Met zelfregulering naar een Professie van Beleggingsadvies en Vermogensbeheer We vieren tien jaar DSI
1. We vieren 25 jaar klachtencommissie en tien jaar DSI, absoluut een mijlpaal. DSI is een uniek initiatief van de sector met de ondersteuning van wetgever en toezichthouder. Het is ontstaan in een tijd dat de politiek kritisch was over zelfregulering. Toch bestaat DSI nog steeds en terecht, want het is een succes. De AFM feliciteert de klachtencommissie en DSI en alle mensen die daaraan met hart en ziel gewerkt hebben van harte mee! 2. In de afgelopen tien jaar zaten deskundigheidseisen, geschillenregeling en tuchtsysteem bij elkaar onder één dak. Zo konden ze elkaar versterken. Inmiddels is de geschillenregeling opgegaan in het KiFid, waar nu alle geschillenregelingen bij elkaar gebracht zijn. Vanuit de consument bekeken een uitstekende zaak. Wellicht dat in de toekomst de synergie weer behaald kan worden als het KiFid de krachten bundelt met verschillende initiatieven van zelfregulering, zowel in de effecten- als de financiële dienstverlening. Binnenkort zal dit en meer besproken worden met de verschillende brancheorganisaties in een conferentie over zelfregulering in deze sectoren. 3. DSI registreert organisaties en werknemers en maakt haar register toegankelijk voor beleggers. Zij heeft een tuchtsysteem, een betrouwbaarheidstoetsing en verstrekt informatie aan beleggers (“consumenten”), zoals de beleggersvaardigheidsadviezen. Kortom: DSI heeft een breed palet aan activiteiten ontwikkeld gericht op het bevorderen van de kwaliteit van de dienstverlening aan beleggers. 4. De hoge aansluitingsgraad, de gezaghebbende uitspraken en de opmars van de DSIeffectenadviseur zijn allemaal indicaties dat DSI goed functioneert. Zij voeden ook de hypothese dat de beleggersadviseur en vermogensbeheerder thuis horen in een wereld van professionals. In die wereld leidt beroepstrots de continue kwaliteitsverbetering. 5. Nu zou u kunnen denken dat het wel voor de hand lag dat deze initiatieven ontplooid moesten worden en dat ze tot succes zouden leiden. Ik verzeker u dat dat zeker niet voor de hand lag. Een paar voorbeelden waar zelfregulering nog geen of minder voet aan de grond heeft gekregen, helpen wellicht dit beter te begrijpen:
1
•
Zelfregulering in de verzekeringssector om te komen tot goede informatievoorziening is in de jaren negentig onvoldoende van de grond gekomen. Overheidsregulering is uiteindelijk begin deze eeuw eraan te pas gekomen om op het gewenste nivo te komen.
•
In vastgoedland probeert men reeds een aantal jaren de kwaliteit te bevorderen, maar het is nog niet gelukt een geloofwaardig systeem van zelfregulering op te tuigen. Op dit moment denkt de Europese Unie na om in dit specifieke segment regelgeving te introduceren met name om de informatievoorziening te verbeteren.
•
In de financiële dienstverlening begint het te komen, maar is men er nog niet. Het vergde ook het nodige duwen en trekken van de toezichthouder om zover te komen.
•
In beurzenland is zelfregulering min of meer afgeschaft en overgebracht naar het publieke terrein, onder meer met de prospectus-richtlijn en richtlijn marktmisbruik en de overdracht van taken van Euronext naar AFM.
•
Gelukkig zijn er naast DSI ook andere succesverhalen. Neem in de wereld van beleggingsfondsen DUFAS dat in 2003 is opgericht. Zij heeft haar waarde bewezen bijvoorbeeld met het instellen van de commissie Winter. Deze commissie heeft enkele jaren geleden de modernisering van beleggingsinstellingen een belangrijke stap voorwaarts gebracht, door onder andere het handelssysteem te verbeteren.
6. Het slagen van zelfregulering hangt van veel factoren af. De AFM heeft ervaren dat de volgende vragen positief beantwoord moeten kunnen worden: •
Is er een voldoende overeenstemming met de doelen van regulering en toezicht en die van de ondernemingen?
•
Wijzen de individuele belangen binnen de sector in dezelfde richting?
•
Is er de wil en de kunde om zelfregulering op te zetten en te laten werken?
Niet helemaal onbelangrijk is ook de vraag of zelfregulering een kans krijgt van de overheid, de wetgever.
2
Zelfregulering zal het moeilijker krijgen 7. Wat dat betreft zijn de tijden voor zelfregulering nu weer moeilijker. De financiële wereld staat in brand. Met name onze prudentiële collega’s, De Nederlandsche Bank, zijn al enige tijd druk in de weer deze brand te blussen, samen met de minister van Financiën. 8. Inmiddels weten we dat het om een solvabiliteits- en liquiditeitscrisis gaat. We horen dat het een solvabiliteitscrisis is onder meer omdat de onzekerheid over de waarde van de activa sterk is toegenomen: wie heeft hoeveel van welke beleggingsinstrumenten en wat is nu eigenlijk de waarde van deze instrumenten? Ook is de “leverage” van veel financiële instellingen erg hoog geworden, mede als gevolg van het inzetten van deze “nieuwe” instrumenten. Het is een liquiditeitscrisis, lezen we, omdat door de grote onzekerheid over de kracht van banken, zij elkaar onderling niet meer vertrouwen en geen geld meer lenen. De overheden springen nu bij om beide problemen, althans de symptomen daarvan, aan te pakken. En terecht. 9. Zelfregulering vormde een niet onbelangrijke factor bij het tot stand komen van deze crisis. Dat lijkt me een interessante stelling om bij stil te staan. Ik zal één voorbeeld geven om deze stelling van onderbouwing te voorzien. 10. De verschillende vormen van kredietderivaten, zoals de “Credit Default Swaps”, “Total Return Swaps”, “Credit Spread Options” en “Collateralized Debt Obligations”, zijn voor het overgrote deel instrumenten die “Over The Counter” (OTC) tussen professionele partijen verhandeld zijn en worden. Hier waren en zijn geen publiekrechterlijke eisen met betrekking tot transparantie, handel, “clearing” en “settlement”. En er was en is geen toezicht op. Het betreft wel marktsegment dat medio 2007 tien keer zo groot was als het wereldwijze bruto nationaal product, in totaal zo’n $600 biljard. 11. De overheden en toezichthouders in de VS en de UK liepen voorop. Immers in “hun” markten werden deze instrumenten grotendeels verhandeld. Zij waren van mening dat regulering en toezicht niet nodig was. De kopers en verkopers betroffen immers “sophisticated market players”, die uitstekend in staat waren om de producten te begrijpen en bilateraal te verhandelen. Deze marktpartijen hebben de open ruimte genomen en hebben in zelfregulering hele reeksen van afspraken gemaakt. Het doel hiervan was om deze kredietderivaten waar mogelijk te standaardiseren – bijvoorbeeld de ISDA (de International Swaps and Derivatives Association) is een belangrijke partij daarin.
3
12. Kredietderivaten waren bijzonder aantrekkelijk voor partijen. Banken, zowel in de rol als “originator” (verkoper) en investeerder (koper), konden bijvoorbeeld met deze instrumenten een betere spreiding in hun kredietportefeuille realiseren. Ze konden ook in enige mate onder de solvabiliteitseisen van Basel uit komen. Dit was verpakt onder motto’s als “to manage the balance sheet”, “manage regulatory and economic capital to enhance performance” of “not having to comply with capital requirements”. De “investment banks” boorden een nieuwe geldbron aan doordat zij “structuring fees”, “arrangement fees” en “underwriting fees” verkregen bij het maken van deze instrumenten en handelsmogelijkheden kregen bij de doorlopende verhandeling van de instrumenten. Ook de “rating agencies” profiteerden van de creatie van een groot nieuw marktsegment. 13. Iedereen maakte gebruik van beschikbare “de facto” standaarden met betrekking tot waardebepaling en risico-inschatting. Daarbij was het bekend dat het bepalen van de juiste prijs voor deze producten moeilijk was, net als het inschatten van de risico’s die ermee werden gelopen. Enkele voorbeelden: •
De staarten van onderliggende kansverdelingen van de “credit-spreads” en “default rates” zijn lang en onzeker;
•
De reeksen die gebruikt werden betreffen in sommige gevallen een beperkte historische periode en/of een periode waarvan de marktomstandigheden niet meer overeenkwamen met de aanwezige marktomstandigheden bij het structureren van de derivaten;
•
De waardebepaling van bijvoorbeeld de “Credit Spread Options” zijn sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van waargenomen “spreads” in de markt;
Deze voorbeelden illustreren de toenmalige onzekerheden bij het hanteren van deze instrumenten. Er zullen genoeg professionals dicht op de werkelijkheid zijn geweest die deze en andere risico’s goed aanvoelden, maar onvoldoende mitigeerden. Immers: “as long as the music keeps playing, you keep dancing”. 14. Deze casus maakt aannemelijk dat de zelfregulering geen kwaliteitsbodem heeft gelegd in waardebepaling en risico-inschatting van deze instrumenten. Op vergelijkbare wijze heeft de zelfregulering de intransparantie en problemen die nu ontstaan bij de afwikkeling niet voorkomen. De korte termijn belangen van de marktpartijen en de concurrentie in de markten waren te sterk voor het laten prevaleren van de kwaliteit en voorzichtigheid nodig voor de
4
langere termijn stabiliteit van de ondernemingen (en de markt voor kredietrisico). Eén van de belangrijke voorwaarde om zelfregulering succesvol te laten zijn was niet vervuld. De uitdagingen voor DSI 15. De ervaringen met de huidige crisis tonen aan dat een professional die de juiste beslissingen neemt en voorkomt dat hij gevangene wordt van een systeem binnen een organisatie of markt, grote waarde kan toevoegen. De zelfregulering die DSI tot stand heeft gebracht en probeert te brengen, namelijk het opbouwen van een beroep waarin professionals staan voor de kwaliteit en deze steeds verder willen brengen, verdient ook in dat licht lof. 16. Maar een organisatie die een beroepsgroep wil opbouwen verdient naast lof ook aanmoediging om verder te gaan waar dat wenselijk is. Twee jaar geleden heb ik op een conferentie, georganiseerd door DSI, aandacht gevraagd voor de verdere professionalisering van het beroep. Ik noemde toen als mogelijke terreinen voor actie het cliëntenprofiel, de cliëntadvisering en de organisatiecultuur waarin de beleggingsadviseur en vermogensbeheerder werken. 17. We constateerden toen met elkaar dat het cliëntprofiel onvoldoende uitgenut werd. Het werd en wordt veelal als een statische vragenlijst gebruikt. Beter zou zijn om een werkwijze te gebruiken die de klant helpt ontdekken welke afweging tussen ambitie (doelstelling) en risico hij wil maken. Dit is een moeilijke afweging waar een simpele vragenlijst onvoldoende bij helpt. De “best practice” in de markt is het voorleggen van scenario’s waarbij duidelijk wordt in welke mate de doelstelling behaald wordt en met welke kans dat gebeurt. Deze werkwijze helpt een klant meer dan het informeren naar iemands hypothetische nachtrust. 18. Naar aanleiding van die genoemde conferentie, heeft de AFM DSI gevraagd met voorstellen te komen hoe om te gaan met het inventariseren van de cliëntinformatie. Onze suggestie was niet zozeer om te komen tot dé standaard vragenlijst, maar te komen tot best practices hoe deze inventarisatie aan te pakken en wat voor instrumenten daarvoor in te zetten. DSI is daar mee bezig en onderzoeken zoals bijvoorbeeld door prof. Van Raaij en dr. Tom Loonen uitgevoerd zullen bijdragen aan het werk van DSI. Ik ben er dan ook van overtuigd dat we spoedig met elkaar kunnen praten over hun voorstellen. Want het helpt natuurlijk als de toezichthouder het eens is dat een “best practice” ook inderdaad een “best practice” is. 19. De AFM is dit jaar een project gestart om bij advisering van opbouwproducten, zoals beleggingen, de “good” en “best practices” in kaart te brengen om zo over het adviesproces als
5
geheel meer “guidance” te geven. Volgend jaar zullen we daarmee naar buiten kunnen komen. Het spreekt vanzelf dat het instituut DSI betrokken zou moeten zijn. 20. DSI zou ook initiatief kunnen nemen om de gedragscode uit te breiden. Bijvoorbeeld zou de gedragscode de professional houvast kunnen geven in welke organisatieomgeving hij wel en in welke hij niet zou willen functioneren. Elementen als wijze van aansturing, aard van het eventuele bonusbeleid en relatie met eventuele interne producthuizen zouden aan bod kunnen komen. 21. Als DSI de weg verder wil ingaan om beleggers goed te informeren, zou zij initiatieven kunnen nemen om de kwaliteit van advies objectief meetbaar te maken, zodat bij voorkeur ex ante, beleggers in staat gesteld worden geïnformeerd te kiezen tussen beleggingsadviseurs en tussen vermogensbeheerders. 22. Alle zojuist genoemde aanmoedigingen vergen meer van DSI en vergen in sommige gevallen ook een wat gewijzigde DSI. Ik denk dat zowel de professional, de belegger als de markten er goed bij zouden varen. Ik wens DSI dan ook alle succes voor de volgende 10 jaar!
6