Departement Bestuurszaken Afdeling Beleid Boudewijnlaan 30 bus 37 1000 Brussel Tel. 02 553 02 38 - Fax 02 553 72 05
[email protected]
Methodologische leidraad met betrekking tot het verzamelen en registreren van informatie rond personeelsontwikkeling binnen de Vlaamse overheid Door de ‘gemeenschappelijke werkgroep voor haalbare vormingsindicatoren’ (i.s.m. Departement Bestuurszaken – WPP)
- Ontwerpversie 16 december 2009 –
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING .......................................................................................................................... 3 DEEL I: HET KADER - REGISTRATIE VORMING, TRAINING en OPLEIDING.......... 4 2. AFBAKENING: VORMING, TRAINING en OPLEIDING ........................................... 4 2.1. UITGANGSPUNTEN..................................................................................................... 4 2.2. EEN GEMEENSCHAPPELIJK KADER ....................................................................... 4 2.1.1. VOORTGEZETTE BEROEPSOPLEIDINGSINITIATIEVEN.............................. 5 2.1.1.1. FORMELE OPLEIDINGSINITIATIEVEN........................................................ 5 2.1.1.2. MINDER FORMELE OF INFORMELE OPLEIDINGSINITIATIEVEN .......... 5 2.1.2. INITIËLE OPLEIDINGSINITIATIEVEN .............................................................. 6 2.1.3. BUITEN BESCHOUWING GELATEN ................................................................. 6 3. VORMINGSINDICATOREN: OMSCHRIJVING EN BEREKENINGSWIJZEN...... 7 3.1. VTO-PARTICIPATIE .................................................................................................... 7 3.1.1.OMSCHRIJVING ..................................................................................................... 7 3.1.2.BEREKENINGSWIJZE............................................................................................ 7 3.2. VTO-CONCENTRATIE................................................................................................. 9 3.2.1.OMSCHRIJVING ..................................................................................................... 9 3.2.2.BEREKENINGSWIJZE ........................................................................................... 9 3.3. VTO-DUUR .................................................................................................................. 10 3.3.1.OMSCHRIJVING ................................................................................................... 10 3.3.2.BEREKENINGSWIJZE.......................................................................................... 10 3.4. VTO-KOST ................................................................................................................... 11 3.4.1.OMSCHRIJVING ................................................................................................... 11 3.4.2. BEREKENINGSWIJZE......................................................................................... 12 DEEL II: TOELICHTING – BENODIGDE GEGEVENS................................................... 13 1. INLEIDING ........................................................................................................................ 13 2. BENODIGDE GEGEVENS: EEN GLOBAAL OVERZICHT ..................................... 14 3. REGISTRATIEGEGEVENS............................................................................................ 15 3.1. VTO-participatie ........................................................................................................... 15 3.2. VTO-concentratie.......................................................................................................... 16 3.3. VTO-duur ...................................................................................................................... 17 3.4. VTO-kost....................................................................................................................... 18 BIJLAGE 1: OPDELING VAN VOORBEELDEN VAN VORMINGSACTIVITEITEN ... 21 BIJLAGE 2: VERDUIDELIJKING BIJ SPECIFIEKE ONTWIKKELVORMEN ............... 22 BIJLAGE 3: BEREKENING VTO-CONCENTRATIE: EEN CIJFERVOORBEELD ........ 23 BIJLAGE 4: BEREKENING KOSTEN DEELNEMERS: EEN CIJFERVOORBEELD ..... 24
2
1. INLEIDING Het departement Bestuurszaken verzamelt op regelmatige tijdstippen informatie om de deelname aan vormingsactiviteiten en de geleverde vormingsinspanningen van de entiteiten en de Vlaamse overheid als geheel op een professionele manier op te volgen.1 Onderstaande tekst vormt een leidraad voor het verzamelen en registreren van de deelname aan vormingsactiviteiten aan de hand van een beperkt aantal indicatoren. Deze leidraad omvat twee delen: (1) een toelichting van het kader voor de registratie van vorming, training en opleiding en (2) een handleiding met de benodigde registratie- en aanleveringsgegevens. De leidraad moet toelaten om de gegevensverzameling en -registratie m.b.t. de deelname aan vormingsactiviteiten op basis van gevalideerde eenduidige definities en berekeningswijzen te verduidelijken. De leidraad werd door het departement Bestuurszaken in samenwerking met de gemeenschappelijke werkgroep ‘zinvolle en haalbare vormingsindicatoren’, bestaande uit lokale vormingsverantwoordelijken en P&O-verantwoordelijken van de deelentiteiten binnen de Vlaamse overheid, opgesteld. Het verzamelen van gegevens op basis van eenvormige definities en berekeningswijzen moeten toelaten om te streven naar een uniforme registratie voor de Vlaamse administratie, met het oog op een betrouwbare rapportering en om op een kwaliteitsvolle manier aan benchmarking te doen.
1
Het departement Bestuurszaken is verantwoordelijk voor de jaarlijkse rapportering m.b.t. horizontale beleidsthema’s en in bijzonder P&0-gerelateerde thema’s voor de Vlaamse overheid.
3
DEEL I: HET KADER - REGISTRATIE VORMING, TRAINING en OPLEIDING 2. AFBAKENING: VORMING, TRAINING en OPLEIDING 2.1. UITGANGSPUNTEN De doelstelling van vorming, training of opleiding is ontwikkelingsgericht: de kennis van het personeelslid vergroten en/of vaardigheden verbeteren, maar eveneens competenties ontwikkelen en verder aanscherpen. Een vorming, training en opleiding (VTO) hoeft niet rechtstreeks betrekking te hebben op de functie of werkgerelateerd te zijn om als VTO te worden meegerekend. Het kan gaan om vorming, training en opleiding die ruimer is dan het werkgerelateerde. Verder om als vorming, training en opleiding te worden beschouwd en meegerekend is het van belang dat een dergelijke activiteit door personeelsleden tewerkgesteld in de organisatie wordt gevolgd. Er wordt geduid op de juridische band tussen enerzijds de werkgever en anderzijds de werknemer, hetzij via een arbeidsovereenkomst of hetzij via een statutaire aanstelling. Uiteindelijk in het beschouwen van een activiteit als vorming, training en opleiding benadrukken we ook het belang dat er vanuit de werkgever een engagement moet zijn. Het engagement kan verschillende vormen aannemen: een geheel of gedeeltelijke financiering van de vormingsactiviteit en/of door het toekennen van benodigde opleidingstijd (vormingsverlof en/of dienstvrijstelling voor vorming). 2.2. EEN GEMEENSCHAPPELIJK KADER Het gemeenschappelijk kader behandelt de vormingsactiviteiten die worden meegerekend en waarover i.k.v. de jaarlijkse beleidsrapportering m.b.t. horizontale beleidsthema’s wordt gerapporteerd. Het kader en de inhoudelijke bouwstenen ervan laten toe om te verduidelijken (1) wat wordt verstaan onder en (2) wat wordt meegenomen als vorming, training en opleiding (VTO). Verder verduidelijkt het gemeenschappelijk kader ook welke personeelsleden, uren en kosten bij vorming, training en opleiding in rekening worden genomen. Het gemeenschappelijk kader is, vanuit het ambiëren van een gelijke vergelijkingsbasis met de privé-sector, deels gebaseerd op de hoofdstructuur die is opgesteld door de Balanscentrale van de Nationale Balans van België in samenwerking met de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven2. Hij behandelt de opleidingsinitiatieven waarover in de sociale balans gerapporteerd moet worden.3 De bedoelde (beroeps)opleidingen splitsen zich op in voortgezette beroepsopleiding en initiële beroepsopleiding.
2
Meer informatie over de wijze waarop de opleidingsactiviteiten worden opgenomen in de sociale balans via de toelichtingsnota: http://www.nbb.be/DOC/BA/SocialBalance/Notice_Formations_NL_4%20avril%202008.pdf 3 Volgens het Koninklijk Besluit van 10 februari 2008, dat het KB van 30 januari 2001 tot uitvoering van de Wet op de vennootschappen.
4
2.1.1. VOORTGEZETTE BEROEPSOPLEIDINGSINITIATIEVEN Er is sprake van een voortgezette beroepsopleiding als aan de volgende kenmerken is voldaan: • de opleiding dient op voorhand en doelbewust gepland te zijn; • de opleiding is georganiseerd of ondersteund vanuit het specifieke doel om de kennis van de werknemer te vergroten of zijn/haar vaardigheden te verbeteren; • er dient een engagement te zijn van de werkgever, m.n. de opleiding moet geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden door de entiteit. Dit kan echter ook indirect (via bijvoorbeeld de bijdragen aan opleidingsfondsen). Verder kan het engagement de vorm aannemen van het toestaan van ruimte voor vorming (bvb. via het vormingsverlof en/of dienstvrijstelling voor vorming); • de opleiding dient gevolgd te worden door personeelsleden die zijn tewerkgesteld in de organisatie. Toevallig leren (zie def.)4 en initiële beroepsopleidingen (zie def.) worden uitgesloten. Voortgezette beroepsopleidingen zijn onderverdeeld in: 1° formele beroepsopleidingen 2° minder formele en informele beroepsopleidingen 2.1.1.1. FORMELE OPLEIDINGSINITIATIEVEN Er is sprake van een formele voortgezette beroepsopleiding als aan de volgende kenmerken is voldaan: -
-
opleidingen die meestal duidelijk van de werkplek zijn afgescheiden (de opleiding vindt plaats in bijzonder daartoe ingerichte ruimtes zoals klaslokalen of opleidingscentra); gekenmerkt door een hoge graad van organisatie (in tijd, ruimte en inhoud) door lesgever of opleidingsinstelling (intern/extern); gericht op een groep cursisten (leerinhoud opgevat voor een groep – geen individueel traject).
2.1.1.2. MINDER FORMELE OF INFORMELE OPLEIDINGSINITIATIEVEN Er is sprake van een informele voortgezette beroepsopleiding als aan de volgende kenmerken is voldaan5: -
opleidingen, andere dan de formele, die meestal rechtstreeks betrekking hebben op het werk of verbonden zijn met de werkplek; gekenmerkt door een hoge graad van zelforganisatie (in tijd, ruimte en inhoud) door cursist(en); de inhoud wordt gekozen volgens de individuele behoeften van de cursist(en).
4
Toevallig leren gebeurt op een natuurlijke wijze in het dagelijkse leven. Het is niet op voorhand en doelbewust gepland; het is niet verbonden met een specifieke plaats of met een specifieke lesgever of opleider. 5 Vallen er niet onder: brainstorming, beleidsinformatiesessies, personeelsvergaderingen.
5
2.1.2. INITIËLE OPLEIDINGSINITIATIEVEN Een initiële beroepsopleiding is: -
een opleiding gegeven aan personen in de organisatie in het kader van alternerend leren en werken. alternerend leren en werken: leerlingen die beroepsgericht onderwijs ontvangen in samenhang met een opleiding in de praktijk voor een bepaald beroep.
Volgende kenmerken gelden opdat er sprake is van een beroepsopleiding in het kader van alternerend leren en werken: o doel: een officieel erkend diploma wordt hierbij behaald o de studieactiviteit dient minstens ook een gedeeltelijk arbeidselement omvatten o duur opleiding: minstens zes maanden Voorbeelden van dergelijke systemen van alternerend leren zijn het deeltijds Beroepssecundair Onderwijs (DBSO): onder andere de industriële leerovereenkomst, de middenstandsopleiding, de overeenkomst voor socio-professionele inschakeling. Behoren niet tot de categorie van initiële beroepsopleidingen: -
studenten die een stage volbrengen. Deze zijn geen personeelslid en dus behoren niet tot de categorie van personen die een initiële beroepsopleiding kunnen genieten. de leercontracten, leerwerkers of BIO’s (beroepsinleveringsovereenkomst) mogen niet beschouwd worden als een initiële beroepsopleiding. Daar zij niet als initiële beroepsopleiding mogen beschouwd worden, worden zij opgenomen in de informele voortgezette beroepsopleiding.
2.1.3. BUITEN BESCHOUWING GELATEN Enkele voorbeelden van wat in geen enkele categorie van voortgezette beroepsopleiding thuishoort (en dus niet wordt geregistreerd als een opleidingsmaatregel): -
-
-
eenvoudig onthaal van nieuwe werknemers (zonder aansluitende vorming). Het gaat hier om administratief onthaal van nieuwkomers op de dienst/afdeling zoals het praktisch wegwijs maken, administratieve inleiding geven, e.d. Dit behoort tot de dagelijkse organisatie. het toevallig leren: gebeurt op natuurlijke wijze in het dagelijks leven. Het is niet op voorhand, noch doelbewust gepland; het komt niet op een specifieke plaats en evenmin met een specifieke lesgever/opleider tot stand. Dit stemt overeen met het niet-intentioneel leren en ontwikkelen: er wordt daarbij verwezen naar ‘het hebben van een gesprek aan de koffieautomaat’, ‘het stellen van voorbeeldgedrag zonder reflectiemoment’, e.d. syndicale vorming: het gaat hier niet om een beroepsopleiding in de eigenlijke betekenis van het woord. Personeelsleden volgen opleidingsinitiatieven in het kader van het mandaat dat zij hebben bij één of andere werknemersorganisatie, niet van een arbeidsovereenkomst of statutaire aanstelling. Echter opleidingsinitiatieven (bv. voorbereiding generieke proeven) die door werknemersorganisaties worden aangeboden en worden gevolgd door personen in
6
-
-
de hoedanigheid van personeelslid worden wel als een beroepsopleiding beschouwd en meegerekend. een startbaanovereenkomst heeft tot doel om elke jongere na het beëindigen van zijn/haar studies, een eerste beroepservaring te bezorgen, ongeacht of hij al dan niet een diploma heeft. De startbaanovereenkomst wordt niet als een opleidingsmaatregel beschouwd en dus niet meegerekend. de proefperiode van statutaire personeelsleden (stagiairs) wordt niet als een opleidingsmaatregel beschouwd en dus niet meegerekend.
3. VORMINGSINDICATOREN: OMSCHRIJVING EN BEREKENINGSWIJZEN De betrokken indicatoren rond de deelname aan vormingsactiviteiten (berekend op basis van beschikbare gegevens) moeten toelaten om de reële opleidingsinspanningen nauwkeuriger in kaart te brengen en een nog zeer onbekende realiteit, m.m. de minder formele en informele beroepsopleiding, meer kwantitatief te benaderen, zowel voor de deelentiteiten als voor de Vlaamse overheid in haar geheel. 3.1. VTO-PARTICIPATIE 3.1.1.OMSCHRIJVING De indicator VTO-participatie geeft de verhouding weer van het totaal aantal personeelsleden dat op jaarbasis aan tenminste één vormingsactiviteit hebben deelgenomen (of m.a.w. een minimale vormingsinspanning leverden) t.o.v. het totaal aantal personeelsleden dat op 31/12 van datzelfde jaar in dienst zijn, uitgedrukt als een percentage. De indicator biedt een indicatie van de spreiding van de deelname aan vormingsactiviteiten over de personeelsleden, opgesplitst volgens leeftijd, geslacht, niveau en statuut (m.n. het personeel opgesplitst volgens leeftijd, geslacht, niveau en statuut dat in jaar x tenminste één opleiding heeft gevolgd)6. De indicator biedt op die manier ook een indicatie van de mate waarin iedereen de kans heeft gekregen om aan minstens één vormingsactiviteit deel te nemen. 3.1.2.BEREKENINGSWIJZE De verhouding van het totaal aantal personeelsleden dat tenminste aan 1 vormingsactiviteit hebben deelgenomen in een bepaald jaar x t.o.v. het totaal aantal personeelsleden dat op 31/12 van datzelfde jaar x in dienst zijn, uitgedrukt als een percentage. Teller: totaal # personeelsleden dat aan minstens 1 vormingsactiviteit hebben deelgenomen
-
de indicator vormt de drempel voor een geregistreerde vormingsinspanning. Die drempel wordt bij de eerste vormingsactiviteit gelegd. Dit betekent dat een personeelslid dat tijdens het betrokken rapporteringsjaar aan meerdere vormingsactiviteiten heeft deelgenomen slechts één keer wordt meegeteld.
6
Opgesplitst naar de variabelen volgens de situatie op 31/12 van jaar x of op het ogenblik van uitdiensttreding, enz.
7
-
men moet steeds rapporteren over het aantal personeelsleden dat een opleiding volgen, niet over het aantal opleidingen dat wordt gevolgd. met betrekking tot de registratie van deelname aan vormingsactiviteiten geldt de aanvangsdatum als referentiedatum. vormingsactiviteit: in overeenstemming met gemeenschappelijk kader (punt 2.2).
In een 1ste fase worden onderstaande typevoorbeelden van vormingsactiviteiten geregistreerd en meegerekend met het oog op (interne en externe) benchmarking: - formele voortgezette beroepsopleidingen: alle vormingsactiviteiten - initiële beroepsopleidingen: alle vormingsactiviteiten - informele voortgezette beroepsopleidingen: zie onderstaande vormingsactiviteiten (externe) coaching, loopbaanbegeleidingstrajecten, e-learning, zelfstudiepakketten, afstandsonderwijs, begeleide zelfstudie, matrozenopleiding, meerdaagse stages, leerstages, wissel-leren, studiedagen, congressen, seminars, workshops, conferenties, lezingen en beurzen, persoonlijke coaching van lijnmanagers (door externen). Voor de overige typevoorbeelden van vormingsactiviteiten wordt een groeipad uitgewerkt met het oog op registreerbaarheid en opvolgbaarheid: Noemer: het totaal aantal personeelsleden dat op 31/12 van datzelfde jaar x in dienst zijn -
berekening van het totaal aantal personeelsleden (‘personeelsaantal’) op een vast tijdstip 31/12/ jaar x voor de definiëring van ‘personeelsaantal’ wordt er gerekend met ‘in dienst zijnde personeelsleden’:
Het personeelsaantal verwijst naar het totaal aantal personeelsleden (inclusief managers) in dienst op 31/12 jaar x. Personeelsleden die voltijds maar tijdelijk afwezig zijn (door bv. deeltijds werken, voltijdse loopbaanonderbreking, zwangerschapsverlof of voltijds politiek verlof) worden ook meegeteld alsook zijn/haar eventuele vervangers. In sommige gevallen worden er dus 2 functiehouders voor 1 stoel geteld. Een personeelslid met deeltijdse contracten in uw entiteit wordt echter slechts eenmaal geteld (de gegevens kunnen dus gegroepeerd worden op het rijksregisternummer). Dus bij de berekening van het kengetal ‘personeelsaantal’ wordt rekening gehouden met personeelsleden die voltijds betaald afwezig zijn ten gevolge van ziekte, arbeidsongevallen, zwangerschap, vakantieverlof, betaalde verlofstelsels (bv. vormingsverlof), disponibiliteit of dienstvrijstellingen (bv. bloeddonatie, vorming, betaalde politieke of syndicale activiteiten). Bij de berekening worden de personeelsleden ongeacht het statuut of contracttype (bv. contractuelen, statutairen, stagiairs, startbaners, jobstudenten (indien op dat moment aanwezig), sociale tewerkstellingsmaatregelen, etc.) meegerekend. Alle categorieën worden bij het kengetal meegeteld. Enkele groepen worden niet meegeteld (indien aanwezig in uw entiteit/organisatie): 1. contractuele of statutaire personeelsleden die vanuit uw entiteit/organisatie gedetacheerd zijn naar de Vlaamse (en federale) kabinetten (omdat zij bij de kabinetten worden meegeteld); 2. personeelsleden met verlof voorafgaand aan hun pensioen (de zgn. uitstappers); 8
3. mensen die niet in uw entiteit/organisatie reëel zijn tewerkgesteld maar wel enkel in het personeelssysteem zijn geregistreerd om een vergoeding te kunnen ontvangen (bv. vervanger van de huisbewaarders of mensen met een pluviometer in tuin, personen die presentiegelden krijgen of een rusttoelage). 3.2. VTO-CONCENTRATIE 3.2.1.OMSCHRIJVING De indicator VTO-concentratie geeft de mate van concentratie van de deelname aan vormingsactiviteiten weer bij de groep van personeelsleden dat aan tenminste één vormingsactiviteit hebben deelgenomen in een welbepaald jaar x (of m.a.w. een minimale vormingsinspanning leverden). 3.2.2.BEREKENINGSWIJZE 7 De verhouding van het totaal aantal personeelsleden dat op jaarbasis aan x-aantal vormingsactiviteiten hebben deelgenomen t.o.v. het aantal personeelsleden dat tenminste aan 1 vormingsactiviteit hebben deelgenomen in datzelfde jaar, uitgedrukt als een percentage. Teller: het totaal aantal personeelsleden dat aan x-aantal vormingsactiviteiten hebben deelgenomen in jaar x -
registreren van het x-aantal gevolgde vormingsactiviteiten voor de betrokken personeelsleden dat aan tenminste één vormingsactiviteit hebben deelgenomen. opsplitsen volgens de volledige reeks van x-aantal gevolgde vormingsactiviteiten t.e.m het hoogst voorkomende aantal gevolgde vormingsactiviteiten.8
Noemer: totaal # personeelsleden dat aan minstens 1 vormingsactiviteit hebben deelgenomen in datzelfde jaar x -
-
-
de indicator vormt de drempel voor een geregistreerde vormingsinspanning. Die drempel wordt bij de eerste vormingsactiviteit gelegd. Dit betekent dat een personeelslid dat tijdens het betrokken rapporteringsjaar aan meerdere vormingsactiviteiten heeft deelgenomen slechts één keer wordt meegeteld. men moet steeds rapporteren over het aantal personeelsleden dat een opleiding volgen, niet over het aantal opleidingen dat wordt gevolgd: een personeelslid dat heeft deelgenomen aan meerdere opleidingen wordt slechts één keer meegeteld. met betrekking tot de registratie van deelname aan vormingsactiviteiten geldt de aanvangsdatum als referentiedatum. vormingsactiviteit: in overeenstemming met gemeenschappelijk kader (punt 2.2).
7
Zie bijlage 3: een cijfervoorbeeld van de berekening van de mate van concentratie van deelname aan vormingsactiviteiten bij de personeelsleden die aan minstens 1 vormingsactiviteit hebben deelgenomen. 8 Mogelijk kunnen in functie van beleidsrapportering eventuele uitschieters van ‘x-aantal gevolgde vormingsactiviteiten’ in categorieën worden samengebracht.
9
3.3. VTO-DUUR 3.3.1.OMSCHRIJVING De indicator VTO-duur geeft de verhouding weer van de te presteren uren besteed aan vormingsactiviteiten (uitgedrukt in uren) in een welbepaald jaar x t.o.v. het totaal aantal te presteren uren (arbeidsuren) in datzelfde jaar x. Deze indicator geeft een indicatie van de intensiteit van de vormingsinspanningen geleverd door de personeelsleden of hoeveel arbeidsuren in de organisatie aan vorming worden besteed. 3.3.2.BEREKENINGSWIJZE Het totaal aantal vormingsuren in welbepaald jaar x t.o.v. het totaal aantal arbeidsuren (te presteren uren) in datzelfde jaar x, uitgedrukt als een percentage. Teller: totaal # gevolgde vorminguren in een jaar x -
-
notie ‘vorminguren’: uren die worden aangerekend op de arbeidstijd o alleen de tijd dat aan vormingsactiviteiten (incl. voorbereiding) is besteed tijdens de betaalde werkuren van het personeelslid worden meegerekend (d.i. alle uren dat door de deelnemers aan vormingsactiviteiten zijn besteed en waarop ze normaliter zouden hebben gewerkt of uren die door de organisatie zijn doorbetaald). o streven naar: een zuivere invulling van de notie vormingsuren (opleidingstijd), m.n. vermijden van alle tijd dat met reizen, verplaatsing, etc. heeft te maken. o indien niet mogelijk: geregistreerd volgens een vormingsdag (gelijk aan 7u36) of een halve vormingsdag (gelijk aan 3u48) Voor de initiële beroepsopleidingen verschillen de vorminguren van de tijd die alleen aan vormingsactiviteiten is besteed tijdens de betaalde werkuren van het personeelslid. Bij de initiële beroepsopleidingen is de notie vormingsuren gelijk aan: het aantal uren dat personen i.k.v. alternerend werken aanwezig zijn in de organisatie (m.n. het totaal aantal uren aanwezig, ongeacht of deze uren bijdragen tot het productieproces). De niet in de organisatie gepresteerde uren mogen niet meegerekend worden.9
Noemer: totaal # arbeidsuren (te presteren uren) in datzelfde jaar x -
op basis van en rekening houdend met bruto VTE (deeltijds, voltijds werkenden) # te werken dagen (theoretisch getal): 365-(2*52)weekends – het aantal wettelijke feestdagen (bv. 15 feestdagen): 246 berekenen van de totale arbeidstijd in jaar x, uitgedrukt in uren: # te werken dagen x 7,6 (uren)
9
Dezelfde redenering geldt voor de registratie van een ‘wissel-leren’-project, waar de volledige duur van het ‘wissel-leren’ project wordt meegerekend als vormingsduur.
10
3.4. VTO-KOST 3.4.1.OMSCHRIJVING De indicator VTO-kost geeft de globale financiële bijdrage van de werkgever in personeelsontwikkeling als een percentage (%) van de totale salarismassa (loonmassa) weer. Er worden drie categorieën van kosten onderscheiden (in voorkomend geval): 1. Algemene kosten: a. de kostprijs van de opleiding/vorming: i. “alle uitgaven rechtstreeks verbonden aan een vormingsactiviteit”: 1. het inschrijvingsgeld (incl. maaltijden tijdens de opleiding) 2. alle cursusmateriaal (incl. aankoop van pedagogische werken en materiaal) 3. eventueel ontwikkelkosten (m.n. kosten aangerekend ten gevolge van het aanbieden van een vorming op maat en/of mogelijke bijsturing) Bemerking: veelal het facturatiebedrag voor vormingsactiviteiten b. Verplaatsings- en verblijfkosten: 1. kosten die rechtstreeks met de vormingsactiviteit verband houden zoals, kostprijs openbaar vervoer, verplaatsingsvergoeding, parkeertickets, vergoeding buitenlandse reizen, e.d. Bemerking: de verplaatsings- en verblijfskosten worden voorlopig buiten beschouwing gelaten voor (interne - externe) benchmarking, tenzij de kost integraal deel uitmaakt van het facturatiebedrag (bv. huur van de lokalen bij een externe opleiding). 2. Personele kosten: a. geraamde kost van deelnemers in opleiding: i. de bezoldigingen van werknemers in opleiding (brutolonen plus sociale lasten); ii. rekening houden met zowel de loonkosten gedurende opleiding en afwezigheid tijdens arbeidstijd; iii. niet meerekenen: loonkost van werknemers die betrokken werknemers in opleiding vervangen. b. geraamde kost van het interne personeel dat instaat voor de opleiding (voltijdse, deeltijdse lesgevers): i. bezoldigingen van het interne personeel dat instaat voor het onderricht van de opleiding (brutolonen plus sociale lasten);10 ii. rekening houden met zowel loonkosten van de uren besteed aan de voorbereiding en het onderricht van de opleiding zelf. c. geraamde kost van het personeel dat instaat voor de organisatie of administratieve aspecten van de opleiding: i. bezoldigingen van het personeel dat instaat voor de organisatie van de opleiding (hetzij voltijds, hetzij deeltijds); 10
De bezoldigingen van externe opleiders en/of lesgevers wordt veelal meegerekend in de kostprijs van de opleiding zelf (cf. facturatiebedrag) en dus in dat geval bij de algemene kosten meegerekend.
11
ii. louter loonkosten die betrekking hebben op organisatie van de opleidingen (op basis van een inschatting van het # bruto VTE gespendeerd aan organisatie of administratieve ondersteuning). 3. Werkingskosten: a. onderhoud en afschrijvingen b. uitrusting en meubilair bestemd voor opleiding = “Uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn aan het onderhoud en afschrijvingen van lokalen/gebouwen, de uitrusting en het meubilair bestemd voor de opleiding” Bemerking: de werkingskosten worden voorlopig buiten beschouwing gelaten voor (interne – externe) benchmarking. 4.
+ Betaalde bijdragen: a. het totaal bedrag van de verplichte bijdragen en/of stortingen aan fondsen b. wordt niet meegerekend: niet van toepassing voor de deelentiteiten van de VO 5. - Ontvangen subsidies: a. in mindering brengen met de ontvangen subsidies afkomstig van collectieve fondsen b. wordt niet meegerekend: subsidies worden niet gedragen door werkgever (VO)
3.4.2. BEREKENINGSWIJZE De verhouding van de optelsom van de drie categorieën van kosten besteed aan vormingsactiviteiten in een bepaald jaar x t.o.v. de totale budgetlast in een datzelfde jaar x (totale loonmassa), uitgedrukt als een percentage. Teller: totale budget besteed aan vormingsactiviteiten in een bepaald jaar, bestaande uit: -
11
algemene kosten (totaal bedrag): optelsom van alle uitgaven rechtstreeks verbonden aan een vormingsactiviteit personele kosten: o centrale vraag: hoeveel kost de gederfde arbeidstijd die wordt besteed aan VTO voor de organisatie (cf. identieke berekening voor de kost van interne lesgevers en de kost van medewerkers die instaan voor de organisatie of administratieve ondersteuning van vormingsactiviteiten)? o berekeningswijze:11 • gemiddelde kost werknemers in opleiding: = (gemiddelde uurkost/VTE) * (# VTO-arbeidsuren) (totale budgetlast voor zelfde niveau personeel) • onderdelen: – 1. totale budgetlast voor entiteit / bruto VTE = totale budgetlast per VTE – 2. totale budgetlast per VTE / theoretisch # te werken dagen = gemiddelde dagkost/VTE – 3. gemiddelde dagkost per VTE / 7,6 uren = gemiddelde uurkost per VTE
Zie bijlage 5: een cijfervoorbeeld van de berekening van kost van de gederfde arbeidstijd besteed aan VTO.
12
• gemiddelde kost interne opleiders: : = (gemiddelde uurkost/VTE) * (#uren besteed aan opleiding geven) (totale budgetlast voor zelfde niveau interne opleiders) • gemiddelde kost werknemers organisatie + administratie: = (gemiddelde uurkost/VTE) * (#uren besteed aan organisatie opleiding) (totale budgetlast voor zelfde niveau ondersteuners) Voor stap 1 + 2: parameters worden centraal berekend door de afdeling Beleid • • •
aan te leveren voor geraamde personele kost deelnemers: VTOarbeidsuren niet gewerkt, per niveau aan te leveren voor geraamde personele kost interne lesgevers: # uren besteed aan vorming (incl. voorbereidingstijd), per niveau aan te leveren voor geraamde personele kost medewerkers belast met organisatie:# VTE gespendeerd aan organisatie van VTO, per niveau12
Bemerking: - streven naar: een zuivere berekening van tijd gespendeerd aan VTO - indien niet mogelijk: gerekend met een halve vormingsdag (3u48) en/of een volledige vormingsdag (7u36) Noemer: totale budgetlast (loonmassa) in een datzelfde jaar x. De totale budgetlast omvat het salaris, de toelagen en vergoedingen, de kinderbijslag, de patronale bijdragen, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.13
DEEL II: TOELICHTING – BENODIGDE GEGEVENS 1. INLEIDING De VTO-indicatoren moeten een antwoord bieden op de behoefte aan informatie en bruikbare gegevens m.b.t. vorming, training en opleiding. Vanuit de werkgroep ‘zinvolle en haalbare vormingsindicatoren is voor het vergemakkelijken van de registratie van VTO de meerwaarde van een concreet en duidelijk overzicht van de benodigde registratie- en aanleveringsgegevens benadrukt. Dit visueel overzicht geeft aan wat het kader in termen van te registreren gegevens en aan te leveren gegevens voor de entiteiten van de Vlaamse overheid betekent. Er wordt steeds per indicator ingegaan op: 1. welke gegevens worden centraal (DBZ) verzameld en ter beschikking gesteld? 2. welke gegevens dienen per indicator te worden geregistreerd? 3. welke gegevens dienen per indicator (eventueel via rondvraag) worden aangeleverd?
12 13
Deel II geeft een overzicht van de benodigde registratie- en aanleveringsgegevens m.b.t. de VTO-indicatoren. Conform beslissing VR 12/09/2003 (kwartaalrapportering).
13
Als kritische noot voegen we er hier aan toe dat vraag 3 zich enkel stelt wanneer de betrokken entiteit niet aangesloten is op een geautomatiseerd systeem dat de globale gegevens centraal beschikbaar maakt (enkele voorbeelden: vormingsdatabank Promote voor VTO-gegevens, personeelssysteem Vlimpers voor P&O-gegevens). Bij de verschillende indicatoren wordt uitgegaan van een verdeling van personeelsleden naar niveau, statuut, geslacht en leeftijd. We gaan er hiervan uit dat deze demografische gegevens in elk personeelsbestand voorkomen en van daaruit worden hergebruikt. 2. BENODIGDE GEGEVENS: EEN GLOBAAL OVERZICHT Globaal kan gesteld worden dat volgende gegevens moeten worden geregistreerd om voorgaande indicatoren te kunnen opvolgen: - Een overzicht van de personeelsleden die minimum één vormingsactiviteit volgden, met een aanduiding van het referentiejaar en een sleutelwaarde (bvb. personeelsnummer) om de link te kunnen leggen met het personeelssysteem. - Algemene kosten (VTO): het totale bedrag dat op jaarbasis besteed werd aan kosten die rechtstreeks aan VTO verbonden zijn - Personele VTO-kost: 1. het aantal arbeidsuren dat door personeelsleden in de hoedanigheid van cursist besteed wordt aan vorming, training en opleiding, inclusief reistijd (bruto duur) en uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, niveau, statuut 2. het aantal arbeidsuren dat door personeelsleden in de hoedanigheid van interne lesgever besteedt wordt aan vorming, training en opleiding, inclusief voorbereidingstijd (‘bruto duur’) en uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, niveau, statuut 3. de personeelbeschikbaarheid uigedrukt in netto VTE 14 die wordt besteed aan de organisatie/administratieve ondersteuning van vormingsactiviteiten, uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, niveau, statuut Bijvoorbeeld: tabel Personeelsnummer
Aantal gevolgde vormingsactiviteiten
# arbeidsuren besteed aan vormingsactiviteiten (zuiver mogelijk: vermijden reistijd; e.d.)
Personeelsbeschikba arheid besteed aan organisatie/ administratieve ondersteuning van vormingsactiviteiten (in netto VTE)
# gederfde arbeidsuren zowel van cursisten als interne lesgevers (bruto- inclusief reistijd/voorbereiding ) besteed aan vormingsactiviteiten
Aanvangsdatum vormingsactiviteit (ref.datum)
… 216830 216830
… 5 4
… 250 175
… 0,05 VTE 0,10 VTE
… 280 200
… 2008 2009
14
Het aantal gepresteerde dagen op jaarbasis / aantal theoretisch gewerkte dagen voor een voltijds personeelslid. Gepresteerde arbeidsdagen bestaat uit werken (incl. telewerken), dienstreis, dienstvrijstelling voor vorming en opleiding en uitzonderlijk werken.
14
216831 …
7 …
200 …
0,50 VTE …
220 …
2008 …
Indien de entiteit niet aangesloten is op een geautomatiseerd systeem (waarbij alle geregistreerde gegevens centraal kunnen worden berekend), worden volgende gegevens opgevraagd (rondvraag): Geslacht Leeftijdscategorie Niveau Statuut M V 35- 45- 55+ A B C D Stat. Contr. 34 44 54 1 activiteit volgden 2 activiteit # volgden personeels3 activiteit leden die volgden n activiteit volgden # (netto) arbeidsuren besteed aan vorming (zuiver mogelijk: vermijden reistijd, e.d.) # (bruto) arbeidsuren besteed aan vorming15 + het bedrag dat op jaarbasis besteed werd aan kosten rechtstreeks verbonden aan VTO (algemene kosten) 3. REGISTRATIEGEGEVENS 3.1. VTO-participatie = een indicatie van hoeveel mensen in de organisatie vormingsactiviteiten volgen, uitgesplitst naar leeftijd, niveau, statuut en geslacht16 - Formule: # personeelsleden die tenminste. 1 vormingsactiviteit volgen in jaar x # personeelsleden op 31/12/jaar x - Welke gegevens worden centraal (DBZ) verzameld en ter beschikking gesteld? # personeelsleden op 31/12/jaar x - Welke gegevens dienen geregistreerd te worden om deze berekening te maken?
15
netto arbeidsuren = arbeidsuren zuiver besteed aan vorming (vermijden van reistijd, verplaatsingstijd); bruto arbeidsuren = arbeidsuren afwezig op het werk omwille van vorming (inclusief reistijd) 16 Indien van toepassing voor de entiteit
15
Een overzicht van de personeelsleden die minimum één vormingsactiviteit volgen, met een aanduiding van het referentiejaar en een sleutelwaarde (bvb. personeelsnummer) om de link te kunnen leggen met het personeelssysteem
Bijvoorbeeld: tabel Personeelsnummer
Vormingsactiviteit gevolgd?
… 216830 216830 216831 …
… Ja Nee Nee …
Aanvangsdatum vormingsactiviteit (ref.datum) … dd/mm/jj dd/mm/jj dd/mm/jj …
- Welke gegevens dienen eventueel via rondvraag te worden aangeleverd? Via een link met het personeelssysteem, moet voor elk jaar volgende tabel kunnen berekend worden voor centrale rapportering: Geslacht M V
Leeftijdscategorie Niveau 35- 45- 55+ A B C 34 44 54
D
Statuut Stat. Contr.
# personeelsleden die tenminste 1 vormingsactiviteit volgen 3.2. VTO-concentratie = een indicatie van hoeveel mensen in de organisatie vormingsactiviteiten volgen, uitgesplitst naar leeftijd, niveau, statuut en geslacht Opm. : deze indicator is eigenlijk een uitdieping van VTO-participatie. Als de gegevens van de VTO-participatie geregistreerd en aangeleverd worden, moeten deze van de VTOconcentratie niet meer apart berekend worden (zijn er in vervat). - Formule: # personeelsleden die n vormingsactiviteit volgen in jaar x # personeelsleden die tenminste 1vormingsactiviteit volgden in jaar x - Welke gegevens worden centraal (DBZ) verzameld en ter beschikking gesteld? Niet van toepassing. - Welke gegevens dienen geregistreerd te worden om deze berekening te maken?
16
Een overzicht van de personeelsleden met hoeveel vormingsactiviteiten deze volgen, met een aanduiding van het referentiejaar en een sleutelwaarde (bvb. personeelsnummer) om de link te kunnen leggen met het personeelssysteem.
Bijvoorbeeld: tabel Personeelsnummer
# gevolgde vormingsactiviteiten
… 216830 216830 216831 …
… 2 3 1 …
Aanvangsdatum vormingsactiviteit (ref.datum) … 2008 2009 2009 …
- Welke gegevens dienen eventueel via een rondvraag te worden aangeleverd? Via een link met het personeelssysteem, moet voor elk jaar volgende tabel kunnen berekend worden voor centrale rapportering: Geslacht M V
Leeftijdscategorie Niveau Statuut 35- 45- 55+ A B C D Stat. Contr. 34 44 54
1 activiteit volgen 2 activiteiten # personeelsvolgen leden die … n activiteiten volgen 3.3. VTO-duur = een indicatie van hoeveel arbeidsuren er in de organisatie besteed werden aan vormingsactiviteiten (incl. voorbereidingstijd), uitgesplitst naar leeftijd, niveau, statuut en geslacht - Formule: # arbeidsuren besteed aan vormingsactiviteiten in jaar x totaal # arbeidsuren in jaar x - Welke gegevens worden centraal (DBZ) verzameld en ter beschikking gesteld?
17
Totaal # arbeidsuren in jaar x - Welke gegevens dienen geregistreerd te worden om deze berekening te maken? Een overzicht van het aantal arbeidsuren besteed aan vormingsactiviteiten, exclusief reistijd (netto duur) en met een aanduiding van het referentiejaar en een sleutelwaarde (bvb. personeelsnummer) om de link te kunnen leggen met personeelssysteem. Bijvoorbeeld: tabel Personeelsnummer … 216830 216830 216831 …
# arbeidsuren (vermijden van reistijd, e.d.) besteed aan vormingsactiviteiten … 250 175 200 …
Aanvangsdatum vormingsactiviteiten (ref.datum) … 2008 2009 2008 …
- Welke gegevens dienen eventueel via rondvraag te worden aangeleverd? Via een link met het personeelssysteem, moet voor elk jaar volgende tabel kunnen berekend worden voor centrale rapportering: Geslacht M V
Leeftijdscategorie Niveau 35- 45- 55+ A B C 34 44 54
D
Statuut Stat. Contr.
# (netto) arbeidsuren besteed aan vormingsactiviteiten17 3.4. VTO-kost = een indicatie van welk aandeel (percentage) van de loonmassa in de organisatie besteed wordt aan vorming, uitgesplitst naar leeftijd, niveau, statuut en geslacht - Formule: het bedrag besteed aan vorming in jaar x totale loonmassa in jaar x Het bedrag besteed aan vorming in jaar x bestaat uit: - algemene kosten - personele kosten - werkingskost
17
netto arbeidsuren = arbeidsuren zuiver besteed aan vorming (vermijden van reistijd, verplaatsingstijd);
18
Om het totale bedrag besteed aan vorming te berekenen, worden de drie eerst elk apart berekend en nadien gesommeerd. De algemene kosten bestaan uit inschrijving- en cursusgelden (~factuurbedrag) en reis- en verblijfskosten. Deze laatste wordt voorlopig buiten beschouwing gelaten. De personele kost bestaat uit: - de impliciete investering die een organisatie doet door haar personeel tijdens de arbeidstijd te laten participeren aan VTO-activiteiten. - de impliciete investering die een organisatie doet door haar personeel ruimte te geven om interne opleidingen voor te bereiden en te doceren - de impliciete investering die een organisatie doet door personeel te belasten met de organisatie en administratieve ondersteuning van VTO-activiteiten De werkingskosten worden voorlopig buiten beschouwing gelaten.18 - Welke gegevens worden centraal (DBZ) verzameld en ter beschikking gesteld? De totale loonmassa in jaar x. De gemiddelde uurkost/VTE, uitgesplitst naar niveau, statuut, leeftijdscategorie en geslacht. - Welke gegevens dienen geregistreerd te worden om deze berekening te maken? Algemene VTO-kost: het totale bedrag dat op jaarbasis besteed werd aan VTO. Personele VTO-kost: 1. het aantal arbeidsuren dat door personeelsleden in de hoedanigheid van cursist besteed wordt aan vorming, training en opleiding, inclusief reistijd (bruto duur), en uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, niveau, statuut 2. het aantal arbeidsuren dat door personeelsleden in de hoedanigheid van interne lesgever besteed wordt aan vorming, training en opleiding, inclusief voorbereidingstijd (bruto duur) en uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, niveau, statuut 3. de personeelsbeschikbaarheid (in netto VTE) die besteed wordt aan de organisatie/administratieve ondersteuning van VTO-activiteiten, uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, niveau, statuut Bijvoorbeeld: tabel Personeelsnummer # gederfde arbeidsuren cursisten + interne lesgevers (inclusief reis- en voorbereidingstijd) besteed aan vormingsactiviteiten … …
Personeelsbeschikbaarheid Aanvangsdatum besteed aan de organisatie vormingsactiviteiten en administratieve (ref.datum) ondersteuning van vormingsactiviteiten
…
18
…
Omwille van praktische redenen is het momenteel onmogelijk om de werkingskost en de reis- en verblijfskosten van VTO op een efficiënte manier te berekenen.
19
216830 216830 216831 …
280 200 220 …
0,05 VTE 0,10 VTE 0,50 VTE …
2008 2009 2008 …
- Welke gegevens dienen eventueel via een rondvraag aangeleverd te kunnen worden? Via een link met het personeelssysteem, moet voor elk jaar volgende tabel kunnen berekend worden voor centrale rapportering: Geslacht Leeftijdscategorie Niveau Statuut M V 35- 45- 55 A B C D Stat. Contr. 34 44 54 + # (bruto) arbeidsuren besteed aan vormingsactiviteiten (zowel cursisten als lesgevers) personeelsbeschi kbaarheid besteed aan organisatie/adm. ondersteuning vormingsactiviteiten
20
BIJLAGE 1: OPDELING VAN VOORBEELDEN VAN VORMINGSACTIVITEITEN Formele voortgezette beroepsopleidingen Onthaaldag nieuwkomers (uitleg over de organisatie VO, toelichting VPS, e.d.) Buiten beschouwing: eenvoudig onthaal nieuwe werknemers (zonder aansluitende vorming) Open vormingsaanbod AgO Open vormingsaanbod Movi Open aanbod eigen entiteit (met uitzondering van begeleide zelfstudie/e-learning) Klassikale opleidingen (bvb. radarwezen, loods, dilemmatrainingen, loopbaanontwikkeling, e.d.)
Opleidingen rond loopbaanontwikkeling (ruimer)
Externe opleidingen rond algemene ontwikkeling Externe beroepsopleiding (bv. loopbaanconsulent) Certificaat behalen dat verbonden is aan formele opleidingen, bvb. stage loods (certificaat) ICT-opleidingen (klassikaal)
Maatopleidingen (bvb. overheidsopdrachten – opleidingen op raamcontract) Opleidingen in EHBO, Brandpreventie
Minder formele of informele voortgezette beroepsopleidingen Coaching Feedback(gesprekken) Begeleiding van managers Loopbaanbegeleidingtraject (cf. ontwikkelatelier AgO en/of externe loopbaanconsulent) Groeiopdracht (projectwerk) Greenfields (nieuwe taken met als doel om bij te leren) e-learning (zelfstudie) Zelfstudiepakketten Afstandsonderwijs Begeleide zelfstudie Brug tussen klassikaal en e-learning (meerdere leersystemen) Deelname aan leernetwerken (bvb. netwerkcafé, MOVI- HRM-netwerk, netwerk kwaliteit, netwerk klachtenmanagement e.d. ) Matrozenopleiding
Virtuele fora met leerdoelen Meerdaagse stages, leerstages Werkbezoeken Wisselleren Wordt gedragen door de entiteit van oorsprong van de betrokken medewerker en voor de volledige periode in rekening genomen als vormingsduur (in functie van registratie) Werkplekleren (meelopen met deskundige, meelopen met senior) Intervisie (samenkomen om van elkaar te leren)
21
(verplicht karakter)
Leernetwerken -projectteams
Opleiding HACCP (voedselketen)
Voorbeeldgedrag met reflectie
Opleidingen Nijverheidshelpers + bijscholingen Infosessies en voorbereiding generieke proeven voorwaarde: vorming mee gepaard gaan en verder gaan dan louter informeren over de procedure van de proeven Sportkaderopleidingen Trainersopleiding Dilemmatraining (competenties) Postgraduaat met vormingsverlof - vorming werkgerelateerd en/of om bredere vorming dan werkgerelateerd - vormingsverlof: engagement van de werkgever Herplaatsingtraject (werkwijzer) Wordt gedragen door de entiteit van oorsprong van de betrokken medewerker (in functie van registratie) Opleidingen persoonsgebonden competenties (formeel)
Studiedagen Congressen Seminars Workshops Conferenties Lezingen en beurzen Doorgeven van opgedane kennis tijdens seminars (bv. op afdelingsoverleg, teamvergaderingen)
Veranderingstraject in organisatie (hangt samen met een groeiopdracht) Virtuele fora met leerdoel Persoonlijke coaching van lijnmanagers door externen Zelfstudie in de vorm van werkgerelateerde literatuur opvolgen /lezen van vaktijdschriften
Herplaatsingtraject (werkwijzer) Wordt gedragen door de entiteit van oorsprong van de betrokken medewerker (in functie van registratie)
BIJLAGE 2: VERDUIDELIJKING BIJ SPECIFIEKE ONTWIKKELVORMEN De onthaaldag nieuwkomers Vlaamse overheid wordt meegenomen als opleidingsmaatregel omdat er aansluitend vorming aan verbonden. Echter wordt eenvoudig (administratief) onthaal van nieuwkomers (zonder aansluitende vorming) niet beschouwd als een opleidingsmaatregel en hoort in geen enkele categorie van opleidingen. De voorbereiding op de generieke proeven wordt beschouwd als een opleidingsmaatregel en meegerekend bij de formele voortgezette beroepsopleidingen. De voorwaarde dat de voorbereiding op de generieke proeven worden beschouwd als een opleidingsmaatregel is wel dat er aansluitend vorming aan verbonden is. Dit betekent dat het louter informeren over de procedure van de generieke proeven niet wordt meegerekend. Hier is immers geen
22
competentieontwikkeling aan verbonden: het moet verder gaan dan louter informeren over de procedure van de generieke proeven. Herplaatsingtraject (Werkwijzer) wordt zowel meegenomen bij de formele als informele voortgezette beroepsopleidingen als een opleidingsmaatregel. In het kader van de registratie van deze opleidingsinitiatieven worden de betrokken opleidingsuren en de kosten ervan ten laste genomen en dus geregistreerd door de entiteit van oorsprong van het betrokken personeelslid. Elk herplaatsingtraject (een formeel of informeel karakter) wordt wel slechts eenmaal meegerekend als opleidingsmaatregel, hetzij bij de formele voortgezette of informele voortgezette beroepsopleidingen. Zelfstudie betekent geplande individuele leeractiviteiten waarbij gebruik gemaakt wordt van een of meer leervormen en wordt beschouwd als een informele voortgezette beroepsopleiding. Het kan plaatshebben in een privé of openbare omgeving of in een arbeidssituatie. Zelfstudie kan opgezet worden o.m. via afstandonderwijs, video- en audio-materiaal, schriftelijke cursussen, computerondersteunende methoden, e.d. Het moet een onderdeel zijn van een gepland initiatief om te worden beschouwd als een informele voortgezette beroepsopleiding. Echter de zelfstudie in het kader van een formele voortgezette beroepsopleiding wordt niet meegerekend. De begeleide zelfstudie vormt de brug tussen klassikaal en zelfstudie. Er wordt gewerkt met meerdere vormen van leersystemen en wordt beschouwd als een opleidingsmaatregel onder de informele voortgezette beroepsopleidingen. De zelfstudie is begeleid in die zin dat periodiek aan een lesgever of opleider vragen kan worden gesteld (veelal tijdens een klassikale sessie, maar ook via afstand). Het bijwonen van studiedagen, conferenties, congressen, workshops, lezingen, beurzen en seminars worden als een opleidingsmaatregel meegerekend bij de informele voortgezette beroepsopleidingen.19 Deze worden enkel meegerekend als opleidingsmaatregel als dit op voorhand is gepland en het eerste doel van de werknemer die ze bijwoont erin bestaat een opleiding te volgen of te leren. Het primaire doel van de participatie is vorming. Gezien het primaire doel van de participatie gericht is op vorming worden enkel de deelnemers van deze vormen van opleidingsmaatregelen meegerekend. Werknemers die aanwezig zijn als spreker op deze vorm van opleidingsmaatregelen worden niet meegerekend. BIJLAGE 3: BEREKENING VTO-CONCENTRATIE: EEN CIJFERVOORBEELD Cijfervoorbeeld: – totaal # personeelsleden in dienst (noemer): 100 personeelsleden – 30 personeelsleden hebben minstens één vormingsactiviteit gevolgd, waarvan: – – –
33 % heeft één vormingsactiviteit gevolgd de helft heeft twee vormingsactiviteiten gevolgd en 16 % heeft drie of meer vormingsactiviteiten gevolgd.
Volgens de definities behoren deze opleidingsmaatregelen bij de formele voorgezette beroepsopleidingen, maar gezien benchmarking (intern/extern) worden deze beschouwd als en meegerekend bij de informele voortgezette beroepsopleidingen.
19
23
Aantal vormingsactiviteiten Aantal personen
Percentage
1
10
33%
2
15
50%
3 of meer
5
16%
Totaal
30
100%
BIJLAGE 4: BEREKENING KOSTEN DEELNEMERS: EEN CIJFERVOORBEELD Cijfervoorbeeld: • een organisatie van 5 VTE • met een totale budgetlast voor de organisatie in 2008 = € 1000.000 (vast gegeven) • in 2008 zijn er 200 uren arbeidstijd besteed aan VTO (incl. verplaatsing tijdens de arbeidstijd) • het theoretisch # te werken dagen = 250 dagen Gemiddelde uurkost/VTE? 1) € 1000.000 / 5 VTE = € 200.000 2) € 200.000 / 250 = € 800 3) € 800 / 7,6 = € 105,26 Gemiddelde kost? VK = (€ 105,26 * 200) / 1.000.000 = 2,11% Gezien het loonverschil tussen de verschillende niveaus groot is, wordt deze berekening hieronder weergegeven, maar per niveau berekend. Cijfervoorbeeld: • een organisatie van 5 VTE; 2 niv. A, 1 niv. B, 2 niv. C • met een totale budgetlast voor niv. A = € 600.000, voor niv. B € 200.000 & voor niveau C € 200.000 • in 2008 werden er op niv. A 100 uren arbeidstijd besteed aan VTO, op niv. B 60 arbeidsuren en op niv. C 40 arbeidsuren (steeds incl. verplaatsing tijdens arbeidstijd) • het theoretisch # te werken dagen = 250 dagen Gemiddelde uurkost/VTE? 1) Voor niveau A € 600.000 / 2 VTE = € 300.000 € 300.000 / 250 = € 1.200 € 1.200 / 7,6 = € 157,89 2) Voor niveau B € 200.000 / 1 VTE = € 200.000 € 200.000 / 250 = € 800 € 800 / 7,6 = € 157,89 3) Voor niveau C € 200.000 / 2 VTE = € 100.000 € 100.000 / 250 = € 400 € 400 / 7,6 = € 52,63 24
Gemiddelde kost? Voor niveau A : (€ 157,89 * 100) / 600.000 = 2,63% Voor niveau B : (€ 105,26 * 60) / 200.000 = 3,16% Voor niveau C : (€ 52,62 * 40) / 200.000 = 1,05% voor de volledige organisatie (alle niveaus samen): sommatie van totale gemiddelde kost per niveau/totale budgetlast. (€ 157,89 x100 + € 157,89 x 60 + € 52,63x40)/1000.000 = % <> voor de volledige organisatie (zonder rekening te houden met niveau): (€ 105,26 * 200) / 1.000.000 = 2,11%
25