verkorte leidraad voor het ontwikkelen en beoordelen van grote brandcompartimenten
Methode BvB 2007 in kort bestek
V2B0 Advies Rijksstraatweg 269, 3956 CP LEERSUM telefoon: 0343-469929 fax: 0343-469977
[email protected]
project dossier datum laatst gewijzigd
: : : :
BVB2 0546-01 121206 200307
status auteurs
: :
definitief ir. J.H. van der Veek / drs. K.M Horsley
opdrachtgever contactpersoon
: :
SBR/ BZK R. Dorgelo / G.Klunder / M.Heijman
V2BO Advies
Ondanks de bestede zorg aan de inhoud van deze publicatie, aanvaart de samensteller geen aansprakelijkheid voor eventuele schade, die zou kunnen voortvloeien uit enige fout of onvolledigheid in de voorliggende teksten.
De publicatie ‘Methode BvB in kort bestek’ is gebaseerd op de integrale rapportage ‘Beheersbaarheid van brand 2007’ ; samengesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties door de volgende bureaus: Oranjewoud SAVE, Deventer; EFPC, Bilthoven; V2BO Advies, Leersum.
Methode BvB in kort bestek; leidraad voor het ontwikkelen en beoordelen van grote brandcompartimenten samenstelling: ir. J.H. van der Veek / drs. K.M. Horsley V2BO Advies, Leersum
0546-01 / Methode BvB 2006 in kort bestek
V2BO Advies
INHOUD 1 2
Inleiding.............................................................................................................................................4 Methode BvB 2007 ............................................................................................................................6
2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
Alternatief voor uitgewerkte prestatie-eisen .................................................................................................. 6 Kern van de Methode BvB ................................................................................................................................ 6 zelfstandige brandstop .................................................................................................................................. 6 relatie vuurlast - brandduur ......................................................................................................................... 7 maatregelpakketten ....................................................................................................................................... 8 Reikwijdte van de methode .............................................................................................................................. 9 toegesneden op brandbeheersing ................................................................................................................ 9 nieuwbouw / bestaande bouw .................................................................................................................. 10 restrictie gebruik........................................................................................................................................... 10 Toepassingsgebied ........................................................................................................................................... 10 bestemming................................................................................................................................................... 10 bouwvorm..................................................................................................................................................... 13 bovenbouw ................................................................................................................................................... 13
3
Werkwijzer ......................................................................................................................................16
3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5 3.5.6 3.5.7 3.5.8 3.5.9 3.6
Stappenplan ...................................................................................................................................................... 16 Basisgegevens ................................................................................................................................................... 18 Toetsing voorwaarden voor toepassing........................................................................................................ 18 Spoor A: bepaling maximale grootte brandcompartiment ......................................................................... 19 principe.......................................................................................................................................................... 19 maatregelfactor (M) ..................................................................................................................................... 19 gemiddelde vuurbelasting (q) .................................................................................................................... 20 Spoor B: bepaling WBDBO-eisen omhulling ................................................................................................ 25 principe.......................................................................................................................................................... 25 omhulling ...................................................................................................................................................... 26 uitwerking WBDBO-eisen per maatregelpakket...................................................................................... 27 maatgevende vuurbelasting (qm) .............................................................................................................. 30 toeslag............................................................................................................................................................ 31 bijdrage vanwege afstand tussen buitengevels (Ca en Cb) ...................................................................... 33 standaardwaarden brandwerendheid....................................................................................................... 36 relatie met NEN 6068................................................................................................................................... 37 verbindingen in de omhulling.................................................................................................................... 37 Brandwerende scheidingen binnen het BvB-compartiment....................................................................... 39
4
Resumé van eisen ...........................................................................................................................40
4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.3
Overzicht eisen ................................................................................................................................................. 40 Essentie van de vier pakketten ....................................................................................................................... 40 maatregelpakket I (basispakket) ................................................................................................................ 40 maatregelpakket II (detectie en RWA) ...................................................................................................... 41 maatregelpakket III (industriële bulkopslag) ........................................................................................... 42 maatregelpakket IV (automatische blusinstallatie).................................................................................. 43 Aandachtspunten voor uitwerking, indiening en toetsing......................................................................... 44
BIJLAGEN A overzicht van eisen B vingeroefening
C
stramien voor BvB-rapportage
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
2
V2BO Advies
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
3
V2BO Advies
1
INLEIDING De methode ‘Beheersbaarheid van brand 2007’ (kortweg Methode BvB) verschaft inzicht in de wijze waarop voor grote brandcompartimenten – groter dan 1000 m2 - gelijkwaardige veiligheid kan worden gewaarborgd, als het gaat om het aspect: beperken van uitbreiding van brand. De methode reikt een praktische werkwijze aan met voorwaarden waaronder een groot brandcompartiment kan worden gerealiseerd.1 Onmisbare kennis voor zowel architecten, ontwikkelaars en adviseurs die betrokken zijn bij het ontwikkelen van plannen buiten de reguliere bandbreedte van het Bouwbesluit 2003 maar ook voor brandweer en gemeenten bij het beoordelen van bouwplannen aan de bouwregelgeving. Omdat het binnen de bouwpraktijk een breed gedragen filosofie is, verschaft de methode BvB een uitstekend referentiekader voor ontwikkelaars enerzijds en toetsers anderzijds om over het noodzakelijke veiligheidsniveau te communiceren. Werken volgens de Methode BvB wordt in de toelichting van het Bouwbesluit 2003 aanbevolen wanneer een beroep op gelijkwaardigheid nodig is voor het bouwen en gebruiken van een brandcompartiment dat groter is dan de reguliere bouwvoorschriften toestaan. Hoewel de methode gezien wordt als een breed geaccepteerde leidraad voor het opzetten en controleren van de bewijsvoering voor brandbeheersing in grote brandcompartimenten, betekent dit niet dat het gaat om formele of informele regelgeving. De afweging of er met de gekozen uitwerking sprake is van een bij brand beheersbare situatie die gelijkwaardig is met bouwvoorschriften voor kleinere compartimenten, wordt uiteindelijk gemaakt door het bevoegd gezag – de gemeente. Andere gelijkwaardige oplossingen blijven vanzelfsprekend mogelijk. Deze samenvattende publicatie ‘Methode BvB in kort bestek’ gaat in op de essentie van werkwijze en voorwaarden en is daarmee een goede leidraad voor het maken van eenvoudige berekeningen. Voor niet al te gecompliceerde bouwopgaven volstaat de samenvatting om vast te stellen wat de maximaal toegestane grootte van het brandcompartiment kan zijn, welke brandveiligheidseisen daarbij gelden voor de omhulling en welke bouwkundige en installatietechnische voorzieningen aanvullend nodig zijn om de brandveiligheid te waarborgen. Een waarschuwing is daarbij op zijn plaats. De materie is zonder voldoende kennis van de brandveiligheidsproblematiek en bouwregelgeving niet eenvoudig te doorgronden en toe te passen. Een zeker ‘instapniveau’ is nodig. Voor meer informatie over uitgangspunten en overwegingen van de Methode BvB en aanwijzingen voor complexe situaties wordt verwezen naar de integrale rapportage ‘Beheersbaarheid van brand 2007’.1 Deze rapportage bestaat uit een drieluik, te weten: – deel 1: Methode BvB; – deel 2: Toepassingsinstructie BvB; – deel 3: Afwegingsmodel BvB.
1
De methode Beheersbaarheid van brand 2007 vervangt het brandbeveiligingsconcept ‘Beheersbaarheid van brand’ en het bijbehorende ‘Reken- en beslismodel’ uit 1995.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
4
V2BO Advies
De Methode BvB is samengesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en wordt uitgegeven door Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid / Nibra (NIFV). De brandweerorganisaties (Landelijk Netwerk Brandpreventie), Ministerie van VROM, gemeenten (VNG) verzekeraars en marktpartijen zijn nauw betrokken geweest bij de uitwerking van de herziene methode. Deze samenvattende publicatie is samengesteld door V2BO Advies.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
5
V2BO Advies
2
METHODE BVB 2007
2.1
Alternatief voor uitgewerkte prestatie-eisen Het bouwkundig opdelen van een gebouw in compartimenten waartussen een zekere brandwerende scheiding bestaat, is een bewezen methode om ongecontroleerde uitbreiding van brand tegen te gaan. Een brandcompartiment begrenst het maximale uitbreidingsgebied van een brand gedurende een bepaalde tijd en zorgt ervoor dat een brand met beschikbare inzet adequaat kan worden gecontroleerd. Opdeling van een gebouw in brandcompartimenten kan ook bijdragen aan veilige ontvluchting en het voorkomen van ongevallen. De prestatie-eisen in het Bouwbesluit 2003 schrijven voor dat een gebouw wordt onderverdeeld in brandcompartimenten. Voor nieuwbouw geldt dat deze niet groter zijn dan 1000 m2 gebruiksoppervlakte.2 De omhulling van een brandcompartiment moet bovendien voldoen aan een voorgeschreven weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO, meestal ≥ 60 minuten). De combinatie van beide voorschriften leidt ertoe dat een brandhaard binnen de omhulling van een brandcompartiment van beperkte omvang besloten blijft voor de voorgeschreven tijdsduur dan wel dat er binnen de voorgeschreven tijd weinig kans bestaat dat de brand vanuit het brandcompartiment overslaat naar een ander gebouw of gebouwdeel. Onder de gegeven grenswaarden voor de toegestane vloeroppervlakte kan men uit de voeten met uitgewerkte prestatie-eisen. Wordt echter de maximum maat overschreden dan geldt voor nieuwbouw een functioneel voorschrift. Het Bouwbesluit eist in artikel 2.201 dat in het geval de maximum gebruiksoppervlakte van een brandcompartiment wordt overschreden, expliciet aangetoond moet worden dat een brand binnen het grote brandcompartiment nog steeds goed beheersbaar is. Het veiligheidsniveau van standaard brandcompartimenten dat in de concrete prestatie-eisen is vastgelegd is daarbij het referentiepunt voor de beoordeling door gemeentelijke toetsers. Belangrijk is dat de condities die de indiener schetst om te komen tot een gelijkwaardige veiligheid binnen een groot brandcompartiment verifieerbaar zijn en dat ze - ook op termijn handhaafbaar zijn.
2.2
Kern van de Methode BvB
2.2.1
zelfstandige brandstop Kern van de Methode BvB is dat de verwachte brandduur binnen een groot brandcompartiment niet méér mag zijn dan de brandwerendheid van de omhulling toelaat. Met andere woorden: er moet sprake zijn van een zelfstandige brandstop voordat de omhulling van het brandcompartiment bezwijkt of voordat een brand vanuit het brandcompartiment kan overslaan naar een ander compartiment of ander gebouw. Het voorkomen van branduitbreiding moet kunnen worden bereikt met beperkte repressieve inzet van brandweerpersoneel. In tegenstelling tot de prestatie-eisen in het Bouwbesluit 2003 schrijft de Methode BvB geen vaste omvang van brandcompartimenten voor maar stelt de grootte afhankelijk van de situering, de voorzieningen voor brand- en rookbeheersing en vooral van de aanwezige vuurlast binnen het 2
Voor de logiesfunctie en voor de celfunctie geldt een maximum van 500 m2 gebruiksoppervlakte.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
6
V2BO Advies
brandcompartiment. Simpel gezegd is de redenering: bij een beperkte vuurlast kan de omvang van het compartiment toenemen mits de omhulling in staat is de brand tegen te houden – bij een grote vuurlast is de toegestane grootte kleiner en zullen er bovendien hogere eisen worden gesteld aan de brandwerendheid van de omhulling. Als er voldoende compensatie wordt geboden in de zin van bouwkundige en/of installatietechnische voorzieningen mag de omvang van het brandcompartiment toenemen. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk. Een brand kan op een passieve wijze uitdoven doordat alle brandbare materialen binnen het brandcompartiment zijn opgebrand, voordat de omhulling is bezweken of voordat de brand door middel van straling overslaat naar een ander compartiment of gebouw. Tijdens de duur van de brand blijft ze beheersbaar binnen het brandcompartiment. Daarnaast is het mogelijk om actieve maatregelen te treffen om een brand te onderdrukken en daarmee de brandduur te verkorten. Dit kan bijvoorbeeld door toepassing van een automatische sprinklerinstallatie of door tijdige en veilige inzet van de brandweer. Het gekozen scenario (binnen de Methode BvB uitgewerkt in zogeheten ‘maatregelenpakketten’) is niet alleen van invloed op de maximale grootte van het brandcompartiment maar ook op de eisen die aan de omhulling van het brandcompartiment worden gesteld. Investeren in extra bouw- of installatietechnische maatregelen verschaft de mogelijkheid om grotere brandcompartimenten te realiseren. Dit kan overigens alleen als wordt voldaan aan specifieke randvoorwaarden die hieronder zijn toegelicht. 2.2.2
relatie vuurlast - brandduur De termen ‘vuurlast’ en ‘vuurbelasting’ zijn steeds terugkerende elementen binnen de Methode BvB. De ‘vuurlast’ (Q) staat voor de totale bruto verbrandingswaarde bij volledige verbranding van alle brandbare materialen die deel uitmaken van een groot brandcompartiment, dus inclusief de gehele inventaris. Wordt de vuurlast omgeslagen naar het aantal vierkante meters vloeroppervlakte dan spreken we van ‘gemiddelde vuurbelasting’ (q). De gemiddelde vuurbelasting is voor het gehele compartiment gelijk. Om grip te krijgen op plaatselijke uitschieters is de term ‘maatgevende vuurbelasting’ (qm) geïntroduceerd – ook wel piekvuurbelasting genoemd. Dit is de vuurbelasting van het ongunstigste deel binnen het brandcompartiment. Het gaat dan om een aaneengesloten grondvlak van 1000 m2 binnen het brandcompartiment waarop of waarboven zich de grootste plaatselijke vuurlast bevindt. Volgens de norm NEN 6090 wordt de vuurbelasting uitgedrukt in (Mega)Joule per vierkante meter netto vloeroppervlakte. In de Methode BvB wordt gewerkt met een hiervan afgeleide eenheid namelijk: kilogram vurenhout(equivalent) per vierkante meter gebruiksoppervlakte (kg_vh/m2). De verbrandingswaarde van 1 kilogram vurenhout is 19 MJ. De reden voor het gebruik van de eenheid kg_vh/m2 in plaats van SI eenheden is dat op eenvoudige wijze een relatie kan worden gelegd naar de brandduur. De relatie tussen vuurlast en brandduur vormt de grondslag voor de uitgewerkte methode. Als vuistregel geldt dat één kilogram vurenhout per vierkante meter vloeroppervlakte bij een ontwikkelde brand ongeveer één minuut brandt. Is berekend dat een brandcompartiment een gemiddelde vuurbelasting heeft van 65 kg_vh/m2, dan mag – onder gestandaardiseerde
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
7
V2BO Advies
omstandigheden - verondersteld worden dat de brandduur binnen dat compartiment ca. 65 minuten bedraagt. De charme van de eenvoud gaat niet in alle gevallen op en dus is een waarschuwing op zijn plaats. Bij heel lage of heel hoge vuurbelastingen pakt de relatie tussen vuurbelasting en de optredende brandduur bijvoorbeeld anders uit dan hierboven beschreven. Verder is de brandduur niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid brandbaar materiaal maar ook van de samenstelling en wijze van opslag. Ook is van belang de afbrandsnelheid van materialen. In bijzondere gevallen kan het noodzakelijk zijn een specifieke berekening van de brandduur op te stellen. In de Methode BvB is aangegeven hoe hiermee moet worden omgegaan. 2.2.3
maatregelpakketten De maatregelen en voorzieningen die nodig zijn om brand in een groot brandcompartiment afdoende te kunnen beheersen zijn uitgewerkt in vier pakketten. De pakketten zijn toegesneden op relatief eenvoudige situaties waarbij getracht is de meest voorkomende gevallen af te kunnen dekken. Voor complexe gebouwen of situaties zijn de ontwikkelde pakketten wellicht niet toereikend en zal maatwerk nodig zijn. Elk maatregelpakket is vanuit een bepaalde veiligheidsvisie samengesteld. Kerngedachte daarbij is dat de bouwkundige en installatietechnische voorzieningen die zijn getroffen ervoor zorgen dat de brand zich niet buiten de omhulling van het grote brandcompartiment kan uitbreiden. Extra repressieve inzet is in beginsel niet nodig. Voor alle pakketten geldt dat de brandweer volgens gebruikelijke inzetmethoden te werk gaat. Ze zijn vooraf niet gebonden aan andere inzetscenario’s dan bij brandbestrijding in reguliere (kleinere) brandcompartimenten die wel voldoen aan de grenswaarden in het Bouwbesluit. De vier pakketten hebben elk hun eigen toepassingen in de zin dat voorwaarden gesteld worden aan de te huisvesten gebruiksfuncties, aan de vorm van het brandcompartiment alsmede aan combinatiemogelijkheden met andere gebouwdelen. Wat die beperkingen precies zijn, wordt in de voorwaarden voor toepassing uiteengezet. De volgende maatregelpakketten zijn onderscheiden:
2.2.3.1 maatregelpakket I Dit pakket van voorzieningen kan als een basispakket worden beschouwd. De maximaal toegestane vuurlast binnen het compartiment volgens deze uitvoering is 300 ton vurenhoutequivalent (5.700 GJ). De grootte van het brandcompartiment is hiervan een directe afgeleide. De gedachte achter dit maatregelpakket is dat de branduitbreiding vooral door bouwkundige voorzieningen wordt beperkt. Het toepassen van een extra veiligheidstoeslag bij het bepalen van de brandwerendheid van grote wanden en gevels zorgt ervoor dat de omhullende scheidingsconstructies in staat zijn de brandhaard binnen het brandcompartiment te houden en/of voorkomen dat een brand overslaat. 2.2.3.2 maatregelpakket II Dit pakket is met name bedoeld voor grote brandcompartimenten, waar de condities zodanig zijn dat de brandhaard zich relatief langzaam uitbreidt en waar bovendien geen ophoping van rook en warmte ontstaat.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
8
V2BO Advies
De beperkte snelheid van brandontwikkeling en voorzieningen om rook- en warmte doelmatig te kunnen afvoeren zijn als harde condities voor dit pakket vastgelegd. Verder is de aanwezigheid van een gecertificeerde automatische brandmeldinstallatie met doormelding verplicht. De toegestane vuurlast binnen het brandcompartiment mag als aan deze voorwaarden wordt voldaan worden verdubbeld tot maximaal 600 ton vurenhoutequivalent (11.400 GJ). Omdat er vanuit wordt gegaan dat een brand zich langzaam ontwikkelt en omstandigheden aanwezig zijn om een in omvang beperkte brandhaard te bestrijden, zijn de eisen aan de brandwerendheid van de omhulling inclusief doorgangen en verbindingen beperkter dan in maatregelpakket I. 2.2.3.3 maatregelpakket III Het derde pakket is specifiek bedoeld voor industriële brandcompartimenten bestemd voor compact gestapelde bulkopslag waarbij sprake is van een lage afbrandsnelheid. Vanwege het traag verlopende brandproces wordt een grotere vuurlast toegestaan. Binnen één brandcompartiment kan tot maximaal 3.000 ton vurenhoutequivalent (57.000 GJ) worden opgeslagen. De maatregelen om de brand te beheersen zijn gericht op snelle alarmering door middel van een gecertificeerde automatische brandmeldinstallatie met doormelding in combinatie met hoge brandwerendheidseisen voor de omhullende constructie, inclusief verbindingen naar aangrenzende ruimten. 2.2.3.4 maatregelpakket IV Het vierde maatregelpakket gaat uit van de aanwezigheid van een gecertificeerde automatische blusinstallatie (sprinkler). De toegestane vuurlast binnen het brandcompartiment mag – afhankelijk van het uitvoeringstype van de sprinklerinstallatie - 6.000, 7.500 of 9.900 ton vurenhoutequivalent bedragen (resp. 114.000, 142.500 of 188.100 GJ). De toegestane vuurlast is dus aanmerkelijk groter dan in de voorgaande maatregelpakketten. Aangezien er een rechtstreekse relatie is tussen vuurlast en omvang, zien we dit terug in een grotere toegestane maximale omvang van het brandcompartiment dat aan dit maatregelpakket voldoet. Toepassing van een sprinklerinstallatie werkt daarnaast ook gunstig door in de brandwerendheidseisen die worden gesteld aan de omhulling en mogelijkheid van verbindingen naar andere gebouwdelen.
2.3
Reikwijdte van de methode
2.3.1
toegesneden op brandbeheersing De Methode BvB is bedoeld om architecten en adviseurs maar ook degenen die betrokken zijn bij het toetsen van bouwplannen aan de regelgeving (brandweer en gemeente) inzicht te verschaffen in de vraag op welke wijze brand in grote brandcompartimenten beheersbaar kan worden gehouden. Met dit aspect - beheersing van brand – is de reikwijdte van de methode dan ook ingekaderd. Bij het realiseren van een groot brandcompartiment moet voor andere aspecten dan beheersbaarheid van brand steeds onverkort worden voldaan aan de overige brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2003 (eventueel door middel van een goedgekeurde gelijkwaardige oplossing). Bij grote brandcompartimenten kan het bijvoorbeeld nodig zijn om ook gelijkwaardige oplossingen te ontwikkelen voor veilige ontvluchting vanwege te lange
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
9
V2BO Advies
loopafstanden of voor middelen voor effectieve bestrijding van brand in de eerste ontwikkelingsfase.3 De alternatieve benadering die in de Methode BvB ligt besloten, kan nadrukkelijk niet worden gebruikt om de voorschriften in standaardsituaties op te rekken en de reguliere brandcompartimentering te niet te doen. Zo is het bijvoorbeeld niet toegestaan de methode te gebruiken om een gebouw dat op een normale wijze in kantoortjes is ingedeeld, zonder extra voorzieningen in veel grotere brandcompartimenten dan 1000 m2 op te delen. In de voorwaarden voor toepassing zijn - juist om dit soort oneigenlijke effecten te voorkomen - beperkingen ingebouwd. 2.3.2
nieuwbouw / bestaande bouw Bij het ontwikkelen van de BvB methode is in eerste instantie gekeken naar nieuwbouw. Dit betekent echter niet dat de methode onbruikbaar is voor bestaande bouw. Integendeel: de Methode BvB is met een enkele aanpassing ook geschikt voor het beoordelen van bestaande situaties. De maximale omvang van brandcompartimenten die volgt uit de berekening staat daarbij overigens niet ter discussie. Hoewel in de prestatie-eisen Bouwbesluit voor bestaande gebouwen een grotere omvang van brandcompartimenten wordt toegestaan dan voor nieuwbouw is vereist (maximaal 1000 m2 voor nieuwbouw en – afhankelijk van de functie 2000 m2 of 3000 m2 als grenswaarde voor bestaande gebouwen), maakt de Methode BvB hierin geen nader onderscheid. De uitkomsten zijn wat betreft toegestane grootte voor beide categorieën – nieuwbouw of bestaande bouw - dezelfde. Anders ligt het bij de interpretatie van eisen aan de omhulling die uit de Methode BvB volgen. Bij bestaande gebouwen wordt een reductie van de volgens de methode bepaalde WBDBO-waarde niet op voorhand uitgesloten. Het bevoegd gezag moet hierin zijn eigen afweging maken, afhankelijk van de vergunde situatie en afweging van risico’s.
2.3.3
restrictie gebruik Voor een BvB-compartiment geldt een strikte en blijvende gebruiksbeperking. Het feitelijk gebruik moet immers steeds binnen de vooraf gekozen uitgangspunten blijven. Dit geldt enerzijds voor de maximale vuurlast binnen het brandcompartiment en anderzijds voor het functioneren van de bouwkundige en installatietechnische voorzieningen. De gebruiker/eigenaar is hiervoor verantwoordelijk – de overheid heeft een toezichthoudende en handhavende taak.
2.4
Toepassingsgebied
2.4.1
bestemming Hoewel de Methode BvB veelal wordt toegepast voor industriële gebouwen is het toepassingsgebied aanzienlijk breder en kan de methode ook dienst doen als bewijsvoering voor andere gebouwtypen. Toch blijven er de nodige beperkingen bestaan voor de toepassing van de methode.
3
Zie Bouwbesluit 2003 artikel 2.202 en 2.203. Richtlijnen voor gelijkwaardigheid voor ontvluchting binnen grote brandcompartimenten zijn uitgewerkt in de VROM-publicatie ‘Handreiking grote brandcompartimenten’.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
10
V2BO Advies
slaapfuncties / zelfredzaamheid van personen De eerste beperking is dat de Methode BvB in beginsel niet toepasbaar is voor gebruiksfuncties die voor overnachten of voor het verblijf van niet-zelfredzame personen zijn bedoeld. De volgende (sub)gebruiksfuncties mogen niet voorkomen binnen een BvB-compartiment: − woonfunctie; − logiesfunctie; − gezondheidszorgfunctie voor bedgebonden patiënten (niet zelfredzame personen); − celfunctie. Voor de ‘slaapfunctie’ kinderopvang (bijeenkomstfunctie voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar of 24-uursopvang) geldt dat een overschrijding van de in het Bouwbesluit 2003 voorgeschreven maximale omvang van een (sub)brandcompartiment wel wordt toegestaan maar alleen als er een automatische blusinstallatie (maatregelenpakket IV) binnen dat brandcompartiment aanwezig is. Voor alle duidelijkheid: de beperking geldt voor het betreffende BvB-compartiment en niet voor het gebouw waarin het compartiment is gelegen. Met andere woorden: het is niet op voorhand uitgesloten dat een woongebouw een groot brandcompartiment bevat – echter binnen dit grote brandcompartiment mogen geen woonfuncties of andere van de bovengenoemde slaapfuncties voorkomen. Wegens de bijzondere risico’s zijn er aan slaapfuncties boven een groot brandcompartiment overigens wel extra uitvoeringsvoorwaarden verbonden (zie 2.4.3). kantoorfunctie / bijeenkomstfunctie / sportfunctie / winkelfunctie De toepassing van maatregelpakket I voor kantoorgebouwen is niet toegestaan.4 Vanwege problemen met het doorzoeken van de brandruimte door de brandweer is het bovendien voor dit maatregelpakket niet zonder meer toegestaan dat een groot brandcompartiment wordt onderverdeeld in diverse (kleine) verblijfsruimten. Restricties voor indeling in kleine verblijfsruimten gelden naast de kantoorfunctie ook voor de bijeenkomstfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie en winkelfunctie (zie voor uitwerking 2.4.2 en 3.6). bijzondere bestemmingen Voor andere gebruiksfuncties uit het Bouwbesluit 2003 gelden bovengenoemde beperkingen niet. Er zijn enkele bijzondere bestemmingen waarbij de toepassing afhankelijk is van het maatregelenpakket en waarbij soms nadere voorwaarden gelden. Het betreft: − Dierverblijven (industriefunctie) zijn gekoppeld aan maatregelpakket I waarbij een maximale grootte van 2.500 m2 wordt toegestaan. − Bij bulkopslag kunnen alleen grote brandcompartimenten worden gerealiseerd als maatregelpakket III wordt toegepast. − Op parkeergarages (overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen) is de toepassing van de Methode BvB niet toegestaan tenzij hier een sprinklerinstallatie (maatregelpakket IV) wordt toegepast.5 gevaarlijke stoffen Als de regelgeving toestaat dat volgens milieuregelgeving gekwalificeerde gevaarlijke stoffen zich in een groot brandcompartiment bevinden, moet er gekeken worden of deze materialen
4
Onder nadere voorwaarden is bij dit maatregelenpakket een kantoorfunctie binnen een BvB-brandcompartiment overigens wel toegestaan.
5
Zie hiervoor publicaties van NVBR en SBR.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
11
V2BO Advies
kunnen deelnemen aan de brand. Dit is niet het geval als gevaarlijke stoffen zijn opgeborgen in een aparte beveiligde ruimte die voldoende brandwerend is afgeschermd van het BvB compartiment. Verder is het gebruik van de Methode BvB in aanvulling op de publicatie PGS15 toegestaan om te bepalen of de maximale omvang van opslagruimten voor gevaarlijke stoffen boven de maximale grenswaarde (1000 m2) mag uitkomen.
gebruiksfunctie
I
II
III IV
voorwaarden voor toepassing
slaapfuncties - woonfunctie - logiesfunctie - gezondheidszorgfunctie / bedgebonden patienten - celfunctie
niet toepasbaar binnen BvB-compartiment (ongeacht maatregelpakket)
- kinderopvang (bijeenkomstfunctie)
uitsluitend toepasbaar in combinatie met pakket IV
utiliteitsbouw (niet slapen) - bijeenkomstfunctie - gezondheidszorgfunctie (overig) - kantoorfunctie - onderwijsfunctie - sportfunctie - winkelfunctie
toepasbaar bij pakket I mits: - geen kantoorgebouw - clusters van verblijfsruimten brandwerend gescheiden
- industriefunctie / bulkopslag
uitsluitend toepasbaar in combinatie met pakket III
- industriefunctie / dierverblijf
toepasbaar bij pakket I tot max. 2.500 m2
- overige gebruiksfunctie / parkeren (binnen gebouw)
bij pakketten I en II is methode BvB niet (direct) toepasbaar
bij toepassing pakketten II en IV geen bijzondere voorwaarden
- industriefunctie (overig) - overige gebruiksfunctie (overig) niet toepasbaar binnen BvB-compartiment onder voorwaarden toepasbaar / niet direct toepasbaar geen bijzondere voorwaarden voor toepassing figuur 2.1: toepassingsgebied methode BvB
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
12
V2BO Advies
2.4.2
bouwvorm De volgende voorwaarden worden gesteld aan de vorm van een groot brandcompartiment: − Een BvB-compartiment ligt binnen één fysiek gebouw.6 − De inwendige hoogte van een BvB-compartiment mag maximaal 15 m bedragen. Uitzonderingen: o Bij de toepassing van een sprinklerinstallatie (maatregelpakket IV) is er geen directe hoogte-eis maar zal de maximale hoogte afhankelijk zijn de adequate werking van de automatische blusinstallatie. − Tussenvloeren binnen een groot brandcompartiment zijn niet uitgesloten maar de oppervlakte is gelimiteerd tot 50% van de totale gebruiksoppervlakte van het betreffende brandcompartiment. Uitzonderingen: o Bij toepassing van een sprinklerinstallatie (maatregelpakket IV) geldt geen restrictie. o Bij bulkopslag (maatregelpakket III) zijn geen tussenvloeren binnen het brandcompartiment toegestaan, tenzij het gaat om kleine ruimten bedoeld voor toezicht of bediening van apparatuur. − Bij toepassing van maatregelpakket I is voor bepaalde gebruiksfuncties (kantoorfunctie, bijeenkomstfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie en winkelfunctie) een indeling in kleine verblijfsruimten niet zonder meer toegestaan. Als de gezamenlijke gebruiksoppervlakte van deze cluster van ruimten meer dan 500 m2 respectievelijk 1000 m2 zijn extra brandwerende scheidingsconstructies met een oplopende veiligheid binnen het brandcompartiment noodzakelijk (zie 3.6). De cluster van verblijfsruimten fungeert dan als een soort ‘sub’brandcompartiment binnen het grote brandcompartiment. Binnen de cluster moet worden voldaan aan de standaard prestatie-eisen van het Bouwbesluit. − Het ‘stapelen’ van twee grote brandcompartimenten binnen één gebouw is toegestaan onder de voorwaarde dat de gezamenlijke inwendige hoogte niet meer dan 15 m bedraagt. Als het onderste grote brandcompartiment een inwendige hoogte heeft van bijvoorbeeld 9 m dan mag het bovenliggende grote brandcompartiment slechts 6 m hoog zijn . Aan de toegestane vuurbelasting en brandwerendheid van de omhulling worden bij stapeling overigens extra eisen gesteld (zie uitwerking maatregelpakketten). Uitzonderingen: o Bij bulkopslag (maatregelpakket III) is stapeling van grote brandcompartimenten binnen één gebouw niet toegestaan. o Bij toepassing van een sprinklerinstallatie (maatregelpakket IV) geldt geen restrictie aan het aantal gestapelde BvB-compartimenten binnen één gebouw.
2.4.3
bovenbouw Wat betreft te huisvesten functies gelden restricties voor functies die zich boven een groot brandcompartiment mogen bevinden. De volgende richtlijnen moeten worden gevolgd: − Boven een BvB-compartiment mogen geen slaap- of overnachtingsfuncties (woonfunctie, logiesfunctie, gezondheidszorg voor bedgebonden patiënten, kinderopvang, celfunctie) voorkomen tenzij het betreffende brandcompartiment is uitgerust met een sprinklerinstallatie (maatregelpakket IV). − Dierverblijven (industriefunctie) zijn in het geheel niet toegestaan boven een BvBcompartiment.
6
Bouwbesluit 2003 staat toe dat een brandcompartiment over meerdere gebouwen op één perceel wordt verdeeld.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
13
V2BO Advies
−
Boven een groot brandcompartiment bestemd voor bulkopslag (maatregelpakket III) is geen bovenliggende bebouwing toegestaan (ook stapeling van grote brandcompartimenten wordt zoals eerder vermeld niet toegestaan). − Boven twee gestapelde BvB-compartimenten waar maatregelpakket I of II wordt toegepast, is geen verdere bovenbouw toegestaan behalve technische ruimten t.b.v. gebouwinstallaties. − Voor maatregelpakket IV gelden geen beperkingen wat betreft aard en bestemming van ruimten in de bovenbouw. Als kanttekening: het onderbrengen van bepaalde functies boven een BvB-compartiment waarin maatregelpakket II is toegepast is weliswaar niet uitgesloten, maar in de praktijk zal deze uitwerking weinig voorkomen omdat het aanbrengen van een RWA-installatie in het onderste gebouwsegment bij gestapelde bouw technisch gecompliceerd is.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
14
V2BO Advies
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
15
V2BO Advies
3
WERKWIJZER
3.1
Stappenplan Werken met de Methode BvB betekent dat na de controle van het toepassinggebied bij het voorgenomen maatregelpakket achtereenvolgens twee trajecten moeten worden doorlopen. In het eerste traject – hier spoor A genoemd – gaat het om het vaststellen van de maximale grootte van het brandcompartiment. De maximale omvang wordt in belangrijke mate bepaald door aanwezige vuurlast in combinatie met het gekozen maatregelenpakket. Is de maximale grootte berekend en gecontroleerd dan kan het volgende traject worden ingezet. Dit wordt hier aangeduid als spoor B en richt zich op de eisen die worden gesteld aan de brandwerendheid van de omhulling van het brandcompartiment en de verbindingen naar andere gebouwdelen. Figuur 3.1 geeft schematisch een werkwijze die bij de planontwikkeling gebruikt kan worden om de Methode BvB stapsgewijs af te lopen. De onderscheiden stappen zijn de volgende: stap 1 verzamelen van alle benodigde basisgegevens (zie 3.2) stap 2 maak (voorlopige) keuze in toe te passen maatregelpakket Elk maatregelpakket kent mogelijkheden maar ook beperkingen. Maak voorlopig een keuze voor het meest voor de hand liggende pakket en ga vervolgens na of aan de voorwaarden wordt voldaan. stap 3 controleer toepassingsgebied (zie 2.4 en 3.3) Ga ten eerste na of voldaan wordt aan de voorwaarden voor de bestemming binnen en boven het BvB-compartiment (stap 3a). Ga vervolgens na of de bouwvorm voldoet aan de voorwaarden die behoren bij het gekozen maatregelenpakket (stap 3b). Het gaat dan zowel om de vorm en indeling van het BvB-compartiment als om de vorm van het gebouw waarin het BvB-compartiment is gelegen. stap 4 maak (definitieve) keuze maatregelpakket Als de voorwaarden voor toepassing niet gehaald worden kan wellicht een ander maatregelpakket een oplossing bieden of dient bouwplan of gebruik bijgesteld te worden. stap 5 bereken vuurlast en leidt daarvan af gemiddelde vuurbelasting (stap 5b zie 3.4.3) en maatgevende vuurbelasting (stap 5c zie 3.5.4) stap 6 controleer maximaal toegestane grootte De maximale grootte van het BvB-compartiment is afhankelijk van het gekozen maatregelpakket en van de gemiddelde vuurbelasting. Gecontroleerd moet worden of de beoogde vloeroppervlakte binnen het bouwplan binnen de grenswaarde valt. stap 7 controleer eisen omhulling (zie 3.5.3, 3.5.5 en 3.5.6) De WBDBO-eisen voor delen van de omhulling zijn afhankelijk van het maatregelpakket, de maatgevende vuurbelasting en de aard en afmetingen van de scheidingsconstructie. Per component moet worden berekend van welke WBDBO-eis moet worden uitgegaan en of dat bouwdeel daaraan voldoet. stap 8 controleer eisen voor type en aantal verbindingen (zie 3.5.9) Stel op basis van het gekozen maatregelpakket vast aan welke eisen er gelden voor het type verbinding en aantal. Ga na of de beoogde verbindingen hieraan voldoen.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
16
V2BO Advies
stap 9
stap 10
controleer eisen interne scheidingen bij celvormige structuur (zie 3.6) De toepassingsvoorwaarden voor met name maatregelpakket I stellen eisen aan brandwerende scheidingen binnen het BvB-compartiment als er sprake is van een nadere onderverdeling in (kleine) verblijfsruimten. Controleer of en zo ja welke extra eisen gelden voor wanden binnen het grote brandcompartiment en ga na of hieraan wordt voldaan binnen het bouwplan. optimaliseer het bouwplan In de voorgaande stappen zijn de eisen bepaald die aan het gebruik, vormgeving en materiaaleigenschappen van het BvB-compartiment en het gebouw worden gesteld. De laatste stap is het optimaliseren van het bouwplan zodat aan voldaan wordt aan de te stellen eisen. 2 maak (voorlopige) keuze toe te passen maatregelpakket (I / II / III / IV)
1 verzamel alle benodigde basisgegevens
3a controleer voorwaarden bestemming
3b controleer voorwaarden bouwvorm
toepassingsgebied 4
spoor A 5a bereken vuurlast van BvBcompartiment
10 optimaliseer het bouwplan (functies / indeling / brandveiligheidsvoorzieningen)
spoor B
5b bereken gemiddelde vuurbelasting (q)
5c bereken maatgevende vuurbelasting (qm)
6 controleer maximaal toegestane grootte
7 controleer eisen omhulling
9 controleer eisen interne scheidingen bij celvormige structuur (pakket I)
8 controleer eisen type en aantal verbindingen
figuur 3.1: stappenplan
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
17
V2BO Advies
3.2
Basisgegevens Voordat met het rekenwerk kan worden begonnen, moeten uiteraard de relevante gegevens zijn verzameld en uitgewerkt. De volgende basisgegevens zijn van belang: bouwlocatie: – afbakening perceel; – positie van gebouwen op eigen perceel en onderlinge afstand; – afstand bebouwing t.o.v. perceelgrens en eventueel hartlijn aangrenzend openbaar gebied; gebouw: – bestemming / gebruiksfuncties van het gebouw (binnen en buiten het grote brandcompartiment); – begrenzingen van brandcompartimenten; – positie groot brandcompartiment t.o.v. andere brandcompartimenten (binnen en buiten het gebouw); BvB-compartiment: – bruto vloeroppervlakte grondvlak onderste vloer (conform NEN 2580); – gebruiksoppervlakte van alle vloeren inclusief tussenvloeren (conform NEN 2580); – inwendige hoogte; – positie en gebruiksoppervlakte van (kleine) verblijfsruimten; – afmetingen van vloeren, gevels en dak; – positie en afmetingen van gevelopeningen; – opstelling / indeling van inrichtingselementen; – materiaal- en afwerkingstaat (verzamelstaat van alle brandbare materialen, goederen en objecten).
3.3
Toetsing voorwaarden voor toepassing De Methode BvB kan worden gehanteerd binnen het in paragraaf 2.4 beschreven toepassingsgebied. Voorafgaande aan de hierna volgende stappen van berekeningen is het zaak dat wordt nagegaan of aan de voorwaarden voor toepassing wordt voldaan. Nagegaan moet worden of: − de beoogde gebruiksfunctie binnen een BvB-compartiment is toegestaan en zo ja of daaraan bijzondere voorwaarden zijn verbonden (b.v. toepassing van een specifiek maatregelenpakket); − de beoogde andere gebruiksfuncties in het gebouw maar buiten het BvB compartiment zijn toegestaan en of daaraan voorwaarden zijn verbonden; − het beoogde aantal BvB-compartimenten en gewenste bouwvorm voldoet aan de voorwaarden die de Methode BvB daaraan stelt. Aangezien sommige voorwaarden gerelateerd zijn aan specifieke maatregelpakketten, zal het nodig zijn hierin een (voorlopige) keuze te maken. Behalve voor het basispakket (maatregelenpakket I) leidt de keuze van een bepaald pakket tot consequenties voor aanvullende bouwkundige en installatietechnische voorzieningen.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
18
V2BO Advies
3.4
Spoor A: bepaling maximale grootte brandcompartiment
3.4.1
principe De toegestane grootte van een groot brandcompartiment is gekoppeld aan de daarin aanwezige vuurlast. Bij de behandeling van de maatregelpakketten is al aangegeven dat het basisscenario (maatregelpakket I) binnen een brandcompartiment zonder aanvullende voorzieningen een ‘basis-vuurlast’ van maximaal 300 ton vurenhoutequivalent (5.700 GJ) toestaat. De vuurlast kan onder bepaalde condities echter een veelvoud van deze waarde zijn maar dan moeten er bijzondere voorzieningen worden getroffen. Deze voorzieningen zijn nader vormgegeven in de maatregelpakketten II, III en IV. In formulevorm is de relatie tussen vuurlast en compartimentgrootte als volgt uit te drukken:
A max × q ≤ 300.000 × M waarin: Amax q 300.000 M
3.4.2
maximale gebruiksoppervlakte van het brandcompartiment [m2]; gemiddelde vuurbelasting van het totale brandcompartiment [kg_vh/ m2]; basis-vuurlast [kg_vh]; maatregelfactor (verschillend per maatregelpakket).
maatregelfactor (M) De combinatie van basis-vuurlast en maatregelfactor geeft aan welke vuurlast er binnen het BvBcompartiment maximaal is toegestaan. Elk van de onderscheiden maatregelpakketten werkt met een eigen waarden voor de maatregelfactor (M). Maatregelpakket I werkt met een factor 1; in de andere pakketten ligt de factor hoger, waardoor de toegestane vuurlast eveneens hoger is. Ter illustratie: aangezien de factor M in maatregelpakket II twee keer zo hoog is dan die in het basispakket is de toegestane vuurlast binnen het BvB-compartiment eveneens twee keer zo groot. De maatregelfactoren zijn in onderstaande tabel weergegeven. De verschillende waarden binnen pakket IV zijn gerelateerd aan het uitvoeringsniveau van de automatische blusinstallatie (klassen: normaal, verbeterd, hoog). maatregelpakket maatregelpakket I (basispakket) maatregelpakket II maatregelpakket III
M 1 2 10
vuurlast [kg_vh] 300 x 103 600 x 103 3.000 x 103
maatregelpakket IV7 normaal 20 6.000 x 103 verbeterd 25 7.500 x 103 hoog 33 9.900 x 103 figuur 3.2 maatregelfactor (M) en maximale vuurlast per maatregelpakket
7
Afhankelijk van uitvoeringsniveau automatische blusinstallatie.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
19
V2BO Advies
3.4.3
gemiddelde vuurbelasting (q) berekening De hoeveelheid warmte die vrijkomt bij volledige verbranding van alle in die ruimte aanwezige brandbare materialen, met inbegrip van de materialen in de constructie-onderdelen die zich binnen die ruimte bevinden dan wel deze begrenzen wordt aangeduid als ‘vuurlast’ (Q). De ‘gemiddelde vuurbelasting’ (q) is een kengetal voor de vuurlast per vierkante meter gebruiksoppervlakte binnen het brandcompartiment. Als eenheid van vloeroppervlakte gebruikt de Methode BvB ‘gebruiksoppervlakte’ – gemeten in vierkante meters volgens NEN 2580. Het vertrekpunt bij de bepaling van deze vloeroppervlakte is de binnenkant van de omhullende constructies (binnenwanden en gevels). Overige meetregels zijn: − netto hoogte boven het grondvlak moet minimaal 1,5 m zijn; − trapgaten en vides worden afgetrokken van het meetvlak als de oppervlakte meer dan 4 m2 bedraagt; − met constructieve elementen (interne kolommen of wanden), uitspringende elementen of nissen, leidingschachten etc. wordt geen rekening gehouden en als het grondvlak kleiner is dan 0,5 m2. De gemiddelde vuurbelasting wordt uitgedrukt in kg_vh/m2.8 In formule vorm:
q=
∑ Hi × m i 1 × A 19
waarin: q Σ Hi mi A 19
gemiddelde vuurbelasting van het totale brandcompartiment [kg_vh/ m2]; de som van .. netto-verbrandingswaarde van brandbaar materiaal i [MJ/kg] totale massa van het brandbaar materiaal i dat bijdraagt aan de vuurbelasting [kg] gebruiksoppervlakte van het brandcompartiment [m2]; getalswaarde van verbrandingswaarde van vurenhout [MJ/kg].
Voor het bepalen van de vuurbelasting is zowel de massa van het aanwezige materiaal als de verbrandingswaarde van invloed. De verbrandingswaarde van een materiaal of object wordt in beginsel niet beïnvloed door gekozen uitvoering. Het gaat om de verbrandingsenergie die tijdens de te verwachten brand uiteindelijk kan vrijkomen. Het tempo waarin dat gebeurt – ontsteekt een element snel of langzaam - is niet van invloed op de berekende waarde. Vloerbedekking of gordijnen die vlamdovend zijn uitgevoerd of meubels die als brandvertragend te boek staan, kunnen dus wel degelijk een bepaalde verbrandingswaarde opleveren en moeten in de berekening worden meegenomen. Om een indruk te verkrijgen van de totale gemiddelde vuurbelasting (q) zal een inventarisatie moeten worden gemaakt van alle bouwkundige elementen van een gebouw alsmede van inrichting en inboedel. Vervolgens moet worden beoordeeld of deze elementen bij verbranding 8
De gebruikte eenheden in de Methode BvB wijken af van NEN 6090, waarin MJ/m2 netto-vloeroppervlakte wordt gehanteerd.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
20
V2BO Advies
bijdragen aan de vuurbelasting. Een optelling van het product van de verbrandingswaarde en de massa van alle componenten, gedeeld door de totale gebruiksoppervlakte van het compartiment levert de gemiddelde vuurbelasting op. In de uit te brengen rapportage zal van de berekening van de gemiddelde vuurbelasting een duidelijk en gedifferentieerd overzicht moeten worden gegeven van de bijdrage van relevante stoffen, materialen en constructies. Meestal worden daarbij twee componenten onderscheiden, namelijk: – permanente vuurbelasting; – variabele vuurbelasting. Wat onder permanente en variabele vuurbelasting valt, wordt hieronder behandeld. De onderverdeling is vooral van belang voor het maken van een overzichtelijke groepering van materialen, goederen en objecten en is een voorwaarde voor de opzet van de berekening. De precieze scheidslijn tussen permanent en variabel is minder van belang - uiteindelijk gaat het om het totaal van alle brandbare materialen binnen het brandcompartiment. permanente en variabele vuurbelasting Onder de permanente vuurbelasting van een brandcompartiment worden volgens NEN 6090 gerekend: – alle constructie-onderdelen, met andere woorden: alle delen van het gebouw die bestemd zijn om belasting te dragen; – bouwconstructies met uitzondering van de elementen die niet tot een bouwconstructie behoren en die binnen een verblijfsgebied liggen en met uitzondering van afbouwelementen. Eenvoudig gezegd gaat om delen van het brandcompartiment die vergunningsplichtig zijn in het kader van de bouwvergunning. De variabele vuurbelasting is de totale vuurbelasting minus de permanente vuurbelasting. Bij de bepaling van de permanente vuurbelasting moet rekening gehouden worden met de massa en verbrandingswaarde van bijvoorbeeld: – omhullende delen zoals vloer- en dakconstructies, buitengevels en scheidingswanden naar aanliggende brandcompartimenten); – constructieve elementen (kolommen, liggers etc); – inwendige scheidingsconstructies (wanden, kozijnen, deuren); – tussenvloeren; – binnentrappen; – elektronische en werktuigbouwkundige installaties (elektrische bekabeling, buizen en leidingen, kanalen maar ook brandslanghaspels). – Onder de variabele vuurbelasting kunnen de meest uiteenlopende zaken vallen, zoals: – lichte scheidingswanden inclusief deuren en kozijnen; – verlaagde plafonds (mits geen geluidwerende functie); – halfhoge scheidingen en zichtschotten; – magazijnstellingen en pallets; – kantoorinrichting (bureaus, tafels, stoelen, kasten); – gordijnen, vloerbedekking en plafond- of wanddecoratie; – dossiers, mappen, papier etc. – computers, telefoontoestellen etc. – machines;
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
21
V2BO Advies
– voertuigen; – productie en opslagmaterialen – brandbare vloeistoffen en/of gassen. Delen die tot de variabele vuurbelasting behoren kunnen dus ook wel aard en nagelvast zijn verbonden aan het gebouw, zoals lichte scheidingswanden, plafondafwerking of wanddecoratie en plinten. Maar naast de afbouw moet ook de volledige gebruiksinventaris die aanwezig kan zijn worden meegenomen bij de berekening van de variabele vuurbelasting. wel en niet meerekenen Bij het bepalen van de gemiddelde vuurbelasting moeten in beginsel alle materiele zaken die tot het brandcompartiment behoren worden meegerekend. Dus zowel de al dan niet (bouw)vergunningsplichtige componenten, de inrichting en inventaris en eventuele andere bijdragen. Bij andere bijdragen gaat het bijvoorbeeld om verplaatsbare zaken. Biedt een brandcompartiment toegang tot voertuigen (bijvoorbeeld een expeditieruimte) dan zullen ook deze in de berekening moeten worden verdisconteerd. De vuurbelasting is afhankelijk van het moment van opname. De hoeveelheid opgeslagen brandbaar materiaal kan in de loop van de tijd (grote) fluctuaties ondergaan. Een opslagruimte kan op het ene moment tot de nok toe gevuld zijn en op het andere moment vrijwel leeg zijn. Bij het berekenen van de vuurbelasting dient – wat betreft vulling - een realistische inschatting te worden gegeven van aard en hoeveelheid materialen en goederen die bij gebruik maximaal aanwezig kunnen zijn binnen het betreffende brandcompartiment. De opgegeven vuurlast mag bij feitelijk gebruik in geen geval worden overschreden. Alle bouwkundige elementen en delen van de inventaris en inboedel worden in beginsel in zijn geheel meegerekend tenzij zij gedurende de te verwachten brand niet of nauwelijks (kunnen) deelnemen aan de verbranding. Bij componenten die niet of niet volledig meedoen aan de brand, moet gedacht worden aan: − Materialen of onderdelen die deel uitmaken van de omhulling van het BvB-compartiment bijvoorbeeld de dakafwerking of gevelisolatie, die voldoende brandwerend zijn afgeschermd kunnen worden uitgesloten van de vuurlastberekening. Voldoende afgeschermd wil zeggen de onderliggende scheidingsconstructie een brandwerendheid bezit die de theoretische brandduur van het compartiment kan weerstaan. Bovendien moeten aansluitingen en details zodanig zijn uitgevoerd dat er vanuit de brandruimte geen voortijdige branddoorslag kan plaatsvinden. − Als de onderste vloer van het brandcompartiment in geringe mate bijdraagt aan de brand kan er in de berekening vanuit gegaan worden dat deze vloerconstructie maar voor een derde (1/3) meetelt. Isolatie onder een betonnen begane grondvloer behoeft niet te worden meegerekend. − Stabiele metalen in vaste vorm behoeven niet te worden meegeteld. Dit geldt in het bijzonder voor aluminium in vaste vorm (zoals aluminiumkozijnen). In de omstandigheden van een binnenbrand in een gebouw brandt vast aluminium nauwelijks mee. Voor aluminium in poeder- of in pastavorm geldt dat deze materialen wel volledig moeten worden meegerekend. − Natte (waterhoudende) producten worden niet meegerekend omdat ze geen bijdrage aan de energieproductie van de brand leveren. Dit geldt niet als het vocht zelf brandbaar is (sterk alcoholische dranken, oliën, vetten, brandbare oplosmiddelen).
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
22
V2BO Advies
−
Levende have (en personen) valt altijd buiten de bepaling van de (variabele) vuurbelasting.
schatten versus berekenen Om in de eerste fasen van het ontwerpproces een indruk te krijgen in mogelijke richtingen voor uitwerking kan het belangrijk zijn al een vroeg stadium een globale schatting te maken van de vuurlast. Op basis van een eenvoudige grove schatting kan dan bijvoorbeeld de maximale grootte van het brandcompartiment bij een bepaald maatregelenpakket worden bepaald en is er zicht op de eisen die gelden voor de omhulling van het brandcompartiment en beperkingen voor de gebouwstructuur. In de loop van het proces zal dan – ook ten behoeve van de bouwaanvraag een verder verfijning moeten worden gemaakt naar de voor toetsing benodigde nauwkeurigheid. Het is zaak de voorlopige ruwe inschattingen tijdig te consolideren omdat foutieve aannames ingrijpende consequenties kunnen hebben niet alleen voor het ontwerp- en bouwproces (foutieve aannames kunnen leiden tot faalkosten) maar ook voor het toekomstig gebruik (ongewenste gebruiksrestricties). In volgorde van grof naar fijn zijn de volgende inschattings- c.q. berekeningsniveaus te onderscheiden: a.
indicatieve kengetallen per ruimtesoort of per gebruiksfunctie. Er circuleren diverse lijstjes met indicatieve waarden – veelal uitgedrukt in bandbreedten – voor de gemiddelde vuurbelasting bij een bepaald gebruik of functie. Twee indicatieve overzichten zijn hier in tabelvorm opgenomen. Voor de meeste gebruiksfuncties is het gebruikelijk om de kengetallen aan vierkante meters vloeroppervlakte te koppelen. Voor de (variabele) vuurbelasting van een kantoorgebouw kan bijvoorbeeld 30 kg_vh/m2 worden aangehouden. Aan deze schatting kan vervolgens een raming voor de permanente vuurbelasting per vierkante meter worden toegevoegd, zeg 15 kg_vh/m2, waarmee de gemiddelde vuurbelasting uitkomt op 45 kg_vh/m2. Dit soort cijfers verschaffen een ‘gevoel’ maar meer dan indicatieve betekenis hebben de cijfers niet. De gekozen inrichting en afwerking en het specifiek gebruik van de ruimte kan van grote invloed zijn en zorgen voor forse afwijkingen. gebruiksfunctie bijeenkomstfunctie celfunctie gezondheidszorgfunctie industriefunctie kantoorfunctie logiesfunctie onderwijsfunctie sportfunctie winkelfunctie overige gebruikersfuncties bron: handreiking grote brandcompartimenten
figuur 3.3a
[MJ/m2]
[kg_vh/m2]
750 - 1.000 250 - 500 500 - 750 500 - 6.000 750 - 1.500 500 - 750 500 - 1.000 250 - 500 750 - 1.500 500 - 2.000
39 - 53 13 - 26 26 - 39 26 - 316 39 - 79 26 - 39 26 - 53 13 - 26 39 - 79 26 - 105
indicatieve bandbreedte vuurbelasting (permanent en variabel) per gebruiksfunctie
Voor opslagruimten is de ‘vierkante meter methode’ minder geschikt omdat veel afhangt van de hoogte van de stapeling en de wijze van opslag. Bij dergelijke gebouwen zal in eerste instantie aan de hand van de zogeheten ‘volumemethode’ een inschatting worden gemaakt van de (variabele) vuurbelasting. Per volume wordt dan een voorlopige schatting gemaakt van de vuurlast. Is de hoogte en wijze van stapeling bekend dan kan deze waarde worden
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
23
V2BO Advies
vertaald naar vuurbelasting per vierkante meter vloeroppervlakte. Ter illustratie: de vuurbelasting van opgeslagen kleding en textiel in een opslaggebouw wordt ingeschat op 125 kg_vh/m3. De stapelhoogte is ca. 4 m en 50% van de ruimte wordt in beslag genomen door opslag. De vuurbelasting van de goederen is in dat geval 250 kg_vh/m2. De gemiddelde vuurbelasting (q) zal vanzelfsprekend hoger liggen omdat overige elementen met variabele en permanente vuurbelasting hieraan moeten worden toegevoegd.
ruimtesoort vluchtroutes (gangen,trappenhuizen / niet gestoffeerd) atrium opslagruimte voor niet brandbare materialen aula keuken kantoorruimte theorielokaal / collegezaal opslagruimte moeilijk brandbare materialen woonkamer / slaapkamer restaurant / eetzaal practicumlokaal productie- en opslagruimte (metaalachtige materialen) bibliotheek archiefruimte technische werkplaats (houtbewerking) productie- en opslagruimte (hout, papier, kunststoffen) magazijn /bergruimte containerruimte productie- en opslagruimte (brandbare vloeistoffen) bron: brandbeveiligingsconcepten BZK
[MJ/m2]
[kg_vh/m2]
≤ 95
≤5
> 95 en ≤ 380
> 5 en ≤ 20
> 380 en ≤ 570
> 20 en ≤ 30
> 570 en ≤ 1340
> 60 en ≤ 120
> 1340
> 120
figuur 3.3b indicatieve waarden variabele vuurbelasting per ruimtesoort
b. ruwe schatting van vuurlast op basis van vuistregels voor permanente en variabele vuurbelasting. Van de permanente maar vooral de variabele vuurbelasting kan bij niet al te specifieke materialen en goederen snel een ruwe inschatting worden gemaakt door een overzicht op te stellen van alle brandbare onderdelen. Bepaal of schat van de materialen waarvan een grote bijdrage wordt verwacht globaal het gewicht. Splits vervolgens deze groep in drie categorieën, namelijk houtachtige (zoals hout, karton en papier), kunststofachtige materialen (zoals kunststoffen, oliën, vetten en brandstoffen) en de overige brandbare materialen. Het gezamenlijke gewicht van de houtachtige materialen in kilogram kan worden vermenigvuldigd met een factor 1; het gewicht van de kunststofachtige materialen wordt vermenigvuldigd met een factor 2 (ruwweg 2 x de verbrandingswaarde van hout per kilo). De bijdrage van overige brandbare materialen dient apart te worden ingeschat. Enkele vuistregels die daarbij gebruikt kunnen worden: − Bitumen dakbedekking levert een bijdrage aan de vuurbelasting van 10-15 kg_vh/m2. − Voor installatietechnische voorzieningen in een ‘normale’ uitvoering kan een verbrandingswaarde van 1–2,5 kg vh_m2 (ca. 20-50 MJ/m2) worden aangehouden. c.
volledige vuurlastberekening conform de toetsingseisen. Een uitgewerkte vuurlastberekening die voldoet aan de beoordelingseisen, bevat een overzicht van alle brandbare materialen, uitgesplitst naar onderdelen die bijdragen aan respectievelijk (semi-)permanente en variabele vuurbelasting. De (relatieve) bijdragen aan de
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
24
V2BO Advies
vuurbelasting bepaalt of het een product apart moet worden vermeld. Een specificatie van de verbrandingswaarde van afzonderlijke producten is alleen zinvol als het product in grote hoeveelheden wordt gebruikt. Soms is het nodig bij de leverancier informatie op te vragen. Het uiteindelijk doel van de berekening is een duidelijk en controleerbaar overzicht te verschaffen van alle brandbare materialen, de hoeveelheden en/of gewichten en de aan te houden verbrandingswaarde (gemiddeld of per onderdeel uitgewerkt), waarmee vervolgens de bijdrage aan de totale vuurbelasting kan worden bepaald. Wat betreft de mate van nauwkeurigheid is het gebruikelijk de uitkomst in tonnen vurenhout uit te drukken; eventueel op één decimaal afgerond. Wanneer er per onderdeel wordt gerekend in Megajoule dan is het gebruikelijk de uitkomst af te ronden op duizendtallen, dus Gigajoule (GJ).
3.5
Spoor B: bepaling WBDBO-eisen omhulling Na de controle van het toepassingsgebied en de beoordeling van de maximale grootte op basis van de voorlopige keuze voor het maatregelpakket volgt spoor B. Hier wordt vastgesteld aan welke WBDBO-eisen de omhulling inclusief de doorgangen en verbindingen van het BvBcompartiment minimaal moet voldoen. Is de WBDBO-eis per onderdeel bekend dan kan vervolgens de benodigde brandwerendheid van de scheidingsconstructies worden bepaald.
3.5.1
principe De omhulling van een groot brandcompartiment moet zelfstandig in staat zijn branduitbreiding te voorkomen. Dit is de kern van de eisen die aan de omhulling van een groot brandcompartiment worden gesteld. De WBDBO-eisen zullen afhankelijk van de situatie variëren tussen 60 (minimum) en 240 (maximum) minuten. De precieze invulling van eisen die aan de omhulling gesteld worden, zijn afhankelijk van het gekozen maatregelpakket. − In maatregelpakket I wordt uitgegaan van de hoogst voorkomende plaatselijke vuurbelasting: de zogeheten ‘maatgevende vuurbelasting’ (qm uitgedrukt in kg_vh/m2). De maatgevende vuurbelasting wordt direct getransponeerd in een basiseis voor de WBDBO van de omhulling. Vervolgens wordt de basiseis daar waar nodig verhoogd met een veiligheidsfactor: de zogeheten ‘toeslag’. Een toeslag is van toepassing op risicovolle delen van de omhulling waar de vereiste WBDBO vanwege faalkansen van de constructie groter zou moeten zijn. Voor pakket I zijn dat brandwerende interne wanden en vloeren alsmede de buitengevel. Voor vloeren die de horizontale scheiding vormen tussen twee BvB-compartimenten moet voor dit pakket een vaste toeslag van 60 minuten in rekening worden gebracht. De hoogte van de toeslag voor wanden en gevels kan variëren en is afhankelijk van de combinatie van vuurbelasting en afmetingen van de scheidingsconstructie. − De WBDBO-eisen bij toepassing van pakket II zijn vergelijkbaar met die van maatregelpakket I. Ook hier wordt op grond van de maatgevende vuurbelasting binnen het BvBcompartiment een basiseis voor de WBDBO voor de omhulling vastgesteld. Alleen voor brandwerende vloeren tussen BvB-compartimenten wordt een vaste toeslag van 60 minuten aan de basiseis toegevoegd. Voor omhullende wanden en gevels wordt – vanwege het geconditioneerde brandgedrag - bij dit pakket geen toeslag in rekening gebracht.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
25
V2BO Advies
–
Voor pakket III is bepaald dat de omhulling altijd een WBDBO van minimaal 240 minuten moet bezitten ongeacht de aanwezige vuurbelasting. Vanwege de zware WBDBO-eis die geldt voor de gehele omhulling is voor dit pakket geen nadere toeslag nodig. – Voor maatregelpakket IV (sprinkler) is de ‘gemiddelde vuurbelasting’ (q) ) bepalend voor de WBDBO-eis die geldt voor de omhulling in combinatie met het uitvoeringstype van de sprinklerinstallatie. Voor gevels langs de perceelgrens en voor vloeren tussen BvBcompartimenten geldt een vaste ondergrens (60 minuten WBDBO); voor de overige scheidingsconstructies is geen ondergrens gegeven. Een toeslag vanwege faalkansen van de omhullende constructie is in dit pakket niet aan de orde, omdat verwacht kan worden dat de sprinklerinstallatie de interne vuurbelasting voldoende onder controle houdt. De precieze invulling per maatregelpakket volgt hieronder. Eerst wordt uitgelegd wat onder de term ‘omhulling’ wordt verstaan. 3.5.2
omhulling De omhulling van een BvB-compartiment moet in staat zijn de brandhaard binnen het compartiment te houden dan wel voorkomen dat een brand overslaat naar een aangrenzend brandcompartiment. Bij brandoverslag speelt afstand mee. Is er een relatief grote afstand tussen bijvoorbeeld de buitengevel en een tegenoverliggende gevel van een ander brandcompartiment dan kan het zo zijn dat de afstandbijdrage op zichzelf voldoende is om aan de WBDBO-eis voor de omhulling te halen. De gevel hoeft in dat geval niet brandwerend te worden uitgevoerd. Met de term omhulling wordt binnen de Methode BvB niet alleen de fysieke begrenzing van het BvB-compartiment (zoals een vloer of wand) bedoeld. Bij buitengevels kan om aan een bepaalde WBDBO-eis te voldoen de afstand en de brandwerendheid van de tegenoverliggende gevel meespelen. In feite houdt de omhulling van een BvB-compartiment dus op aan de binnenkant van de gevel van een naast het brandcompartiment gelegen gebouw. Met de combinatie van afstand, een bijdrage van de buren en (voor zover nog nodig) brandwerendheid van de eigen gevel moet de WBDBO-eis gehaald worden. Bij interne wanden of vloeren die de scheiding vormen tussen een groot brandcompartiment en een ander direct aangrenzend brandcompartiment vertaalt de WBDBO-eis zich direct in de tijdsduur voor de brandwerendheid voor die scheidingsconstructie.
figuur 3.4
begrenzing van de omhulling van een brandcompartiment
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
26
V2BO Advies
3.5.3
uitwerking WBDBO-eisen per maatregelpakket
3.5.3.1 pakket I De basiseis voor WBDBO van de omhulling van een BvB-compartiment dat voldoet aan maatregelpakket I is direct afgeleid van de maatgevende vuurbelasting (qm uitgedrukt in kg_vh/m2). De maatgevende vuurbelasting verschaft – meer nog dan de gemiddelde vuurbelasting - een indicatie voor de verwachte brandduur (uitgedrukt in minuten) binnen het BvB-compartiment. Ter illustratie: is vastgesteld dat de maatgevende vuurbelasting 80 kg_vh/m2 bedraagt dan leidt dit tot een basiseis voor de WBDBO van omhulling van 80 minuten. Bij wanden en vloeren die een verhoogd risico vormen, wordt de basiseis verhoogd met een veiligheidstoeslag die kan variëren van 0 tot 60 minuten. Omdat deze toeslag afhankelijk is van onder meer afmetingen van de scheidende constructie kan de vereiste WBDBO van de omhulling van het BvB-compartiment per zijde variëren (zie voor bepaling ‘toeslag’3.5.5) De ‘toeslag’ moet worden bepaald bij de volgende delen van de omhulling: − inwendige wanden die de scheiding vormen tussen een groot brandcompartiment en andere brandcompartimenten binnen het gebouw; − vloeren die de scheiding vormen tussen brandcompartimenten; − buitengevels van het BvB-compartiment. inwendige verticale scheidingsconstructies tussen brandcompartimenten (brandwanden) De WBDBO-eis die wordt gesteld aan de brandscheiding tussen twee aan elkaar gebouwde brandcompartimenten in hetzelfde gebouw bij maatregelpakket I is gelijk aan de maatgevende vuurbelasting (qm) in minuten vermeerderd en met de veiligheidstoeslag. In formulevorm:
WBDBO ≥ q m + toeslag waarin: qm toeslag
maatgevende vuurbelasting binnen het brandcompartiment [kg_vh/ m2]; veiligheidsmarge [min]
De brandwerendheid van deze scheidingsconstructies moet gelijk zijn aan de WBDBO-eis. De berekende waarde voor de WBDBO-eis kan daarbij worden afgerond op een standaardwaarde (zie 3.5.7). inwendige horizontale scheidingsconstructies (vloeren tussen brandcompartimenten) Voor vloeren tussen een BvB-compartiment en een bovenliggend brandcompartiment geldt een basis WBDBO-eis die gelijk is aan de maatgevende vuurbelasting (qm). Gaat het om de scheidingsconstructie tussen twee BvB-compartimenten (stapeling) dan komt daar bovenop een veiligheidstoeslag van 60 minuten. Omdat het om een inwendige scheiding gaat moet de brandwerendheid van de constructie minimaal gelijk zijn aan de WBDBO-eis. Ter illustratie: gaan we uit van een maatgevende vuurbelasting in het onderste BvB-compartiment van 80 kg_vh/m2 dan leidt dit tot een WBDBO-eis van de scheidingsvloer van minimaal 140 minuten (80 + 60 minuten).9 Deze eis geldt niet alleen voor de brandwerendheid van de vloerconstructie maar ook de weerstand tegen brandoverslag via de buitenlucht moet hieraan voldoen.
9
Aangezien de brandwerendheid van de omhulling is gemaximeerd op 240 minuten is de consequentie van deze eis dat de maatgevende vuurbelasting in het onderste brandcompartiment niet meer dan 180 kg_vh/m2 kan bedragen.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
27
V2BO Advies
uitwendige verticale scheidingsconstructies (buitengevel) Bij een uitwendige scheidingsconstructies (buitengevel) wordt de WBDBO-eis op dezelfde manier berekend als bij inwendige wanden maar kan bij het bepalen van de brandwerendheid van de gevel rekening worden gehouden met de bijdrage van de gevel van het er tegenover liggende gebouw (buurgevel) en de onderlinge afstand. De werkelijke benodigde brandwerendheid van de gevel kan dus lager zijn dan de vereiste WBDBO van de omhulling. In formule vorm:
brandwerendheid gevel ≥ q m + toeslag − C a − C b waarin: qm toeslag Ca Cb
maatgevende vuurbelasting binnen het brandcompartiment [kg_vh/ m2]; veiligheidsmarge [min] bijdrage weerstand brandoverslag vanwege afstand naar ander gebouw [min]; bijdrage weerstand brandoverslag vanwege brandwerendheid buitengevel ander gebouw [min];
De toeslag kan vervallen als er loodrecht op een buitengevel van een BvB-compartiment op eigen perceel een onbebouwde (vrije) ruimte aanwezig is van 5 m of meer. Dit geldt ook voor buitengevels gericht op de perceelgrens. Een bijtelling is dan niet nodig omdat de afstand al de nodige extra veiligheid biedt bij het voorkomen van brandoverslag. De toeslag bedraagt in deze gevallen dus 0 minuten.
figuur 3.5
afstand rondom gebouw in relatie tot veiligheidstoeslag
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
28
V2BO Advies
Gedetailleerde uitleg volgt hierna over de bepaling van de maatgevende vuurbelasting, de toeslag en de bijdragen aan de weerstand tegen brandoverslag. 3.5.3.2 pakket II De vaststelling en hoogte van de WBDBO-eisen zijn gelijk aan die zoals beschreven voor pakket I, met één uitzondering. Voor verticale scheidingen (wanden en gevels) vervalt namelijk de veiligheidstoeslag. Anders gesteld: deze bedraagt voor pakket II nul minuten. De beperkte uitbreidingssnelheid van brand in combinatie met rook- en warmteafvoer is de reden om de extra veiligheidstoeslag te laten vervallen. Attentie: het laten vervallen van de toeslag geldt uitsluitend voor verticale scheidingen. Voor vloeren tussen BvB-compartimenten moet wel met een veiligheidstoeslag van 60 minuten worden gerekend. 3.5.3.3 pakket III De WBDBO voor de omhulling van een brandcompartiment dat is gebaseerd op maatregelpakket III is de hoogste standaardwaarde namelijk 240 minuten. Toeslagen of reducties zijn niet mogelijk. 3.5.3.4 pakket IV Voor maatregelpakket IV (sprinkler) is de gemiddelde vuurbelasting (q) – en niet de maatgevende vuurbelasting (qm) - het vertrekpunt voor het vaststellen van de WBDBO-eis voor de omhullende constructie. Daarnaast is de grootte van het brandcompartiment in vierkante meters gebruiksoppervlakte van invloed. Voor de omhulling geldt als algemeen principe dat de WBDBO-eis de laagste waarde is van de onderstaande uitkomsten: − WBDBO gebaseerd op gemiddelde vuurbelasting (q); − maximale WBDBO behorend bij de vloeroppervlakte volgens figuur 3.6. Het gestippelde deel van de grafiek onder de 60 minuten geldt niet voor gevels naar de perceelgrens en voor een horizontale scheiding tussen twee gestapelde BvB-compartimenten. Hier is altijd 60 minuten de minimumeis. Ter illustratie: stel dat de gemiddelde vuurbelasting binnen een BvB-compartiment met een gebruiksoppervlakte van 10.000 m2 dat voldoet aan pakket IV 40 kg_vh/m2 bedraagt. De WBDBO-eis op basis van de gemiddelde vuurbelasting is in dat geval 40 minuten en de WBDBOeis op basis van de vloeroppervlakte 120 minuten. De laagste waarde is maatgevend wat inhoudt dat voor de betreffende gevels en vloeren uitgegaan kan worden van een WBDBO-eis van 40 minuten. Voor gevels gericht naar de perceelgrens en voor eventuele vloerconstructies die de scheiding vormen naar een hoger gelegen BvB-compartiment moet echter de ondergrens van 60 minuten worden aangehouden. Is daarentegen de gemiddelde vuurbelasting 200 kg_vh/m2 dan moet voor alle onderdelen van de omhulling een WBDBO van 120 minuten worden aangehouden. De vereiste WBDBO voor buitengevels (deels) via een afstandsbijdrage gerealiseerd worden, zoals beschreven in paragraaf 3.4.4.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
29
V2BO Advies
240 210 WBDBO-eis [min]
180 150 120 90 60 30 0 0
5000
10000
15000
20000
2500
gebruiksoppervlakte [m2] figuur 3.6
3.5.4
maximale WBDBO-eis behorende bij gebruiksoppervlakte (gestippelde deel geldt niet voor gevels naar de perceelgrens en voor scheidingen naar een bovengelegen BvB-compartiment)
maatgevende vuurbelasting (qm) 10 De ‘maatgevende vuurbelasting’ (qm) is de hoogste vuurbelasting die op, aan of boven een deel van het grondvlak van het brandcompartiment kan voorkomen. Daarbij dient te worden uitgegaan van een aaneengesloten vloeroppervlakte ter grootte van 1000 m2. De getalwaarde van de vuurbelasting binnen deze zone wordt vervolgens voor het gehele compartiment als de maatgevende vuurbelasting beschouwd. In formule vorm:
qm = waarin: qm Σ Hi mi 1000 19
∑ Hi × mi 1 × 1000 19
maatgevende vuurbelasting [kg_vh/ m2]; de som van .. netto-verbrandingswaarde van brandbaar materiaal i op of boven het grondvlak [MJ/kg] totale massa van het brandbaar materiaal i dat bijdraagt aan de vuurbelasting op of boven het grondvlak [kg] bruto vloeroppervlakte van grondvlak [m2]; getalswaarde van verbrandingswaarde van vurenhout [MJ/kg].
Bij het bepalen van het meest ongunstige deel van vloeroppervlakte in de zin van vuurbelasting moet worden uitgegaan van een aaneengesloten gebied van 1000 m2 op het niveau van de onderste vloer van het brandcompartiment. De (bovenliggende) vloeren en het dak en zowel inwendige als uitwendige wanden maken wat betreft de bepaling van de vuurbelasting deel uit van dit gebied. Anders dan bij de bepaling van de gemiddelde vuurbelasting tellen vloeren die zich verticaal boven dit grondvlak bevinden niet mee bij de oppervlaktebepaling maar wel degelijk bij de bepaling van de vuurbelasting. In feite worden bovenliggende delen verticaal geprojecteerd op een grondvlak van maximaal 1000 m2.
10
De berekening van de maatgevende vuurbelasting speelt enkel een rol bij maatregelpakket I en II.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
30
V2BO Advies
De maatgevende vuurbelasting kan bij aanwezigheid van een tussenvloer in die zone dus het dubbele zijn van de gemiddelde vuurbelasting in die zone van het brandcompartiment. Zijn er geen tussenvloeren en is er geen sprake van lokale ‘pieken’ in de vuurbelasting dan kan de maatgevende vuurbelasting gelijk zijn aan gemiddelde vuurbelasting.
figuur 3.7
bepaling van de maatgevende vuurbelasting
Afgezien van de voorwaarden met betrekking tot de begrenzing van het gebied en de toerekening naar het grondvlak van de laagste vloer verschillen de regels voor het vaststellen van de maatgevende vuurbelasting niet van die van de gemiddelde vuurbelasting. Zijn de gegevens voor de gemiddelde vuurbelasting van de betreffende zone eenmaal verzameld dan kunnen deze vervolgens worden gebruikt om de maatgevende vuurbelasting vast te stellen. 3.5.5
toeslag De term ‘toeslag’ duidt op een veiligheidsmarge bovenop de basiseis voor de WBDBO voor een deel van de omhulling van het BvB-compartiment. Door middel van deze toeslag wordt een extra veiligheid ingebouwd in de WBDBO die de omhullende constructie moet bezitten. Een toeslag wordt in de volgende gevallen gehanteerd: − brandwerende wanden en gevels (maatregelpakket I); − vloeren tussen BvB-compartimenten (maatregelpakket I en II).
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
31
V2BO Advies
toeslag bij verticale brandscheidingen (maatregelpakket I) Bij wanden en gevels die deel uitmaken van de omhulling van een BvB-compartiment wordt in maatregelpakket I gerekend met een toeslag op de basiseis voor de WBDBO van de omhulling.11 Dit kan nodig zijn vanwege: – afmetingen van de betreffende gevel of wand; – karakteristiek van de brand (met name de te verwachten brandduur). Naarmate het vlak dat door brand is belast, groter wordt, nemen ook de risico’s toe dat deze constructie zal falen en de brand niet binnen kan houden. Een scheidingsconstructie kan (gedeeltelijk) bezwijken of ontzet raken waardoor een brand voortijdig kan doorbreken. Dit soort risico’s hangt in belangrijke mate af van de vuurbelasting binnen het compartiment. Bij een relatief hoge vuurbelasting is de kans dat er iets mis gaat groter dan bij een relatief lage vuurbelasting. De hoogte van de toeslag kan worden bepaald met behulp van de onderstaande grafiek, waarin de oppervlakte van de scheidingsconstructie en de maatgevende vuurbelasting de invoerparameters zijn. De uitkomsten kunnen variëren van 0 tot 60 (extra) minuten.
marge [min]
60 60
240
60 120
90
60
45
45 45
30 30
30 30
t/m 20
20
0
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
20
2000
oppervlakte scheidingsconstructie (m2) figuur 3.8
‘toeslag’ afhankelijk van maatgevende vuurbelasting en oppervlakte deel van de omhulling
Per wand of gevel(deel) wordt eerst de oppervlakte bepaald. Vervolgens wordt de lijn in de grafiek genomen die bij de maatgevende vuurbelasting van het compartiment hoort en kan de toeslag worden afgelezen voor het aantal vierkante meters van de scheiding. Doordat de verschillende scheidingswanden van een compartiment andere oppervlaktes kunnen hebben en daarmee een andere toeslag, kan de WBDBO-eis per wand of gevel(deel) verschillen. De lijn getekend voor een qm van 240 kg_vh/m2 heeft in feite geen betekenis omdat de maximale WBDBO-eis voor een BvB-compartiment 240 minuten bedraagt dus de toeslag niet tot een
11
Vanwege de voorgeschreven condities m.b.t. ontwikkelingssnelheid van brand en beheersing van rook en warmte kan in maatregelpakket II worden afgezien van toepassing van een veiligheidstoeslag.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
32
V2BO Advies
verhoogde eis zal leiden. De ‘vuurbelastinglijnen’ die leiden tot een WBDBO-eis die onder de minimumeis van 60 minuten ligt, hebben vooral betekenis voor bestaande bouw. De toeslag voor andere waardes van de maatgevende vuurbelasting dan de in de grafiek getekende lijnen wordt bepaald door interpolatie. Bij een maatgevende vuurbelasting qm zijn de volgende grenzen te onderscheiden, waarbij A1 de grootte van de scheidende oppervlakte is die bij de eerste sprongpunt (toeslag springt van 0 naar 30 minuten) hoort en A2 bij het tweede sprongpunt (toeslag springt van 30 minuten naar 60 minuten) : − toeslag van 0 minuten tot een oppervlakte A1 in m2 gelijk aan 36.000/qm; − toeslag van 30 minuten bij een oppervlakte A1 en groter tot een oppervlakte A2 is gelijk aan 48.000/qm − toeslag van 60 minuten bij een oppervlakte A2 en groter, met hierbij de opmerking dat de toeslag niet groter kan zijn dan de maatgevende vuurbelasting (zodat voor waardes tussen 30 en 60 kg_vh/m2 de toeslag in dit gebied gelijk is aan qm). Als voorbeeld worden hieronder in figuur 3.9 aan de hand van deze interpolatieregels de toeslagen bepaald voor waardes van de maatgevende vuurbelasting van 80 kg_vh/m2 en van 50 kg_vh/m2. toeslag 0 min.
qm = 50 kg_vh/m2 0 m2
30 min. 60 min.
figuur 3.9
≥ 720 m2 (A1 = 36.000 / 50) ≥ 960 m2
qm = 80 kg_vh/m2
< 720 m2 < 960 m2 (A2 = 48.000 / 50) ∞
0 m2 ≥ 450 m2 (A1 = 36.000 / 80) ≥ 600 m2
< 450 m2 < 600 m2 (A2 = 48.000 / 80) ∞
voorbeeld toepassing interpolatieregels bij bepaling veiligheidstoeslag
toeslag bij horizontale brandscheidingen (maatregelpakket I en II) De toeslag voor scheidingsconstructies tussen twee boven elkaar gelegen BvB-compartimenten is niet afhankelijk van de oppervlakte van deze scheidingsconstructie maar is een hard getal namelijk 60 minuten. Deze veiligheidstoeslag geldt zowel voor maatregelpakket I als voor maatregelpakket II.12 De toeslag heeft zijn weerslag op de toelaatbare maatgevende vuurbelasting. Omdat de maximale WBDBO-eis aan de omhulling van een groot brandcompartiment gesteld is op 240 minuten, kan de maatgevende vuurbelasting in BvB-compartiment met een 'bovenbuur' ten hoogste 180 kg_vh/m2 bedragen. 3.5.6
bijdrage vanwege afstand tussen buitengevels (Ca en Cb) Op plaatsen waar een brandcompartiment wordt afgescheiden door een buitengevel is de vrije ruimte voor die gevel van invloed op de uiteindelijke vereiste brandwerendheid. Bij het ‘halen’ van de WBDBO-eis levert dan de afstand een bijdrage maar ook de brandwerendheid van de overliggende gevel (‘buurgevel) in combinatie met de brandwerendheid van de gevel.
12
Bij maatregelpakket III is stapeling van BvB-compartimenten niet toegestaan. Bij maatregelpakket IV is een toeslag niet noodzakelijk vanwege de werking van de sprinkler.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
33
V2BO Advies
bijdrage afstand, Ca Afstand draagt bij aan de weerstand tegen brandoverslag. Bij gebouwen die ver uit elkaar liggen is de kans dat brand overslaat kleiner dan bij gebouwen die vlak naast elkaar liggen. De bijdrage aan de WBDBO van de afstand tot een tegenoverliggende gevel wordt bepaald door rekening te houden met de intensiteit van straling vanuit het brandcompartiment op de aangestraalde overliggende gevel (doelgevel). Is de stralingsintensiteit (stralingsflux) op de overliggende gevel bekend dan kan de afstandsbijdrage Ca hieruit worden afgeleid.
relatieve
relatieve hoogte hr
afstand xr
0,1
0,2
0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 1,9 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 3,0 3,5 4,0 5,0
0,31 0,24 0,19 0,15 0,13 0,11 0,09 0,08 0,07 0,06 0,06 0,05 0,04 0,04 0,04 0,03 0,03 0,03 0,03 0,02 0,02 0,02 0,02 0,01 0,01 0,01 0,00
0,30 0,25 0,21 0,18 0,16 0,14 0,12 0,11 0,10 0,09 0,08 0,07 0,07 0,06 0,05 0,05 0,05 0,04 0,04 0,04 0,03 0,02 0,02 0,01
figuur 3.10
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1,0
0,31 0,28 0,26 0,24 0,22 0,20 0,19 0,18 0,16 0,15 0,11 0,09 0,07 0,04
0,30 0,28 0,26 0,24 0,22 0,21 0,19 0,18 0,17 0,12 0,09 0,07 0,05
bijdrage afstand 0 minuten 0,31 0,27 0,23 0,21 0,18 0,16 0,15 0,13 0,12 0,11 0,10 0,09 0,08 0,07 0,07 0,06 0,06 0,05 0,04 0,03 0,02 0,01
0,30 0,27 0,24 0,21 0,19 0,17 0,15 0,14 0,13 0,12 0,11 0,10 0,09 0,08 0,08 0,07 0,05 0,04 0,03 0,02
0,32 0,29 0,26 0,23 0,21 0,19 0,17 0,16 0,14 0,13 0,12 0,11 0,10 0,10 0,09 0,06 0,05 0,04 0,02
0,30 0,27 0,24 0,22 0,20 0,19 0,17 0,16 0,14 0,13 0,12 0,11 0,11 0,08 0,06 0,05 0,03
0,30 0,28 0,25 0,23 0,21 0,19 0,18 0,17 0,15 0,14 0,13 0,12 0,09 0,07 0,05 0,03
0,31 0,28 0,26 0,24 0,22 0,20 0,19 0,17 0,16 0,15 0,14 0,10 0,08 0,06 0,04
waarden zichtfactor Fv (toelichting: waarden in het lichtgrijze vlak zijn input voor vervolgstappen; bij waarden groter dan 0,33 is er geen bijdrage vanwege afstand uitgaande van een bronstraling van 45 kW/m2 ; waarden in het donkergrijze vlak zijn zodanig laag dat de bijdrage aan brandoverslag uitgaande van een bronstraling van 45 kW/m2 in ieder geval 240 minuten bedraagt waardoor aanvullende voorzieningen dus overbodig zijn)
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
34
V2BO Advies
De stralingsintensiteit kan worden berekend met behulp van de formule:
φ doel = φ bron × Fv
waarin: ϕdoel ϕbron Fv
stralingsflux op de doelgevel (kW/m²); straling aan de bron (kW/m²); zichtfactor, die onder andere afhangt van de afstand tussen de gevels .
De zichtfactor Fv geeft aan welke fractie van de bronstraling uiteindelijk bij de doelgevel aankomt. Deze factor is naast de afstand tussen de gevels ook afhankelijk van de breedte en de hoogte van de brongevel. In de berekeningsmethode houdt men dus rekening met straling vanuit het gehele gevelvlak en niet alleen vanuit eventueel aanwezige gevelopeningen. Met behulp van de tabel in figuur 3.10 kan de waarde van Fv worden afgelezen voor verschillende combinaties van afstand, hoogte en breedte.13 Om de tabel te kunnen gebruiken moeten de waardes voor respectievelijk de relatieve hoogte hr en de relatieve afstand xr als volgt worden bepaald.
hr =
h1/ 2 b1 / 2
waarin: hr h1/2 b1/2
relatieve hoogte van de gevel halve hoogte van de gevel [m] halve breedte van de gevel [m]
xr =
x b1 / 2
waarin: xr x b1/2
relatieve afstand tot buurgevel afstand tot aan de buurgevel [m] halve breedte van de gevel [m]
De afstand tussen de gevels is in het geval van gebouwen op eigen perceel gelijk aan de werkelijke afstand tussen twee overliggende gevels. Voor gevels die langs de perceelgrens liggen wordt de spiegelsymmetrische projectie van de gevel ten opzichte van de perceelgrens aangehouden. Dit houdt in dat de afstand gelijk is aan tweemaal de afstand van de buitengevel tot aan de perceelgrens dan wel tot aan de hartlijn van een naastgelegen openbare weg, een openbare groenstrook of openbaar water. De gevonden waarde voor Fv (lichtgrijze cellen in figuur 3.10) moet worden vermenigvuldigd met de stralingsintensiteit ter plaatse van de brandhaard (ϕbron). Voor de straling aan de bron wordt binnen de Methode BvB uitgaande van een binnenbrand onder normale omstandigheden waarbij een waarde van 45 kW/m2 wordt aangenomen. De aldus bepaalde waarde voor warmtestraling op de doelgevel, (ϕdoel), wordt vervolgens vertaald in een bijdrage aan de WBDBO in minuten. De uitgangspunten die hierbij gehanteerd worden zijn: − bij een stralingsniveau van 4 kW/m2 bedraagt de afstandsbijdrage 240 minuten (gelijk aan maximum WBDBO-eis); − bij een stralingsniveau van 15 kW/m2 is de afstandsbijdrage 60 minuten; − bij een stralingsniveau > 15 kW/m2 is de afstandsbijdrage 0 minuten; − tussen 4 en 15 kW/m2 neemt de afstandsbijdrage af met een lineair verloop.
13
De precieze waarde van de zichtfactor Fv kan ook berekend worden. De formules die hierbij gebruikt worden zijn te vinden in de integrale publicatie Beheersbaarheid van Brand 2007; Deel 1: Methode BvB paragraaf 5.3.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
35
V2BO Advies
bijdrage afstand Ca [min]
240 210 180 150 120 90 60 30 0 0
5
10
15
20
25
warmtestraling op doelgevel [kw/m2] figuur 3.11
bijdrage afstand Ca als functie van de warmtestraling
In figuur 3.11 kan de afstandsbijdrage in minuten afgelezen worden voor de berekende waarde van de warmtestraling op de doelgevel. Dit geeft de waarde van Ca, de bijdrage aan de WBDBO van de gevel door afstand. bijdrage ’buurgevel’, Cb De Methode BvB maakt een onderscheid tussen: − gevels gericht op aangrenzende gebouwen op eigen perceel; − buitengevels langs de perceelgrens. In het geval van bebouwing op eigen perceel moet de werkelijke waarde van de brandwerendheid van de tegenoverliggende gevel (van buiten naar binnen) in mindering worden gebracht op de vereiste WBDBO van de beschouwde gevel. Langs de perceelgrens moet vanwege spiegelsymmetrie worden uitgegaan van een fictief gebouw op het aangrenzende perceel. Binnen de Methode BvB wordt voor de bijdrage aan de WBDBO in dat geval een standaardwaarde van 30 minuten aangehouden. Dit geeft de volgende mogelijkheden voor de waarde van Cb: − Cb = feitelijke waarde brandwerendheid ‘buurgevel’ op eigen perceel (van binnen naar buiten); − Cb = 30 minuten voor ‘buurgevel’ aan de overzijde van de perceelgrens. 3.5.7
standaardwaarden brandwerendheid Standaardwaarden voor de brandwerendheid van scheidingsconstructies zijn: 0, 30, 45, 60, 90, 120, 150, 180, 210 of 240 minuten. Omdat productspecificaties gebaseerd op brandproeven aansluiten op deze standaardwaarden moet de theoretisch bepaalde brandwerendheid naar een standaardwaarde worden vertaald. De Methode BvB maakt een onderscheid in: − inwendige scheidingsconstructies; − uitwendige scheidingsconstructies.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
36
V2BO Advies
Voor inwendige scheidingsconstructies is de afronding altijd omhoog, tenzij de berekende waarde slechts een zeer geringe overschrijding van een standaardwaarde oplevert. Uitgangspunt is dat de overschrijding niet meer dan 2 minuten bedraagt. Bij een berekende WBDBO-eis van bijvoorbeeld 92 minuten voor een scheidingswand binnen een gebouw kan dus worden uitgegaan van een minimale weerstand tegen branddoorslag van 90 minuten. Aangezien in de berekende WBDBO-eis van uitwendige scheidingsconstructies meer veiligheden (toeslag, bijdrage afstand, bijdrage buurgevel) zijn opgenomen, is het gemiddelde van de twee standaardwaarden vertrekpunt voor de afronding. De afronding is omhoog, tenzij de berekende waarde niet meer dan 2 minuten boven het gemiddelde van twee standaardwaarden ligt waartussen de berekende waarde valt. Komt de berekende brandwerendheid van een gevel uit op 77 minuten (gemiddelde tussen standaardwaarden 60 en 90 is 75 minuten) dan kan – rekening houdend met een overschrijding van 2 minuten –in dit geval een brandwerendheid van 60 minuten voor de gevel worden aangehouden. 3.5.8
relatie met NEN 6068 Naast de specifieke eisen voor de WBDBO van gevels die voortvloeien uit de hierboven beschreven Methode BvB, moeten de buitengevels van grote brandcompartimenten ook voldoen aan brandoverslagberekeningen conform de NEN 6068, zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit 2003. Bij de berekening van de brandoverslag volgens deze norm gaat het met name om de straling op een overliggende gevel of een opgaande gevel vanuit gevelopeningen. Volgens de NEN 6068 kan met een brandwerendheid van de gevel van 30 minuten brandoverslag worden voorkomen. In het algemeen zal de Methode BvB echter tot hogere waarden leiden voor de brandwerendheid van de gevel. Controle op basis van NEN 6068 kan nodig zijn, bijvoorbeeld indien incidenteel niet beschermde gevelopeningen zijn opgenomen in een verder dichte buitengevel waarvan de uitvoering in overeenstemming is met de vereiste brandwerendheid volgens de Methode BvB. De vereenvoudigde bepalingsmethode die de NEN6068 geeft voor industriegebouwen, kan vanuit de Methode BvB niet worden toegepast voor grote brandcompartimenten.
3.5.9
verbindingen in de omhulling De term ‘verbinding’ wordt gebruikt voor een doorgang voor mensen en/of goederen vanuit een groot brandcompartiment naar een aanliggende ruimten. Verbindingen maken dus onderdeel uit van de inwendige omhulling. De berekende minimale brandwerendheid voor de brandmuur geldt vanzelfsprekend ook voor verbindingen die in die wand zijn opgenomen. Verbindingen in inwendige scheidingsconstructies moeten bovendien zelfsluitend worden uitgevoerd. Omdat het risico voor branduitbreiding hier relatief groot is, worden er eisen gesteld aan de afmetingen, aantal en plaats van de ‘enkelvoudige’ verbindingen. Deze aanvullende eisen gelden vanwege bijzondere risico’s alleen voor de maatregelpakketten I en III. Voor de andere maatregelpakketten gelden er behalve de vereiste brandwerendheden geen beperkingen voor aantal, plaats en uitvoering van verbindingen. De aanvullende eisen hebben betrekking op zogeheten ‘enkelvoudige’ verbindingen. Dubbel uitgevoerde doorgangen die zijn afgesloten door twee achter elkaar geplaatste zelfsluitende
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
37
V2BO Advies
constructies worden niet als een ‘verbinding’ beschouwd. Bij een doorgang uitgevoerd met een dubbele afsluiting moeten beide scheidingsconstructies dan wel samen de vereiste brandwerendheid bezitten. Beide afsluitingen moeten bovendien in een standaard situatie dicht zijn dan wel bij brand zelfsluitend zijn. Voert door een dubbelzijde verbinding een rookvrije vluchtroute dan moet deze als ‘sluis’constructie worden uitgevoerd. De deuren moeten dan minstens 2 m van elkaar af liggen en elk zelfsluitend zijn uitgevoerd. De aanvullende voorwaarden voor pakketten I en III zijn de volgende: − Bij toepassing van maatregelpakket I mogen hoogstens twee enkelvoudig uitgevoerde verbindingen in de omhulling worden opgenomen. De afmetingen van een enkelvoudige verbinding mag de volgende maten niet overschrijden (zie figuur 3.12): o oppervlakte ≤ 40 m2; o breedte ≤ 10 m; o hoogte ≤ 8m. Als twee of meer beweegbare delen binnen het maximale toegestane vlak liggen en naar hetzelfde brandcompartiment voeren, kunnen deze als één verbinding worden aangemerkt. − Bij maatregelpakket III zijn in het geheel geen (enkelvoudige) verbindingen toegestaan. Verbindingen moeten bij dit pakket dus altijd met dubbele afsluiting worden uitgevoerd en (gezamenlijk) een brandwerendheid hebben van ten minste 240 min.
figuur 3.12 maatvoeringeisen enkelvoudige verbindingen
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
38
V2BO Advies
3.6
Brandwerende scheidingen binnen het BvB-compartiment De Methode BvB is in beginsel ontwikkeld voor grote overzichtelijke ruimten. Het opnemen van fysiek gescheiden (kleine) verblijfsruimten binnen een BvB-compartiment zoals kantoorruimten is niet uitgesloten maar kan leiden tot extra brandwerende scheidingen binnen het grote brandcompartiment. Het gaat dan met name om maatregelpakket I waarbij een celvormige indeling voor de meeste gebruiksfuncties betekent dat extra brandwerende scheidingen binnen het brandcompartiment nodig zijn (zie 2.4.1). Dit heeft te maken met de extra tijd die in dat geval nodig kan zijn om een brandcompartiment te kunnen doorzoeken. De voorwaarden die aan interne brandwerende scheidingen bij toepassing van maatregelpakket I worden gesteld zijn de volgende: − Opdeling in clusters van kleinere verblijfruimten binnen een BvB-compartiment wordt toegestaan bij de gebruiksfuncties: bijeenkomstfunctie, gezondheidszorg, kantoorfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie en winkelfunctie. − Indien de gebruiksoppervlakte van deze cluster meer dan 1000 m2 bedraagt dient de omhulling van de cluster 60 minuten brandwerend te worden afgeschermd van de rest van het brandcompartiment volgens de eisen die het Bouwbesluit. Ligt de gezamenlijke gebruiksoppervlakte van de cluster tussen 500 en 1000 m2 dan is een brandwerende omhullende scheiding van 30 minuten vereist. Binnen de cluster moet worden voldaan aan de standaard prestatie-eisen volgens het Bouwbesluit. Dit houdt onder meer in dat daarbinnen geen brandcompartimenten mogen voorkomen van meer dan 1000 m2. − Een cluster van verblijfsruimten vormt – ook al is er een brandwerende scheiding - een onlosmakelijk deel van het BvB-compartiment en worden geheel meegerekend bij de bepaling van vuurlast en afmetingen. Brandscheidingen binnen het BvB compartiment mogen worden meegerekend bij de beoordeling van branduitbreidingstrajecten.
figuur 3.13
eisen brandwerendheid scheidingen binnen een BvB-compartiment
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
39
V2BO Advies
4
RESUMÉ VAN EISEN
4.1
Overzicht eisen In het schema opgenomen als bijlage A zijn per maatregelpakket de randvoorwaarden voor toepassing uitgewerkt. Verder geeft het overzicht een beknopt overzicht van alle relevante eisen voor omvang en uitvoering van het BvB-compartiment en de benodigde bouwkundige en installatietechnische voorzieningen. De beschrijving van de onderscheiden maatregelpakketten komt in essentie op de volgende punten neer: I Basispakket uitgaande van maximaal 300 ton vurenhout per brandcompartiment / normale ontwikkelsnelheid van brand / geen bijzondere bouwkundige of installatietechnische voorzieningen / adequate bescherming van omhulling inclusief verbindingen. II Verhoging van vuurlast tot 600 ton vurenhout per brandcompartiment / beperkte uitbreidingssnelheid van brand / adequate mogelijkheden voor tijdige alarmering / voorwaarden voor vroegtijdige bestrijding van brandhaard. III Bedoeld voor industriële bulkopslag van materialen met lage afbrandsnelheid / vuurlast mogelijk tot 3.000 ton vurenhout per brandcompartiment / tijdige alarmering en hoge beschermingsgraad omhulling. IV Automatische blusinstallatie aanwezig waardoor hoge vuurlast en grote omvang wordt toegestaan / weinig beperkingen voor toepassingsgebied / uitvoeringsniveau sprinkler van invloed op omvang brandcompartiment / nadere eisen voor bescherming van de buitenzijde van de omhulling. Hieronder volgt per maatregelpakket een overzicht van toepassingsmogelijkheden en beperkingen alsmede uitvoeringseisen.
4.2
Essentie van de vier pakketten
4.2.1
maatregelpakket I (basispakket) kenmerken Keuze voor maatregelpakket I betekent een beperkte vuurlast binnen het brandcompartiment in combinatie met bouwkundige voorzieningen om de brand onder controle te houden. De kenmerken zijn als volgt samen te vatten: − bouwkundige voorzieningen voor beheersen van brand / geen eisen aan installaties; − maximale toegestane vuurlast 300 x 103 kg_vh (5.700 GJ) / maximale grootte brandcompartiment is quotiënt van de maximaal toegestane vuurlast en gemiddelde vuurbelasting (niet gelimiteerd); − inwendige hoogte brandcompartiment ≤ 15 m; − gebruiksoppervlakte verdiepingen binnen het brandcompartiment maximaal 50% van het grondvlak; − basiseis omhulling afhankelijk van maatgevende vuurbelasting (qm) eventueel verhoogd met veiligheidstoeslag bij mogelijke faalkansen omhulling / bandbreedte WBDBO-eis omhulling 60 – 240 min;
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
40
V2BO Advies
− −
maximaal twee enkelvoudige verbindingen naar andere gebouwdelen in de inwendige omhullende brandscheiding toegestaan; stapeling van twee grote brandcompartimenten bij toepassing van dit maatregelpakket is mogelijk maar alleen onder de volgende voorwaarden: o gezamenlijke hoogte van beide brandcompartimenten ≤ 15 m; o WBDBO brandwerende vloer tussen brandcompartimenten baseren op maatgevende vuurbelasting (qm) vermeerderd met 60 minuten (toeslag) / maatgevende vuurbelasting onderste brandcompartiment ≤ 180 kg_vh/m2.
toepassingsgebied De volgende functies zijn bij maatregelpakket I binnen het betreffende brandcompartiment toepasbaar: − bijeenkomstfunctie, met uitzondering van kinderopvang; − gezondheidszorg, met uitzondering van gebouwdelen t.b.v. bedgebonden patiënten; − industriefunctie (waaronder dierverblijven tot 2.500 m2); − kantoorfunctie, tenzij onderdeel van kantoorgebouw; − onderwijsfunctie; − sportfunctie; − winkelfunctie; − overige gebruiksfunctie, excl. parkeergarages. Boven een groot brandcompartiment waar dit maatregelpakket wordt toegepast, mogen uitsluitend de bovenstaande gebruiksfuncties worden gesitueerd (dit betekent dat bijvoorbeeld geen woningen, patiëntenkamers of ruimten voor kinderopvang boven een BvB-compartiment met pakket I mogen liggen). Verder zijn dierverblijven (industriefunctie) niet toegestaan. Een ruimte of parkeerdek voor het stallen van motorvoertuigen (overige gebruiksfunctie) is daarentegen wel mogelijk. 4.2.2
maatregelpakket II (detectie en RWA) kenmerken Maatregelpakket II staat onder bepaalde voorwaarden een hogere vuurlast en grootte toe dan het vorige basispakket. De kenmerken zijn als volgt: − maximale toegestane vuurlast 600 x 103 kg_vh (11.400 GJ) / maximale grootte brandcompartiment is quotiënt van deze maximale vuurlast en de gemiddelde vuurbelasting (niet gelimiteerd); − beperkte ontwikkelsnelheid van brand: omvang brandhaard binnen 20 minuten niet groter dan 25 m2 en 10 m hoogte; − inwendige hoogte brandcompartiment ≤ 15 m; − gebruiksoppervlakte verdiepingen binnen het brandcompartiment maximaal 50% van het grondvlak; − WBDBO-eis omhulling is – met uitzondering van vloeren tussen BvB-compartimenten - gelijk aan de maatgevende vuurbelasting (qm) / bandbreedte WBDBO-eis omhulling 60 – 240 min; − geen eisen aan aantal en plaats verbindingen naar andere gebouwdelen in de inwendige bouwkundige voorzieningen; − bluswatervoorziening die het mogelijk maakt binnen 7 min. na aankomst van de brandweer water op het vuur te brengen in een hoeveelheid die minstens voldoende is voor twee handstralen;
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
41
V2BO Advies
−
− − − −
voorzieningen voor beperking van de rookdichtheid (zo mogelijk gecertificeerde RWAinstallatie) / zichtlengte van minimaal 20 m mogelijk tot 30 minuten na het ontstaan van brand; gecertificeerde automatische brandmeldinstallatie met volledige bewaking en directe doormelding naar de meldkamer van de brandweer; dragende kolommen direct grenzend aan opslaggebieden over opslaghoogte 60 minuten bestand tegen bezwijken; hoofddraagconstructie minimaal 20 minuten bestand tegen bezwijken bij brand tenzij hogere eisen Bouwbesluit / bij stapeling BvB-compartimenten hogere eisen; stapeling van twee grote brandcompartimenten bij toepassing van dit maatregelpakket mogelijk onder de volgende voorwaarden: o gezamenlijke hoogte van beide brandcompartimenten ≤ 15 m; o WBDBO brandwerende vloer tussen brandcompartimenten baseren op maatgevende vuurbelasting (qm) vermeerderd met 60 minuten (toeslag) / maatgevende vuurbelasting onderste brandcompartiment ≤ 180 kg_vh/m2;
toepassinggebied De gebruiksfuncties die binnen dit maatregelpakket kunnen worden toegepast zijn vergelijkbaar met het basispakket, namelijk: − bijeenkomstfunctie, met uitzondering van kinderopvang; − gezondheidszorg, met uitzondering van gebouwdelen t.b.v. bedgebonden patiënten; − industriefunctie (niet toepasbaar voor dierverblijven) − kantoorfunctie; − onderwijsfunctie; − sportfunctie; − winkelfunctie; − overige gebruiksfunctie. Boven een BvB-compartiment waar pakket II is toegepast, mogen uitsluitend de bovenstaande gebruiksfuncties worden ondergebracht. Dierverblijven zijn niet toegestaan in de bovenbouw. Vanwege de eisen ten aanzien van beperking rookdichtheid (RWA-installatie) zal het in de praktijk technisch moeilijk zijn gestapelde bouw binnen dit pakket te realiseren. 4.2.3
maatregelpakket III (industriële bulkopslag) kenmerken Dit pakket is uitsluitend gericht op bulkopslag met een hoge vuurbelasting in combinatie met een lage afbrandsnelheid. De omhulling moet derhalve in staat zijn de brand langdurig (4 à 5 uur) te weerstaan. Kenmerken van het pakket zijn als volgt samen te vatten: − maximale toegestane vuurlast 3.000 x 103 kg_vh (57.000 GJ) / maximale grootte brandcompartiment is quotiënt van deze maximale vuurlast en de (hoge) gemiddelde vuurbelasting; − gemiddelde vuurbelasting minstens 300 kg vh/m2; − materialen en opslag zodanig dat sprake is van een lage afbrandsnelheid (maximaal 0,3 kg_vh/min/m2); − inwendige hoogte brandcompartiment ≤ 15 m; − tussenverdiepingen binnen het brandcompartiment niet toegestaan tenzij incidentele kleine ruimten ten behoeve van bediening;
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
42
V2BO Advies
− −
− −
WBDBO-eis omhulling ≥ 240 min; geen enkelvoudige verbindingen naar aangebouwde gebouwdelen toegestaan / alle verbindingen dienen dubbelzijdig te worden uitgevoerd en een brandwerendheid van minimaal 240 minuten te bezitten; gecertificeerde automatische brandmeldinstallatie met volledige bewaking en directe doormelding naar de alarmcentrale; bebouwing boven op een BvB-compartiment is bij maatregelpakket III niet toegestaan.
toepassinggebied Dit pakket is uitsluitend bedoeld voor industriefunctie bestemd voor bulkopslag. Andere gebruiksfuncties zijn binnen dit maatregelpakket niet toegestaan. Bovenliggende bebouwing wordt niet toegestaan. 4.2.4
maatregelpakket IV (automatische blusinstallatie) kenmerken Het laatste maatregelpakket IV gaat uit van adequate werking van een gecertificeerde sprinklerinstallatie. De kenmerken van dit pakket zijn als volgt: − maximale toegestane vuurlast afhankelijk van het uitvoeringsniveau van de automatische blusinstallatie / normaal: 6.000 x 103 kg_vh (114.000 GJ) / verbeterd: 7.500 x 103 kg_vh (142.500 GJ) / hoog: 9.900 x 103 kg_vh (188.100 GJ); − gecertificeerde automatische blusinstallatie / uitvoeringsvorm moet aantoonbaar zijn afgestemd op de aanwezige situatie en feitelijke gebruik van het brandcompartiment / automatische doormelding volgens klasse B1; 14 zie richtlijnen VAS of NEN-EN-12845 − aan inwendige hoogte brandcompartiment worden geen eisen gesteld anders dan dat een adequate werking van de blusinstallatie gegarandeerd moet zijn; − geen eisen aan aantal en oppervlakte tussenverdiepingen binnen brandcompartiment; − WBDBO-eis omhulling is gelijk de gemiddelde vuurbelasting (qm) of een WBDBO-eis die gerelateerd is aan de compartimentsgrootte (kleinste waarde is maatgevend) / bandbreedte WBDBO-eis omhulling 0 – 240 min (zie ook volgende aandachtspunt); − vaste ondergrens voor WBDBO bij gevels langs de perceelgrens en bij horizontale scheidingen tussen boven elkaar gelegen BvB-compartimenten ≥ 60 minuten (tenzij het bovenliggende BvB compartiment ook gesprinklerd is); − geen eisen aan aantal en plaats verbindingen naar andere gebouwdelen in de inwendige bouwkundige voorzieningen; − passende voorzieningen aan omhulling om het doorslaan van een buiten het brandcompartiment ontstane brand naar het gesprinklerde BvB-compartiment te voorkomen;15 − stapeling van twee grote brandcompartimenten bij toepassing van dit maatregelpakket mogelijk / WBDBO-eis vloer tussen brandcompartimenten ≥ 60 minuten / gemiddelde vuurbelasting onderste brandcompartiment ≤ 240 kg_vh/m2.
14
Zie richtlijnen VAS of NEN-EN-12845
15
Deel 1 par. 4.4.3. geeft inzicht in mogelijke oplossingen (niet limitatief).
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
43
V2BO Advies
toepassinggebied Beperkingen wat betreft het toepassingsgebied zijn het huisvesten van ‘slaapfuncties’ (woonfunctie; celfunctie; gezondheidszorg bedgebonden patiënten; logiesfunctie) en dierverblijven binnen een gesprinklerd BvB-compartiment. Boven een BvB-compartiment waar pakket IV is toegepast zijn dierverblijven niet toegestaan.
4.3
Aandachtspunten voor uitwerking, indiening en toetsing Een bouwaanvraag voor een project met grote brandcompartimenten of een melding in het kader van Gebruiksbesluit (gebruiksmelding) moet vergezeld gaan van een rapportage waarin op een heldere en controleerbare wijze verslag wordt gedaan van werkwijze die is gevolgd. Dit is nodig om aan te tonen dat gelijkwaardige veiligheid is gewaarborgd. Een vorm van rapportage is vereist omdat een beroep wordt gedaan op het gelijkwaardigheidbeginsel. Het gevoegd gezag moet op grond van de aangeboden bewijs een oordeel kunnen vormen of toestemming kan worden verleend voor het realiseren en gebruik van een groter brandcompartiment dan het Bouwbesluit in de standaard bouwvoorschriften aangeeft. Het verdient aanbeveling om vooraf bij de gemeente te informeren naar eventueel bijzondere vereisten voor indiening als gewerkt wordt met de Methode BvB. Voor de beoordeling dient een zorgvuldig opgesteld rapport te worden overhandigd. Dit document is ook voor het verdere gebruik en de handhaving van belang. Immers: de keuzen en opgaven die in het begin zijn gemaakt hebben blijvende consequenties voor het gebruik van het compartiment en het beheer van voorzieningen. Bij handhaving is het noodzakelijk te kunnen afwegen wat de situatie was waarop de oorspronkelijke goedkeuring is verleend. Hetzelfde geldt als een toezichtarrangement is afgesproken om het gemelde gebruik te waarborgen. Het verdient aanbeveling bij de betrokken gemeente (brandweer) vooraf te informeren naar indieningvereisten. Er is geen standaard rapportagevorm voorgeschreven maar in bijlage C is een stramien uitgewerkt voor een mogelijke opzet van een rapportage op basis van de Methode BvB. Belangrijk is dat de uitgangspunten en consequenties voor eenieder helder zijn. Het is niet voldoende om in bouwkundige tekeningen de brandcompartimentering en brandwerendheden aan te geven. Daarnaast zal er een aparte rapportage moeten zijn waarin de uitwerking van de berekeningen is vastgelegd. De uitgangspunten en de bepaling van de vuurlast, de gemiddelde en maatgevende vuurbelasting moeten bijvoorbeeld controleerbaar zijn. Dit houdt in dat aparte berekeningen moeten worden overlegd. Op tekening of door middel van een omschrijving moet bovendien traceerbaar zijn op welk deel van het brandcompartiment de berekening betrekking heeft. Gegevens welke als basis dienen voor de berekeningen moeten nauwkeurig zijn uitgewerkt. Het loont de moeite hier al in een vroeg stadium te beginnen. Dit om ‘verrassingen’ in het planproces of bij de afwikkeling van de bouwaanvraag te voorkomen. Tijdens het planproces moet dan wel periodiek geverifieerd worden of ze nog steeds overeenkomen met de actuele situatie. Voorkomen moet worden dat in een te laat stadium blijkt dat niet meer voldaan wordt aan de eerder in het proces gekozen uitgangspunten.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
44
V2BO Advies
BIJLAGE A
0546-01 / Methode BvB in kort bestek
bijlage A
V2BO Advies TOEPASSINGGEBIED EN EISEN METHODE BVB 2007
MAATREGELPAKKET
0.1
KENMERKEN
1.0
TOEPASSINGSGEGEBIED
1.1
bestemming / gebruiksfunctie toepasbaar binnen een BvB-compartiment - woonfunctie nee - bijeenkomstfunctie kinderopvang nee bijeenkomstfuncties (overig) onder voorwaarden - celfunctie nee - gezondheidszorgfunctie bedgebonden patiënten nee gezondheidszorg (overig) onder voorwaarden - industriefunctie dierverblijven onder voorwaarden industriefunctie (overig) ja - kantoorfunctie zie voorwaarden - logiesfunctie nee - onderwijsfunctie zie voorwaarden - sportfunctie zie voorwaarden - winkelfunctie zie voorwaarden - overige gebruiksfunctie stallen van motorvoertuigen nvt overige gebruiksfunctie (overig) ja bestemming / gebruiksfunctie toepasbaar boven een BvB-compartiment - woonfunctie nee - bijeenkomstfunctie kinderopvang nee bijeenkomstfuncties (overig) ja - celfunctie nee - gezondheidszorgfunctie bedgebonden patiënten nee gezondheidszorg (overig) ja - industriefunctie dierverblijven nee industriefunctie (overig) ja - kantoorfunctie ja - logiesfunctie nee
1.2
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
I
MAATREGELPAKKET
II
uitsluitend voor bulkopslag
detectie / rookbeheersing / beperkte uitbreidingsnelheid
basispakket: geen verdere technische eisen
a)
a) b) a) a) a) a) c)
MAATREGELPAKKET
III
MAATREGELPAKKET gecertificeerde sprinklerinstallatie
nee
nee
nee
nee ja nee
nee nee nee
ja ja nee
nee ja
nee nee
nee ja
nee ja ja nee ja ja ja
nee ja (bulkopslag) nee nee nee nee nee
nee ja ja nee ja ja ja
nvt nee
ja ja
nee
ja
nee nee nee
ja ja ja
nee nee
ja ja
nee nee nee nee
nee ja ja ja
nvt ja
c)
nee nee ja nee nee ja nee ja ja nee
d)
d)
d) d)
bijlage A
IV
V2BO Advies -
onderwijsfunctie
TOEPASSINGGEBIED EN EISEN METHODE BVB 2007 -
sportfunctie winkelfunctie overige gebruiksfunctie stallen van motorvoertuigen overige gebruiksfunctie (overig)
ja
ja
d)
nee
MAATREGELPAKKET
II
MAATREGELPAKKET
ja ja
ja ja
d) d)
nee nee
ja ja
ja ja
ja ja
d) d)
nee nee
ja ja
MAATREGELPAKKET
I
ja III
MAATREGELPAKKET
2.0
OVERZICHT VAN EISEN BVB-COMPARTIMENT
2.1
eisen / bouwvorm - gelegen binnen één gebouw - hoogte compartiment
ja ≤ 15 m
ja ≤ 15 m
ja ≤ 15 m
ja geen beperking
-
tussenvloeren in compartiment maximaal aandeel tussenvloer in GO enkelvoudige verbindingen aantal enkelvoudige verbindingen
toepasbaar ≤ 50 %
toepasbaar ≤ 50 %
niet toepasbaar nvt
toepasbaar geen beperkingen
toepasbaar ≤ 2 stuks
toepasbaar geen beperking
niet toepasbaar nvt
toepasbaar geen beperking
maximale gebruiksoppervlakte BvB-compartiment [m2]
300.000 / q
600.000 / q
3.000.000 / q
6.000.000 / q 7.500.000 / q 9.900.000 / q
240 nvt
afhankelijk van q en gebruiksoppervlakte
-
2.2
eisen / componenten - WBDBO-eis [minuten] scheidingswanden en gevels scheidingsvloeren (bij bovenbouw) -
2.3
brandwerendheid [minuten] inwendige scheidingswanden gevels dragende kolommen in opslag gebieden
h)
qm qm + 60
h) i)
WBDBO-eis WBDBO-eis – Ca – Cb 60 minuten (tegen bezwijken)
240 240 – Ca – Cb geen eis
WBDBO-eis WBDBO-eis – Ca – Cb geen eis
ja
-
-
ja afhankelijk van specificaties sprinkler -
ja
ja
-
ja zie voorwaarden extra eisen
-
laag
≥ 300 kg_vh/m2 -
-
-
-
laag
inbrandsnelheid
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
e) f) g)
WBDBO-eis WBDBO-eis – Ca – Cb geen eis
eisen / brandveiligheidsinstallaties gecertificeerde automatische brandmeldinstallatie - rook- en warmteafvoer - automatische blusinstallatie - bluswatervoorziening eisen / overig - vuurbelasting q - ontwikkelsnelheid brand -
2.4
qm + toeslag qm + 60
l) m)
IV
bijlage A
j) k)
V2BO Advies TOEPASSINGGEBIED EN EISEN METHODE BVB 2007 3.0 3.1
MAATREGELPAKKET
I
MAATREGELPAKKET
II
MAATREGELPAKKET
III
MAATREGELPAKKET
IV
EXTRA EISEN BIJ STAPELEN VAN BVB COMPARTIMENTEN eisen / bouwkundig maximaal aantal BvB-compartimenten op ander BvB-compartiment - gezamenlijke hoogte gestapelde compartimenten - WBDBO-eis scheidende vloer -
3.2 -
eisen / gebruik (maatgevende) vuurbelasting in onderliggend BvB-compartiment [kg_vh/m2]
1
1
0
geen beperking
≤ 15 m
≤ 15 m
nvt
geen beperking
qm + 60
qm + 60
nvt
afhankelijk van q en gebruiksoppervlakte
≤ 180 (qm)
≤ 180 (qm)
nvt
≤ 240 (q)
NOTEN a) Binnen het BvB-compartiment is een cluster van kleine verblijfsruimten alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden: overschrijdt de totale gebruiksoppervlakte van deze cluster 500 m2 dan moet deze zone 30 minuten brandwerend zijn afgescheiden van het BvB-compartiment / bij een gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m2 is een 60 minuten brandwerende scheiding vereist; binnen de cluster moet worden voldaan aan de standaard prestatie-eisen , waardoor daarbinnen geen brandcompartimenten mogen voorkomen groter dan 1000 m2; brandscheidingen binnen het BvB-compartimenten tellen mee bij beoordeling van branduitbreidingstrajecten; de betreffende zone wordt wat betreft vuurbelasting en vloeroppervlakte volledig meegerekend bij bepaling maximale omvang BvB-compartiment en overige voorwaarden. b) De vloeroppervlakte mag maximaal 2500 m2 gebruiksoppervlakte bedragen. Levende have wordt niet meegenomen in de vuurlastberekening. c) De methode BvB is niet direct toepasbaar op parkeergarages. d) Niet uitgesloten boven een BvB-compartiment met pakket II maar vaak installatietechnisch moeilijk te realiseren vanwege RWA-installatie. e) Bij toepassing sprinklerinstallatie met uitvoeringsniveau normaal f) Bij toepassing sprinklerinstallatie met uitvoeringsniveau verbeterd g) Bij toepassing sprinklerinstallatie met uitvoeringsniveau hoog h) Minimum eis 60 minuten, maximum eis 240 minuten. i) Zonder bovenbouw moet de draagconstructie voldoen aan de eis van 20 minuten met betrekking tot bezwijken j) Voor pakket IV geldt een minimum eis van 60 minuten voor gevels die langs de perceelgrens liggen. Voor overige gevels geldt geen minimum eis. k) Minimum eis voor de scheidende vloer bij stapelen van BvB-compartimenten 60 minuten, tenzij het bovengelegen brandcompartiment eveneens van sprinkler is voorzien. Voor overige interne scheidingen geldt geen minimum eis. l) Voorzieningen moeten zichtlengte van minimaal 20 m tot 30 minuten na ontstaan van brand behouden (bijvoorbeeld door toepassing RWA-installatie). m) Bluswatervoorziening waarmee de brandweer binnen 7 min. na aankomst overal in het compartiment minstens twee handstralen kan inzetten, voor zover dat niet binnen die tijd direct vanaf een tankautospuit kan.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage A
k)
V2BO Advies
BIJLAGE B
vingeroefening Ter illustratie van de in deze samenvatting beschreven berekeningswijze, volgt hieronder voor een eenvoudig voorbeeld stapsgewijs een uitwerking van spoor A en B van de methode. uitgangspunten − bestemming: industriefunctie − gebruiksoppervlakte BvB-compartiment: 3.200 m2 − afmetingen compartiment 40 x 80 m − inwendige hoogte compartiment 12 m − totale vuurlast binnen BvB-compartiment: 9.500 GJ − compartiment aan twee zijden aangebouwd − buitengevel (80 x 12 m) langs bebouwing op eigen perceel − buitengevel (40 x 12 m) langs perceelgrens voorlopige keuze:
figuur B.1
maatregelpakket II
situering en afmetingen voorbeeldproject
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage B
V2BO Advies
afwikkelen spoor A De gemiddelde vuurbelasting uitgedrukt in vurenhoutequivalenten is afhankelijk van de berekende vuurlast in combinatie met de gebruiksoppervlakte en als volgt te bepalen:
q=
Q 1 9.500 × 10 3 1 × = × ≈ 156 kg _ vh / m 2 A 19 3.200 19
De maximaal toegestane grootte van het BvB-compartiment – uitgaande van toepassing van maatregelpakket II – is gebaseerd op een maximaal toegestane vuurlast van 600 x 103 kg_vh (maatregelfactor = 2). In formulevorm is de toegestane omvang als volgt te berekenen:
A max =
300.000 × M 300.000 x 2 = ≈ 3.850 m 2 q 156
De aanwezige gebruiksoppervlakte (3.200 m2) blijkt kleiner dan de maximaal toegestane omvang bij toepassing van dit maatregelpakket en dus acceptabel.
qgemiddelde vuurbelasting [kg_vh/m2]
400 350 300 250 200 150 100 50 0 1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
8.000
9.000
10.000
gebruiksoppervlakte [m2] figuur B.2
maximale omvang brandcompartiment maatregelpakket II als functie van gemiddelde vuurbelasting
In figuur B.2 is de relatie tussen gemiddelde vuurbelasting en gebruiksoppervlakte voor maatregelpakket II gevisualiseerd. De dunne lijn heeft betrekking op het basispakket I. Bij de aanwezige compartimentsgrootte is pakket II toepasbaar.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage B
V2BO Advies
Afwikkelen spoor B maatgevende vuurbelasting De maatgevende vuurbelasting (qm) uitgedrukt in vurenhoutequivalenten de vuurlast over de ongunstigste 1000 m2 van het brandcompartiment. In dit voorbeeld is deze bepaald op: − maatgevende vuurbelasting (qm) 176 kg_vh/m2 inwendige scheidingen Voor de inwendige scheidingsconstructies a en b is het afwikkelen van spoor B relatief eenvoudig. De eis voor de brandwerendheid is direct gerelateerd aan de waarde van de maatgevende vuurbelasting. De keuze voor maatregelpakket II houdt immers in dat er geen toeslag in rekening gebracht hoeft te worden bij het bepalen van de WBDBO-eis. De brandwerendheid van deze wanden moet dus minimaal 176 minuten bedragen en wordt afgerond op de standaardwaarde 180 minuten. uitwendige scheidingen Voor de twee buitengevels is de basiseis voor de WBDBO eveneens 176 minuten, omdat voor maatregelpakket II geen WBDBO-toeslag in rekening hoeft te worden gebracht. Voor het bepalen van de brandwerendheid van de buitengevels dient rekening te worden gehouden met een bijdrage van de afstand, Ca en een bijdrage van de buren, Cb. bijdrage afstand, Ca Voor het vaststellen van de bijdrage afstand Ca is het eerst nodig de zichtfactor Fv te bepalen met behulp van de tabel in figuur 3.8. Hiertoe moeten eerst de relatieve hoogte hr en de relatieve afstand xr worden bepaald op grond van de afmetingen van de buitengevels en de afstand tot de perceelgrens of naast gelegen bebouwing. Gevel c ligt tegenover bebouwing op eigen perceel met een afstand tussen de gevels van 8 m. Hier is de werkelijke tussenafstand input voor de berekening. Gevel d ligt langs de perceelgrens op 10 m afstand. Hierdoor dient vanwege de spiegelsymmetrische projectie voor de afstand tussen de gevelvlakken twee maal de afstand tot de perceelgrens te worden gerekend dus 20 m. De relevante gegevens zijn dan als volgt: gevel d gevel c breedte gevelvlak (b) 80 m 40 m hoogte gevelvlak (h) 12 m 12 m afstand (x) 8 m 20 m relatieve hoogte (hr) 0,15 0,30 relatieve afstand (xr) 0,20 1,00 0,23 zichtfactor (Fv) De waarde van Fv voor gevel c ligt boven de lichtgrijze band in de tabel. Dit betekent dat de stralingsintensiteit op de buurgevel meer is dan de maximale waarde voor brandoverslag namelijk 15 kW/m2. Dit betekent dat de bijdrage afstand Ca voor deze gevel op nul moet worden gesteld. De zichtfactor voor gevel d valt wel binnen de lichtgrijze band en hier levert de afstand dus een bijdrage aan het halen van de vereiste WBDBO. De bijdrage afstand kan voor deze gevel in twee stappen worden bepaald: ϕdoel = 0,23 x 45 = 10 kW/m2 Projecteren we deze waarde in figuur 3.11 dan volgt daaruit dat de bijdrage afstand Ca voor gevel d ongeveer 140 minuten bedraagt.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage B
V2BO Advies
bijdrage buren, Cb Voor gevel c moet de werkelijke waarde van de brandwerendheid van de tegenoverliggende gevel genomen worden. In dit geval is dat vastgesteld op 20 minuten. Voor de langs de perceelgrens gelegen gevel d moet voor de bijdrage van de fictieve ‘buurgevel’ een standaard waarde van 30 minuten worden aangehouden. bepaling brandwerendheid wanden en gevels Onderstaande figuur geeft een overzicht van de uiteindelijke waarde van de brandwerendheid van wanden en gevels.
gevel
a b c d figuur B.3
WBDBO-eis basis eis [min] toeslag
Ca [min]
realisatie Cb brandwerendheid [min] vereist / afgerond [min]
176
-
-
-
≥ 176
(180)
176
-
-
-
≥ 176
(180)
176
-
0
20
≥ 156
(150)
176
-
140
30
≥6
(0)
berekening van de brandwerendheid van de wanden en gevels
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage B
V2BO Advies
BIJLAGE C stramien BvB rapportage Hieronder is bij wijze van voorbeeld een stramien voor de inhoudsopgave voor een BvB-rapportage opgenomen. 1 inleiding − typering van de aangevraagde situatie; − gegevens van de aanvrager/gebruiker; − basisinformatie project; − verwijzingen naar tekeningen (versieaanduiding); 2 basisgegevens 1. situering: − beoogde BvB-brandcompartimenten; − aangrenzende brandcompartimenten; − perceelgrenzen / aangrenzende openbare wegen, water, of openbaar groen; 2. bouwkundige indeling en maatvoering: − grondvlak; − tussenverdiepingen (hoogte / vloeroppervlakte); − overige gegevens over de aard en omvang; 3. bestemming en gebruik: − beschrijving gebruik ter toelichting van vuurlastberekeningen; − indelingstekening met informatie over aanwezige vuurlast (opstelling opslag); − overige relevante informatie in termen van vuurbelasting en brandontwikkeling over productieproces en wijze van opslag (zoals aantal palletplaatsen e.d.); 4. constructie en, gevel- en dakopbouw en afwerking − informatie t.b.v. berekening vuurbelasting (permanente vuurbelasting); − inzicht in scheidingen met aanliggende brandcompartimenten; − indicatie geven van brandwerendheden (voorzover deze niet worden afgeleid in de methode); 5. gevelopeningen en verbindingen: − plaats en afmetingen gevelopeningen; − verbindingen: aantal, type, afmetingen, plaats. 3 berekeningsmethode − schets van (bijzonderheden bij) toepassing van de Methode BvB; − aandachtspunten m.b.t. toepassingsgebied (gebruiksfuncties, stapeling, interne tussenverdiepingen, bijzondere eisen) 4 bepaling vuurbelasting − totale vuurlast met onderscheid naar (semi) permanente vuurlast en variabele vuurlast; − gemiddelde vuurbelasting; − maatgevende vuurbelasting; 5 maatregelpakket / omvang − beschrijving gekozen maatregelpakket met analyse bijbehorende voorwaarden; − controle maximale omvang c.q. vuurbelasting;
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage C
V2BO Advies
6 − − − − − 7 1. − − − 2. − − − 3. − − − − 4. − 5. − − 6.
eisen aan gevels, wanden en verbindingen bepalen basiseis WBDBO / bepalen WBDBO-toeslag (indien van toepassing); WBDBO-eisen inwendige scheidingsconstructies (wanden/vloeren); bepaling afstandbijdrage (voor gevels); WBDBO-eisen uitwendige scheidingsconstructies; analyse verbindingen (indien van toepassing); samenvatting en conclusies vuurbelasting: kwantitatief maximale vuurlast (in kg_vh en MJ) verdeling (semi) permanent en variabel aandeel; maatgevende vuurbelasting; voorwaarden / beperkingen aard gebruik: kwalitatief aard goederen (brandontwikkeling); wijze van opslag en indeling; opslaghoogte; installatie ( indien van toepassing): sprinklerinstallatie automatische brandmeldinstallatie RWA-installatie evt. overige constructie / omhulling: eisen aan de constructie, gevels, wanden verbindingen; situering: aandachtspunten situering zoals handhaven van minimumafstanden; beperkingen in gebruik bij stapeling van brandcompartimenten overige: relevante punten.
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage C
V2BO Advies
0546-01 / Methode BvB 2007 in kort bestek
bijlage C