5e jaargang jaargang || nr nr 05 05 || mei juni 2013 2013 5e
EXTRA
METEN, WETEN EN GEZAMENLIJK VERBETEREN PROGRAMMA KWALITEIT VAN ZORG
04 05 Indicatoren
prostaatkanker in ontwikkeling
MC Special Achmea.indd 1
06 07 Focussen op uitkomstindicatoren
08 09 Kijkje in
de uitkomstkeuken
10 11 Zoeken naar winst voor patiënt
5/16/2013 8:02:57 PM
2 ACHMEA nr 05 | juni 2013
INHOUD 03
Informatie over kwaliteit als onderdeel van de declaratie ‘Zorgaanbieders worden verplicht om bij de declaratie aan een zorgverzekeraar voortaan informatie over de geleverde kwaliteit mee te sturen.’ Dit is een van de zinnen over kwaliteit van zorg in het regeerakkoord. Hoe valt deze uitspraak bij de zorgverzekeraar, en hoe bij de zorgprofessional?
05
Indicatoren voor prostaatkanker in ontwikkeling De ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren en gestroomlijnde zorgprocessen is een vooruitgang, vindt prof. dr. C.H. (Chris) Bangma, hoofd van de afdeling Urologie van het Rotterdamse Erasmus MC. Hij is zeker niet alleen maar positief hierover en benoemt ook “scherpe randjes” en zelfs potentiële “bedreigingen”.
07
Focussen op uitkomstindicatoren Het uitgangspunt van de zorgverzekeringswet is helder: transparantie over de kwaliteit van de geleverde zorg. Het regeerakkoord Bruggen slaan onderstreept de urgentie. Ontbreekt die informatie, dan kan de verzekerde (cliënt) niet kiezen en kunnen zorgverzekeraars hun inkooprol niet waarmaken.
09
Een kijkje in de uitkomstkeuken Binnen het programma Kwaliteit van Zorg zijn in 2011 elf aandoeningspecifieke projecten gestart. Daar zijn eind 2012, begin 2013 nog tien projecten aan toegevoegd. De eerste, voorzichtige resultaten komen beschikbaar. Een kijkje in drie koploperprojecten.
11
Werken in netwerkketens: winst voor de patiënt Samenwerking tussen de zorgaanbieders rond mensen met een chronische ziekte komt steeds meer van de grond. Maar wat die gezamenlijke zorg oplevert voor de patiënt, is nog onduidelijk. Met het programma Kwaliteit van Zorg probeert Achmea daarin verandering te brengen.
13
De diepte in over kwaliteit De ambities die Achmea heeft met het programma Kwaliteit van Zorg, kunnen pas op termijn worden waargemaakt. Ook voor die tijd al zet Achmea samen met artsen en ziekenhuizen stappen in zorginkoop op basis van kwaliteit. De gesprekken hiervoor gaan dan ook steeds meer de diepte in.
COLOFON Deze door Achmea gesponsorde themabijlage is een uitgave van Reed Business Media®2013. Oplage 50.000. Uitgeverij Reed Business Media, Postbus 152 1000 AD Amsterdam
Voor meer informatie kunt u mailen naar mickey.scherer@ achmea.nl. Teksten Daniël Dresden, Robbert Huijsman, Krista Kroon, Frank van Wijck, Lynette Wijgergangs
Uitgever Onno Dekker, Tel. 020 - 5159795
Fotografie Achmea en Levien Willemse, Erasmus Universiteit, Rotterdam.
Hoofdredactie Mickey Scherer, Achmea.
Projectmanagement Yvette Polman, Schrijfwaer
MC Special Achmea.indd 2
Basisontwerp Rimke Bartels, Twinmedia bv Auteursrecht en aansprakelijkheid Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere
manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgever, producent en auteurs verklaren dat deze uitgave op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld; evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Gebruikers van deze uitgave wordt met nadruk aangeraden deze informatie niet geïsoleerd te gebruiken, maar af te gaan op
hun professionele kennis en ervaring en de te gebruiken informatie te controleren. Algemene voorwaarden Op alle aanbiedingen, offertes en overeenkomsten van Reed Business Media zijn van toepassing de voorwaarden die zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
5/16/2013 8:03:00 PM
nr 05 | juni 2013 ACHMEA 3
INFORMATIE OVER KWALITEIT ALS ONDERDEEL VAN DE DECLARATIE
‘Zorgaanbieders worden verplicht om bij de declaratie aan een zorgverzekeraar voortaan informatie over de geleverde kwaliteit mee te sturen.’ Dit is een van de zinnen over kwaliteit van zorg in het regeerakkoord. Hoe valt deze uitspraak bij de zorgverzekeraar, en hoe bij de zorgprofessional? Door Lynette Wijgergangs
Marjolein Verstappen.
Marjolein Verstappen, vicevoorzitter Achmea divisie Zorg & Gezondheid “Wij zijn het programma Kwaliteit van Zorg gestart om samen met het zorgveld uitkomstindicatoren te definiëren en deze vervolgens te meten. Uiteindelijk draait het allemaal om de vraag van de patiënt: ‘Dokter, word ik weer beter en wanneer?’ Wanneer is de patiënt tevre-
MC Special Achmea.indd 3
den? En wat is in die context belangrijk om te weten? Nu het programma bijna twee jaar draait, merken we dat het ook nog bijproducten oplevert. Het neemt onze eigen medewerkers bijvoorbeeld mee in de inhoud van de zorg. Wij zijn al lang geen ‘declaratiefabriek’ meer, tegelijkertijd beschikken wij ook niet zomaar over uitgebreide kennis van de gezondheidszorg. Die moeten we langzaam opbouwen. De medewerkers van het programma Kwaliteit van Zorg werken nauw samen met zorgaanbieders. Hierdoor leren zij goed nuanceren. Je kunt wel roepen dat hoogcomplexe zorg zich moet concentreren in een aantal centra, maar de patiënt die met pijnklachten bij de huisarts komt, heb je nog niet zomaar op de juiste plek als hij of zij een
zeldzame vorm van kanker blijkt te hebben. Intern moeten we als zorgverzekeraar deze kennis opbouwen en dat gebeurt onder andere door de ervaringen die onze medewerkers opdoen in de aandoeningsspecifieke projecten binnen het programma.” “Moeten we zorgaanbieders verplichten informatie mee te sturen met de declaratie? Zo ja, wat dan? We ontvangen via de declaraties al veel informatie. Via die informatie zoeken we nu naar praktijkvariatie. Niet om de zorgaanbieder mee om de oren te slaan, maar als startpunt van het gesprek om verschillen kwalitatief te duiden. Wat is er aan de hand? Kunnen we het verschil wellicht corrigeren? Is er mogelijk sprake van overbehandeling? Het doel van deze
‘Wij zijn al lang geen ‘declaratiefabriek’ meer’
5/16/2013 8:03:05 PM
4 ACHMEA nr 05 | juni 2013
gesprekken is om te komen tot kwaliteitsverbetering. Aanvullende informatie bij de declaraties kan wellicht leiden tot een betere bepaling van de praktijkvariatie. Daar zit wel een aantal voorwaarden aan vast: er moet een duidelijke relatie zijn met DOT, het moet zinvolle aanvullende informatie zijn ten aanzien van de kwaliteit van zorg, en het moet passen binnen de declaratie. Uiteindelijk willen we met de meet- en weetinformatie van het programma Kwaliteit van Zorg de inkoop van kwaliteit van zorg sturen. Wat we in de praktijk nu al zien, is dat er enorme bewegingen plaatsvinden. Diverse beroepsgroepen hebben volumenormen gedefinieerd waardoor vanzelf al concentratie van zorg begint plaats te vinden. We hebben selectieve inkoop als middel achter de hand, maar in de praktijk blijkt het middel vaak al niet meer nodig.”
Anco Vahl, vaatchirurg Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Amsterdam “Aanvankelijk ben ik met enige achterdocht aan deze samenwerking met Achmea begonnen, maar ik vind nu dat we een mooi project hebben met een prachtige set PAV-indicatoren (PAV=perifeer arterieel vaatlijden, red.). Uit onze pilot blijkt dat we facturatiedata kunnen gebruiken om de kwaliteit van zorg te meten (zie ook elders in dit blad, red.). Dus om maar meteen met de deur in huis te vallen: de huidige gegevens die verstuurd worden naar de zorgverzekeraars geven al voldoende informatie over de geleverde kwaliteit, mits deze gegevens betrouwbaar zijn. En in dat laatste
Anco Vahl.
MC Special Achmea.indd 4
‘Ik ben een beetje allergisch voor de term zorginkoop’ zit momenteel de angel. Onze pilot bestond uit een retrospectief en een prospectief gedeelte. Het aantal patiënten dat we op basis van de retrospectieve studie in de prospectieve studie dachten aan te treffen, wordt bij lange na niet gehaald. We weten niet goed waar dat aan ligt, maar wellicht is het een registratieprobleem. Daarom hebben we besloten een parallelle registratie te starten. Niet alleen de diagnose PAV maar ook andere diagnoses die daar dicht tegenaan liggen, worden nu in het project meegenomen. Daarnaast is er veel discussie over de casemixcorrectie. We hebben binnen de pilot geprobeerd een casemixcorrectie toe te passen voor een redelijk homogene groep. Dat was al een hell of a job. Laat staan dat je het voor een heterogene groep moet doen. Sowieso heerst er binnen de beroepsgroep nog wel enige twijfel over de haalbaarheid en betrouwbaarheid van casemixcorrectie. Je weet nooit welke verstorende factoren je mist. Je ziet altijd wel iets over het hoofd.” “Ik ben een beetje allergisch voor de term zorginkoop. Wij verkopen geen zorg, dus hoe kun je dan zorg inkopen? En jaarlijkse contracten vind ik eigenlijk ook niet goed werkbaar. Je moet voor het verlenen van goede zorg zo veel investeren in apparatuur en mankracht, dat kun je niet voor slechts één jaar doen. Ik vind wel dat de facturatie vanuit de ziekenhuizen goed op orde moet zijn. En daar schort het soms nog wel aan. De ICT van ziekenhuizen is vaak niet goed voorbereid en ziekenhuissystemen zijn niet altijd goed ingericht. Had het DBC-systeem nog wel enige perverse prikkels, met het DOT-systeem lijkt dat helemaal voorbij. De DBC-registratie was ook niet geschikt om kwaliteit van zorg in kaart te brengen – er was te veel vervuiling. De DOT-registratie lijkt iets zorgvuldiger en dus beter geschikt voor kwaliteitsmetingen. Het systeem geeft in ieder geval nauwelijks tot geen
financiele prikkels meer. Waar we uiteindelijk ook naartoe willen, is het meten van de kwaliteit van leven van patiënten. Vooral bij patiënten met PAV is dat een belangrijk gegeven. Deze metingen blijken echter zeer arbeidsintensief en tijdrovend. De resultaten van het tweede deel van de pilot waarin wij bij patiënten met PAV prospectief PROMS (patient reported outcome measures, red.) hebben uitgevraagd, komen in de loop van mei beschikbaar. Ik ben benieuwd wat daaruit zal komen. Maar in de dataset die we nu in handen hebben, heb ik alle vertrouwen!” •
Het programma Kwaliteit van Zorg ontwikkelt uitkomstindicatoren voor de volgende aandoeningen: artrose, borstkanker, cerebrovasculair accident (CVA), coronaire hartziekten, cystic fibrosis, dementie, depressie, diabetes type 2, dikkedarmkanker, geboortezorg, hartfalen, lagerugklachten, longkanker, mondzorg, palliatieve zorg, perifeer arterieel vaatlijden (PAV), prostaatkanker, reumatoïde artritis, slechtziendheid, verstandelijke beperking, ziekte van Parkinson.
5/16/2013 8:03:06 PM
nr 05 | juni 2013 ACHMEA 5
INDICATOREN VOOR
PROSTAATKANKER
IN ONTWIKKELING
De ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren en gestroomlijnde zorgprocessen is een vooruitgang, vindt prof. dr. C.H. (Chris) Bangma, hoofd van de afdeling Urologie van het Rotterdamse Erasmus MC. Hij is zeker niet alleen maar positief hierover en benoemt ook “scherpe randjes” en zelfs potentiële “bedreigingen”. Door Daniël Dresden
B
ij het opzetten van kwaliteitsindicatoren en de concentratie van prostaatzorg in een beperkt aantal gecertificeerde klinieken, de zogenaamde echelonering, heeft prof. Bangma voorbeeld genomen aan de borstkankerzorg in Europa. Deze is sinds tien tot vijftien jaar uitgespreid over een aantal mammaunits. Over de vereisten van dergelijke klinieken is destijds een Europees position paper opgesteld. “Binnen dat systeem worden de geschikte klinieken geselecteerd op basis van een bepaald patiëntenaantal, werkwijze en organisatiestructuur”, vertelt Bangma. Ook heeft de Nederlandse Vereniging voor Urologie gekeken naar de zorg bij slokdarmen dikkedarmkanker, waarbij ook besloten is om de expertise te bundelen in een aantal centra. Hij verwacht dat op
MC Special Achmea.indd 5
basis van dit systeem in zo’n dertig Nederlandse klinieken prostaatkankerzorg gegeven zal gaan worden.1 Vergelijkbare veranderingen vinden momenteel plaats in de zorg voor patiënten met andere urologische tumoren, zoals blaas-, teelbal- en peniskanker. Bij niercelcarcinoom zijn de aantallen patiënten zodanig dat naar zijn verwachting ook daarbij de echelonering op een gegeven moment gaat plaatsvinden. Zorgverzekeraars, waaronder Achmea, komen steeds centraler te staan bij het spreiden en concentreren van de zorg.
Bangma wijst vervolgens op een nadeel van de huidige tendens om de echelonering te baseren op een minimum aantal interventies per centrum of specialist. “Het aantal is slechts een afgeleide van de uitkomst. Het is helemaal niet gezegd dat een uroloog die twee prostaatkankeroperaties per jaar doet, per definitie slechter opereert dan iemand die er jaarlijks twintig doet. Het aantal interventies is wel een van de makkelijkste en best meetbare methoden om de kans te vergroten een slechte behandelaar of behandelcentrum te identificeren.”
‘Goede zorg leidt in principe tot duurzame, goedkopere zorg’
5/16/2013 8:03:07 PM
6 ACHMEA nr 05 | juni 2013
Multidisciplinair team Een eerste vereiste voor kwalitatief hoogwaardige zorg voor patiënten met prostaatkanker is volgens Bangma de aanwezigheid van een multidisciplinair spreekuur met onder andere een oncoloog, radiotherapeut en uroloog. “Zo’n relatief simpele maatregel zou een geweldige verschuiving op gang helpen. En naar mijn mening ook een grote verbetering.” Een heersende angst onder artsen is dat door de toenemende invloed van zorgverzekeraars niet langer de zorg voor de individuele patiënt (gerealiseerd door een goed multidisciplinair team) maar eerder de kostenoverwegingen een primaire rol gaan spelen. Bangma verwacht niet dat deze ontwikkeling een bedreiging vormt voor het zorgproces. “Maar daar zullen we nog achter moeten komen. Uitgangspunt is dat het geen bedreiging is en dat goede zorg in principe leidt tot duurzame goedkopere zorg. De bedreiging zit veel meer in de tendens om de bekostiging van een aantal zaken op te knippen in vele segmenten, waarbij de verzekeraar apart de oncoloog, radiotherapeut en uroloog betaalt.” Als de expertise van een oncoloog in centrum A, van de radiotherapeut in centrum B en de uroloog in centrum C ingekocht zou worden, zou immers de samenhang van deze drie-eenheid in het geding kunnen komen. “Dan knip je je multidisciplinaire zorg in feite al in drie stukken en weet niemand meer tot wie hij zich moet wenden”, laat het Rotterdamse afdelingshoofd weten. “Die problemen spelen geen rol als je de zorg organiseert binnen één centrum. Wij proberen een totaalproduct verzekerd en betaald te krijgen.”
Differentiëren Zolang de specialisten en ziekenhuizen zich aan de kwaliteitsindicatoren houden en goede zorg leveren, hoeven ze volgens hem niet bang te zijn dat de stekker eruit wordt getrokken. Wel zullen centra zich verder gaan differentiëren. “Je kan in één ziekenhuis niet én alle capaciteiten heb-
Chris Bangma.
ben én overal goed in zijn. De verzekeraars, maar ook de patiëntenverenigingen, zullen niet toestaan dat het ene ziekenhuis ongebreideld in productie zal toenemen, terwijl een ander ziekenhuis niets meer overhoudt. De infrastructuur is veel te duur om het zomaar op te geven en de concentratie van zorg tot in het absurde door te voeren.” Voor bijzondere behandelingen zullen patiënten bereid zijn een grote afstand te reizen, maar voor veel frequent voorkomende ziekten zullen patiëntenverenigingen ook een breed netwerk van steunpunten verlangen. In een onlangs gestart wetenschappelijk project is Bangma bezig in samenwerking met de afdeling Beleid en Management Gezondheidszorg en Achmea te bekijken welke indicatoren nuttig zouden kunnen zijn om de structuur en uitkomst van de zorg te meten. Deze inventarisatiefase zal komende zomer afgerond zijn. Door de analyse van een aantal zaken over de afgelopen jaren wil hij bekijken of er een samenhang is tussen de parameters die een indicator vormen. Vervolgens wordt bekeken welke indicatoren wel/niet nuttig zijn voor een testfase in de dagelijkse praktijk van een aantal ziekenhuizen.
Administratieve handelingen De ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren is “een positieve dwang om de zorg kwalitatief beter te maken”, besluit Bangma zijn betoog. Van collega’s hoort hij echter over “scherpe randjes, die nogal eens negatief beschouwd worden”, zoals administratieve processen die nog niet automatisch verlopen, en een toegenomen druk op de registratie. “Voordat de indicatoren door iedereen als een gewin worden beschouwd, moeten we door een moeilijke fase heen waarin de registratiesystemen aangepast worden. Als van het kwartier dat per patiënt beschikbaar is, slechts zeven minuten effectief overblijven voor de patiënt zelf omdat de rest wordt ingenomen door papierwerk, dan zijn we verkeerd bezig. Die zeven minuten voor de patiënt moeten weer omgezet worden in twaalf minuten. De tijd die verloren gaat met administratieve handelingen, is immers kostbare tijd. We moeten die processen verder verbeteren.” Bangma prijst zich gelukkig in een prostaatcentrum te werken waar veel tijd aan de patiënten besteed wordt. •
Literatuur
‘We moeten eerst door een moeilijke fase heen’
MC Special Achmea.indd 6
1 Valdagni R, Albers P, Bangma C, et al. The requirements of a specialist Prostate Cancer Unit: a discussion paper from the European School of Oncology. Eur J Cancer. 2011 Jan;47(1):1-7.
5/16/2013 8:03:07 PM
nr 05 | juni 2013 ACHMEA 7
FOCUSSEN
OP UITKOMSTINDICATOREN Het uitgangspunt van de Zorgverzekeringswet is helder: transparantie over de kwaliteit van de geleverde zorg. Het regeerakkoord Bruggen slaan onderstreept de urgentie: “We verplichten aanbieders van zorg om bij de declaratie ook informatie te geven die nodig is om vast te kunnen stellen dat kwaliteit geleverd is.” Ontbreekt die informatie, dan kan de verzekerde (cliënt) niet kiezen en kunnen zorgverzekeraars hun inkooprol niet waarmaken. Door Robbert Huijsman
K
waliteit meten kan in termen van allerlei structuur-, proces- en uitkomstindicatoren. Dit wekt verwarring over de vraag wát we precies meten. Deze verwarring wordt nog eens versterkt door het feit dat we bij kwaliteit te maken hebben met veel verschillen. Namelijk in waarnemersperspectief (professional, patiënt, mantelzorger), in manier van dataverzameling (klinische registratie en patiëntmetingen bijvoorbeeld) en in meetinstrument (zoals een audit, de PROM of de CQindex). Willen we de organisatie van het proces meten of de uitkomst van de behandeling? Dat ligt maar net aan het perspectief van degene aan wie je het vraagt. Het management van de zorgorganisatie is vooral gericht op de juiste (organisatie)structuren en governance. De professional heeft primair oog voor zorgstandaarden en richtlijnen, en voor de juiste (keten)processen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg kijkt naar veiligheid als ondergrens voor kwaliteit. En de zorgverzekeraars willen de zorgpremies optimaal benutten om de beste zorg in te kopen. Dit leidt tot uiteenlopende invullingen van het begrip kwaliteit.
MC Special Achmea.indd 7
Praktisch Achmea kiest voor de praktische insteek. Het legt de nadruk op uitkomstindicatoren omdat deze helpen de toegevoegde waarde van zorg te optimaliseren. Dit biedt het beste uitgangspunt om bij het contracteren van zorgaanbieders tot een goede balans te komen tussen de premies die de verzekerden betalen en de zorg die daarvoor wordt ingekocht. Als zorgverzekeraar wil Achmea sturen op deze toegevoegde waarde in relatie tot volume en kosten. Er worden drie uitkomstindicatoren onderscheiden: • technische uitkomsten van behandeling en zorgverlening; • het behaalde niveau van kwaliteit van leven en functionele gezondheid van de patiënt of cliënt; • uitkomsten over de totale service rondom het zorgtraject zoals de cliënt die heeft ervaren. Door de uitkomstindicatoren in deze onderlinge samenhang te beschouwen, stelt Achmea de directe helende en productieve relatie tussen patiënt en zorgverleners weer centraal. Het gaat erom wat het zorgtraject in zijn totaliteit de patiënt oplevert in termen van gezond-
Robbert Huijsman. (Foto: Levien Willemse, Erasmus Universiteit, Rotterdam)
heid en herstel, kwaliteit van leven, het herwinnen van eigen regie en regelvermogen, en zelfredzaamheid. Zijn die uitkomstindicatoren eenmaal benoemd, dan is het de bedoeling dat zorgverleners ze inpassen in hun eigen registratiesystemen. Het gaat immers over hun eigen werk. Dit valt in toenemende mate waar te nemen, bijvoorbeeld in de PRN (geboortezorg), DICA (oncologie en verder) en CVA-zorg. Zorgprofessionals kunnen hiermee hun eigen inzet beoordelen en zo nodig het primaire proces bijsturen om tot de best mogelijke behandelresultaten voor hun
5/16/2013 8:03:10 PM
8 ACHMEA nr 05 | juni 2013
cliënten te komen. Verdere professionalisering hiervan schept ruimte om afscheid te nemen van extra vragenlijsten van externe partijen, waarmee zorgverleners nu nog te maken hebben. En dat zou pas écht meerwaarde hebben, want vragenlijsten leiden altijd tot bureaucratie en vervreemding. Die extra vragenlijsten zijn niet meer nodig omdat de zorgverleners, die alle zinvolle informatie over kwaliteit in hun eigen registraties inpassen en met hun declaraties meesturen, zelf al voldoen aan die verplichting die in het regeerakkoord van Rutte II te lezen staat.
Snel meer transparantie Achmea wil met haar programma Kwaliteit van Zorg een actieve rol spelen in de ontwikkeling en toepassing van kwaliteitsindicatoren. Bij de start van het programma in 2011 bestond slechts zes à zeven procent van de transparantie in kwaliteit van zorg op basis van uitkomstindicatoren. Het ambitieuze doel is om dit binnen vier tot vijf jaar naar veertig procent te brengen. Achmea doet dit samen met het veld – inmiddels loopt het programma al voor meer dan twintig aandoeningen en zorgsegmenten. Elk project dat in dit kader ontwikkeld wordt, doorloopt in principe dezelfde stappen om tot werkbare en gedragen uitkomstindicatoren te komen: ontwikkelen, meten, weten en doen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van kennis die er – nationaal en internationaal, in theorie en praktijk – al is. Zijn voor een aandoening al indicatoren ontwikkeld, dan richt men zich in zo’n project op het meten. Is er al een registratie, dan wordt er gefocust op het landelijk benchmarken en ontsluiten van kwaliteitsinformatie naar cliënten. Het is een proces dat veel energie vergt, maar wel leidt tot een veel betere indicatorenset die gedragen wordt door de professionele werkpraktijk en die daar ook in past. Het ontwikkelen van de indicatorenset draagt bij aan drie doelstellingen:
Shifting the curve to the right:
ondermaatse professionals
gemiddelde professionals
Kwaliteit van Zorg
• De spiegelinformatie stimuleert zorgaanbieders om zichzelf te verbeteren, eventueel ondersteund via gezamenlijke verbeter- of doorbraakprogramma’s. • Zorginkopers kunnen hun inkoopbeleid beter baseren op inzicht in de uitkomsten van zorg. • Het stimuleert verzekerden en hun verwijzers om bewuste zorgkeuzes te maken, waarbij ze inzicht in uitkomsten meewegen in hun beslissing.
Verantwoord sturen We hebben gezien dat het eenzijdig sturen op kosten leidt tot omzetmaximalisering en kwaliteitsverlies. Het is dan ook goed dat het huidige regeerakkoord uitgaat van een andere insteek: sturen op kwaliteit en volumecondities, omdat dit tegelijkertijd kostenbeheersing oplevert. Het recente rapport De relatie tussen volume en kwaliteit van zorg: tijd voor een brede benadering van IQ, Nevel en iBMG laat zien dat voor deze aanpak wetenschappelijke bewijzen bestaan. Een beperking hierbij is wel dat kwaliteit in onderzoek vrijwel altijd in verband wordt gebracht met mortaliteit. Andere uitkomsten zijn vaak relevanter. En Achmea’s brede definitie van de bovengenoemde drie uitkomstindicatoren zorgt er ook voor dat met die meer relevante uitkomsten rekening gehouden wordt. Er wordt gekoerst op kwaliteitsuitkomsten en daarmee worden nieuwe inkoopmodellen ontwikkeld. Achmea wil ervoor zorgen
‘Hoe publiceren we zonder te kwetsen, op een manier dat er een positief effect van uitgaat’
MC Special Achmea.indd 8
bovenmaatse professionals
dat zorgverleners uiteindelijk snellere en betere feedback krijgen over hun prestaties. Vallen die tegen, dan kunnen korte verbeterprogramma’s de kwaliteit alsnog op peil brengen. Zo wordt de lijn gaandeweg vanzelf doorgetrokken naar wat kwaliteit 3.0 genoemd kan worden. De eerste stap hiernaartoe is versnelling in het proces van ontwikkelen, meten, weten en doen. Afzonderlijke organisaties en professionals kunnen de data niet langer voor zich houden; die tijd is voorbij. De cliënt/verzekerde dringt ook aan op koppeling van informatie uit de keten. En als zorgaanbieders en zorgverzekeraars niet zelf die vraag beantwoorden, zal een wildgroei aan informatiemakelaars ontstaan. Dit hoeven we niet te laten gebeuren, want zorgverzekeraars beschikken over enorme hoeveelheden data over het feitelijk gebruik en de gang van de patiënt door de zorg. Technisch gezien slagen diezelfde zorgverzekeraars er steeds beter in om die data te koppelen, te analyseren en te aggregeren tot bruikbare stuurinformatie. De volgende stap is dat de schroom wordt afgegooid om echt op basis van die data te handelen, zodat inzicht ontstaat in de toegevoegde waarde van elke afzonderlijke bijdrage aan het totale leveringsproces voor de cliënt. De effectiviteit en efficiency van ketenprocessen krijgen dan een enorme impuls, zodat de zorgverzekeraar veel beter kan inkopen en regisseren op de combinatie van kostenbeheersing, toegevoegde cliëntwaarde, toegankelijkheid en duurzaamheid van het zorgstelsel. Bovendien krijgt de cliënt de informatie die hij nodig heeft om zelf te kunnen meesturen en meebeslissen, voor gepersonaliseerde zorg onder eigen regie. •
5/16/2013 8:03:13 PM
nr 05 | juni 2013 ACHMEA 9
EEN KIJKJE IN DE
UITKOMSTKEUKEN Binnen het programma Kwaliteit van Zorg zijn in 2011 elf aandoeningspecifieke projecten gestart. Daar zijn eind 2012, begin 2013 nog tien projecten aan toegevoegd. De eerste resultaten komen beschikbaar. Een kijkje in drie koploperprojecten. Door Lynette Wijgergangs
Ellen Rouwet, vaatchirurg Erasmus Medisch Centrum “De kwaliteit van de zorg voor patiënten met perifeer arterieel vaatlijden (PAV) in kaart brengen. Dat was het doel van onze pilotstudie met Achmea”, vertelt Ellen Rouwet. “De aanleiding was de grote spreiding in de zorg voor deze groep patiënten in Nederland. PAV kent twee groepen patiënten: patiënten met claudicatio intermittens en patiënten met kritieke ischemie. In het eerste deel van onze pilot hebben we bij deze laatste groep patiënten gekeken naar harde uitkomstmaten: overleving na één jaar en behoud van het been, evenals patiëntkenmerken die deze uitkomsten mogelijk beïnvloeden. Hierbij is gebruikgemaakt van gegevens uit de bestaande registraties en specifieke gegevens die bekend zijn bij de zorgaanbieders. In totaal zijn
Ellen Rouwet.
MC Special Achmea.indd 9
‘Wij blijven in de academie vaak hangen in geneuzel in details’ er negen ziekenhuizen bij deze pilot betrokken. Gaandeweg de pilot bleek dat er niet eenduidig geregistreerd wordt – dat was voor ons een belangrijk leermoment. Als je met gegevens wilt werken die al beschikbaar zijn, moeten deze wel op orde zijn en moet er overal met dezelfde diagnoses gewerkt worden. Na analyse van de gegevens bleken er duidelijke verschillen te bestaan tussen de ziekenhuizen, zelfs na casemixcorrectie.” Volgens Rouwet zijn er naar schatting een half miljoen Nederlanders met PAV. Er bestaan diverse behandelstrategieën die in kosten sterk uiteenlopen. “Aanvankelijk werden deze patiënten vaak geopereerd. Toen volgde de voorkeur voor dotteren. Maar er zijn ook effectieve non-invasieve behandelingen zoals gesuper viseerde looptherapie. Van groot belang voor deze patiënten is de kwaliteit van leven. Daarom hebben we in het tweede deel van de pilot prospectief bij alle patiënten in de negen deelnemende ziekenhuizen gevalideerde vragenlijsten afgenomen ter bepaling van de kwaliteit van leven en loopfunctie voor en na behandeling. In de praktijk kwamen we erachter dat het afnemen van deze vragenlijsten zeer arbeidsintensief en tijdro-
vend is en dat sommige mensen moeite hebben om dergelijke vragenlijsten correct in te vullen. Toch moet het meten van kwaliteit een standaardonderdeel van de zorg worden, ook patiënten moeten dat leren.” Rouwet vond het zeer verhelderend om met een zorgverzekeraar samen te werken. “Wij blijven in de academie vaak hangen in geneuzel in details en komen daarmee niet veel verder. De aanpak van een verzekeraar is veel bedrijfsmatiger en geeft sneller resultaten.”
Heleen Kool, eerstelijnsverloskundige Zeist Al sinds 2008 heeft de verloskundige praktijk waarin Heleen Kool werkt een intensieve samenwerking met een aantal andere verloskundige praktijken in de regio en met het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) in Utrecht. Heleen Kool is voorzitter van dit verloskundig samenwerkingsverband (VSV). “Onze VSV is uniek omdat het bottom-up ontstaan is. Er is vertrouwen en gelijkwaardigheid en het mag best af en toe eens schuren.” Via Arie Franx, hoogleraar Verloskunde in het WKZ, heeft Achmea contact gezocht met dit VSV. “In het
5/16/2013 8:03:13 PM
10 ACHMEA nr 05 | juni 2013
begin was er best wat angst om samen met een zorgverzekeraar een project te starten”, geeft Kool toe. “Maar gaandeweg het project bleek dat we allemaal transparantie in de zorg nastreven en zijn we gewend geraakt aan het idee dat een zorgverzekeraar medeverantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van zorg. Wat ik goed vind, is dat wij als werkveld zelf de kwaliteitsindicatoren hebben vastgesteld: wat bepaalt nu de kwaliteit van de geboortezorg? Daar is de nodige discussie over geweest.” Binnen het project Geboortezorg van het programma Kwaliteit van Zorg van Achmea wordt gekeken naar de mogelijkheden om uitkomstindicatoren in de ketenzorg te meten. Hiertoe is onder andere een model uit de Verenigde Staten overgenomen, de zogenaamde Adverse Outcome Index (AOI)1. Deze index geeft een score voor het aantal bevallingen met een ongewenst resultaat. Uit gegevens die de ziekenhuizen en verloskundige praktijken ook reeds aanleveren bij de Stichting Perinatale Registratie Nederland en declaratiegegevens van Achmea is deze score uitgerekend voor Utrecht, Rotterdam en Leiden. “Deze benchmark liet verschillen tussen de drie VSV’s zien. De vraag is nu hoe we deze verschillen moeten interpreteren. De registratie bleek hier en daar nog niet geheel te voldoen, dus deze moeten we eerst verbeteren”,
Heleen Kool.
aldus Kool. “Binnen onze eigen VSV hebben we aan de hand van de resultaten gekeken naar verbeterpunten. Daar zijn we al mee aan de slag gegaan.” Kool hoopt dat dit project een goed voorbeeld vormt voor andere VSV’s om de kwaliteit van de geboortezorg in kaart te brengen en verbetercycli te initiëren. “Elke zwangere vrouw heeft het recht haar eigen zorgkeuze te maken, gebaseerd op inzichtelijke informatie over de kwaliteit.”
Peter Siersema, hoogleraar Maag-, Darm- en Leverziekten aan het UMC Utrecht “Het enthousiasme van de groep, dat vond ik mooi om te zien. In onze eerste bijeenkomst kwam veel positieve energie los. Na een aantal voorgesprekken met Ernst Kuipers, hoogleraar Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, en Theo Hiemstra van Achmea, hebben we een bijeenkomst georganiseerd. Aanvankelijk was er nogal wat scepsis ten aanzien van het met elkaar delen van gegevens en het uitvragen van patiënten. Maar ik denk dat iedereen zich realiseert dat kwaliteit een belangrijk onderdeel is van de zorg. Kwaliteit was steeds al wel in beeld, maar niet altijd op de goede manier. We hadden er niet de juiste indicatoren, normen en instrumenten voor. En die zijn we nu aan het ontwikkelen.” In deze pilot is gekeken naar de kwaliteit van de colonoscopie in zeven verschillende ziekenhuizen. Aanvankelijk retrospectief: hoe vaak ontstaat er dikkedarmkanker na een colonoscopie? En vervolgens prospectief. Bij meer dan 3.600 colonoscopieën is geregistreerd of er poliepen gezien werden, of het einde van de dikke darm werd bereikt en of de darm schoon was. Ook is gekeken naar het optreden van complicaties binnen dertig dagen, zijn patiënten geënquêteerd en is hun tevredenheid bepaald. “Variatie tussen de ziekenhuizen was aantoonbaar voor alle parameters”, vertelt Siersema. “De goed presterende zie-
‘In het begin was er wat angst om met een zorgverzekeraar een project te starten’
MC Special Achmea.indd 10
Peter Siersema.
‘Kwaliteit was niet altijd op de goede manier in beeld’ kenhuizen moeten vooral doorgaan met wat ze doen, en de minder goed presterende moeten zich eens achter de oren krabben en kijken waar ze kunnen verbeteren. De conclusie van deze pilot is in ieder geval dat iedereen enthousiast is en het nut van een goede registratie inziet. Het negatieve van een aantal jaren geleden is al lang verdwenen. Natuurlijk zijn er voorlopers en achterblijvers, maar uiteindelijk wordt iedereen wel meegetrokken. We zijn het eens over de definities van de parameters en we vinden dat er een goede registratie moet komen. Daar gaan we ons de komende jaren op richten. Als die registraties goed opgezet zijn en betrouwbare informatie geven, gaan we nadenken over het publiceren van de kwaliteitsgegevens. Hoe publiceren we zonder te kwetsen, maar wel op een manier dat er een positief effect van uitgaat? Wellicht moet dat anoniem gebeuren, maar als je met elkaar gelooft in kwaliteit dan moet je ook allemaal over de brug komen.” •
Noot 1 Mann S, Pratt S, Gluck P, et al. Assessing quality obstetrical care: development of standardized measures. Jt Comm J Qual Patient Saf 2006; 9: 497-505.
5/16/2013 8:03:17 PM
nr 05 | juni 2013 ACHMEA 11
WERKEN IN NETWERKKETENS:
DE WINST VOOR DE PATIËNT Samenwerking tussen de zorgaanbieders rond mensen met een chronische ziekte komt steeds meer van de grond. Maar wat die gezamenlijke zorg oplevert voor de patiënt, is nog onduidelijk. Met het programma Kwaliteit van Zorg probeert Achmea daarin verandering te brengen. Door Krista Kroon
P
atiënten met een chronische ziekte krijgen vaak te maken met een hele reeks zorgaanbieders, van huisarts en ziekenhuis tot fysiotherapeut of thuiszorg. De samenwerking tussen die zorgverleners, ofwel ketenzorg, komt steeds meer op gang. In de afgelopen jaren zijn ketens opgezet rond diverse aandoeningen. Maar het is nog onduidelijk wat die ketens precies bijdragen aan het welbe-
vinden van de patiënt, zegt Marleen van Oirsouw. Zij leidt bij Achmea het onderdeel langdurige zorg binnen het programma Kwaliteit van Zorg, dat als doel heeft resultaten van zorgnetwerken zichtbaar te maken. “Als een hele keten van zorgverleners betrokken is, kun je niet zeggen: deze persoon heeft deze kwaliteit geleverd. Wij stellen al wel eisen aan de samenwerking, het maken van zorgplannen, enzovoorts. Maar we kunnen nog niet objectief meten wat deze zorg oplevert.” Terwijl dat cruciaal is voor verbetering van de kwaliteit, aldus de programmaleider. “Wij willen weten waar de zorg het beste is, zodat hij ergens anders ook zo goed kan worden. Als je weet welke netwerken het beste presteren, kun je bekijken waardoor zij hoger scoren.”
Kwaliteit van leven
Marleen van Oirsouw.
MC Special Achmea.indd 11
Een van de projecten in het programma gaat over dementie. Ketens van dementiezorg registreren al gegevens over het zorgproces, zoals het percentage patiënten met een casemanager en het activiteitenaanbod. Om ook de geleverde kwaliteit te meten, is het allereerst nodig
te bepalen wat de zorg teweeg zou moeten brengen en waaraan dat valt af te meten. Is het doel dat mensen ondanks hun ziekte een goed leven kunnen leiden, dan moet je de kwaliteit van hun leven kunnen vaststellen. Margje Mahler, senior programmamedewerker kwaliteit en innovatie ouderenzorg bij kenniscentrum Vilans, testte een methode daarvoor. Samen met mensen uit het veld en onderzoekers van Achmea maakte ze een combinatie van het instrument Volhoudtijd en Dementia Quality of Life Instrument, en vulde deze aan met items over de leefsituatie. Het resultaat is een compacte lijst met allereerst zes vragen voor de patiënt, zoals: ‘Hebt u het gevoel dat u problemen heeft met uw stemming?’ De professional die de vragenlijst afneemt, kan daarbij aantekenen hoe betrouwbaar het antwoord is. Voor de mantelzorger is de eerste vraag: ‘Als het zo doorgaat, hoelang denkt u het dan nog vol te houden?’
Natuurlijk moment Tijdens een proef in vier regio’s hebben casemanagers de vragen gesteld aan
5/16/2013 8:03:26 PM
12 ACHMEA nr 05 | juni 2013
liteit van leven en belasting van de mantelzorger. Ketens kunnen die uitkomsten vervolgens in verband brengen met hun scores op procesindicatoren, om te achterhalen waar hun zorg voor verbetering vatbaar is.
Grote verschillen
Margje Mahler.
350 cliënten. Het instrument blijkt niet alleen bruikbaar om de kwaliteit van leven in kaart te brengen, maar leidt ook tot meer aandacht voor de behoeften van de persoon met dementie zelf. Mahler: “Voorheen voerden professionals vooral een gesprek met de mantelzorger. Terwijl je ook mensen met geheugenklachten nog goed als mens kunt aanspreken. Door vragen te stellen aan henzelf, krijg je heel andere gesprekken.” De pilot was zo succesvol dat hij landelijk navolging krijgt. Alle regio’s gaan het gebruiken tijdens wat Mahler noemt ‘natuurlijke momenten in het zorgproces’, zoals de intake of de evaluatie van het zorgplan. Van Oirsouw is daar blij mee. “Je kunt meteen zien wat er te verbeteren valt in de zorg voor de betreffende patiënt. Dat is het mooie: de meting is niet iets wat professionals voor óns moeten doen, maar voor de zorgverlening.” Het instrument maakt vergelijking tussen ketens mogelijk als het gaat om kwa-
Ook ParkinsonNet is in samenspraak met Achmea bezig zijn opbrengsten zichtbaar te maken. Dit landelijke netwerk verenigt behandelaren die betrokken zijn bij de ziekte van Parkinson. ParkinsonNet leidt een selecte groep van onder meer fysiotherapeuten, ergotherapeuten en logopedisten op voor de begeleiding van mensen met parkinson. Deze gespecialiseerde behandelaren weten elkaar vervolgens te vinden dankzij bijeenkomsten en de website parkinsonnet. nl. “Het is belangrijk dat zorgverleners hun behandeling afstemmen”, zegt Marten Munneke, directeur van ParkinsonNet. “Wanneer je als fysiotherapeut hoort dat iemand valt doordat hij ’s nachts vaak naar de wc moet en dan heel stijf is, kun je bijvoorbeeld met de neuroloog overleggen of daar met medicatie iets aan te doen is.” Het gunstige effect van de netwerkvorming bleek een aantal jaren geleden uit declaratiegegevens van zorgverzekeraars. In de regio’s zonder netwerk, die er toen nog waren, kampten meer parkinsonpatiënten met heupfracturen. “Fysiotherapeuten die door ons zijn opgeleid kunnen mensen coachen op veilig bewegen, waardoor ze minder vallen”, legt Munneke uit. Een aantoonbaar succes, maar om de zorg verder te verbeteren wil ParkinsonNet de vinger aan de pols houden. “We willen het proces gaan meten én van alle patiënten bijhouden hoe hun kwaliteit van leven zich ontwikkelt, bijvoorbeeld de mate van zelfstandigheid en veranderingen in cognitie. We verwachten grote verschillen tussen de regio’s in zowel proces als uitkomsten, en daarmee veel prikkels om iets te doen aan de zorg.”
Doorpakken
Marten Munneke.
MC Special Achmea.indd 12
Bij de netwerken voor palliatieve zorg staan de kwaliteitsindicatoren nog in de kinderschoenen. De betrokken zorgaanbieders, zoals ziekenhuizen en thuiszorg, zijn er tot nu toe alleen afzonderlijk mee bezig. “Kwaliteit is een belangrijk, maar lastig onderwerp”, zegt Wim Jansen,
Wim Jansen.
coördinator van het netwerk palliatieve zorg Amsterdam-Diemen en van het Expertisecentrum Palliatieve Zorg van het VUmc. “De vraag is welke rol het netwerk heeft in het definiëren van kwaliteit. Ik denk dat die rol vooral is om het proces te faciliteren dat partijen zelf criteria opstellen.” Van Oirsouw denkt dat ook voor palliatieve zorg de resultaten van de netwerken te meten zijn. “We gaan op zoek naar partners die daarmee aan de slag willen.” Als voor de hand liggende graadmeters voor de terminale fase noemt zij pijn en benauwdheid, maar ook psychosociale en spirituele zaken. Een belangrijke vraag vindt zij ook of iemand sterft op de plek van zijn keuze. “Dat betekent wel dat een zorgverlener al eerder moet vragen waar iemand wil overlijden, en daar de zorg op moet richten.” Achmea speelt een nuttige rol in de kwaliteitsdiscussie, vindt Munneke. “Ze denken mee over goede kwaliteitsindicatoren en ze ondersteunen ons met data.” Declaratiegegevens van de zorgverzekeraar geven inzicht in regionale verschillen, bijvoorbeeld in het aantal ziekenhuisopnames, medicijnkosten, de plek waar verzekerden overlijden en het aantal crisisopnames. Daarnaast kan Achmea dankzij zijn directe relatie met ketens een zetje geven aan pilots, heeft Mahler gemerkt. Van Oirsouw ziet dat ‘doorpakken’ als een van haar belangrijkste taken. “Je kunt heel lang blijven zoeken naar de perfecte indicator. Maar wij zeggen: begin een proef met een beperkt aantal aanbieders, dan kun je in een kleine setting bewijzen dat kwaliteit meten wél kan.” •
5/16/2013 8:03:32 PM
nr 05 | juni 2013 ACHMEA 13
DE DIEPTE IN OVER KWALITEIT De ambities die Achmea heeft met het programma Kwaliteit van Zorg, kunnen pas op termijn worden waargemaakt. Ook voor die tijd al zet Achmea samen met artsen en ziekenhuizen echter stappen in zorginkoop op basis van kwaliteit. De gesprekken hiervoor gaan dan ook steeds meer de diepte in. Dit was in de zorginkoop voor 2013 reeds merkbaar, en dat is nog nadrukkelijker het geval voor 2014. Door Frank van Wijck
H
et programma Kwaliteit van zorg dat Achmea heeft opgezet, heeft als doel om samen met het zorgveld uitkomstindicatoren te ontwikkelen die gaandeweg moeten leiden tot kwaliteitsverbetering in de zorg. “Het is een programma dat op de langere termijn tot een herstructurering van de zorg zal leiden”, zegt Ben Crul, voorzitter van het overleg voor medische adviseurs bij Achmea. “Maar het is nog sterk in ontwikkeling en speelt dus in de zorginkoop voor 2014 nog geen grote rol. Dit betekent echter geenszins dat het onderwerp kwaliteit in de zorginkoop voor 2014 van ondergeschikt belang zou zijn. In tegendeel zelfs, want het programma Kwaliteit van Zorg heeft slechts betrekking op een van de aspecten van wat wij over de volle breedte onder kwaliteit verstaan. Persoonlijk definieer ik kwaliteit het liefst als de zorg die je zelf zou willen
MC Special Achmea.indd 13
krijgen of waarvan je wilt dat je dierbaren die krijgen. Die zorg moet veilig, efficiënt en tijdig zijn en je moet er vooral ook niet zieker van worden.” Crul vertaalt het begrip dus heel nadrukkelijk naar de kwaliteit van leven zoals de patiënt die ervaart. “Ik weet dat het een doodgepolderd begrip is,” zegt hij, “en juist daarom vind ik het zo belangrijk kwaliteit van leven te vertalen naar de praktijk. Het betekent dat je als behandelaar vraagt wat de patiënt eigenlijk wil. Of die bijvoorbeeld nog wel die volgende chemokuur wil als hij weet dat hij daar ook doodziek van wordt.”
Ben Crul.
Het programma zal op de langere termijn tot een herstructurering van de zorg leiden
5/16/2013 8:03:42 PM
14 ACHMEA nr 05 | juni 2013
‘De zorg veiliger maken gaat samen met het terugdringen van verspilling’ Conformeren Met die invulling van kwaliteit houdt Achmea al wél nadrukkelijk rekening in de discussies die het met de ziekenhuizen voert over zorginkoop. Crul: “Voor de zorginkoop 2013 hebben we al gekeken naar kwaliteitsaspecten bij aandoeningen als heup- en knievervanging en spataderbehandeling. En voor zorgin-
koop 2014 komt daar een aantal behandelingen bij, waarbij we zeker ook over de muren van het ziekenhuis heen kijken. Voor zaken als diabetes en CVA willen we integraal inkopen. Voor een CVA bijvoorbeeld betekent dit dat we kijken naar de vraag hoe de zorg georganiseerd is vanaf de melding van de beroerte tot en met de revalidatie. Dat is essentieel,
want als de eerste zorg – die in het ziekenhuis – niet optimaal is, duurt de totale behandeling langer en heeft de patiënt een groter risico op restschade. Bovendien wordt de totale behandeling duurder als die niet optimaal effectief is.” Patiëntveiligheid loopt als een rode draad door dit hele verhaal heen. Bij alle aandoeningen waarvoor Achmea zorg inkoopt, wil het overkoepelende afspraken maken over patiëntveiligheid en transparantie. “Inzicht krijgen in patiëntveiligheid begint met goed registreren wat je doet en wat er niet goed gaat”, zegt Crul. “Daarop zetten we dus
‘De basis voor samenwerking is er inmiddels’ Peter Dunki Jacobs werkte jarenlang als chirurg en is sinds anderhalf jaar als senior medisch adviseur verbonden aan de afdeling Kwaliteit en innovatie van Achmea. “Bij mijn overstap merkte ik dat ik aan twee zijden missiewerk moest verrichten”, zegt hij. “Er was wederzijds wantrouwen. Inmiddels is de situatie wezenlijk anders. Medisch specialisten organiseren zelf netwerken om concentratie van hoogcomplexe zorg mogelijk te maken en te voldoen aan de volume-eisen. En Achmea beseft dat het hierin alleen een betrouwbare partner kan zijn als het niet voor de muziek uitloopt, maar alleen stappen in het concentratieproces zet als evidence-based onderzoek uitwijst dat dit meerwaarde heeft. Concentratie gaat gepaard met spreiding: dichtbij als het kan, verder weg als daar betere kwaliteit wordt geleverd. Medisch specialisten zijn zich bewust van de gevolgen die dit heeft. Ook zij hebben het gedachte-
‘Zorgverzekeraars en medisch specialisten zitten meer op dezelfde denklijn dan je zou vermoeden’ goed van Michael Porter omarmd dat ze de meerwaarde moeten aantonen van de diagnostiek en behandeling die ze bieden, en dat ze die diagnostiek en behandeling aan anderen moeten overlaten als die daar beter in zijn. Ze beseffen dat streven naar kwaliteit in het zorgaanbod en kosteneffectiviteit hand in hand kunnen gaan. Dit blijkt uit het rapport Medisch-specialistische zorg 2015, waarin een duidelijke omarming op te maken valt voor het kwaliteitsbeleid dat Achmea al jaren voorstaat. Op basis hiervan zetten medisch specialisten ook al stappen in de herinrichting van het zorglandschap.
MC Special Achmea.indd 14
Peter Dunki Jacobs.
Ze weten bovendien dat er nog veel verspilling in het systeem zit en dat het belangrijk is om bij de invoering van een innovatie de vraag te stellen wat ze in ruil daarvoor moeten schrappen uit het zorgaanbod.” “De zorgverzekeraars en medisch specialisten zitten dus al meer op dezelfde denklijn dan je misschien zou vermoeden. Natuurlijk oefent Achmea bij zorginkoop druk op de zorgverleners uit met kwaliteits-, veiligheids- en doelmatigheidseisen. Dit is nodig om verbeteringen tot stand te brengen. Het is ook de taak van de zorgverzekeraar. Achmea gaat in de toekomst meer op uitkomsten van zorg uitvragen, maar daartegenover minder op structuur en proces. De registratielast zal dus meer verschuiven dan verzwaren. In het programma Kwaliteit van Zorg lopen nu meer dan twintig van deze gezamenlijke projecten. De nieuwe gelimiteerde datasets zullen de gesprekspartners samen ontwikkelen en uitrollen. De beloning voor de medisch specialisten zal zijn dat ze trots kunnen zijn op het feit dat ze de beste zorg leveren, en dat ze dit ook kunnen aantonen. In ruil voor deze transparantie zullen ze erkenning, waardering en meer vertrouwen van de patiënt krijgen voor het werk dat zij doen.”
5/16/2013 8:03:46 PM
nr 05 | juni 2013 ACHMEA 15
nadrukkelijk in en de informatie die op basis hiervan beschikbaar komt, gaan we ook steeds meer delen met onze verzekerden. Dit betekent dat we ook kijken naar de vraag of instellingen geaccrediteerd zijn en werken volgens het VMSprogramma. En dan niet alleen op papier. Het moet vanzelfsprekend zijn dat de ziekenhuizen zelf zich hieraan willen conformeren. Je komt er eenvoudig niet meer mee weg om met een vermijdbaar incident in de media te komen.”
Patiëntveiligheid Helaas zijn berichten over ziekenhuizen waar zich een incident voordoet op het gebied van patiëntveiligheid aan de orde van de dag. “Ik denk dat we die de komende tijd alleen nog maar vaker gaan meemaken”, zegt Jan Klein, naast zijn werk als hoogleraar patiëntveiligheid parttime medisch adviseur bij Achmea. “De zorg in zijn algemeenheid is al veel veiliger geworden, en daaraan heeft het VMS zeker een bijdrage geleverd. Maar tegelijkertijd zijn de patiënten kwetsbaarder geworden – de zorg is in toenemende mate ouderenzorg aan het worden – en is de zorg door de toegenomen technologische mogelijkheden complexer geworden. De roep om transparantie is toegenomen. We accepteren het niet meer als dingen verkeerd gaan en de media pikken dat op. De beste manier voor ziekenhuizen om hierop te reageren is door niet langer af te wachten tot iets echt fout gaat, maar tijdig maatregelen te treffen. Dus te zeggen: we sluiten tijdelijk even die afdeling, omdat we de veiligheid van werken daar
onvoldoende kunnen garanderen. Dit zou het vertrouwen van de verzekerde enorm vergroten.”
Informeren Volgens Klein zijn ziekenhuizen in toenemende mate in staat antwoorden te geven op de vragen die zorgverzekeraars in het kader van het zorginkoopproces stellen over patiëntveiligheid. “En de zorgverzekeraars stellen die vragen ook echt wel”, zegt hij. “Maar ze kunnen er nog dichter op zitten dan ze nu doen. Ze durven bijvoorbeeld nog niet zo goed af te dwingen dat ze structureel worden geïnformeerd over sterftecijfers. Deze terughoudendheid heeft deels te maken met het feit dat ze weten dat de methodologie voor het meten ervan nog niet optimaal is, maar ook met het gegeven dat ziekenhuizen wel eens strategisch zouden kunnen omgaan met die cijfers als de zorgverzekeraars hierin al te nadrukkelijke eisen stellen. Toch is het zaak dat de zorgverzekeraars in de discussies over zorginkoop zo expliciet mogelijk zijn over hun verwachtingen in het belang van hun verzekerden en dat ze de ziekenhuizen zo breed mogelijk uitvragen.”
Vervolgstappen
Jan Klein.
MC Special Achmea.indd 15
Achmea heeft het vragen naar informatie in de zorginkoop 2013 ook al sterker gedaan dan in eerdere jaren, en zal hier
in de komende inkooponderhandelingen vervolgstappen in zetten, stelt Klein. “Dat dit vanuit de ziekenhuizen tot vragen zal leiden, ligt voor de hand”, zegt hij. “Doorvragen leidt tot een inhoudelijke dialoog over de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid, en zo’n dialoog vergt energie en tijd. Bovendien creëert het weer nieuwe bureaucratie en dat nemen de ziekenhuizen ons absoluut kwalijk. Toch zullen we in de inkooponderhandelingen voor 2014 hoe dan ook die dialoog aangaan. We zullen daarbij meer informatie gaan vragen over de kwaliteit van zorg en we zullen bijvoorbeeld ook scherper gaan kijken naar de vraag of ze de leidraad verantwoordelijkheidstoedeling volgen. Verantwoordelijkheden toebedelen speelt immers een belangrijke rol in patiëntveiligheid. De gesprekken zullen dus alleen maar intensiever worden. Het aantal vermijdbare doden en ziekenhuisopnamen rechtvaardigt dit, net als het feit dat er veel verspilling is in de zorg. De zorg veiliger maken gaat een-op-een samen met het terugdringen van verspilling. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit verklaart waarom Achmea zoveel energie steekt in Leanoptimalisatie. We hopen dat ziekenhuizen dit inzien en hierin meegaan. Een deel doet dat ook al via de Stichting Lean in de Zorg (www.lidz.nl) die Achmea heeft opgericht.” •
5/16/2013 8:03:54 PM
Als collega’s in de zorg en Achmea gaan we graag met u het gesprek aan! Dat kan op verschillende manieren.
Denkt u een bijdrage te leveren aan het Programma Kwaliteit van Zorg? Schrijft u zich dan gratis in voor het Achmea congres 2013 ‘Zorguitkomsten’ SAMEN meten, weten en verbeteren op 12 september 2013 in Nieuwegein. Als arts heeft u de mogelijkheid om ook een patiënt mee te nemen. Met elkaar geven we input aan de Achmea actieagenda 3.0. Een innovatief, vernieuwend idee voor de toekomst van de zorgkwaliteit? Laat het ons horen. Voor meer informatie en aanmelding: www.achmeacongres2013-zorguitkomsten.nl Praat mee op de community de toekomst van zorgkwaliteit http://zorgkwaliteit.dialogen.skipr.nl
MC Special Achmea.indd 16
5/16/2013 8:04:07 PM