ADV VIES VERLE EEND DOOR HET FON NDS VOOR D DE MEDISC CHE ONGEV VALLEN, IN TOEPASSING VAN V ART. 21 1 VAN DE WET W VAN 31 1 MAART 20 010 BETRE EFFENDE DE E VERGOED DING VAN SCHADE S AL LS GEVOLG G VAN GEZO ONDHEIDSZ ZORG.
anvraag ontv vangen op 5 december 2012 namen ns wijlen de Heer X; Gelet op de adviesaa
Gelet op de ontvangstbevestigin ng verstuurd op 19 dece mber 2012 cconform art. 15, 1e lid va an de wet van 31 3 maart 2010 betreffen nde de vergo oeding van sschade als g gevolg van gezondheidszzorg;
Gelet op het intern medisch m dossier sameng gesteld uit d e overgema aakte stukke en ter staving g van de advie esaanvraag en verkrege en op initia atief van he t Fonds voor de medische ongevvallen (hierna, Fonds); F
Gelet op het medisch h verslag verleend op 26 6 april 2015 door dr. Q1 en prof. dr. Q2 na een pertise georg ganiseerd do oor het Fond ds, in uitvoerring van art. 17, § 2 van de tegensprrekelijke exp wet van 31 3 maart 2010 betreffen nde de vergo oeding van sschade als g gevolg van gezondheidszzorg.
Aanvrag gers:
Zorgv verleners:
Mevr. Y1 1 Mevr. Y2 2 Mevr. Y3 3 Dhr. Y4 Dhr. Y5 Dhr. Y6 Mevr. Y7 7 Mevr. Y8 8 Mevr. Y9 9
Dr. A Dr. B Dr. C AZ K
1
Mandataris: Meester R
2
I.
FEITEN
De heer X (° 1956) ervaart op 4 mei 2011 aanhoudende pijn ter hoogte van de maagstreek die wordt toegeschreven aan cholecystitis 1 . Diezelfde dag wordt de heer X op de spoeddienst van het AZ K opgenomen en wordt deze ontsteking van de galblaas met een antibioticatherapie behandeld. Er worden tevens bloedonderzoeken en een echografie 2 uitgevoerd. De volgende dag, op 5 mei 2011, tonen de bloedresultaten een licht gestoorde levertest met een verhoging van de CRP3 aan, alsook een marginale stijging van de resultaten van de SGOT en de SGPT4. Tevens toont de echografie nog aan dat de heer X uitgezette galwegen heeft. Op
6
mei
2011
ondergaat
cholangiopancreaticografie
5
de
heer
X
een
endoscopische
retrograde
of een ERCP. Bij deze ERCP-procedure wordt er een
papillotomie 6 verricht en galgruis verwijderd. Tijdens de avond heeft de heer X extra pijnstilling nodig. De heer X heeft eenmalig gebraakt en hij heeft een opgezette buik. De behandelende artsen stellen bovendien nog klinische tekenen van ondervulling
7
en
nierinsufficiëntie8 vast. Op 7 mei 2011 heeft de heer X nog steeds pijn en een opgezette buik. Er wordt een röntgenonderzoek en een bloedonderzoek uitgevoerd. De resultaten tonen aan dat de alvleesklier van de heer X is ontstoken. Diezelfde dag wordt de heer X nog onderzocht. Gelet op de aanhoudende pijn wordt het geneesmiddel Dolantine 9 toegediend. Er wordt eveneens getracht om, door toediening van het geneesmiddel Fleet10, de stoelgang van de heer X te verwijderen. 1
Dit is een ontsteking van de galblaas. Een echografie is een onderzoekstechniek waarvan gebruik gemaakt wordt om de anatomische structuren in beeld te brengen. 3 CPR is een eiwit dat wordt aangemaakt in de lever. Het CPR-gehalte wordt bepaald om de mogelijke aanwezigheid van een ontsteking of een infectie aan te tonen, om een infectie uit te sluiten of om het resultaat van de behandeling van een infectie verder op te volgen. 4 SGOT en SGPT zijn twee verschillende enzymen die bij leverfunctietests gemeten worden om de werking van de lever te beoordelen. 5 Dit is een onderzoek via een kijkoperatie in de dunne darm, waarbij een contrastof in de gal- en alvleesklier wordt ingespoten met als doel een obstructie van de gal- en alvleesklierweg door steenvorming te objectiveren. 6 Dit is het doorhalen van de sluitspier tussen de gemeenschappelijke afvoer van de gal en alvleesklier enerzijds en de darmlumen (holte in de darm) anderzijds. 7 Bij ondervulling is er te weinig vocht in de weefsels en in de bloedvaten. 8 Er is sprake van nierinsufficiëntie indien de nieren moeite ondervinden om hun normale taken uit te oefenen. 9 Dolantine is een pijnstiller die dient om de acute pijnen te verminderen in die gevallen waarbij het verantwoord is om een morfineachtige pijnstiller te gebruiken. 10 Fleet is een geneesmiddel dat wordt gebruikt voor de behandeling van constipaties. 2
3
Door de aanhoudende pijnproblematiek wordt de heer X op 8 mei 2011 overgebracht naar de dienst intensieve zorgen. De bloedonderzoeken tonen hoge ontstekingsparameters aan. De bijkomende CT-onderzoeken tonen aan dat de heer X pancreatitis11 heeft, waarna een coloscopie12 wordt uitgevoerd. Op 9 mei 2011 wordt de heer X getransfereerd naar het Ziekenhuis L, waarna hij op diezelfde dag nog een laparotomie 13 ondergaat. Door de pancreatitis met necrotisering 14 volgen er nadien nog meerdere abdominale ingrepen. Nadien wordt, op 20 mei 2011, door middel van een nieuwe laparotomie ook de galblaas van de heer X verwijderd. Op 23 mei 2011 worden er na een nieuwe heelkundige ingreep bij de heer X darmbacteriën geïdentificeerd in het spoelvocht. Er is evenwel geen sprake van een perforatie van de darmwand. Op 2 juni 2011 heeft de heer X een darmbloeding, waarna hij gedurende enkele dagen een lichte beterschap vertoont. Nadien ondergaat de heer X echter een ernstig septische shock15 resulterend in multi-orgaanfalen. Ondanks intensieve zorgen overlijdt de heer X op 10 juni 2011 in het ziekenhuis.
II.
WETTELIJK KADER VAN DE AANVRAAG
Binnen een termijn van zes maanden vanaf de ontvangst van de aanvraag stelt het Fonds, in een met redenen omkleed advies, of het meent dat de schade als gevolg van gezondheidszorg een van haar oorzaken vindt in de aansprakelijkheid van één of meer zorgverleners, of in een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, of dat de schade onder geen enkele van deze categorieën ressorteert16.
11
Een ontsteking van de alvleesklier. Bij een coloscopie wordt door middel van een flexibele sonde een kleurenbeeld van de binnenzijde van de dikke darm en de dunne darm weergegeven. 13 Een laparotomie is een heelkundige ingreep waarbij de buik wordt geopend via een incisie in de buikwand. 14 Het afsterven van lichaamsweefsel. 15 Een septische shock komt voor wanneer er een gevaarlijk lage doorbloeding van de organen is. 16 Art. 21, al 1 Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (B.S. 02.04.2010). 12
4
Het betreft hier evenwel een indicatieve termijn die als gevolg van allerlei redenen langer kan uitvallen. Een gebeurlijke overschrijding van de termijn brengt geen rechtsgevolgen teweeg. In toepassing van artikel 4 van de Wet van 31 maart 2010 komt het Fonds tussen in vier limitatief bepaalde en welomschreven gevallen en zal een schadevergoeding uitbetaald worden. Het gaat om de volgende vier gevallen: -
wanneer de schade veroorzaakt is door een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid voor zover de ernstgraad is bereikt17;
-
wanneer het Fonds oordeelt of wanneer vaststaat dat de schade is veroorzaakt door een feit dat aanleiding geeft tot de aansprakelijkheid van de zorgverlener wiens burgerlijke aansprakelijkheid niet of niet voldoende is gedekt door een verzekeringsovereenkomst;
-
wanneer het Fonds oordeelt dat de schade is veroorzaakt door een feit dat aanleiding geeft tot de aansprakelijkheid van de zorgverlener en wanneer deze of zijn verzekeraar de aansprakelijkheid betwist, voor zover de schade voldoet aan de ernstgraad;
-
wanneer de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de zorgverlener die de schade heeft veroorzaakt een voorstel tot vergoeding doet dat het Fonds kennelijk ontoereikend vindt.
III.
EVALUATIE VAN DE AANVRAAG
III.1 Constitutieve elementen uit het intern medisch dossier Het Fonds verleent een advies dat is gesteund op alle gegevens die zich in het dossier bevinden, bestaande uit de feiten weerhouden in het aanvraagformulier en de medische gegevens die desgevallend door het Fonds werden opgevraagd aan de aanvrager alsook aan de zorgverleners. 17
Art. 5 Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (B.S. 02.04.2010).
5
In dit geval bevat het medisch dossier, waarop het advies werd gesteund, onder andere de stukken zoals vermeld op pagina 5 van het deskundigenverslag van dr. Q1.
III.2 De ontvankelijkheid van de aanvraag Gelet op alle elementen van het dossier oordeelt het Fonds dat de aanvraag ontvankelijk is wat betreft de territoriale bevoegdheid van het Fonds, de materiële bevoegdheid van het Fonds, de tijdigheid van de aanvraag en de hoedanigheid van de aanvrager.
III.3.Voorwerp van de aanvraag tot advies voorgelegd aan het Fonds De nabestaanden van de heer X hebben een aanvraag ingediend bij het Fonds teneinde te vernemen of de zorgverlening, te weten de op 6 mei 2011 uitgevoerde heelkundige ingreep (ERCP) en de opvolging van zijn klachten, correct is verlopen. Tevens vragen zij zich af of er vervolgens adequaat is gereageerd toen er complicaties werden vastgesteld. Voorts wensen zij een onderzoek naar de vermijdbaarheid van de opgetreden schade. De nabestaanden van de heer X stellen zich aldus de vraag of het overlijden van de heer X eventueel in aanmerking komt voor een vergoeding dan wel als gevolg van een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid van de zorgverleners dan wel als gevolg van de verantwoordelijkheid van de betrokken zorgverleners.
III.4. Onderzoek van de aanvraag tot advies Om de aanvraag tot advies die ons werd voorgelegd te analyseren, heeft het Fonds de mogelijkheid en/of verplichting om beroep te doen op professionele beroepsbeoefenaars of om een tegensprekelijke expertise te organiseren indien de ernstgraad zoals beschreven in art. 5 van de Wet van 31 maart 2010 is bereikt18. 18
Art. 17, § 2 Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (B.S. 02.04.2010).
6
Art. 5 van de wet bepaalt, dat de schade als ernstig kan worden beschouwd, wanneer tenminste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: -
de patiënt is getroffen door een blijvende invaliditeit van 25 % of meer;
-
de patiënt is getroffen door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid gedurende minstens zes opeenvolgende maanden of zes niet opeenvolgende maanden over een periode van twaalf maanden;
-
indien de schade de levensomstandigheden van de patiënt bijzonder zwaar verstoort, ook economisch;
-
de patiënt is overleden.19
In casu werd, gezien het overlijden van de heer X, de beslissing genomen om een tegensprekelijke expertise te organiseren.
III.4.1 Onderzoek van de aansprakelijkheid
Het Fonds zal allereerst onderzoeken of de schade is veroorzaakt door een feit dat aanleiding geeft tot de aansprakelijkheid van de zorgverlener zoals omschreven in de wet. Hiertoe past het Fonds de algemene principes van het aansprakelijkheidsrecht toe, rekening houdende met een gebeurlijke contractuele, dan wel buitencontractuele aansprakelijkheid. Ons recht huldigt in beginsel een op het foutbegrip gebaseerde aansprakelijkheidsregeling.
Om te besluiten dat de aansprakelijkheid van de zorgverlener vaststaat, moet met andere woorden worden aangetoond dat er cumulatief voldaan is aan de volgende voorwaarden:
1. Er moet sprake zijn van geleden schade; 2. Er moet sprake zijn van een fout of onzorgvuldig handelen van de zorgverstrekker die aansprakelijk wordt geacht. Ten aanzien van de resultaatsverbintenissen volstaat het bewijs dat het beloofde resultaat niet werd bereikt; 3. Er moet een causaal verband bestaan tussen het begaan van de fout/onzorgvuldig handelen of een niet bereikt resultaat en de schade. De zorgverstrekker kan met 19
Art. 5 Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (B.S. 02.04.2010).
7
andere woorden slecht aansprakelijk worden gesteld wanneer de fout of het onzorgvuldig handelen de oorzaak is van de door de patiënt opgelopen schade of in geval van een resultaatsverbintenis, wanneer het niet bereiken van het resultaat de oorzaak is van de door de patiënt opgelopen schade.
Deze drie voorwaarden zullen hierna worden onderzocht teneinde na te gaan of in dit dossier de schade is veroorzaakt door een feit dat de aanleiding geeft tot aansprakelijkheid van de zorgverlener.
III.4.1.1.de schade Uit de expertise en de beschikbare documenten blijkt dat de heer X zich op 4 mei 2011 wegens aanhoudende pijn ter hoogte van de maagstreek naar het AZ K te … begaf. Wegens een vermoeden van cholecystitis onderging de heer X op 6 mei 2011 een ERCP met papillotomie. Daags nadien, op 7 mei 2011, toonden de bloedresultaten een ontsteking van de alvleesklier aan. In de nacht van 7 mei 2011 op 8 mei 2011 werd de heer X overgebracht naar de dienst intensieve zorgen. Op 8 mei 2011 onderging hij nog een coloscopie. Vervolgens werd de heer X op 9 mei 2011 overgebracht naar het Ziekenhuis L waar hij diezelfde dag nog een laparotomie onderging, alsook verschillende bijkomende heelkundige ingrepen. Uiteindelijk werd op 20 mei 2011 de galblaas van de Heer X verwijderd. Op 2 juni 2011 kreeg de heer X een darmbloeding, waarna hij gedurende enkele dagen lichte beterschap vertoonde. Nadien maakte de heer X nog een ernstige septische shock door, waarna hij op 10 juni 2011 in het Ziekenhuis L overleed. Uit het deskundigenverslag blijkt dat het overlijden van de heer X een gevolg is van pancreatitis, een complicatie die naar aanleiding van de ERCP-procedure is opgetreden.
8
III.4.1.2.de fout of het onzorgvuldig handelen Het Fonds is samen met de aangestelde deskundigen, dr. Q1 en prof. dr. Q2, op basis van de beschikbare gegevens van oordeel dat de betrokken zorgverleners niet volgens de regels van de kunst hebben gehandeld. Een arts heeft steeds de verplichting om alle middelen die de actuele medische wetenschap ter beschikking stelt, te gebruiken om de genezing of de verbetering van de gezondheidstoestand van de patiënt na te streven. Daarbij moet de arts de regels van de kunst en de huidige stand van de techniek respecteren.20 Ondanks het feit dat een arts een therapeutische vrijheid heeft, kan hem wel een fout worden verweten wanneer hij een behandelingswijze toepast die een normaal zorgvuldige arts geplaatst in dezelfde omstandigheden niet zou toepassen.21 Gelet op de bevindingen van de deskundigen, dr. Q1 en prof. dr. Q2, is het Fonds van oordeel dat de ERCP-procedure niet aangewezen was. De onderzoeksresultaten van de heer X toonden slechts beperkte klinische en biochemische afwijkingen aan. Er waren geen tekenen van een galweg- of pancreaswegobstructie. Evenmin waren de galwegen van de heer X uitgezet. In casu waren er dan ook geen zwaarwichtige afwijkingen aanwezig om tot een ERCP-procedure te besluiten. Volgens de deskundigen, dr. Q1 en prof. dr. Q2, is een ERCP-procedure bovendien niet zonder gevaar. Het risico op een complicatie bij een ERCP-procedure is gelegen tussen de 5% en de 15%. Er kunnen zich tal van risico’s voordoen, waaronder pancreatitis en overlijden. Het risico op overlijden bij dergelijke ingreep bedraagt 0,4% tot 0,5%. Het overlijden ten gevolge van pancreatitis is derhalve een gekende complicatie die inherent is verbonden aan het type ingreep dat werd uitgevoerd. Uit het deskundigenverslag van dr. Q1 en prof. dr. Q2 blijkt voorts dat het bij dergelijke hoge complicatierisico’s aangewezen is dat alternatieve onderzoeks- en behandelingsmethoden worden aangewend. In casu werden niet alle alternatieve maatregelen genomen die in de gegeven omstandigheden raadzaam waren. Nochtans was een endoscopische echografie22 20
D. VERHOEVEN, “De DES-slachtoffers in het Belgisch aansprakelijkheidsrecht. Een confrontatie met verjaring, het foutbegrip, onzekere toekomstige schade en alternatieve causaliteit, T.Gez./Rev.dr.santé 2013-14, 155. 21 C. DELFORGE, “La responsabilité du médecin au regard de la prescription de medicaments”, TBR 2003, afl. 6, (369) 373. 22 Een endoscopische echografie is een onderzoek waarbij de slokdarm, de maag en de pancreas door middel van een buis met een kleine camera in beeld wordt gebracht.
9
of een MRCP
23
, in plaats van een ERCP-procedure, meer geïndiceerd. Deze
onderzoeksmethoden geven immers een gelijkaardig resultaat als een ERCP, doch met het verschil dat de complicatierisico’s van deze methoden beperkter zijn. Zelfs indien deze alternatieve onderzoeksmethoden niet vlot beschikbaar waren in het Ziekenhuis K, kon steeds een transfer van de heer X naar een nabijgelegen ziekenhuis overwogen worden. In casu werd de heer X pas vijf dagen na zijn eerste pijnklachten, met name op 9 mei 2011, getransfereerd naar het Ziekenhuis L Bovendien was een conservatief behandelingsbeleid, bestaande uit een klinische observatie en het opvolgen van de laboresultaten, een ander reëel alternatief dat zonder twijfel onmiddellijk beschikbaar was, ook in het Ziekenhuis K. Door over te gaan tot een ERCP en door niet, minstens onvoldoende, aandacht te hebben besteed
aan
de
alternatieve
behandelingsmogelijkheden,
hebben
de
betrokken
zorgverstrekkers zich onzorgvuldig opgesteld. Tot slot merkt het Fonds op dat uit nergens blijkt dat de heer X afdoende geïnformeerd werd over de voorgestelde ingreep en de alternatieven. Nochtans zijn aan een ERCP-procedure bijzonder ernstige risico’s verbonden. Dr. A brengt enkel een door haar ongedateerde verklaring bij. In deze verklaring staat evenwel niets vermeld over de gebeurlijke diagnostische en behandelingsalternatieven die met de heer X werden besproken, noch over het aanzienlijke mortaliteitsrisico verbonden aan de ingreep. Het Fonds is dan ook in de overtuiging dat de heer X geen weloverwogen beslissing heeft kunnen nemen doordat hij onvoldoende geïnformeerd was. Rekening houdend met de elementen van het dossier en in het bijzonder het advies van de aangestelde deskundige, is het Fonds van oordeel dat er in dit dossier een fout of onzorgvuldig handelen kan weerhouden worden in hoofde van de betrokken zorgverleners. De zorgverstrekkers hebben niet gehandeld zoals van normaal en zorgvuldig geneesheerspecialisten in de gastro-enterologie, geplaatst in dezelfde omstandigheden, kan verwacht worden.
23
Een MRCP is een soort MRI-scan van de galwegen en de alvleesklier.
10
III.4.1.3.het causaal verband Op 6 mei 2011 onderging de Heer X een heelkundige ingreep die onvoldoende geïndiceerd was, met name een ERCP met papillotomie. Na deze heelkundige ingreep ontwikkelde de heer X een pancreatitis, hetgeen geresulteerd heeft in diens overlijden. Tevens is het Fonds van oordeel dat wijlen de heer X de ingreep geweigerd zou hebben indien hij vooraf terdege geïnformeerd zou zijn geweest. Er is bijgevolg sprake van een causaal verband tussen het onzorgvuldig handelen van de betrokken zorgverleners en het overlijden van de heer X. Gelet op de fout en het causaal verband, komt het Fonds tot besluit dat de betrokken zorgverleners aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het overlijden van de heer X.
III.4.2 Is er sprake van een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid? III.4.2.1 Begrip
De Wet van 31 maart 2010 heeft een nieuw subjectief recht voor een patiënt of zijn nabestaanden voor het verkrijgen van een schadevergoeding in het leven geroepen wanneer de patiënt het slachtoffer is van een medisch ongeval dat ernstige schade heeft veroorzaakt zonder dat de aansprakelijkheid van een zorgverlener vaststaat.
Indien het Fonds tot het besluit komt dat er sprake is van schade zonder dat de aansprakelijkheid van de zorgverlener vaststaat, onderzoekt het Fonds of aan de voorwaarden voor een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid zijn voldaan.
Een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid wordt in de wet als volgt omschreven: 7° "medisch ongeval zonder aansprakelijkheid": een ongeval dat verband houdt met een verstrekking van gezondheidszorg dat geen aanleiding geeft tot de aansprakelijkheid van een zorgverlener, dat niet voortvloeit uit de toestand van de patiënt en dat voor de patiënt 11
abnormale schade met zich meebrengt. De schade is abnormaal wanneer ze zich niet had moeten voordoen rekening houdend met de huidige stand van de wetenschap, de toestand van de patiënt en zijn objectief voorspelbare evolutie. Het therapeutisch falen en een verkeerde diagnose zonder fout zijn geen medisch ongeval zonder aansprakelijkheid;
Een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid veronderstelt dat de vier volgende voorwaarden aanwezig zijn:
-
Het betreft een ongeval dat verband houdt met een verstrekking van zorg, dit is: door een zorgverlener verstrekte diensten met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van de patiënt of om de patiënt bij het sterven te begeleiden24; Het ongeval of schadegeval moet met andere woorden voorvloeien uit een verstrekking van gezondheidszorg.
-
Het ongeval geeft geen aanleiding tot de aansprakelijkheid van de zorgverlener;
-
Het ongeval vloeit niet voort uit de toestand van de patiënt: de schade moet met andere woorden het gevolg zijn van de zorgverlening en niet het gevolg zijn van een verergering van de toestand van de patiënt;
-
De schade moet abnormaal zijn.
De schade is abnormaal wanneer ze zich niet had moeten voordoen rekening houdend met de huidige stand van de wetenschap, de toestand van de patiënt en zijn objectief voorspelbare evolutie.25
Indien de constitutieve voorwaarden zijn voldaan voor een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, kan het Fonds in een vergoeding voorzien, indien deze schade voldoende ernstig is.
De schade kan als ernstig beschouwd worden wanneer tenminste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: -
de patiënt is getroffen door een blijvende invaliditeit van 25 % of meer naar aanleiding
van een zorgverstrekking; 24
Art. 2 4° Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (B.S. 02.04.2010). Art. 2 7° Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (B.S. 02.04.2010).
25
12
-
de patiënt is getroffen door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid gedurende minstens zes opeenvolgende maanden of zes niet opeenvolgende maanden over een periode van twaalf maanden;
-
indien de schade de levensomstandigheden van de patiënt bijzonder zwaar verstoort, ook economisch;
-
de patiënt is overleden.26
III.4.2.2 Toepassing in concreto Gelet op het feit dat het Fonds hierboven reeds besloten heeft tot de aansprakelijkheid van de betrokken zorgverleners voor het overlijden van de heer X, besluit het Fonds tot de afwezigheid van een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid wegens het niet vervuld zijn van de voorwaarden daartoe.
IV.
BESLUIT
Uit de informatie die ons werd overgemaakt door de aanvrager en het dossier dat samengesteld werd door het Fonds, blijkt dat het overlijden van de heer X, het gevolg is van een fout begaan door de betrokken zorgverleners, zijnde dr. A, dr. B en dr. C. Dr. A, dr. B
en dr. C dan wel hun verzekeraar(s) worden verzocht een voorstel tot
vergoeding over te maken aan Meester R die optreedt namens Mevr. Y1, Mevr. Y2, Mevr. Y3, Dhr. Y4, Dhr. Y5, Dhr. Y6, Mevr. Y7,Mevr. Y8, Mevr. en aan het Fonds. Deze schade, kan gezien de aansprakelijkheid van dr. A, dr. B en dr. C, niet beschouwd worden als een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid.
V.
BEROEPSMOGELIJKHEDEN
26
Art. 5 Wet 31 maart 2010 betreffende de vergoeding de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg (B.S. 02.04.2010).
13
Indien de aanvrager of één van de betrokken partijen zich niet kan verzoenen met onderhavig advies, kan hij een rechtsvordering instellen tegen het Fonds voor de medische ongevallen voor de rechtbank van eerste aanleg, binnen de gemeenrechtelijke verjaringstermijnen27. Naast de procedure voor het Fonds bestaat er, voor de aanvrager en de betrokken partijen, steeds de mogelijkheid om het dossier aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg, binnen de gemeenrechtelijke verjaringstermijnen.
Brussel, …../…../…..
Jo De Cock Waarnemend directeur-generaal van het FMO
Origineel aan: Meester R
Kopie aan: Dr. A, Dr. B, Dr. C, AZ K. Bijlage: medisch verslag verleend door dr. Q1 en prof. dr. Q2 op 26 april 2015.
27
Art. 23, al. 2 Wet van 31 maart 2010: “Indien het Fonds niet besluit dat er aanleiding is tot vergoeding krachtens artikel 4, 1°, of 2°, of indien het advies van het Fonds besluit dat de schade niet de ernst vertoont die bepaald is bij artikel 5, kan de aanvrager onverminderd zijn gemeenrechtelijke rechtsvorderingen, overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek voor de rechtbank van eerste aanleg een vordering instellen tegen het Fonds om de vergoeding te verkrijgen waarop hij recht meent te hebben krachtens deze wet.”
14