ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD DOWNLOAD HET ONDERWIJSVERSLAG OP DE WEBSITE VAN DE ONDERWIJSINSPECTIE
LEERLINGEN MOTIVEREN OM TE LEREN Leerlingen en studenten gaan volgens de inspectie met plezier naar school en ze zijn redelijk tevreden over het onderwijs. Tegelijkertijd tonen leerlingen zich weinig gemotiveerd om te leren. Zowel wat betreft het plezier en de interesse in de leerstof als wat betreft de motivatie scoren Nederlandse leerlingen in vergelijking met leerlingen in andere landen niet hoog. De meerderheid van de Nederlandse leerlingen zegt dat ze niet of onvoldoende door hun leraar worden gemotiveerd. Leerlingen geven aan dat ze vaak niet weten waarom ze iets moeten doen en vinden dat de opgegeven taak niet altijd goed op hen is afgestemd. Ook doen ze niet hun best als ze er geen cijfer voor krijgen. Ze tonen zich daarbij niet ambitieus. Om leerlingen te motiveren en te laten excelleren, moeten ze op hun eigen niveau zinvol worden uitgedaagd. Daarvoor is het belangrijk dat leraren hoge verwachtingen hebben van hun leerlingen. De inspectie geeft aan dat dit niet altijd het geval is. Volgens de inspectie draagt differentiatie bij aan de motivatie van leerlingen. Om gemotiveerd te raken voor de lesstof hebben leerlingen ook gemotiveerde docenten nodig die met passie hun lessen geven. Die motivatie blijft echter achter, constateert de inspectie. Slechts 40% van de leerlingen is tevreden over de wijze waarop docenten ze motiveren. Voor leerlingen is feedback krijgen erg belangrijk, maar er wordt door leraren niet altijd gerichte feedback gegeven. In de VO2020-tour van de VO-raad is veel gesproken over de vraag hoe we ons onderwijs uitdagender en motiverender kunnen maken en hoe we jongeren beter kunnen toerusten voor de samenleving van straks. We signaleren dat het onderwijs nog gevangen zit in een systeem dat te weinig ruimte biedt voor een individuele benadering van leerlingen en waar weinig eigenaarschap wordt gevoeld. De leerling volgt nog vaak de structuur, terwijl de structuur de leerling zou moeten volgen. Uit de tour kwam duidelijk naar voren dat scholen leerlingen maatwerk willen leveren en belemmeringen daartoe willen wegnemen. Hoe spelen we als sector in op de wens
ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
1
leerlingen maatwerk te bieden en effectieve manieren voor leren te introduceren en hoe maken we gebruik van moderne technieken om onderwijs motiverender te maken? Uit het onderwijsverslag blijkt dat er op dit moment nog behoorlijk wat barrières zijn om meer maatwerk te bieden aan leerlingen. Niet alle leraren zijn overtuigd van het belang van het omgaan met verschillen in de klas. Een deel van de leraren zegt er o.a. door werkdruk niet altijd aan toe te komen. Ook geven leraren aan dat ze er in hun opleiding niet voldoende op zijn voorbereid. Een kwart van de docenten laat zien dat ze kan differentiëren. Als belemmering voor de nodige differentiatie wordt verder expliciet genoemd dat lesmethoden slechts beperkt handvatten bieden voor de didactische aanpak van de les. Het gebruik van ICT vergroot de mogelijkheden om te differentiëren en het onderwijs te personaliseren. Het onderwijs is daarom gebaat bij een snelle doorontwikkeling van gepersonaliseerd leren met gebruik van ICT. Bovendien sluit het aan bij de wereld van de leerlingen buiten de school. Het leren is steeds minder plaats en tijd gebonden; de school steeds minder de unieke plek van leren. De Regiegroep Leermiddelen van de VO-raad presenteert binnenkort een op het Visiedocument Leermiddelen VO gebaseerd programma van eisen om te realiseren dat aanbieders/marktpartijen digitale leermiddelen bieden die goedkoper zijn en goed aansluiten bij de prioriteiten, wensen en behoeften van het onderwijsveld. Hier ligt ook een directe relatie met het Doorbraakproject Onderwijs ICT en het project Leerling 2020 van de VO-raad.
KWALITEITSVERBETERING ONDERWIJS De Inspectie constateert dat steeds meer leerlingen onderwijs krijgen op scholen en afdelingen waar de basiskwaliteit op orde is. Het percentage afdelingen met voldoende opbrengsten is het afgelopen jaar gestegen. Scholen die een basisarrangement hebben, verschillen onderling wel (soms sterk) in kwaliteit. De inspectie wil in de toekomst meer inzicht in deze verschillen geven. Ook in ambities verschillen scholen van elkaar, waarbij ambitieuzere scholen meestal meer kwaliteit hebben. Zowel het praktijkonderwijs (pro) als het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) laten opnieuw goede resultaten zien; het praktijkonderwijs leidt nog steeds bijna al hun leerlingen naar arbeid of een vervolgopleiding en leerlingen met lwoo halen in het algemeen hun diploma. De afgelopen twee jaar is er vooruitgang geboekt m.b.t. kwaliteitsborging: in bijna alle sectoren evalueert een ruime meerderheid van de scholen de resultaten van de leerlingen ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
2
en verantwoordt een stijgend aantal scholen zich op basis van die resultaten. Hier staat tegenover dat de meeste scholen weliswaar een systeem van kwaliteitszorg hebben, maar dat dit er lang niet altijd op gericht is het handelen van leraren te verbeteren. Soms lijkt het systeem meer doel dan middel en blijken de scholen onvoldoende in staat de systemen in te zetten voor kwaliteitsverbetering. Wat zijn belangrijke bevindingen over de borging van de onderwijskwaliteit? voor het vo is het sterkste onderdeel het systematisch evalueren van de opbrengsten. voor het vo is het zwakste onderdeel de borging van de kwaliteit van het onderwijsproces. de afgelopen jaren zijn twee aspecten duidelijk verbeterd: evaluatie en verantwoording van resultaten van leerlingen -> geldt voor alle sectoren
OPBRENGSTGERICHT WERKEN Opbrengstgericht werken behelst drie fasen: het meten en analyseren van behaalde leerlingresultaten, het stellen van doelen voor leerlingresultaten en het uitvoeren en vervolgens evalueren van maatregelen om de leerresultaten te verbeteren. De inspectie geeft aan dat 8% van de scholen al deze fasen volledig en op voldoende wijze doorlopen (blz. 108). Deze percentages liggen veel hoger als het om de afzonderlijke onderdelen gaat. Opvallend laag scoort het gebruik van de analyses van prestaties van leerlingen door leraren (25%). De inspectie constateert dat het opbrengstgericht werken weinig zichtbaar is op klasniveau. Dit omdat de evaluatie van resultaten nog niet altijd tot een vervolg leidt (bijvoorbeeld afspraken met leraren, teams etc.). Vooral het criterium borging zorgt voor de lage score (geen concrete afspraken, bewaken kwaliteit is onvoldoende duidelijk). In de VO2020-tour bleek dat veel scholen wel werken aan opbrengstgerecht werken, maar dat dit een leerproces is. Borging kan pas plaatsvinden als geëvalueerd is wat werkt en waarom.
ROL VAN EXAMENS De resultaten van havo- en vwo-leerlingen op het centraal examen (CE) vertonen wederom een stijgende lijn. In het vmbo zijn de resultaten op het CE stabiel. Het rendement van de onderbouw is daarentegen nauwelijks gestegen. Het rendement in de bovenbouw daalde met name bij vmbo KB en vwo. In het verslag besteedt de inspectie veel aandacht aan de examens en het verschil tussen schoolexamen (SE) en centraal examen. De inspectie geeft aan dat de hogere ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
3
examencijfers op het CE komen door verzwaring van de eindexameneisen. Het verschil tussen SE en CE is daardoor kleiner geworden. In de optiek van de VO-raad is het verschil tussen CE en SE niet de goede maat voor het bepalen van de onderwijskwaliteit van de school. Verscherping van de eisen, juist op de kernvakken, maakt dat de focus van scholen en leerlingen te eenzijdig naar de kernvakken en naar het CE gaat (‘teaching to the test’). Een sterke nadruk op het verschil tussen SE-CE leidt niet per definitie tot verbetering van de onderwijskwaliteit. Scholen willen verantwoording af kunnen leggen op de brede doelstellingen van het onderwijs en niet alleen op de kernvakken. Dit pleidooi werd ondersteund in het advies van de Onderwijsraad ‘Een smalle kijk op onderwijskwaliteit’. Hierin geeft de raad aan dat het tijd is om indicatoren te ontwikkelen voor het brede palet aan competenties en vaardigheden van de 21ste eeuw zoals burgerschapsvorming, ondernemerschap, creativiteit e.d. . De leerlingen hebben deze vaardigheden nodig om goed voorbereid te zijn op de toekomst. De VO-raad pleit voor het meegeven van een plusdocument naast het diploma, waarin juist deze vaardigheden beschreven staan.
RUIMTE VOOR LERAREN EN SCHOOLLEIDING “De ideale leraar kan goed uitleggen, gebruikt humor, kan goed orde houden, leerlingen actief betrekken en ICT gebruiken op een manier die bijdraagt aan de les. Ook is het een pre als de leraar enthousiast is”. De inspectie geeft aan dat de kwaliteit van de schoolleider bepalend is voor de kwaliteit van de lessen. Een goede schoolleider is een schoolleider die een beweging met zijn docenten kan maken; een goede docent is een docent die deze ruimte ook zelf neemt en daarin leiderschap toont. Ruimte voor docenten en schoolleiding kan in de optiek van de VO-raad niet gerealiseerd worden zonder meer flexibiliteit in het systeem. Daarbij zijn goede stappen gezet, zoals het beter mogelijk maken dat vakken op meerdere niveaus worden afgelegd, en flexibilisering van de onderwijstijd. Tegelijkertijd zien we toenemende indirecte overheidssturing op de kerndoelen en de eindtermen, in de vorm van de referentieniveaus taal en rekenen en de toetsing daarvan, de formulering van tussendoelen voor de onderbouw en diagnostische tussentijdse toetsen voor de kernvakken. Dat beperkt de ruimte van docenten en van scholen voor het maken van eigen keuzes. Leraren vragen de ruimte om met eigen initiatieven te komen en hun eigen vak te ontwerpen. We zien steeds meer initiatieven vanuit docenten die zich organiseren om te ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
4
komen tot goed onderwijs. In vergelijking met het buitenland geven Nederlandse docenten veel lessen. Er zou dus ook letterlijk ruimte moeten komen om het initiatief vanuit de docenten zelf te versterken en het onderwijs op die manier uitdagender te maken voor de leerlingen.
PROFESSIONALISERING VAN LERAREN Om tot beter onderwijs (m.n. onderwijsproces, verhoging leerprestaties) te komen, is een betere en effectieve benutting van professionalisering van docenten een cruciale randvoorwaarde. Hiermee wordt de rode draad van het Inspectieverslag van 2011-2012 (april 2013) doorgetrokken: schoolbesturen schoolleidingen en leraren laten volgens de inspectie kansen liggen om hun eigen kwaliteit te verbeteren. Professionalisering is (net als in jaarverslag 2011-2012) nog onvoldoende onderdeel van kwaliteitsverbetering. Ieders professionalisering (van docent en schoolleiding) en verbetering van sturingsprocessen zullen de ontwikkeling van het vo volgens de Inspectie positief beïnvloeden. Belangrijkste conclusies van de inspectie over de vaardigheden van leraren Leraren zijn goed in pedagogische vaardigheden, leggen meestal duidelijk uit en zorgen voor een taakgerichte werksfeer. Het afstemmen van het onderwijs op de ontwikkeling van leerlingen en studenten kan beter; het onderwijsproces wordt te weinig verbeterd mede doordat niet alle leraren beschikken over de vaardigheid om te differentiëren naar de leerbehoeften en interesses van hun leerlingen. Er zijn verschillen in vaardigheden tussen leraren. Het merendeel van de leraren is gemotiveerd en voelt zich verbonden met de school; over de waardering die zij krijgen van de schoolleiding is bijna 80% tevreden. Belangrijkste conclusies over de professionalisering van leraren Investeringen op schoolniveau leiden niet vanzelf tot beter lessen: Leraren lukt het lang niet altijd investeringen op schoolniveau te benutten voor hun dagelijkse lespraktijk. Faciliteiten en ruimte voor professionalisering van leraren blijven een zorgpunt, net als vorig jaar: leraren komen naar eigen zeggen onvoldoende toe aan professionalisering. Kwaliteit van de lerarenopleiding: opleiden in de school wordt gezien als betekenisvol, maar ook: waakzaamheid voor borgen en verbeteren van kwaliteit op de werkplek. Bevoegdheden van leraren: nog steeds te veel onbevoegde en onderbevoegde leraren; echter ook erkenning van een tekort aan bevoegde leraren (blijft ook komende jaren aandachtspunt). ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
5
Opgaven voor de sector Op basis van het Inspectieverslag lijkt het organiseren van doorwerking (van plan naar praktijk) een nieuwe, belangrijke opgave te worden: investeringen op schoolniveau leiden op dit moment niet automatisch tot betere lessen (systemen los van wat leraren in de klas doen). Daarom nadruk op het betekenisvol inzetten van systemen en het koppelen van investeringen met het strategisch HR-beleid van scholen. Aanbrengen van samenhang tussen onderwijsontwikkeling/-verbetering en personeelsontwikkeling; professionalisering en sturing verbeteren: opbrengsten en onderwijsproces (zie ook: Leergang Strategisch HRM VO-academie). Aandacht voor complexe vaardigheden en differentiëren essentieel: als een leraar goede pedagogische vaardigheden heeft, dan gaan leerlingen graag naar scholen en leren ze met plezier. Erkenning van belang van doelgroepenbeleid binnen bijvoorbeeld het personeelsbeleid: de inspectie laat soms grote verschillen in professionaliteit zien tussen leraren. De VO-raad onderstreept - net als de inspectie - het belang om te investeren in de begeleiding van startende leraren (nu varieert de kwaliteit daarvan).
KWALITEIT VAN SCHOOLLEIDERS EN BESTUURDERS In het funderend onderwijs functioneert de schoolleider gemiddeld genomen naar behoren. Schoolleiders in het voortgezet onderwijs zijn goed bekend met regelgeving en zetten die zo in dat het de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Wel signaleert de inspectie dat ontwikkeling bij schoolleiders in het vo nodig is voor de volgende competenties: reflectie op eigen handelen, zorgen voor een professionele cultuur en het realiseren van verwachtingen van leerlingen, ouders en andere belanghebbenden. De aansturing door de schoolleiding is nog matig: op veel scholen is maar in beperkte mate sprake van sturing op de kwaliteit van leraren en lessen en de verbetering daarvan. Zo observeren zij minder lessen van leraren en bestaan op de school minder/geen duidelijke afspraken over waar een goede les aan moet voldoen. De inspectie concludeert dat de kwaliteit van schoolleiders cruciaal is voor de kwaliteit van de lessen. Ook ziet de inspectie dat schoolleiders beter functioneren als besturen de kwaliteit van hun schoolleiders beter bewaken. Er valt winst te behalen door afspraken te maken over professionalisering (één op de vijf besturen in het vo doet dat nu niet) en door informatie over schoolleiders in te winnen bij andere bronnen dan de schoolleider zelf (nu zeer ongebruikelijk). ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
6
Schoolleiders kunnen verder een belangrijke rol spelen in relatie tot de professionalisering van leraren. Docenten hebben echter zelf ook een rol in hun professionalisering en pakken die niet altijd (zie ook Inspectierapporten van vorig jaar). Besturen laten veel informatiebronnen onbenut: iets minder dan de helft van de besturen spreekt niet met de medezeggenschapsraad van de school en twee derde laat geen externe audit doen (informatie over de schoolleider komt vaak uitsluitend van de schoolleider zelf). In de VO2020-tour lieten veel schoolleiders en bestuurders zien dat zij zich ervan bewust zijn dat een kwaliteitsslag in de professionalisering nodig is. Tijdens de tour lieten ze deze bereidheid om te werken aan de eigen professionalisering duidelijk merken. Ook is het in de tour regelmatig gegaan over het verschil tussen de werkelijkheid op papier en wat in de praktijk gebeurt. Daarnaast is de versterking van bestuurskracht en het organiseren van tegenkracht (zie o.a. checks and balances) onderwerp van gesprek geweest, waarbij vaak de vraag ter tafel kwam hoe verschillende actoren beter in positie te brengen zijn (bijvoorbeeld medezeggenschap en intern toezicht).
LESSEN UIT INCIDENTEN De inspectie gaat in het verslag ook in op enkele incidenten die zich hebben voorgedaan. Hoewel de inspectie aangeeft dat incidenten sterk uiteenlopen wat aard en context betreft, geeft ze wel wat knelpunten in het bestuurlijk functioneren die de problemen hebben veroorzaakt: ‘Checks and balances’ functioneren niet. Kwaliteit is niet geborgd; verbeteringen zijn niet duurzaam en het duurt (te) lang voordat problemen structureel zijn opgelost. Geen samenhangende sturing op kwaliteit en financiën; er ontbreekt een langetermijnvisie op de toekomst van de school en de (financiële) risico’s. Geen transparante en professionele organisatiecultuur. De inspectie signaleert wel in alle sectoren initiatieven die erop gericht zijn de professionaliteit en deskundigheid van besturen en intern toezichthouders te vergroten. Mede naar aanleiding van enkele incidenten is de sector volop bezig met versterking van de bestuurskracht. Samen met andere organisaties (o.a. bonden, LAKS, ouderorganisaties en PO-Raad) heeft de VO-raad een Advies goede medezeggenschap opgesteld. Daarnaast doet de monitoringscommissie Code Goed Onderwijsbestuur aanbevelingen aan het bestuur van de VO-raad voor de versterking van bestuurskracht (o.a. over aanpassingen van de code). ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
7
Samen optrekken is heel belangrijk. De VO-raad ziet in de uitkomsten van het inspectierapport tot slot het belang om te investeren in de verdere ontwikkeling van scholen als professionele organisaties: de voortdurende professionalisering door leraren, schoolleiders en bestuurders grijpt - zo blijkt ook uit het rapport – op elkaar in en draagt in onderlinge samenhang bij aan beter onderwijs. Zie hiervoor ook het bericht op de VOraad website ‘Investeren in kwaliteit schoolleiders’. Met de VO-academie werken we aan de professionalisering van schoolleiders en bestuurders. Daarnaast vormt de professionalisering van bestuurders één van de drie pijlers van het plan van aanpak 'Versterken bestuurskracht' van de VO-raad.
PASSEND ONDERWIJS De meeste scholen ondersteunen hun leerlingen of studenten die extra aandacht nodig hebben. Vaak maken ze hierbij gebruik van een sluitend leerlingvolgsysteem. Het is vooral het systeem van ondersteuning dat de laatste jaren is verbeterd. In toenemende mate worden sluitende afspraken gemaakt tussen het onderwijs en de gemeente (leerplicht) over het voorkomen en aanpakken van thuiszitten. De verzuimregistratie is de afgelopen jaren verbeterd én de voortijdige schooluitval in het vo is (nog verder) teruggedrongen. De onderwijsinspectie constateert wel grote verschillen tussen de samenwerkingsverbanden (swv), zowel in uitgangspunten en visie, percentages zorgleerlingen, de samenwerking met de gemeenten als het omgaan met de personele inspanningsverplichting. Op de terreinen van ondersteuning in de klas, maatwerk en differentiatie binnen de klas en een goede omgang met ouders is nog veel te winnen. Bij 60% van de swv’en wordt in het ondersteuningsplan aandacht besteed aan het professionaliseringsbeleid. Ook is er volgens de inspectie nog veel winst te behalen op het gebied van het op tijd signaleren van problemen bij leerlingen én het geven van een follow-up aan gesignaleerde problemen. Extra ondersteuning moet vaker planmatig verlopen. Met name de evaluatie van handelingsplannen of ontwikkelingsperspectieven kan beter. Over de financiële consequenties van passend onderwijs bestaat nog veel onduidelijkheid, bijvoorbeeld over de beschikbare middelen en over een beoogde doelmatige besteding daarvan. Er is zorg of de expertise niet teveel vermindert of verdwijnt en of de swv’en over voldoende expertise beschikken om de middelen op een voor leerlingen goede manier in te zetten. ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
8
In de optiek van de VO-raad is het niet meer dan logisch dat de onderwijsinspectie grote verschillen aantreft tussen de swv’en. Er is immers sprake van een stelselwijziging en een decentralisatie. Het is belangrijk om op te merken dat de Wet op passend onderwijs weliswaar van kracht is op 1 augustus 2014, maar dat de invoering van een stelselwijziging een aantal jaren vergt. Er zijn dus op zijn minst al verschillen in tempo. In die zin is het volgens de VO-raad verstandig van swv’en om voor dit eerste jaar te komen met een ‘beleidsarm’ ondersteuningsplan, dat ze de komende jaren – bij voorkeur in goede afstemming met personeel en ouders – verder gaan uitwerken. De aandacht voor een gedifferentieerde aanpak in de klas ondersteunen we. Differentiatie en maatwerk is echter niet alleen een kwestie van de (professionalisering van) docenten. De condities in en om het onderwijs moeten zo zijn, dat het mogelijk wordt om te differentiëren. Uit de monitor, die bij ouders en personeel is gehouden (voorjaar 2014) blijkt dat schoolleiders zich voldoende geïnformeerd en betrokken voelen bij de ontwikkeling van passend onderwijs. De communicatie met ouders en leraren is te vaak een sluitpost. Het is de verantwoordelijkheid van swv’en en schoolbesturen om ouders, leraren én schoolleiders te betrekken en te informeren. Het terugdringen van het aantal thuiszitters wordt als belangrijke doelstelling van passend onderwijs gezien. Niet altijd is daar voldoende zicht op bij swv’en, maar ook de registratie is niet bij iedere gemeente op orde. Oplossing van de complexe problemen bij thuiszitters vraagt om een gezamenlijke aanpak van scholen en het netwerk van zorg- en welzijnsinstellingen. Naarmate scholen hun leerlingen en ouders beter kennen, zijn ze ook beter in staat om vroegtijdig signalen op te vangen, daarop te handelen en op die manier te voorkomen dat problemen escaleren.
(VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS De inspectie heeft voor dit verslag bij een steekproef van 55 scholen voor speciaal onderwijs (so) nader onderzoek gedaan. Volgend jaar doen ze dat bij het voortgezet speciaal onderwijs (vso). De belangrijkste bevindingen van de inspectie: De deelname aan het so daalt licht, terwijl de deelname aan het vso stijgt. Het vso heeft relatief veel meer zwakke scholen dan het so. Het aantal zeer zwakke scholen in cluster 4 daalt van 30% in 2012 naar 12% in 2013. Met name in de provincie Utrecht verbetert de kwaliteit langzamer dan elders.
ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
9
Leraren zijn sterk in pedagogische vaardigheden, maar ze hebben wel vaak moeite met algemeen didactische en differentiatievaardigheden. In het kader van passend onderwijs is vrijwel altijd sprake van een positieve samenwerkingscultuur, maar het is nog zoeken naar een goede positionering van het vso binnen de swv’en. Voor meervoudig gehandicapten is het nu mogelijk om een indicatie voor de hele schoolperiode af te geven. Dit is positief in de zin, dat hiermee bureaucratie bespaard wordt.
De VO-raad is met de PO-Raad in gesprek over nadere samenwerking met het vso en de ontvlechting van so en vso. Uitgangspunt daarbij is dat nadere samenwerking tussen vo en vso vruchtbaar kan zijn voor de algemeen didactische vaardigheden en het meer doelgericht werken aan opbrengsten.
SOCIALE VEILIGHEID Rond de 90% van de leerlingen geeft aan zich veilig te voelen op school. Toch geeft ook 17% (po) en 15% (vo) van de leerlingen aan dat ze het afgelopen jaar gepest zijn. Sociale veiligheid van de leerlingen blijft dus een belangrijk aandachtspunt.
FINANCIËLE SITUATIE VAN HET ONDERWIJS De financiële positie van het vo is in 2012 licht verbeterd ten opzichte van 2011. Wel is het nog zo dat vijftien besturen zowel wat betreft liquiditeit als wat betreft solvabiliteit onder de signaleringswaarde van de inspectie scoren. Dat is 5,1% van het totaal aantal besturen. In augustus 2013 stonden elf besturen onder verscherpt financieel toezicht, vier meer dan een jaar eerder. Dit is mede een gevolg van het feit dat de inspectie bij twijfel eerder overgaat op verscherpt toezicht. Het is nog steeds zo dat bestuurders scherpe keuzes maken en daar blijkbaar goed in slagen. De inspectie constateert een samenhang tussen enerzijds de kwaliteit van een bestuur en anderzijds de financiële risico’s en kwaliteit van het onderwijs. De VO-raad vindt dat gedegen onderzoek nodig is voordat deze uitspraak echt gevalideerd kan worden.
ONDERWIJSVERSLAG INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2012-2013 KERNPUNTEN UIT HET VERSLAG EN REACTIE VO-RAAD
10