ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btwproblematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport Rapport Jeugd 28 mei 2009
KPMG Belastingconsulenten 28 mei 2009 Dit rapport bevat 15 pagina′s
© 2009 KPMG Belastingconsulenten CVBA. All rights reserved.
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
Inhoud 1
Doelstelling en methodologie van het onderzoek
2
1.1 1.2 1.2.1 1.2.2
Algemene doelstelling van het onderzoek Methodologie Algemeen Geselecteerde organisaties in de jeugdsector
2 2 2 3
2
Rapport
5
2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3
Samenstelling rapport Btw-principes Het begrip “btw-belastingplichtige” Btw is (van oorsprong) een Europese belasting Samenvattende tabel
5 5 5 6 7
3
Analyse btw-knelpunten
8
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 3.3.1 3.4 3.5
Btw-statuut Btw-vrijstellingen Vrijstelling voor jeugdorganisaties Praktische toepassing op de jeugdsector Geldinzamelacties Conclusie Btw-tarief Beleidsaanbeveling Btw-formaliteiten Informatieverstrekking van de Btw-Administratie
8 8 8 9 10 12 13 13 15 15
1
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
1
Doelstelling en methodologie van het onderzoek
1.1
Algemene doelstelling van het onderzoek Het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media wenste een onderzoek te laten uitvoeren naar de btw-problematieken in de sectoren cultuur, jeugdwerk en sport in Vlaanderen. Het doel van dit onderzoek bestaat erin de impact van de btw-regelgeving op de werking van de betrokken sectoren in kaart te brengen. De Vlaamse overheid wenst een inhoudelijk consistente en beleidsmatige coherente bijdrage te kunnen leveren aan het lopende federale en Europese debat over de btw-kwesties en wil met behulp van dit onderzoek hierover de nodige informatie en inspiratie verzamelen bij de betrokken Vlaamse organisaties binnen de verschillende sectoren. Het is dus de bedoeling om middels een bevraging van de organisaties binnen de verschillende sectoren een overzicht te krijgen van de al dan niet aanwezige btw-knelpunten. Deze knelpunten kunnen dan naderhand dienen ter discussie op federaal en Europees niveau.
1.2
Methodologie 1.2.1
Algemeen
KPMG Belastingconsulenten (hierna “KPMG”) werd door de Vlaamse overheid aangesteld om dit onderzoek te voeren. Met het oog op een systematische inventaris van de aard en omvang van de btw-knelpunten voor de sectoren Cultuur, Jeugd en Sport heeft KPMG de drie verschillende sectoren bevraagd aan de hand van een vragenlijst. De vragenlijst werd opgesteld aan de hand van vijf btw-knelpunten in de verschillende sectoren. Deze btw-knelpunten werden op voorhand bepaald door KPMG op basis van haar ervaring en kunnen als volgt opgesplitst worden: 1. De bepaling van het btw-statuut: de vraag rijst naar de eventuele onduidelijkheid omtrent het btw-statuut van de verschillende (economische) organisaties (i.e. volledige btwbelastingplichtige, gemengde btw-belastingplichtige, gedeeltelijke btw-belastingplichtige, vrijgestelde btw-belastingplichtige, enz.). 2. De toepassing van de verschillende btw-vrijstellingen: de btw-vrijstellingen voorzien in de Belgische wetgeving zijn immers niet altijd duidelijk omschreven en kunnen bijgevolg vragen doen rijzen in de verschillende sectoren. 3. Btw-tarificatie: het hoge standaard btw-tarief (i.e. 21%) dat geldt in België kan leiden tot een belangrijke financiële impact in de verschillende sectoren.
2
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
4. Btw-formaliteiten: de Belgische btw-wetgeving voorziet dat elke btw-belastingplichtige een aantal btw-formaliteiten (btw-aangifte, btw-boekhouding, enz.) dient te vervullen. De vraag rijst hoe zwaar deze administratieve last weegt op de organisaties in de verschillende sectoren. 5. Informatieverstrekking van de federale overheid: de btw-wetgeving kan vele vragen doen rijzen. In welke mate verwacht de betrokken sector dat de federale overheid informatie verleent omtrent de toepassing en impact van de btw-regelgeving? Het stond de bevraagde organisaties vrij om zelf eventuele extra knelpunten te signaleren. Voor elke sector werd een aparte vragenlijst opgesteld. Deze vragenlijst werd goedgekeurd door de Vlaamse overheid en vervolgens verstuurd naar een 100-tal relevante organisaties verspreid over de 3 voornoemde sectoren. Een eerste groep van 28 geselecteerde organisaties (verspreid over de drie verschillende sectoren en bepaald in overleg met de Vlaamse overheid) werd de gelegenheid gegeven deze vragenlijst te beantwoorden aan de hand van een persoonlijk interview met een gespecialiseerde medewerker van KPMG (op de kantoren van de geselecteerde organisaties). In een tweede fase werden de vragenlijsten verstuurd naar een tweede groep van 61 andere relevante organisaties. De samenstelling van deze groep werd opnieuw bepaald in overleg met de Vlaamse overheid. Deze aanpak stelde KPMG in de mogelijkheid een duidelijk overzicht te bekomen van de 5 bovenstaande (mogelijke) btw-knelpunten in de verschillende sectoren, alsook een toetsing te doen van de antwoorden bekomen in de interviews met de antwoorden uit de schriftelijke bevraging, alsook na te gaan of er eventueel nog andere knelpunten waren, waar niet onmiddellijk rekening werd mee gehouden. In dit rapport bespreken we de verschillende knelpunten met, waar mogelijk, een algemene conclusie en mogelijke beleidsaanbevelingen voor de Vlaamse overheid. Deze knelpunten werden bovendien door KPMG op hun correctheid getoetst aan de Europese en federale btwregelgeving. De opdracht strekte zich niet uit tot het onderzoeken van de al dan niet correcte toepassing van de btw-wetgeving bij de verschillende organisaties binnen de drie sectoren. Dit onderzoek was met andere woorden geen fraude-onderzoek of onderzoek naar inbreuken tegen de btwregelgeving. Het onderzoek kan eveneens niet gezien worden als een economische studie naar de impact van de mogelijke wijzigingen van het btw-tarief.
1.2.2
Geselecteerde organisaties in de jeugdsector
In onderling overleg met de Vlaamse overheid werd voor de jeugdsector een eerste groep van 8 relevante organisaties geselecteerd (Chirojeugd Vlaanderen, Scouts en Gidsen Vlaanderen, FOS Open Scouting, VVJ, CJT, Jeugdhuis Formaat, Jeugd en Stad en de Jeugdherbergencentrale).
3
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
Aan deze eerste groep werd de gelegenheid gegeven deze vragenlijst te beantwoorden aan de hand van een persoonlijk interview met een btw-specialist van KPMG (op de kantoren van bovenstaande organisaties). Dit persoonlijk interview zorgde ervoor dat de bevindingen genuanceerder en uitgebreider naar voren kwamen. De meeste relevante informatie werd verkregen door deze persoonlijke interviews. Naar een tweede groep, bestaande uit 7 andere relevante organisaties (Vlaamse Dienst Speelpleinwerk, Steunpunt Jeugd, VVSG, KSJ, KLJ, VVP en Locomotief), werd eveneens de vragenlijst verstuurd. Met deze tweede groep vond echter geen persoonlijk interview plaats. Er werden drie vragenlijsten door deze twee groep teruggestuurd. De informatie van de teruggestuurde vragenlijsten waren veelal een bevestiging van de informatie verkregen door de persoonlijke interviews. De aldus bekomen informatie werd verwerkt in onderhavig rapport aan de hand van de 5 vooropgestelde btw-knelpunten. Er werden geen bijkomende knelpunten geïdentificeerd.
4
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
2
Rapport
2.1
Samenstelling rapport Onderstaand rapport is als volgt samengesteld:
2.2
•
Onder punt 2.2 worden een aantal btw-principes relevant voor dit rapport verduidelijkt teneinde een beter inzicht te krijgen in de btw-wetgeving;
•
Punt 2.3 bevat we een samenvattende tabel van de verschillende btw-knelpunten. In deze samenvattende tabel wordt kort een beschrijving gegeven van de btw-knelpunten, alsook een korte beschrijving van de beleidsaanbevelingen;
•
Onder punt 3 wordt dieper ingegaan op de verschillende btw-knelpunten en de beleidsaanbevelingen. Hierin wordt tevens verwezen naar de toepasselijke btw-wetgeving.
Btw-principes Vooraleer dieper in te gaan op de verschillende btw-knelpunten, is het belangrijk een paar btwprincipes te verduidelijken.
2.2.1
Het begrip “btw-belastingplichtige”
Een btw-belastingplichtige is eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in de btw-wetgeving zijn omschreven1. De btw-wetgeving voorziet evenwel verschillende categorieën van btw-belastingplichtigen: •
Gewone btw-belastingplichtigen zijn belastingplichtigen die niet vallen onder een bijzondere regeling en die een volledig recht op aftrek van de btw hebben op de aankopen die zij doen. De gewone btw-belastingplichtigen moeten btw aanrekenen op hun activiteiten en dienen een aantal btw-formaliteiten te vervullen (vb. periodieke btw-aangiften indienen).
•
Vrijgestelde btw-belastingplichtigen zijn belastingplichtigen die vrijgesteld zijn van btw. Vrijgestelde btw-belastingplichtigen hebben geen recht op aftrek van de btw op de aankopen die zij doen. Vrijgestelde btw-belastingplichtigen worden immers voor btw-doeleinden beschouwd als eindconsument. Hierdoor vormt de btw op hun aangekochte goederen en diensten steeds een kost. Vrijgestelde btw-belastingplichtigen dienen geen btw aan te reken op hun activiteiten en dienen ook geen btw-formaliteiten te vervullen (vb. periodieke btwaangiften indienen).
1
Artikel 4 W.Btw
5
ABCD
•
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
Gemengde btw-belastingplichtigen zijn belastingplichtigen die voor bepaalde activiteiten onder de gewone btw-plicht vallen en voor andere activiteiten onder de vrijstellingsregeling vallen. Speciale regels zijn voor hen van toepassing.
2.2.2
Btw is (van oorsprong) een Europese belasting
Btw is Europees geregeld, voornamelijk in Btw Richtlijn 2006/112 van 28 november 2006. De bepalingen van die Btw- Richtlijn werden door alle lidstaten van de EU geïmplementeerd in hun nationale recht. Alle EU-lidstaten hebben aldus dezelfde basis waarop hun btw-wetboek gebaseerd is. Om die implementatie enigszins te controleren en de belastingplichtigen en eindconsumenten te beschermen, dient het Europees Hof van Justitie als waakhond, dat in haar rechtspraak nadere interpretatie van de btw-regels verschaft. In dit onderzoek is het de bedoeling om, rekening houdend met bovenvermelde principes, na te gaan in welke mate tegemoet kan worden gekomen aan de mogelijke verzuchtingen van de betrokken sectoren. Het komt er met name niet enkel op aan om de btw-knelpunten te identificeren, maar ze ook te toetsen aan de Belgische en Europese regels om te zien in welke mate deze knelpunten terecht knelpunten zijn en wat mogelijke beleidsaanbevelingen (binnen het bestaand wettelijke kader) kunnen zijn ter oplossing van de problemen.
6
ABCD
2.3
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
Samenvattende tabel
Btw-knelpunt
Resultaat bevraging sector
Beleidsaanbeveling
1. Btw-statuut
Geen knelpunt, btw-statuut is duidelijk voor de bevraagde organisaties.
/
2. Btwvrijstellingen
Knelpunt met betrekking tot de onduidelijkheid in de btwwetgeving aangaande de btwvrijstellingen
Btw-vrijstellingen door BtwAdministratie te verduidelijken (punt 3.2.2.4 en punt 3.2.3.2)
3. Btw-tarief
Knelpunt voor de verschillende jeugdinstellingen die aandringen op een verlaagd btw-tarief voor hun investeringen (vnl. infrastructuur), om zo meer financiële ademruimte te krijgen voor hun werking.
De Minister van Jeugd dient dit knelpunt aan te kaarten bij de Minister van Financiën. De Minister van Financiën dient immers op de EcofinRaad aan te dringen op een verlaging van het btw-tarief (punt 3.3.1).
4. Btwformaliteiten
Geen knelpunt.
/
5. Informatie van de overheid
Knelpunt voor een deel van de bevraagde organisaties. Er is vraag naar actuele updates van de btwregelgeving voor de sector. De beschikbare bronnen zijn te weinig bekend.
De Vlaamse overheid kan deze boodschap overbrengen aan de Minister van Financiën.
7
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
3
Analyse btw-knelpunten
3.1
Btw-statuut Overeenkomstig artikel 4 van het Belgisch btw-wetboek is een belastingplichtige “eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in het Btw-Wetboek omschreven zijn, ongeacht op welke plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend.” Voor hun economische activiteiten (vb. organisatie fuif, taartenverkoop, enz) kwalificeren de bevraagde organisaties overeenkomstig dit artikel als een btw-belastingplichtige. Zoals onder punt 3.2 blijkt zijn deze activiteiten in principe vrijgesteld van btw overeenkomstig artikel 44 van het btw-wetboek. Daardoor kunnen zij geen btw-nummer aanvragen en ook geen btw recupereren. De bevraagde organisaties hadden ook niet het verlangen om een btw-nummer te kunnen vragen en btw te kunnen recupereren. Het btw-statuut op zich is dus geen knelpunt in de sector.
3.2
Btw-vrijstellingen 3.2.1
Vrijstelling voor jeugdorganisaties
Overeenkomstig artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek zijn vrijgesteld van btw: “de diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met de sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren en die worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de bevoegde overheid als instellingen van sociale aard worden erkend Worden met name bedoeld: (…) - de kinderbewaarplaatsen, de zuigelingentehuizen en de instellingen die in hoofdzaak het toezicht over jongelui en de zorg voor hun onderhoud, opvoeding en vrijetijdsbesteding tot doel hebben.” Deze bepaling is cruciaal voor het bepalen van het btw-statuut voor de jeugdorganisaties en wordt daarom hieronder verder toegelicht.
8
ABCD
3.2.1.1
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
Het begrip “bevoegde overheid”
De vrijstelling van artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek brengt met zich mee dat dergelijke organisaties, die geen publiekrechtelijk lichaam2 zijn, vrijgesteld zijn van btw indien zij door de bevoegde overheid als instellingen van sociale aard worden erkend. Rekeninghoudend met de overheveling van sommige bevoegdheden naar de Gemeenschappen, de Gewesten en de gemeenten is het niet altijd duidelijk wie dan wel die “bevoegde overheid” is. De Btw-commentaar heeft op dit punt voor verduidelijking gezorgd door algemeen te stellen dat onder “bevoegde overheid” dient verstaan te worden: de overheid naar waar de financiering inzake het jeugdbeleid werd overgedragen3. 3.2.1.2
De erkennings-vereiste
De organisaties worden enkel beschouwd als erkend in de mate dat hun werkzaamheden door de bevoegde overheid gesubsidieerd worden.
Voor de toepassing van die bepaling wordt een jeugdinstelling enkel beschouwd als erkend ten aanzien van die werkzaamheden welke door de bevoegde overheid in aanmerking worden genomen voor de berekening der subsidies die het uitkeert, alsook ten aanzien van de leveringen van goederen die de jeugdinstelling verricht in het kader zelf van zulke vrijgestelde werkzaamheden (vb. indien een jeugdkamp gesubsidieerd is, strekt de vrijstelling zich uit tot de leveringen in de kampkantine aan de deelnemers, van spijzen en dranken die ter plaatse worden verbruikt, van chocolade en versnaperingen, enz.). 3.2.1.3
Beoogde diensten en leveringen
Artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek heeft in principe een bijzonder ruim toepassingsgebied. Immers, alle diensten en leveringen die nauw samenhangen met de voormelde activiteiten genieten de btw-vrijstelling. Echter, in lijn met de Europese regelgeving, rechtspraak en rechtsleer dient ook rekening gehouden te worden met de algemene regel dat btw-vrijstellingen strikt (beperkt tot de in de vrijstelling bedoelde activiteiten) geïnterpreteerd moeten worden. Daarenboven mogen deze activiteiten concurrentieverstoring kunnen leiden.
geen
commerciële
3.2.2
Praktische toepassing op de jeugdsector
3.2.2.1
Jeugdbewegingen
activiteiten
zijn
die
tot
Jeugdbewegingen (vb. Chirojeugd Vlaanderen, Scouts en Gidsen Vlaanderen, KLJ, FOS Open Scouting, enz.) zijn meestal nationaal georganiseerd (of per taal- of cultuurgemeenschap). Voor 2
Bijvoorbeeld: De staat, gemeenschappen, gewesten, provincies, agglomeraties, gemeenten, openbare instellingen opgericht bij wijze van stichting, enz. 3 Btw-commentaar 44/530; Parlementaire vraag nr. 45 van 31 juli 1995, BREYNE.
9
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
hun werking zijn deze overkoepelende organisaties gesubsidieerd. Door het ontvangen van deze subsidies (verbonden aan hun erkenning) zijn zij dan ook in principe vrijgesteld van btw op grond van artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek. Een strikte lezing van artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek zou tot gevolg kunnen hebben dat de plaatselijke jeugdbewegingen niet onder deze vrijstelling vallen aangezien zij zelf niet rechtstreeks de subsidies ontvangen maar via hun overkoepelende organisatie. Een verduidelijking in de btw-commentaar kan deze onzekerheid verhelpen. 3.2.2.2
Jeugdherbergen, jeugdhemen en vakantiehuizen
De btw-commentaar bij artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek bepaalt: “Jeugdherbergen, jeugdhemen en vakantiehuizen voor de jeugd zijn dus vrijgesteld wanneer ze aangesloten zijn bij de Vlaamse jeugdherbergencentrale, de Centrale Wallonne des Auberges de la Jeunesse, het Centrum voor jeugdtoerisme of het Centre belge du tourisme des jeunes, en langs die centra om subsidies ontvangen van de bevoegde overheid.4” Er dient opgemerkt te worden dat deze bepaling niet meer in overeenstemming is met de aangepaste wetgeving inzake de erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen en jeugdverblijfcentra (i.e. Decreet van 3 maart 2004 houdende erkenning en subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme, zoals gewijzigd bij decreet van 21 november 2008). Daardoor wordt onzekerheid gecreëerd. Een verduidelijking in de btw-commentaar kan deze onzekerheid verhelpen.
3.2.2.3
Beheer van jeugdvakantiehuizen
Het beheer van jeugdvakantiehuizen dat wordt waargenomen door instellingen, diensten en groeperingen en waarvoor de instelling is gesubsidieerd (verbonden aan hun erkenning) geniet de vrijstelling van btw op grond van artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek.
3.2.2.4
Beleidsaanbeveling
Een duidelijke instructie van de Minister van Financiën naar de lokale btw-controlekantoren met betrekking tot bovenstaande problematiek, kan voor enige verduidelijking zorgen. Een aanpassing van de Btw-commentaar en Btw-handleiding kan nog voor een verdere verduidelijking en meer rechtszekerheid zorgen voor de betrokkenen.
3.2.3
Geldinzamelacties
Voor de financiering van hun activiteiten organiseren de meeste jeugdbewegingen ook een aantal geldinzamelacties (vb. taartenverkoop, stickerverkoop, fuiven, etc.). De vraag rijst of 4
Btw-commentaar 44/533
10
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
dergelijke (bijkomende) activiteiten hun btw-statuut wijzigt, m.a.w. kan men zich afvragen of zij voor deze economische activiteiten (leveringen van goederen/diensten) een btw-nummer dienen aan te vragen en btw af te dragen. Overeenkomstig artikel 44, §2, 12° van het btw-wetboek zijn vrijgesteld van btw: “de leveringen van goederen en de diensten vrij van de belasting, wanneer ze onder de volgende omstandigheden worden verricht : 1° de handeling wordt verricht door een instelling waarvan de werkzaamheid krachtens artikel 44, § 2, 1° tot 4°, 7° en 11°, is vrijgesteld; 2° de handeling wordt verricht in samenhang met werkzaamheden die ter verkrijging van financiële steun voor die instelling zijn georganiseerd; 3° deze werkzaamheden moeten uitsluitend ten bate van de betrokken instelling worden georganiseerd.”. Deze btw-vrijstelling is ingegeven uit zorg om de beoogde instellingen in staat te stellen extra financiële steun te verkrijgen uit bepaalde acties ter financiering van hun activiteiten. De activiteiten ter verkrijging van financiële steun worden aldus aangemerkt als een emanatie van de normale activiteiten van de organisaties die voor deze activiteiten zelf vrijgesteld zijn van btw (i.e. voor jeugdorganisaties op basis van artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek). Deze vrijstelling impliceert bijvoorbeeld dat de organisatie van een fuif door een jeugdbeweging, ter verkrijging van financiële steun voor haar activiteiten, eveneens is vrijgesteld van btw.
3.2.3.1
Beschrijving knelpunt
Desalniettemin heeft de Btw-Administratie de laatste jaren naar een aantal jeugdbewegingen een vraag om inlichtingen verstuurd met betrekking tot de organisatie van grote fuiven waarin werd gesteld dat door het organiseren van grote fuiven een jeugdbeweging kwalificeert als een btwbelastingplichtige. Voor zover bekend is de Btw-Administratie niet overgegaan tot herkwalificatie tot btw-belastingplichtige en rijst de vraag of er geen andere reden is voor deze doorgedreven controles. Bovendien waren deze vragen om inlichtingen telkens bijzonder omvangrijk. De verschillende jeugdbewegingen zijn over het algemeen niet vertrouwd met de btw-wetgeving. Een correct antwoord op deze vraag om inlichtingen verschaffen, was dan ook voor hen bijzonder moeilijk en leidde tot grote verwarring. Tenslotte heeft bovenstaand voor grote onduidelijkheid gezorgd bij de verschillende jeugdbewegingen omtrent hun (vrijgesteld) btw-statuut.
3.2.3.2
Beleidsaanbeveling
Het verdient aanbeveling dat de Minister van Financiën deze vrijstelling communiceert naar de plaatselijke btw-controlekantoren en de sector.
11
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
3.2.4
Conclusie
3.2.4.1
Algemeen
De btw-vrijstellingen van artikel 44, §2, 2° en 12° van het btw-wetboek brengen met zich mee dat jeugdorganisaties in principe vrijgesteld zijn van btw voor hun activiteiten. De btwcommentaar bij dit artikel is evenwel niet duidelijk, daar deze niet mee is geëvolueerd met de sector. 3.2.4.2
Voordeel van het huidige btw-statuut
Jeugdorganisaties genieten in principe van de btw-vrijstellingen van artikel 44, §2, 2° en 12° van het btw-wetboek voor hun activiteiten. Hierdoor kwalificeren jeugdorganisaties als vrijgestelde btw-belastingplichtigen. Vrijgestelde btw-belastingplichtigen moeten op hun uitgaande handelingen geen btw aanrekenen. Bovendien hebben vrijgestelde btw-belastingplichtigen geen btw-formaliteiten te vervullen (vb. aanvraag btw-nummer, btw-aangifte, btw-boekhouding, enz.). De jeugdsector is voornamelijk gestructureerd rond jongeren en vrijwilligers. Deze personen zijn over het algemeen niet vertrouwd met de btw-wetgeving. Vandaar dat de verschillende bevraagde organisaties voorstander van het behoud van het huidige btw-statuut voor jeugdorganisaties.
3.2.4.3
Nadeel van het huidige btw-statuut
De btw is een verbruiksbelasting die in principe wordt gedragen door de eindconsument (i.e. particulier). Btw-belastingplichtigen dragen zelf niet de kost van de belasting aangezien zij recht op aftrek hebben van de btw op hun inkomende handelingen. Op die manier is de btw voor btwbelastingplichtigen een neutrale belasting. Btw-belastingplichtigen vormen enkel een tussenschakel bij de inning van de btw. Vrijgestelde btw-belastingplichtigen hebben echter geen recht op aftrek van de btw op hun inkomende handelingen. Vrijgestelde btw-belastingplichtigen worden met andere woorden voor btw-doeleinden beschouwd als eindconsument. Hierdoor vormt de btw op hun aangekochte goederen en diensten steeds een kost.
12
ABCD
3.3
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
Btw-tarief Zoals hierboven beschreven worden vrijgestelde belastingplichtigen voor btw-doeleinden beschouwd als eindconsument. Hierdoor vormt de btw op hun aangekochte goederen en diensten een kost. Deze kost laat zich vooral voelen in het domein van de investeringen, in roerende maar vooral in onroerende goederen (infrastructuur). Het standaard btw-tarief in België bedraagt 21%. Een verlaagd btw-tarief van 6% geldt evenwel voor werken aan privé-woningen door geregistreerde aannemers (i.e. als de woning ouder is dan 5 jaar en minstens 5 jaar in gebruik is op het moment dat de btw verschuldigd is). Om van het verlaagd tarief te kunnen genieten, moet men “eindverbruiker” zijn. Jeugdverblijfscentra kunnen onder bepaalde voorwaarden eveneens kwalificeren als “privéwoning” en genieten aldus van het verlaagd btw-tarief van 6%. Het betreft bijvoorbeeld de zogenaamde “zelfkookhuizen” (vb. bivakhuizen) waarbij geen bijkomende diensten worden verstrekt (vb. geen onthaal ter plaatse, geen onderhoud en schoonmaken van de kamers tijdens het verblijf, geen verschaffen van huishoudlinnen gedurende het verblijf, geen verschaffen van ontbijt of andere maaltijden, enz.). Voor de jeugdbewegingslokalen geldt echter het standaard btw-tarief van 21% aangezien zij niet aanzien worden als privé-woning. Dit brengt met zich mee dat de btw-kost voor jeugdbewegingen op infrastructuurwerken 21% bedraagt. Deze grote kost brengt met zich mee dat vele jeugdbewegingen de financiële middelen niet hebben om een beroep te doen op een geregistreerd aannemer om infrastructuurwerken uit te voeren maar een beroep doen op vrijwilligers. Hierdoor vermindert nogal eens de kwaliteit van de uitgevoerde werken of kunnen sommige werken niet uitgevoerd worden. Bovendien wordt het standaard btw-tarief van 21% eveneens gehanteerd voor de aankoop van materialen in geval de jeugdorganisatie zelf de handen uit de mouwen steken.
3.3.1
Beleidsaanbeveling
De jeugdsector is een grote voorstander van de uitbreiding van het toepassingsgebied van het verlaagd btw-tarief in de bouwsector, meer bepaald in een verlaging van het btw-tarief zowel voor de renovatie van jeugdlokalen als voor de aankoop in uitvoering van werken aan jeugdlokalen. Er dient ook te worden opgemerkt dat in de huidige situatie een belangrijk deel van de Vlaamse subsidies terug naar de federale overheid vloeit (i.e. via de inning van de btw op o.a. investeringen in sportinfrastructuur). Als voornaamste argumentatie voor deze btw-verlaging kunnen naar voren geschoven worden:
13
ABCD
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
•
Een verlaging van het btw-tarief van 21% naar 6% kan een belangrijke financieel hulpmiddel zijn om deze renovatie te stimuleren;
•
Het wetboek voorziet in een aantal belangrijke maatregelen voor het stimuleren van de renovatie van oudere gebouwen, bijvoorbeeld: -
Particulieren genieten van verscheidene belastingsverminderingen in de personenbelasting (vb. energiebesparende maatregelen, inbraakbeveiliging, enz.).
-
Gewone btw-belastingplichtigen (i.e. met recht op aftrek) hebben recht op btwaftrek op hun investeringen.
De categorie van de vrijgestelde belastingplichtige (i.e. zonder recht op aftrek van btw) kan niet genieten van bovenstaande fiscale stimulansen en wordt aldus fiscaal niet gestimuleerd tot het renoveren van zijn infrastructuur. •
Een verlaging van het btw-tarief kan tevens een stimulans zijn om de jeugdinfrastructuur aan te passen aan de huidige ecologische vereisten (vb. dubbele beglazing, isolatie muren en dak, brandveiligheid, enz.). Dit zal eveneens de energiefacturen verminderen.
In bijlage III bij de Europese Btw-Richtlijn nr. 2006/112/EG is bepaald voor welke goederen en diensten de Lidstaten een verlaagd btw-tarief mag toegepast worden5. De hierboven bedoelde investeringen staan in die bijlage III niet vermeld. Voor de realisatie van een verlaagd btw-tarief is dus een herziening van deze bijlage bij de Btw-Richtlijn noodzakelijk. De Minister van Jeugd zal aldus deze problematiek dienen aan te kaarten bij de Minister van Financiën. De Minister van Financiën zal immers op de Ecofin-Raad dienen aan te dringen op een verlaging van het btw-tarief.
5 Bijlage III bij de Richtlijn nr. 2006/112/EG van 28 november 2006 van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
14
ABCD
3.4
Vlaamse Overheid - Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media Onderzoek met betrekking tot btw-problematieken in de beleidsvelden cultuur, jeugd en sport 28 mei 2009
Btw-formaliteiten De Belgische btw-wetgeving voorziet dat elke btw-belastingplichtige een aantal btwformaliteiten (btw-aangifte, btw-boekhouding, etc.) dient te vervullen. Jeugdorganisaties kwalificeren in principe als vrijgestelde btw-belastingplichtigen. Vrijgestelde btwbelastingplichtigen dienen echter deze btw-formaliteiten niet te vervullen. Vandaar is er geen impact van de btw-formaliteiten in de jeugdsector.
3.5
Informatieverstrekking van de Btw-Administratie De btw-wetgeving is bijzonder complex. Uit de verklaringen blijkt dat de betrokken organisaties in de jeugdsector geen (voldoende) informatie ontvangen met betrekking tot de btw-wetgeving. Een deel van de bevraagde organisaties wenst in de toekomst meer informatie te ontvangen van de Btw-Administratie met betrekking tot nieuwe btw-wetgeving voor hun sector (vb. nieuwe circulaires, nieuwe parlementaire vragen, enz.). De meerderheid van de bevraagde organisaties is hier niet in geïnteresseerd, gelet op het feit dat hun activiteiten vrijgesteld zijn van btw overeenkomstig artikel 44 van het btw-wetboek. Uit de bevraging blijkt ook dat de gratis beschikbare bronnen (vb. fisconet) onvoldoende bekend zijn. De Vlaamse overheid kan deze boodschap overbrengen aan de Minister van Financiën.
15