderzocht. Het verbeteren van de inzamelvoorzieningen was in de vorige Nota Milieubeleid geen
38
gekwantificeerde doelstelling. Inmiddels voert de gemeente een jaarlijks afvalmonitor uit. Dat gebeurt conform een landelijke systematiek, waarbij ook het voorzieningenniveau wordt gemeten. Daarbij kunnen punten worden behaald op een schaal van 100. Op de lijst valt wel een en ander af te dingen, het is een mix van voorzieningen voor alle gemeenten, van klein tot groot. Er worden daarmee punten toegekend aan voorzieningen die in Dordrecht niet aan de orde zijn of zullen komen. Voordeel van de lijst is wel dat het inzamelniveau meetbaar en vergelijkbaar wordt. Om die reden is de doelstelling gekwantificeerd en bescheiden gehouden. In de periode tot 2005 zijn de inzamelvoorzieningen voor glas en textiel aangepakt, of is daarmee gestart. Voor de periode 2005-2010 zijn verbeteringen bij de inzameling van papier en grof huishoudelijk afval van belang. Daarbij dient te worden aangetekend dat met de daadwerkelijke verbetering van voorzieningen pas in 2005 wordt gestart. Het verbeteren van de scheidingsresultaten blijft ook voor de periode 2005-2010 één van de hoofddoelen. Ook de overige doelen zijn nog actueel. Zo mogelijk zullen ze wel gekwantificeerd moeten worden. Uit monitoring blijkt dat scheidingsresultaten in Dordrecht achterblijven bij de landelijke doelstellingen. Zo is in 2004 een scheidingsresultaat bereikt van 35%. Van al het huishoudelijk afval is 35% aan de bron gescheiden ingezameld. Het Rijksbeleid mikt voor stedelijke gemeenten zoals Dordrecht op een scheidingsresultaat van 53% in 2007. Het verschil is te groot om de 53% in 2007 te realiseren, tenzij drastische maatregelen (en investeringen) worden genomen. De afgelopen jaren is juist gewerkt aan de voorbereiding van verbetermaatregelen. Gekoppeld aan de beleidsnota wordt een meerjarenprogramma voor afvalinzameling opgesteld. Dat programma loopt tot 2010. De doelstelling en de inschatting is dat met de uitvoering van dat programma de scheidingsdoelstelling van 53% in 2010 is te realiseren.
Afval is in 2004 geplaatst onder het thema schoon en valt daarmee onder één van de drie hoofdambities van het college: Schoon, Heel & Veilig/Fleurig. In de communicatie is de boodschap: Dordrecht, een mooie stad om schoon te houden. Afval scheiden is daarbij net zo belangrijk als het "samen" schoonhouden van de stad. Goede voorzieningen horen bij beide.
Doelstellingen De algemene doelstellingen van het afvalbeleid zijn: het beperken van het ontstaan van afvalstoffen en het beperken van de milieudruk door het beheer van de afvalstoffen die toch ontstaan. Kort gezegd gaat het om preventie en nuttige toepassing. Rijk: In 2007 moet conform het landelijk afvalbeheerplan in Dordrecht 53% van het huishoudelijk afval aan de bron gescheiden worden. Dordrecht: in 2010 is 53% van het huishoudelijk afval aan de bron gescheiden. In 2010 wordt 65% van de te behalen punten voor het voorzieningenniveau behaald conform de landelijke monitoringssystematiek. De maatregelen ten behoeve van de bovenstaande doelstellingen dragen bij aan een schone straat. Voor 2010 is bij 30% van de bedrijven het preventiepotentieel onderzocht.
Inzet Afval 2005-2010 • Voor het behalen van de doelstellingen wordt in 2005 een Meerjarenprogramma 20052010 opgesteld. • Met de inzet op bovenstaande doelstellingen dient de afvalinzameling en verwerking
39
betaalbaar te blijven. Een efficiënte inzameling is daarbij van groot belang. De verwachting voor de periode 2005-2010 is dat de ontwikkeling van toenemende mechanisatie en vermindering van (zware) arbeid wordt voortgezet. Deze ontwikkeling is terug te vinden in het nog op te stellen meerjarenprogramma. Los van efficiënt werken zal het verder verbeteren van de inzamelvoorzieningen hier en daar forse investeringen vragen, die niet altijd door bijvoorbeeld vermeden verbindingskosten voor restafval zullen worden gecompenseerd. Aan de hand van het meerjarenprogramma zal een besluit genomen moeten worden over de betaalbaarheid van de voorgestelde maatregelen. • Inzet van communicatiemiddelen ter ondersteuning van de uitvoering van het meerjarenprogramma en om afvalpreventie en -scheiding bij huishoudens op de agenda te krijgen en bewustwording in gang te zetten. Indien mogelijk aanhaken bij landelijke ontwikkelingen of campagnes. • Het thema "Afvalpreventie en nuttige toepassing van afvalstoffen" bij bedrijven wordt meegenomen in het project Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. • Het hanteren van het programma "Gescheiden inzamelen van bedrijfsafval" (GIBA) van het Afval Overlegorgaan (AOO) bij zowel vergunningverlening als behandeling van meldingen ex artikel 8.40. De voorschriften maken daarbij standaard onderdeel uit van de reguliere controles en de handhaving. • De maatregelen in het op te stellen meerjarenprogramma dienen als geheel bij te dragen aan een schone straat.
Beslispunten • • • •
Het Rijk schrijft voor dat in Dordrecht in 2007 53% van het afval aan de bron gescheiden wordt. Voorgesteld wordt de doelstelling over te nemen voor 2010. Voorgesteld wordt in te zetten op het verbeteren van het voorzieningenniveau tot een score van 65% van de landelijke monitoringssystematiek. Over de betaalbaarheid van de afvalinzameling tot 2010 wordt aan de hand van het meerjarenprogramma afvalinzameling 2005-2010 een besluit genomen. Voorgesteld wordt om als onderdeel van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in de periode tot 2010 bij 30% van de bedrijven het preventiepotentieel te hebben onderzocht
4.10 Water Inleiding Het Stedelijk Waterplan Dordrecht is een gezamenlijk beleidsplan van de waterbeheerders van Dordrecht: de gemeente Dordrecht en het Waterschap Hollandse Delta (voorheen het waterschap De Groote Waard en het zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden). Het waterplan gaat grotendeels over het oppervlaktewater in de stad, 'het water buiten'. Riolering en de afvalwaterzuiveringsinstallatie worden meegenomen voor zover er een relatie bestaat met het oppervlaktewater (bijvoorbeeld door overstortingen). Voor het grondwater is een aparte nota opgesteld: de nota Aanpak Grondwaterproblemen. Het Stedelijk waterplan Dordrecht bestaat uit drie delen: de Verkenningennota, de Visienota en het maatregelenplan 2003-2007. Uit de verkenningennota, dat onderdeel uitmaakt van het Stedelijk Waterplan Dordrecht blijkt dat In het stedelijk gebied van Dordrecht onvoldoende water wordt vastgehouden en geborgen en de oppervlaktewaterkwaliteit in Dordrecht niet voldoet aan de normen. Verder wordt geconstateerd dat, hoewel water van nature een belangrijke rol vervult, thans de rol van het water beperkt is en van de traditie van Dordrecht aan het water weinig (meer) te zien is. De ruimtelijke ontwikkelingen van de afgelopen eeuw hebben over het algemeen wel knelpunten opgeleverd maar er zijn weinig kansen benut.
40
Doelstellingen De visienota geeft het streefbeeld voor het water in Dordrecht op de lange termijn (tot ca. 2050). Op basis hiervan zijn de volgende doelstellingen geformuleerd. •
Water vasthouden en bergen
Bij nieuwe bebouwing wordt schoon regenwater van (ongeveer) 60% van de verharde oppervlakken in de bodem of direct op oppervlaktewater geloosd. Overig regenwater is aangesloten op een verbeterd gescheiden regenwaterriool. Bij bestaande bebouwing gaat schoon regenwater van 40% van de verharding die thans is aangesloten op de gemengde riolering in de bodem of direct op oppervlaktewater lozen. Voor de invulling van de wateropgave zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) werknormen geformuleerd. Het NBW is op 2 juli 2003 ondertekend en bevat afspraken over veiligheid en wateroverlast. De normen zijn uitgedrukt in de kans dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt. Als landelijke norm is voorgesteld dat inundatie (onderwater lopen) van bebouwd gebied niet vaker mag voorkomen dan eens in de 100 jaar. Wateroverlast in stedelijk gebied hoeft niet alleen te worden veroorzaakt door het overlopen van het maaiveld vanuit het oppervlaktewater maar kan zeker ook ontstaan door een samenloop van omstandigheden in de werking riolering en oppervlaktewater. In het stedelijk gebied is vooral een directe relatie tussen het functioneren van het watersysteem en de riolering. Voor het functioneren van trage watersystemen zijn langdurige natte perioden vaak maatgevend waarbij het gaat om het bergen van water. Bij het functioneren van de riolering gaat het meer om het afvoeren van korte hevige onweerbuien. Het hanteren van de NBW werknorm voor stedelijk gebied dekt daarom slechts voor een deel de problematiek van mogelijke wateroverlast. In het waterplan is om die reden een extra norm geformuleerd. Geen water op straat door onvoldoende afvoercapaciteit in de riolering bij een bui met een herhalingstijd van 1 jaar. Dit komt voor het oppervlaktewater neer op een maximale peilstijging van 0.25 m vanwege de drempelhoogtes van overstorten in de riolering. Op het moment loopt een watersysteemstudie die een integrale beoordeling van riolering en oppervlaktewatersysteem onderzoekt. De aandacht is daarbij gericht op een breed inzicht in het functioneren van het gehele systeem. Hierin zullen zowel de riolering als oppervlaktewater worden beschouwd. De beoordeling van het functioneren van het gecombineerde systeem is hoofdzakelijk gebaseerd op modelberekeningen. Hiermee kan bepaalt worden wanneer het gecombineerde systeem faalt, uitgedrukt in water op straat en of inundatie, en welke maatregelen nodig zijn om dit te voorkomen. Deze studie zal eind 2005 worden afgerond. •
Schoon oppervlaktewater en gezonde flora en fauna
Het oppervlaktewater en de waterbodem zijn schoon en voldoen aan de landelijk vastgestelde streefwaarde. De riolering voldoet daartoe aan het waterkwaliteitsspoor. De watergangen hebben voldoende diepte (o.a. voor schuilplaatsen voor vis) en op de bodem van de watergangen ligt weinig bagger. De meeste watergangen hebben tenminste één natuurvriendelijk ingerichte oever en bomen zijn goed ingepast zodat er sprake is van toelaatbare bladval en schaduwwerking. De stedelijke ecologische structuur voor watergebonden ecologie is gerealiseerd en er zijn geen onoverkomelijke barrières meer voor flora en fauna. Locaties met een bijzondere natuurwaarde zijn beschermd.
41
•
Water en ruimtelijke ontwikkeling versterken elkaar
Alle hoofdwatergangen zijn ingericht conform een specifieke watertypering (natte dijkvoet, kil, rietkraag, stedelijke vaart of singel, park). Hierdoor versterken water en ruimtelijke ontwikkeling elkaar (weer). De visiekaart geeft de watertyperingen weer.
Inzet Water 2005-2010 Uitvoering Maatregelenplan 2003 - 2007 Dit maatregelenplan geeft de maatregelen voor de periode 2003-2007 weer. Op basis van de lange termijn visie voor 2050 is, samen met het waterschap, de volgende korte termijn strategie geformuleerd: • Kennis vergaren en uitdragen. Hierbij speciaal aandacht besteden aan het creëren van draagvlak en begrip bij alle bij de ruimtelijke planvorming betrokken partijen én bij inwoners. • Inspelen op kansen bij ruimtelijke ontwikkelingen voor het creëren van meer wateroppervlak. Tegelijkertijd wordt de opgave voor het creëren van extra wateroppervlak nader uitgewerkt: o De normering voor 'droge voeten' wordt nader uitgewerkt, ook op basis van het Nationaal Bestuursakkoord Water. o Het totaal van open water en riolering wordt vervolgens geoptimaliseerd. Hierbij wordt gewerkt met de bergingseenheid met daarin onder meer de wijken Wielwijk en Sterrenburg als pilot. Nadat de resultaten hiervan zijn verwerkt in een waterstructuurplan voor de stad, zal een meer sturende strategie worden gekozen voor het creëren van meer wateroppervlak. • Meeliften met rioolvervanging voor afkoppelen van schone verharding van riolering. • Inloop van oppervlaktewater in de riolering voorkomen. • Locaties met een slechte waterkwaliteit (stank, vissterfte en botulisme) verbeteren. • Overstorten van gemengde riolering die een zeer grote negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit (classificatie 'urgent te saneren') saneren. • Locaties met een zeer matige of slechte ecologie (ZHEW-klasse IVB of V) verbeteren. • Het gebruik en de beleving van het water verbeteren. Deze korte termijn strategie heeft geresulteerd in diverse projecten die de komende 5 jaar uitgevoerd gaan worden. Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (Verbreed GRP) Aansluitend op het Stedelijk Waterplan, waarin een visie is neergelegd met betrekking tot de toekomstige structuur van het stedelijk water, zal ook een plan met een visie op het beheer van het gemeentelijk water het licht doen zien. Dit waterbeheerplan behelst de onderdelen van het watersysteem waarvan de gemeente (beoogd) beheerder is: 1. De kern wordt gevormd door het wettelijk verplichte Gemeentelijk Rioleringsplan IV: 20062010. Een evaluatie van het Gemeentelijk Rioleringsplan III: 2001-2005, maakt hiervan deel uit. 2. Het tweede onderdeel is het Gemeentelijk Afkoppelplan. Hierin is uitgewerkt hoe de komende decennia zal worden voldaan aan de in het Stedelijk Waterplan geformuleerde visie voor wat betreft het afkoppelen van hemelwater van de gemengde riolering. 3. In het derde en laatste onderdeel komt het beheer van grondwater aan de orde. Een strategie om grondwateroverlast te beperken wordt geformuleerd; reeds grotendeels uitgewerkte strategieën om grondwateronderlast te beperken (nota Aanpak Grondwaterproblemen) worden in het plan geïntegreerd. Het waterbeheerplan heeft als werktitel "Verbreed GRP" en zal bestaan uit een hoofdrapport waarin de kaders, samenhang en integratie beschreven staan, en bovenstaande drie subrapporten.
42
4.11
Duurzaam Bouwen/Maatschappelijk Duurzaam Ontwerpen
Inleiding In 1991 is Dordrecht begonnen met Duurzaam Bouwen. Dit is heel praktisch gestart met een aantal bouwkundige eisen die werden vastgelegd in de checklist Bouwen en Milieu. In de loop der jaren is de checklist verder ontwikkeld en uitgebreid naar overige gebouwen en woningrenovatie. In de checklisten wordt onderscheid gemaakt in vier ambitieniveaus: - ambitieniveau A: 'droom' - ambitieniveau B: 'wens' - ambitieniveau C: 'minimum' - ambitieniveau D: 'slecht' Gemeente Dordrecht streeft naar een gemiddelde score van niveau B over een totaal bouwplan. Bovengenoemd beleid is in 2000 vertaald in een convenant in de regio Zuid-Holland Zuid. Ondertekenaars van het convenant waren gemeenten, corporaties, architecten, ontwikkelaars en aannemers in de regio. Uit een evaluatie in 2004 blijkt echter dat nog niet de helft van de ondertekende gemeenten bezig is met duurzaam bouwen. In Dordrecht voldeed in 2004 ongeveer een kwart van de getoetste plannen aan ambitieniveau B, de rest aan ambitieniveau C. Nieuwbouw en grootschalige renovatie van woningen en overige gebouwen moet verder voldoen aan het gemeentelijke beleid 'maatschappelijk duurzaam ontwerpen' (MDO,1999). Binnen het MDO-beleid komen drie aspecten samen: - duurzaam bouwen (energie, bouwmaterialen, afval, water) - aanpasbaar bouwen (ouderen, gehandicapten) - sociaal veilig bouwen (politiekeurmerk) In 2002 is het gemeentelijke MDO-beleid voor het onderdeel woningen omgezet in 'Kwaliteitseisen Nieuwbouwwoningen Drechtsteden'.
Doelstellingen |Het ambitieniveau B voor duurzaam bouwen ook in de periode 2005-2010 handhaven^ Inzet Duurzaam Bouwen/Maatschappelijk Duurzaam Ontwerpen 2005-2010 Het ambitieniveau gaat verder dan het vereiste minimumniveau zoals dat is vastgelegd in het Bouwbesluit. Het is dan ook niet wettelijk af te dwingen. Het beleid is er op gericht: • Duurzaam Bouwen op privaatrechtelijke wijze te regelen. Dit is gemakkelijker naarmate de gemeentelijke invloed op de planvorming en realisatie groter is. Via deze weg zal eveneens getracht worden een aantal milieubelastende bouwmaterialen uit te sluiten, zoals hout zonder FSC-keurmerk, PVC en zink. • Het stimuleren van duurzaam bouwen: bouwpartijen bewust maken en inhoudelijk ondersteunen bij het realiseren van duurzame nieuwbouw- en renovatieplannen Dit sluit nauw aan bij de doelstellingen zoals die zijn geformuleerd in het hoofdstuk milieu en economie op het gebeid van maatschappelijk verantwoord ondernemen (zie hoofdstuk 3.4). In de periode 2005-2010 zullen naar verwachting in Dordrecht enkele duizenden woningen gebouwd worden. Belangrijke projecten zijn de Stadswerven, Oud-Krispijn, omgeving Admiraalsplein, Leerpark, Gezondheidspark en de Hoven. De aandacht voor duurzaam bouwen zal daarnaast gericht zijn op renovatie van bestaande bouw (bijvoorbeeld in Dordt-West). Daar waar het gaat om materiaal toepassingen in (bouw)projecten neemt Dordrecht haar voorbeeldfunctie serieus door zich aan te sluiten bij FSC-Nederland. Zij draagt daarmee uit te
43
willen meewerken aan het tegengaan van het vernietigen van oerbossen; niet alleen in de tropen, maar ook bijvoorbeeld in Rusland. Duurzaam Bouwen • Visie duurzaam bouwen Het duurzaam bouwen beleid maakt nog onvoldoende onderdeel uit van het totale bouwbeleid binnen de gemeente. Inbreng van checklisten in projecten blijkt in veel gevallen niet tot het gewenste resultaat te leiden. Een andere aanpak (bijvoorbeeld via privaat-rechtelijke afspraken) is vereist. Hierover willen we in samenwerking met maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijfsleven een visie ontwikkelen. • Instellen Duurzaamheidsprijs Het instellen van een Duurzaamheidsprijs voor het beste project kan ontwikkelaars aanmoedigen. Dordrecht is lange tijd een voorbeeldgemeente geweest op het gebied van duurzaam bouwen. Het streven is erop gericht om in 2010 weer een voorbeeldgemeente te zijn. Het uitdragen van ons beleid zal een belangrijke stimulans zijn voor corporaties en ontwikkelaars om goede duurzame projecten te realiseren. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij activiteiten zoals "met nieuwe energie" (het Weizigt NMC). De prijs zal niet zozeer een materieel maar meer een publicitair karakter bezitten.
Beslispunten • • • •
Ontwikkelen van een lange termijn visie op duurzaam bouwen, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijfsleven; Instellen van een tweejaarlijkse Duurzaamheidsprijs; In 2005 aansluiten bij FSC-Nederland en hiermee aangeven mee te werken aan de stopzetting van de vernietiging van de oerbossen; In privaatrechterlijke overeenkomsten duurzaam bouwen meenemen.
44
5
BEWUSTWORDING EN SAMENWERKING
5.1
Inleiding
'Samenwerken aan een leefbaar en duurzaam Dordt' is de ondertitel van het milieubeleidsplan. Samenwerking is nodig om de doelstellingen op het gebied van leefbaarheid en duurzaamheid te kunnen behalen: het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid! De gemeente zal door het treffen van allerlei maatregelen de leefbaarheid verbeteren en een bijdrage leveren aan een duurzame ontwikkeling, echter de inzet van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties speelt misschien nog wel een grotere rol. Immers nagenoeg iedere handeling van inwoners en bedrijven heeft direct of indirect effect op het milieu. De mate waarin inwoners en bedrijven milieu laten meewegen in hun gedragskeuzes is mede bepalend voor het succes van (gemeentelijk) milieubeleid. De doelstellingen zoals die zijn geformuleerd bij de thema's klimaat, afval, water en in een meer passieve rol externe veiligheid vormen de basis voor het de inzet in de komende jaren waarbij de inwoners en bedrijven worden aangesproken in een drietal rollen: • als betrokkene bij initiatieven, verschaffer van draagvlak; • als consument van producten en diensten; • als betrokkene bij de directe leefomgeving. Communicatie en participatie zijn belangrijke instrumenten om milieubewust handelen te stimuleren en om draagvlak te vinden voor de te nemen maatregelen. Het Weizigt NMC, onderdeel van de gemeentelijke organisatie, gaat zich hier de komende tijd nadrukkelijk op richten. Daarnaast houdt de samenwerking en de verantwoordelijkheid niet op bij de gemeentegrens van Dordrecht maar heeft deze ook zijn uitwerking op andere schaalniveau's: van lokaal tot internationaal. Gelukkig heeft Dordrecht veel contacten op het gebied van leefbaarheid en duurzaamheid en worden al op verschillende fronten de handen ineengeslagen.
5.2
Bewustwording
Het Weizigt NMC Op dit moment is communicatie (voorlichting, dialoog en participatie) naast educatie een wezenlijk instrument van het Weizigt NMC geworden. De communicatie is onder meer gericht op bewustwording en gedragsverandering bij diverse doelgroepen, niet alleen in Dordrecht, maar ook in de andere Drechtsteden. Zij doet dit door partijen bij elkaar te brengen om met elkaar kennis en inzicht over 'duurzaamheid 'op te doen en te delen met als doel zowel organisaties als inwoners andere keuzes te kunnen laten maken, keuzes die zijn gericht op een duurzame toekomst.
Een voorbeeld van een brede op duurzaamheid gerichte aanpak is het project Waterzigt op Weizigt waarmee rondom het thema water succesvol ervaring is opgedaan met het, in samenwerking met vele partners, opzetten van een project gericht op duurzaamheid. Dit project wordt de komende jaren gecontinueerd.
45
Het Weizigt NMC heeft voor de komende jaren een zestal beleidsdoelstellingen geformuleerd, te weten: 1. het stimuleren van samenwerking tussen overheid, maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijfsleven gericht op het leveren van een concrete bijdrage aan een duurzame leefomgeving. Hierbij wordt als centraal thema de klimaatverandering genomen; 2. het accent van de werkzaamheden wordt verlegd naar milieucommunicatie waarvan educatie een onderdeel uitmaakt; 3. het mede vormgeven van lokaal en regionaal milieubeleid voor de thema's water, energie, afval en natuur in de stad; 4. het inventariseren, aanpassen, ontwikkelen en promoten van educatieve producten ten behoeve van het onderwijs in Dordrecht gekoppeld aan de bovenstaande beleidsthema's; 5. het optimaliseren van bestaande publieksvoorzieningen gericht op het vervullen van een voorbeeldfunctie waaraan het publiek handelingsperspectieven kan ontlenen; 6. het doorontwikkelen van de locatie Weizigt NMC tot stedelijke ontmoetingsplek voor milieu-initiatieven. Concreet monden de bovenstaande beleidsdoelen uit in het project 'Met nieuwe energie'. In dit project staat klimaatverandering centraal. Aan de oplossing van dit probleem zal iedereen een bijdrage moeten leveren: overheden, maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijfsleven. De oplossing ligt echter niet alleen binnen het beleidsveld milieu maar er zijn eveneens economische en sociale belangen mee gemoeid. De wijze waarop Dordrecht omgaat met dit probleem is bepalend voor de leefomgeving nu en in de toekomst en niet alleen hier maar ook elders in de wereld. Klimaatverandering is de kapstok waaraan leren voor een duurzame ontwikkeling in de Drechtsteden wordt opgehangen. Naast water en energie zijn afval en natuur in de stad de onderwerpen waar het Weizigt NMC zich de komende jaren op zal richten. Deze onderwerpen sluiten nauw aan bij en ondersteunen de in deze nota opgenomen doelstellingen op het gebied van afval en groen. In dit kader zullen bestaande producten, zoals de lessen en leskisten, worden geactualiseerd.
Dordt Duurzaam Dordt Duurzaam is een reeds jaren bestaand gemeentelijk initiatief gericht op het enthousiasmeren en informeren van inwoners, milieugroepen, bedrijfsleven, ambtenaren en politici over duurzame ontwikkeling in de Dordtse praktijk. Dit wordt gedaan door het initiëren van discussies, het uitgeven van het blad Dordt Duurzaam en een internetsite gericht op duurzaamheid.
Beleidscommunicatie Beleidscommunicatie richt zich vooral op kennis, het overbrengen van de doelstellingen aan de inwoners van de stad. Openheid en transparantie in de communicatie zijn hierbij van groot belang. Het inzichtelijk maken van de plannen die Dordrecht heeft geeft vertrouwen van de stad. Dordrecht kiest voor deze benadering en gaat vervolgens een stuk verder door waar mogelijk vooraf naar 'de mening van de stad' te vragen en op integrale wijze de plannen op te stellen. Een gezamenlijke opgave De druk op de kwaliteit van het milieu heeft geleid tot het besef dat de weg naar een leefbare en duurzame toekomst vraagt om een gezamenlijke opgave. De gedachte hierbij is dat beleid waarbij bij de totstandkoming rekening is gehouden met de verwachtingen, irritaties, ideeën en opvattingen uit de stad ook een meer realistisch, efficiënter en dus ook een effectiever beleid is (bron: Ministerie van VROM). Hierdoor worden de plannen meer gewaardeerd en zal eventuele regelgeving makkelijker worden ondersteund.
46
Een gezamenlijk doel Bij de uitvoering van het milieubeleidsplan is het van belang om in de communicatie naar de stad te onderstrepen dat we een gezamenlijk doel nastreven; Een bijdrage leveren aan een leefbare en duurzame toekomst van Dordrecht. Dit kan de gemeente niet zonder de hulp van de stad. De inwoners, organisaties en het bedrijfsleven moeten bij de plannen betrokken blijven zodat er samen gewerkt wordt aan een gezond en veilig Dordrecht. We kiezen voor een pro-actieve aanpak. Alle ter beschikking staande (communicatie)middelen zullen worden ingezet om het milieubeleidsplan in haar uitvoering te ondersteunen. Uiteraard wordt per uitgewerkt thema bekeken wat en op welke manier er gecommuniceerd gaat worden; er wordt maatwerk geleverd.
5.3
Samenwerking
Lokaal De ontwikkeling van de stad heeft er belang bij dat op korte termijn oplossingen worden gevonden voor een drietal vraagstukken. Het betreft de geluidsproblematiek Zeehavengebied, luchtkwaliteit en infrastructuur en externe veiligheid en infrastructuur. Het zoeken naar de oplossingen vraag om een integrale maar ook creatieve aanpak en betrokkenheid van de overige beleidsdisciplines uit de afdeling beleid van de sector Stadsontwikkeling. Diverse sectoren, diensten en instellingen, zowel binnen als buiten de gemeentelijke organisatie, zijn dagelijks bezig met 'milieu' en 'duurzaamheid'. Naast de sectoren Stadswerken en Stadsontwikkeling betreft het onder meer de Brandweer, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, de Milieudienst Zuid-Holland Zuid, het Sociaal Geografisch Bureau en de afdeling Communicatie. Een aantal malen per jaar vindt het Breed Milieu Overleg (BMO) plaats. Tot nu toe was het overleg voornamelijk bedoeld om elkaar te informeren aan de hand van thema's of nota's; het was weinig interactief. Dit wordt de komende beleidsperiode anders. Het BMO wordt meer een denktank en klankbord voor de uitvoering van het milieubeleidsplan; er zal meer samengewerkt worden aan projecten; interactief en pro-actief zijn hierbij de kernbegrippen. Verder wordt nog nagedacht over de samenstelling van het BMO. Mogelijk dat een rol is weggelegd voor andere partijen, zoals bijvoorbeeld het Waterschap. Daarnaast gaat de gemeente de diverse doelgroepen, zoals inwoners, bedrijven en woningcorporaties stimuleren een bijdrage te leveren aan de realisatie van het milieubeleidsplan. Maar het kan ook anders. Zo hebben de ondernemersverenigingen Dordrechtse Ondernemersvereniging en Werkgevers Drechtsteden aangegeven het initiatief te nemen bij het thema Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en hierbij samen te willen werken met de overheid. Het milieubeleidsplan is volgens de Dordtse Aanpak tot stand gekomen. In een vroegtijdig stadium is aan diverse partijen gevraagd een bijdrage aan het plan te leveren, zoals diverse diensten en afdelingen, de raadscommissie Wonen en Leefbaarheid en wijkbewoners uit de wijken in Dordt-West. Bij de uitvoering van het Milieubeleidsplan zal eveneens van deze werkwijze gebruik worden gemaakt. Verder zal de wijkbijeenkomst in Dordt-West een vervolg krijgen in de andere wijken.
Regionaal Sinds midden jaren negentig werken de Drechtsteden samen aan projecten op het gebied van economische ontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling, vrije tijd, verkeer en vervoer, groen-watermilieu, wonen en stedelijke vernieuwing en sociaal beleid. Inmiddels is er sprake van een samenwerkingsverband waarbij ambtenaren en bestuurders van de betrokken gemeenten met elkaar de Drechtstedenorganisatie vormen. Dit met ondersteuning van
47
Bureau Drechtsteden. Daarnaast is de provincie Zuid-Holland partner in het samenwerkingsverband. Het RMOP kan gezien worden als een kroon op de jarenlange samenwerking. De Drechtsteden gaan zich de komende tijd richten op de gezamenlijke milieuproblemen en het ondersteunen van stedelijke ontwikkelingen. De regioproblemen spitsen zich, net als in Dordrecht, toe rond verkeer en vervoer (A16, N3, het spoor): luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid.
Provinciaal Op provinciaal niveau richt de samenwerking zich vooral op afstemming en betrokkenheid bij projecten en plannen (vroegtijdige interactie). Verder werken de gemeente en provincie samen in projecten, zoals het SGP 'Eiland van Dordrecht'. Ook komt het voor dat gezamenlijk aan een beleidsnota wordt gewerkt. Het huidige bodembeleid voor de provincie Zuid-Holland is hier een voorbeeld van. Naast de provincie en de gemeente Dordrecht hebben Rotterdam, Den Haag, Leiden en Schiedam een bijdrage geleverd aan het bodembeleid. De provincie heeft de beschikking over diverse subsidieregelingen waar de gemeente gebruik van maakt of kan maken. Het project 'Met Nieuwe Energie' (Weizigt NMC) sluit aan bij het programma 'Leren voor Duurzaamheid'. Het is mogelijk dat het project voor een subsidie in aanmerking komt.
Nationaal Op landelijk niveau richt de samenwerking zich op beïnvloeding van beleid, vooral op het gebied van bodem en externe veiligheid. De gemeente participeert in tal van werkgroepen en stuurgroepen en kan op deze wijze de Dordtse visie kenbaar maken en resultaten op een voor haar gunstige wijze beïnvloeden. Zo denkt het ministerie van Verkeer & Waterstaat na over het ontwikkelen van een basisnet voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het is erg belangrijk voor Dordrecht om hier over mee te denken gezien de ligging aan allerlei transportroutes. Het Rijk is daarnaast een belangrijke 'partner' als het gaat om het verstrekken van subsidies en doeluitkeringen om het milieubeleidsplan tot uitvoer te brengen. In het hoofdstuk financiën wordt hiervan een overzicht geboden.
Internationaal Dordrecht heeft contacten met onder Varna (Bulgarije) en Bamenda (Kameroen). De contacten resulteren vooral in kennisoverdracht en het beschikbaar stellen van materieel.
48
6
UITVOERING WETTELIJKE MILIEUTAKEN
Inleiding Vergunningverlening en handhaving zijn voor Dordrecht, net als bij andere gemeenten, de toegepaste instrumenten bij het uitvoeren van haar taken in het kader van de Wet milieubeheer. In de afgelopen periode is steeds meer geïnvesteerd in de kwaliteit van de vergunning. Zo hebben een groot aantal vergunningverleners en toezichthouders een cursus energie- en afval(water)preventie in het kader van de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer gevolgd en is er beleid ontwikkeld over hoe de verruimde reikwijdte ingevoerd moet worden. Deze implementatie zal de komende jaren plaatsvinden. Als gevolg hiervan zal ook het instrument van de nadere eis (mogelijk bij bedrijven die onder een Algemene Maatregel van Bestuur vallen) meer en meer worden toegepast. Ook wordt bij milieuvergunningverlening rekening gehouden met eisen die zijn gesteld vanuit de Vogelwet en Habitatrichtlijn. Ook externe veiligheid zal ruimschoots aandacht krijgen. Zo zullen veiligheidsrelevante vergunningen tegen het licht worden gehouden en de samenwerking met onder andere de brandweer nadrukkelijk worden geïntensiveerd. Dit door daar waar het veiligheidsaspect aan de orde is een advies van de brandweer bij de procedure te betrekken. Daarnaast zal de relatie tussen milieuvergunningverlening en ruimtelijke ordening steeds meer afstemming vergen. In dit verband wordt momenteel door het ministerie van VROM gewerkt aan 'de integrale VROM vergunning'. Deze vergunning streeft naar een verdergaande integratie tussen ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en milieu. Welke gevolgen deze ontwikkeling voor de middellange termijn in de praktijk zal hebben is op dit moment nog onduidelijk. Toezicht en handhaving zoals dat wordt uitgevoerd door de Milieudienst heeft betrekking op de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet Bodembescherming, Bouwstoffenbesluit en de Wet milieugevaarlijke stoffen. De rampen in Volendam en Enschede hebben voor handhaving een kwaliteitsslag bewerkstelligd. Dit resulteerde in een nieuwe werkwijze gericht op de kwaliteit van de controle. Hierbij wordt gebruik gemaakt van nieuwe brieven, bezoekverslagen en checklisten. Zo heeft de intensievere controle op risicovolle bedrijven geleid tot een standaardisatie van de controleopzet. Ook de handhaving van de Wet Bodembescherming (beoordelen saneringsplannen, het volgen/controleren van de uitvoering van saneringen in het veld en het signaaltoezicht niet gemelde saneringsgevallen) en het Bouwstoffenbesluit (beoordeling meldingen, toezicht in het veld en signaaltoezicht niet gemelde gevallen) zijn structureel ter hand genomen. Om de handhaving van de milieuwet- en regelgeving verder te verbeteren is landelijk een professionaliseringstraject afgesproken waarbij iedere bestuurlijke handhavingorganisatie vóór 1 januari 2005 aan een aantal kwaliteitscriteria moet voldoen. Deze kwaliteitscriteria voor handhaving zijn gebaseerd op het 'adequate handhavingsproces' van de Landelijke Coördinatie Commissie Milieuwethandhaving (LCCM, thans LOM: Landelijk Overleg Milieu). Alle benodigde acties om aan de kwaliteitscriteria, of extra zelf opgelegde criteria, te voldoen zijn verwoord in het Eindrapport Professionalisering Handhaving van 4 november 2004. De landelijke eindmeting hiervan, begin 2005, heeft laten zien dat nog niet geheel aan alle kwaliteitscriteria wordt voldaan. Naar aanleiding hiervan heeft de provincie aangegeven dat uiterlijkl januari 2006 aan de gestelde criteria moet worden voldaan. De kwaliteitscriteria worden in 2005 wettelijk vastgelegd in het Besluit Kwaliteitseisen Handhaving Milieubeheer. Ook na 1 januari 2006 zal het proces van verdere professionalisering nog allerminst ten einde zijn. Aanscherping, naar aanleiding van verdere ontwikkelingen en ervaringen, van de kwaliteitscriteria is niet uitgesloten. Hierbij kan worden gedacht aan criteria voor een adequaat handhavingsproces met betrekking tot ketenregelgeving gericht op stoffen, afvalstoffen en producten. Voorts zijn de kwaliteitscriteria
49
voor de wijze waarop de bestuursrechtelijke handhaving op de strafrechtelijke handhaving moet worden afgestemd nog beperkt.
Doelstellingen Vergunningverlening Voor vergunningverlening gelden op hoofdlijnen de volgende algemene doelstellingen: • de gemaakte kwantitatieve afspraken (aantallen producten inclusief de inhaalslag m.b.t. actualisering) zullen jaarlijks worden gerealiseerd; • vanaf 2005 zal de verruimde reikwijdte stapsgewijs worden geïmplementeerd bij vergunningverlening; • intensivering van de samenwerking met andere disciplines in het kader van (fysieke) veiligheid, bouwen en ruimtelijke aspecten.
Handhaving Voor handhaving gelden op hoofdlijnen de volgende doelstellingen: • continue aandacht voor het voldoen aan de kwaliteitscriteria, met daar binnen: o Jaarlijkse handhavingdoelen gebaseerd op een probleemanalyse. Deze doelen worden zoveel mogelijk geformuleerd in termen van naleefgedrag en veiligheidsrisico's, o Een naleefstrategie waarin wordt aangegeven hoe de doelen worden bereikt. De toezichts-, gedoog-, sanctie- en voorlichtingsstrategie maken hier onderdeel van uit. o Een jaarlijks handhavingsuitvoeringsprogramma (afdelingsplan H&V) met weergave van de concrete handhavingsactiviteiten en -afspraken, o Kwaliteitsborging van de uitvoering van de handhaving, o Monitoring van de resultaten en effecten van het handhavingsproces.
De Inzet Vergunningverlening Het vergunningverleningbeleid is in hoofdlijnen gericht op: • het realiseren van de kwantitatieve afspraken; • de kwaliteit van de vergunning te verbeteren in relatie tot de inhoud (bijvoorbeeld toepassen verruimde reikwijdte) • aandacht voor de implicaties van de vergunningverlening voor andere beleidsvelden zoals fysieke veiligheid en de ruimtelijke component. • meer transparantie van het product voor inwoners en bedrijven (bijvoorbeeld informatie via internet en digitalisering van de vergunningaanvraag); Handhaving Het handhavingsbeleid richt zich in deze beleidsperiode op de onderstaande aspecten: • Bonus-malussysteem bedrijfscontroles: Per 1 januari 2004 wordt voor bedrijven in categorie 4 rekening gehouden met het naleef gedrag. Op basis van het bonus-malussysteem wordt voor een bedrijf dat slecht naleefgedrag vertoond de controlefrequentie verhoogd. Bedrijven met een goed naleefgedrag worden 1 maal per 2 jaar integraal gecontroleerd. Bedrijven met een slecht naleefgedrag ieder jaar. • Handhavingsuitvoeringsprogramma: De nieuwe opzet voor een controleprogramma wordt voor 2005 gebaseerd op: o (regionale) projecten o controle bij inrichtingen die malus hebben gescoord o controles/metingen op basis van een selecte steekproef (bij bijvoorbeeld lagere bedrijfscategorieën of specifieke bodemsaneringen/bouwstoffentoepassingen, geluidsmaatregelen e.d.)
50
o controles n.a.v. externe signalen (piepsysteem) of signaaltoezicht o jaarlijkse controle risicobedrijven o bovenstaande controles aanvullen met integrale bedrijfscontroles (preventief) o inventarisatie en opleveringscontroles o het instandhouden van de vastgestelde zones industrielawaai Voor 2006 en verder wordt gewerkt aan een nieuwe visie op toezicht waarbij rekening zal worden gehouden met de wettelijke kwaliteitscriteria en met toekomstige ontwikkelingen zoals de Vrom-vergunning en de regionale samenwerking op toezichts- en veiligheidsgebied. • Milieuklachten: Een 24-uurs wachtdienst bij de Milieudienst voor de behandeling van milieuklachten en meldingen van inwoners over bedrijven of over locatiegebonden activiteiten inclusief eventuele advisering op het gebied van gevaarlijke stoffen. • Regionale sanctiestrategie: De regionale sanctiestrategie is gebaseerd op de landelijke sanctiestrategie en geeft aan wat de basis aanpak is voor bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden bij overtredingen. Er is gekozen voor een driedeling in aanpak: • ernstige overtredingen; direct opleggen van sancties. • minder ernstige overtredingen; de overtreder krijgt eenmaal een waarschuwing. • overtreding met gering milieuhygiënisch belang zonder direct nadelige gevolgen; een informatieve stap Het milieubeleidsplan zet in op een accentverschuiving in werkzaamheden van de milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ): van werken aan leefbaarheid naar werken aan duurzaamheid. Hierbij wordt ingezet op de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer (afval en klimaat) en brancheaanpak. Daarnaast zal het thema Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, dat samen met het Dordtse bedrijfsleven wordt opgepakt, mogelijk consequenties voor de programmering van de inzet van de milieudienst hebben. Uitgangspunt is dat veranderingen in de programmering plaatsvindt binnen de financiële kaders (nieuw voor oud) en zonder dat het gevolgen heeft voor het adequate niveau van uitvoering van de Wet milieubeheer.
51
7
MILIEUPROGRAMMERING EN EVALUATIE
Inleiding In kader van de Wet Milieubeheer is de gemeente verplicht jaarlijks een milieuprogramma en een milieujaarverslag op te stellen. Zowel het programma als het verslag worden tot nu toe door de gemeenteraad vastgesteld. Het wetsvoorstel dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden, dat in behandeling is bij de Eerste Kamer, heeft onder andere tot doel de Wet milieubeheer aan te passen aan de gewijzigde verhoudingen tussen raad en college. Het gevolg van deze wijziging is dat de gemeenteraad zijn kaderstellende rol uitvoert door het gemeentelijk milieubeleidsplan vast te stellen. Het milieujaarprogramma, dat een uitwerking is van het milieubeleidsplan, zal dan niet meer door de raad vastgesteld worden maar door het college. Hiermee wordt recht gedaan aan de striktere scheiding tussen kaderstelling voor beleid en uitvoering van beleid zoals de Wet dualisering gemeentebestuur beoogd. Met het uitbrengen van de nieuwe milieubeleidsnota start een nieuwe beleidscyclus. Naast het programma en het verslag erkent de gemeente het belang van de beleidsevaluatie. Deze zal halverwege de beleidsperiode worden uitgevoerd. De milieumonitor moet hiervoor de noodzakelijke gegevens leveren.
Milieuprogramma leder jaar wordt een milieuprogramma uitgebracht waarin de activiteiten en financiering hiervan voor het volgend jaar worden beschreven. Het programma 2005 is van kracht maar is los van het Milieubeleidsplan tot stand gekomen. Daar waar mogelijk is wel geanticipeerd op toekomstige beleidsvoornemens uit het plan. Na vaststelling van het milieubeleidsplan wordt een meerjarenprogramma 2006-2010 opgesteld. De jaarschijven worden gekoppeld aan de begrotingen van de diverse sectoren en diensten. De relatie tussen de begroting en het programma wordt versterkt en daarom zal het programma voorafgaand aan de begrotingsbehandeling worden ingediend.
Milieujaarverslag Met het Milieujaarverslag wordt aan de gemeenteraad en de Regionale Inspectie na afloop van het jaar verslag uitgebracht over de uitvoering van het milieubeleid. Het milieujaarverslag heeft een nauwe relatie met de jaarrekening daarom zal het jaarverslag eind eerste kwartaal van ieder jaar worden uitgebracht. In het milieujaarverslag wordt gerapporteerd over de activiteiten die in het milieuprogramma zijn opgenomen en de financiële stand van zaken. Sinds twee jaar wordt het jaarverslag van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ) integraal opgenomen. De MZHZ voert de Wet milieubeheertaken uit voor de gemeente.
Milieumonitor Het doel van de milieumonitor is het verzamelen van gegevens om inzicht te krijgen in: de stand van zaken voor de gestelde doelen; de effecten van het uitgevoerde beleid; de kwaliteit van het lokale milieu: zowel de gemeten kwaliteit als de kwaliteit die mensen ervaren. Monitoren gebeurt aan de hand van indicatoren. Er zijn verschillende soorten indicatoren: prestatie-indicatoren (beleidsindicatoren); deze geven de inspanning van overheden en doelgroepen weer om het milieu te verbeteren. Een voorbeeld is het aantal verleende vergunningen.
52
effectindicatoren: deze beschrijven het effect van activiteiten op de kwaliteit van het milieu, bijvoorbeeld de aanwezigheid van bepaalde plantensoorten; bronindicatoren: deze geven de bronnen van milieuverontreiniging weer, bijvoorbeeld de hoeveelheid uitstoot door een bepaald bedrijf; In Dordrecht zijn inmiddels twee monitoringsrapportages verschenen: een nulmeting over 2001 en een rapportage over 2002/2003. Er wordt in principe om de twee jaar een rapportage uitgebracht. De eerstvolgende verschijnt in 2006 en beschrijft de ontwikkelingen in jaren 2004 en 2005. Deze monitor meet dus nog nauwelijks de effecten van het milieubeleidsplan. De inzet van het plan leveren pas vanaf 2006 effecten op. Medio 2008 volgt de rapportage over 2006-2007. Deze rapportage dient tevens als input voor de evaluatie van het milieubeleidsplan. Aan de rapportage zal de component duurzame ontwikkeling worden toegevoegd. In Dordrecht wordt duurzame ontwikkeling gezien als een evenwicht tussen ecologie, economie en sociaalculturele factoren (zie hoofdstuk 2). Ten behoeve van het Regionaal Meerjaren Uitvoeringsprogramma worden relatie-effect metingen uitgevoerd. Deze metingen hebben, daar waar het gaat om in het RMOP vastgestelde doelen, een overlap met de metingen ten behoeve van de milieumonitor. Met de milieumonitor zal daarom nauw aansluiting worden gezocht bij de relatie-effectmetingen die worden uitgevoerd voor het RMOP.
Beleidsevaluatie Een beleidsevaluatie wordt uitgevoerd om te bepalen of het beleid (inclusief doelstellingen) kan worden gecontinueerd, veranderd of kan worden stopgezet. Bij beleidsevaluatie wordt gekeken of de veronderstelde beleidseffecten zijn bereikt. Dit kan moeilijk zijn omdat er niet altijd een oorzakelijk verband optreedt tussen het in gang gezette beleid en de bereikte effecten. Een tussentijdse evaluatie van het voorliggende milieubeleidsplan is medio 2008 voorzien.
53
8
FINANCIEN
Inleiding In het milieubeleidsplan staan tal van activiteiten en beleidsproducten benoemd die de komende jaren gerealiseerd moeten worden. Hiervoor is uiteraard geld nodig. De kosten worden gedekt uit de stadsbegroting, doeluitkeringen (o.a. ISV) en subsidies van onder meer het Rijk en provincie. Daarnaast is sprake van projectfinanciering. In het kader van het milieubeleidsplan worden geen extra middelen geclaimd. In principe is het vertrekpunt dat de uitvoering past binnen de bestaande (financiële) kaders. Verder is het streven dat kosten zoveel mogelijk door projecten worden gedragen of door andere partijen (deels) worden gedekt. Mocht lopende de uitvoering blijken dat extra middelen nodig zijn dan worden deze als claim ingediend ten behoeve van de kadernota of wordt gezocht naar andere kostendragers, zoals subsidies. De hieronder genoemde bedragen zijn onder meer afkomstig uit al vastgestelde sectorbegrotingen 2005 en de Programmabegroting 2005.
Begroting sector Stadsontwikkeling Inde begroting Stadsontwikkeling worden jaarlijks (structurele) middelen opgenomen voor de ontwikkeling van beleidsproducten, uitvoering van programma's en het aansturen van externe partijen. In onderstaande tabel is inzicht geboden in de beschikbare middelen voor 2005. Het budget is opgebouwd uit apparaatskosten en uitvoeringskosten. Stadsontwikkeling 2005 PRODUCT
BUDGET
Milieuzorg
€
165.883
Bodem (1)
€
1 .368.639
Geluid
€
89.299
Klimaat
€
46.777
Lucht
€
46.050
Afval (2)
€
460.196
Externe Veiligheid
€
46.810
Ecologie Aansturing Milieudienst
€ €
66.015 1 .826.700
1. Kosten worden grotendeels gedekt uit de doeluitkering ISV. 2. Kosten worden gedekt uit de afvalstoffenheffing.
De Milieudienst (MZHZ) ontvangt jaarlijks een budget om namens burgemeester en wethouders de wettelijke taken (o.a. Wet milieubeheer, Wet bodembescherming ) uit te voeren. Het budget wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van de begroting van de MZHZ. Voor 2005 is circa 1,7 miljoen euro beschikbaar. Daarnaast huurt de gemeente de MZHZ in als technisch adviseur bij beleidsontwikkeling en voor het uitvoeren van onderzoeken (onder meer op het gebied van geluid en bodemonderzoek). Dit gebeurt op basis van opdrachten. De meerjarenraming voor de periode 2006-2010 zal niet veel afwijken van 2005. Wel zal er mogelijk, door accentverschuivingen in beleid, door de jaren heen uitwisseling van apparaatskosten zijn tussen de verschillende thema's. Zo zal de aandacht voor luchtkwaliteit en geluid door de recente wetgeving tot meer inzet leiden.
Begroting sector Stadswerken Stadswerken 2005 Afvalinzameling/verwerking Netwerk (1) Reinigen (o. a. graffiti, afvalbakken) Groen (Grond)waterbeheer Stedelijk Waterplan
€ 10.079.541 € 2.864.123 € 5.593.000 € 102.000 € 560.000
1) Uitgangspunt is 100% dekking uit de afvalstoffenheffing. De meerjarenbegroting 2006-2008 van Stadswerken laat nagenoeg dezelfde cijfers zien. Voor het Stedelijk Waterplan is in 2006 een bedrag van € 325.000,- begroot.
Begroting sector Sport en Recreatie Het Weizigt Natuur en Milieucentrum 2005
Apparaatskosten €681.000
Programmakosten € 225.000
Doeluitkeringen en subsidies Een zeer belangrijke financieringsbron voor de realisatie van de beleidsvoornemens zijn de doeluitkeringen van het Rijk. Het gaat hierbij om de middelen die in het kader van het ISV voor de periode 2005-2010 zijn toegezegd en gekoppeld zijn aan het RMOP. De middelen dienen voor 2010 besteed te zijn. Verder heeft de gemeente subsidies ontvangen voor de uitvoering van projecten.
In onderstaande tabel zijn de budgetten samengevat. Product Bodem • apparaatskostenvergoeding • uitvoering bodemsaneringsprogramma Geluid • autonome geluidssanering • maken geluidskaarten Klimaat • Uitvoering klimaatnota Lucht • Plan van aanpak luchtkwaliteit Groen/ecologie (1) • SGP • SES/Dordwijkzone • 't Vissertje Water •
Uitvoering Stedelijk Waterplan
Natuur en Milieueducatie • Bijdrage aan het project 'Met nieuwe energie' (totale kosten 2.2 milj)
Budget
Bron
€ 1.293.600 €5.445.661
ISV ISV
€ €
137.000 232.416
ISV Doeluitkering VROM
€
250.000
BANS-subsidie
€
49.999
€ €
379.000 250.000
Subsidie Rijk
ISV ISV
€ 1.116.901
Subsidie (2)
€
Europese subsidieaanvraag
600.000
1. Naast de genoemde ISV-bedragen zijn in de Gemeentelijke Strategische Investeringen budgetten voor de uitvoering gereserveerd. 2. Wordt pas uitgekeerd na realisatie.
Projectfinanciering Een deel van het milieubeleid wordt gerealiseerd in het kader van de ontwikkeling van ruimtelijke ordenings-, economische - en/of mobiliteitsprojecten. Hierbij moet gedacht worden aan bodemsaneringen, groenprojecten, duurzaam bouwen, maatregelen op het gebied van externe veiligheid. De financiering hiervan rust geheel op de projectbegroting van het betrokken ontwikkelingsproject. Het budget wat hiermee gemoeid is, is vooraf niet te ramen.
BIJLAGE 1 HET BELEIDSKADER In deze bijlage wordt inzicht geboden in de landelijke, provinciale en regionale beleidsnota's die mede de inhoud hebben bepaald van het Milieubeleidsplan. Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) Het NMP4, 'Een wereld en een wil', omvat geen nieuw, alles omvattend milieubeleid, maar gaat uit van een nieuwe kijk op het in het NMP3 opgenomen milieubeleid: breder en lange termijn. Uitgangspunt is dat milieuproblemen niet mogen worden afgewenteld op andere landen en volgende generaties. De kwaliteit van leven staat centraal. De subtitel van het NMP4 luidt 'werken aan duurzaamheid'. Om duurzaamheid te bewerkstelligen, is het nemen van verantwoordelijkheid voor zowel de sociale en economische, als de ecologische consequenties van het eigen gedrag noodzakelijk. De ambitie van het nationale milieubeleid is daarom gericht op een bijdrage aan 'een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, temidden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of de natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later.' Om de grote milieuproblemen te kunnen oplossen stelt de overheid kaders en randvoorwaarden en indien nodig stuurt zij inhoudelijk bij. Uitgangspunt daarbij is dat de verantwoordelijkheid hiervoor op het meest passende bestuursniveau komt te liggen. De lokale overheid wordt, vanwege haar mogelijkheden tot een integrale aanpak, geacht vaak beter in staat te zijn om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving dan de rijksoverheid. Het rijk stelt daarbij de minimumwaarden vast die nodig zijn voor de gezondheid en veiligheid van mensen, de natuur, de ecologie of die voortvloeien uit internationaal vastgestelde normen. Het rijk en de andere overheden moeten samenwerken bij de uitvoering en handhaving van de milieunormen. Er moet een samenhangende visie op het milieubeleid in een gebied met de daarbij behorende milieukwaliteit worden vastgelegd. Bij het formuleren van een dergelijke gebiedskwaliteit dienen ook andere maatschappelijke waarden dan milieu een rol te spelen. Het rijk acht extra aandacht voor het stedelijk gebied, gelet op de cumulatie van milieuproblemen, op zijn plaats en acht een extra impuls voor stedelijke vernieuwing noodzakelijk. Om de gewenste (milieu)kwaliteit te bereiken vindt de komende jaren een herinrichting van het stedelijke gebied plaats. .
Notitie 'Vaste waarden, nieuwe vormen' In deze notitie is het milieubeleid voor de periode 2002-2006 vastgelegd. De notitie omvat niet het hele milieubeleid zoals geformuleerd in het NMP4; het kabinet gaat in op die onderwerpen die nu vanwege het Strategisch Akkoord aanpassing vragen Het kabinet houdt vast aan de ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk waarbij de milieudruk niet recht evenredig toeneemt met de economische groei. Ook de kostenefficiënte uitvoering van de Kyoto-verplichtingen en een krachtig internationaal milieubeleid blijven uitgangspunten van het kabinetsbeleid. De ambities en de instrumenten van het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) moeten echter aangepast worden aan de financiële mogelijkheden. Deze financiële mogelijkheden zijn beperkt door onder meer de tegenvallende economische groei. Het RIVM geeft in de Milieubalans 2002 aan dat de gewenste ontkoppeling niet bereikt wordt voor C02, verstoring (geluid) en externe veiligheid. Tegen deze achtergronden beschrijft het kabinet in deze notitie het milieubeleid voor de komende jaren. Het uitgangspunt daarbij is dat het de lange termijn ambities handhaaft (' vaste waarden'). Voor de korte termijn ambities (tot 2010) zoekt het kabinet naar alternatieve instrumenten, stelt het nadere prioriteiten, zet het bestaande middelen gerichter in en zal het zo nodig de doelstellingen voor 2010 naar een later tijdstip verschuiven ('nieuwe vormen').
Nota Ruimte De Nota Ruimte vervangt onder andere de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening. Het Rijk heeft zich ten doel gesteld het gehele nationale ruimtelijke beleid in één Nota Ruimte vorm te geven. Deze rijksbrede Nota Ruimte moet aansluiten bij de algemene kabinetsdoelen: minder beleid, meer samenhang, minder regels en een slagvaardige uitvoering. In de Nota Ruimte is de rol van het Rijk beperkt. Het Rijk stelt dat een andere verdeling van de ruimte nieuwe afwegingen vergt, die in veel gevallen het beste op decentraal niveau (door provincies en gemeenten) kunnen worden gemaakt, omdat daar de meeste kennis is over de wensen van burgers en bedrijven. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het Rijk zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid hecht het rijk grote waarde aan samenwerking tussen gemeenten bij met name gemeentegrensoverstijgende vraagstukken op het raakvlak verstedelijking, economie en verkeer en vervoer. Uitgangspunt is dat de provincies en (samenwerkende) gemeenten in hun ruimtelijke en verkeers- en vervoersplannen een goede wederzijdse koppeling leggen tussen verstedelijking en economie aan de ene kant en infrastructuur aan de andere kant. Met name de provincies en de WGR-plusregio's hebben hierin een belangrijke taak. Ten aanzien van Dordrecht zijn onder meer de volgende punten uit de Nota Ruimte van belang: • Dordrecht maakt deel uit van het nationaal stedelijke netwerk Randstad Holland; • ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over water wordt Dordrecht als knelpunt aangemerkt; • Stedenbaan wordt genoemd als interessante optie; • Uitbreidingsruimte langs hoofdverbindingsassen, wo A16; • geen ruimtereservering ROBEL-lijn: Eventuele ontwikkeling van een goederenspoorverbinding zoals de Betuweroute naar het zuiden (België, Frankrijk) via Antwerpen wordt in de Nota Ruimte wel genoemd, met name voor de langere termijn. In de Nota wordt echter genoemd dat deze verbinding de Brabantroute zou kunnen ontlasten door treinen met gevaarlijke stoffen vanuit Vlissingen- Sloehaven met bestemming het oostelijke achterland (en vice versa) via deze verbinding en de Betuweroute te 'herrouteren'. Een concrete termijn wordt echter niet genoemd. Wel genoemd wordt het voornemen om aan bestaande spoorverbindingen, zoals die van de Rotterdamse haven naar het zuidelijke achterland, waar mogelijk maatregelen te treffen die de milieukwaliteit en de externe veiligheid ten goede komen. Daarbij wordt volgens de nota ruimte dan mede rekening gehouden met vervoersontwikkelingen en het huidige stedelijk gebied en toekomstige ontwikkelingen daarin; • aanleg A4 Zuid mogelijk; • A16 blijft ondanks aanleg A4 Zuid belangrijke hoofdverbindingsas
Nota Mobiliteit In de Nota Mobiliteit wordt het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt, en wordt het verkeers- en vervoerbeleid beschreven. De Nota Mobiliteit is de opvolger van het Structuurschema Verkeer en Vervoer II (SVV II). De Nota Mobiliteit geeft, evenals de Nota Ruimte, aan dat de economische structuur moet worden versterkt. Daarbij behoren goed functionerende infrastructuurnetwerken. De hoofdverbindingsassen tussen de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden krijgen voorrang, waarbij de zogeheten triple A-verbindingen (A2, A4 en A12) de hoogste prioriteit krijgen. Als belangrijkste verschil met het oude SVV II geldt dat in de Nota Mobiliteit de groei van verkeer en vervoer mogelijk wordt gemaakt. Volgens de nota moet deze groei vanwege het maatschappelijke en economische belang - binnen wettelijke en beleidsmatige kaders voor milieu, veiligheid en leefomgeving - worden gefaciliteerd. Het rijk stelt daarbij een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid van deur tot deur voorop. Omdat nationale, regionale en lokale netwerken van weg, water en openbaar vervoer met elkaar samenhangen wordt een integrale netwerkbenadering noodzakelijk gesteld. Ook in de Nota Mobiliteit wordt gestreefd naar decentralisatie waar mogelijk. Provincies en WGRplusregio's worden daarbij als aangewezen partijen genoemd om regionale afwegingen te maken. Zij formuleren zelf ambities voor hun gebied met een samenhangend maatregelenpakket. Om alle nationale en internationale afspraken op het gebied van emissiereductie voor verkeer en vervoer over spoor, weg en vaarwegen na te kunnen leven zijn innovatie en bronmaatregelen vereist. Voor de langere termijn is een transitie naar meer duurzame vormen van vervoer noodzakelijk voor het terugdringen van alle emissies, maar vooral voor C02. Het is een grote uitdaging om realisatie van de Europese normen voor lokale luchtkwaliteit (N02) voor bestaande situaties in 2010 te behalen. Samen met andere lidstaten wordt onderzocht of en hoe deze normen in 2010 kunnen worden gehaald. Bij geluid worden de nationale normen toegepast voor nieuwe situaties en worden knelpunten bij rijkswegen boven 65 dB(A) bij de weg en 70 dB(A) bij het spoor aangepakt met als prioriteit woongebieden. Voor het hoofdwegennet en het spoorwegennet binnen Dordrecht verandert er met de Nota Mobiliteit in concreto niet veel. Er zijn geen weg- of spoorverbredingen gepland. Wel van groot belang kan de aanleg van de A4-zuid zijn. Door deze aanleg kan de A16 worden ontlast van een deel van het nu langs Dordrecht passerende vrachtverkeer. Bovendien zal de groei van het vrachtverkeer lager liggen. Dit biedt kansen voor het dichterbij brengen van oplossingen voor de bestaande luchtkwaliteits- en geluidsproblemen langs de A16.
Pieken in de Delta De beleidsnotitie "Pieken in de Delta: Gebiedsgerichte Economische Perspectieven" van het Rijk beschrijft de economische agenda voor zes regio's in Nederland. De ruimtelijke prioriteiten (o.a. mainports, infrastructuur en bedrijventerreinen) van deze agenda zijn vastgelegd in de nota Ruimte. Pieken in de delta geeft de economische onderbouwing van de ruimtelijke aspecten en werkt ze verder uit. Dat gebeurt in samenhang met de nadere onderdelen van het regionaal-economisch beleid, zoals het beleid voor bedrijventerreinen en het het Grotestedenbeleid (beleidsonderdeel economie). Een van de zes regio's betreft de Zuidvleugel van de Randstad waar naast Rotterdam en Den Haag (de dominante kernen) ook de Drechtsteden. (werkgelegenheidsconcentratie) toebehoord . De scheepsbouw en de baggerindustrie worden aangemerkt als economische zwaartepunten in de Drechtsteden.
Naast ontwikkeling van nieuwe werklocaties heeft de Zuidvleugel ook een flinke herstructureringsopgave. Een van de topprojecten betreft het Zeehavengebied in Dordrecht. Verder ligt de nadruk op stimulering van de stedelijke economie.
Beleidsplan Milieu en water In het provinciale Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 zijn duurzaamheid en omgevingskwaliteit sleutelbegrippen Met duurzaamheid als uitgangspunt wil de provincie in het handelen van nu de gevolgen op lange termijn meewegen. Met aandacht voor de kwaliteit van de omgeving wil de provincie de belangen benadrukken van een aantrekkelijk, gevarieerd en concurrerend woon en werkklimaat in Zuid-Holland. Een Zuid-Holland met een ruime keuze aan recreatiemogelijkheden en een rijke natuur. Om de kwaliteit van de omgeving duurzaam te verbeteren krijgt het milieu- en waterbeleid een meer sturende rol in ruimtelijke en economische ontwikkelingen (anticiperende opgave).. Het beleidsplan bestaat uit twee delen:een strategisch deel en een toetsingsdeel. Het saneren en beheren van bestaande milieuproblemen wordt beschreven in het toetsingsdeel. Het anticiperende beleid is beschreven in het strategisch deel. Hiervoor zijn uitgangspunten uitgewerkt voor zes maatschappelijke thema's: • vitaal stedelijk gebied; • bedrijvig Zuid-Holland; • mobiliteit en omgevingskwaliteit; • water en milieu in het landelijke gebied; • grote wateren; • handhaving en omgevingskwaliteit. Per thema wordt de provinciale ambitie voor duurzaamheid en omgevingskwaliteit beschreven.
Regionaal Meerjarenontwikkelingsprogramma (RMOP) Het drechtstedenbestuur constateerde dat de verbindende elementen tussen de strategische (beleids)processen zo talrijk zijn, dat ze logischerwijs zouden moeten stoelen op één samenhangend document: het Regionaal Meerjarenontwikkelingsprogramma. Het RMOP dient als strategisch kader voor Dordrecht en de overige Drechtsteden voor de periode 2005- 2009. In het MOP is op basis van een SWOT analyse de conclusie getrokken dat wordt voortgezet op de ingeslagen weg. De geplande activiteiten die in de SWOT als waardevol zijn gekenmerkt, worden conform de planning uitgevoerd. Voor Dordrecht gaat het daarbij onder meer om uitvoering van een aantal grote strategische projecten zoals Gezondheidspark/Sportboulevard, Leerpark en realisatie van hoogwaardige woningbouwlocaties zoals Stadswerven, Golf en wonen en Jagers- en Windhondenpolder. Daarnaast wordt een zestal nieuwe accenten gezet: • verbreding van de economische infrastructuur; • versterking van de centrumpositie van Dordrecht; • hoogwaardige woonmilieu's; • herstructureringsopgave; • inzet sociale kwaliteit en veiligheid; • aanpak werkloosheid.