PASSIEPROJECTEN : bruggen bouwen tussen leden van het schoolteam
METHODIEK OM MET GOESTING JONGEREN TE INSPIREREN VANUIT DE PASSIE VAN HET SCHOOLTEAM
Onderzoek naar agressie in de schoolcontext De departementen Sociaal-Agogisch Werk (SAW) en Lerarenopleiding, meer specifiek de Banaba BABO en BASO, van de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim) voerden van september 2009 tot augustus 2012 een onderzoek naar agressie binnen de schoolcontext in het buitengewoon onderwijs. Het onderzoek werd opgezet vanuit de preventiepiramide van Johan Deklerck (2011). De preventiepiramide geeft duidelijk aan dat er naast een agressiebeleid met acties en een protocol bij agressie-incidenten ook nood is aan een gedragen beleid dat een agressie reducerend klimaat vooropstelt. Daarom werd bij het hele onderzoeksopzet in elke fase het agressie reducerend klimaat vooropgesteld en de directie als actieve partner betrokken. Er namen 11 van de 13 scholen van het Buitengewoon Onderwijs (BuSo) in Limburg deel aan het onderzoek. Via interviews werden zowel leerlingen, leerkrachten, CLB-medewerkers, leerlingbegeleiders als directie bevraagd naar agressie binnen hun specifieke schoolcontext. Uit deze bevraging konden de onderzoekers drie knelpunten distilleren in functie van een agressie reducerend klimaat die in elke school sterk naar voor kwamen. Een eerste knelpunt situeerde zich op het vlak van het schoolse leren versus sociale vaardigheden. Zowel leerkrachten als leerlingen gaven aan dat er soms te veel tijd besteed werd aan de sociale vaardigheden, wat ten koste ging van het schools leren en kennisoverdracht. Een tweede knelpunt handelde over de rol van de leerlingbegeleider, die sterk herleid werd tot problem-solver. De leerlingbegeleiders vonden dat ze te vaak een eiland vormden en er te weinig overleg was met alle betrokken actoren. De leerkrachten vonden dat de leerlingbegeleiders enkel aandacht hadden voor het conflict en niet voor de gevolgen hierop op de hele klasgroep. Een laatste knelpunt was de regelgeving en daarbij horende sancties. Er was vaak een grote hoeveelheid regels, die verschillend geïnterpreteerd en gehanteerd werden. Deze onduidelijkheid werd door alle geïnterviewde partijen erkend. De onderzoekers kwamen tot de volgende conclusie: Als een school voor buitengewoon onderwijs een evenwicht creëert tussen het onderwijs- en het begeleidingsaanbod dan zal de cel leerlingenbegeleiding zich nog meer kunnen richten op haar begeleidingstaak en dan zullen de leerkrachten onderwijs op maat van de individuele leerling kunnen aanbieden. Hierdoor zal het welbevinden en de betrokkenheid van de leerlingen toenemen waardoor uitingen van agressie zullen afnemen.
Van onderzoek naar methodiek Op basis van bovenstaande bevindingen werd er een pilootproject ontwikkeld met de volgende drie doelstellingen. 1.
Leerkrachten zorgen voor een goed evenwicht tussen schools leren en sociale vaardigheden
2.
Er is een open, constructieve communicatie tussen leerkrachten en leerlingbegeleiders
3.
Leerkrachten experimenteren met alternatieve ordeningsprincipes.
Deze drie doelstellingen hebben als uiteindelijke gewenste resultaten: een positief schoolklimaat (leeren leefklimaat) en daardoor een afname van agressie. Knelpunten agressie in het BUSO Verhoudingsgewijs te veel aandacht aan sociale vaardigheden ten nadele van schools leren Eilandpositie van de leerlingbegeleiding
Onduidelijkheid m.b.t. regelgeving en sancties
Doelstellingen passieproject
Methodiek
Leerkrachten zorgen voor een goed evenwicht tussen schools leren en sociale vaardigheden
Vertrekken vanuit passie = wil om kennis over te dragen
Er is een open, constructieve communicatie tussen leerkrachten en leerlingbegeleiders
Leerlingbegeleiders, directie en leerkrachten effectief laten samenwerken aan een project
Leerkrachten experimenteren met alternatieve ordeningsprincipes
In de voorbereiding van een activiteit voor leerlingen aandacht besteden aan preventief werken door de focus te leggen op wat werkt (topervaring) en te brainstormen over welke regels noodzakelijk zijn om het project te doen slagen
Appreciative Inquiry als basis voor de uitwerking van de methodiek Uit het gevoerde onderzoek bleek dat een zoveelste vorming door het schoolteam niet als zinvol werd ervaren. De coaches van het departement Sociaal-Agogisch Werk kozen daarom voor de implementatie van een methodiek, later het passieproject genoemd. Bij het uitdenken van de methodiek werd er gebruik gemaakt van verschillende principes van Appreciative Inquiry (AI) of waarderend onderzoek, een kader uit de organisatieontwikkeling (Cooperrider & Whitney, 2005). AI schenkt aandacht aan sterke punten en aan wat wel werkt, niet op was mis loopt en anders moet. Ten eerste kozen de coaches ervoor om leerkrachten, leerlingbegeleiders en directie samen te brengen en samen te laten werken aan het passieproject. Iedereen van het schoolteam werd betrokken en ieders inbreng werd als waardevol beschouwd. Op deze manier kon de eilandpositie van de leerlingbegeleiding minstens tijdelijk doorbroken worden. Ten tweede lieten de coaches iedereen een topervaring - een moment waar je het voor doet – aangeven. Dit komt overeen met ‘Discovery’ binnen AI, de fase waarin mensen waarderen wat al aanwezig is. Daarna deelden de leden van het schoolteam een persoonlijke passie waarrond hij/ zij met de leerlingen wilde werken. Dit sloot aan bij een sterk geloof in de krachten van mensen, één van de basisprincipes van AI en past binnen de droomfase, waarin mensen hun visie delen over wat zou kunnen.
Ten derde wilden de coaches vanuit die persoonlijke passie het schoolteam enthousiast maken. Wie enthousiast over iets is, wil in de regel anderen ook echt graag iets bijbrengen. De betrokkenheid van het schoolteam werd gestimuleerd, waardoor er meer kans was dat het schoolteam ook effectief actie zou ondernemen om veranderingen succesvol door te voeren. Op deze manier beoogden we een olievlek principe, waarbij we verwachtten dat de positieve ervaringen en werkende elementen gedeeld en verspreid zouden worden naar de andere betrokken actoren van het schoolteam. Zo zouden we het volledige schoolklimaat positief kunnen beïnvloeden en werken aan een volwaardig gedragen agressie reducerend klimaat. Geert, een leerkracht van het vak Geïntegreerde Algemene en Sociale Vorming (GASV), ondervond tijdens de ICT-les steeds moeilijkheden om Kevin warm te maken voor de inhoud. Hij weigerde vaak opdrachten uit te voeren die verwacht werden. Op een bepaald moment kwam ter sprake dat Kevin een grote fan was van het Gran Turismo spel op de PS3. Kevin slaagde er niet in om het circuit van de Nürburgring uit te spelen. Geert pikte hier op in, aangezien hij zelf ook een gamer was en dit spel ook regelmatig speelde. Via zijn passie van het gamen kwam hij zo in een beter contact met Kevin. Hij sprak met Kevin af dat hij zijn geheugenkaart mocht meebrengen en vervolgens zou Geert dit circuit voor hem uitspelen. Hierna verbeterde de inzet van Kevin tijdens de lessen sterk. Het passieproject in de praktijk De uiteindelijke uitwerking van het project vanuit passie gebeurt in de fases Design en Destiny, waarin mensen samen plannen maken en uitvoeren. De uitwerking van dit passieproject in de praktijk gebeurde in twee BuSo scholen. Belangrijk gedurende het hele proces was een open communicatie. Als coaches wilden we een veilige sfeer creëren waarin elk betrokken lid van het schoolteam zijn verhaal kon en mocht doen. We wilden iedereen de ruimte geven om zijn steentje bij te dragen aan het tot stand komen van het passieproject. Een eerste stap bij de aanvang van het passieproject was een verkennend gesprek met de directie. Tijdens dit gesprek gaf de directie aan wie we het best konden aanspreken om aan de slag te gaan met het passieproject. Opvallend hierbij waren de verschillende invalshoeken van beide directies. Daar waar de ene directie vooral keek naar ‘Met welke groep deelnemers heeft een passieproject de meeste kans van slagen’ had de andere directie als uitgangspunt ‘Welke leerkrachten hebben het meeste nood aan zo’n project’. Beide directies waren gedurende het hele project nauw betrokken. In beide scholen nam er immers steeds een directielid deel aan de groepssessies. Een tweede stap was een sessie van twee uur met het betrokken schoolteam. Tijdens deze eerste groepssessie gingen we actief op zoek naar recente topervaringen in de schoolcontext. Een topervaring is een moment waarbij de gedachte: ‘daar doe ik het voor’ door je heen gaat. Er kwamen prachtige verhalen naar boven. Leerkrachten, leerlingbegeleiders en directie wisten goed waar ze het voor deden. Een jongen die fysiek nooit sterk was in lichamelijke opvoeding kwam op maandagmorgen met zijn gedragskaart aan bij Lichamelijk Opvoeding. De gedragskaart was niet oké, de jongen baalde. De L.O.-leerkracht merkte het goed op en begon de les boogschieten met de boodschap : “Wij zullen die kaart eens goed maken”. De jongen schoot meermaals in de roos. En kon de dag positief verderzetten. De verantwoordelijke voor GON vertelde over een jongen die ondanks de verwachtingen van enkele leerkrachten het toch heel goed deed in het reguliere onderwijs. Deze topervaringen werden in groep ontleed om na te gaan wat zorgde voor het succes. We gebruikten een mindmap om een visuele voorstelling en zo een overzicht te krijgen van alle topervaringen van het schoolteam. Ook de werkende elementen konden we op deze manier visueel voorstellen en steeds als het nodig was terug even onder de aandacht brengen. Voorbeelden hiervan waren onder andere geloof in leerlingen, kansen geven, samenwerken,… Deze werkende elementen
werden opgenomen in een leidraad die gebruikt kon worden om het project met de leerlingen te evalueren. Aangezien we topervaringen verzamelden, kwam er in de verhalen van de deelnemers weinig agressie voor. Dit is logisch aangezien we ons op de onderste lagen van de preventiepiramide focusten en we met de deelnemers net wilden nagaan hoe ze meer topmomenten konden creëren. In een tweede groepssessie gingen we na rond welke projecten deelnemers wilden werken. Ze vertrokken hier vanuit hun eigen passie. In elke school werd er één groepsproject gekozen. In de ene school, waar de L.O. leerkrachten samen zaten met een directielid en iemand van de leerlingbegeleiding, koos men voor een mountainbiketocht. In de andere school kozen de leerkrachten tuinbouw voor het houden van dieren op school. Als startactiviteit gingen de leden van het passieproject (leerkrachten, leerlingbegeleiding en directie) met de leerlingen van 2 Tuin op uitstap naar het natuurhulpcentrum in Opglabbeek en het Heempark in Genk. Ook werd er een les algemene en sociale vorming besteed aan oppervlakteberekening van de beschikbare grond om na te gaan welke dieren gehouden konden worden. Tijdens deze tweede groepssessie gingen we ook dieper in op welke drie regels er noodzakelijk werden geacht om het project met de leerlingen te doen slagen. Eén school besloot om deze regels op papier te zetten, ze van te voren te overlopen met de leerlingen én ze tijdens de uitstap met de leerlingen mee te geven. En wat bleek? Tijdens de uitstap was er inderdaad een ‘moeilijke’ leerling die af en toe naar zijn papiertje greep om nog eens te lezen waar hij zich aan moest houden. Een laatste vraag in de tweede groepssessies was wie welke verantwoordelijkheid opnam. Zo koos de leerlingbegeleider uit de eerste school ervoor om met het voorraadbusje rond te rijden en een spel voor op een stopplaats uit te werken. Na het uitvoeren van het project met de leerlingen volgde er nog een evaluatiesessie waarin gekeken werd welke elementen er voor succes gezorgd hadden en hoe de deelnemers deze werkende elementen konden meenemen naar de toekomst zowel voor zichzelf als voor collega’s. De directie gaf achteraf aan dat het werken vanuit de krachten aansloeg. Eén school startte dit schooljaar met een talentenmarkt waarbij leerkrachten allerlei toffe standjes vanuit hun eigen interesse opzetten. De andere school is gestart met een klein dierenpark. Ook het nagaan van wat wel werkt aan de projecten die al gebeuren, is iets dat ze meenamen. Het samen werken met de verschillende actoren namelijk leerlingbegeleider, leerkrachten en directie, werd door de deelnemers als krachtig en verbindend ervaren. Daarnaast zette de methodiek de deelnemers aan het denken rond het evenwicht schools leren – levensleren, samenwerking en regels. Opvallend was dat de deelnemers in de sessies toch het belang van levensleren bleven benoemen. Voor meer info rond het onderzoek, kan je terecht bij Kristof Das (
[email protected]). Voor meer info rond de methodiek, kan je terecht bij Hanne Leirs (
[email protected]).
Tips bij het opzetten van je eigen passieproject. 1. Beleg een bijeenkomst met directie. Bepaal wie er betrokken wordt. Beperk de passiegroep tot max 8 professionals 2. Geef het doel van samenwerking mee. 3. Geef de betrokkenen een duidelijk tijdpad 4. Voorzie aangename inkleding, koffie en iets lekkers om de sfeer te zetten.
Ben jij een pionier voor passieprojecten? Doe de test! 1. Werk je op een school? 2. Heb je passie voor je vak en wil je die overbrengen op je leerlingen? 3. Wil jij een agressie-arm klimaat in jouw school? 4. Durf jij naar je directie stappen en jouw passie voorleggen? 5. Werk jij graag in team met verschillende disciplines? Heb je op drie van deze vragen positief geantwoord, stap dan naar iemand toe van jouw organisatie en vertel jouw passie. Bedenk wie je best zou betrekken uit je ruime team. En beleg een bijeenkomst met directie. Veel succes met de uitwerking van je passieproject!!