Middeleeuws Roeselare in de moderne tijd - erfgoed in dienst van een katholiek Vlaams Roeselare •
het “middeleeuwse” belfort van Roeselare (wereld)erfgoed gebouwd in de 20e eeuw
-
•
relikwieën en heiligen in kerk van Beveren -
•
historische en gelovige dimensie
van Blauwvoet tot Rodenbachstoeten
- geschiedenis in dienst van ideologie
Brochure door de leerlingen 5 ASO Campus Tant – K.A. Roeselare
1
akte kte van “opdracht der Stad Roeselare a aan an het Heilig Hart van Jezus Jezus”, tekst op perkament, waarschijnlijk opgesteld door de SintSint-Gertrudisabdij te Leuven, 1925 2
Woord vooraf
Inhoudstafel
In de seminarielessen (Vrije Ruimte, dat is het deel van het lesprogramma dat de school vrij mag invullen) krijgen onze leerlingen van 5 en 6 ASO het vak Project Open Leerruimte (P.O.L.), met als voornaamste doel: • het aanleren van cognitieve, creatieve en sociale vaardigheden (leerruimte) • via originele onderzoeksopdrachten, i.v.m. sociale, culturele, historische, wetenschappelijke thema’s (project) • waarbij gestreefd wordt naar verbanden en samenwerking met de wereld buiten de school (open). De voorbije 2 jaar was één van de projecten telkens een project rond erfgoed, aansluitend bij het thema van de erfgoeddag. Ook dit jaar werkte 5 ASO rond erfgoed, vertrekkend van het thema van de erfgoeddag op 25 april 2010: “fake?”. Deze brochure is een samenvatting. Bepaalde behandelde onderwerpen worden slechts summier weergegeven en de bronnen zijn niet vermeld.
WOORD VOORAF .................................................................................................................................... 3 INHOUDSTAFEL ....................................................................................................................................... 4 INLEIDING.......................................................................................................................................... 5 DEEL 1 - ONROEREND ERFGOED: HET BELFORT VAN ROESELARE, WERELDERFGOED ........................ 7 BELFORTEN, BAKENS UIT DE MIDDELEEUWEN ............................................................................................... 7 BELFORTEN ZIJN WERELDERFGOED ............................................................................................................. 9 Wat is werelderfgoed? .................................................................................................................. 9 Voorbeelden van cultureel werelderfgoed in België ................................................................... 10 Voorbeelden van cultureel werelderfgoed buiten België ............................................................ 11 Werelderfgoed in de oudheid: de 7 wereldwonderen ................................................................. 12 De nieuwe internet 7 wereldwonderen ....................................................................................... 13 Is het werelderfgoed van Auschwitz fake? .................................................................................. 14 Natuurlijk werelderfgoed ............................................................................................................ 15 Belforten zijn werelderfgoed ....................................................................................................... 16 HET BELFORT VAN ROESELARE, BAKEN UIT HET INTERBELLUM ....................................................................... 17 De geschiedenis van het belfort van Roeselare ........................................................................... 17 Stijl en ideologie bij Lagae en Doom, de ontwerpers van het heropgebouwde belfort .............. 19 Middeleeuwse beelden in moderne stijl versieren het belfort .................................................... 21 De schilderijen van Gaston Vallaeys in de conferentiezaal van het stadhuis .............................. 23 De toewijding van de stad aan het Heilig Hart ........................................................................... 25 DEEL 2 - ROEREND ERFGOED: RELIKWIEËN EN HEILIGEN IN DE KERK VAN BEVEREN ........................28
Het volledige projectboek kan gedownload worden via www.filosofischetuin.be/erfgoed
RELIKWIEËN EN HEILIGEN, ONDERDEEL VAN HET KATHOLIEK GELOOF .............................................................. 28 Katholieke relikwieën, redmiddel voor de gelovige ..................................................................... 28 Voorbeelden van katholieke relikwieën in België ........................................................................ 30 Voorbeelden van katholieke relikwieën buiten België ................................................................ 31 Relikwieën in niet-katholieke godsdiensten ................................................................................ 32 Zijn relikwieën fake? De historische betrouwbaarheid van relikwieën ....................................... 33 Een hedendaagse katholieke kijk op relikwieën en heiligenverering .......................................... 35 Een protestantse en vrijzinnige kijk op relieken .......................................................................... 37 RELIKWIEËN EN HEILIGEN IN DE HEILIGE KRUISVERHEFFINGSKERK VAN BEVEREN .............................................. 38 De relikwie van het heilige Kruis.................................................................................................. 38 Vereerde heiligen in Beveren ....................................................................................................... 42 De heilige Antonius ................................................................................................................ 42 De heilige Germanus .............................................................................................................. 43 De heilige Donatus ................................................................................................................. 44 De heilige Catharina ............................................................................................................... 45
Het project werd uitgewerkt door: • • • • • • • • •
Brecht Ostyn Cathelijne Vroman Danielle Decancq Emma Steenkiste Evi Vanhooren Jonas Pattyn Karen Teirlynck Lisa Steyaert Paulien Desmet
• • • • • • • • •
Ranya Vandecasteele Roxanne Cordier Shauni Lefevre Stephanie De Wit Steven Pynaert Thyra Vermander Wiebe Lepoutre Yentl Desender Paul Gordyn
DEEL 3 - IMMATERIEEL ERFGOED: VAN BLAUWVOET TOT RODENBACHSTOETEN, GESCHIEDENIS IN DIENST VAN IDEOLOGIE ...................................................................................................................46 VAN BLAUWVOET TOT RODENBACHSTOETEN ............................................................................................. 46 De gedaantewisselingen van De Blauwvoet ............................................................................... 46 Vlaamsche Helden en Fierheid: het hoge middeleeuwse gehalte van de Rodenbachstoeten .... 48 DE KATHOLIEKE ACTIE INGEZET TEGEN RADICAAL VLAAMSE STUDENTEN ......................................................... 50 NAAR EEN CONCLUSIE ......................................................................................................................52
Het project werd gecoördineerd door Paul Gordyn. 3
4
Inleiding Middeleeuwen en moderne tijd: ideologisch gebruik van cultuur De beroemde historicus Eric Hobsbawm laat de 20e eeuw beginnen met het uitbreken van WO I in 1914 (en eindigen met de ineenstorting van het communistische Oostblok in 1991). Het is de eeuw waarin de moderniteit definitief doordringt tot alle lagen van de bevolking (toch in het rijke deel van de wereld). De moderne cultuur – in tegenstelling tot de “oude”, d.i. middeleeuwse cultuur – wordt gekenmerkt door 2 zaken: • op vlak van de samenlevingsmoraal komt er gelijkheid i.p.v. hiërarchie (opkomst van democratie en later communisme) • op vlak van de zingevingsmoraal wordt het nieuwe ideaal het geluk door het bezit van steeds meer materiële goederen (groei van de economie) i.p.v. het volgen van religieuze en wereldse plichten om later in de hemel de zaligheid te verwerven (secularisering van de samenleving). De moderne cultuur, ontstaan vanaf de ontdekkingsreizen en de renaissance, had reeds een eerste, maar beperkte doorbraak gekend in de 19e eeuw (die Hobsbawn laat beginnen in 1789). Conservatieve politici (adel) en de kerk boden hardnekkig weerstand (cfr. eerste schoolstrijd, ultramontanisme). WO I zorgde echter voor de definitieve ineenstorting van de oude religieuze en hiërarchische cultuur. Toch wilden de oude machthebbers, enerzijds de adel en nu ook de bourgeoisie, anderzijds de kerk, zich niet zomaar gewonnen geven. Ze ondernamen in het interbellum een laatste poging om de radicale gelijkheid en de secularisering tegen te houden1. Bij deze poging maken ze – net zoals in de 19e eeuw - gebruik van erfgoed, symbolen en culturele vormen uit een vroeger tijdperk, meer bepaald het tijdperk van de zuivere hiërarchie en godsdienstigheid, de middeleeuwen. Men probeert de oude cultuur levendig te houden door de restanten van de oude culturele vormen nieuw leven in te plaatsen (bv. relikwieverering of oude literatuur) of door verdwenen culturele vormen opnieuw te introduceren (bv. gebouwen zoals een belfort).
1 Dit lukt enigszins i.v.m. het thema gelijkheid: de formele democratie maskeert nog steeds bestaande ongelijkheden. De secularisering is echter niet te stoppen. Na WO II volgt een ongeëvenaarde welvaartsexplosie waardoor – met de woorden van Hobsbawm – “voor 80% van de wereldbevolking een einde aan de Middeleeuwen kwam”.
5
Dit ideologisch gebruik van erfgoed kan bestempeld worden als “fake”: de oude, ten dode opgeschreven vormen worden voorgesteld als blijvende, levenskrachtige vormen om zo de onderliggende cultuur en bijhorende machtstructuren in stand te houden2. Het erfgoed uit de middeleeuwen komt terecht in het verkeerde, moderne tijdperk, in de (grotendeels ijdele) hoop het vroegere tijdvak te doen herleven. In Vlaanderen kwam hier nog een nationalistisch thema bij. In het industriële Wallonië was het atheïsme en socialisme sterker door gedrongen dan in Vlaanderen. Daarom dachten sommige van de machthebbers dat de Vlaamse zaak kon helpen om het Vlaamse volk op het goede (katholieke) pad te houden.
Middeleeuws Roeselare in de moderne tijd - en meer Wij willen het geschetste proces illustreren door een gevalstudie: welke middeleeuwse culturele vormen werden in Roeselare gebruikt in het begin van de 20e eeuw en in het interbellum om de bevolking “braaf” en katholiek te houden? In ons onderzoek hebben we ons gericht tot de 3 soorten erfgoed: • onroerend (gebouwen en monumenten): het belfort van Roeselare • roerend (verplaatsbare voorwerpen): relikwieën en heiligenbeelden in de kerk van Beveren • immaterieel (ideeën): de blauwvoeterij en de cultus rond Albrecht Rodenbach. In dit onderzoek stoten we op meer concrete vormen van fake, bv. • het gebruik van hedendaagse figuren in een historisch schilderij (in de conferentiezaal van het stadhuis aansluitend bij het belfort) • het (zowel bewust als onbewust) verzinnen van verhalen rond voorwerpen die een grotere ouderdom worden gegeven dan ze hebben (relikwieën) • het verdraaien van de inhoud van een verhaal (het verhaal over De Blauwvoet). De concrete voorbeelden uit Roeselare zijn een aanleiding om verwante thema’s over erfgoed te onderzoeken en ook buiten de eigen stad te kijken. Zo gaan we in op het begrip “werelderfgoed” (waartoe het Roeselaars belfort behoort), in België en elders, en zo besteden we aandacht aan het gebruik van relikwieën in andere godsdiensten dan het katholicisme. 2 Karl Marx gaat nog verder: voor hem is elke vorm van ideologie (politiek, cultuur) “fake”: het is een bewustzijn (bovenbouw van de maatschappij) dat na een tijd niet meer beantwoordt aan de nieuwe economische omstandigheden (de onderbouw), maar toch door de oude heersende klasse wordt gehandhaafd in de hoop hun heersende positie te kunnen behouden.
6
Vanaf de 16e eeuw kwamen carillons in de mode. Carillon, beiaard of klokkenspel, is een met een klavier bespeelbaar muziekinstrument. Wanneer de stad in oorlog was en de strijd niet won, werd de klokken soms door de overwinnaar uit de toren weggehaald, vernietigd of gesmolten. Zo’n gebeurtenissen maakten een diepe indruk en zijn vaak een eigen leven gaan leiden in verhalen, legenden of volkswijsjes.
Deel 1 - Onroerend erfgoed: het belfort van Roeselare, werelderfgoed Belforten, bakens uit de middeleeuwen Een belfort is een hoge, middeleeuwse stadstoren, meestal verbonden met een stadhuis of stedelijke markthal. In de middeleeuwen kwam de handel tot grote bloei in NoordwestEuropa. Hierdoor werd de burgerij in de steden rijk en nam haar invloed toe. Belforten vormden een symbool voor deze stedelijke en burgerlijke vrijheid en macht. Voordien hadden namelijk alleen de vorsten en de kerk het geld om zo’n grote gebouwen te financieren. De belforten zijn vanaf het begin of in de loop van hun bestaan geïntegreerd in een gebouw met een openbare of commerciële functie zoals in een stadhuis of een halle (middeleeuwse verkoopplaats). Soms kreeg een kerktoren de eer om tot belforttoren gepromoveerd te worden (bv. de toren van de kathedraal van Antwerpen). De eerste belforten waren van hout. Deze vielen makkelijk ten prooi aan de stadsbranden. Er is geen enkel houten belfort bewaard gebleven. Vanaf de 12e eeuw werden de belforten in steen gebouwd. De oudste stenen belforten doen denken aan kasteeltorens (bv. de 13e eeuwse toren van de lakenhalle van Ieper). In de eeuwen daarna werden de stedelijke klokkentorens veel “slanker”, waarbij het bovenste deel van de toren extra opvalt, zoals bijvoorbeeld bij het stadhuis van Brussel. Het belfort was, als veiligste plek in de stad, vaak het onderkomen van het stadsarchief, de stadskluizen en soms ook de gevangenis. Door de hoogte werden de belforten ook gebruikt als uitkijktoren om vijanden tijdig te zien aankomen en om stadsbranden snel te kunnen ontdekken.
Op de spits van de belforten treffen we dikwijls een bekroning aan met een belangrijke symboliek, bv. een fabeldier (draak), de patroon van de stad of een heraldisch symbool (bv. leeuw, zoals in Roeselare). De meeste belforten bevinden zich in het vroegere graafschap Vlaanderen. Dit is te verklaren door de turbulente geschiedenis van dit graafschap. De strijd tussen het graafschap en de feodale macht verleidde de graven ertoe om de onafhankelijkheidszin van de steden tegen de feodale heren uit te spelen. Naderhand ontstaat een verbeten strijd tussen het graafschap en de Franse leenheer, waarbij de steden zich moeten reppen om hun privileges te bewaren. In het voormalige hertogdom Brabant overheerst het type van het kerkelijke belfort. De belangrijkste stedelijke documenten, de stormklok en andere klokken werden er ondergebracht in een toren van de hoofdkerk, die vaak door de stad mee was betaald.
Aalst
Herentals
Menen
Veurne
Lo-Reninge
e
Het gebouw bevat de stadsklokken en sinds de 14 eeuw ook vaak een uurwerk. Functies van de stadsklok waren: aangeven wanneer de stadspoorten open en dicht gingen, luiden bij het begin en einde van een werkdag, het luiden van de klokken ter gelegenheid van festiviteiten. 7
8
Belforten zijn werelderfgoed
Voorbeelden van cultureel werelderfgoed in België
De Unesco, de culturele organisatie van de Verenigde Naties, plaatste op 4 december 1999 de Vlaamse belforten op hun ‘Werelderfgoedlijst’.
Het is zeer opmerkelijk dat zo’n klein land als België zoveel werelderfgoed heeft. Uiteindelijk mag dit niet verbazen: België is een rijk land met een immens verleden.
Wat is werelderfgoed?
Lijst werelderfgoed in België
Werelderfgoed is cultureel en natuurlijk erfgoed dat wordt beschouwd als onvervangbaar, uniek en eigendom van de hele wereld, en waarvan het van groot belang wordt geacht om het te behouden.
• • • • • • • • • •
De Werelderfgoedlijst wordt elk jaar samengesteld door de commissie voor het werelderfgoed, een afdeling van de Unesco. Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers uit 21 landen. Sinds 2005 zijn er 10 criteria, waarvan – naast het element van bijzondere universele waarde – aan minimaal één voldaan moet worden. Enkele voorbeelden van deze criteria: • Het vertegenwoordigt een meesterwerk van een creatief genie. • Het draagt een unieke of op zijn minste een exceptionele getuigenis van een culturele traditie of een samenleving • Het is een bijzonder voorbeeld van een type gebouw of bouwkunstige of technologische samenstelling van een landschap, welke belangrijke stappen in de menselijke geschiedenis voorstelt. • Het herbergt de belangrijkste natuurlijke onderkomens voor het behoud van globale belangrijke biodiversiteit. • Het is een gebied met een uitzonderlijke natuurlijke schoonheid. Vanaf juli 2008 bevat de Werelderfgoedlijst 878 erfgoederen in 145 verschillenden landen. 174 hiervan zijn natuurerfgoed, 679 monumenten zijn cultuurerfgoed en 25 monumenten zijn een combinatie van cultuurerfgoed en natuurerfgoed (gemengd erfgoed). Het immateriële werelderfgoed wordt door UNESCO opgenomen in de aparte lijst van “Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid”. Het gaat o.a. om orale tradities, uitingen en taal, podiumkunsten, sociale praktijken, rituelen en feestelijke gebeurtenissen, traditionele ambachten. Er is ook een aparte “Lijst van bedreigd Werelderfgoed”. 9
De Vlaamse begijnenhoven De Grote Markt van Brussel Het historisch centrum van Brugge De 4 scheepsliften van het Centrumkanaal (Henegouwen) De belangrijkste woningen van de architect Victor Horta in Brussel De neolithische vuursteenmijnen van Spiennes (Bergen) Belforten De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Doornik Het complex Plantin-Moretus in Antwerpen Het Stockletpaleis in Sint-Pieters-Woluwe
Het complex Plantin-Moretus in Antwerpen Christoffel Plantijn was een boekdrukker en uitgever van Franse afkomst, die zich in 1549 vestigde in Antwerpen. Zijn bedrijf werd een van de grootste boekdrukkerijen van Europa. Zijn belangrijkste werk is de Biblia Regia, die hij uitgaf tussen 1568 en 1572. Het historische monument werd inclusief al zijn verzamelingen en archief op 15 juli 2005 ingeschreven op de Unesco-werelderfgoedlijst. De 4 scheepsliften van het Centrumkanaal in Henegouwen De vier hydraulische scheepsliften werden gebouwd tussen 1888 en 1917, en overbruggen samen een verval van zo'n 68 meter. De scheepsliften zijn dubbel uitgevoerd en zijn hydraulisch met elkaar verbonden, waarbij het gewicht van de ene bak het gewicht van de andere compenseert. Sinds 2002 worden deze kunstwerken enkel nog voor de pleziervaart gebruikt (het goederenvervoer wordt nu omgeleid via de grote scheepslift bij Strépy-Thieu). 10
Werelderfgoed in de oudheid: de 7 wereldwonderen
Voorbeelden van cultureel werelderfgoed buiten België Stonehenge in het Engelse graafschap Wiltshire bestaat uit dertig blokken in de buitenste ring en 49 kleinere blokken in een binnenring. Deze representant van de Megalietcultuur is rond 2000 v. Chr. aangelegd volgens een regelmatige, geometrische plattegrond. De exacte plaatsing van de elementen heeft te maken met de loop van de zon en de maan. Robbeneiland is een eiland dat voor de kust van Zuid-Afrika ligt bij Kaapstad. De Verenigde Oost-Indische Compagnie maakte er al in het begin van de 17e eeuw een strafkolonie van. Het water rondom het eiland is ijskoud door de koude golfstroom die hier voorbijkomt. Ook zwemmen er talloze witte haaien in de zee. Slechts drie ontsnapte gevangenen die naar de kust probeerden te zwemmen, hebben hun vlucht dan ook overleefd. Van 1836 tot 1931 was Robbeneiland een leprakolonie. In 1959 werd het eiland ingericht als extra beveiligde gevangenis van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, met als beroemdste gevangene Nelson Mandela. Vandaag is het een toeristische trekpleister. Het Sydney Opera House (Australië) werd ontworpen in 1955 door Jorn Utzon. Hij is de eerste architect van wie een gebouw nog tijdens zijn leven aan de lijst van Werelderfgoed wordt toegevoegd. Dit gebouw (geopend is 1973) zou zijn liefde voor de zeilsport symboliseren.
De zeven wereldwonderen zijn zeven (ook bij de Grieken een magisch getal) bouw- of kunstwerken uit de klassieke oudheid die algemene bewondering opriepen. Ze werden vermeld door verschillende schrijvers, zoals Philon van Byzantium (±280 - 220 v.Chr.) en Antipater van Sidon (2e eeuw v.Chr.). De 7 wereldwonderen zijn: • de Egyptische piramide van Cheops • de hangende tuinen van Babylon • het beeld van Zeus te Olympia • de tempel van Artemis te Efeze (Anatolië) • het mausoleum (grafgebouw) van Halicarnassus (Anatolië) • de kolossus (reus) van Rhodos • de pharos (vuurtoren) van Alexandrië. Op de Piramide na zijn alle klassieke wereldwonderen door branden of aardbevingen verdwenen. Hangende tuinen van Babylon Het bouwsel bestond uit een serie terrassen, omringd door muren met torens. Op die muren waren bomen, struiken en bloemen geplant. De tuinen 'hingen' als het ware boven de oevers van de rivier de Eufraat. Bijzonder was de irrigatiemethode: onderaardse kanalen zorgden voor de aanvoer van water. De kolossus van Rhodos De kolossus was een gegoten bronzen beeld van de zonnegod Helios, die door de Grieken vereerd werd en later Apolo genoemd werd. Het beeld was 32 meter hoog en stond aan de monding van de haven van het eiland Rhodos.
11
12
Is het werelderfgoed van Auschwitz fake?
De nieuwe internet 7 wereldwonderen Omdat van de 7 klassieke wereldwonderen enkel nog de Egyptische Piramiden te zien zijn, wilden velen op zoek gaan naar 7 nieuwe wereldwonderen. Vele landen hadden daarvoor al een achtste wereldwonder uit hun land dat ze verdedigden. Een nieuwe lijst van 7 kwam tot stand via het internet. Het project “New 7 Wonders” was een initiatief va van n Bernard Weber en werd in 2000 gelanceerd. Via het internet stemden meer dan 19 miljoen mensen op zo’n honderden locaties en monumenten monumenten.. Uit de 77 met de meeste stemmen koos een deskundig comité er 21,, waarop opnieuw iedereen via het net kon stemmen. De uitslag werd bekend gemaakt 7 juli 2007 (07/07/07): • Christusbeeld in Rio de Janeiro ((Brazilië – 38 m hoog, art déco stijl) • Colosseum te Rome (Italië - grootste amfitheater) • Petra (Jordanië - stad gedeeltelijk uit rotsen gehakt gehakt) • Chinese Muur (China) • Machu Picchu (Peru - stad van de Inca’s) • Chichen Itzà (Mexico – stad van de Maya’s, met de piramide van Kukulcán) • Taj Mahal (Indië – mausoleum uit 17e eeuw, mengvorm van Islamitische en Hindoe Hindoe-architectuur).
Gibraltar braltar gaf postzegels uit met foto van de 7 nieuwe wereldwonderen 13
Auschwitz, een ander erfgoed Auschwitz, het concentratie- en vernietigingskamp van de nazi’s, is werelderfgoed en wel om die reden dat op amper 5 jaar tijd hier ongeveer 1,1 miljoen mensen van hun leven zijn beroofd. Maar dit maakt het meteen ook een ongewoon werelderfgoed, veel erfgoederen hebben immers geen zo afgrijselijke geschiedenis. Als men naar de criteria kijkt waaraan een genomineerd erfgoed moet voldoen, dan zal men even twijfelen, maar na even te zoeken vind je wel een dat bij Auschwitz past, bv. “het draagt een unieke of op zijn minste een exceptionele getuigenis van een culturele traditie of een samenleving, welke nog voortleeft of is verdwenen”. Er is nog een andere reden waarom Auschwitz opvalt in de lijst van werelderfgoed: volgens sommigen is de geschiedenis ervan vervalst. Negationisme Negationisme is het ontkennen of extreem minimaliseren van in het algemeen aanvaarde historische gebeurtenissen, zoals de Holocaust (in België sinds 1995 wettelijk verboden). Het negationisme kan ontkracht worden door o.a. geschreven documenten (duizenden brieven, memo’s, plattegronden, bevelen, toespraken), foto’s (van luchtfoto’s tot heimelijk genomen foto’s en zelfs Duits filmmateriaal), ooggetuigen van overlevenden, de nog bestaande kampen, de demografische cijfers (als er geen zes miljoen joden zijn uitgeroeid, waar zijn ze dan naartoe?). De negationisten hebben ideologische bedoelingen en sluiten meestal aan bij de neonazi’s. Het is fout te denken dat de Holocaust niet herhaald zou kunnen worden. Een andere vraag is of de uniciteit van de Holocaust soms niet overdreven wordt, als men denkt aan wat er zich bijvoorbeeld in Cambodja onder de Rode Khmer of in de Russische Goelag Archipel heeft afgespeeld. Als de Holocaust al uniek is, dan komt het vooral door de angst van mensen voor deze gebeurtenis. Haast alles aan de Holocaust was uitzonderlijk goed georganiseerd en werd op een relatief korte tijd uitgevoerd. vernietigde gaskamer in Auschwitz 14
Natuurlijk werelderfgoed
Belforten zijn werelderfgoed
Natuurlijk erfgoed is de erfenis van natuurlijke, niet door de mens gemaakte plaatsen, objecten en ontastbare kenmerken die het platteland en de natuurlijke omgeving omvatten, met inbegrip van flora en fauna. Er kunnen 4 soorten natuurlijk werelderfgoed onderscheiden worden: • natuurlandschappen en beschermde natuurgebieden • natuurmonumenten en natuurverschijnselen • reservaten ter bescherming van één diersoort • reservaten voor het behoud van de flora. Door zowel cultuur als natuur als erfgoed te beschouwen, herinnert de Convention concerning the Protection of World Cultural and Natural Heritage (Unesco) ons aan de manier waarop mensen interageren met de natuur en aan de fundamentele noodzaak om de balans tussen beide te behouden.
De belforten voldoen zeker aan de voorwaarden voorwaarde om erkend te worden als werelderfgoed. Geen een enkel ander gebouw dan het belfort belichaamt immers zo volledig het ontstaan van een complexe, stedelijke samenleving in het agrarische Europa van de vroege middeleeuwen. iddeleeuwen. In de Europese kunst- en architectuurgesch architectuurgeschiedenis iedenis behoren de belforten tot de vroegste scheppingen van burgerlijke bouwkunst. Vrijwel alle nog bestaande belforten bevinden zich in Vlaanderen, Wallonië en Noord-Frankrijk. Frankrijk. Het enige Nederlandse belfort, het belfort van Sluis, staat in Zeeuws Zeeuws-Vlaanderen, ren, tegen de Belgische grens. Ze zijn een “Vlaams” verschijnsel, maar toch beperkte hun draagwijdte zich niet tot de stad en haar omgeving. De symboliek verspreidde zich naar de vier windstreken, dankzij de uitstraling van de regio regio, nog versterkt door handelsorganisaties. andelsorganisaties.
Twee voorbeelden van natuurlijk werelderfgoed: • Virunga National Park, Democratische Republiek Congo Virunga National Park (790.000 ha) bevat een uitzonderlijke verscheidenheid aan habitats, gaande van moerassen en steppes tot de sneeuwvelden van Rwenzori op een hoogte van meer dan 5.000 m, en van lavavlaktes tot de savannes op de vulkaanhellingen. Later is het bekend geworden voor haar berggorilla's.
kaart van de belforten in België en Frankrijk opgenomen in de Werelderfgoedlijst
De verantwoordelijke voor de erkenning in 1999 van 26 Vlaamse en 6 Waalse torens was Luc Martens, nu burgemeester van Roeselare en toen minister van n Cultuur. In 2005 werden het Waalse belfort van Gembloers en 23 belforten in het noorden van Frankrijk toegevoegd aan de lijst lijst. De erkenning is belangrijk omdat een belfort deel uitmaakt van de identiteit van een stad. stad Het is bovendien heel belangrijk voor or het toerisme. Nog een voordeel is dat de gemeente een vergoeding kan krijgen om de belforten te laten restaureren. Voor werelderfgoed zullen ze dit immers veel eerder krijgen dan voor “gewone” gebouwen.
• Baikalmeer, Russische Federatie Het Baikalmeer, gelegen in het zuidoosten van Siberië (3,15 miljoen ha) is het oudste (25 miljoen jaar) en diepste (1.700 m) meer ter wereld. Het bevat 20% van 's werelds totale onbevroren zoetwaterreserve. Dankzij zijn ouderdom en afzondering heeft het meer één van 's werelds rijkste en meest ongewone zoetwaterfauna’s geproduceerd.
zicht vanuit de ruimte 15
16
Het belfort van Roeselare, baken uit het interbellum De geschiedenis van het belfort van Roeselare Middeleeuwen Rond 1260 werd op het marktplein een belfort en halle gebouwd. Het belfort stond vroeger in het midden van de markt. De halle was het centrum van het middeleeuwse bedrijfsleven. De stadsweegschaal en de keurderskamers vonden in de halle een onderkomen en een ruimte was ingericht als stapelplaats en verkoophuis. Het belfort werd de vergaderplaats van de wetgevers. Godsdiensttroebelen (16e eeuw) zicht op Roeselare in 1644, uit “Flandria illustrata” van Antonius Sanderus
Van 10 augustus 1566 af zwermde de beeldenstorm vanuit Steenvoorde (Noord-Frankrijk) over Vlaanderen uit. Vanaf 26 augustus trokken bendes beeldenstormers door Roeselare. Ze vernielden enkele beelden aan de stadshalle en in de Sint-Michielskerk. Na de herovering van Vlaanderen door de Spanjaarden kwam er splitsing tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Roeselare herrees. De stadshalle werd hersteld, de Sint-Michielskerk kreeg een opknapbeurt en de toren werd verrijkt met een beiaard en een torenuurwerk. Oorlogen, geldgebrek en veranderende economie (17e en 18e eeuw) Als open stad was Roeselare een gemakkelijke prooi voor de verschillende doortrekkende legertroepen. Zo werd Roeselare meer dan eens het toneel van plunderingen en wreedheden. De stadskas was leeg, en voor het dringend herstel van de halle en de belforttoren op de markt was geen geld. Gebrek aan onderhoud deed op 30 oktober 1704 de toren instorten. In zijn val vernielde hij een groot deel van de halle zelf.
Er kwam geen nieuwe halle meer: de verkoop binnen de halle, die de late middeleeuwen had gekenmerkt, was nu voorbijgestreefd. In de plaats daarvan kwamen, verspreid over de hele stad, handelszaken. Onder het bestuur van Maria-Theresia van Oostenrijk werd tussen 1769 en 1771 - naar een ontwerp van de Brugse architect Hendrik Bultynck een stadhuis gebouwd ter vervanging van de vroegere stadshalle en de belforttoren. Heropbouw (20e eeuw) Na WO I waren in Roeselare twee derde van de woningen vernield. De plannen voor de heropbouw werden al in 1917 voorbereid. In 1925 werd het ‘oud stadhuis’ uitgebreid met een nieuwe vleugel aan de westzijde (op de Grote Markt en in de Zuidstraat). Het had in grote lijnen de L-vorm van de vroegere stadshalle met de belforttoren. De belforttoren werd dus herbouwd als symbool van de wedergeboorte van de stad. Opgravingen van 1949 en 1971 hebben het oude belfort gelokaliseerd. Het aangegeven tracé in de vloer van het marktplein confronteert heden en verleden in het hart van de stad.
Met het puin werd een kleinere halle opgetrokken. In 1749 brandde deze nieuwe halle af. 17
18
Stijl en ideologie bij Lagae en Doom, de ontwerpers van het heropgebouwde belfort De ontwerpers van het nieuwe belfort: Lagae en Doom Plannen voor wederopbouw na WO I worden reeds voorbereid in de oorlog. Burgemeester Mahieu neemt contact op met Jules Lagae. Lagae tekent samen met zijn vriend architect Arhur Verhelle en diens stagiair René Doom een algemeen plan uit voor de heropbouw van Roeselare. Als in 1919 een nieuwe stadarchitect moet aangesteld worden in Roeselare, wordt Doom, vriend van burgemeester Mahieu, praktisch unaniem door de gemeenteraad uitgekozen.
Stijl van het ontwerp: van neogotiek naar regionale art déco De stijl van de gebouwen in het oorspronkelijke ontwerpplan van Lagae en Doom is hoofdzakelijk neogotisch. Neogotiek is een stroming in de 19e eeuwse bouwkunst die zich geheel laat inspireren door de middeleeuwse gotiek. De neogotiek sluit aan bij de poging in de 2e helft van de 19e eeuw om de verspreiding van het atheïsme, vooral bij (socialistische) arbeiders, tegen te gaan en het christelijk geloof in zijn oude glorie te doen herleven. Lagae en Doom laten zich inspireren door een tekening uit een boek van historicus Frans De Potter, medestichter van het katholieke Davidsfonds. In 1926 zal René Doom op basis van deze tekening een schilderij maken (nu in het klooster van de Grauwzusters). Het plan krijgt felle kritiek van modernistische architecten, o.a. Huub Hoste (die in 1919 het huis in de Hendrik Consciencestraat nr.46 een nieuwe kubistische gevel geeft).
René Doom is in 1884 geboren in Roeselare en volgt vanaf 1900 les aan de Roeselaarse Academie voor Schone Kunsten. Vanaf 1908 volgt hij les in Brussel en sticht later een architectenbureau in Schaarbeek samen met Jerome Vermeersch.
Jules Lagae, geboren in Roeselare in 1862, had in de hoofdstad een succesvolle carrière als beeldhouwer uitgebouwd, met als specialiteit bustes van invloedrijke personen. Tot zijn werken behoren een groots monument in Buenos Aires (Argentinië), het standbeeld van A. Rodenbach (1909) en een buste van Hugo Verriest (1914).
19
Als Doom in 1923 de opdracht krijgt een nieuw ontwerp voor het stadhuis te maken, kiest hij voor een regionalistische art décostijl. Het regionalisme wordt gekenmerkt door trouw aan lokale bouwtradities en streekbouwmaterialen. Kenmerkend voor Roeselare zijn de vrij stompe puntgevels en de grote zorg besteed aan de baksteenverbanden. De art déco is een moderne stijl gekenmerkt door een strakke vormgeving met lange, rechte lijnen, geometrische vormen en abstractie. De volumes zijn meestal asymmetrisch en de gevel heeft vaak vooruitspringende delen. Bloemmotieven zorgen vaak voor een decoratief element. In het nieuwe stadhuis en belfort overheersen strakke lijnen. Decoratieve elementen zijn het spel met de bakstenen boven de ramen van het gelijkvloers en de bloemenbanden boven de ramen van het eerste verdiep. 20
Middeleeuwse beelden in moderne stijl versieren het belfort
Onderaan de noordermuur van het belfort staat een beeld van de heilige Michiel, gemaakt door Jules Lagae.
De stijl van het Roeselaars belfort mag dan wel modern zijn, maar toch blijven de middeleeuwen aanwezig in de symbolische beelden die het belfort sieren.
Het beeld, een kleine 3 meter hoog, is uit blauwsteen. Aureool, vleugels, het zwaard en elementen van het wapenschild zijn verguld.
Bovenaan de toren op de hoeken staan 4 leeuwen. De stijl van de beelden sluit aan bij de moderne art déco-stijl van de toren, met een gestileerde vormgeving met strakke lijnen. De symboliek van de beelden sluit echter aan bij de middeleeuwse betekenis van het belfort. In de heraldiek staat de leeuw voor kracht en moed.
De heilige is statisch uitgebeeld, alsof hij de wacht houdt. De draak (de duivel) is reeds overwonnen en ligt onder de voeten van de heilige.
21
Het beeld symboliseert uiteraard de overwinning op de Duitse vijand, maar natuurlijk ook de overwinning van het christelijk geloof op het ongeloof. De betekenis is duidelijk: het wederopgebouwde Roeselare moet en zal een katholiek Roeselare blijven. Ook hier geeft de moderne stijl vorm aan een middeleeuwse symboliek.
22
De schilderijen van Gaston Vallaeys in de conferentiezaal van het stadhuis Ook bij de decoratie van de nieuwe vleugel van het stadhuis (gebouwd samen met het belfort) werd teruggegrepen naar de middeleeuwen.
Vallaeys schildert in de nieuwe stadhuiszaal verder: • een portret van “Jan Van Kleef, bastaard van Ravenstein” • het wapenschild van Ravenstein en de wapenschilden van de heerlijkheden Schiervelde, Ogierlande en Hazelt.
In 1932 schildert Gaston Vallaeys een middeleeuws tafereel: “De baljuw van Roeselare verwelkomt de kooplieden bij de opening van de jaarmarkt”.
De middeleeuwse jaarmarkt, die 3 dagen duurde, was een belangrijk economisch gebeuren waarop “kooplieden van Antwerpen, Ghendt, Atrecht, Doway, Yper, Hazebrouc enz.” naar de “lakenjaermarkt” kwamen. Vallaeys dateert zijn tafereel in 1552. Centrale figuur is Jan Callens, de abt van Zonnebeke die het patronaatsrecht bezat van de Roeselaarse Sint-Michielskerk (met o.a. het recht om onderwijzers en onderpastoors te benoemen). Het schilderij kan in 2 opzichten als fake worden beschouwd: 1) de inhoud, compositie, vormgeving tonen opvallend veel gelijkenis met een muurschildering uit midden 19e eeuw door Godfried Guffens “De dekens en kooplieden der Hanzesteden, hunne vrijbrieven afleggende in de Sint-Michielsabdij in Antwerpen in 1315”. Beïnvloeding of plagiaat? 2) Vallaeys gebruikt voor de figuren uit de 16e eeuw portretten van zichzelf, eigen familieleden en van bekende Roeselarenaars uit diverse tijdperken, o.a. - kunstschilder Alfons Blomme (20e eeuw) - beeldhouwer Jules Lagae (20e eeuw) - componist Adriaan Willaert (15e eeuw) - dichter Albrecht Rodenbach (19e eeuw) - toenmalig stadssecretaris Robert De Man - toenmalig burgemeester Jan Mahieu-Liebaert. 23
Gaston Vallaeys: • geboren te Gits in 1862 • studeert aan Roeselaarse kunstacademie bij Hendrik Horrie en Ferdinand Callebert, en later aan de Brusselse kunstacademie • vanaf 1903 leraar en vanaf 1908 directeur van de Roeselaarse kunstacademie • tussen 1923-1937 tekenleraar aan het Klein Seminarie • bevriend met Jules Lagae • overleden in 1944. 24
De toewijding van de stad aan het Heilig Hart De heropbouw van het burgerlijk belfort werd aangegrepen voor een kerkelijk gebeuren: de toewijding van de stad aan het Heilig Hart. De cultus van het Heilig Hart De verering van het Heilig Hart van Jezus stelt de liefde en barmhartigheid centraal, die worden gesymboliseerd door Jezus' Hart. De verering is reeds terug te vinden in de geschriften van middeleeuwse mystici, maar kreeg pas grotere verspreiding in de 17e eeuw, vooral door toedoen van de Jezuïeten, die er een wapen in zagen voor hun contrareformatie en voor hun strijd tegen het oprukkende rationalisme. Aan het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw kreeg de Heilig Hartverering nieuwe impulsen. De industrialisering in de 19e eeuw zorgde voor een proletarisering van de voorheen vrijwel automatisch katholieke plattelandsbevolking. Vakbonden werden opgericht, onderwijs en sociale kwesties kwamen op, het socialisme won terrein. De kerk reageerde met de ontwikkeling van de katholieke sociale leer (cfr. de encycliek Rerum Novarum in 1891). De Heilig Hartverering sloot hierbij aan: persoonlijke vroomheid werd erdoor verbonden met de sociale actie in het teken van naastenliefde. De toewijding van de stad Roeselare aan het Heilig Hart Edward De Saegher, vanaf 1903 leraar en vanaf 1908 superior van het Klein Seminarie, stichtte in 1908 de Heilig Hart Bond. In 1913 werd de Sint-Michielsparochie toegewijd aan het Heilig Hart. In 1920 werd een secretariaat opgericht om hele gezinnen zich te laten toewijden. Overeenkomstig het doel om de secularisering van de hele samenleving tegen te gaan, wou De Saegher zich niet beperken tot de kerkelijke gemeenschap. Hij wou ook het officiële bestuur in zijn actie betrekken. De heropbouwfeesten boden de ideale gelegenheid om alle inwoners van de stad aan het Heilig Hart toe te wijden. Er kwamen grote Heilig Hartfeesten, met als hoogtepunt de eigenlijke toewijding op 21 juni 1925. Men onthulde ook een beeld van het Heilig Hart dat Josué Dupon speciaal voor deze gelegenheid had gemaakt en dat zich nog steeds bevindt aan de zijgevel van het café De klokke vooraan in de Zuidstraat. Het monument van de toewijding Een eerste versie van het werk bevindt zich in het bijgebouwde deel van het stadhuis: de medaillon boven de toegangsdeur van de conferentiezaal. 25
Op de e voorgrond van de stadshorizon staat rechts de heropgebouwde belforttoren, symbool van de burgerlijke macht, links de – groter afgebeelde - toren van de Sint-Michielskerk, symbool van de religieuze macht. Ook in de achtergrond is er een seculier element, enkele fabrieksschouwen, naast het religieuze, de torens van de SintAmandskerk en de Vrouwekerk. Onze Lieve-Vrouwekerk. De symbolen op de kleine schilden verwijzen naar “wereldse” bezigheden: het tandrad naar de zware industrie, de gevleugelde os van Sint-Lucas Lucas naar de kunst, de staf va van n de Griekse god Hermes naar de handel, de korenschoof met sikkel naar de landbouw. In het midden staat een gelauwerde vrouw, symbool van de overwinning, waarnaar ook verwezen wordt door de tekst links “bevrijd 14 oct 1918”. De vrouw heeft een hamer in de hand, die ze laat rusten: het werk van de wederopbouw is voltooid, waarnaar ook verwezen wordt door de tekst rechts “hersteld ten jare 1925”. De hamer rust op een wapenschild met de engel Michiel die de draak doodt. Het beeld wordt hernomen in het monume monument nt nabij de Grote Markt, maar het religieuze krijgt daar een grotere plaats. De vrouw is een engel geworden en houdt geen hamer meer vast, maar enkel nog het schild met de engel Michiel, dat nu op gelijk hoogte komt van de 4 andere (vergulde) schildjes en de centrale plaats in de rij inneemt. De symboliek is duidelijk: in feite is het niet zozeer de werkkracht van de mens die gezorgd heeft voor de wederopbouw, maar wel de kracht van het katholieke geloof. Boven het geheel troont dan ook een – vergulde - Christusfiguur istusfiguur met het Heilig Hart. De gemetselde omlijsting tenslotte wordt bekroond met een kruis. De boodschap is duidelijk: Roeselare is een katholieke stad, en – stilzwijgend verondersteld – dat moet zo blijven. 26
Deel 2 - Roerend erfgoed: relikwieën en heiligen in de kerk van Beveren Relikwieën en heiligen, onderdeel van het katholiek geloof Katholieke relikwieën, redmiddel voor de gelovige Relieken: ontstaan en religieuze betekenis Binnen het christelijke geloof wordt een heilige omschreven als een overleden persoon die zijn leven volledig aan God gewijd heeft. Een heilige heeft, vanwege verschillende verdiensten of daden tijdens zijn leven, een bijzonder goede verhouding met God en moet aldus met respect behandeld worden. Bovendien kan een heilige man of vrouw God aanroepen om problemen onder de nog levende mensen op te lossen. Een heilige wordt niet aanbeden zoals een God, maar wordt wel vereerd door middel van relikwieën.
De akte van de toewijding (zie foto p. 2) Er werd ook een akte gemaakt, een tekst op perkament, waarschijnlijk opgesteld door de Sint-Gertrudisabdij te Leuven, 1925. Het document hangt nu in de trouwzaal van het stadhuis. De stijl is op en top middeleeuws, met gotische letters en versierde beginletters. Er zijn 2 afbeeldingen, links in de marge Sint Michiel, rechts bovenaan Jezus als Heilig Hart, met aan zijn rechterhand de burgerlijke overheden en aan zijn linkerhand de kerkelijke overheden. De akte is ondertekend, enerzijds door de burgemeester, anderzijds door de bisschop en de Roeselaarse deken De Saegher. 27
Het woord reliek of relikwie is afkomstig van het Latijnse werkwoord relinquere, wat letterlijk ‘overblijven’ betekent, en van reliquiae, wat ‘stoffelijke resten’ betekent. Relieken staan in de plaats van de heilige zelf en worden vaak een bovennatuurlijke kracht, virtus, toegeschreven. Het vereren van de stoffelijke resten staat gelijk aan het vereren van de heilige zelf, de resten zijn net zo heilig als de overledene zelf. Relieken worden over het algemeen opgedeeld in drie categorieën: • primaire relieken: delen die ooit deel uitmaakten van het lichaam • secundaire relieken: alles wat met het lichaam van de heilige in contact is geweest (kledij, voorwerpen, …) • tertiaire relieken: voorwerpen of ruimten waarin het lichaam van de heilige of delen daarvan bewaard worden (sarcofagen, kisten, …). In het christendom is het vereren van relieken voortgekomen uit de gewoonte om een eredienst te brengen boven het graf van een martelaar. Vanaf het einde van de 4de eeuw ontstond het gebruik om de graven te lichten (elevatie) en de overblijfselen van de heilige naar een bovengronds graf binnen de kerk over te brengen (translatie). Heel belangrijk bij het overbrengen van de beenderen was de integriteit van de restanten. Het was dan ook noodzakelijk dat het gebeente op een 28
of andere manier bewaard bleef. Men plaatste de resten in kunstig vervaardigde containers die verschillende vormen konden aannemen. Kleine botten werden bewaard in een kistje of fungeerden als deel van een kruis of een ander liturgisch voorwerp. De meest typische verpakkingsvorm van relieken was echter het schrijn, een vaak prachtig vormgegeven of versierde kist waarin genoeg ruimte was voor een groot aantal botten en alle bijhorende voorwerpen. De meeste schrijnen waren pronkstukken, uitgevoerd in zilver of goud, en werden door de meest gerenommeerde kunstenaars versierd.
Voorbeelden van katholieke relikwieën in België België is al altijd katholiek geweest. Maar vandaag de dag wordt daar steeds minder aandacht aan gegeven. Daardoor weten er weinig mensen dat België heel veel relikwieën heeft. We geven 2 voorbeelden. Een zeer oude reliek: het heilig Bloed te Brugge Dit zouden een paar druppels gestold bloed zijn van Jezus, geborgen in een langwerpig bergkristallen flesje. Het wordt bewaard in de Basiliek van Brugge, op de Brug (vroegere burcht van de graven). Jaarlijks wordt de relikwie vereerd door tienduizenden bedevaarders in de Heilig-Bloedprocessie, die uitgaat op Onze-LieveVrouw-Hemelvaart.
Neogotisch schrijn voor de hoofdreliek van de Heilige Waldetrudis (1867, Heilige Waldetrudiskerk, Bergen).
De maatschappelijke rol van relieken Relieken kregen al snel meer dan enkel een religieuze betekenis. Ze werden aanzien als een noodzakelijk statussymbool, dat elke stad of gemeente van enige omvang in haar kerk diende te hebben. Vaak speelden relieken een belangrijke sociale rol. Vele werden slechts jaarlijks getoond, bijvoorbeeld naar aanleiding van de feestdag van de heilige. Traditioneel gebeurde dit in een ommegang of processie. Dergelijke feestdagen brachten de gelovigen bijeen, waardoor de samenhang binnen de gemeenschap verstevigd werd. Het economisch belang van relieken lag in het aantrekken van pelgrims, wat de naburige horeca ten goede kwam. Bovendien werden aan relieken vaak offerandes en donaties gebracht, een extra bron van inkomsten om de lokale kerkelijke instanties verder uit te bouwen. Wanneer de opkomst van pelgrims niet genoeg geld opbracht, ging men zelfs met de relieken van deur tot deur Processie van de Heilige Dimpna op om bij de mensen thuis geld Pinksterdinsdag in Geel, ca. 1930 op te halen. 29
Volgens een legende zou de relikwie naar Brugge overgebracht zijn door Diederik van den Elzas, graaf van Vlaanderen, in 1150 tijdens de 2de kruistocht. In werkelijkheid kwam de relikwie, vermoedelijk uit Constantinopel, pas in de 13de eeuw terecht in Brugge. Het oudste document over de relikwie dateert van 1256. Recente relieken: relieken van Pater Damiaan Pater Damiaan was een Belgische Picpus-pater en missionaris, die bekend geworden is door zijn werk voor leprapatiënten op Molokai (Hawaï), waar hij werd begraven in 1889. Op initiatief van de paters van de Heilige Harten in Leuven, werd zijn lichaam in 1936 teruggebracht naar België en bijgezet in de crypte van hun kerk. Delen van dit “reliek” zijn ondertussen opnieuw naar het buitenland. In het kader van de zaligverklaring in 1995 werd de rechterhand van Pater Damiaan teruggeschonken en begraven in het oorspronkelijke graf. Bij de heiligverklaring op 11 oktober 2009 werden twee relieken “verhandeld”, gevonden in het archief van de paters Picpussen: een haarlok geschonken aan de paus en een voetwortelbeentje, door de paus geschonken aan de bisschop van Honolulu. 30
Voorbeelden van katholieke relikwieën buiten België
Relikwieën in niet niet-katholieke katholieke godsdiensten
De lijkwade van Turijn, één van de gekendste relieken
Ook in andere godsdiensten komen relieken voor. Als voorbeeld wordt hier ingegaan op het boeddhisme.
De lijkwade is een linnen doek zijn waarop er vaag een beeld van een man te zien is met verwondingen aan de handen. Door die verwondingen aan de handen denken er mensen dat dit linnen doek gebruikt zou zijn om Jezus in te wikkelen na zijn kruisiging en hem zo te begraven. De meeste wetenschappers zien deze lijkwade als een goede vervalsing van in de late middeleeuwen. Dit wordt ondersteund door een koolstof-14-datering van de lijkwade. Daaruit blijkt dat het kleed komt uit een periode van circa 1260 en 1390.
Relieken in het boeddhisme In het boeddhisme worden relikwieën ën van de Boeddha en verschillende wijzen vereerd. Een stoepa is een gebouw dat specifiek gebouwd is voor relikwieën. Meestal is het g gewoon de as die zich in de stoepa bevind bevindt. In hele zeldzame gevallen is het volledige lichaam bewaard. bewaard De relikwieën van het boeddhisme zijn bedoeld om mensen te tonen dat verlichting mogelijk is.. Volgens boeddhisten leeft de leer van Boeddha door in zijn relieken,, die daarom ook als levende entiteiten worden ervaren en behandeld. Hetzelfde verhaal geldt voor de leerlingen van Boeddha, die in geestelijke zin rechtstreeks van hem afstammen.
Het heilig Bloed, niet alleen in Brugge Er zijn veel kerken die zeggen dat zij een relikwie van het Heilig Bloed hebben. Naast de Heilig Bloed Basiliek te Brugge, is er o.a. de abdijkerk van Fécamp (Frankrijk) en de St-Jacobskerk te Rothenburg ob der Tauber (Beieren). De verwerving van het Heilig Bloed was voor Lodewijk IX de aanleiding voor het bouwen van de prachtige Sainte-Chapelle in Parijs, waar ook de Doornenkroon, het Ware Kruis, de Spijkers, de Lans, de Spons, de Zweetdoek, het Purperkleed en het Victoriekruis bewaard werden. Tijdens de Franse Revolutie tabernakel met heilig raakten deze relieken verloren. bloed in Fécamp De heilige graal, een mythische relikwie De heilige graal wordt beschreven als de graal (een kelk) waarin het bloed van Christus zou opgevangen zijn bij zijn kruisiging. Een andere beschrijving is dat de graal werd gebruikt bij het Laatste Avondmaal. De heilige graal werd het eerst vernoemd in de ridderroman Perceval ou le contre du Graal in de 12e eeuw. Hierna werden er verschillende verhalen geschreven over de zoektocht naar de graal. Wagner verwerkte de mythe in een opera. De christelijke versie van de mythe zou zijn oorsprong vinden in een klassieke Keltische mythe over een pot of ketel die het eeuwige leven of magische krachten zou hebben.
tekening van Arthur Rackham
31
De tand van Boeddha In Kandy (Sri Lanka)) vindt iieder jaar op de avond vond van de volle maan in augustus een optocht plaats van prachtig versierde olifanten olifanten, voorgegaan door een olifant met een gouden kistje. In dat gouden kistje zit een heel bijzondere relikwie: de tand van de Boeddha. Ringsel Ringsel zijn uniek voor het he boeddhisme. Het zijn kleine kristalachtige, parelvormige voor voorwerpen die worden aangetroffen in de as van grote boeddhistische meesters, nadat zij zijn gecremeerd. Ringsel worden beschouwd als tastbaar bewijs van de positieve spirituele energie van de b betreffende meesters. Ze kunnen zich zelfs vermenigvuldigen als ze op de juiste wijze worden vereerd. Soms barsten reliekhouders open, omdat de relikwieën eruit zijn ’gegroeid’. 32
Zijn relikwieën fake? De historische betrouwbaarheid van relikwieën
Vervalsing en twijfel aan relieken in de middeleeuwen
Vanaf de Verlichting komt er twijfel aan de echtheid van relieken en wordt ook in twijfel getrokken of sommige heiligen echt hebben geleefd. Er zijn hiervoor voor de hand liggende argumenten, zoals: het is toch totaal onwaarschijnlijk dat men bij de besnijdenis van de onbekende Jezus van Nazareth zijn voorhuid bewaard zou hebben. Deze redeneringen overtuigen een “believer” niet: God kan daar toch voor gezorgd hebben. Daarnaast is er gespecialiseerd historisch en filologisch onderzoek, dat bv. kan aantonen dat een historische bron niet betrouwbaar is. Ook de medische wetenschap is nuttig bij het onderzoeken van lichaamsoverblijfselen. Een vrouwelijk (of zelfs dierlijk) skelet kan moeilijk toebehoord hebben aan een heilige man. Belangrijk zijn de exact wetenschappelijke dateringstechnieken, die de ouderdom van relieken vrij nauwkeurig kunnen vaststellen. Enkele dateringstechnieken: • met koolstof-14: elk organisme (dier, maar ook planten cfr. kledingsstoffen) neemt dit licht radioactief element op via zijn stofwisseling; na de dood neemt de hoeveelheid af in verhouding tot de tijd; de resterende hoeveelheid geeft aan hoe lang geleden het organisme gestorven is • dendrochronologie: dateren van houten voorwerpen aan de hand van in de voorwerpen herkenbare groeiringen. • aan de hand van (de variatie in) stuifmeel dat bewaard is gebleven bij een voorwerp. Bij veel relieken blijkt dat ze niet zo oud zijn als ze moeten zijn indien ze werkelijk een reliek van een bepaalde heilige zouden zijn. Deze zijn dus vals. Als een reliek wel de vereiste ouderdom heeft, volgt daaruit nog niet dat het werkelijk gaat om overblijfselen van de heilige, maar de kans bestaat. Zo werd het beendermateriaal van de Heilige Bavo, stichter van de St Baafsabdij van Gent (het enige wat na de beeldenstorm overbleef was een klein stukje bot) gedateerd tussen 610 en 650, wat klopt met zijn levensbeschrijving. Een schatting van het percentage relieken dat zeker vals is, is niet te maken, omdat zeer weinig relieken wetenschappelijk onderzocht zijn.
33
Voor ons is het evident dat vele relieken fake zijn. Maar ook reeds in de middeleeuwen werd het echtheidsgehalte van relieken soms in twijfel getrokken. Mooie voorbeelden zijn te vinden bij de machtstrijd tussen de 2 Gentse abdijen Sint Baafs en Sint Pieters in de periode 950-1100. Eén van de machtigste wapens in het conflict was vervalsing. Oorkonden over de bezittingen die de abdijen vroeger gekregen hadden, werden naar hartenlust vervalst. Maar de strijd betrof vooral de relieken. De abdijen twistten erover welke van beide abdijen de oudste was en dus kon beschouwd worden als de eigenlijke stichting van de heilige Amandus. In een 9de-eeuwse tekst stond vermeld dat de heilige Amandus een zekere Florbert als abt aanstelde in zijn eerste klooster. De abdij die met andere woorden het materiële bewijs kon leveren dat Florbert één van haar abten was geweest, mocht zich meteen de oudste van Gent noemen. Beide abdijen zochten en vonden op hun domein het graf van Florbert, met een bijhorende grafsteen als bewijsstuk. De abdij van Sint Pieters organiseerde meteen een grootse plechtigheid om haar grafsteen te presenteren. Ook de monniken van Sint Baafs werden uitgenodigd. Een monnik van Sint Baafs wou het grafsteentje van Sint Pieters onderzoeken, maar liet het daarbij vallen zodat het brak. De monniken van Sint Pieters reageerden met een strijdschrift waarin ze de monniken van Sint Baafs beschuldigden van grafschennis. De strijd werd ook gevoerd over heiligen. Sint Pieters beschikte over een hele reeks relieken van heiligen, wat door de bijhorende bedevaarten en schenkingen van goederen de abdij veel inkomsten bezorgde. Sint Baafs had enkel de relieken van haar stichter Bavo. Geen nood: Sint Baafs organiseerde de overbrenging van de relieken van een hele reeks heiligen naar de abdij. In 980 werden de overblijfselen van Landoaldus, Amantius, Adrianus, Vinciana en Landrada overgebracht uit Wintershoven (in Haspengouw), waarop zich een reeks wonderen voordeden. In 1007 arriveerden uit Houtem (later Sint-Lievens-Houtem genoemd) de relieken van Livinus, een volkomen fictief personage, dat in Sint Baafs gecreëerd werd. Over al deze heiligen werden Vitae (levensbeschrijvingen) geproduceerd, die op naam werden gezet van de heilige Bonifatius uit de 8e eeuw. In 1011 kwam zelfs een levende heilige, een zekere Macharius, aartsbisschop van Antiochië, zich aanbieden aan de poorten van het klooster om kort daarop te sterven en voor wonderen te zorgen. De monniken van Sint Pieters betwistten de echtheid van deze heiligen en relieken. Bij de overbrenging van Landoaldus en zijn gezellen uit Winterhoven beweerden ze dat het ging om misdadigers en stelden ze voor de echtheid te toetsen door de vuurproef. De monniken van Sint Baafs weigerden en legden in de plaats een authenticiteitsbevestiging voor door de Luikse bisschop Notger.
34
Enkele voorbeelden van elementen uit de volksdevotie zijn het bouwen van kapelletjes, verering van relieken, het bezoek aan heiligdommen, bedevaarten, processies, de kruisweg, de rozenkrans.
Een hedendaagse katholieke kijk op relikwieën en heiligenverering Relieken, al een tijdje op hun retour Het belang van heiligenverering is in vele delen van de wereld sterk aan het afnemen, waardoor ook de relieken discreet uit de kerken verdwijnen. Toch leeft de verering vooral in ‘Latijns’ getinte landen nog als vanouds, hoewel ook het Vaticaan steeds minder belang hecht aan relieken. Tegenwoordig ligt de nadruk vooral op de heiligen zelf, en minder op hun stoffelijke resten. De kerk had zelf al lang door dat bij de heiligenverering fictie met realiteit werd vermengd. Het Vaticaan startte uiteindelijk zelf een initiatief om echt van vals te onderscheiden en gaf in de zeventiende eeuw de opdracht aan de 'Société des Bollandistes' om zo veel mogelijk gegevens over de heiligenlevens te verzamelen, te evalueren en te publiceren. Dit werk, de Acta Sanctorum, werd onder andere de basis waarop een aantal nooit bestaande heiligen van de kalender werd geschrapt, o.a. Niklaas, Barbara en Christoffel. De Bollandisten zijn nog steeds bezig aan hun onderzoek (verbonden aan de Koninklijke Bibliotheek). De scepsis tegenover relieken moet dus niet noodzakelijk als antikerkelijk geïnterpreteerd worden. Er wordt nog steeds een religieuze waarde gehecht aan relieken, als onderdeel van de volksdevotie.
Ook de dag van vandaag wordt nog veel aan volksdevotie gedaan, vooral bij een oudere generatie. Voor hen blijven relieken belangrijk. De katholieke overheid zal niet opeens zeggen dat relieken onbelangrijk zijn geworden, want dit zou tegen de mening zijn van de oudere generatie. Men zal echter wel de jonge generatie niet dwingen om het nut van (valse) relieken te begrijpen. De katholieke kerk wil m.a.w. een plaats geven aan de traditie. Als een heilige van de officiële kalender geschrapt wordt, mag een bisdom toch de feestdag behouden als die heilige een vaste waarde is in het bisdom.
Relieken zijn voor mij een "bijkomstigheid", ze zijn met andere woorden niet essentieel voor mijn geloof. Als iemand hen dierbaar is, willen veel mensen iets "tastbaars" van die persoon, zodat ze er ook bij zijn afwezigheid of na zijn dood, nog "bij kunnen zijn". In hun enthousiasme daarover gaan mensen dat wat idealiseren, overdrijven of misschien zelfs hun wensen voor werkelijkheid nemen. Bijvoorbeeld: dat is "echt een stukje van het kruis waaraan Jezus gestorven is". Maar het is echter niet de essentie van relieken dat ze echt zijn, maar dat ze uitdrukking zijn van de bewondering of het geloof van mensen, van de overtuiging dat Jezus voor hen een voorbeeld is, een blijvende inspiratie. In die betekenis kunnen relieken, hoewel "fake" (het thema van de erfgoeddag dit jaar), toch heel zinvol zijn. Jos Delbeke, leraar katholieke godsdienst aan het K.A. Roeselare
De lijkwade van Turijn in 2010 na 10 jaar weer tentoongesteld Volksdevotie Volksdevotie is het geheel van katholieke en orthodoxe gebruiken náást de sacramenten en sacramentalia. De verschillende elementen die tot de volksdevotie behoren, zijn deels ontstaan uit het verspreiden van versimpelde kennis voor ongeletterden, deels uit het kerstenen van culturele gebruiken en tradities (inculturatie) die oorspronkelijk weinig tot niets met het christendom te maken hadden. 35
Traditioneel wordt de lijkwade van Turijn om de 25 jaar getoond aan het publiek. Het Vaticaan, eigenaar van de relikwie, besloot echter tot een tentoonstelling 10 jaar na de laatste keer (van 10 april tot 23 mei 2010), een waardig geschenk voor de aartsbisschop die met pensioen gaat. De bezichtiging is gratis, maar natuurlijk is er de merchandising (er worden ook 9 tijdelijke biechtstoelen opgesteld). Het stadsbestuur van Turijn berekende dat dagjestoeristen 121 euro per man zullen spenderen in de stadseconomie, zij die overnachten 215 euro. Men verwacht tussen de 2 en 4 miljoen bezoekers.
36
Een protestantse en vrijzinnige kijk op relieken Naast de vraag of relieken historisch gezien vals zijn of niet, is er de vraag of relieken, en ruimer heiligenverering, levensbeschouwelijk gezien zinvol zijn. Waar katholieken meestal ook nu nog er een waarde aan toekennen (zie vorige pagina), is dat niet het geval bij protestanten en vrijzinnigen. De protestanten verwierpen heiligenverering en aanbidding van relieken reeds in de 16e eeuw. Protestanten klaagden het misbruik van de aflaten aan. Zij redeneerden als volgt: aangezien relikwieën aanzetten tot aanbidding en/of verering van objecten gelinkt aan personen/heiligen die bijzondere tot magische krachten bezitten om aan smekingen van berouwvolle gelovigen tegemoet te komen, doch dit in strijd is met het tweede gebod van de tien geboden die oproepen om alleen God te aanbidden (geen afgeleide personen of objecten), moet deze wijze van verering worden afgewezen. Zodoende werd de verering van heiligen, heiligenbeelden (denk aan de beeldenstorm), relikwieën… tijdens de reformatie onder de noemer van onbijbels en afgodisch geplaatst! Voor mij persoonlijk hebben relikwieën eerder een cultuurhistorische betekenis, stille getuigen van een eens zo machtig Katholieke kerk. Emmanuël Verheye, leraar protestantse godsdienst aan het KA Roeselare
Vrijzinnigen die het geloof verwerpen als “fake”, verwerpen uiteraard ook het bestaan van wonderen en de zinvolheid van relieken. Een vrijzinnige aanvaardt enkel wat op basis van wetenschappelijke of rationele kennis aannemelijk is. Het bovennatuurlijke heeft geen plaats in zijn levensbeschouwing, dus ook geen god, heiligen, wonderen. Het geloof in wonderen dateert uit een vóórwetenschappelijke, betoverde wereld, toen er nog geen wetenschap bestond en alles werd verklaard vanuit geesten, duistere, onvoorspelbare krachten. In zo’n wereld is geloof in het bovennatuurlijke te begrijpen. In onze huidige wereld is zo’n geloof misschien nog wel te begrijpen, maar moeilijk goed te keuren. Het feit dat een reliek vals is, betekent nog niet dat het gaat om een bewuste vervalsing, om oplichterij. Godsdienstigheid én economische belangen maken het zelfs mogelijk zijn eigen leugens te geloven. Het feit dat wonderen niet bestaan (genezing van psychosomatische aandoeningen is uiteraard geen wonder), betekent niet dat wonderen bewust verzonnen zijn, dat het om bedrog gaat. Vaak is dat natuurlijk wel het geval: een wonder lokt gelovigen en dat levert veel op (aandacht, geld, …), dat is voor sommigen genoeg om er eentje te verzinnen. Paul Gordyn, leraar niet-confessionele zedenleer aan het KA Roeselare
37
Relikwieën en heiligen in de Heilige Kruisverheffingskerk van Beveren De relikwie van het heilige Kruis Volgens de overlevering ontdekte Helena, de moeder van keizer Constantijn, omstreeks het jaar 325 tijdens een rondreis door Palestina een grot waarin ze het kruis aantrof waaraan Christus gestorven was. Helena nam het Ware Kruis mee naar Constantinopel waar het hout zich op wonderbaarlijke wijze vermenigvuldigde. Dit zou verklaren waarom er op het hoogtepunt van de reliekenhandel zo veel kruishout in omloop was. Helena bracht het Ware Kruis tenslotte naar Rome, waar ze het bewaarde in haar slaapkamer, later onderdeel van de kerk Santa Croce in Gerusalemme, waar delen van de kruisreliek nog steeds te zien zijn. Het Heilig Kruis te Beveren Het "Mirakelkruis" van Beveren is vervaardigd uit hout en beslagen met zilver. Het is een mooi voorbeeld van Doornikse smeedkunst uit de 13de eeuw. Vroeger bevond zich, volgens de overlevering, een splinter van het kruis van Jezus Christus in het mirakelkruis. Sommige historici veronderstellen dat dit kruis al in 1145 in het bezit van de kerk was gekomen, ter gelegenheid van de schenking van het altaar van Beveren aan de Sint-Maartensabdij van Doornik. Op Goede Vrijdag is er, nog steeds, een speciale kruisverering met een kinderzegen. Aan het mirakelkruis van Beveren worden 4 legendes verbonden: • Brand: op een nacht brandde het huis van de koster volledig af, enkel de kamer waar ook het kruis stond, was niet vernield door de vlammen. • Blind meisje: tijdens een viering op Goede Vrijdag riep een blind meisje opeens ‘wat doet die man daar?’ tijdens de zegening met het kruis. • Hondsdolheid: en man met hondsdolheid is genezen tijdens de mis. • Diefstal: op een bepaald moment wordt het kruis gestolen uit de kerk van Beveren. Na een bepaalde tijd werd het kruis zo zwaar dat de twee dieven gedwongen waren om het kruis te begraven. Na verloop van tijd groeiden er op die plaats witte bloemen in de vorm van een kruis. Daardoor kon het kruis teruggevonden worden.
38
glasraam in kerk Beveren verwijzend naar het Heilig Kruis
het Mirakelkruis van Beveren 39
40
Heiligenbeelden in de kerk van Beveren: de heilige Donatus en Antonius (bovenaan), de heilige Catharina (3 houten beelden) en de heilige Germanus (poster in sacristie)
Vereerde heiligen in Beveren De heilige Antonius De heilige Antonius abt werd ca. 251 te Koma (Midden-Afrika) geboren. Hij leidde een ascetisch kluizenaarsbestaan in de Egyptische woestijn (daarnaast bestaat er ook nog de heilige Antonius van Padua). De heilige Antonius abt is patroon voor o.a. slachters, slagers, varkenskooplieden, veeboeren, Hij wordt aanroepen tegen veeziekten (vooral bij varkens) en verder tegen angst, besmettelijke ziekten, epilepsie, antoniusvuur of moederkorenvergiftiging. Antonius wordt voorgesteld met o.a. volgende attributen: duivel (die hem belaagde), monsters, met een mooie vrouw, staf die eindigt in T-vormig kruis (symbool van toekomstig leven en dienend als bisschopsstaf), vlammende handen (hij wordt aanroepen tegen antoniusvuur). Zijn bijnaam “Antonius met het varken” ontstond in de middeleeuwen. De Antonieten, leden van de naar hem vernoemde verpleegorde, mochten hun varkens vrij laten rondlopen als vergoeding voor de verpleging die zij verstrekten. Op 17 januari (feestdag van Antonius) werden deze varkens geslacht en het vlees verdeeld onder de armen. Bekend is het verhaal van de Verzoekingen van Sint Antonius. Aan Antonius zouden demonen zijn verschenen die poogden hem van het goede pad af te houden. Dit verhaal is een rijke inspiratiebron geweest voor vele schilders van Jeroen Bosch tot Salvador Dalí. Het gebeente van Antonius zou rond 1070 uit Constantinopel naar Saint-Antoine gebracht zijn en daarna verloren zijn gegaan, op enkele kleine deeltjes ("partikels") na. In 1491 zou zijn gebeente overgebracht zijn naar de Sint-Juliuskerk in Arles. Ook zou nog een armreliek in Keulen bewaard zijn. De verering van de heilige Antonius in Beveren Het jaar 1771 staat ook in Beveren bekend als een rampspoedig jaar van rundveepest. Aangenomen kan worden dat zowel de heilige Antonius abt als de heilige Donatus aanroepen werden om deze ramp af te wenden. Pas in 1923, onder pastoor Pieter Meersseman, kreeg de heilige Antonius abt zijn litanie in Beveren. Het desbetreffend bidprentje werd gedrukt in de drukkerij Lombaerts–van de Velde te Deurne.
41
42
De heilige Germanus
De heilige Donatus
De heilige Germanus werd ca. 496 te Autun geboren en stierf op 28 mei te Parijs. Zijn feestdag valt op 28 mei (daarnaast bestaat er ook nog de heilige Germanus van Auxerre).
De heilige Donatus van Münstereifel (rond 140 na Chr. – vóór 180 na Chr.) was een Romeins soldaat die martelaar werd voor het christelijk geloof (daarnaast bestaat er ook nog de Heilige Donatus van Besançon en de Heilige Donatus van Arezzo). Donatus van Münstereifel behoort tot de zogenaamde catacombenheiligen, van wie in historisch opzicht weinig met zekerheid bekend is, maar over wie diverse legenden bestaan. Als legeraanvoerder van het 12e legioen werd hij rond 166 ingezet tijdens de strijd tegen invallen door de Germaanse Marcomannen aan de Donau. Tijdens een hopeloze omsingeling, uitgeput door dorst, baden Donatus en de andere christelijke soldaten van het Romeinse legioen om regen. Toen barstte er een zwaar onweer los en de stromende regen zorgde voor een verfrissing voor mens en dier. Bovendien verwoestten de bliksems het kamp van de Marcomannen. Toen Donatus echter weigerde te trouwen met Alexandra, de nicht van de keizer, werd hij met de dood gestraft 'wegens minachting der goden'. Flaminia, Donatus' moeder, begroef hem in de catacomben van de heilige Agnes in Rome. In 1646 werd het graf op bevel van paus Innocentius X geopend en de relikwieën aan de Jezuïetenkerk in Münstereifel geschonken.
Hij was kluizenaar, werd in 530 priester, in 540 abt van SaintSymphorien in Austen en in 555 bisschop van Parijs. Hij genas en bekeerde koning Childebert I, wiens hofkapelaan hij werd. Deze stelde hem toen in de gelegenheid om in Parijs de abdij SaintCroix-Saint-Vincent te stichten, die nu bekend staat als Saint-Germaindes-Prés. De Franse Revolutie maakte een einde aan het kloosterleven daar. Tot op de dag van vandaag vormt deze abdij het hart van een beroemde stadswijk op de linker Seine-oever te Parijs. Germanus wordt aanroepen tegen koorts en vuur, en is patroon van Parijs en van gevangenen. Deze heilige wordt voorgesteld met o.a. volgende attributen: met een afbeelding van de Notre-Dame (legende: die droeg hij altijd bij zich); ketenen (hij bevrijdde gevangenen); sleutels (hij behoedde Parijs en bevrijdde gevangenen). Germanus werd begraven in de abdij Saint-Croix-Saint-Vincent, die later naar hem de abdij St.-Germain-des Prés werd genoemd. De relikwie van zowel de heilige Germanus als de heilige Maximus van Afrika zijn terug te vinden in het hoogaltaar, dat in wit marmer uitgevoerd is en rust op vier zuilen. Het werd in de loop van 1925 in het hoofdkoor geplaatst door de Brugse kunstenaar Joseph Reubens.
Donatus wordt meestal afgebeeld met een pijlenbundel, bestaande uit bliksemschichten, in de hand. Hij geldt als beschermheilige tegen onweer, bliksem, hagel en brand. Veel schuttersverenigingen zijn naar hem vernoemd. De verering van de heilige Donatus in Beveren
De verering van de heilige Germanus in Beveren Deze heilige is vandaag de dag de tweede patroon van de Beverse parochie. Tot 1928 was hij er de titelheilige, maar in dat jaar werd de kerk toegewijd aan de “Heilig Kruisverheffing” (onder pastoor Camiel Desmet). Vanaf 03/01/1999 vormen de parochies Heilige Kruisverheffing (Beveren), Onze–Lieve–Vrouw (Roeselare) en Onze–Lieve–Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (De Tassche) samen de Federatie Sint– Germanus. Vanaf 29/06/2003 vervoegen de Sint-Martinusparochie van Ardooie en de Sint-Martinusparochie van Koolskamp de Federatie Sint Germanus. Zo telt de huidige federatie 5 parochies met 6 kerken. Een verwijzing naar de Heilige Germanus is ook nog terug te vinden in de benaming van het centrale marktplein van de gemeente Beveren, met name het Sint Germanusplein. 43
De verering hangt samen met deze gebeurtenis: op 5 november 1755 valt de bliksem in op de torenspits van de kerk. In zijn val vernietigt de torenspits een deel van het kerkgebouw waarbij o.a. het tabernakel. Op 10 juli 1771 verkreeg pastoor Jacob Moretten toelating om de relikwie van de Heilige Donatus in Beveren uit te stallen. Er werd een broederschap opgericht. Nog in hetzelfde jaar verscheen over deze heilige een devotieboekje, met herdrukken in 1867 en in 1880. In 1900 werd een nieuw prentje in kleurendruk uitgegeven. De litanie van de heilige staat er op afgedrukt. In navolging van de "Sint-Antoniusgilde" (een Maatschappij van Onderlinge Bijstand) werd in 1905 de "Sint-Donatusgilde" opgericht ten voordele van de Oudsoldaten van Leopold I en II. Die maatschappij zou de politieke strijd van de jaren '10 niet overleven. Het Broederschap van de Heilige Donatus bleef bestaan tot kort voor de eerste wereldoorlog. 44
De heilige Catharina Catharina van Alexandrië († 307) behoort tot de populairste heiligen van de Middeleeuwen (daarnaast bestaat er ook nog de Heilige Catharina van Sienna, 14e eeuw, en de Heilige Cathartina Labouré, 19e eeuw). Haar levensgeschiedenis is dermate overladen met legendevorming dat over de werkelijke gang van zaken zo goed als niets meer met zekerheid valt te zeggen. Door sommigen wordt zelfs ernstig getwijfeld aan haar bestaan. Catharina kwam volgens de populairste legende uit een roemrijk patriciërsgeslacht. Ze was Christus met hart en ziel toegedaan en beloofde hem haar maagdelijkheid. Op haar weigering om met keizer Maxentius te trouwen wilde die haar dwingen haar geloof af te zweren onder bedreiging van gruwelijke folteringen. Hij wilde haar laten verpletteren met een rad waarop scherpe ijzeren punten waren gemonteerd. In plaats van Catharina brak echter het rad, getroffen door de bliksem. Uiteindelijk werd ze onthoofd. Na haar dood worden haar overblijfselen door engelen naar de berg Sinaï gebracht. In de 10e eeuw worden haar relieken daar gevonden. In de 11e eeuw zou een groot deel van haar relieken, met uitzondering van haar schedel en een hand, door een monnik naar Frankrijk, naar Rouen, zijn gebracht. In de christelijke kunst is een rad het vaste attribuut waarmee deze heilige wordt afgebeeld. Catharina wordt vereerd als de patrones van leraren, studenten, scholieren, meisjes, maagden, gehuwde vrouwen, theologen, filosofen, universiteiten, bibliotheken, ziekenhuizen, redenaars, molenaars, schippers, kappers, boekdrukkers, schoenmakers, naaisters, notarissen, advocaten, drenkelingen, veldvruchten. Zij wordt aanroepen tegen migraine, tongaandoeningen en vooral tegen een rozetvormige huidaandoening, het Sint-Catharinawiel. De verering van de heilige Catharina in Beveren Het beeld van de heilige Catharina in de kerk van Beveren is afkomstig van de kerk op de Kapelhoek, een annexe-kerk, gebouwd in 1970. Daar "diende” men ter ere van de H. Catharina tegen een huidschimmelziekte ook genoemd "katrienewielen". Bij de sluiting van deze annexe-kerk verhuisde het beeld naar de hoofdkerk. 45
Deel 3 - Immaterieel erfgoed: Van Blauwvoet tot Rodenbachstoeten, geschiedenis in dienst van ideologie Van Blauwvoet tot Rodenbachstoeten De gedaantewisselingen van De Blauwvoet Een belangrijk symbool in de pogingen om Roeselare Vlaams-katholiek te houden is De Blauwvoet. Hoe “echt” is deze Blauwvoet? Hoe werd de oorspronkelijke Blauwvoet omgevormd (“vervalst”) om dienstbaar te zijn voor de Vlaams katholieke beweging? STAP 1: • auteur: Baron Joseph Kervyn de Lettenhove (1817 – 1891) • werk: Histoire de Flandre, geschiedkundig werk over Vlaanderen, 1847-1850 • de Blauwvoet: familienaam, zonder verband met een vogel, in het waargebeurde verhaal van de strijd tussen de Veurnse families Blauwvoet en Ingrekin in de 12de eeuw (er moet wel gevraagd worden in hoever deze geschiedenis reeds geromantiseerd werd door Kervyn de Lettenhove). STAP 2: • auteur: Hendrik Conscience (1812-1883) • werk: De kerels van Vlaanderen, 1870, roman (gebaseerd op Kervyn de Lettenhove), over verzet van Vlaamse kustbewoners tegen hoge grafelijke belastingen • de Blauwvoet: - spotnaam voor een hele groep strijders - afgeleid van een zeevogel - gebruikt in het wachtwoord “Vliegt de blauwvoet”, waarop geantwoord moet worden met “Storm op zee”. STAP 3: • auteur: Albrecht Rodenbach (1856-1880) • werk: De Blauwvoet, 1875, gedicht (gebaseerd op Conscience) • de Blauwvoet: - symbool voor Vlaamse strijdvaardigheid, in de eerste plaats bij de Vlaams katholieke studentengildes (cfr. De Groote Stoorighe) - “Vliegt de blauwvoet, storm op zee” is strijdkreet geworden - wordt naam van tijdschrift van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond of A.K.V.S., opgericht in 1903. 46
Vlaamsche Helden en Fierheid: het hoge middeleeuwse gehalte van de Rodenbachstoeten
Kervyn de Lettenhove
Conscience
Met zijn Blauwvoet probeert Rodenbach de Vlaamse beweging een elan te geven vertrekkend van het middeleeuwse verleden. Aanvankelijk is de katholieke overheid vijandig (cfr. De Groote Storinghe), maar al vlug beseffen vele katholieke leiders dat de Vlaamse beweging dienstbaar kan zijn voor een “katholieke actie” om het geloof te redden van de moderne tijdsgeest. Rodenbach wordt een Vlaamse held, die op geregelde tijdstippen met fierheid herdacht wordt: • 1888: stoet bij inhuldiging praalgraf van Rodenbach (ontworpen door Jules Lagae, ook betrokken bij heropbouw belfort in 1925) • 1909: stoet bij de inhuldiging van het standbeeld van Rodenbach (eveneens een ontwerp van Jules Lagae) • 1919: stoet bij het herplaatsen van het standbeeld van Rodenbach (in 1917 in veiligheid gebracht naar Gent) • 1956: stoet bij eeuwfeest van geboorte van Rodenbach • 1980: stoet bij eeuwfeest van overlijden van Rodenbach (het stadsbestuur acht een stoet niet meer “passend voor de moderne tijd”, maar er komt toch een stoet onder impuls van de Rodenbachwijk Sint-Lutgardis en priester Van De Sompele).
Rodenbach
De feestelijkheden gaan steeds gepaard met een eucharistieviering en diverse culturele plechtigheden. In de stoet staat enerzijds het leven van Rodenbach centraal, anderzijds het verleden van het Vlaamse volk, hoofdzakelijk zoals dat aan bod komt in Rodenbachs werk. Bijna steeds terugkerende thema’s zijn: • “Gudrun”, verwijzend naar het drama van Rodenbach, een episode uit de strijd tussen Germanen en Romeinen (het prille begin van de middeleeuwen) • “Fierheid”, verwijzend naar een gedicht van Rodenbach dat verwoordt hoe de burgers van Gent weigeren te knielen voor Filips van Boergondië • “Sneyssens”, een Gentse held die in 1452 sneuvelt bij een molen in de strijd tegen Filips van Boergondië • “Psalm”, een gebed gedicht door Rodenbach, met deze regels:
Conscience verstript door Bob De Moor Nu het lied der Vlaamse zonen, nu een dreunend kerelslied, dat in wilde noordertonen uit het diepste ons herten schiet. Refrein: Ei! het lied der Vlaamse zonen, met zijn wilde noordertonen, met het oude Vlaams Hoezee. Vliegt de blauwvoet? Storm op zee!
De Blauwvoet, cover van het tijdschrift van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond
God, onze Heer, wil 't jong geslacht aanhoren; red Vlaanderen uit zijn diepe val! Zegen de eed door allen trouw gezworen; Vlaanderen, Vlaanderen boven al! 47
48
De Katholieke Actie ingezet tegen radicaal Vlaamse studenten
foto stoet 1888
affiche stoet 1909
Katholieke Actie, strijd tegen de secularisering Bij de bespreking van de wederopbouw van het belfort en van de toewijding aan het Heilig Hart stelden we dat dit gezien moet worden als onderdeel van een poging om de secularisering van de samenleving tegen te gaan. Deze poging werd openbaar bekend gemaakt, onder de naam van de Katholieke Actie. De officiële omschrijving van het doel was 'de participatie van de leek in het hiërarchisch apostolaat van de kerk te bevorderen'. Men wilde de Kerk ombouwen tot een leger gericht op de “verovering” van de wereld. Paus en bisschoppen waren hierin de leiders, de priesters de officieren, de leken - in het bijzonder de jongeren - de “milites Christi” (soldaten van Christus), die moesten ingezet worden “ter verovering” om terrein terug te winnen op de voortschrijdende secularisatie. In de praktijk betekende dit vooral een intensivering van het georganiseerde geloofsleven en een centralisatie van katholieke sociale organisaties. De term werd voor het eerst gebruikt door paus Pius X (1903-1914) in zijn encycliek Il firmo proposito uit 1905. De term werd opnieuw gebruikt in de eerste encycliek van Pius XI (1922-1939) uit 1922 getiteld Ubi Arcano Dei (Consolio).
3 foto’s stoet 1919
foto stoet 1956
De Katholieke Studenten Actie (KSA) als tegenwicht voor A.K.V.S. De kerkelijke overheid wou ook de jeugd betrekken bij haar Katholieke Actie door het oprichten van jeugdverenigingen. In 1928 werd het Jeugdverbond voor Katholieke Actie (JVKA) officieel gesticht, een overkoepeling van verschillende bewegingen die hun leden per stand groepeerden: KAJ voor arbeidersjeugd, BJB (later KLJ) voor de boerenjeugd en KBMJ voor middenstandsjeugd. Ook collegestudenten moesten meedoen met de Katholieke Actie. Maar zij hadden al een organisatie: het AKVS, de overkoepeling van de katholieke Vlaamse Studentengilden, die in 1903 het leven zag. De kerkelijke overheid wou de jongstudenten binden aan een vereniging die onder de controle van de kerkelijke hiërarchie zou staan, zodat geen tijd overbleef voor de werking van het A.K.V.S.
49
50
De opdracht om een nieuwe studentenvereniging op te richten werd gegeven aan priester Karel Dubois, van 1924 tot 1952 professor aan de afdeling wijsbegeerte van het Klein Seminarie. Op 7 juni 1928 stichtte Karel Dubois de Katholieke Studenten Actie (K.S.A.), met als doelgroep de hogere jaren van de collegeleerlingen, studenten van de normaalschool en de seminaristen. Het was een echte studiebeweging waarin godsdienstige verdieping en opleiding tot lekenapostolaat hoog in het vaandel werden gedragen. Vanaf 1932 werd de KSA-beweging een echte organisatie met een bestuur, een uniform en duidelijk gestructureerde werkingsniveaus (gouwen, gewesten, bonden).
Naar een conclusie Middeleeuwen in de moderne tijd We beschreven een hele reeks situaties waarin in de eerste helft van de 20e eeuw in Roeselare middeleeuwse vormen werden gebruikt: • heropbouw van het belfort • versiering van belfort met beelden met middeleeuwse symboliek • afbeelding van middeleeuwse taferelen in de conferentiezaal • de wijziging van toewijding van de kerk van Beveren in 1928, verbonden aan de populair wordende verering van het H. Kruis • de toewijding van de stad Roeselare aan het Heilig Hart (ook de parochie Beveren werd daaraan toegewijd) • de oprichting van een standbeeld voor Rodenbach, met verwijzing naar zijn Vlaams-nationalistische versie van de Blauwvoetlegende • de evocatie van het middeleeuwse verleden van Vlaanderen in de Rodenbachstoeten • de oprichting van de KSA die van de jongeren (vooral studenten) “strijders voor Christus” wou maken.
De KSA versus AKVS Aanvankelijk probeerde Dubois de KSA zuiver kerkelijk te houden, maar wel Vlaams van geest. Vanaf 1933 nam Dubois duidelijk stelling tegen de oude AKVS-bonden. Er kwam een harde confrontatie. De aanhangers van “de Blauwvoet” zetten zich af tegen de “politieke” werking van de Katholieke Aktie. In deze harde confrontatie tussen KSA en AKVS dolf die laatste het onderspit. Dubois stemde ermee in dat de Vlaamse studentenbonden die dan niet meer tot het AKVS behoorden, zich bundelden in een nieuwe koepel, het Jong Volksche Front (JVF). Het JVF zou instaan voor de Vlaamse werking, maar wel in afspraak met en volledig ondergeschikt aan de KSA-leiding. Begin jaren '40 verdween het JVF.
We wezen op de poging van de katholieke kerk om de secularisering tegen te gaan, waarbij de kerk een bondgenoot vond bij de burgerlijke overheid. Daarna was er de poging om een nieuw radicaal Vlaams bewustzijn tot stand te brengen, nu eens met tegenkanting van de kerkelijke en burgerlijke overheden, dan weer met steun daarvan. De meeste van de hierboven aangehaalde situaties waarin middeleeuwse vormen opnieuw gebruikt werden, moeten ongetwijfeld in verband gebracht worden met deze beide pogingen. Dat wil niet zeggen dat er altijd een bewuste intentie aanwezig was. Hadden Jules Lagae en René Doom de strijd tegen de secularisering in hun achterhoofd toen ze een neogotisch ontwerp maakten voor het belfort? Dat is moeilijk aan te tonen en valt zeker buiten het opzet van dit bescheiden leerlingenproject. Het is wel zeer aannemelijk dat er onbewuste beïnvloedingen aanwezig waren. We beweren natuurlijk niet dat we hiermee een nieuw inzicht hebben gebracht, verre van. We hopen wel dit inzicht ondersteund te hebben met enkele concrete voorbeelden.
Van studiekring naar jeugdbeweging Rond het midden van de jaren '30 was het duidelijk dat de jongeren niet blijvend konden worden aangesproken door studie en optochten. Langzaam maar zeker drongen binnen KSA meer jeugdbewegingselementen binnen: sport en spel, kampleven en uitstappen vervingen grotendeels het studiewerk.
Fake? – ideologische vragen Nieuw is wel dat we dit thema presenteren in het kader van een erfgoeddag die als thema “fake?” heeft – let echter op het vraagteken. 51
52
Het kan lijken dat we een ideologische keuze maken tegen het katholicisme en tegen het Vlaams nationalisme. Dat is niet het geval.
als “fake”, maar stellen dat de gelovige dimensie aanwezig bij verering van relikwieën “waar” en zinvol blijft.
Ons uitgangspunt was uitsluitend pragmatisch: er leken ons niet veel andere mogelijkheden om in Roeselare iets te bestuderen dat op of andere manier gelinkt kan worden aan het thema “fake?”. Het gebruik van oude vormen, met als (bewust of onbewust) doel het behouden van een bepaalde maatschappij of terug te keren naar een reeds verdwenen maatschappij, beschouwen we daarbij als “fake”, in een zwakke betekenis van dit woord.
En tenslotte: naast de feitelijke, historische, neutrale beschouwingen blijft natuurlijk de ideologische vraagstelling. Het is typisch voor de moderne tijd – die vaart onder de vlag van “vooruitgang” - dat een conservatieve of reactionaire houding negatief beoordeeld worden. Maar de geschiedenis heeft niet altijd gelijk. Wat overwint, is daarom niet automatisch het beste.
Meer objectief kan dit gebruik van oude vormen omschreven worden als conservatief of reactionair. Zo’n houding kan op een bepaald ogenblik in de geschiedenis voor sommigen de beste lijken, en is dan voor hen het tegenovergestelde van “fake”. Duidelijk is dat de conservatieve en reactionaire houding van begin van de 20e eeuw het niet gehaald hebben. De secularisering heeft zich krachtig doorgezet en het succes van het Vlaams nationalisme is beperkt gebleven (en kwam na WO II in een negatief daglicht te staan). Dit wordt duidelijk geïllustreerd als we onze voorbeelden uit Roeselare bekijken anno 2010: • velen kennen de “stadhuistoren” niet als “middeleeuws” belfort • een Heilig Hartprocessie in de stad is niet meer uitgegaan na 1964 (de toewijding aan het Heilig Hart werd wel herhaald in 1950 en 1975, maar niet meer in 2000) • de verering van heiligen en relikwieën is sterk teruggelopen, net zoals de kerkelijkheid en het geloof in het algemeen • sinds 1980 zijn er geen Rodenbachstoeten meer geweest, niet in 1988, niet 2009 (toen was er een kleine tentoonstelling over Rodenbach en zijn standbeeld in het Infocentrum van de stad) • de KSA is geëvolueerd naar een gewone jeugdbeweging waarvan de christelijke inspiratie vaak in conflict komt met geseculariseerde opvattingen van de moderne jeugd. Gezien vanuit de loop van de geschiedenis (dus achteraf beschouwd) kunnen de conservatieve en reactionaire houding begin 20e eeuw omschreven worden als “fake”: het lijkt erop dat het een op voorhand verloren strijd was. De krachten van de “vooruitgang” waren te sterk. Maar de geschiedenis kan ook steeds anders geschreven worden. Katholicisme en nationalisme zijn nog steeds aanwezig. Ze hebben zich – na de verloren strijd om de oude vormen te behouden - aangepast aan de moderne tijd en gebruiken nieuwe vormen, of, minder drastisch, hebben sommige oude vormen behouden in een nieuwe interpretatie. Hedendaagse katholieke leiders hebben geen probleem om louter historisch-wetenschappelijk gezien een aantal relikwieën aan te duiden 53
Sommigen stellen dat de secularisering te ver is doorgeschoten of dat het nationalisme weer veel meer aan kracht zou moeten winnen. Valt het verdwijnen van een godsdienst die heel de samenleving doordringt of het uitblijven van een alles bepalende nationale samenhorigheid te betreuren? Langs de andere kant wordt het hoog tijd dat ook de aanhangers van het modernisme zich vragen gaan stellen. Immers, in de plaats van het opgaan in het geloof of een nationale identiteit, is als overheersende levensvervulling het consumentisme gekomen, het streven naar individueel geluk hier op aarde, maar dan wel verengd tot het verwerven van steeds meer materiële goederen (wat tot uiting komt in de groei-ideologie van het kapitalisme). Ondertussen wordt duidelijk dat dit ongebreidelde, zich wereldwijd verspreidende consumentisme de wereld en onze levens in grote moeilijkheden brengt. Is het niet hoog tijd dit consumentisme op te geven en te zoeken naar een alternatief? Zullen daarbij niet “middeleeuwse zaken” terug aan belang moeten winnen, bv. een economie met kleinschalige lokale markten? Blijven daarbij langs de andere kant bepaalde moderne verwezenlijkingen niet beter behouden, zoals bv. een politiek-culturele wereldgerichtheid? Het zijn open vragen waarover wij hier geen uitspraak doen. We denken wel dat deze vragen beantwoord moeten worden, nu meer dan ooit. Erfgoed en ideologie We zijn overtuigd van het belang van erfgoed om de geschiedenis van ideologieën beter te krijgen, en we denken dat het begrijpen van die geschiedenis nodig is om een belangrijker taak uit te voeren: nadenken over de waarde van ideologieën, nadenken over de wijze waarop wij de toekomst richting willen geven. Als ons beperkt onderzoek sommige lezers daartoe aanzet, vinden wij ons onderzoek geslaagd. 54
glasraam in de kerk van Beveren met de afbeelding van de heilige Donatus (links) en de heilige Antonius (rechts)
55
56