Meten is weten!
‘Een onderzoek naar het kennisniveau en de relatie tot het gedrag op het gebied van voeding, beweging en slaap van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer van Amsterdam in 2014’
Mateo van’t Spijker © 2014
Meten is weten! Een onderzoek in opdracht van Gemeente Amsterdam West, afdeling Sport
Mateo van’t Spijker – 496646 Afstudeer cohort 2013 – 2014
Begeleidsters: Brigit Eckmann Marije Baart de la Faille – Deutekom
2
VOORWOORD Voor u ligt het afstudeerrapport naar het kennisniveau en de relatie tot het gedrag van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer van Amsterdam op het gebied van voeding, beweging en slaap in 2014. Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door de uitstekende ondersteuning van Marije Baart de la Faille – Deutekom en Brigit Eckmann. Daarnaast wil ik het team van Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht, Zippora Abram en Enrico Kruydenhof bedanken voor alle feedback, hulp en interesse in het onderzoek. Dit heeft er allemaal voor gezorgd dat ik gegroeid ben in kennis, competenties en als professional in het algemeen. Afdeling Sport van Stadsdeel West met al zijn medewerkers wil ik ook bedanken voor een zeer prettige stageperiode. Het was erg leerzaam om te ervaren hoe het er in een goed draaiende afdeling aan toe gaat. Dit maakt mij gretig om in de arbeidsmarkt te beginnen. Ook wil ik Marlon Heije en Jurriaan Otto speciaal bedanken voor het goedkeuren van mijn sollicitatie. Als laatste wil ik iedereen bedanken die mij geholpen heeft met het vormgeven van het verslag.
Mateo van’t Spijker
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
3
SAMENVATTING Dit afstudeerproject is een onderzoek naar het kennisniveau en de relatie tot het gedrag van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer van Amsterdam op het gebied van voeding, beweging en slaap in 2014. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van afdeling Sport van Gemeente Amsterdam, Stadsdeel West. Afdeling Sport van Stadsdeel West organiseert veel projecten en activiteiten voor kinderen met als doel om het kennisniveau te verhogen en het gedrag gezonder te maken. Hiervoor is het belangrijk dat het stadsdeel gegevens verzameld over welke kennis kinderen nog missen en wat de relatie is tot het gedrag wat wordt vertoond. Met deze gegevens kunnen de projecten en activiteiten doelgerichter ontwikkeld worden. Om er achter te komen wat het kennisniveau is en wat de relatie is tot het gedrag van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer van Amsterdam op het gebied van voeding, beweging en slaap in 2014, is er een hoofdvraag geformuleerd: ‘Welke kennis is er op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap en wat is de relatie met het gedrag van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer te Amsterdam West in 2014?’. De onderzoekspopulatie bestond uit 85 kinderen uit groep 6 en 7 van de OBS Bos en Lommerschool en KBS De Springplank. De meetinstrumenten bestaan uit twee kwantitatieve enquêtes en een gestructureerd groepsinterview. De eerste enquête toetst de kennis van kinderen met betrekking tot voeding, beweging en slaap. Hier is een cijfer aan gekoppeld. De tweede enquête vraagt naar het gedrag van kinderen betreffende dezelfde onderwerpen als in de eerste enquête. Met de resultaten uit deze enquêtes is een groepsinterview opgemaakt die ontbrekende kwalitatieve gegevens in kaart heeft gebracht. Het betrouwbaarheidspercentage van dit onderzoek ligt onder de 95%, omdat de onderzoekspopulatie onder de minimale steekproefgrootte uit is gekomen. De resultaten zijn hierdoor niet te generaliseren voor de hele wijk Bos en Lommer. Het is wel een kwalitatieve basis voor toekomstig onderzoek voor de afdeling Sport van gemeente Stadsdeel West. Uit het onderzoek is gebleken dat de onderzoekspopulatie (N=85) gemiddeld voldoende kennis heeft. Met een cijfer van 5,9 op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap heeft de onderzoekspopulatie een voldoende gescoord. Uit de resultaten over kennis van voldoende beweging blijkt dat kinderen van de OBS Bos en Lommerschool (N=46) gemiddeld met een 7,1 op een significant hoger kennisniveau zitten dan de kinderen van KBS De Springplank (N=39) die een 5,4 scoren (P= 0,000). Resultaten uit het onderzoek naar de relatie tussen kennis en gedrag heeft enkel een significante relatie aangetoond tussen kennis over waterconsumptie en het gedrag in waterconsumptie (P=0,000). Uit het onderzoek is gebleken dat kinderen gezonder leven wanneer ze beschikken over het juiste kennisniveau. Wanneer de meerderheid van de onderzoekspopulatie gezond gedrag vertoont, hebben zij ook voldoende kennis over gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap. De significante relatie tussen kennis en gedrag van waterconsumptie, is hier een goed voorbeeld van. Tijdens het onderzoek kwam naar boven dat de definitie van de begrippen ‘vette vis’, ‘eetmoment’ en ‘bedtijd’ anders geïnterpreteerd zijn door de onderzoekspopulatie dan dat ze bedoeld waren in de enquêtes. De eindconclusie van het onderzoek is dat het juiste kennisniveau een positieve werking heeft op het gedrag. Met een gemiddelde score van een 5,9 is er ruimte voor verbetering van het kennisniveau. Om dit te verbeteren moet er in een vervolgonderzoek rekening gehouden worden met de kennis over basisbegrippen. Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
4
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding.............................................................................................................................................. 6 2. Methode ............................................................................................................................................. 8 2.1 Afbakening ..................................................................................................................................... 8 2.2 Onderzoekspopulatie ..................................................................................................................... 8 2.3 Procedure ...................................................................................................................................... 9 2.4 Meetinstrumenten ........................................................................................................................ 10 2.5 Data-analyse ............................................................................................................................... 11 3. Resultaten ........................................................................................................................................ 12 3.1 Tabel 1 - Baseline ........................................................................................................................ 12 3.2 Kennisniveau ............................................................................................................................... 12 3.3 Relatie tussen kennis en gedrag ................................................................................................. 15 4. Discussie ......................................................................................................................................... 20 4.1 Uitkomsten en literatuur ............................................................................................................... 20 4.2 Beperkingen ................................................................................................................................ 21 5. Conclusie ......................................................................................................................................... 22 6. Aanbevelingen ................................................................................................................................. 23 7. Literatuurlijst ................................................................................................................................... 24 Bijlagen Bijlage A – Achtergrond opdrachtgever ................................................................................................ 26 Bijlage B – Onderbouwing enquête ....................................................................................................... 27 Bijlage C – Controleurs enquête ........................................................................................................... 30 Bijlage D – Procesplan afname enquêtes ............................................................................................. 31 Bijlage E – Interview vragen .................................................................................................................. 32 Bijlage F – Interview verbatim & verwerking ......................................................................................... 34 Bijlage G – Beleid subsidieregeling activiteiten gezond gewicht ........................................................... 50 Bijlage H – enquête gedrag & kennis .................................................................................................... 54
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
5
1. INLEIDING In Nederland heeft 22% van de kinderen van 10 jaar overgewicht of obesitas (Brug et al, 2012). In Amsterdam ligt dit percentage nog eens 5% hoger (GGD Amsterdam, 2013). Overgewicht en obesitas bij kinderen van 10 jaar brengen verhoogde gezondheidsrisico’s met zich mee voor het hart, de longen, nieren, spieren en botten (Leest en Verschuren, 2005; Ebbeling et al, 2002). Overgewicht bij kinderen en volwassenen ontstaat door een verstoorde energiebalans. De energiebalans wordt beïnvloed door de energie-inname via voeding en de verbranding door beweging en sport (Ocké en Kromhout, 2004). De inname en verbranding van calorieën, zijn afhankelijk van verschillende gedragingen (Strien, Herman en Verheijden, 2009). Om dit gedrag te beïnvloeden moet rekening worden gehouden met determinanten. Het gedragsverandering model van Vries, het ASEmodel, laat zien dat gedrag bepaald wordt door een intentie en die intentie wordt bepaald door drie hoofddeterminanten; attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit (Kok, Molleman, Saan en Ploeg, 2005). Met attitude wordt bedoeld hoe iemand tegenover het gedrag staat. Met sociale invloed wordt bedoeld hoe de omgeving tegenover het gedrag staat en eigen effectiviteit betekent of iemand het gedrag kan vertonen. Of iemand het gedrag kan vertonen wordt onder andere bepaald door kennis en vaardigheden (Kok, Molleman, Saan en Ploeg, 2005). In dit onderzoek brengt stadsdeel West, voor de wijk Bos en Lommer, in kaart welk kennisniveau en gedrag kinderen van 10 jaar hebben door de volgende hoofdvraag te beantwoorden; ‘Welke kennis is er op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap en wat is de relatie met het gedrag van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer te Amsterdam West in 2014?’ Om stapsgewijs antwoord te krijgen op deze hoofdvraag zijn er drie deelvragen geformuleerd; •
Welk kennisniveau hebben kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer te Amsterdam West op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap in 2014?
•
Welke relatie is er tussen het kennisniveau en het gedrag op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer te Amsterdam West in 2014?
•
Wat verstaan de kinderen uit groep 6 en 7 onder gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap in de wijk Bos en Lommer te Amsterdam West in 2014?
Voor de afdeling Sport van Stadsdeel West (zie bijlage A voor een beschrijving van de opdrachtgever) vormen de resultaten uit dit rapport de basis van een nulmeting. Vanuit dit punt kan de gemeente vaststellen welke kennis de kinderen nog nodig hebben over voeding, beweging en slaap om gezondere keuzes te maken die het gedrag kunnen beïnvloeden. Dit wil de gemeente toepassen in projecten en activiteiten die in het teken staan van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap. Afdeling Sport en Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) van de afdeling Dienst Maatschappelijke Ontwikkelen (DMO) van de gemeente, ontwikkelen en organiseren veel projecten en activiteiten die in het teken staan van gezondheid bij kinderen. Een voorbeeld hiervan is het project Fresh in de Les. Dit project is een buurtproject in de wijk Bos en Lommer en de Baarsjes. Fresh in de Les is gericht op kinderen van basisschoolleeftijd, de ouders en potentiële samenwerkingspartners in de wijken van Amsterdam West. Het project staat in het teken van drie gezondheidspijlers; gezonde Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
6
voeding, voldoende beweging en voldoende slaap. De doelstelling van Fresh in de Les is: ‘De kennis over gezonde voeding, voldoende beweging en slaap vergroten bij kinderen en ouders in Bos en Lommer en de Baarsjes om zo de bewustwording te vergroten en om binnen de wijken de samenwerking te stimuleren tussen de gemeente, partners en ouders’. Afdeling Sport wil met dit onderzoek vaststellen welke kennis de kinderen nog nodig hebben over voeding, beweging en slaap om gezonder te kunnen leven. Dit kunnen zij vervolgens toepassen op projecten die georganiseerd worden om doelgericht te werk te gaan.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
7
2. METHODE Het onderzoek is een kwantitatief onderzoek dat ondersteund wordt door kwalitatief onderzoek. Het kwantitatieve onderzoek bestaat uit twee verschillende enquêtes. De eerste enquête test het kennisniveau bij de doelgroep op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap. De tweede enquête meet het huidige voeding-, beweeg- en slaapgedrag van de onderzoekspopulatie. Het kwalitatieve onderzoek bestaat uit een groepsinterview met een representatieve groep kinderen. De groep bestaat uit een jongen en een meisje uit groep 6 van tien jaar oud en een jongen en een meisje uit groep 7 van elf jaar oud. Op basis van de kwantitatieve resultaten zijn vragen gemaakt voor het groepsinterview die een aanvulling zijn op de resultaten.
2.1 Afbakening Het onderzoek brengt het kennisniveau en gedrag in kaart op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer in Amsterdam West. Als eerste richt het onderzoek zich alleen op het kennisniveau en wat de relatie tot het gedrag is om het onderzoek overzichtelijk en realistisch te houden binnen de beschikbare tijd. De woonomgeving, sociale omgeving en andere invloeden zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Daarnaast is het onderzoek alleen gericht op kinderen uit groep 6 en 7. Rond deze leeftijd begint het gros van de kinderen namelijk bewust eigen keuzes te maken. Ze maken zich los van hun ouders en worden zelfstandig (Delfos, 2009; Marx et al, 2008). Het onderzoek is uitgevoerd in de wijk Bos en Lommer, omdat binnen Stadsdeel West het percentage in deze wijk van 10-jarige kinderen met overgewicht en obesitas het hoogst is. Van alle kinderen die in de wijk Bos en Lommer wonen, van de leeftijden negen, tien en elf jaar, heeft 30% overgewicht en obesitas (GGD Amsterdam, 2013). Ten slotte is er vanuit de opdrachtgever bepaald het onderzoek uit te voeren op twee Jump-in scholen. Jump-in scholen hebben als doelstelling om voldoende beweging en een gezond eetpatroon voor alle leerlingen te realiseren. Jump-in scholen besteden extra aandacht aan voeding, beweging en slaap die reguliere basisscholen niet organiseren.
2.2 Onderzoekspopulatie Om de minimale onderzoekspopulatie te bepalen is een steekproefcalculator gebruikt (allesovermarktonderzoek.nl, 2014). Het onderzoek houdt rekening met een steekproefmarge van 5% en een uitkomstpercentage van 50%. Er wonen 3.082 kinderen van de leeftijden negen, tien, elf en twaalf jaar, in Stadsdeel West (GGD Amsterdam, 2014). Stadsdeel West bestaat uit Westerpark, Oud West, Bos en Lommer en de Baarsjes. Het is niet bekend hoeveel kinderen van deze leeftijd er precies in de wijk Bos en Lommer wonen. Om deze reden is de volgende berekening gemaakt: 3.082 kinderen delen door de vier wijken. Naar schatting wonen er met deze berekening 771 kinderen in de wijk Bos en Lommer. Met deze invulling geeft de steekproefcalculator aan dat de minimale onderzoekspopulatie uit 257 kinderen moet bestaan voor een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Op de twee geworven Jump-in scholen zitten in totaal 85 kinderen van negen, tien, elf en twaalf jaar oud. Dit is minder dan de minimaal benodigde onderzoekspopulatie waardoor er geen conclusie getrokken kan worden voor de gehele wijk Bos en Lommer.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
8
2.3 Procedure Hier volgt een overzicht van de stappen die zijn gezet bij het uitvoeren van het onderzoek. Stap 1: Het probleem in kaart brengen Om het probleem in kaart te brengen is er gebruik gemaakt van relevante literatuur. In dit onderzoek is onder andere de GGD van Amsterdam een zeer betrouwbare bron geweest voor de cijfers van kinderen in Amsterdam. Stap 2: Definities bepalen Het is belangrijk om te weten wat verstaan wordt onder ‘gezond’ en ‘voldoende’. Experts op het gebied van voeding, beweging en slaap hebben deze definities bepaald uit literatuur. De literatuur definieert gezond en voldoende voor dit onderzoek. Zie bijlage B voor de onderbouwing. Stap 3: Het opstellen van kwantitatieve enquêtes De ontwikkelde vragen zijn gecontroleerd door gediplomeerde specialisten op het gebied van voeding, beweging, slaap en kinderen. Voor een overzicht zie bijlage C. Stap 4: Enquêtes afnemen De eerste twee deelvragen zijn onderzocht door middel van enquêtes. De enquêtes zijn op dinsdag 1 april 2014 afgenomen op de OBS Bos en Lommerschool. De enquêtes op KBS De Springplank school zijn op vrijdag 28 maart 2014 afgenomen. Het procesplan van de afname is te zien in bijlage D. Stap 5: Het opzetten van het kwalitatief onderzoek De derde deelvraag is door een gestructureerd groepsinterview beantwoord. Vragen voor het interview zijn opgemaakt aan de hand van de uitkomsten uit de enquêtes. De vragen zijn ontwikkeld over onderwerpen uit de enquêtes waar meer gegevens over verzameld moesten worden. Zie bijlage E voor de interview vragen. Stap 6: Uitvoering kwalitatief onderzoek door middel van een groepsinterview Op KBS De Springplank is het groepsinterview op 16 mei 2014 gehouden. Het groepsinterview is niet op de Bos en Lommerschool afgenomen, omdat het in deze periode niet mogelijk was voor de school. Zie bijlage F voor het gecodeerde interview verbatim. Stap 7: Resultaten verwerken De enquêtes zijn met het programma SPSS 21 verwerkt. Het interview is verwerkt door middel van de gegevens transcriberen en coderen volgens de methode van Wouters en Boeije (Wouters, 2010 en Boeije, 2005). Stap 6: Beperkingen en interpretaties Nadat de resultaten zijn verwerkt, is er kritisch gekeken naar de beperkingen en mogelijkheden van het onderzoek. Daarnaast zijn de uitkomsten vergeleken met andere onderzoeken in Nederland om te bepalen hoe groot de generaliseerbaarheid van dit onderzoek is voor de populatie buiten het onderzoek. Stap 8: De conclusie en aanbeveling Op basis van de resultaten is er een antwoord gegeven op de hoofdvraag. Naar aanleiding van de conclusie is een aanbeveling geschreven voor een vervolgonderzoek.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
9
2.4 Meetinstrumenten Het onderzoek maakt gebruik van twee soorten enquêtes en een groepsinterview. Hieronder is weergegeven op welke manier de enquêtes en het interview zijn opgemaakt. Enquête over kennis De richtlijnen uit het rapport van de Gezondheidsraad zijn in de enquête gebruikt als maatstaf om gezonde en ongezonde voeding te bepalen. Zie bijlage B voor de richtlijnen. De bewegingsrichtlijnen van de GGD voor kinderen zijn gebruikt om voldoende en onvoldoende beweging te bepalen (Jeugdmonitor CBS, Ministerie van VWS, 2014). De GGD gebruikt de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor jeugd als richtlijn. Zie bijlage B. Vanwege beleidsvoorschriften is er voor de GGD gekozen. Zie bijlage G voor de beleidsvoorschriften. De slaaprichtlijnen van de GGD voor kinderen zijn gebruikt om voldoende en onvoldoende slaap te bepalen (GGD Kennisnet, 2014). Zie bijlage B voor de richtlijnen. De GGD heeft de etniciteit van kinderen volgens de richtlijnen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bepaald. Die luidt: ‘Als minimaal één van beide ouders in het buitenland geboren is dan is het kind van niet-Nederlandse afkomst’ (CBS, 2000). De enquête over kennis toetst wat kinderen weten over gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap op basis van bovenstaande richtlijnen. De enquête bestaat uit 22 antwoordmogelijkheden. De antwoorden zijn gekoppeld aan een puntensysteem. Het aantal punten bepaald een cijfer. Dit cijfer geeft het kennisniveau aan op een schaal van 1 tot 10. Enquête over gedrag Het gedrag van de kinderen is in kaart gebracht door een enquête over dezelfde onderwerpen die de Gezondheidsraad, de NNGB en de GGD in de richtlijnen hebben staan. De enquêtes zijn goedgekeurd door Stadsdeel West, een controlegroep en een basisschoollerares (zie bijlage C voor een volledige beschrijving van deze controleurs). Zie bijlage H voor de enquêtes. De vragen in beide enquêtes zijn valide geformuleerd, omdat de antwoordmogelijkheden inzicht geven of de onderzoekspopulatie in gedrag voldoet aan de richtlijnen. Dit is relevant om de eerste twee deelvragen te beantwoorden. Er zijn vragen gemaakt over de volgende richtlijnen: • • • • • • • • • • • •
elke dag 2 stuks fruit; twee keer per week (vette) vis eten; beperk tot 7 eet en drinkmomenten; elke ochtend ontbijten; ontbijt is de belangrijkste maaltijd; gevarieerd eten; zo veel mogelijk verschillende vitaminen en mineralen binnen krijgen; zo min mogelijk keukenzout innemen; elke dag groente eten; één tot anderhalve liter water drinken per dag; volkoren is gezonder dan bruin en wit brood; magere zuivel en vlees eten (Gezondheidsraad, 2006).
• •
duur en frequentie van beweeg en sportgedrag; lid van een vereniging (Jeugdmonitor CBS, Ministerie van VWS, 2014).
• •
voldoende slaap; tien uur slaap (GGD Kennisnet, 2014).
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
10
Interview Wat de kinderen uit groep 6 en 7 individueel verstaan onder gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap is gemeten door een gestructureerd groepsinterview. Zie bijlage E voor de interview vragen en bijlage F voor het interview verbatim.
2.5 Data-analyse In de data-analyse is uitgelegd hoe de verzamelde data geanalyseerd is en waarom er voor die aanpak is gekozen. Kwantitatief onderzoek Aan het begin van het hoofdstuk over de resultaten zijn de algemene gegevens van de onderzoekspopulatie weergegeven. De enquêtevragen zijn onder verdeeld in onderwerpen die afgeleid zijn van de richtlijnen die de Gezondheidsraad, de NNGB en de GGD voor kinderen hebben voorgeschreven. De uitslagen uit de enquêtes die niet te vergelijken zijn met de richtlijnen van de Gezondheidsraad, NNGB en GGD zijn niet uitgewerkt. Om antwoord te geven op de hoofdvraag, is er een cijfer gekoppeld aan de uitslagen van de kennisenquête. Elk goed antwoord levert één punt op. Een antwoord is goed als het aansluit bij de richtlijnen van de Gezondheidsraad, de NNGB en de GGD. Om een cijfer aan het behaalde resultaat te koppelen is de volgende formule gebruikt: Gescoorde punten x 10 / 22 = het behaalde cijfer. Een kind moet minimaal 12 vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen. Een voldoende wordt behaald wanneer het cijfer hoger dan een 5,5 is. Het gemiddelde cijfer van de totale onderzoekspopulatie bepaald het kennisniveau van de onderzoekspopulatie. De p-waarde is voor continu variabelen in het programma SPSS berekend met een ‘Independent Sample T-test’ om verschillen in kennis tussen twee groepen te toetsen. De p-waarde voor nominale variabelen bij meerdere groepen is met een ‘One way ANOVA’ toets berekend om de verschillen in kennis tussen meerdere groepen te toetsen. Relaties tussen de uitkomsten van kennis en gedrag, zijn alleen met elkaar vergeleken als de uitkomsten hetzelfde onderwerp bevatten. Hierdoor kan er in kaart gebracht worden of er een significant verband is tussen de juiste kennis en een gezond gedrag. De relatie tussen kennis en gedrag is met een Spearman’s correlatie getoetst, omdat de variabelen nominaal waren. De p-waarde moet lager dan 0,05 uitpakken om te mogen spreken van een significante samenhang. Indien de p-waarde hoger dan 0,05 is dan is er geen significante relatie aantoonbaar uit het onderzoek. De boeken Basishandboek SPSS 20 (Vocht de, 2012) en Onderzoek met SPSS en Excel (Smits, Edens, 2006) zijn geraadpleegd bij het verwerken van de resultaten in SPSS. Kwalitatief onderzoek Het kwalitatieve onderzoek is een gestructureerd groepsinterview met een representatieve groep van de onderzoekspopulatie. Het interview is opgenomen om ervoor te zorgen dat er geen data verloren gaat. Alles wat er tijdens het interview is besproken, is letterlijk uitgeschreven. Dit heet transcriberen. Om de gegevens vervolgens te analyseren zijn er drie fasen doorlopen. Deze drie fasen bestaan uit open coderen, axiaal coderen en selectief coderen. Bij open coderen wordt het verbatim gecodeerd. De codes zijn trefwoorden uit het interview waarmee een antwoord kan worden samengevat en worden weergegeven in een codeboom. Bij Axiaal coderen worden alle codes uit de vorige fase gecategoriseerd in overkoepelende codes en worden in een codeboom verwerkt. Bij selectief coderen worden citaten gezocht in de open codes die antwoord kunnen geven op de hoofd- en deelvragen. (Wouters, 2010 en Boeije, 2005) De citaten zijn in de resultaten per onderwerp ingedeeld als aanvulling op uitkomsten van de enquête.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
11
3. RESULTATEN In onderstaande tabel is te zien wat de verdeling is in leeftijd, geslacht, etniciteit, groep en school binnen de onderzoekspopulatie.
3.1 Tabel 1 - Baseline Tabel 1. Baseline kenmerken van de deelnemers in aantallen en percentages Kenmerken N Percentage Leeftijd Negen jaar oud 11 13% Tien jaar oud 42 49% Elf jaar oud 28 33% Twaalf jaar oud 4 5% Geslacht Jongen 40 47% Meisje 45 53% Etniciteit Nederlands 4 4% Marokkaans 44 52% Turks 21 25% Surinaams 4 4% Anders 12 15% Groep Groep 6 41 48% Groep 7 44 52% School KBS De Springplank 39 46% OBS Bos en Lommer 46 54% Totaal
85
100%
3.2 Kennisniveau ‘Welk kennisniveau hebben kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer te Amsterdam over gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap in 2014?’ Om antwoord te krijgen op deze vraag zijn alle kennisenquêtes beoordeeld met een cijfer. De cijfers geven weer op welk kennisniveau de onderzoekspopulatie zich bevindt met betrekking tot gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap. In tabel 2 zijn de resultaten verdeeld tussen de onderwerpen voeding, beweging en slaap. Er is onderscheid gemaakt tussen de resultaten per leeftijd, geslacht, etniciteit, groep en scholen.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
12
Tabel 2. Gemiddelde cijfers van de kennisenquête Leeftijd
Voeding
N
Bewe ging
N
11
Std. Devi atie 1,5
Slaap
N
11
Std. Devi atie 2
Totaal
11
Std. Devi atie 3,4
Negen jaar oud Tien jaar oud Elf jaar oud Twaalf jaar oud Geslacht Jongen Meisje Etniciteit Nederlands Marokkaans Turks Surinaams Anders Groep Groep 6 Groep 7 School KBS De Springplank OBS Bos en Lommer
5,4
6,3
2,7
6 5,7 5,1
42 28 4
1,2 1,1 0,9
6,5 6,2 5,5
42 28 4
1,8 2 1
4,8 6,1 6,3
42 28 4
3,8 3,1 4,8
6,1 5,9 5,4
5,4 6,1
40 45
1,2 1,1
6,3 6,4
40 45
1,8 1,8
4,6 5,3
40 45
3,6 3,8
5,6 6,2
5,9 5,8 5,6 5,7 5,7
4 44 21 4 12
1,4 1,1 1,4 1,1 1
6,5 6,8 5,9 7 5,2
4 44 21 4 12
1 1,8 1,5 3,5 1,3
3,8 5,8 3,6 5 5
4 44 21 4 12
4,8 3,9 2,8 4,1 3,7
6 6,1 5,5 6,1 5,7
5,6 5,9
41 44
1,3 1,1
6,5 6,2
41 44
1,8 1,9
3,5 6,4
41 44
3,4 3,5
5,7 6,1
5,6
39
1,1
5,4
39
1,2
5,3
39
4
5,6
5,9
46
1,2
7,1
46
1,9
4,8
46
3,5
6,1
Totaal
5,8
85
1,2
6,3
85
1,8
5
85
3,7
5,9
5,5
Onderaan tabel 2 is te zien dat de totale onderzoekspopulatie gemiddeld een 5,8 en 6,3 haalt voor de categorieën voeding en beweging. Er is een 5 gehaald voor de categorie slaap. Het totale gemiddelde cijfer van alle categorieën is een 5,9. Tabel 3. P-waarde gemiddelde cijfers (significantie)
Leeftijd Geslacht Etniciteit Groep School
Voeding 0,299 0,010 0,958 0,330 0,191
Beweging 0,756 0,749 0,059 0,480 0,000
Slaap 0,065 0,381 0,230 0,000 0,564
Totaal 0,272 0,004 0,184 0,045 0,071
In tabel 3 is de p-waarde te zien per groep en categorie. Tussen de leeftijdsgroepen en etniciteitsgroepen zijn er met de ANOVA toets geen significante verschillen gevonden in de gemiddelde cijfers. Tussen jongens en meisjes is er met de Independant T-test een significant verschil aangetoond binnen de voedingscategorie en alle categorieën. In tabel 2 is te zien dat meisjes met een 6,2 een hoger kennisniveau hebben dan jongens die een 5,6 scoren op het gebied van voeding, beweging en slaap. Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
13
Tussen groep 6 en 7 is er met de Independant T-test een significant verschil aangetoond binnen de slaapcategorie en alle categorieën. Tabel 2 laat zien dat groep 7 gemiddeld met een 6,1 een hoger kennisniveau heeft dan de kinderen uit groep 6 die een 5,7 scoren op het gebied van voeding, beweging en slaap. Tussen de twee scholen is er met de Independant T-test een significant verschil aangetoond tussen de gemiddelde cijfers van de bewegingscategorie. Dit houdt in dat de kinderen van de OBS Bos en Lommerschool gemiddeld met een 7,1 een hoger kennisniveau hebben dan de kinderen van KBS De Springplank, die een 5,4 scoren. In figuur 1 is te zien hoeveel procent van de onderzoekspopulatie de juiste antwoorden heeft gegeven. Hieruit blijkt dat meer dan 50% van de onderzoekspopulatie een onvoldoende heeft gescoord op de kennisvragen die gaan over verbranding van een chocoreep, voldoende slaap, ontbijtsoort, verbranding van een Turkse pizza, stukken fruit, eetmomenten, vette vis en groente. Figuur 1 – Percentage van de onderzoekspopulatie met de juiste antwoorden per onderwerp
97% 97% 95% 93% 89% 88% 88% 84%
Sportvereniging Dagelijks fruit eten Dagelijks bewegen Zout inname Ontbijt per week Diversiteit in eten Duur bewegen en sport pd 1 tot 1,5 L water pd Belangrijkste maaltijd 1 glas frisdrank Volkoren brood 10 uur slaap 2x pw vette vis eten Verbruik snelheid chocoreep Voldoende slaap Ontbijtsoort Verbruik snelheid Turkse pizza Stukken fruit per dag 7 eetmomenten Vette vis Groente
69% 69% 67% 54% 52% 49% 46% 43% 35% 34% 31% 24%
Vraag goed beantwoord
7% 0%
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
20%
40%
60%
80%
100%
14
3.3 Relatie tussen kennis en gedrag ‘Welke relatie is er tussen het kennisniveau en het gedrag op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap van kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer te Amsterdam West in 2014?’ Om deze vraag te beantwoorden zijn de resultaten uit de enquêtes per onderwerp aan elkaar verbonden. De resultaten uit de enquêtes zijn ondersteund met citaten uit het interview. Het interview verbatim staat in bijlage F. Sportvereniging 97% van de onderzoekspopulatie weet dat het gezond is om te sporten bij een sportvereniging. In het gedrag van de onderzoekspopulatie is gemeten dat 43% sport bij een sportvereniging. Uit de Spearman’s correlatie is geen significant verband gevonden dat de kennis invloed heeft op de keuze om bij een sportvereniging te sporten. De p-waarde is 0,721. Dagelijks fruit eten 97% van de onderzoekspopulatie weet dat dagelijks fruit eten gezond is. Uit de enquête over het gedrag is gebleken dat 74% van de onderzoekspopulatie zeven keer per week fruit eet. Een significant verband is niet gevonden tussen deze twee gegevens. P-waarde is 0,145. Dagelijks bewegen 95% van de onderzoekspopulatie weet dat dagelijks bewegen gezonder is dan één keer per week sporten bij een sportvereniging. Uit de enquête over het gedrag is gebleken dat 89% van de onderzoekspopulatie elke dag één uur of meer beweegt. Met een p-waarde van 0,051 is er geen significant verband gevonden tussen deze gegevens. Zoutinname 93% van de onderzoekspopulatie weet dat het ongezond is om veel zout te eten. Uit het interview is gebleken dat de kinderen zout niet gezond vinden, maar wel lekker. Dit blijkt uit onderstaande citaat: ‘Nee het is niet zo gezond om zout te gebruiken maar een beetje is wel lekker. Ja, zout is niet gezond want als je te veel neemt, op patat of zo, dan kan je een hoge bloeddruk krijgen. Dat heeft mijn oom’. Ontbijten 89% van de onderzoekspopulatie weet dat het gezond is om elke dag te ontbijten. Van de onderzoekspopulatie ontbijt 74% elke dag. Met een p-waarde van 0,472 is er geen significant verband tussen deze gegevens aangetoond. Variatie 88% van de onderzoekspopulatie weet dat het gezond is om gevarieerd te eten. Kinderen uit de onderzoekspopulatie eten vaak elke dag anders. Dit kan komen, omdat de ouders elke dag boodschappen doen. Dit blijkt uit het interview met onderstaande citaat: ‘Mijn moeder gaat elke dag naar de markt en haalt dan van alles en vaak eten we elke dag wat anders’ (bijlage F). Duur bewegen en sport per dag Van de onderzoekspopulatie weet 88% dat het gezond is om één uur of meer per dag te bewegen. 89% van de onderzoekspopulatie beweegt ook daadwerkelijk één uur of meer per dag. Met een pwaarde van 0,252 is hier geen significante samenhang tussen gevonden.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
15
Één tot anderhalve liter water drinken per dag 84% van de onderzoekspopulatie weet dat elke dag één tot anderhalve liter water drinken gezond is. 92% van de onderzoekspopulatie geeft aan elke dag één tot anderhalve liter water te drinken. Met een p-waarde van 0,000 is er een significant verband tussen de kennis en het gedrag gevonden. Volkoren brood 67% van de onderzoekspopulatie weet dat volkoren brood gezonder is dan bruin en wit brood. Uit het gedrag blijkt dat 32% van de onderzoekspopulatie kiest voor volkoren brood. Hier is geen significante samenhang tussen gevonden. P-waarde is 0,137. Uit het groepsinterview blijkt dat de meningen verdeeld zijn over bruin brood: ‘In volkoren brood zitten pitjes’. ‘In bruin brood zitten soms toch ook pitjes?’. ‘Nee, daar zitten granen in, in volkoren brood zitten echte pitjes’. ‘Ja ik denk dat volkoren brood gezond is’. ‘Ik vind bruin brood gewoon gezond’. ‘Ja, het is gewoon hetzelfde alleen in volkoren brood zitten pitjes, dat weet ik omdat mijn oom dat altijd heeft’ (bijlage F). 10 uur slaap 54% van de onderzoekspopulatie geeft aan dat het gezond is om als 10-jarige tien uur te slapen. Figuur 2 geeft de resultaten weer uit het onderzoek naar het slaapgedrag. 28% van de onderzoekspopulatie gaat rond half negen naar bed. 31% van de onderzoekspopulatie staat rond half acht op. Er is geen verband gevonden tussen de kennis en de gekozen bedtijd door een p-waarde van 0,719. Noch is er een significante relatie gevonden tussen de kennis en de tijd van opstaan met een p-waarde van 0,531. Figuur 2 - Gemiddelde slaapgedrag
35% 30% 25%
Gemiddelde )jd
van opstaan >
< Gemiddelde bedtijd
20% 15% 10% 5% 0% Rond Rond Rond Rond Rond Rond Rond Rond Rond Rond Na elf zes uur half zefen half acht half negen half tien uur half elf uur zeven uur acht uur negen uur tien Bedtijd Tijd van opstaan Uit het onderzoek is gebleken dat de onderzoekspopulatie gemiddeld tien uur slaap krijgt. Uit het interview is naar voren gekomen dat dit niet het geval is. De moeder bepaald wanneer de kinderen naar bed moeten. Het zijn echter de kinderen zelf die bepalen hoe laat ze daadwerkelijk gaan slapen. Dat blijkt onder andere door het onderstaande citaat: ‘Als ik naar bed moet van mijn moeder, kijk is meestal eerst nog een film in bed’ (bijlage F). Twee keer per week vette vis eten Dat het gezond is om twee keer per week vette vis te eten, is bekend bij 52% van de onderzoekspopulatie. Uit de enquête over het gedrag, is op het gebied van vette vis gebleken dat 42% om de dag vlees, kip of vis eet. Hier is geen significante samenhang tussen gevonden door een pwaarde van 0,112. Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
16
Voldoende slaap 46% van de onderzoekspopulatie geeft in de kennisenquête aan dat het niet normaal is om moe wakker te worden en moeite te hebben met opstaan. In de enquête over het gedrag is hier geen vraag over gesteld. Een significante relatie met het gedrag kan niet worden gemeten. In het interview blijkt dat de ondervraagden begrijpen dat laat naar bed gaan ervoor zorgt dat de kans groot is dat ze de volgende dag moe wakker worden. Dit is te zien in onderstaand fragment uit het interview: (I staat voor interviewer en K staat voor geïnterviewde kinderen) I: ‘Wie wordt er wel eens wakker en kan dan niet zijn bed uit komen, omdat je nog zo moe bent?’. K: ‘Ja, ik, vandaag, ja. Omdat we twee weken vakantie hadden, ging ik pas om 1 uur of 3 uur slapen, toen was ik gewend om laat wakker te worden, daarom ben ik nu moe’ (bijlage F). Ontbijtsoort 21% kiest voor volkoren brood als ontbijtsoort, 33% kiest bruin brood en 22% neemt magere zuivel als ontbijtsoort. In figuur 3 is inzichtelijk welke ontbijtsoorten volgens de onderzoekspopulatie gezond zijn. Figuur 3 – Gezonde ontbijtsoorten volgens de onderzoekspopulatie
Koek en cake
2%
Croissantjes
4%
Wit brood
4%
Volle zuivel
Percentage van hele onderzoeks populatie
13%
Volkoren brood
21%
Magere zuivel
22% 33%
Bruin brood 0%
10%
20%
30%
40%
In de enquête over het gedrag is gebleken dat 62% van de onderzoekspopulatie brood, beschuit of crackers eet als ontbijt. Op het moment dat ze voor brood kiezen dan geeft 43% van deze groep aan, dat de keuze op bruin brood valt. Dit is te zien in onderstaand figuur 4. Figuur 4 - Meest gegeten broodsoort door 62% die brood als ontbijt eet
Eet geen brood
2%
Eet ander brood
Verdeling van broodkeuze binnen de populatie die brood kiest als ontbijt
8%
Eet wit brood
15%
Eet volkoren brood
32%
Eet bruin brood
43% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Uit onderzoek blijkt dat een meerderheid van de onderzoekspopulatie bruin brood als gezondste ontbijt ziet en dit ook eet. Met een p-waarde van 0,475 is er geen significante samenhang gevonden tussen deze uitkomsten. Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
17
Stukken fruit per dag In figuur 5 is te zien dat 34% van de onderzoekspopulatie weet dat één à twee stukken fruit per dag eten gezond is. 63% van onderzoekspopulatie zegt dat meer dan twee stukken fruit per dag eten gezond is. Figuur 5 – Aantal stukken fruit per dag eten dat gezond is volgens de onderzoekspopulatie.
40%
34%
31%
32%
30%
Percentage van de onderzoekspopula)e
20% 10%
3%
0% Het hoe; niet elke dag 1 á 2 stukken
3 á 4 stukken Meer dan 4 stukken
Uit het interview naar het gedrag blijkt dat de onderzoekspopulatie meer dan twee stukken fruit per dag eet. Dit blijkt uit onderstaande citaat. ‘Ik eet misschien twee appels en twee mandarijnen. Elke avond pakt mijn moeder een bak waar ze fruit in legt en dan mag ik dat pakken. ‘Ja ik ook. Elke avond legt ze fruit op tafel en dan moet iedereen wat pakken’ (bijlage F). Zeven eetmomenten 31% van de onderzoekspopulatie geeft aan dat zeven eetmomenten gezond is. Uit het interview blijkt dat er een goede interpretatie is gegeven aan het woord “eetmoment”. In het volgende geciteerde fragment is het helder weergegeven wat zij onder een eetmoment verstaan: (I staat voor interviewer en K staat voor geïnterviewde kinderen) I: ‘Wat is een eetmoment?’. K: ‘Gewoon een moment dat je iets eet’. I: ‘Maar is dat alleen ontbijt, lunch en avondeten? Of is dat ook met je tussendoortjes?’. K: ‘Ja, ook met tussendoortjes. Een voorbeeld is dat je tussen het spelen door wat te eten koopt met je zakgeld en dan weer door gaat met spelen’ (bijlage F). Vette vis In figuur 1 is te zien dat slechts 24% van de onderzoekspopulatie vette vis gezond vindt. Uit de enquête over het gedrag blijkt dat 42% om de dag vlees, kip of vis eet. Dat een meerderheid van de onderzoekspopulatie vette vis niet gezond vindt, hangt niet samen met de keuze om vis, kip of vlees om de dag te eten. P-waarde is 0,658. In het interview is naar voren gekomen dat vet wordt gezien als gefrituurd eten of wat met boter is klaar gemaakt. Vis uit de oven wordt door de ondervraagden gezien als vetvrije vis. De volgende twee citaten ondersteunen de resultaten: ‘Als vis in een pan met boter wordt gemaakt dan is het met vet en als je de vis gewoon in een oven doet dan is het zonder vet en is het beter voor de gezondheid’. ‘Nee kijk, ik denk, dat patat ook gezond kan zijn als je het in de oven doet, dan gaat het vet er uit en als je het in de frituurpan doet dan blijft het er in’ (bijlage F).
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
18
Groente 7% van de onderzoekspopulatie vindt dat je elke dag groente moet eten. 93% van de onderzoekspopulatie zegt dat je om de dag groente moet eten. In de enquête over gedrag is gevraagd hoeveel opscheplepels groente zij bij het avondeten nemen. Hieruit is gebleken dat 34% niet weet wat er met opscheplepel wordt bedoeld. Een andere 34% van de onderzoekpopulatie neemt één tot twee opscheplepels groente per avondmaal. Hier is geen significante relatie tussen gevonden. P-waarde is 0,105. Een geciteerd fragment uit het interview ondersteund dit resultaat: (I staat voor interviewer en K staat voor geïnterviewde kinderen) I: ‘Hoe vaak eten jullie groente in de week?’. K: ‘Heel vaak’. I: ‘Elke dag?’. K: ‘Nee alleen als het in een salade zit’. I: ‘Hoe vaak eet je dat dan?’. K: ‘Soms wel soms niet’ (bijlage F). Bovenstaand citaat ondersteunt dat de geïnterviewde kinderen niet elke dag groente eten. Hoe vaak ze wel groente eten in de week is onduidelijk. Samenvatting kennis en gedrag resultaten van onderzoekspopulatie Onderwerp
Voldoende kennis
N
Gezond gedrag
N
Sportvereniging Dagelijks fruit eten Dagelijks bewegen Zout inname Ontbijt per week Diversiteit in eten Duur bewegen en sporten per dag 1 tot 1,5 liter water per dag drinken Volkoren brood 10 uur slaap 2x per week vette vis eten Voldoende slaap Ontbijtsoort Stukken fruit per dag 7 eetmomenten Vette vis Groente * OP = onderzoekspopulatie
97% v.d. OP* 97% v.d. OP 95% v.d. OP 93% v.d. OP 89% v.d. OP 88% v.d. OP 88% v.d. OP
83 83 81 79 76 75 75
43% v.d. OP 74% v.d. OP 89% v.d. OP Onbekend 74% v.d. OP Onbekend Onbekend
37 63 76
84% v.d. OP
71
92% v.d. OP
78
0,000
67% v.d. OP 54% v.d. OP 52% v.d. OP 46% v.d. OP 43% v.d. OP 34% v.d. OP 31% v.d. OP 24% v.d. OP 7% v.d. OP
57 46 44 39 37 29 26 20 6
32% v.d. OP Onbekend 42% v.d. OP Onbekend 32% v.d. OP Onbekend Onbekend 42% v.d. OP 34% v.d. OP
27
0,137 Onbekend 0,112 Onbekend 0,475 Onbekend Onbekend 0,658 0,105
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
63
36 27
36 29
P-waarde/ significantie 0,721 0,145 0,051 Onbekend 0,472 Onbekend Onbekend
19
4. DISCUSSIE In dit hoofdstuk zijn de uitkomsten van het onderzoek vergeleken met literatuur. Daarnaast is de generaliseerbaarheid in kaart gebracht met de beperkingen van het onderzoek.
4.1 Uitkomsten en literatuur De resultaten uit het onderzoek naar gedrag zijn vergeleken met de richtlijnen van de Gezondheidsraad, de NNGB, de GGD en andere literatuur. Daarnaast is in kaart gebracht hoe gezond het gedrag van de onderzoekspopulatie is in vergelijking met de Nederlandse populatie. Volgens de richtlijnen van de NNGB, moeten kinderen elke dag minimaal één uur bewegen. Daarnaast moeten ze sporten bij een sportvereniging waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (Jeugdmonitor CBS, Ministerie van VWS, (2014). 22% van de 11-jarige kinderen in Nederland voldoen aan deze norm (Currie et al, 2012) 89% van de onderzoekspopulatie beweegt elke dag meer dan één uur en 43% van de onderzoekspopulatie sport bij een sportvereniging. Het percentage binnen dit onderzoek is hoger dan het landelijke percentage. Volgens de Gezondheidsraad is het gezond om dagelijks twee stukken fruit te eten (Gezondheidsraad, 2006). Uit onderzoek van Rossum onder Nederlandse kinderen in 2010, is gebleken dat bij 7- tot 18-jarige kinderen 5% de aanbevolen hoeveelheid fruit eet (Rossum van, 2011). In dit onderzoek is gebleken dat 74% van de onderzoekspopulatie voldoet aan deze richtlijn. Doordat het onderzoek zich alleen op kinderen heeft gericht uit groep 6 en 7, is dit onderzoek niet volledig te vergelijken met de uitkomsten uit de literatuur. Uit dit onderzoek is gebleken dat 92% van de onderzoekspopulatie elke dag één tot anderhalve liter water drinkt. Volgens de Gezondheidsraad moeten kinderen elke dag één tot anderhalve liter water drinken (Gezondheidsraad, 2006). 92% van de onderzoekspopulatie voldoet aan deze richtlijn. In het onderzoek van van Rossum is gebleken dat kinderen in Nederland te weinig voedingsvezels uit groente, fruit en volkoren graanproducten binnen krijgen (Rossum van, 2011). In dit onderzoek is gebleken dat 32% van de onderzoekspopulatie volkoren brood eet, 74% eet dagelijks fruit en 34% neemt één tot twee opscheplepels groente per avondmaal. Deze gegevens tonen aan dat de onderzoekspopulatie te weinig voedingsvezels binnen krijgen. Dit komt overeen met de resultaten uit het onderzoek van van Rossum. Van Rossum heeft in zijn onderzoek aangetoond dat 8% van de Nederlandse jongens en 7% van de meisjes minder vis eten dan de Gezondheidsraad voorschrijft (Rossum van, 2011). De Gezondheidsraad schrijft voor dat kinderen twee keer per week vis moeten eten (Gezondheidsraad, 2006). In dit onderzoek is naar voren gekomen dat 42% van de onderzoekspopulatie om de dag vis, vlees of kip eet. 40% eet alleen in het weekend vis, vlees of kip. Dit gegeven is niet te vergelijken met de literatuur, omdat de vraagstelling niet aantoont hoeveel vis er daadwerkelijk wordt gegeten.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
20
4.2 Beperkingen Er zijn een aantal beperkingen die van invloed zijn op de resultaten van dit onderzoek. De eerste beperking die van toepassing is op dit onderzoek, is de enquête die het gedrag in kaart brengt. Ondanks dat de enquête zorgvuldig is samengesteld, speciaal voor dit onderzoek en door meerdere deskundigen is gecontroleerd, ontbreken er een aantal vragen. Daarnaast zijn er een aantal vragen onvolledig geformuleerd waardoor de betrouwbaarheid van het resultaat in twijfel is gebracht. Dit heeft er voor gezorgd dat sommige onderwerpen uit de kennisenquête niet goed vergeleken en gemeten kunnen worden met het gedrag. Enkel het interview geeft inzicht in deze onderwerpen. Hier kunnen alleen geen conclusies over getrokken worden, enkel hypotheses die kunnen fungeren als basis voor een vervolgonderzoek. Een andere beperking van het onderzoek is de onderzoekspopulatie. Om een betrouwbaarheidsniveau van 95% te realiseren, moet de onderzoekspopulatie uit 257 kinderen bestaan. In dit onderzoek bestaat de onderzoekspopulatie uit 85 kinderen. Dit is onder de minimaal benodigde populatie. Daarmee is de betrouwbaarheid van het onderzoek relatief laag. Dit betekent dat er geen generaliseerbaarheid van de resultaten mogelijk is geweest. De resultaten gelden alleen voor de onderzoekspopulatie uit dit onderzoek. Naast deze beperkingen zijn er ook andere factoren die invloed hebben gehad op het resultaat. De reden dat resultaten uit dit onderzoek niet overeen komen, hoger uitvallen of lager zijn dan de literatuur, is omdat het onderzoek heeft plaats gevonden op Jump-in scholen. Jump-in scholen besteden extra aandacht aan gezondheid en organiseren meer activiteiten en lessenreeksen over gezond leven. De manier waarop scholen gezond gedrag steunen heeft invloed op het gedrag dat kinderen aanleren (Currie et al, 2012 en Freeman et al, 2009). Ten slotte is het mogelijk dat sociaal wenselijk gedrag is vertoont tijdens het afnemen van de enquêtes (Leite en Beretvas, 2005). De enquêtes uit dit onderzoek zijn door veel deskundigen op het gebied van voeding, beweging, slaap en onderzoek gecontroleerd. Desondanks kan er niet uitgesloten worden dat de kinderen sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
21
5. CONCLUSIE In opdracht van Stadsdeel West is er onderzoek gedaan naar welke kennis er is op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap en wat de relatie tot het gedrag is van kinderen uit groep 6 en 7, in de wijk Bos en Lommer, te Amsterdam West, in 2014. Voor de afdeling Sport van Stadsdeel West vormen de resultaten uit dit rapport de basis van een nulmeting. Vanuit dit punt kan de gemeente vaststellen welke kennis de kinderen nog nodig hebben over voeding, beweging en slaap om gezondere keuzes te maken. Dit wil de gemeente toepassen in projecten en activiteiten die in het teken staan van gezonde voeding, voldoende beweging en/ of voldoende slaap. Uit het onderzoek is gebleken dat de onderzoekspopulatie gemiddeld voldoende kennis heeft. Met een cijfer van 5,9 op het gebied van gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap heeft de onderzoekspopulatie een voldoende gescoord. Er is echter nog wel ruimte voor verbetering van het kennisniveau. Een belangrijk verschil waar in de toekomst extra onderzoek naar gedaan moet worden, is dat de kinderen van de OBS Bos en Lommerschool gemiddeld meer kennis over voldoende beweging hebben dan de kinderen van KBS De Springplank. In het onderzoek zijn de definities “vette vis” en “bedtijd” anders geïnterpreteerd door de onderzoekspopulatie. Het begrip “vette vis” werd door een grote meerderheid gezien als ongezond door het bijvoeglijk naamwoord vet. Met vette vis werd in de enquêtes echter gedoeld op gezonde, onverzadigde, vetrijke vis. Volgens de onderzoekspopulatie kan vis vetvrij zijn door het in de oven klaar te maken. Daarnaast werd bedtijd letterlijk gezien als de tijd dat het kind naar bed gaat. In de enquête werd hier echter de nachtrust mee bedoeld. Er is geconcludeerd dat kinderen gezonder leven wanneer ze beschikken over het juiste kennisniveau. Wanneer de meerderheid van de onderzoekspopulatie gezond gedrag vertoont, hebben zij ook voldoende kennis over gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap. Dit is heel duidelijk te zien in de significante relatie tussen het kennisniveau en het gedrag op het gebied van waterconsumptie. De eindconclusie is dat het juiste kennisniveau een positieve werking heeft op het gedrag. Met een gemiddelde score van een 5,9 is er ruimte voor verbetering van het kennisniveau. Om dit te verbeteren moet er rekening gehouden worden met de kennis over basisbegrippen.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
22
6. AANBEVELINGEN De resultaten van dit onderzoek gelden als nulmeting voor de gemeente Stadsdeel West om het kennisniveau in de wijk Bos en Lommer onder kinderen uit groep 6 en 7 te verbeteren. In dit hoofdstuk is een advies gegeven welke stappen de opdrachtgever kan ondernemen om dit te realiseren. Vervolgonderzoek Om meer inzicht te krijgen over het kennisniveau en de relatie tot het gedrag, is het aan te raden om een vervolgonderzoek op te starten. Het vervolgonderzoek moet onder minimaal 257 kinderen afgenomen worden om meer inzicht en significante relaties te krijgen in het kennisniveau en gedrag van kinderen in groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer. Om dit te realiseren moeten er vroegtijdig afspraken gemaakt worden met de desbetreffende basisscholen, zodat zij in de jaarplanning rekening kunnen houden met de enquête-afname. Het onderzoek is afgenomen op twee Jump-in scholen. Omdat het kennisniveau over voldoende beweging van de OBS Bos en Lommerschool hoger is dan van KBS De Springplank, is het interessant om in een vervolgonderzoek dit verschil in kaart te brengen. Het verschil in aanpak kan inzicht geven in de juiste manier van kennisoverdracht. Ook met een dergelijk onderzoek is het aan te raden om meer Jump-in scholen hierin te betrekken, zodat er significante relaties uit ontstaan. Basiskennis Er is geconcludeerd dat het juiste kennisniveau een positieve werking heeft op het gedrag. Met een gemiddelde score van een 5,9 is er ruimte voor verbetering van het kennisniveau. Om dit te verbeteren moet er onderzoek gedaan worden over de kennis van basisbegrippen. Bepaalde basisbegrippen worden door de onderzoekspopulatie verkeerd geïnterpreteerd. Deze basisbegrippen worden door de Gezondheidsraad, de NNGB en de GGD veel gebruikt in de communicatie over gezonde voeding, voldoende beweging en slaap. Dit heeft tot gevolg dat er een miscommunicatie kan ontstaan in de voorlichtingen tussen de volwassenen en de kinderen. Het is belangrijk om in een vervolgonderzoek in kaart te brengen welke basisbegrippen bij kinderen onduidelijk zijn en niet corresponderen met de definities van de Gezondheidsraad, De NNGB en de GGD. De resultaten van het vervolgonderzoek onder minimaal 257 kinderen, rekening houdend met de basisbegrippen, vormen een belangrijke aanvulling op de nulmeting. Als deze onderzoeken zijn verricht, kan er een plan van aanpak gemaakt worden om het gemiddelde cijfer onder kinderen uit groep 6 en 7 in de wijk Bos en Lommer, omhoog te brengen.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
23
7. LITERATUURLIJST Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek Amsterdam: Boom Onderwijs Brug J., van Stralen M.M., te Velde S.J., Chinapaw M.J.M., De Bourdeaudhuij I., (2012) Differences in Weight Status and Energy-Balance Related Behaviours among Schoolchildren across Europe: The ENERGY-Project Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), (2000), Standaarddefinitie allochtonen, Den Haag/Heerlen, geraadpleegd op 04-02-2014 via url: http://www.ggd.amsterdam.nl/menu-ii/gezondheidbeeld/jeugd/toelichting/ Currie C., Zanotti C., Morgan A., Currie D., Looze de M., Roberts C., (2012), Social determinants of health and well-being among young people. Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) study, International report from the 2009/2010 survey, Copenhagen: WHO regional office for Europe Delfos M.F., (2009), Ontwikkeling in vogelvlucht. Ontwikkeling van kinderen en adolescenten, vijfde druk, Uitgeverij Pearson, Amsterdam Ebbeling C.B., Pawlak D.B., Ludwig D.S., (2002), Childhood obesity: public-health crisis, common sense cure, Lancet; 360:473-82. Freeman JG et al., (2009), The relationship of schools to emotional health and bullying, International Journal of Public Health, 54(Suppl. 2):251–259 Gezondheidsraad, (2006), Richtlijnen Gezonde Voeding 2006, Den Haag, publicatie nr. 2006/21, ISBN13:9789055496273 GGD Amsterdam, (2013), Basismeetset 2013, Bureau van Onderzoek en Statistiek te Amsterdam, http://www.os.amsterdam.nl GGD Amsterdam, (2014), Overgewicht inclusief obesitas bij 10 jarige kinderen in Bos en Lommer in 2011-2012, uit het Digitaal Dossier: JGZ 5-19 jaar van Jeugdgezondheidsmonitor Amsterdam, geraadpleegd via www.ggdgezondheidinbeeld.nl op 28-03-2014 GGD Kennisnet, (2014), informatie geraadpleegd van de site www.ggdkennisnet.nl, geraadpleegd op 05-03-2014 via url: http://www.ggdkennisnet.nl/thema/broedplaats-opvoeden.nl/artikel/1297-bedtijd Jeugdmonitor CBS, Ministerie van VWS, (2014), Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), begrippen en toelichtingen, geraadpleegd op 06-03-2014 via url: http://jeugdmonitor.cbs.nl/nlnl/inlichtingen/begrippen-en-toelichtingen/nederlandse-norm-gezond-bewegen-(nngb)/ Kok H., Molleman G., Saan H., Ploeg M., (2005), Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie, Woerden NIGZ Leite W.L., Beretvas S.N., (2005), Validation of scores on the Marlow-Crowne social desirability scale and the balanced inventory of desirable responding, Education of Psychological Measurements Leest van L.A.T.M. Drs. , Verschuren W.M.M. Dr. Ir, (2005), Leefstijl- en risicofactoren voor hart- en e vaatziekten bij jongeren, Bevolkingstrends 1 kwartaal, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
24
Bilthoven, geraadpleegd op 26-03-2014 via url: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/333239E4-1056-46CE9DC5-7A9183367DA6/0/2005k1b15p069art.pdf Allesovermarktonderzoek, (2014), Steekproefcalculator, website geraadpleegd op 05-02-2014 via url: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Steekproef-algemeen/steekproefcalculator Marx H., Marx G. en Pluut J., (2008), De ontwikkeling van je kind van 0 tot 12 jaar, Uitgeverij Spectrum, Utrecht Ocké M.C., Kromhout D. (2004), Voeding in relatie tot gezondheid en ziekte. In: Ons eten gemeten. Gezonde voeding en veilig voedsel in Nederland, RIVM-rapport nr. 270555007. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum Rossum van C.T.M., Fransen H.P., Verkaik-Kloosterman J., Buurma-Rethans E.J.M., Ocké M.C., (2010), Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010: Diet of children and adults aged 7 to 69 years, RIVM-rapport nr. 350050006, Bilthoven Smits J., Edens R., (2006), Onderzoek met SPSS en Excel, Pearson Education, ISBN13: 9789043011792 Strien T. van, Herman C.P., Verheijden M.W., (2009), Eating style, overeating, and overweight in a representative Dutch sample. Does external eating play a role? uitgever onbekend Vocht de A., (2012), Basishandboek SPSS 20, iBM SPSS Statistics 20, Bijleveld, ISBN13: 9789055482238 Wouters E., (2010), Deelproject vroeg signalering dementie en ICT (2009-2010), Lectoraat Fontys Paramedische Hogeschool, Expertisecentrum BISC (Bridging Innovations to Sustainable Care), Provincie Noord Brabant, project ‘Slimme Zorg’
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
25
BIJLAGE A – ACHTERGROND OPDRACHTGEVER De opdrachtgever is Gemeente Amsterdam, Stadsdeel West, Afdeling sport. Gemeente Amsterdam is opgedeeld in zeven stadsdelen. Elk stadsdeel is verantwoordelijk voor alledaagse zaken waar bewoners mee te maken hebben. Afdeling Sport organiseert onder andere allerlei sport- en beweegactiviteiten. Tijdens deze activiteiten of projecten komt voeding ook vaak aan bod. Met dit onderzoek wil afdeling Sport in kaart brengen hoe zij onderwerpen als beweging, voeding en slaap effectiever kunnen overbrengen op de doelgroep. De begeleidster is Brigit Eckmann van afdeling Sport. Zij geeft ondersteuning op het gebied van planning, communicatie en persoonlijke ontwikkeling. Naast afdeling Sport is dit onderzoek betrokken bij het programmateam Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) van Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO). Dit is een samenwerking tussen DMO, GGD, Dienst Werk en Inkomen (DWI), Dienst Wonen Zorg en Samenleven (DWZS) en de stadsdelen. Amsterdamse jeugd op gezond gewicht krijgen en dit behouden is de doelstelling van dit programmateam. Door middel van feedback geven tijdens overleg en vergaderingen, geeft AAGG ondersteuning aan dit onderzoek.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
26
BIJLAGE B – ONDERBOUWING ENQUÊTE Bij het maken van deze vragenlijsten is er rekening gehouden met de cognitieve, taal en sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen rond de tien jaar die in groep 6 en 7 kunnen zitten met behulp van het boek ‘De ontwikkeling van het kind’ van Verhulst. Verantwoording voeding Uit een gesprek met de beleidsadviseur van Fresh in de Les, Zippora Abram, blijkt dat activiteiten die zich aansluiten bij Fresh in de Les een subsidie kunnen aanvragen. Om in aanmerking te komen voor een subsidie moeten aanvragers, indien zij voedsel en drank aanbieden tijdens hun activiteit, vanaf 2014, eerst een gediplomeerde diëtist of gediplomeerde voedingsdeskundige laten instemmen met het menu. Deze voorwaarde was in het verleden voor Fresh in de Les niet van toepassing. Hier wordt één duidelijke lijn mee afgestemd wat Fresh in de Les overbrengt qua gezonde voeding. Omdat de diëtist/ voedingsdeskundige het voedingsmenu moet goedkeuren wordt de vragenlijst afgestemd op de definitie die een diëtist/ voedingsdeskundige geeft aan gezonde voeding voor kinderen uit groep 6 en 7. Met goedkeuring van Zippora Abram is Brigit Eckmann aangesteld als gediplomeerde voedingsdeskundige waar mee de vragenlijst wordt gemaakt. Zij heeft de opleiding Voeding en Diëtiek met een diploma afgerond en is werkzaam als o.a. voedingsadviseur op de afdeling Sport van Gemeente Amsterdam West. Brigit Eckmann gaf in een gesprek aan dat zij haar voedingsadviezen verantwoord uit de rapportage ‘Richtlijnen goede voeding 2006’ van de Gezondheidsraad. Met de richtlijnen over en de definities van gezonde voeding, wordt een enquête gemaakt. Hier wordt de kennis over dit onderwerp bij kinderen uit groep 6 en 7 mee getoetst. Richtlijnen die van toepassing zijn op dit onderzoek naar kinderen van rond de 10 jaar uit de rapportage van de Gezondheidsraad zijn: -
Elke dag 2 stuks fruit; 2x per week (vette) vis eten; Beperk tot 7 eet en drinkmomenten; Elke ochtend ontbijten; Gevarieerd eten. Zo veel mogelijk verschillende vitaminen en mineralen binnen krijgen; Zo min mogelijk keukenzout innemen; Verzadigde vetzuren en enkelvoudig trans onverzadigde vetzuren beperken; Elke dag groente eten; 1 tot 1,5 liter water drinken per dag; Volkoren is gezonder dan bruin en wit brood; Magere zuivel en vlees eten.
Verantwoording bewegen Op de afdeling Sport van Gemeente Amsterdam West zitten meerdere gediplomeerde sportdocenten. De afdeling Sport geeft ook veel sportactiviteiten tijdens Fresh in de Les. Met goedkeuring van Brigit Eckmann is Romena Daniels aangesteld als gediplomeerde sportdocent. Zij heeft het CIOS afgerond met een diploma en werkt sinds haar opleiding al op de afdeling Sport. In een gesprek met Romena wordt het duidelijk dat haar bronnen de GGD van Amsterdam en de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNvGB) zijn. Met haar zijn de richtlijnen en definitie van voldoende beweging voor kinderen uit groep 6 en 7 bepaald voor de enquête. De GGD volgt de richtlijn Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen voor jeugd van het Centraal Bureau voor de Statistieken (CBS) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) dat luidt: ‘Voor jongeren tot 18 jaar geldt: dagelijks (zomer en winter) een uur ten minste matig intensief lichamelijke activiteit (5 MET (bijvoorbeeld aerobics of skateboarden) tot 8 MET (bijvoorbeeld Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
27
hardlopen 8 km/uur)), waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week zijn gericht op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie)’. Verantwoording slaap Uit een gesprek met de organisator van Fresh in de Les komt naar voren dat Enrico Kruydenhof richtlijnen over en definitie van voldoende slaap haalt bij de GGD. Over dit onderwerp is het echter niet nodig, als voorwaarde voor subsidie, dat een gediplomeerd slaapdeskundige goedkeuring moet geven voor activiteiten die dit thema aanbieden en overbrengen tijdens Fresh in de Les. De GGD stelt vast dat er geen regels zijn hoe veel uur slaap een kind nodig heeft of op welk tijdstip een kind naar bed moet. Zij geven aan dat dit per kind verschilt. Indien een kind uitgerust uit bed komt en zich overdag goed kan concentreren dan slaapt een kind voldoende volgens de GGD Nederland. Indien dit niet het geval is moet het kind eerder naar bed om wel uitgerust wakker te worden. Als laatste geeft GGD Nederland het advies om wel vaste tijden af te spreken met kinderen wanneer ze naar bed gaan. Zo weten de kinderen wanneer het bedtijd is en wanneer het te laat is. Hier hechten kinderen volgens GGD Nederland wel waarde aan. Demografische gegevens - Leeftijd - Geslacht - Geboorteland pappa - Geboorteland mamma - Groep
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
28
Het afnemen van de vragenlijst duurt ongeveer 15 tot 20 minuten, afhankelijk van de kinderen. De tijd is van te voren gemeten bij de controlegroep en die kwamen op 14 minuten uit. Het afnemen van de vragenlijsten duurt, inclusief een inleiding en afsluiting, 30 tot 35 minuten.
Antwoorden Kennis toets
Vraag 1
Elke ochtend
Vraag 12
Waar
Vraag 2
Volkoren brood en Magere zuivel
Vraag 13
Niet waar
Vraag 3
1 á 2 stukken fruit
Vraag 14
Ontbijt
Vraag 4
Niet waar
Vraag 15
1 uur of langer
Vraag 5
Niet waar
Vraag 16
Niet waar
Vraag 6
Niet waar
Vraag 17
Waar
Vraag 7
Waar
Vraag 18
Niet waar
Vraag 8
Niet waar
Vraag 19
Waar
Vraag 9
Waar
Vraag 20
Niet waar
Vraag 10
Waar
Vraag 21
Waar
Vraag 11
Niet waar
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
29
BIJLAGE C – CONTROLEURS ENQUÊTE Om de vragenlijst betrouwbaar te maken wordt de ontwikkelde vragenlijst zorgvuldig door meerdere personen gecontroleerd en goedgekeurd. Deze personen zijn: -
Zippora Abram, inhoudelijk deskundige en beleidsadviseur van Fresh in de Les van Gemeente Amsterdam West; Enrico Kruydenhof, inhoudelijk deskundige en medewerker BPT Veiligheid van Gemeente Amsterdam West; De 10 jarige zoon van Zippora Abram, controlegroep, zijn naam blijft anoniem; Brigit Eckmann, directe stage begeleidster en gediplomeerde voedingsdeskundige; Romena Daniels, medewerker Sport, medeorganisator sport activiteiten Fresh in de Les; e Vincent Visser, 4 jaar stagiair van de opleiding Toegepaste Psychologie bij Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling (DMO); e Christine Kegel, 4 jaar stagiair van de opleiding Toegepaste Psychologie bij Aanpak Gezond Gewicht bij Gemeente Amsterdam Noord; Vera van der Hoorn, docent op De Gooische Daltonschool in Hilversumse Meent; Vier leerlingen uit groep 6 van De Gooische Daltonschool in Hilversumse Meent, controlegroep, de namen blijven anoniem; Marije Baart de la Faille-Deutekom, afstudeerbegeleidster van de opleiding Sport, Bewegen, Leefstijl en Gezondheid van Inholland Haarlem.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
30
BIJLAGE D – PROCESPLAN AFNAME ENQUÊTES Procesplan afnemen enquêtes -
Stap 1: Mezelf voorstellen als onderzoeker van de gemeente Amsterdam. Uitleggen wat er wordt afgenomen, waar de enquête over gaat, hoe belangrijk dit is en hoe ze de enquête moeten invullen.
-
Stap 2: Uitleggen dat de kinderen mogen beginnen zodra ze de enquête voor zich hebben. Hierna de enquête uitdelen aan de hele klas. Kinderen vervolgens helpen indien zij vragen hebben.
-
Stap 3: Zodra iemand klaar is met de eerste enquête en zijn of haar hand heeft opgestoken diegene de tweede enquête geven en de eerste innemen. Alle eerste ingevulde enquêtes zorgvuldig en compleet opbergen zodat er niets verloren gaat. Doe dit ook zodra de tweede enquêtes ingevuld worden ingeleverd. Bewaar de rust totdat het laatste kind de enquête heeft afgerond.
-
Stap 4: Bedank de kinderen en leraar voor hun medewerking en hulp.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
31
BIJLAGE E – INTERVIEW VRAGEN Interview vragen Eerst beginnen met vragen stellen over anderen. Naarmate het interview vordert aanvoelen of de kinderen zich al meer op hun gemak voelen en dan pas overschakelen naar hun eigen situatie en gedrag. Ontbijtsoort: • • • • • • • • • • • •
Wie maakt het ontbijt klaar voor jullie klasgenootjes denken jullie? Wat denken jullie dat klasgenootjes het meeste eten als ontbijt? Hoeveel ontbijten jullie klasgenootjes denken jullie? Wie maakt jouw ontbijt klaar? (ouders, zelf) Wat eet jij het meeste als ontbijt? Wat vind jij het lekkerste om te eten als ontbijt? Hoeveel ontbijt jij in de ochtend? Hoeveel sneetjes bijvoorbeeld? Als we het hebben over brood, wat denken jullie dat gezonder is, wit, bruin of volkoren brood? Wat is wit brood eigenlijk? Wat is bruin brood eigenlijk? Wat is volkoren brood? Weten jullie wat het verschil is tussen bruin brood en volkoren brood?
Stukken fruit • • • • • • • • • • • •
Hoe vaak eten jullie klasgenootjes fruit denk je? Wie koopt er het fruit van jullie klasgenootjes? Denken jullie dat zij altijd fruit in huis hebben? Hoe vaak eet jij fruit? Hoeveel dagen in de week? Waarom wel of niet? Hoeveel stukken fruit eet jij dan meestal op een dag? Wat voor fruit eet jij het meeste? Wie koopt er het fruit bij jou thuis? Hebben jullie altijd fruit in huis liggen? Wat is er zo gezond aan fruit, weten jullie dat? Wat kan er ongezond aan fruit zijn?
7 eetmomenten • • • • • • •
Waar moet je aan denken bij het woordje eetmoment? Hoe vaak eten jullie klasgenootjes op een dag denken jullie? Noem de eetmomenten eens op Hoe vaak eten jullie op een dag? Noem de eetmomenten eens op? Heb jij elke dag zo veel eetmomenten? Wie bepaald wat jij eet op een dag?
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
32
•
Hoeveel eetmomenten denken jullie dat gezond is op een dag?
Groente • • • • • • • • •
Hoe vaak denken jullie dat klasgenootjes groente eten in een week? Hoe vaak eten jullie groente in een week? Hoeveel groente eten is gezond denken jullie? Noem eens de soorten groenten die jij kent? Welke groenten eet jij het meeste? Hoe wordt groente bij jullie op het bord gelegd? Weten jullie wat opscheplepels zijn? Wie maakt jouw eten klaar? Wie schept de groente op jouw bord?
Frisdrank • • • • • •
Wie van jullie drinkt er wel eens frisdrank? Hoe vaak drinken jullie frisdrank? Wat verstaan jullie onder frisdrank? Hoeveel frisdrank drinken jullie per dag? Denken jullie dat frisdrank drinken gezond is? Waarom wel of niet?
Zout • • •
Wat vinden jullie van zout? Is het gezond om zout op je eten te doen? Waarom wel of niet?
Vette vis • • • • • •
Wat verstaan jullie onder het woordje vet? Waar moeten jullie aan denken bij dit woord? En als ik het heb over vette vis? Aan wat voor vis denken jullie dan? Lusten jullie vis? Welke vis lusten jullie? Hoe vaak eten jullie vis in een week? Weten jullie waarom vis gezond is?
Voldoende slaap • • • • • •
Hoeveel uur slaap hebben jullie nodig denken jullie? Wie wordt er wel eens wakker dat je nog moe bent of moeite hebt met opstaan? Hoe komt dit eigenlijk denk je? Hoe laat moeten jullie van je ouders naar bed? Hoe laat gaan jullie ook echt slapen? Vinden jullie dat je ouders je te vroeg of te laat naar bed sturen?
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
33
BIJLAGE F – INTERVIEW VERBATIM & VERWERKING Interview met twee kinderen uit groep 6 en twee uit groep 7 van basisschool KBS De Springplank. Het interview heeft zich plaats gevonden in de bibliotheek van de school. Dit was een ruimte waar het interview het minst verstoord kon worden. Het interview met de groep kinderen heeft 25 minuten geduurd en in die 25 minuten is er besproken hoe bepaalde uitslagen uit de enquêtes zijn verantwoord. In het transcriberen is er met de letter ‘K’ verwezen naar de groep kinderen. De letter ‘I’ verwijst naar de interviewer. Hieronder is het interview volledig en letterlijk uitgeschreven op papier, dit wordt ook wel transcriberen genoemd. Het interview transcriberen I: Ik was benieuwd, wie maakt het ontbijt klaar van jullie klasgenootjes? Denken jullie dat de ouders van jullie klasgenootjes het ontbijt klaar maken of zij zelf? K: De ouders, de ouders I: De ouders? K: Ja I: En waarom denken jullie dat? K: Omdat me moeder beter en lekkerder ontbijt kan maken. Ja want mijn moeder is bang dat ik het huis verbrand. I: Bij jullie, wie maakt het ontbijt dan klaar? K: De ouders, soms mijn moeder, soms mijn zus en soms maakt mijn vader mijn ontbijt I: En meestal de ouders? K: Ja, als me moeder geen zin heeft dan zegt ze gewoon tegen mijn zus, maak ontbijt voor mij. I: En doet ze dat dan ook? K: Ja I: Wat denken jullie dat jullie klasgenootjes het meeste eten als ontbijt? K: Ik weet alleen, iemand die alleen maar drinkt, water drinkt. I: Alleen drinken in de ochtend? K: Nee, ze drinkt ook in de ochtend pauze en in de middag. Ik eet altijd in de ochtend een broodje kaas met worst of alleen kaas met melk. I: En jij? Wat eet jij meestal in de ochtend? K: soms in de ochtend als mijn vader een tosti eet dan doe ik dat ook. Maar als mijn vader geen tosti maakt dan doe ik het ook niet. Dan eet ik meestal iets anders. I: En wat dan? Noem eens een voorbeeld? K: Kippensoep, 1 beker. I: En? K: Nou, een tosti I: En jij? Wat eet jij in de ochtend meestal? K: Een broodje kaas of zo I: Oké, en wat vinden jullie het lekkerste om te eten in de ochtend? K: Soms als me broer vannacht komt dan koopt hij shoarma en dan laat hij het tot de ochtend staan, en als hij het niet doet dan eet ik een tosti en als hij het wel doet dan eet ik het. I: En mag dat ook van hem? K: Ja, soms eet ik ook broodje gezond. Turkse maken altijd broodje gezond, weet je hoe lekker. Moet je eens proeven. Ik eet altijd, sla, dat vind ik het lekkerst. Kaas, tomaat en worst. En nog knoflook, sambal, woei jo. I: En jij, wat vind jij het lekkerst om te eten als ontbijt? K: Nee… ik eet bijna alles I: Eet jij bijna alles ja? Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
34
K: Ja I: Wat vind jij het lekkerst om te eten in de ochtend? K: ik eet bijna altijd wat mijn moeder maakt en wat mijn vader eet, want ik ben hetzelfde als mijn vader. I: En hoe vaak ontbijten jullie? K: Elke dag, vier keer per dag. I: Elke dag, vier keer per dag? Vier keer per dag ontbijten? K: Ja ik wel. Ik eigenlijk zelfde want ochtend, middag. I: Maar dat is geen ontbijt meer… K: Oh ja I: Ontbijt is voor school wat je eet. K: Ja, ik eet ontbijt in de ochtend eet ik denk ik drie of twee broodjes met glas melk. Daarna in de middag als ik thuis kom eet ik hetzelfde, misschien neem ik meer, daarna weer in de, zes uur ongeveer eet ik weer en daarna ’s nachts om acht uur eet ik weer, en daarna ga ik slapen. I: Oké, daar kom ik zo even op terug hoor, maar nog even een vraag want je zegt dan een broodje met kaas, maar wat voor broodje is dat dan? Wit brood of wat voor? K: Bruin I: Bruin brood? K: Ja, die is echt lekker, vooral tosti met bruin brood. Is erg lekker. Ik doe meestal kaas en bruin brood, dan doe ik het in de magnetron dan word het heel zacht, dat heb ik geleerd van mijn neef. I: Dat vind je lekker? K: Ja I: Neem je dat ook wel eens als ontbijt? K: Nee, alleen in de middag. Met kaas kan je alles, met kaas kan je kapsalon eten, ja dat is echt lekker. I: Nou had ik nog een vraagje, wat denken jullie dat gezonder is, wit brood, bruin brood of volkoren brood. K: Bruin brood, volkoren I: Volkoren? K: Ja, volkoren want die hebben pitjes, nee bruin brood. Nee volkoren is gezond I: Want wat is het eigenlijk? Wat is wit brood? K: Wit brood is, gewoon witte brood, nee witte granen denk ik. Maar er zit ook dingen in dat niet gezond is. Ja, ze doen bijvoorbeeld als me moeder of zo bruin brood maakt van die platte, dan doet ze altijd boter, dan doet ze er boter in en wel veel, want dan hebben ze heel veel boter er in. Maar dat doet mijn oma niet. Maar ik eet niet zoveel van dat. 1 keer had ik bruin brood genomen maar ik mag niet zitten aan mijn oom zijn brood. Dan wordt hij boos. I: En dan heb ik nog een vraagje, weten jullie wat het verschil is tussen volkoren brood en bruin brood? K: Want in volkoren zitten pitjes en in bruin brood zit tenminste.. weet ik niet. Bruin brood zitten toch ook pitjes soms? Zitten granen in, volkoren brood zitten echte pitjes in. Ja ik denk dat volkoren brood gezond is. I: Ja, en waarom? K: Weet ik niet.. I: Door de pitjes? K: Nee ik vind bruin brood gewoon gezond. Ja het is gewoon hetzelfde maar in volkoren brood zitten pitjes, dat weet ik omdat mijn oom dat altijd heeft. I: Maar je hebt ook natuurlijk heel donker bruin en een beetje licht bruin en je hebt met pitjes en zonder pitjes, maar wat is dan volkoren brood? Wat is dat? K: Volkoren is een broodje… Een broodje die volkoren is. Nee, het is met en klein beetje wit en een klein beetje bruin met pitjes. Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
35
I: Oké, het volgende onderwerp gaat over fruit. Hoe vaak denken jullie dat jullie klasgenootjes fruit eten in een week? K: Ik denk elke dag, ik ook. I: Allemaal elke dag? K: Ja, als ik naar huis in de ochtend eet ik tosti en als ik naar school ga eet ik banaan en als ik terug kom eet ik soms appel, banaan, van alles. I: Jullie eten elke dag fruit? K: Ja I: Maar hoeveel stukken fruit eten jullie dan elke dag? K: Ik eet misschien twee appels en twee mandarijnen. Elke avond als ik nog niet naar bed ga dan zegt mijn moeder, pak een bak en dan legt ze daar fruit in, legt daar sinaasappels, banaan alles en dan zegt ze pak maar. Ja ik ook. Elke avond gaat ze dan fruit op tafel leggen en dan moet iedereen pakken. I: oké, maar ’s avonds dan alleen? K: Nee ook overdag. Mijn moeder doet in de middag, dan pakt ze een sinaasappel en gaat ze persen, ja, water er bij. I: Dus hoeveel stukken fruit denken jullie dat je elke dag eet? K: heel veel, gewoon een bak, misschien vijf stukken soms tien. I: Ja? K: Ja soms wel en als we vrij hebben dan doet mijn oma altijd ’s avonds een bak met allemaal fruit er in en ik eet dan ook zelf en ik maak het soms klaar voor mijn vader. Dan geef ik het aan mijn vader en dan eet ik het zelf sinaasappel of een appel of peer. I: En wie koopt er het fruit bij jullie thuis? K: Mijn moeder en vader. Mijn vader meestal. Mijn moeder en vader. Meestal mijn oma, soms mijn opa en soms mijn moeder. I: En bij jou? K: soms mijn moeder, soms mijn zus en ik I: Ja, jij zelf ook? Kopen jullie ook wel eens zelf fruit? K: Nee, ik kan niet lekkere fruit kiezen. Ik kan niet kiezen. Bijna alles is lekker. Je moet gewoon kijken of die wel, of het zacht is of niet. Als het hard is dan is het beter want dat is wat lekkerder. I: Hebben jullie altijd fruit in huis? K: Ja I: Dus jullie kunnen altijd wel een stukje fruit eten? K: Ja, altijd, altijd. Zelfs als ik ga Playstation spelen, dan eet ik gewoon ondertussen fruit. I: Maar wat is er zo gezond aan fruit? K: De vitaminen, vooral bij banaan. I: Maar door de vitaminen is fruit gezond denken jullie? K: Ja, je krijgt er ook energie van en voedingsstoffen I: Maar wat kan er ongezond zijn aan fruit? Weten jullie dat ook? K: De suiker, ja de suiker. In appel en in elke ding zit er suiker. Want in die steel van die appel zitten er ook suiker, heb ik in een boek gelezen. Je weet toch van die informatie dingen? Ja, dat heb ik gelezen. I: Want is suiker dan ongezond? K: Ja I: Waarom? K: Het is soort van vergif, je lichaam kan er wel tegen maar niet te veel, dan krijg je suikerziekte. I: Dan krijg je suikerziekte? K: Ja I: Ik had ook nog een vraagje over hoe vaak mensen eten, hoe vaak denken jullie dat kinderen van jullie leeftijd op een dag eten? Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
36
K: Drie, vier keer I: Drie keer? K: Vier of zo, tussendoor kan je ook nog altijd eten. I: Wat is een eetmoment? K: Gewoon een moment dat je iets eet. I: Maar is dat alleen ontbijt, lunch en avondeten? Of is dat ook met je tussendoortjes? K: Ja, ook met tussendoortjes. Een voorbeeld is dat je tussen het spelen door wat te eten koopt met je zakgeld en dan weer door gaat met spelen. I: En hoe vaak eten jullie op een dag? K: Vier keer I: En eet je dat in 1 dag of eet je dat in 1 uur allemaal? K: Nee, over de hele dag. Ikke drie, als we vrij hebben in de ochtend, soms in de middag en in de avond nog. I: Wie bepaalt wat jij dan eet? Bepaal je dat zelf? K: Mijn moeder, mijn vader, nou mijn oma, ja maar als er dingen zijn die ik niet lekker vind dan eet ik het gewoon niet en eet ik iets anders. I: Eten jullie ook elke week hetzelfde of verschilt dat nog wel? K: Wij eten elke dag wel wat anders, mijn moeder gaat elke dag naar de markt en haalt dan van alles en vaak eten we elke dag wat anders. Soms eten we wel hetzelfde omdat er dan eten over blijft van gister of zo. I: Maar eten jullie elke week op een maandag bijvoorbeeld altijd hetzelfde? K: Soms, soms wel soms niet. Meestal eten we op maandag altijd couscous met groente en vlees maar niet elke maandag, soms ook op een andere dag. I: En hoe veel eet momenten denken jullie dat gezond is? K: Drie I: Dan wil ik het nog even over groente hebben want hoe vaak eten jullie groente in de week? K: Heel vaak I: Elke dag? K: Nee alleen in salade zit er groente sla en zo dan eet ik het I: Hoe vaak eet je dat dan? K: alleen in de avond want als we avond eten dan maakt mijn moeder salade. Ja maar soms wel soms niet. Voordat ik eet dan maak ik een bakje met salade, komkommer, broccoli en dat moet ik opeten. I: En als ik het over groente heb, noem eens een voorbeeld, wat voor groente ken je? K: Wortel, tomaat, broccoli, asperge, komkommer I: en wat eten jullie het meeste? K: Komkommer en sla I: En wanneer eten jullie dat dan? K: Groente eet ik meestal in de avond ja. Soms eet ik ook in de middag groente I: en ‘s middags ook? K: Ja I: En wie bepaalt hoe veel groente jij eet? K: Ouders, niemand I: Nee, jij schept het zelf op? K: Ja ik mag het altijd zelf weten maar mijn moeder maakt altijd een broodje gezond I: En weten jullie wat een opscheplepel is? Ik had namelijk een vraag van hoe veel opscheplepels groente nemen jullie, weet je dan wat ik bedoel? K: Ja I: en weten jullie dan hoeveel scheppen jullie nemen? K: Ik drie, ik vijf. Wij hebben gewoon 1 kom en iedereen eet daar uit. Wij hebben echt een grote lepel en dan doe ik zo drie scheppen Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
37
I: En jij? K: Ik niet zo veel, 1 misschien. I: Oké, iets anders. Drinken. Wie van jullie drinkt er wel eens frisdrank? K: Ja (alle vier staken hun hand omhoog)! I: Oké, en hoe vaak drinken jullie frisdrank? K: Elke dag! Ja in vind cola lekker. Nee Fanta is erg lekker. I: Kijk, jullie beantwoorden bijna mijn volgende vraag, wat verstaan jullie dan onder frisdrank? K: Frisdrank is frisdrank, met prik altijd. Cola weet je wel. Waar veel suiker in zit en heel lekker is. I: Ja ik ken het wel. En hoe veel frisdrank drinken jullie dan per dag? K: Verschilt, soms in de middag, als ik thuis ben na school en met avond eten drink ik vaak wel frisdrank. In de ochtend drink ik alleen water en melk. Soms drink ik niet frisdrank omdat we dat niet hebben maar als ik geld heb dan koop ik dat soms. I: En denken jullie dat frisdrank drinken gezond is? K: Nee maar wel heel lekker! Je moet gewoon niet te veel drinken, een beetje is niet erg. I: Waarom mag je niet te veel frisdrank drinken dan? K: Daar zit heel veel suiker in, dat is niet goed voor je. En kleurstoffen en zo, die dingen. Kan je dik van worden. I: Ik had nog een vraagje over zout. Wat vinden jullie van zout? K: Ja, lekker! Vooral bij patat met ketchup en mayo. I: Oké en vinden jullie dat het gezond is om zout op je eten te strooien? K: Nee het is niet zo gezond om zout te gebruiken maar een beetje is wel lekker. Ja, zout is niet gezond want als je te veel neemt, op patat of zo, dan kan je hoge bloeddruk krijgen. Dat heeft mijn oom. I: Oh wat erg. En mag je oom nu geen zout meer? K: Nee dat mag hij niet meer en hij heeft medicijnen. Maar heel soms als me broer thuis komt met patat of zo dan neemt hij soms wel een paar. I: He, ik had nog even een vraagje over vet. Wat verstaan jullie onder het woordje vet? Waar denken jullie dan aan? K: Vetzak, I: Aan eten bedoel ik, vet eten K: Döner, chips, shoarma, patat, cola, Turkse pizza, cola? Nee daar zit suiker in, niet vet. I: En als ik het heb over vette vis? K: iel… aan een dikke vis, hamsie, zalm I: Wat is dat? K: Hamsie is ook vis wat wij altijd halen. I: Denken jullie dat het gezond is, vette vis? K: Ja, als het bijvoorbeeld in een pan met boter wordt gemaakt dan is het met vet en als je gewoon in een oven doet dan is het zonder vet en is het wat beter. I: Want is vis altijd vet of niet? K: nee, I: Welke niet dan? K: Gerookte zalm I: nog meer? Of weet je dat niet? K: Nee… I: Want ik vroeg net van als ik vet zeg, waar denk je dan aan en toen zeiden jullie shoarma, Turkse pizza, döner. Maar als ik het heb over vette vis, dan zeg je dat het gezond is. K: Ja I: maar wat is dan het verschil denken jullie?
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
38
K: Dat als je het in een pan doet dat er boter in gaat en dat het daarom vet word. Nee kijk, ik denk, als je patat, patat kan ook gezond zijn als je het in de oven doet, dan gaat het vet er uit en als je het in de frituurpan doet dan blijft het er in. I: En hoe vaak eten jullie vis in een week? K: Twee keer, in een week 1 keer. Ik haat vis, ik lust het niet I: Lust de rest wel vis? K: Ja. Ik niet maar wel de KFC vis. I: Dus twee keer of 1 keer in de week eten jullie vis? K: Ja I: En wat voor vis eten jullie dan? K: Wij hamsie, wat is dat? Dat is vis. I: En wat voor vis eet de rest? K: Zalm, garnalen eet ik ook wel eens en soms van die kleine visjes. I: En waarom is vis gezond? Weten jullie dat? K: Omdat… nee dat weet ik niet I: Weten jullie dat jongens? Waarom is vis gezond? K: Het is… iets gezonds I: Maar je weet niet waarom? K: Nee I: Dan het laatste, dat gaat over slaap. Hoe veel uur slaap denken jullie dat je nodig hebt? K: Negen uur, tien, twaalf I: Negen, tien of twaalf? K: Ik slaap om negen uur, ja soms tien uur. I: En wie word er wel eens wakker en dan heb je wel zoiets van ik wil nog niet me bed uit, ik ben nog moe? K: Ja, ik, vandaag, ja. Ik ben omdat we twee weken vakantie hadden, ging ik pas om 1 uur of 3 uur of zo slapen, toen was ik gewend om laat wakker te worden, daarom ben ik nu moe. I: Drie uur in de nacht ging je naar bed? K: Ja, ik ga dan de hele tijd FIFA spelen. I: En hoe komt dat dan, dat je moe wakker word? Bij jou nu bijvoorbeeld vandaag? K: Mijn moeder maakt mij altijd wakker. I: Hoe laat ben je gaan slapen nu dan? K: tien uur. Ik elf uur. I: Hoe laat gaan jullie meestal naar bed? K: elf uur, twaalf uur, negen uur ja, of tien uur. I: En wie bepaalt wanneer je naar bed gaat? K: mijn moeder. Ik zelf I: Ja, jij zelf? K: omdat zij zegt ga naar bed, ik zeg nee, ik ga naar bed maar ik kijk film. I: Hoe laat zegt ze dan ga naar bed? K: Ongeveer om kwart voor tien I: Ongeveer kwart voor tien ga je naar bed en dan nog een filmpje kijken of zo? K: ja. Soms als ik buiten speel en mijn vader roept mij dan is het negen uur dat ik naar bed moet. I: en als jullie van je ouders naar bed moeten, vinden jullie dat te vroeg of te laat? K: normaal, gewoon middel. I: Want ben je al moe als je naar bed moet? K: Ja ik wel, nee ik niet. Vaak zeg ik dat ik niet moe ben maar als ik in me bed kom dan ga ik gelijk slapen. I: Oké, hee jongens, dank jullie wel. Dat was het. K: Alstublieft. Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
39
I: hebben jullie nog vragen? K: Nee Fase 1: De antwoorden open coderen
•
•
•
Fragment I: Ik was benieuwd, wie maakt het ontbijt klaar van jullie klasgenootjes? Denken jullie dat de ouders van jullie klasgenootjes het ontbijt klaar maken of zij zelf? K: De ouders, de ouders I: De ouders? K: Ja I: En waarom denken jullie dat? K: Omdat me moeder beter en lekkerder ontbijt kan maken. Ja want mijn moeder is bang dat ik het huis verbrand. I: Bij jullie, wie maakt het ontbijt dan klaar? K: De ouders, soms mijn moeder, soms mijn zus en soms maakt mijn vader mijn ontbijt klaar I: En meestal de ouders? K: Ja, als me moeder geen zin heeft dan zegt ze gewoon tegen mijn zus, maak ontbijt voor mij. I: En doet ze dat dan ook? K: Ja I: En jij? Wat eet jij meestal in de ochtend? K: soms in de ochtend als mijn vader een tosti eet dan doe ik dat ook. Maar als mijn vader geen tosti maakt dan doe ik het ook niet. Dan eet ik meestal iets anders. I: En wat dan? Noem eens een voorbeeld? K: Kippensoep, 1 beker. I: En? K: Nou, een tosti I: En jij? Wat eet jij in de ochtend meestal? K: Een broodje kaas of zo I: Oké, en wat vinden jullie het lekkerste om te eten in de ochtend? K: Soms als me broer vannacht komt dan koopt hij shoarma en dan laat hij het tot de ochtend staan, en als hij het niet doet dan eet ik een tosti en als hij het wel doet dan eet ik het. I: En mag dat ook van hem? K: Ja, soms eet ik ook broodje gezond. Turkse maken altijd broodje gezond, weet je hoe lekker. Moet je eens proeven. Ik eet altijd, sla, dat vind ik het lekkerst. Kaas, tomaat en worst. En nog knoflook, sambal, woei jo. I: En jij, wat vind jij het lekkerst om te eten als ontbijt? K: Nee… ik eet bijna alles I: Eet jij bijna alles ja? K: Ja I: Wat vind jij het lekkerst om te eten in de ochtend? K: ik eet bijna altijd wat mijn moeder maakt en wat mijn vader eet, want ik ben hetzelfde als mijn vader.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
Open code Vader, moeder of zus maken meestal het ontbijt
Ontbijt wordt ingevuld met een tosti, kippensoep of een broodje kaas
Lievelingsontbijt is shoarma, tosti, broodje gezond en wat de ouders maken
40
•
•
•
•
I: En hoe vaak ontbijten jullie? K: Elke dag, vier keer per dag. I: Elke dag, vier keer per dag? Vier keer per dag ontbijten? K: Ja ik wel. Ik eigenlijk zelfde want ochtend, middag. I: Maar dat is geen ontbijt meer… K: Oh ja I: Ontbijt is voor school wat je eet. I: Oké, daar kom ik zo even op terug hoor, maar nog even een vraag want je zegt dan een broodje met kaas, maar wat voor broodje is dat dan? Wit brood of wat voor? K: Bruin I: Bruin brood? K: Ja, die is echt lekker, vooral tosti met bruin brood. Is kaolo lekker. Ik doe meestal kaas en bruin brood, dan doe ik het in de magnetron dan word het heel zacht, dat heb ik geleerd van mijn neef. I: Nou had ik nog een vraagje, wat denken jullie dat gezonder is, wit brood, bruin brood of volkoren brood. K: Bruin brood, volkoren I: Volkoren? K: Ja, volkoren want die hebben pitjes, nee bruin brood. Nee volkoren is gezond I: Want wat is het eigenlijk? Wat is wit brood? K: Wit brood is, gewoon witte brood, nee witte granen denk ik. Maar er zit ook dingen in dat niet gezond is. Ja, ze doen bijvoorbeeld als me moeder of zo bruin brood maakt van die platte, dan doet ze altijd boter, dan doet ze er boter in en wel veel, want dan hebben ze heel veel boter er in. Maar dat doet mijn oma niet. Maar ik eet niet zoveel van dat. 1 keer had ik bruin brood genomen maar ik mag niet zitten aan mijn oom zijn brood. Dan wordt hij boos. I: En dan heb ik nog een vraagje, weten jullie wat het verschil is tussen volkoren brood en bruin brood? K: Want in volkoren zitten pitjes en in bruin brood zit tenminste.. weet ik niet. Bruin brood zitten toch ook pitjes soms? Zitten granen in, volkoren brood zitten echte pitjes in. Ja ik denk dat volkoren brood gezond is. I: Ja, en waarom? K: Weet ik niet.. I: Door de pitjes? K: Nee ik vind bruin brood gewoon gezond. Ja het is gewoon hetzelfde maar in volkoren brood zitten pitjes, dat weet ik omdat mijn oom dat altijd heeft. I: Maar je hebt ook natuurlijk heel donker bruin en een beetje licht bruin en je hebt met pitjes en zonder pitjes, maar wat is dan volkoren brood? Wat is dat? K: Volkoren is een broodje… Een broodje die volkoren is. Nee, het is met en klein beetje wit en een klein beetje bruin met pitjes
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
Ze ontbijten elke dag
Meest gegeten brood bij ontbijt is bruin brood
Volkoren brood is gezonder dan bruin brood vanwege pitjes
Verschil tussen bruin en volkoren brood zijn pitjes
41
I: Oké, het volgende onderwerp gaat over fruit. Hoe vaak denken jullie dat jullie klasgenootjes fruit eten in een week? K: Ik denk elke dag, ik ook. I: Allemaal elke dag? K: Ja, als ik naar huis in de ochtend eet ik tosti en als ik naar school ga eet ik banaan en als ik terug kom eet ik soms appel, banaan, van alles. I: Jullie eten elke dag fruit? K: Ja I: Maar hoeveel stukken fruit eten jullie dan elke dag? K: Ik eet misschien twee appels en twee mandarijnen. Elke avond als ik nog niet naar bed ga dan zegt mijn moeder, pak een bak en dan legt ze daar fruit in, legt daar sinaasappels, banaan alles en dan zegt ze pak maar. Ja ik ook. Elke avond gaat ze dan fruit op tafel leggen en dan moet iedereen pakken. I: oké, maar ’s avonds dan alleen? K: Nee ook overdag. Mijn moeder doet in de middag, dan pakt ze een sinaasappel en gaat ze persen, ja, water er bij. I: Dus hoeveel stukken fruit denken jullie dat je elke dag eet? K: heel veel, gewoon een bak, misschien vijf stukken soms tien. I: Ja? K: Ja soms wel en als we vrij hebben dan doet mijn oma altijd ’s avonds een bak met allemaal fruit er in en ik eet dan ook zelf en ik maak het soms klaar voor mijn vader. Dan geef ik het aan mijn vader en dan eet ik het zelf sinaasappel of een appel of peer. I: En wie koopt er het fruit bij jullie thuis? K: Mijn moeder en vader. Mijn vader meestal. Mijn moeder en vader. Meestal mijn oma, soms mijn opa en soms mijn moeder. I: En bij jou? K: soms mijn moeder, soms mijn zus en ik I: Ja, jij zelf ook? Kopen jullie ook wel eens zelf fruit? K: Nee, ik kan niet lekkere fruit kiezen. Ik kan niet kiezen. Bijna alles is lekker. Je moet gewoon kijken of die wel, of het zacht is of niet. Als het hard is dan is het beter want dat is wat lekkerder.
Ze eten elke dag fruit
•
I: Hebben jullie altijd fruit in huis? K: Ja I: Dus jullie kunnen altijd wel een stukje fruit eten? K: Ja, altijd, altijd. Zelfs als ik op de Playstation ga, dan eet ik gewoon ondertussen fruit.
Beschikbaarheid fruit in huis
•
I: Maar wat is er zo gezond aan fruit? K: De vitaminen, vooral bij banaan. I: Maar door de vitaminen is fruit gezond denken jullie? K: Ja, je krijgt er ook energie van en voedingsstoffen
Fruit is gezond door vitaminen
•
•
•
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
Ze eten fruit uit een bak en meer dan vier stukken per dag
Ouders en zus kopen altijd fruit, de kinderen nooit
42
•
•
•
•
•
•
•
I: Maar wat kan er ongezond zijn aan fruit? Weten jullie dat ook? K: De suiker, ja de suiker. In appel en in elke ding zit er suiker. Want in die steel van die appel zitten er ook suiker, heb ik in een boek gelezen. Je weet toch van die informatie dingen? Ja, dat heb ik gelezen. I: Want is suiker dan ongezond? K: Ja I: Waarom? K: Het is soort van vergif, je lichaam kan er wel tegen maar niet te veel, dan krijg je suikerziekte. I: Dan krijg je suikerziekte? K: Ja I: Ik had ook nog een vraagje over hoe vaak mensen eten, hoe vaak denken jullie dat kinderen van jullie leeftijd op een dag eten? K: Drie, vier keer I: Drie keer? K: Vier of zo, tussendoor kan je ook nog altijd eten.
Fruit is ongezond door suiker
I: Eten jullie ook elke week hetzelfde of verschilt dat nog wel? K: Wij eten elke dag wel wat anders, mijn moeder gaat elke dag naar de markt en haalt dan van alles en vaak eten we elke dag wat anders. Soms eten we wel hetzelfde omdat er dan eten over blijft van gister of zo. I: Maar eten jullie elke week op een maandag bijvoorbeeld altijd hetzelfde? K: Soms, soms wel soms niet. Meestal eten we op maandag altijd couscous met groente en vlees maar niet elke maandag, soms ook op een andere dag. I: Wat is een eetmoment? K: Gewoon een moment dat je iets eet. I: Maar is dat alleen ontbijt, lunch en avondeten? Of is dat ook met je tussendoortjes? K: Ja, ook met tussendoortjes. Een voorbeeld is dat je tussen het spelen door wat te eten koopt met je zakgeld en dan weer door gaat met spelen. I: Wie bepaalt wat jij dan eet? Bepaal je dat zelf? K: Mijn moeder, mijn vader, nou mijn oma, ja maar als er dingen zijn die ik niet lekker vind dan eet ik het gewoon niet en eet ik iets anders. I: En hoe veel eet momenten denken jullie dat gezond is? K: Drie
Diversiteit in eten
I: Dan wil ik het nog even over groente hebben want hoe vaak eten jullie groente in de week? K: Heel vaak I: Elke dag? K: Nee alleen in salade zit er groente sla en zo dan eet ik het
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
Kinderen van hun leeftijd eten vier keer per dag
Definitie van eetmoment is tussendoortje met ontbijt, lunch en avondeten
Vader, moeder en oma bepalen wat kinderen eten Gezond aantal eetmomenten volgens de kinderen is drie Groente eten ze in de middag en avond maar vaak alleen in saladevorm 43
•
I: Hoe vaak eet je dat dan? K: alleen in de avond want als we avond eten dan maakt mijn moeder salade. Ja maar soms wel soms niet. Voordat ik eet dan maak ik een bakje met salade, komkommer, broccoli en dat moet ik opeten. I: En als ik het over groente heb, noem eens een voorbeeld, wat voor groente ken je? K: Wortel, tomaat, broccoli, asperge, komkommer
•
I: en wat eten jullie het meeste? K: Komkommer en sla
•
I: En wanneer eten jullie dat dan? K: Groente eet ik meestal in de avond ja. Soms eet ik ook in de middag groente I: en ‘s middags ook? K: Ja I: En wie bepaalt hoe veel groente jij eet? K: Ouders, niemand I: Nee, jij schept het zelf op? K: Ja ik mag het altijd zelf weten maar mijn moeder maakt altijd een broodje gezond I: en weten jullie dan hoeveel scheppen jullie nemen? K: Ik drie, ik vijf. Wij hebben gewoon 1 kom en iedereen eet daar uit. Wij hebben echt een grote lepel en dan doe ik zo drie scheppen I: En jij? K: Ik niet zo veel, 1 misschien. I: Oké, iets anders. Drinken. Wie van jullie drinkt er wel eens frisdrank? K: Ja (alle vier staken hun hand omhoog)! I: Oké, en hoe vaak drinken jullie frisdrank? K: Elke dag! Ja in vind cola lekker. Nee Fanta is erg lekker. I: Kijk, jullie beantwoorden bijna mijn volgende vraag, wat verstaan jullie dan onder frisdrank? K: Frisdrank is frisdrank, met prik altijd. Cola weet je wel. Waar veel suiker in zit en heel lekker is. I: Ja ik ken het wel. En hoe veel frisdrank drinken jullie dan per dag? K: Verschilt, soms in de middag, als ik thuis ben na school en met avond eten drink ik vaak wel frisdrank. In de ochtend drink ik alleen water en melk. Soms drink ik niet frisdrank omdat we dat niet hebben maar als ik geld heb dan koop ik dat soms. I: En denken jullie dat frisdrank drinken gezond is? K: Nee maar wel heel lekker! Je moet gewoon niet te veel drinken, een beetje is niet erg. I: Waarom mag je niet te veel frisdrank drinken dan? K: Daar zit heel veel suiker in, dat is niet goed voor je. En kleurstoffen en zo, die dingen. Kan je dik van worden.
•
•
•
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
Ze kennen wortels, tomaat, broccoli, asperges en komkommer Komkommer en sla wordt het meest gegeten Groente wordt in de middag en avond gegeten
Ouders en kinderen bepalen hoe veel groente er wordt gegeten Drie scheppen groente
Frisdrank inname
44
I: Ik had nog een vraagje over zout. Wat vinden jullie van zout? K: Ja, lekker! Vooral bij patat met ketchup en mayo. I: Oké en vinden jullie dat het gezond is om zout op je eten te strooien? K: Nee het is niet zo gezond om zout te gebruiken maar een beetje is wel lekker. Ja, zout is niet gezond want als je te veel neemt, op patat of zo, dan kan je hoge bloeddruk krijgen. Dat heeft mijn oom. I: Oh wat erg. En mag je oom nu geen zout meer? K: Nee dat mag hij niet meer en hij heeft medicijnen. Maar heel soms als me broer thuis komt met patat of zo dan neemt hij soms wel een paar. I: He, ik had nog even een vraagje over vet. Wat verstaan jullie onder het woordje vet? Waar denken jullie dan aan? K: Vetzak, I: Aan eten bedoel ik, vet eten K: Döner, chips, shoarma, patat, cola, Turkse pizza, cola? Nee daar zit suiker in, niet vet. I: En als ik het heb over vette vis? K: iel… aan een dikke vis, hamsie (ansjovis), zalm I: Wat is dat? K: Hamsie is ook vis wat wij altijd halen. I: Denken jullie dat het gezond is, vette vis? K: Ja, als het bijvoorbeeld in een pan met boter wordt gemaakt dan is het met vet en als je gewoon in een oven doet dan is het zonder vet en is het wat beter. I: Want is vis altijd vet of niet? K: nee, I: Welke niet dan? K: Gerookte zalm I: nog meer? Of weet je dat niet? K: Nee…
Zout
•
I: Want ik vroeg net van als ik vet zeg, waar denk je dan aan en toen zeiden jullie shoarma, Turkse pizza, döner. Maar als ik het heb over vette vis, dan zeg je dat het gezond is. K: Ja I: maar wat is dan het verschil denken jullie? K: Dat als je het in een pan doet dat er boter in gaat en dat het daarom vet word. Nee kijk, ik denk, als je patat, patat kan ook gezond zijn als je het in de oven doet, dan gaat het vet er uit en als je het in de frituurpan doet dan blijft het er in.
Verschil tussen vet eten, vette vis en geen vet eten is of het in boter of frituur wordt klaar gemaakt of in de oven.
•
I: En hoe vaak eten jullie vis in een week? K: Twee keer, in een week 1 keer. Ik haat vis, ik lust het niet I: Lust de rest wel vis? K: Ja. Ik niet maar wel de KFC vis. I: Dus twee keer of 1 keer in de week eten jullie vis? K: Ja
Degene die vis lust eet het 1 á 2 keer per week, degene die het niet lusten eten het niet behalve KFC vis.
•
•
•
•
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
Vet is döner, chips, shoarma, patat en Turkse pizza
Vette vis is hamsie (ansjovis) en zalm
Vis wordt vet door dat het in boter wordt klaar gemaakt. Vis uit de oven is zonder vet.
45
•
•
•
•
•
•
•
I: En wat voor vis eten jullie dan? K: Wij hamsie, wat is dat? Dat is vis. I: En wat voor vis eet de rest? K: Zalm, garnalen eet ik ook wel eens en soms van die kleine visjes. I: En waarom is vis gezond? Weten jullie dat? K: Omdat… nee dat weet ik niet I: Weten jullie dat jongens? Waarom is vis gezond? K: Het is… iets gezonds I: Maar je weet niet waarom? K: Nee I: Dan het laatste, dat gaat over slaap. Hoe veel uur slaap denken jullie dat je nodig hebt? K: Negen uur, tien, twaalf I: Negen, tien of twaalf? K: Ik slaap om negen uur, ja soms tien uur. I: En wie word er wel eens wakker en dan heb je wel zoiets van ik wil nog niet me bed uit, ik ben nog moe? K: Ja, ik, vandaag, ja. Ik ben omdat we twee weken vakantie hadden, ging ik pas om 1 uur of 3 uur of zo slapen, toen was ik gewend om laat wakker te worden, daarom ben ik nu moe. I: Drie uur in de nacht ging je naar bed? K: Ja, ik ga dan de hele tijd FIFA spelen. I: En hoe komt dat dan, dat je moe wakker word? Bij jou nu bijvoorbeeld vandaag? K: Mijn moeder maakt mij altijd wakker.
Ze eten zalm, hamsie (ansjovis) en garnalen
I: Hoe laat ben je gaan slapen nu dan? K: tien uur. Ik elf uur. I: Hoe laat gaan jullie meestal naar bed? K: elf uur, twaalf uur, negen uur ja, of tien uur. I: En wie bepaalt wanneer je naar bed gaat? K: mijn moeder. Ik zelf I: Ja, jij zelf? K: omdat zij zegt ga naar bed, ik zeg nee, ik ga naar bed maar ik kijk film. I: en als jullie van je ouders naar bed moeten, vinden jullie dat te vroeg of te laat? K: normaal, gewoon middel.
Ze gaan rond tien uur naar bed
Ze weten niet waarom vis gezond is
Tien uur slaap is voldoende
Meestal gaan ze op tijd naar bed maar te laat slapen
Moeder bepaald bedtijd, kind bepaald wanneer ze gaan slapen Ze vinden dat ze op een normale tijd naar bed moeten
Fase 2: De open codes axiaal coderen Codeboom: Ontbijt: • Ouders, grootouders en zus maken ontbijt; • Ze ontbijten elke dag; • Als ontbijt eten ze een tosti bruin brood, kippensoep en een bruin broodje kaas; • Lievelingssoort is shoarma van gister, tosti, broodje gezond en verder wat ouders maken; Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
46
• Bruin brood wordt het meeste gegeten bij het ontbijt. • Brood: • Volkoren brood is gezonder dan bruin brood door pitjes; • Verschil tussen volkoren en bruin brood zijn de pitjes. Fruit: • Ze eten elke dag fruit; • Ze eten meer dan vier stukken fruit per dag; • Ze eten fruit vaak uit een bak; • Ouders en zus kopen alleen het fruit; • Er is altijd fruit in huis; • Fruit is gezond door vitaminen; • Fruit is ongezond door suikers. Diversiteit in eten: • Ze eten elke dag vaak wat anders doordat moeders elke dag naar de markt gaat; • Wekelijks eten ze vaak hetzelfde; Eetmomenten: • Kinderen eten vier keer per dag; • Onder eetmoment verstaan ze tussendoortjes met ontbijt, lunch en avondeten; • Vader en moeder bepalen wat kinderen eten; • Ze vinden drie eetmomenten gezond. Groente: • Ze eten niet elke dag groente, alleen in de middag en avond in saladevorm; • Groente die ze kennen zijn: wortels, tomaten, broccoli, asperges en komkommer; • Het meest gegeten groentesoort is komkommer; • Ouders en kinderen bepalen hoe veel groente er wordt gegeten; • De meeste kinderen nemen drie scheppen groente per maaltijd; • Soms wordt groente ook in één bak gegooid waar iedereen uit eet; Frisdrank inname: • Ze drinken allemaal elke dag frisdrank; • Onder frisdrank verstaan ze drinken met prik en suiker er in zoals cola of Fanta; • Ze drinken vaker dan één keer frisdrank per dag; • Ze vinden frisdrank ongezond door de suikers en kleurstoffen die er in zitten. Zout: • Zout vinden ze ongezond • Ze weten dat je van te veel zout een hoge bloeddruk kan krijgen Vet: • Bij vet eten denken ze aan shoarma, chips, döner en Turkse pizza; • Bij vette vis denken ze aan hamsie (ansjovis), zalm en vis dat is klaar gemaakt in boter; • Vis is niet vet als het in de oven is klaar gemaakt zonder boter; • Gerookte zalm is volgens hun ook niet vet; • Ze denken dat vet eten en vette vis niet vet hoeft te zijn als het niet gefrituurd of in boter is klaar gemaakt; • Vis wordt één á twee keer gegeten als ze het lusten, anders geen een keer, tenzij het KFC vis is; • De vissoorten die worden gegeten zijn hamsie (ansjovis), zalm en garnalen; • Waarom vis gezond is weten ze allemaal niet. Voldoende slaap: Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
47
• • • • • •
Ze denken dat tien uur slaap voldoende is; Ze worden moe wakker omdat ze in de vakantie een ander slaap ritme hadden dan nu; Ze gaan tussen negen en twaalf uur naar bed; De moeder bepaald wanneer ze naar bed gaan, dit is meestal negen uur; Wanneer ze gaan slapen bepalen ze zelf, sommige kijken nog tot laat een film voor het slapen gaan; De kinderen vinden dat de moeder ze op een normaal tijdstip naar bed stuurt.
Fase 3: Selectief coderen Gekozen axiale codes die relevant zijn voor dit onderzoek met een citaat uit de open code ter bevestiging: 1. Ontbijt a. ‘De ouders, soms mijn moeder, soms mijn zus en soms maakt mijn vader mijn ontbijt’ b. ‘Soms in de ochtend als mijn vader een tosti eet dan doe ik dat ook. Maar als mijn vader geen tosti maakt dan doe ik het ook niet’. c. ‘Soms als me broer vannacht komt dan koopt hij shoarma en dan laat hij het tot de ochtend staan, en als hij het niet doet dan eet ik een tosti en als hij het wel doet dan eet ik het’. d. ‘Soms eet ik ook broodje gezond. Turkse maken altijd broodje gezond, weet je hoe lekker. Moet je eens proeven. Ik eet altijd, sla, dat vind ik het lekkerst. Kaas, tomaat en worst. En nog knoflook, sambal, woei jo’. 2. Brood a. ‘Vooral een tosti met bruin brood. Is kaolo lekker. Ik doe meestal kaas en bruin brood, dan doe ik het in de magnetron dan word het heel zacht, dat heb ik geleerd van mijn neef’. b. ‘Want in volkoren zitten pitjes en in bruin brood zit tenminste.. weet ik niet. Bruin brood zitten toch ook pitjes soms? Zitten granen in, volkoren brood zitten echte pitjes in. Ja ik denk dat volkoren brood gezond is’. c. ‘Nee ik vind bruin brood gewoon gezond. Ja het is gewoon hetzelfde maar in volkoren brood zitten pitjes, dat weet ik omdat mijn oom dat altijd heeft’. 3. Fruit a. ‘Ik eet misschien twee appels en twee mandarijnen. Elke avond als ik nog niet naar bed ga dan zegt mijn moeder, pak een bak en dan legt ze daar fruit in, legt daar sinaasappels, banaan alles en dan zegt ze pak maar. Ja ik ook. Elke avond gaat ze dan fruit op tafel leggen en dan moet iedereen pakken’. b. ‘Nee, ik kan niet lekkere fruit kiezen. Ik kan niet kiezen’. c. ‘De suiker, ja de suiker. In appel en in elke ding zit er suiker. Want in die steel van die appel zitten er ook suiker, het is soort van vergif, je lichaam kan er wel tegen maar niet te veel, dan krijg je suikerziekte’. 4. Diversiteit in eten a. ‘Wij eten elke dag wel wat anders, mijn moeder gaat elke dag naar de markt en haalt dan van alles en vaak eten we elke dag wat anders’. b. ‘Meestal eten we op maandag altijd couscous met groente en vlees maar niet elke maandag, soms ook op een andere dag’. 5. Eetmomenten a. I: ‘Wat is een eetmoment?’. K: ‘Gewoon een moment dat je iets eet’. I: ‘Maar is dat alleen ontbijt, lunch en avondeten? Of is dat ook met je tussendoortjes?’. K: ‘Ja, ook
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
48
6.
7.
8.
9.
10.
met tussendoortjes. Een voorbeeld is dat je tussen het spelen door wat te eten koopt met je zakgeld en dan weer door gaat met spelen’. Groente a. ‘I: Dan wil ik het nog even over groente hebben want hoe vaak eten jullie groente in de week? K: Heel vaak. I: Elke dag? K: Nee alleen in salade zit er groente sla en zo dan eet ik het. I: Hoe vaak eet je dat dan? K: alleen in de avond want als we avond eten dan maakt mijn moeder salade. Ja maar soms wel soms niet’ b. ‘Voordat ik eet dan maak ik een bakje met salade, komkommer, broccoli en dat moet ik opeten’. c. ‘I: En als ik het over groente heb, noem eens een voorbeeld, wat voor groente ken je? K: Wortel, tomaat, broccoli, asperges en komkommer’ d. ‘Ja ik mag het altijd zelf weten maar mijn moeder maakt altijd een broodje gezond’ e. ‘Wij hebben gewoon 1 kom en iedereen eet daar uit. Wij hebben echt een grote lepel en dan doe ik zo drie scheppen’ Frisdrank a. ‘Elke dag! Ja in vind cola lekker. Nee Fanta is erg lekker’. b. ‘Frisdrank is frisdrank, met prik altijd. Cola weet je wel. Waar veel suiker in zit en heel lekker is’. c. ‘Verschilt, soms in de middag, als ik thuis ben na school en met avond eten drink ik vaak wel frisdrank. In de ochtend drink ik alleen water en melk. Soms drink ik niet frisdrank omdat we dat niet hebben maar als ik geld heb dan koop ik dat soms’. d. ‘Nee maar wel heel lekker! Je moet gewoon niet te veel drinken, een beetje is niet erg. Daar zit heel veel suiker in, dat is niet goed voor je. En kleurstoffen en zo, die dingen. Kan je dik van worden’. Zout a. ‘Nee het is niet zo gezond om zout te gebruiken maar een beetje is wel lekker. Ja, zout is niet gezond want als je te veel neemt, op patat of zo, dan kan je hoge bloeddruk krijgen. Dat heeft mijn oom’. Vette vis a. ‘Als het bijvoorbeeld in een pan met boter wordt gemaakt dan is het met vet en als je gewoon in een oven doet dan is het zonder vet en is het wat beter’. b. ‘Dat als je het in een pan doet dat er boter in gaat en dat het daarom vet word. Nee kijk, ik denk, als je patat, patat kan ook gezond zijn als je het in de oven doet, dan gaat het vet er uit en als je het in de frituurpan doet dan blijft het er in’. Voldoende slaap a. ‘I: Dan het laatste, dat gaat over slaap. Hoe veel uur slaap denken jullie dat je nodig hebt? K: Negen uur, tien, twaalf’ b. ‘I: En wie word er wel eens wakker en dan heb je wel zoiets van ik wil nog niet me bed uit, ik ben nog moe? K: Ja, ik, vandaag, ja. Ik ben omdat we twee weken vakantie hadden, ging ik pas om 1 uur of 3 uur of zo slapen, toen was ik gewend om laat wakker te worden, daarom ben ik nu moe’. c. ‘Ik ben omdat we twee weken vakantie hadden, ging ik pas om 1 uur of 3 uur slapen, toen was ik gewend om laat wakker te worden, ik ga dan de hele tijd FIFA spelen’. d. ‘Zij zegt ga naar bed, ik zeg nee, ik ga naar bed maar ik kijk film’.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
49
BIJLAGE G – BELEID SUBSIDIEREGELING ACTIVITEITEN GEZOND GEWICHT
Bezoekadres Bos en Lommerplein 250 1055 EK Amsterdam Directie Strategie en beleidsrealisatie Afdeling Wonen en leven
Postbus 57239
SUBSIDIEREGELING ACTIVITEITEN GEZOND GEWICHT 2014 1040 BC Amsterdam
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Telefoon 14 020
Artikel 1.
Fax 020 253 0727
Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder: www.west.amsterdam.nl a. ASAW2012: Algemene
subsidieverordening Amsterdam West 2012
[email protected]
b. éénmalige subsidie: eenmalige subsidie als bedoeld in ASAW2012 c. ondernemers: bedrijven met winstoogmerk, hiermee worden niet bedoeld: stichtingen of verenigingen of organisaties met een ideëel doel d. Met DB wordt bedoeld het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel West. Artikel 2.
Doel subsidieregeling
Deze subsidieregeling is gebaseerd op de ASAW2012 en het actieplan gezond gewicht, zoals vastgesteld door het Dagelijks Bestuur op 9 oktober 2012. Het doel van deze subsidieregeling is bewustwording van gezond gewicht en gezonde leefstijl door activiteiten die bijdragen aan gezonde leefstijl en/of de bewustwording daarvan gedurende het jaar 2014. Dit doel dient het hoofddoel van de activiteit te zijn. De activiteiten kunnen grofweg gericht zijn op de volgende sub thema’s: gezonde voeding, beweging, kinderen gezond opvoeden en voldoende slaap.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
50
Artikel 3.
Subsidiabele activiteiten
Het DB kan een éénmalige subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die als hoofddoel hebben het bevorderen van een gezonde leefstijl en/of de bewustwording van dit thema, of het vergroten van kennis over genoemde thema’s. Meer concreet dient de activiteit direct te maken te hebben met gezonde voeding, beweging, kinderen gezond opvoeden en voldoende slaap. Een subsidie bedraagt maximaal € 5.000. Hoofdstuk 2 Artikel 4.
Subsidieplafond Subsidieplafond
Het DB stelt voor de in 2014 te subsidiëren activiteiten het subsidieplafond vast op € 60.000. Hoofdstuk 3 Artikel 5. -
Subsidieaanvraag De aanvrager
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door bewoners van Stadsdeel West, organisaties die zich reeds bezighouden met beschreven thema’s en actief zijn in Stadsdeel West, of lokale ondernemers. Voor de laatste categorie geldt dat zij slechts een maal een aanvraag mogen indienen.
Artikel 6.
Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In afwijking van/aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2012 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd: a. b. c. d. e. f.
Een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd Wanneer worden of zijn de activiteiten uitgevoerd? De doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd. De wijze waarop de activiteiten bijdragen aan dat doel. Een onderbouwing dat gezonde leefstijl het hoofddoel van de activiteit is. Indien voedsel onderdeel is van de activiteit, moet een gediplomeerd diëtist instemmen met de samenstelling van het menu. Deze instemming moet als bijlage worden toegevoegd aan de aanvraag. g. Indien sport onderdeel is van de activiteit, dient een gediplomeerd sportdocent in te stemmen met de activiteit. Deze moet ook onderbouwen op welke manier de sportactiviteit bijdraagt aan de gezonde leefstijl van de deelnemers. De instemming en onderbouwing van de sportdocent dient als bijlage te worden toegevoegd aan de aanvraag. h. Een beschrijving van de doelgroep: voor wie is deze activiteit bedoeld en hoeveel mensen denkt u ermee te bereiken. i. Een onderbouwing van het aangevraagde bedrag: hoe heeft u berekend dat u dit bedrag nodig heeft? (maximaal € 5.000). Deze onderbouwing dient gedetailleerd en gespecificeerd te zijn.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
51
Het bepaalde in artikel 5, tweede lid onder e ASAW2012, is niet van toepassing. Hoofdstuk 4 Artikel 7.
Verlening en weigering van de subsidie Verlening van de subsidie
-
De activiteit komt voor subsidie in aanmerking wanneer deze een gezonde leefstijl stimuleert. Dit kan betrekking hebben op het vergroten van bewustwording van gezonde leefstijl, aandacht voor gezonde voeding, het stimuleren van beweging, voldoende slaap, het ondersteunen van opvoedproblemen met betrekking tot voeding en op tijd naar bed (grenzen stellen);
-
De doelgroep zijn kinderen (0-23 jaar), wonend of schoolgaand in Stadsdeel West en/of hun ouders;
-
De activiteiten vinden plaats gedurende 2014
-
Voor organisaties: deze activiteiten zijn geen onderdeel van uw reguliere aanbod.
-
Ook voor reeds gestarte en/of beëindigde activiteiten kan subsidie worden aangevraagd, mits ze wel in de genoemde periode plaatsvinden.
Ondernemers mogen geen subsidie aanvragen voor een activiteit waarmee zij het grootste deel van hun omzet verdienen. Met uitzondering van activiteiten tijdens een evenement dat in het teken staat van gezonde leefstijl en onderdeel is van Fresh in de Les. Dan gelden de volgende bepalingen: -
De subsidie bedraagt maximaal € 2.500;
-
De activiteit wordt voor maximaal 50% van de totale kosten gesubsidieerd;
-
De overige 50% van de totale kosten zijn voor eigen rekening van de ondernemer.
Artikel 8.
Weigeringsgronden
1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASAW 2012 weigert het DB ook een subsidie te verlenen als: a. De activiteit een ander hoofddoel heeft dan het bevorderen van gezonde leefstijl of de bewustwording van gezonde leefstijl. b. Het aannemelijk is dat aanvrager niet kan voldoen aan één of meer van de uitgangspunten van Fresh in de Les. c. Een eerdere subsidierelatie met u of uw organisatie is beëindigd door Stadsdeel West of de Gemeente Amsterdam om redenen die verband houden met de samenwerkingsrelatie of een gebrek aan vertrouwen in uw organisatie. 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASAW 2012 kan DB geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als: a. Al eerder subsidie op grond van deze regeling in 2014 is verleend in het geval van ondernemers b. Hetzelfde doel kan worden bereikt met een lager bedrag dan wordt aangevraagd. c. De aard van de activiteiten naar verwachting niet zal aansluiten bij de doelgroep.
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
52
Hoofdstuk 5 Artikel 9.
Verplichtingen van de subsidieontvanger Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASAW 2012, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden: a. Alle subsidieontvangers krijgen een sticker waarop staat dat ze partner zijn van Fresh in de Les. Deze sticker dient op een zichtbare plek te worden opgeplakt. b. De subsidieontvanger committeert zich aan de vier uitgangspunten van Fresh in de Les/Gezond Gewicht. Deze worden apart meegestuurd met de verlening en de uitgangspunten worden eveneens opgenomen in de beschikking. c.
Artikel 10.
De subsidieontvanger stuurt binnen 3 weken na afloop van de activiteit een verslag hiervan in met circa 5 foto’s en een schatting van het aantal deelnemers. Tevens stuurt subsidieontvanger een verslag mee van gemaakte kosten. Bonnen hoeft u niet op te sturen maar dient u wel te bewaren, deze kunnen worden opgevraagd. Citeertitel
Deze nadere regels worden aangehaald als: Subsidieregeling activiteiten gezond gewicht 2014 Toelichting Op 11 december 2012 heeft de Stadsdeelraad het amendement aangenomen ‘Bewoners en obesitasbestrijding’ (A12.74). De Raad stelt daarbij een budget beschikbaar in 2013 en 2014 van € 60.000 om waardevolle ideeën en initiatieven te ondersteunen met een bijdrage van maximaal € 1.000 per aanvraag. Dit amendement is een aanvulling op de eerste motie ‘Aanvalsplan obesitas’ dat heeft geresulteerd in het Actieplan Gezond Gewicht. De Raad draagt het DB op om kaders voor de besteding van dit budget op te stellen. Deze zijn hierbij opgesteld. Wij hebben het maximum voor de aanvraag verhoogd naar € 5.000 om ook de kans te geven aan intensievere activiteiten. Het convenant aanpak gezond gewicht, zoals aan u toegezegd tijdens de Politieke Avond op 26 maart 2013, wordt als toegevoegd aan de subsidievoorwaarden/prestatieafspraken. Dit gebeurt in de vorm van een apart vel met daarop duidelijk de uitgangspunten en het logo van Fresh in de Les. Daarnaast worden de uitgangspunten opgenomen in de subsidievoorwaarden. Het Actieplan Gezond Gewicht beschrijft onze acties om gezond gewicht van de jeugd te bevorderen. Veel ruimte is daarbij voor Fresh in de Les, een intensieve, wijkgerichte aanpak, waarbij vele partners in de wijk samenwerken met bewoners om de bewustwording van het belang van een gezonde leefstijl te vergroten. De verdeling geschiedt op volgorde van ontvangst van de aanvragen, zie artikel 7 ASAW2012. De periode waarin activiteiten kunnen worden uitgevoerd is in heel 2014. Het is fijn als de activiteiten tijdens Fresh in de Les plaatsvinden. In het voorjaar loopt Fresh in de Les van 7 tot en met 28 mei. In het najaar is de precieze periode nog niet bekend. De activiteiten mogen niet worden uitgevoerd tijdens de Ramadan en tijdens de zomervakantie. Dit betreft de periode van 25 juni tot 11 augustus 2014. Ad artikel 2: Deze regeling betreft subsidies voor het jaar 2014. Het is niet duidelijk of in 2015 eenzelfde regeling mogelijk of wenselijk is. Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
53
BIJLAGE H – ENQUÊTE GEDRAG & KENNIS Beste leerling,
Gedrag
Ik vind het erg fijn dat jij deze vragenlijst wilt invullen. Jouw antwoorden zijn heel belangrijk voor mij. Met deze antwoorden kom ik namelijk te weten hoe jouw gedrag er uit ziet op het gebied van eten, drinken, bewegen en slapen. Het invullen van deze vragenlijst kost je ongeveer 8 minuten. De vragenlijst moet anoniem blijven, daarom moet jij je naam niet op deze vragenlijst schrijven. Dat is heel belangrijk. Beantwoord alle vragen door het rondje in te kleuren dat voor jouw antwoord staat. Als jouw antwoord er niet bij staat, vul dan jouw antwoord in bij O. Anders: ………. Als je een vraag hebt, steek dan je vinger op dan word je zo snel mogelijk geholpen! Hier onder staan een paar vragen over jouw eet-, drink-, beweeg- en slaapgedrag. Kleur het rondje voor jouw antwoord in. Zie het voorbeeld.
Bijvoorbeeld
Energiedrank is slecht voor je
. Waar
O. Niet waar
Nu is het jouw beurt! Ga je gang! Voedingsgedrag 1. Wat eet jij meestal in de ochtend? O. Ik eet niet in de ochtend
O. Yoghurt/ melk of kwark
O. Brood/ beschuit/ crackers
O. Fruit, groente, salade
O. Ontbijtkoek, Liga, Sultana
O. Anders:……………………………
2. Wat drink jij meestal in de ochtend? O. Melk
O. Frisdrank
O. Energiedrank
O. Water
O. Fruit sap
O. Anders……………………………
Ga door op de volgende pagina Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
54
3. Drink jij elke dag één tot anderhalve liter water? O. Ja
O. Nee
O. Ik drink alleen water met een smaakje (fris, limonade, energiedrank, fruitsap) 4. Hoe vaak eet jij fruit per week? O. Ik eet geen fruit
O. 1x per week
O. 2x per week
O. 3x per week
O. 4x per week
O. 5x per week
O. 6x per week
O. 7x per week
5. Hoe vaak eet jij vlees, kip of vis met het avondeten? O. Ik eet geen vlees, kip of vis O. Om de dag O. Alleen op schooldagen
O. Alleen in het weekend
O. Elke dag
6. Hoe vaak ontbijt jij per week? O. Ik ontbijt niet
O. 1x per week
O. 2x per week
O. 3x per week
O. 4x per week
O. 5x per week
O. 6x per week
O. 7x per week
7. Als jij brood eet, welk brood eet jij dan het meeste? O. Ik eet geen brood
O. Wit brood
O. Bruin brood
O. Volkoren brood
O. Anders:……………………………..
8. Wat doe jij meestal op brood als je brood eet? O. Hartig
(zoals: Kaas, kipfilet, vleeswaren, vis)
O. Zoet (zoals: Jam, hagelslag, muisjes, honing, suiker) O. Ik neem meestal zowel hartig als zoetig beleg op mijn brood O. Ik eet geen brood, in plaats van brood eet ik:……………………………………… 9. Hoe veel opscheplepels groente neem jij met avondeten? O. Ik eet geen groente
O. 1 tot 2 opscheplepels
O. 5 tot 6 opscheplepels
O. 3 tot 4 opscheplepels
O. Ik weet niet hoe veel opscheplepels het zijn Ga door op de volgende pagina
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
55
10. Hoe vaak drink jij een energiedrankje per week? O. 1x per week
O. 2x per week
O. 3x per week
O. 5x per week
O. 6x per week
O. 7x per week
O. Vaker dan 7x per week
O. 4x per week
O. Ik drink geen energiedrankjes
11. Heb jij nog wat te vertellen over eten en drinken? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Beweeggedrag 12. Sport jij bij een sportvereniging? O. Ja
O. Nee
13. Beweeg, sport, ren, spring en speel jij elke dag 1 uur of meer per dag? O. Ja
O. Nee
14. Heb jij nog wat te vertellen over sporten en bewegen? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Ga door op de volgende pagina
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
56
Slaapgedrag 15. Hoe laat in de avond ga jij meestal naar bed? O. Rond zeven uur
O. Rond half acht
O. Rond acht uur
O. Rond half negen
O. Rond negen uur
O. Rond half tien
O. Rond tien uur
O. Rond half elf
O. Rond zeven uur
O. Rond half acht
O. Ik ga meestal na elf uur naar bed 16. Hoe laat word jij meestal wakker in de ochtend? O. Rond zes uur
O. Rond half zeven
O. Rond acht uur
O. Later dan acht uur
17. Hoe vaak word jij wakker tijdens het slapen per nacht? O. Ik slaap altijd in 1 stuk door
O. Meestal 1x per nacht
O. Meestal 2x per nacht
O. Meestal 3x per nacht
O. Meestal vaker dan 3x per nacht 18. Heb jij nog wat te vertellen over het slapen? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Dit is het einde van deze vragenlijst, steek je hand op om de laatste lijst met vragen te krijgen van de leraar of lerares
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
57
Beste leerling,
Kennis
Ik vind het erg fijn dat jij deze vragenlijst wilt invullen. Jouw antwoorden zijn heel belangrijk voor mij. Met deze antwoorden kom ik namelijk te weten wat jij af weet van voeding, beweging en slaap. Het invullen van deze vragenlijst kost je ongeveer 8 minuten. De vragenlijst moet anoniem blijven, daarom moet jij je naam niet op deze vragenlijst schrijven. Dat is heel belangrijk. Beantwoord alle vragen door het rondje in te kleuren dat voor jouw antwoord staat. Als jouw antwoord er niet bij staat, vul dan jouw antwoord in bij O. Anders: ………. Als je een vraag hebt, steek dan je vinger op dan word je zo snel mogelijk geholpen! Hier onder staan een paar kennisvragen over voeding, beweging en slaap. Probeer zelf deze vragen zo goed mogelijk in te vullen.
Bijvoorbeeld
Lachen is gezond voor je
. Waar
O. Niet waar
Nu is het jouw beurt! Ga je gang! Voeding 1. Hoe vaak moet je ontbijten per week? O. Je hoeft geen ontbijt te eten
O. 1x per week
O. 2x per week
O. 3x per week
O. 4x per week
O. 5x per week
O. 6x per week
O. Elke ochtend
2. Welke 2 antwoorden zijn het gezondste om als ontbijt te eten? O. Saucijzenbroodjes
O. Wit brood
O. Croissantjes
O. Bruin brood
O. Volle yoghurt, melk of kwark
O. Koek en cake
O. Volkoren brood
O. Magere yoghurt, melk of kwark Ga door op de volgende pagina
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
58
3. Hoe veel stukken fruit eten op een dag is gezond? O. Het hoeft niet elke dag
O. 1 á 2 stukken fruit
O. 3 á 4 stukken fruit
O. Meer dan 4 stukken fruit, zo veel mogelijk 4. Het is ongezond om in totaal 7 eetmomenten te hebben op een dag O. Waar
O. Niet waar
5. Om de dag groente eten is gezond O. Waar
O. Niet waar
6. Bruin brood eten is gezonder dan volkoren brood eten O. Waar
O. Niet waar
7. Altijd wat anders eten is gezonder dan altijd hetzelfde eten O. Waar
O. Niet waar
8. Het is gezond om veel zout in je eten te doen O. Waar
O. Niet waar
9. Vette vis eten is goed voor de gezondheid O. Waar
O. Niet waar
10. Het is gezond om elke dag fruit te eten O. Waar
O. Niet waar
11. Het is ongezond om 2x per week vette vis te eten O. Waar
O. Niet waar
12. Het is gezond om 1 tot 1,5 liter water per dag te drinken O. Waar
O. Niet waar
13. Het is gezond om elke dag 1 glas frisdrank te drinken O. Waar
O. Niet waar
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
59
Ga door op de volgende pagina 14. Wat is de belangrijkste maaltijd op een dag? O. Ontbijt
O. Ochtend tussendoortje
O. Lunch
O. Middag tussendoortje
O. Avond eten
O. Avond tussendoortje
O. Al deze eetmomenten zijn even belangrijk Bewegen 15. Het is gezond om: O. Elke dag een half uur te bewegen, spelen en sporten O. Elke dag minder dan een uur te bewegen, spelen en sporten O. Elke dag een uur of langer bewegen, spelen en sporten 16. Sporten bij een sportvereniging is niet goed voor de gezondheid O. Waar
O. Niet waar
17. Elke dag spelen en bewegen is gezonder dan 1x per week sporten bij een sportclub O. Waar
O. Niet waar
18. De energie die je krijgt van een Chocoreep verbruikt je lichaam sneller met fietsen dan met roeien O. Waar
O. Niet waar
19. De energie die je krijgt van een Turkse pizza verbruikt je lichaam sneller met roeien dan met fietsen O. Waar
O. Niet waar
Slapen 20. Moeite hebben met opstaan en nog moe zijn in de ochtend is normaal O. Waar
O. Niet waar
21. Kinderen van 10 jaar hebben 10 uur slaap nodig O. Waar
O. Niet waar Ga door op de volgende pagina
Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
60
Gegevens 19. Hoe oud ben jij? O. 8 jaar
O. 9 jaar
O. 10 jaar
O. 11 jaar
O. 12 jaar
20. Ik ben een: O. Meisje
O. Jongen
21. In welk land is jouw vader geboren? O. Nederland
O. Marokko
O. Turkije
O. Suriname
O. Ik weet het niet
O. Anders:………………………………………
22. In welk land is jouw moeder geboren? O. Nederland
O. Marokko
O. Turkije
O. Suriname
O. Ik weet het niet
O. Anders:………………………………………
23. Ik zit in groep: O. Ik zit in groep 6
O. Ik zit in groep 7
Heel erg bedankt voor het invullen van deze vragenlijst! Je bent nu klaar. Geef deze lijst terug en ga maar weer rustig op je plek zitten!
Tot ziens! Meten is weten! - Mateo van’t Spijker © 2014
61