Modelleringsverslag “het vermogen om te inspireren, motiveren en hierdoor eigenaarschap te bevorderen”
Bart van Bregt
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Algemeen
pag.
3
Pag.
4
Pag.
6
Pag.
7
Pag.
9
‐Model
‐De eigenschap
‐Motivatie
Hoofdstuk 2
Waarom vertoont mijn model het gedrag? ‐Missie, identiteit en overtuigingen ‐Metaprogramma’s
Wat doet mijn model precies? ‐Rapport maken/Callibreren ‐Fysiologie ‐Tonaliteit ‐Waarnemingsposities Hoe doet mijn model het?
‐Taal ‐Strategien Hoofdstuk 3
Conclusie, integratie en overdracht
Hoofdstuk 1
Algemeen
Inleiding:
Dit werkstuk gaat over modelleren. Modelleren is eigenlijk de essentie van NLP. NLP is ontstaan doordat Richard Bandler en John Grinder verschillende experts op het gebied van intermenselijke communicatie bestudeerden en modelleerden. De experts die model hebben gestaan waren onder anderen Fritz Perls, Virginia Satir en Milton Erickson.
Motivatie:
Modelleren is het proces van het kopiëren en overdraagbaar maken van excellente menselijke vermogens. De achterliggende gedachte is ´wat een ander mens kan, kan ik leren.´ Door een expert te observeren en te ondervragen kun je het gedrag dat je wilt modelleren echt in je opnemen. Een eenvoudige vraag die je hierbij stelt is: ‘Als ik in jouw schoenen zou staan, wat moet ik dan doen om net zo te denken, te doen en te voelen als jij?’ Door het principe van modelleren toe te passen verhoog je je eigen effectiviteit, of het nu is in communicatie, sport, ontspanning, creativiteit, relaties, … In dit werkstuk heb ik een indeling gebruikt die een structuur en een logische volgorde biedt aan de verschillende onderdelen van de modellering. Zo ontdekt je: 1. waarom mijn model het gedrag vertoont (waarden en overtuigingen), 2. wat mijn model precies doet (gedrag en fysiologie), 3. en hoe mijn model het doet (gedachteprocessen en strategieën) De motivatie ligt in het verlengde van mijn leerdoel vanuit de practictioner; een betere leidinggevende worden en heeft ook verbinding met mijn missie; presteren en verbeteren. Dit alles in de business context. Ik zie het vermogen om te inspireren, motiveren en het eigenaarschap te bevorderen als een zeer belangrijk onderdeel van leiderschap. Zelf denk ik dat ik hierin al behoorlijke stappen heb gezet maar ik ben me ervan bewust dat ik mezelf nog verder kan verbeteren.
Te modelleren eigenschap:
Het vermogen om vanuit leiderschap de medewerkers te inspireren, te motiveren, en hierdoor eigenaarschap te bevorderen.
Model:
……………………………… bij de ……………………………………. als model gekozen omdat hij een aantal jaren geleden …………………………………………………………………………..Hierin heb ik hem leren kennen als een gedreven leidinggevende die mij motiveerde en het aspect “eigenaarschap” bij mij bevorderde. Ik heb gemerkt dat veel ……………………………………………………….. hetzelfde beeld hebben. Woorden die daarbij gebruikt worden zijn; aanwezig zijn, visie hebben, lef, ondernemerschap, humor, kansen zien en staan voor de mensen. Ik heb ……………….. twee maal geïnterviewd voor dit verslag.
Hoofdstuk 2 2.1
DE MODELLERING
WAAROM VERTOONT MIJN MODEL HET GEDRAG?
Missie, Identiteit en Overtuigingen
Inleiding Om te weten waarom mijn model dat gedrag vertoont dat maakt dat hij een inspirerende leidinggevende is, is het belangrijk om te weten wat zijn missie, identiteit, en overtuigingen zijn. Zijn overtuigingen werken namelijk door in zijn vaardigheden en gedrag. Voor mij is het dan interessant om te zien of en waar er verschillen zijn in vooral de aspecten identiteit en overtuigingen. Dit om vandaar uit te bezien of er sprake zou zijn van belemmerende overtuigingen bij mij die mijn vaardigheden en gedrag negatief beïnvloeden. Ik zou dan mijn overtuigingen kunnen aanpassen. Om dit te illustreren een citaat van Albert Einstein: “je kunt een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt”. Met andere woorden, de oplossing voor een probleem op een bepaald niveau bevindt zich op een ander niveau. Ik eindig dit hoofdstuk met een korte focus op verschillen in de overtuigingen) Elementen in Missie/identiteit van………: ‐ Respect en Vertrouwen. ( Ik functioneer slecht in een onveilige omgeving. Dan ben ik niet meer functioneel). ‐ Genieten van het leven ‐ Er moet een uitdaging zijn (Ik moet geprikkeld blijven) ‐ Nieuwsgierigheid ‐ Gelijkwaardigheid Overtuigingen in korte steekwoorden: ‐ Overal een uitdaging in zien (Als iemand tegen mij zegt dat moet je niet doen; dan ga ik het juist doen) ‐ Altijd in oplossingen denken ‐ Iedereen krijgt en verdient een tweede kans ‐ Blijf altijd bij mezelf en heb vertrouwen in mezelf. ‐ Neem mijn eigen verantwoordelijkheid. ‐ Ik ben creatief (Bij presentaties etc. vertrouw ik altijd op mijn creativiteit, ik bereid me niet voor en vertrouw erop dat ik de juiste antwoorden geef). ‐ Vaak gaat het slecht als ik me voorbereid ‐ Ik kan iedereen in beweging krijgen. ‐ Ik oordeel niet snel ‐ Ik veroordeel niemand ‐ Niemand is meer dan een ander ‐ Ik kan me niet voorstellen dat iemand bewust negatief/passief gedrag vertoont. ‐ Ik neem bewust risico’s (kies bewust mensen die risico’s willen nemen. Neem zelf ook bewust risico’s) ‐ Er zijn grenzen in gedrag bij leidinggevenden (Als leidinggevende kan ik over de grens gaan, heb soms teveel humor, kan minder betrouwbaar overkomen)
‐ ‐
Informeel contact levert veel op Emoties horen bij leidinggeven (Wil wel emoties hebben, zelf en om me heen, wil geen vlakke mensen) Leidinggevenden zitten in een glazen huis Ik ben niet dienend. Wel zelf resultaten halen en scoren Gun ook anderen om succes te hebben Ik wil altijd leren
‐ ‐ ‐ ‐ ‐ Metaprogramma’s Dit zijn meetbare denkstijlen/filters met bijbehorende waarden, criteria en gedrag. We gebruiken ze voor het bepalen welke informatie ons bereikt en waarmee we ons wereldmodel vormgeven, in stand houden en verfijnen . Metaprogramma’s zijn context gebonden. Er zijn veel metaprogramma’s bekend. De meeste metaprogramma’s worden weergegeven op een as. Als iemand –bij een aanvankelijke voorkeur voor de ene of andere pool‐ wat meer naar het midden beweegt, reflecteert dit een persoonlijk groeiproces. In dit werkstuk hanteer ik onderstaande metaprogramma’s. Tegelijkertijd geef ik per metaprogramma aan waar de accenten van ………….. zich bevinden: Overeenkomst
Verschil
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐││‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐X‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Intern
Extern
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐X‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐││‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Procedure
Opties
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐││‐‐‐‐‐‐‐‐X‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Er vanaf
Er naartoe
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐││‐‐‐‐‐‐‐‐X‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Specifiek
Globaal
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐X‐‐‐‐‐││‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Macht
X
Band
Prestatie
Ik heb geanalyseerd waar eventuele significante verschillen zitten tussen ………….. en mij. Bij de analyse heb ik ook mijn foto gebruik die is opgesteld tijdens de cursus. Het belangrijkste verschil zit de driehoek Band, Macht, Prestatie.
2.2
WAT DOET MIJN MODEL PRECIES?
Kalibreren en Rapport maken. Inleiding: Om duidelijk te krijgen wat mijn model precies doet heb ik een aantal elementen gebruikt om dit te analyseren zoals het kallibreren en rapport maken. Kalibreren betekent dat je op basis van zintuiglijke informatie “kijkt” of je in een interventie of gesprek dat je met iemand hebt, op koers ligt. Door te kalibreren verzamel je informatie over de onbewuste reacties zoals die bijvoorbeeld door jouw communicatie wordt opgeroepen. Kalibreren staat in tegenstelling tot interpreteren. Vervolgens kun je rapport maken. Je kunt dit ook afstemmen noemen, levelen, op één lijn zitten. Rapport maken is het nadoen van die ander, zodat je snel contact hebt en die ander zich begrepen voelt; het tot stand brengen van vertrouwen, harmonie en samenwerking. Hieronder heb ik gerubriceerd wat ……….. doet op dit gebied. Voorbeelden van hoe ……………. kallibreert en rapport maakt: ‐ Leeg luisteren (ik heb geen vooringenomen standpunten) ‐ Meebewegen met de ander (als iemand agressief is dan beweeg ik mee en haal ik de agressiviteit weg) ‐ Probeer niet te werken, probeer wel altijd fysiek te blijven. Ik let hierbij op de ander, zelf beweeg ik naar voren en kijk ik naar de ander en ben ik me ervan bewust hoe ik er zelf bij zit. Fysiologie ‐ ik kijk hoe iemand erbij zit ‐ Oogcontact maken; ik kijk bewust naar iemand om contact te maken, dan zie je dat iets gebeurd ‐ Loop rond over de gangen, dan klets ik wat, dat vind ik leuk. Ik sluit me aan, blijven voelen wat er gebeurt. Het moet me wel inspireren. Ik probeer meer binnen te lopen dan te mailen. ‐ Ik gebruik mijn handen bij presentaties. Ik straal dan ook energie uit, leun iets naar voren, en verdedig nooit. Als iets niet bevalt dan zie je dat ook wel weer bij mij. Ik ben niet goed in het verschuilen hiervan. Tonaliteit ‐ Het volume wisselt ‐ Krachtige stem ‐ Stembuigingen ‐ Krachtig ritme Woorden ‐ ………… vraagt actief naar je ervaringen ‐ Luistert goed naar anderen en reageert hierop. ‐ Ik pas mijn woorden aan m.b.t. de ander. Ik pas me aan bij de taal die gebruikt wordt, denk hierbij aan hoe ik betrouwbaar over kom. Dit gebruik ik bij de medewerkers die hierdoor het beeld krijgen dat ik snap wat hij doet. In het algemeen ligt bij …………….de nadruk op de fysiologie. Daarna redelijk gelijkmatig de woorden en tonaliteit. Dat sluit goed aan bij waar in de communicatie de nadruk op ligt, namelijk Fysiologie (55%), Tonaliteit (38%) en Woorden (7%)
2.3 HOE DOET MIJN MODEL HET? Taal Inleiding Taal is een zeer effectief middel om in te zetten bij de interactie tussen leidinggevende en medewerkers. Dit onderdeel laat zien hoe mijn model…………….. taal inzet om zijn doelen te bereiken. Er zijn twee modellen van taal in deze context. Enerzijds heb je het metamodel; dit model biedt manieren om specifieke informatie die in een zin wordt weggelaten, boven water te krijgen. Anderzijds heb je het Miltonmodel; dit model biedt manieren om zinnen te maken waaruit bijna alle specifieke informatie is weggelaten. Dit zet de luisteraar aan om de open plekken in te vullen vanuit zijn of haar unieke innerlijke ervaring Het Miltonmodel wordt beschouwd als het omgekeerde van het Metamodel. Ook herkaderen met taal zal ik in dit onderdeel meenemen. Globaal zijn er 3 typen van herkaderen. 1. De context herkadering. Bedenk een andere context waarin de betrokkenen anders zal reageren. 2. De betekenis herkadering. Inhoud en gedrag blijven hetzelfde maar d.m.v. upchunken verandert de betekenis. 3. Inhouds herkadering. Je verandert de structuur van de inhoud daardoor verandert automatisch de betekenis. Milton voorbeelden ‐ ………….. gebruikt methodiek in de taal die bekent staat als de drieslag en de herhaling hierbij. Bijvoorbeeld; herkenbaar, zichtbaar, aanspreekbaar. (Daar kun je als leidinggevende dan alles onder laten vallen.. ) Het is ook makkelijk voor hemzelf en anderen om te onthouden. Hij gebruik het dan ook continue bij verschillende werkgevers en nieuwe plekken waar hij komt te werken. (bijvoorbeeld in ………, maar ook in ……..) ‐ Soms gebruikt …………. bewust vaag taalgebruik met woorden die of niets betekenen of hij bedenkt nieuwe term en kan hierdoor anderen mee nemen. Want als je niet weet wat het betekent, hoe kun je daar dan op tegen zijn..? Metamodel voorbeelden. ‐ Ik maak het vaak niet te ingewikkeld, en gebruik heel situationeel voorbeelden. ‐ Ik ben duidelijk in wat ik wil in gesprekken. Voorbeelden Herkaderen ‐ Wanneer ik een vraag krijg die ik niet gelijk kan antwoorden probeer ik tijd te winnen door te herkaderen, goede vraag bijvoorbeeld het antwoord is afhankelijk van de vraagsteller of procedureel of herkaderen, bijvoorbeeld gaat dit banen kosten? Iedereen blijft een baan houden maar hoeft niet dezelfde baan te zijn. ‐ Mensen motiveer je niet door te zeggen dat het niet goed is maar door te zeggen dat we het anders gaan doen. Mijn woordgebruik is positief geformuleerd. Nu vragen waarom zeg je dat. Geef ook feedback over het gesprek. ‐ Ja het is vaag maar wees maar blij dan kun je ook niet worden wegbezuinigd. Conclusie: De kracht van het taalgebruik van ………….. ligt in de balans. Hij gebruikt alle twee modellen van de taal en herkadert continue en volop.
Strategieën Inleiding Hoe……………. zijn ervaringen inzet om tot een specifiek resultaat te komen beschrijf ik in dit onderdeel. Een strategie bestaat uit een opeenvolging van interne en externe representaties die leiden tot een specifiek resultaat. Voorbeelden van strategieën die …………. gebruikt: ‐ In het verleden heb ik wel eens een truc bedacht om uit een onveilige situatie te komen. Later vaker toegepast (strategie). Men wilde niets, dacht dat ik niet te vertrouwen was, ze dachten dat ik een dubbele agenda had, vervolgens heel open geweest als mens en persoon, “dat wil ik niet” Heb gewoon gezegd wat ik dacht, de waarheid. ‐ Vraag me altijd wel van te voren af; is het mij de energie waard ‐ Interveniëren, in actie komen wanneer dit nodig is (verschillende redenen bijv. als iemand niet gelukkig is in de functie of wanneer er iets gebeurd wanneer iets echt niet kan. ‐ Strategie soms hou ik mijn mond, als het echt spannend wordt ik scherp. Wachten tot er iets gebeurd, what in it for me. ‐ Ik verzamel de juiste mensen om me heen. Heb hierbij ook kritische mensen nodig. ‐ Ben snel geneigd om bondgenoten te maken, sluit daarbij andere mensen uit. ‐ Ik laat mensen het bewust zelf bedenken. Maar dat kost wel moeite. Ik wil het eigenlijk snel oplossen maar mensen willen dat er geluisterd wordt. Dat is een uitdaging voor mij; aanhoren maar er niet gelijk iets mee doen. Soms wil ik details weten, stel hierbij de goede vragen. Details vallen me op, de belangrijke zaken vallen me dan gelijk op. ‐ Ik laat vooral de ander werken. ‐ Zorg dat je in een situatie komt dat een ander voor je wilt werken ‐ Ik leer van mijn fouten deze integreer ik. ‐ Herhalen, herhalen en herhalen ‐ Als ik bij een nieuw onderdeel of organisatie kom voer ik met iedereen een gesprek. Hier krijg ik veel informatie over van alles (signalen over gedrag & houding, processen doorgronden, analyseren). Daarna stel ik na een boekje op over wat anders moet. ‐ Ik begin altijd met missie/visie, en gebruik hierbij het 3tal en ga herhalen en herhalen. ‐‐‐‐‐ Probeer dan altijd iets herkenbaars te produceren, bijvoorbeeld, de routekaart, het groene boekje. Daarbij altijd “tom poes verzin een list”. Waarnemingsposities Inleiding Waarnemingsposities zijn de posities waarin je de interactie waaraan jezelf deelneemt beschouwt. Het is interessant om te weten welke posities dominant zijn bij …………… en in welke situaties. De drie waarnemingsposities zijn: ‐Eerste positie beschouwt de interactie vanuit jezelf ‐Tweede positie beschouwt de interactie vanuit de ander ‐Derde positie is meta ten opzichte van de eerste twee en beschouwt de wisselwerking in de interactie tussen jezelf en de ander Natuurlijk is de context mede bepalend welke waarnemingspositie ……………. inneemt. Met dit in gedachten is de natuurlijke voorkeurspositie van ………….. de 1e positie. Hier zit hij in zijn
‐ ‐
kracht en vanuit deze kracht kan hij anderen inspireren. Hij kan indien dit nodig is in een bepaalde context ook bewust de 3e positie innemen. De 2e positie zal hij niet snel innemen. Als het (te) persoonlijk wordt kan de 1e positie te sterk de overhand innemen. Dan kan zijn kracht een valkuil worden. Ook wanneer iets voor hem niet interessant is kan de 1e positie in zijn nadeel werken. Dit doordat dan zijn innerlijke (negatieve) gemoedsstand voor iedereen zichtbaar is. …………… komt nadrukkelijk in een 1e positie als hij persoonlijk wordt aangevallen, “dan gaat de emotie meespelen” Regulier houdt hij bewust afstand vanuit de 3e positie. “Dit kan eenzaam zijn en heb hier vanuit niet de behoefte om iemand goed te kennen”.
Hoofdstuk 3
Conclusie, Integratie en overdracht
Analyse en Conclusie Het is goed om nog eens te herhalen dat de modelleringsopdracht zich binnen een bepaald kader bevindt, te weten; leiderschap op het gebied van inspireren en motiveren en het eigenaarschap te bevorderen. Andere aspecten van leiderschap heb ik niet meegenomen. Ook heb ik bewust niet uitgeschreven dat bepaalde vermogens context gebonden zijn. Dus de context zal vrijwel altijd bepalend zijn waarin je bepaald wat, de mate waarin en wanneer je toepast. De kracht van het leiderschap van …………. zit hem vooral in het breed toepassen van vaardigheden vanuit een aantal bepalende overtuigingen. M.i. kan hij op elk onderzocht onderdeel vermogend zijn, en dan praat ik niet over een 6 maar een 8. (misschien als uitzondering de 2e positie). Daar zit vooral zijn kracht. Vergelijk ik dit met mezelf dan denk ik dat mijn kracht ook in de breedte zit. Geen 6, maar ook geen 8. Op dit moment een 7. Het is dus van belang voor mij om in de breedte een aantal elementen op te pakken en te integreren. Naast mijn geloof dat mijn kracht zich ook in de breedte bevindt heb ik in mijn analyse geconstateerd dat mijn overtuigingen en metaprofielen niet zo verschillend zijn dan die van …………. In ieder geval niet dat op dit gebied belemmerende overtuigingen zijn of voor mij een heel persoonlijk groeitraject nog wenselijk zou zijn. Mijn onderdelen bevinden zich op het gebied van de taal; herkaderen en op het gebied van strategie; op de gang lopen en niet werken….. Integratie Aangezien ik geloof dat focus belangrijk is bepaal ik een drietal “big rocks” (vrij vertaald naar Stephen Covey) en niet meer, waar ik mijn energie in ga leggen. Het zal misschien niet verbazen dat dit er 3 zijn…… De genoemde onderdelen zijn voor mij de onderdelen waarin ik verder in kan groeien en mij effectiever zal maken. Een kleine toelichting op het waarom van de gekozen “big rocks” Om maar met het niet werken te beginnen. Ik bedoel hiermee dat ik de ander vooral wil laten werken. Mijn neiging is om heel hard mee te denken, de oplossing voor de ander verzinnen. Uiteindelijk geeft dit mij geen voldoening maar zeker de ander ook niet. Mijn stellige overtuiging hierbij is dat als ik dit in combinatie kan gebruiken met herkaderen dit zeer krachtig zal zijn. De strategie “op de gang lopen” (managing by walking around) is natuurlijk al zo oud als de weg naar Rome. Maar de uitspraken van …………. en van veel anderen hebben mij hier aan het denken gezet.
Als jij je laat zien en aansluit bij anderen wordt dit gewaardeerd door iedereen. Dit wordt m.i. zeer onderschat. Dus: 1. Herkaderen 2. Laat de ander werken 3. Loop rond! Hoe ga ik dit integreren? Zeer simpel; ik ben er al mee begonnen! Met betrekking tot de eerste twee vermogens heb ik intern een trigger verstopt. Op het moment dat ik het gevoel krijg dat ik begin te werken dan probeer ik de combinatie uit. Dat gevoel kan zich uiten in een aantal verschijningsvormen bijvoorbeeld; mijn houding, mijn irritatie, het zweetdruppeltje, heel hard nadenken, etc. etc. In schema:
K
AE
VE
I
Mijn gevoel
Zeg iets
Zie de ander werken
KI
Goed gevoel
Met betrekking tot het rondlopen; ik heb met mijn zelf de doelstelling om vaker binnen te stappen (waar dan ook). Dit kan komen omdat er een zakelijke reden voor is, maar ook omdat ik zie dat iemand alleen zit of ik vind het leuk om iets te delen of….. Voor alle duidelijkheid; het was niet zo dat ik dit nooit deed maar het kan versterkt worden. Overbrengen van de modellering 1. We gaan een rollenspel met tweetallen spelen. Een rollenspel waarin een casus (kan vanuit het verleden of toekomst zijn) wordt ingebracht, waarbij jij vindt dat je altijd hard moet werken terwijl dat voor jouw gevoel andersom zou moeten zijn. In dit rollenspel zorg jij ervoor dat je minimaal twee keer herkadert (de context en betekenis herkadering) en dat de ander werkt. Check: jij zit gemakkelijk onderuit. 2. Je spreekt op de trainingsdag minimaal 1x met iemand binnen het hotel. Niet zijnde iemand van de trainingsgroep. Gelukkig hoeven we de modellering niet helemaal te integreren in onszelf……