Mid Term Review 26 februari 2004 Doelstelling Het Mid Term Review (MTR) heeft tot doel de stand van zaken van het KRUL-project tot nu toe te evalueren. Naar aanleiding van het MTR geeft de commissie projectbewaking van de stichting SURF advies aan de directeur van SURF over de verdere subsidiering van het project. Een MTR bestaat onder andere uit een zelfevaluatie. Het zelfevaluatie rapport is bijgevoegd als bijlage.
Agenda 10.00 uur – 11.00 uur Voorbespreking commissie projectbewaking 11.00 uur – 12.30 uur Bespreking met (deel)projectleiders 12.30 uur – 13.00 uur Lunch 13.00 uur – 14.00 uur Demonstratie van het ontwikkelde onderwijsmateriaal 14.00 uur – 15.00 uur Bespreking met directeur Onderwijs- en Studenten zaken LUMC 15.00 uur – 15.45 uur Nabespreking commissie projectbewaking Door de hevige sneeuwval was het (trein)verkeer zodanig ontregeld, dat velen van de deelnemers niet op tijd aanwezig konden zijn. Uiteindelijk is er van een alternatieve agenda gebruik gemaakt.
Verslag bespreking (deel)projectleiders) Aanwezig Ad Sanders Regina Zwarthoed Peter Bloemendaal Pieter de Vries Robbé Josette Donnison Martien Quaak Sylvia Eggermont Esther Beekhuizen
AS RZ PB PVR JD MQ SE EB
Commissie projectbewaking SURF Commissie projectbewaking SURF Projectleider LUMC Deelprojectleider UMCN Deelprojectleider AMC Deelprojectleider UMCU Projectmedewerker LUMC Projectmedewerker LUMC, notulist
In dit verslag zullen de medewerkers worden aangeduid met de bovengenoemde initialen. SE en PVR starten de bijeenkomst met een presentatie over klinisch redeneren en de implementatie hiervan in DPS. Klinische Probleem Analyse door PVR Nijmegen heeft een klinisch redeneer model ontwikkeld en dit model geïmplementeerd in het e e gehele curriculum, waarbij het zwaartepunt van het klinisch redeneren in het 3 en 4 jaar ligt. Het klinisch redeneren houdt in, dat klinische problemen worden opgelost volgens een systematische aanpak, wat in Nijmegen de Klinische Probleem Analyse wordt genoemd. Tot nu toe wordt de KPA losgelaten op papieren patiënt casus. Na het afronden van het KRULproject zullen de in het KRUL project ontwikkelde DPS-casus een bijdrage aan de KPA in Nijmegen leveren. KPA kent een drietal doelen: 1. expliciteren van de redenatie 2. structurele feedback 3. fallback-procedure Het ontwikkelde KPA model kan met het volgende schema worden weergegeven.
Er worden patiënt gegevens verzameld. De afwijkende gegevens (activerende gegevens) worden geselecteerd en tot problemen gegroepeerd. Vanuit de problemen kunnen hypotheses worden opgesteld. Om hypotheses te bewijzen of weerleggen is nader onderzoek nodig. Een probleem of bewezen hypothese kan leiden tot behandeling van de patiënt. Om het klinisch redeneren met DPS mogelijk te maken is de 'Klinisch Redeneer' module ontwikkeld. Tijdens het klinisch redeneren in DPS moet de student zijn redenatie stappen aan het programma kenbaar maken. Het systeem voorziet de student van generiek commentaar op zijn redenatie proces. Om dit commentaar te kunnen leveren wordt er voor elke KRULcasus een casus specifieke probleemboom, de docent-probleemboom, gebouwd. Als een student klinisch redeneert in DPS worden zijn klinisch redeneerstappen in de studentprobleemboom vastgelegd. Op basis van de vergelijking van de student- en docent probleembomen genereert het DPS programma generiek commentaar.
Klinische Redeneer Module in DPS door SE SE begint met een korte uitleg over hoe een DPS-casus gespeeld kan worden. De eerste versies van de Klinisch Redeneer schermen stonden los van de casus. Dit bleek niet prettig te werken. Er is daarom besloten de Klinisch Redeneer schermen onderdeel te laten zijn van de status. De Klinische Redeneer Module kent een drietal onderdelen. 1. Het selecteren van activerende gegevens uit de patiëntgegevens. Het concept zag er als volgt uit:
In DPS is het op de volgende wijze uitgewerkt.
2. Het groeperen van activerende gegevens tot problemen. Het probleem kan benoemd worden. Benoemde problemen komen onder de activerende gegevens te staan, zodat ze aan andere problemen gekoppeld kunnen worden. Een probleem dat nog niet is bewezen wordt een hypothese genoemd. Het concept zag er als volgt uit.
In DPS is het op de volgende wijze uitgewerkt.
3. In het derde onderdeel van de 'Klinische Redeneer Module' kunnen hypotheses aan problemen worden toegevoegd en hypotheses bewezen of weerlegd worden. Het concept zag er als volgt uit:
In DPS is het op de volgende wijze uitgewerkt.
Demonstratie van een KRUL casus door SE Na de theoretisch uitleg over de Klinische Redeneer module in DPS geeft SE een demonstratie van een KRUL casus, waarmee duidelijk wordt hoe één en ander in de praktijk werkt. Vragen aan de (deel)projectleiders over het project AS start de vragenronde door de KRUL-medewerkers te complimenteren met dit voorbeeldig project: de rapportage was als niet-medicus goed te volgen, de klinische redeneer module van DPS lijkt, op enkele fouten na, af te zijn. AS heeft een tweetal vragen: 1. Hoe zullen de KRUL-casus door de studenten gebruikt gaan worden? 2. Er zijn wat perikelen rondom de aanschaf van de server geweest: er is een overstap gemaakt van Citrix naar Windows 2003. Kan hier iets meer over verteld worden en hoe is de stand van zaken nu? PVR beantwoordt de eerste vraag. In Nijmegen worden casus gemaakt aan de hand van papieren casus die al in het onderwijs gebruikt worden. Deze papieren casus worden uiteindelijk vervangen door de DPS-casus. Docenten zijn bereid DPS-casus in hun blok toe te laten, zeker met het idee dat het hen zal ontlasten qua begeleiding van studenten. In Nijmegen wordt het gebruik van KRUL-casus door studenten al getest. Het inzetten van casus in het onderwijs zal op twee manieren plaatsvinden: 1. Studenten kunnen zelfstandig oefenen met casus. 2. Een groep studenten kan een casus spelen en dan gezamenlijk nabespreken. Het is nog niet duidelijk hoe het klinisch redeneren in DPS beoordeeld gaat worden. PB merkt op dat ook de moeilijkheidsparameter –k nog niet volledig uitgewerkt is. Er wordt aan gedacht de moeilijkheid in te stellen door het wel of niet automatisch selecteren van activerende gegevens en door bij het selecteren van problemen uit een lijst de lijst wel of niet te beperken. PB beantwoordt de tweede vraag, over de WBT-perikelen.
In het vorige project is er ervaring opgedaan met een Citrix-server. Voor het KRUL-project zou Citrix voldoen. In de loop van 2003 werd duidelijk dat Windows 2003 een betere keuze zou zijn dan Citrix. De beperkingen die de vorige versie van Windows Server had, slechts 256 kleuren en beperkingen t.a.v. audio, zijn in Windows 2003 opgelost. De uiteindelijk overstap naar Windows 2003 heeft tot uitstel van de aanschaf van de servers geleid. Intern moest de automatiseringsafdeling overtuigd worden en de bestelling van de servers werden door een misverstand geannuleerd. Na levering van de servers was het installeren van de servers vertraagd. Gelukkig kunnen wij nu melden dat de servers draaien en dat de KRUL casus, die nu op de server gepubliceerd zijn, werken. Er zijn uiteindelijk 6 blades, die in een chassis geplaatst worden, aangeschaft. Elke blade kan als een server ingericht worden. De blades zijn als volgt ingericht: – 1 ontwikkel/test server – 1 IIS server – 3 WBT servers welke d.m.v. RoundRobin als 1 server gezien worden – 1 SQL server. Verder wil PB nog vermelden dat op het laatste KRUL overleg is afgesproken dat de KRUL casus via LRS.NET (Lesson Registration System.NET) opgestart zullen gaan worden. LRS.NET wordt momenteel ontwikkeld aan het LUMC. Dit systeem vereenvoudigt het aanbieden van verscheidene vormen van Computer Ondersteund Onderwijs (COO) via het internet. Het LRS.NET wordt ter beschikking gesteld aan het KRUL project en zal ook ander COO van het LUMC en de rest van de wereld gaan distribueren. RZ stelt de vraag hoe de casus opgenomen gaan worden in het curriculum? PB: Volgens de blokken genoemd in het Controlling Document. Het blok dermatologie is er echter aan toegevoegd. JD: Amsterdam krijgt een nieuw curriculum, wat neutraal of positief werkt t.a.v. het KRULproject. MQ: Mogelijk worden enkele casus uit het klinisch lijnonderwijs vervangen. In ieder geval zullen de casus facultatief via LRS.NET worden aangeboden. RZ: aan hoeveel studenten zullen de casus aangeboden gaan worden? JS/PVR: Per instelling zal dit een jaarcohort zijn. Dit betekent zo rond de 275 à 325 studenten per instelling per jaar. AS: Is printen onder Windows 2003 mogelijk? PB: Printen is mogelijk, maar niet gewenst (de hele status wordt namelijk afgedrukt). Het afdrukken van de score en/of de probleemboom zou wel een optie zijn. RZ wil graag iets meer over LRS weten? PB: LRS is in Leiden gemaakt en draait in Leiden. Het is te bereiken via http: \\coo.lumc.nl. Iedereen kan een account aanvragen. Eisen: internetverbinding van 512kb of meer, niet achter een fire-wall, internet security settings moeten goed ingesteld zijn, rdp-cliënt moet te downloaden zijn. De KRUL-casus zullen toegankelijk zijn voor KRUL-users. Waarschijnlijk zullen de 25 Leidse casus gedurende een proefperiode voor internet-users toegankelijk zijn, tenzij dit leidt tot ontoegankelijkheid van KRUL-casus voor KRUL-users. De ICT-casus worden gepubliceerd via LRS in de SOLO modus. PB vermeldt verder nog dat hij van plan is LRS op het komende NVMO congres te presenteren. Zo kan aan de docenten duidelijk gemaakt worden dat ze zelf casus op hun Electronische Leeromgeving kunnen plaatsen. RZ: Zijn de lijsten met nieuwe onderwerpen compleet? PB: Leiden heeft de lijst compleet. PVR: Nijmegen heeft de lijst compleet, maar er moet voor 4 casussen nog een akkoord van docenten komen over de onderwerpen. JD: Vanwege het nieuwe curriculum is dit voor Amsterdam vertraagd. De lijst wordt 1 maart 2004 opgeleverd. RZ: Is de helpdesk voor studenten of auteurs bedoeld? PB: Auteurs.
PB wil iets meer over de End Review weten. RZ: Informatie over de End Review is op de website terug te vinden. In het kort komt het hier op neer. Er wordt een eindrapportage ingeleverd, die schriftelijk beoordeeld wordt. Er volgt een gesprek met de projectleider, dat wordt vastgelegd in een memo. Dit memo wordt besproken in de commissie projectbewaking. PB geeft aan dat de End Review plaats vindt na het afronden van het project op het moment dat er geen projectmedewerkers meer zijn. RZ: Het is de bedoeling dat de eindrapportage zoveel mogelijk binnen de projecttijd geschreven wordt. Ze benadrukt de positieve zijden van de kwartaalrapportages: rapportages kunnen voor derden gebruikt worden, iedere rapportage dwingt de medewerkers stil te staan bij de voortgang van hun project, op regelmatige basis moeten de deliverables opgeleverd worden. PVR wil nog even kwijt dat hij de samenwerking tussen de verschillende instituten als zeer positief ervaart. SE vindt het vooral interessant te zien hoe er vanuit verschillende invalshoeken een bijdrage aan de KR-module geleverd wordt. Leiden levert het technisch gedeelte, Nijmegen de KPA theorie en Amsterdam schippert ertussen. RZ: De succesformule? PVR: Klinisch redeneren draaide al in Nijmegen. DPS draaide al in Leiden. Hierdoor was er een duidelijk beeld waar we naar toe wilden. AS: Samenwerking met HBO-onderwijs? PB: De interesse is er en wordt ook uitgesproken, maar heeft nog niet geleid tot een samenwerkingsproject met een HBO-instelling. Er is wel een samenwerking met de Mondriaan Onderwijs Groep geweest, die tot de ontwikkeling van 7 EHBO casus heeft geleid die worden gedistribueerd door uitgeverij ThiemeMeulenhoff. RZ beschrijft de verdere gang van zaken. Binnen één week wordt er een concept memo naar PB gestuurd. Dit memo wordt besproken met PB. Daarna wordt er een advies t.a.v. verdere subsidiering van het KRUL-project uitgebracht naar de directeur van SURF.
Bijlage Zelfevaluatie t.b.v. de Midterm Review
Klinisch Redeneren in het Universitair Lijnonderwijs MIDTERM REVIEW: ZELFSTUDIERAPPORT Januari 2004
Penvoerende instelling: Participerende instellingen:
LUMC, AMC, UMCN, UMCU,
Universiteit Leiden Universiteit van Amsterdam Katholieke Universiteit Nijmegen Universiteit Utrecht
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ......................................................................................................... 11 Inleiding .................................................................................................................... 12 1. Projectdoelstelling.............................................................................................. 12 2. Samenvatting stand van zaken.......................................................................... 12 3. Projectorganisatie .............................................................................................. 13 De projectgroep samenstelling .............................................................................. 13 De projecttaken en uitvoering................................................................................ 13 De projectgroep werkwijze .................................................................................... 14 4. Sterkte/zwakte analyse...................................................................................... 14 Sterke punten ........................................................................................................ 14 Punten ter verbetering........................................................................................... 14 5. Conclusies ......................................................................................................... 14
Inleiding Onderhavig rapport beoogt een weergave te geven van de bevindingen van de projectgroep van het KRUL project. Allereerst zal een korte projectomschrijving worden gegeven, zoals ook in Controlling Document en voortgangsrapportages te vinden is. Aangezien er uitgebreide rapportages bestaan over de vorderingen van het project met betrekking tot de afgesproken deadlines en deliverables, zal ook hiervan slechts een korte impressie worden toegevoegd. Als belangrijkste onderdeel van dit rapport zal worden ingegaan op de werkwijze van de projectgroep, de ervaringen met de samenwerking tussen de participerende instellingen en de verhouding tussen planning en uitvoering. Een en ander zal waar nodig worden vergezeld van aanbevelingen ter verbetering.
1. Projectdoelstelling In het project wordt een nieuwe onderwijswerkvorm ontwikkeld voor het aanleren van systematisch medisch probleemoplossen, in casu het Klinisch Redeneren. De nieuwe werkvorm past binnen het Raamplan 2001 waarin een belangrijk uitgangspunt is het aanleren van vaardigheden voor het benaderen en oplossen van gezondheidsproblemen van patiënten. De huidige groepsgerichte benadering is echter suboptimaal. Door de bestaande Dynamische Patiënt Simulator (DPS) aan te passen en uit te breiden met een kennismodel voor het systematisch analyseren van patiëntproblemen kan de student meer individueel begeleid worden. Daarvoor wordt een database ontwikkeld voor de opslag van voortgangsgegevens van het klinisch redeneren van de student. De concrete verwachte resultaten zijn: een constantere kwaliteit van het onderwijs, vermindering van de druk op het docentenkorps, efficiëntere inzet van docenten, eenvoudiger en effectiever opsporen van lacunes bij studenten, betere controle over participatie aan het onderwijs. Het project is een samenwerking van vier participerende instellingen: het LUMC (penvoerder), het AMC, het UMCU en UMCN. Het project voorziet in de aanpassingen van DPS, het inwerken van projectmedewerkers en het produceren van 25 casus door LUMC, UMCN en AMC elk, waarmee het totaal op 75 komt. Het UMCU verzorgt de kwaliteitscontrole van en de feedback op de geproduceerde casussen. De distributie van het geproduceerde zal verzorgd worden via een WBT server. Alle fasen van het project zijn beschreven in een standlijnenoverzicht, welke een goede leidraad vormt bij de voortgang van het project.
2. Samenvatting stand van zaken Het project is 1 januari 2003 gestart. Doordat alle instellingen op tijd voldoende personeel konden werven kon op de kickoff meeting op 16 januari 2003 met volle sterkte begonnen worden. Op dit moment zijn er vier kwartaal rapportages verschenen, waaruit blijkt dat het project over het algemeen goed op schema loopt. Er heeft wat vertraging plaats gevonden met betrekking tot de WBT server, maar ook die gaat nu de lucht in. De aanpassingen van de interface van DPS blijken in plaats van tevoren, tijdens het project te geschieden, maar het heeft geen negatieve consequenties voor de productie van de casus.
3. Projectorganisatie De projectgroep samenstelling Het projectteam bestaat uit de medewerkers van de participerende instellingen. Voor een deel bestaat dit uit personeel reeds in dienst en voor een deel uit personeel dat speciaal voor het project is aangetrokken. Naam
Functie
LUMC Peter Bloemendaal Sylvia Eggermont Ernst Schoonderwaldt Esther Beekhuizen
Projectleider COO-ontwikkelaar COO-ontwikkelaar COO-ontwikkelaar
Josette Donnison Roel Sijsterman
Deelprojectleider COO-ontwikkelaar
Martien Quaak
Deelprojectleider, Kwaliteitscontrole
Lambert Poels Pieter de Vries Robbé Magret Alers
Deelprojectleider 1 jaar project e Deelprojectleider 2 jaar project COO-ontwikkelaar
AMC
UMCU
UMCN
e
Daarnaast wordt gebruik gemaakt van arts-docenten uit de instellingen die inhoudelijke expertise leveren. Elke instelling heeft een (deel)projectleider, die intern het project begeleid. Deze verzorgt interne public relations naar de betrokken onderwijsgevers en studenten. Daarnaast is deze verantwoordelijk voor de financiële rapportage van de betrokken instelling.
De projecttaken en uitvoering Niet elke instelling heeft dezelfde invulling van taken, ook al omdat niet elke instelling dezelfde taken heeft. Het aanpassen van DPS en het verzorgen van de cursussen en helpdesk ligt bij het LUMC. Dit aanpassen gaat op geleide van uitgebreid overleg in de projectgroep omtrent de specificaties. De initiële aanpak van het klinisch redeneerproces komt vanuit het UMCN, alwaar het reeds geruime tijd een structureel onderdeel van het curriculum vormt. De structuur van de database is als eerste aangepast. Cruciaal in deze is de mogelijkheid om de door docenten aangeleverde klinische boomstructuur op te slaan en daarnaast ook de boom die de student gaandeweg in het programma samenstelt. Vergelijking van deze twee levert de mogelijkheid om het denkproces van de student te begeleiden. Hoe dit tot uiting komt in de interface is een spiraliserend proces van programmeren, testen en aanpassen. In eerste instantie worden in een kleine groep de basisideeën ontwikkeld en vervolgens op globale wijze geïmplementeerd. Vervolgens wordt dit met de hele projectgroep doorgesproken en kan een ieder verdere ideeën en wensen ventileren. Hierdoor is het resultaat een systeem dat zoveel mogelijk aan een algemene consensus voldoet. De ontwikkeling van de redeneermodule is nog bezig, waardoor de reeds ontwikkelde casus wat betreft de redeneeraspecten nog niet compleet zijn. Hierbij komt naar voren dat het onderwijs in klinisch redeneren niet op alle instellingen op dezelfde manier tot uiting komt. Het is daarom zaak om een zodanig flexibele oplossing te vinden dat iedereen zijn/haar onderwijs in dit DPS-systeem kan onderbrengen.
Zoals gezegd ligt de productie van de casussen in AMC, LUMC en UMCN en het UMCU verzorgt de controlerende functie.
De projectgroep werkwijze De werkwijze van de werkgroep is deels gebaseerd op ervaringen opgedaan in een vorig SURF-project van LUMC met AMC. De ervaring uit dit project heeft geleerd om duidelijke afspraken te maken omtrent de te produceren materialen en het strikt volgen van deadlines. Alle leden van de projectgroep wonen zo veel mogelijk de gezamenlijke vergaderingen, welke zo'n 5 à 6 keer per jaar worden gehouden, bij. Aan de hand van een strakke agenda worden de vorderingen doorgenomen. Hierbij komen veel inhoudelijke, maar ook praktische zaken aan de orde. Waar nodig komen de programmeurs van de casussen apart bijeen om specifieke problemen te behandelen of nieuwe aspecten van het systeem uit te proberen. Om de onderlinge samenhang verder te bevorderen wordt gepoogd na afloop van de vergaderingen met de hele groep informeel bijeen te zijn, waar ontspannen kan worden gediscussieerd over het project en andere zaken. Rapportages, notulen en artikelen schrijven neemt veel tijd in beslag en besloten is deze bij toerbeurt te produceren, hetgeen de projectleider ontlast. De projectmedewerker die verantwoordelijk is voor een dergelijke taak neemt daarmee ook de bewaking van de deadlines voor dat product op zich.
4. Sterkte/zwakte analyse Sterke punten Behalve het feit dat het project over het algemeen volgens het standlijnen overzicht verloopt is het sterkste punt in dit project de onderlinge samenwerking. Belangrijk startpunt in dezen is dat een aantal leden van de projectgroep en met name de projectleiders elkaar reeds geruime tijd kennen door hun lidmaatschap van de werkgroep COO van de NVMO (Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs) en ook al bij eerdere samenwerking betrokken waren. Ook de nieuwe leden passen goed in het team, zodat vergaderingen in onderlinge harmonie plaats vinden. Uiteraard is het feit dat er is uitgegaan van een reeds bestaand en bewezen systeem een absolute pre in dezen. Ook al is de interface nog niet uit ontwikkeld, de productie van casussen is hier niet afhankelijk van, zodat niemand zijn werk niet kan doen.
Punten ter verbetering Hoewel er voor ieder aspect van de uitvoering strakke deadlines liggen blijft het toch moeilijk om zonder voortdurende herinneringen hier aan te voldoen. Vooral de deelprojectleiders moeten hier alerter mee omgaan. De integratie van dit soort onderwijs is in alle instellingen anders. Voor Nijmegen geldt dat dit een gegarandeerd procédé is en daarmee is het ook de eerste faculteit waar dit soort onderwijs makkelijk getest kan worden omdat het al bestaat in het curriculum. Op de overige instellingen, moet het zijn plaats nog bewijzen en zouden de onderwijsgevers hierbij beter betrokken moeten worden. Vooral in een faculteit die aan curriculumherziening is begonnen, zal invoering hierbij moeten aansluiten. Verder verdient de voltooiing van de ontwikkeling van de klinische redeneermodule aandacht.
5. Conclusies
Het KRUL project loopt voorspoedig en in goede harmonie tussen de participerende instellingen. Zelfs wanneer een aantal aspecten iets langzamer gaan dan gehoopt, heeft dat geen nadelige invloed op andere producten. Het heeft soms wat voeten in de aarde om deadlines te halen, maar ze worden wel gehaald. Er is voldoende aanleiding om tevreden te zijn over het afgelopen jaar en vertrouwen te hebben in een goede afronding van het project aan het eind van dit jaar.