VERMOGENSBEHEER EN BELEGGINGSADVIES Sophie Sciot Onder wetenschappelijke begeleiding van Dhr. D. Meulemans
I. INLEIDING
1
A. ALGEMEEN
Sinds de Generale zaak, kent de Belgische financiele wetgeving een vloedgolfvan nieuwe wetten en besluiten. De wet van 4 december 1990 op de financiele transacties en de financiele markten is hiervan een goed voorbeeld 2 • Het doel van die wet is verschillende gebieden van de financiele wetgeving te wijzigen en te moderniseren. Om dit doel te kunnen bereiken, diende de wetgever bij het ontwerpen van de wet rekening te houden met nieuwe technologieen (nieuwe telecommunicatiemiddelen, informatica, ... ) en hun invloed op het financiele bedrijf. Daarnaast moest hij letten op de Europese integratie. Op financieel vlak houdt deze integratie de vrijmaking van het kapitaalverkeer en de liberalisering van de financiele dienstverlening in 3. Dit alles verplichtte de Belgische wetgever een hele reeks aanpassingen door te voeren. Die aanpassingen slaan niet aileen op de eigenlijke bankactiviteiten en de activiteiten van de financiele markten (wissel-, geld-, obligatie-, optie-, en aandelenmarkten), maar ook op de fi-
( 1) Twee algemene opmerkingen : 1 - indien in de tekst artikelen worden vermeld zonder nadere specificaties, gaat het om artikelen uit het Beurswetboek ; wordt er gewoon over de wet gesproken, dan wordt het Beurswetboek bedoeld, namelijk de Wet van 4 december 1990 op de financiele transacties en de financiele markten, B.S., 22 december 1990. 2 - indien over het K.B. wordt gesproken, gaat het om het K.B. van 15 augustus 1991 betreffende het vermogensbeheer en het beleggingsadvies, B.S., 20 augustus 1991. ( 2) Wet 4 december 1990 op de financiele transacties en de financiele markten, B.S., 22 augustus 1990, hierna verkort geciteerd als Beurswetboek. 3) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989-90, nr. 1156 I 1, 3; Wetsantwerp Beurswetboek, Gedr. St., Verslag namens de Commissie van Financien, Kamer, 1989 - 90, nr. 1156 I 5, 4; Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Verslag, Senaat, 1989 - 90, nr. 1007 I 2, 2.
187
nanciele neven- of randactiviteiten, zoals vermogensbeheer, financieel advies, ... 4 . B. VERMOGENSBEHEER EN BELEGGINGSADVIES
1. Toestand voor de wet van vier december 1990
De Belgische wetgeving kende voor de invoering van de wet van 4 december 1990 geen specifieke reglementering voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Iedereen kon zich met die activiteiten bezig houden : bankinstellingen, wisselagenten en andere personen. Onder deze laatsten bevonden zich gewetenloze personen die misbruik maakten van de goedgelovigheid van de kleine spaarders en er met hun bezit vandoor gingen. Uiteindelijk ving ook de regering signalen op van die praktijken en nam ze de nodige maatregelen 5 . Voordien rees immers de vraag of wisselagenten wei activiteiten van vermogensbeheer en beleggingsadvies mochten verrichten. Art. 4 van Boek I, Titel 5 van het Wetboek van Koophandel (nu opgeheven) bepaalde immers : "De wisselagent en de wisselagentcorrespondent mogen zelfs niet door een tussenpersoon enig ander beroep uitoefenen dan het beroep dat deze titel hen toelaat uit te oefenen. Van deze bepaling kan niet worden afgeweken, tenzij na een steeds herroepelijke toelating gegeven door de Bankcommissie overeenkomstig de beurswet." Samen met art. 64bis, boek I, titel 5, W.Kh., dat het beroep van wisselagent als volgt definieert : "... die als lasthebber of als commissionair optreedt ter verhandeling van openbare fondsen in een openbare fondsen- en wisselbeurs", zou men een negatief antwoord op de vraag kunnen formuleren. Toch werd algemeen aangenomen, alhoewel daaromtrent geen rechtspraak of rechtsleer voorhanden was, dat een wisselagent de perken van zijn beroep niet te buiten ging door een effectenportefeuille van een derde te beheren. Bij het beheer van een effectenportefeuille, zo redeneerde men, deed de wisselagent niets anders dan zijn beroepsmatige activiteit. Hij voerde ~mmers verrichtingen uit in eigen naam maar voor rekening van de klant op openbare fondsen en deviezen. Het enige verschil met zijn normale activiteit lag in het mechanisme dat het portefeuillebeheer vergde. Bij portefeuillebeheer geeft de opdrachtgever immers geen order voor iedere afzonderlijke ver( 4) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 -90, nr. 1156 I 1, 4; Wetsantwerp Beurswetboek, Gedr. St., Senaat, 1989 - 90, nr. 1007 I 2, 5. ( 5) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 - 90, nr. 1156 I 1, 97.
188
richting, maar stemt hij op voorhand in met alle verrichtingen die de wisselagent binnen het kader van zijn opdracht kan uitvoeren 6 .
2. Huidige regeling De wetgever tracht op grond van algemene regels een specifiek statuut uit te werken voor vennootschappen voor vermogensbeheer en voor vennootschappen voor beleggingsadvies. Deze algemene regels zijn :transparantie van de structuur van de bemiddelaars, verzekering van de professionele hoedanigheden van de betrokkenen en de bescherming van de spaarders die zich wenden tot deze bemiddelaars. Zo'n specifiek statuut maakt het mogelijk de financiele bemiddelaars te identificeren en hun werkzaamheden te controleren 7 . Concreet wordt door de wet van 4 december 1990 de transparantie en de professionaliteit bewerkstelligd doorheen de voorschriften inzake organisatie en de bekwaamheid voor personen die in instellingen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies werken. Daardoor wordt een efficiente controle mogelijk. De controle gebeurt door de Commissie voor bank- en financiewezen. Ze vindt plaats zowel voor de inschrijving als tijdens de werking van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. Verder is de wet doorspekt met voorschriften die het belang van de spaarder dienen. Bovendien regelt de wet niet alles zelf, want er is ruimte gelaten voor uitvoeringsbesluiten en reglementen van de Commissie voor bank- en financiewezen. Ret K.B. van 15 augustus 1991 is hier reeds een exponent van 8 . C. DE ROL VAN HET EUROPEES RECHT
De wet van 4 december 1990 heeft rekening gehouden met een voorstel van richtlijn dat door de Europese Commissie werd ingediend inzake het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten 9.
( 6) FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", in De nieuwe beurswetgeving, JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Kalmthout, Biblo, 1991, (447), 449. ( 7) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 - 90, nr. 1156 I 1, 98; FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", I.e., (447), 450. ( 8) K.B. 5 augustus 1991 over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies, B.S., 20 augustus 1991; Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 -90, nr. 1156 I 1, 98. ( 9) Gewijzigd voorstel van de Commissie van 8 februari 1990 voor een richtlijn van de Raad betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, Codex Financieel Recht, 1991, B IV. - 1. Hierna geciteerd: Voorstel voor een Richtlijn.
189
Het voorstel wil de grensoverschrijdende dienstverlening vrijmaken voor ondernemingen die geen bank zijn en die werkzaam zijn op het gebied van beleggingen in effecten 10 . De lidstaten zijn verplicht de uitoefening van die activiteiten vergunningsplichtig te maken en deze vergunningen slechts uit te reiken aan ondernemingen die "fit and proper" zijn. Er wordt ook een toezicht ingesteld op die ondernemingen 11 . De richtlijn werkt met het principe van de wederzijdse erkenning van de vergunningen en toezichtmaatregelen. Het gevolg hiervan is, dat voor de ganse gemeenschap een enkele vergunning kan worden verleend en bet beginsel van het toezicht door het thuisland kan worden toegepast 12 . De Commissie voor bank- en financiewezen noemt dat "een Europese vrijgeleide" 1 3. De Belgische wetgever deed er goed aan reeds rekening te houden met het voorstel van richtlijn. Op andere domeinen in het recht laat de opvolging van het Europees recht immers vaak te wensen over. II. DEFINITIE EN TOEPASSINGSGEBIED A. WAT IS VERMOGENSBEHEER I BELEGGINGSADVIES?
Vermogensbeheer is het beheren van vermogensbestanddelen van spaarders, bestaande uit een of meer beleggingsinstrumenten, zoals opgesomd in nummer II.B.2.d .. De vermogensbeheerder heeft de bevoegdheid om zo nodig daden van beschikking te stellen met betrekking tot de hiervoor vermelde vermogensbestanddelen. Een beleggingsadviseur verstrekt advies met betrekking tot vermogensbestanddelen van spaarders, bestaande uit een of meer beleggingsinstrumenten (cfr. supra) (art. 157 Beurswetboek). Een beleggingsadviseur voert, economisch gezien, dezelfde activiteiten uit als een vermogensbeheerder, maar kan geen daden van beschik(10) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 90, nr. 1156/1, 40. (11) SWENNEN, H., De financiiHe wetgeving 1989 - 1991, Gent, Mys en Breesch, 1991, 126. (12) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 90, nr. 1156 I 1, 4. (13) COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN,]aarverslag 1989 - 90, Brussel, 1991, 146; VAN OMMESLAGHE, P., "Les autres intermediaires financiers", in Les intermediaires commerciaux, Bruxelles, editions du jeune Barreau, 1990, 351.
190
king stellen. Het verscbilpunt geeft aanleiding tot een juridiscb verscbillende bebandeling van bet vermogensbebeer en bet beleggingsadvies 14 . De verscbillen zullen doorbeen de uiteenzetting tot uiting komen; ze zijn vooral in bet K.B. opgenomen 1 5. B. WIE IS VERMOGENSBEHEERDER I BELEGGINGSADVISEUR? 1. Algemeen
Vermogensbebeerder en beleggingsadviseur, zijn personen die als boofd- of bijberoep de geviseerde diensten leveren of aanbieden met betrekking tot de beleggingsinstrumenten opgesomd in nummer II.D.2.d .. Het is vereist dat de dienstprestaties tegen vergoeding aan bet publiek worden geleverd of aangeboden (art. 157 Beurswetboek).
2. Ontleding a. Hoofd- of bijberoep De activiteiten van vermogensbeheerder of beleggingsadviseur moeten als boofd- of bijberoep worden uitgeoefend. Slechts occasionele activiteiten vallen buiten bet toepassingsgebied. De memorie van toelicbting sluit bet 11 eventude 11 bebeer van de bezittingen van een client door een notaris van bet toepassingsvdd uit. Volgens de memorie van toelichting is dat bebeer 11 eventueel 11 en derhalve onder te brengen onder de activiteiten met een occasioned karakter 16 . De Raad van State daarentegen vindt dat de definitie van vermogensbeheerder in zodanige bewoordingen is opgesteld, dat de notarissen niet buiten de werkingssfeer vallen. Het zal bijgevolg van de feiten afhangen of bet optreden van een notaris als occasioned moet worden bestempeld. De Raad van State merkt bovendien op, dat de term 11 bijberoep 11 niet accuraat is. Een voorbeeld maakt dit duidelijk : een vastgoedma(14) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989-90, nr. 1156 I 1, 98. (15) K.B. 5 augustus 1991 over het vermogensbeheer en het beleggingsadvies, B.S., 20 augustus 1991. (16) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, M.v.T., 1989-90, nr. 1156/1, 99.
191
kelaar, die de ge1nde fondsen steeds aanwendt voor beleggingen in effecten (b.v. kasbons), valt onder de toepassing van de wet 17 . Ret is niettemin erg belangrijk te weten of bet om een bijberoep dan wei om een occasionele activiteit gaat, daar een onrechtmatige uitoefening van de activiteiten van vermogensbeheer of beleggingsadvies strafrechterlijk wordt gesanctioneerd.
b. Tegen vergoeding De betrokken dienstprestaties moeten tegen vergoeding worden verstrekt. Iedere vorm van vergoeding telt, aileen dienstverlening zonder tegenprestatie of geheel kosteloos valt buiten bet toepassingsgebied. Wanneer een notaris gratis bet bezit van een client beheert, raakt de wet hem niet. Ret was de bedoeling van de regering om dienstverlening inzake vermogensbeheer en beleggingsadvies verricht onder verwanten, die veelal ten kosteloze titel geschiedt, niet te treffen. Art. 15 van bet K.B. laat de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies aileen toe de vergoeding, die in de overeenkomst van vermogensbeheer of beleggingsadvies werd bedongen, aan te rekenen. Andere kosten mogen niet ten laste worden gelegd van de klant. Met betrekking tot de vergoeding zelf is er een grote vrijheid, maar ze mag niet gebaseerd zijn op bet aantal of bet bedrag van de verrichtingen. c. Aan het publiek 11
11
De beurswet geeft geen definitie van bet be grip publiek hoewel bet essentieel is te weten wat met de term publiek wordt bedoeld. Personen en instellingen die niet onder de categorie publiek vailen, worden immers niet geviseerd door de wet en vailen dus buiten haar toepassingsgebied. Vermits de reglementering inzake bet vermogensbeheer en bet beleggingsadvies tot doel heeft de belegger te beschermen, zou men er tach mogen van uit gaan, dat de term publiek ruim moet worden ge1nterpreteerd 18 . ,
11
11
11
11
11
11
(17) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., adv. R.v.St., Kamer, 1989-90, nr. 1156 I 1, 274. (18) FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", in De nieuwe beurswetgeving, JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Kalmthout, Biblo, 1991, (447), 452.
192
De mime betekenis vindt men dan oak temg in het K.B. van 9 januari 1991 1 9. Het K.B. verwijst naar artt. 3, 4 en 105 van de Beurswet. Alhoewel niet expliciet wordt verwezen naar de activiteiten van vermogensbeheer en beleggingsadvies, zou men daamit tach kunnen afleiden dat die mime betekenis oak voor beide activiteiten geldt 20 . Bovenstaande stelling is echter niet houdbaar, daar ze tegenstrijdig is met art. 158 van de Beurswet. Voormeld artikelluidt als volgt: "De voorschriften omtrent vermogensbeheer en beleggingsadvies gelden niet voor vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs die enkel diensten leveren of aanbieden aan personen die zelf beroepsmatig optreden". Hiemit volgt dus dat personen, die zelf beroepsmatig optreden, niet onder de term "publiek" vallen en dat de vermogensbeheerders en de beleggingsadviseurs van wie het clienteel uitsluitend daaruit bestaat, niet onder de toepassing van de beurswetten vallen. Er moet dus bepaald worden wie "uitsluitend beroepsmatig optreedt". De memorie van toelichting stelt kredietinstellingen evenals andere ondernemingen, die bijvoorbeeld het beheer van hun middelen aan een vermogensbeheerder kunnen opdragen, gelijk met personen die uitsluitend beroepsmatig optreden 2 1. De Raad van State leidt daaruit af dat degene, die bijvoorbeeld de middelen van kleine handelaars beheert, niet moet worden beschouwd als een vermogensbeheerder in de zin van de wet. Die vermogensbeheerder zou dus niet verplicht zijn om de verplichtingen van de wet na te komen. Daartegenover zou een vermogensbeheerder, aan wie bepaalde delen van - wat men zou kunnen noemen - het persoonlijk vermogen van diezelfde kleine handelaar worden toevertrouwd, wel onder het toepassingsveld van de wet vallen. Vennootschappen worden geacht beroepsmatig op te treden, zodat het beschreven onderscheid slechts relevant is voor kleine handelaars in de vorm van natuurlijke personen. Het hiervoor aangehaalde voorbeeld illustreert hoe gemakkelijk een zelfde vermogensbeheerder van de categorie vermogensbeheerders onder toezicht van de wet, kan overstappen naar de categorie die niet
(19) K.B. 9 januari 1991 over het openbaar karakter van verrichtingen om spaargelden aan te trekken en de gelijkstelling van bepaalde verrichtingen met een openbaar bod, B.S., 12 januari 1991. (20) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., "La gestion de fortune et le conseil en placements", . Bank Fin., 1991, (561), 565. (21) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 99.
193
onder toezicht staat. De rechtszekerheid eist dat de grens tussen beide categorieen scherper getrokken wordt 22 . Bovendien eist de wet dat dergelijke vermogensbeheerders enkel diensten leveren aan 11 Uitsluitend beroepsmatig optredende personen 11 . Indien ze, sporadisch of bijkomstig, diensten leveren of aanbieden aan particulieren, vallen ze onder toe passing van de wet2 3. Uit het voorgaande kan men afleiden dat 11 publiek 11 , bedoeld in art. 157, wordt vereenzelvigd met 11 niet beroepsmatig optredende personen11, met andere woorden : de particulieren. Het al of niet handelaar zijn van de persoon voor wie de diensten worden gepresteerd, speelt aldus een doorslaggevende rol. V.Z.W.'s en beroepsverenigingen zijn geen handelaars, waardoor de vermogensbeheerders of beleggingsadviseurs die diensten zouden leveren of aanbieden aan voormelde verenigingen wel onder het toepassingsveld moeten vallen. Toch aanvaardt men dit niet. Vermits het uitoefenen van activiteiten van vermogensbeheer en beleggingsadvies in strijd met de wet, strafrechterlijk wordt gesanctioneerd, zal de stratbaarstelling restrictief en de draagwijdte van artikel 158 extensief worden ge"interpreteerd. Omwille van die extensieve interpretatie zullen de rechtspersonen, waarvan de aard en de omvang van de activiteiten een professioneel karakter vertonen, ook al zijn ze geen handelaar, gecatalogeerd worden onder 11 personen die uitsluitend beroepsmatig optreden 11 . Een zelfde redenering geldt voor de beoefenaars van de vrije beroepen. Rekening houdend met de algemene tendens tot bescherming van de spaarder, is het betreurenswaardig dat zovelen ontsnappen aan het toepassingsgebied. Er is geen red en waarom 11 personen die uitsluitend beroepsmatig optreden 11 niet zouden worden beschermd. De vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs met die doelgroep als klant, zijn vaak zeer gespecialiseerd, handtger in het frauderen en bovendien gaat het om een omvangrijke groep 24 2s. d. De Beleggingsinstmmenten
De wet bepaalt de instrumenten met de toevoeging dat de Koning de wettelijke omschrijving kan uitbreiden. De Koning heeft bovendien de bevoegdheid de lijst uit te breiden (art. 157, lid 2, Beurswetboek). (22) (23) (24) (25)
194
Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., adv. R.v.St., Kamer, 1989-90, 1156/1, 275. Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989-90. FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders enbeleggingsadviseurs", I.e., (447), 453-454 FLAMEE, M. en TILQUIN, T., o.c., (561), 566-577.
De wet somt volgende beleggingsinstrumenten op :
* effecten als
bepaald in art. 1, § 1 van het Beurswetboek:
1. aandelen en andere rechten van vennoten in burgerlijke- en handelsvennootschappen en de bewijzen van dergelijke rechten ; 2. obligaties, kasbons en alle andere bewijzen van collectieve leningen; 3. rechten in verenigingen, onverdeeldheden of groeperingen ; 4. inschrijvingsrechten en andere bewijzen die recht geven op inschrijving of op verwerving van effecten bedoeld in 1, 2 en 3 hiervoor.
* andere
financiele beleggingsinstrumenten zoals bepaald in art. 1,
§ 2 van het Beurswetboek :
Termijnovereenkomsten, opties en financiele instrumenten op termijn en overeenkomsten betreffende de evolutie van het indexcijfer van de effecten, grondstoffen, edele metalen, energie of valuta's, die voldoen aan de voorwaarden gesteld door de Koning.
* geldbeleggingsinstrumenten inclusief depositocertificaten en Eurocommerciaal papier. 1. deze geldbeleggingsinstrumenten werden opgenomen dankzij het voorstel van richtlijn 2 6; 2. Euro-obligaties worden nader omschreven in art. 34, §1, lid 3 van het K.B. nr. 185 27 • De tekst luidt: "Onder Euro-obligaties wordt verstaan, de obligaties, kasbons, en andere leningsbewijzen die vast worden overgenomen en geplaatst door een syndicaaat waarvan ten minste twee leden hun zetel hebben in verschillende lidstaten van de E.G., die, voor een aanzienlijk deel worden aangeboden in een of meer andere staten dan die van de zetel van de uitgevende instellingen waarop aileen kan worden ingeschreven of die in eerste instantie alleen kunnen worden gekocht door of door bemiddeling van een kredietinstelling of een beursvennoot schap".
* edele
metalen en edele stoffen :
Het zijn alsdusdanig geen financiele instrumenten in de juridische zin van het woord, maar hun karakter van financiele belegging verantwoordt deze opname. De memorie van toelichting sluit de edele meta-
(26) Voorstel voor een richtlijn. (27) Art. 34, § 1, al. 3 Bankbesluit.
195
len en stoffen, die voor industriele of ambachtelijke doeleinden worden gebruikt, uit 28 • De reglementering voor vermogensbeheer en beleggingsadvies overschrijdt aldus het toepassingsveld van de beurswet in zijn overige hoeken, doordat oak de instrumenten van de geldmarkt en de edele metalen worden beoogd in boek N. De opsomming van de beleggingsinstrumenten houdt geen verwijzing in naar onroerende goederen als zodanig, i.t.t. art. 106 met betrekking tot vastgoedcertificaten 2 9. C. CUMULA11E VAN AC11VITEITEN VAN VERMOGENSBEHEER EN BELEGGINSADVIES
De vennootschappen voor vermogensbeheer mogen werkzaamheden van beleggingsadvies verrichten zonder te moeten vragen om ingeschreven te worden op de lijst van de vennootschappen voor beleggingsadvies (inschrijving, zie III). Vermogensbeheer impliceert vaak beleggingsadvies, zodat het logisch is dat zo'n vennootschap geen tweevoudige toelating nodig heeft. Het omgekeerde is echter niet van toepassing vermits een vermogensbeheerder een verderdragende bevoegdheid heeft dan een beleggingsadviseur, nl. de beschikkingsbevoegdheid. D. BEPERKING VAN HET TOEPASSINGSGEBIED
Naast de beperkingen die reeds aan bod kwamen, is de wet met uitzondering van de bepalingen, opgesomd in art. 159 niet van toepassing op: (art. 158) 1. de vermogensbeheerders en de beleggingsadviseurs die enkel diensten leveren aan personen die zelf uitsluitend beroepsmatig optreden. 2. de instellingen voor collectieve be legging waarvan de rechten van deelneming onder het publiek in Belgic mogen worden verspreid krachtens boek III. Daaruit volgt dat de wet niet van toe passing is op de beursvennootschappen (boek II) en de kredietinstellingen (art. 3). Zie oak infra. De wet is oak niet van toepassing op beleggingsadviseurs die hun diensten enkel via persorganen, tijdschriften of andere media leveren
(28) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 90, nr. 1156 I l, 98. (29) FLAMBE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", !.c., (447), 455.
196
(art. 159, lid 21). Wanneer ze echter bij de uitvoering van hun werkzaamheden met bedrieglijk inzicht informatie verspreiden waarvan ze bewust weten dat die onjuist of onvolledig is, kunnen ze strafrechterlijk gesanctioneerd worden (art. 175). III. OPRICHTINGS- EN INSCHRIJVINGSVOORWAARDEN A. HET PRINCIPE VAN INSCHRI]VING
De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moeten zich laten inschrijven op de lijst van de vennootschappen voor beleggingsadvies of op de lijst van de vennootschappen voor vermogensbeheer. De verzoeker zendt daartoe een ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs naar de Commissie van bank- en financiewezen (hierna afgekort CBF). Tijdens het jaar publiceert de CBF deze lijsten, samen met de verwijzingen hieraan, in het Belgisch Staatsblad (art. 161). Voornoemd artikel beoogt de vestiging van eenieder, ongeacht of het gaat om een hoofdvestiging, een dochtervennootschap of een bijkantoor (zie infra) 3o. B. INSCHRI]VINGSVOORWAARDEN
De CBF schrijft pas in als de vennootschappen voor vermogensbeheer en die voor beleggingsadvies zich schikken naar de voorschriften van boek N. Hetzelfde geldt voor de reglementen van de CBF en de uitvoeringsbesluiten. Bovendien moeten de inschrijvingsvoorwaarden gerespecteerd blijven, opdat de inschrijving gehandhaafd zou blijven. Kortom, de CBF zal vanaf het beginstadium de basisprincipes van de wet kunnen toetsen, zodat misbruiken vanaf het prille begin in de kiem worden gesmoord. Hieronder worden de specifieke inschrijvingsvoorwaarden besproken. 1. Beschikken over de nodige middelen in menselijk, materieel en financieel opzicht, en een passende boekhoudkundige en administratieve organisatie hebben
a. Voldoende financiele middelen hebben (art. 162) Deze eis die we terug vinden in het voorstel voor een richtlijn, wordt uitgediept in artikelen 162 en 170 Beurswet en in artikel 1 K.B. 3 1 3 2 .
(30) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 100. (31) Voorstel voor een richtlijn. (32) K.B. 5 augustus 1991 over het vermogensbeheer en bet beleggingsadvies, B.S., 20 augustus 1991.
197
Een drietal aspecten zijn te onderscbeiden : a. Het minimumkapitaal De wet leert ons dat bet minimumkapitaal door een K.B., genomen na advies van de CBF, kan worden bepaald. Het K.B. van 5 augustus 1991 bepaalt, dat bet volstorte gedeelte van bet kapitaal van een vennootscbap voor vermogensbebeer ten minste 10 miljoen frank moet bedragen. Voor vennootschappen voor beleggingsadvies bedraagt dit 2.500.000 F.
b. Het eigen vermogen Vennootscbappen voor vermogensbebeer en beleggingsadvies moeten over een eigen vermogen bescbikken dat, met inbegrip van bet minimumkapitaal, ten minste evenveel bedraagt als de aanscbaffingswaarde van de onroerende goederen. Bovendien moet dat bedrag verboogd worden met 25% van de werkingskosten van bet voorgaande jaar. Indien de vennootscbap minder dan een jaar bedrijvig is, gaat bet om 25% van de geraamde inkomsten, zoals vermeld in het bedrijfsplan. De werkingskosten zijn gelijk aan de volgende rubrieken van de. jaarrekening 33: diensten en diverse goederen; bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen; afschrijvingen en waardevermeerderingen op de vaste activatoevoeging; andere bedrijfskosten. Zo kan men alvast niet knoeien met de bedragen van de werkingskosten. Het is duidelijk dat door bet eigen vermogen op die wijze te bepalen, een link wordt gelegd naar de grootte en de belangrijkheid van de onderneming. c. Het netto-actief De eis naar bet bandbaven van een minimumkapitaal, brengt de verplicbting mee om continu over een voldoende netto-actief te bescbikken. Onder netto-actief wordt verstaan, bet bedrag van bet minimum volstorte kapitaal of bet eigen vermogen, afhankelijk van welk bedrag bet
(33) Wet 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen, B.S., 4 en 20 september 1975.
198
hoogste is. De inschrijving van een onderneming, die over onvoldoende financit~le middelen beschikt, wordt geweigerd. Indien de onderneming reeds ingeschreven is, kan de inschrijving worden herroepen of geschorst (art. 173, § 2). b. Voldoende menselijke en materiele middelen hebben (art. 16) Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies moeten over voldoende ervaren, gespecialiseerd en competitief personeel beschikken. Hier wordt duidelijk naar artikel 164 verwezen. De daar vermelde voorschriften slaan op inhoudelijke vereisten met betrekking tot de werking. Het is aangewezen de voormelde as pecten hier te behandelen 3 4 . Het voorstel voor een richtlijn stelt betrouwbaarheid en ervaring immers als fundamentele vereisten bij de inschrijving voorop 3 5 . Hetzelfde principe vindt men in de Bankrichtlijn terug 36. Het dagelijks bestuur van de vennootschap voor vermogensbeheer moet bestaan uit twee natuurlijke personen. Dit is het zogenaamde vierogenbeginsel. Vennootschappen voor beleggingsadvies moeten een natuurlijke persoon aanstellen voor het dagelijks bestuur. Bestuursorganen, beheersorganen en personen die de facto instaan voor het dagelijks bestuur moeten de noodzakelijke professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten om deze functies uit te oefenen. Voornoemde kwaliteiten worden hierna verder belicht.
* De
professionele betrouwbaarheid
Professionele betrouwbaarheid is een voorwaarde die de financiele instellingen, zowel ten opzichte van het publiek, als ten opzichte van andere financiele instellingen en de controle-overheden, moeten bezitten. Binnen de ondernemingen zelf is dit begrip bepalend voor het morele gezag dat de bestuurders moeten hebben ten overstaan van hun personeel. De betrouwbaarheid waarvan hier sprake is, beperkt zich uiteraard tot beroepscriteria.
(34) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 100. (35) Voorstel voor een richtlijn. (36) Tweede richtlijn 89 (646) E.E.G. van de Raad van 15 december 1989 tot coordinatie van de wettelijke en de bestuurlijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen alsmede tot wijziging van Richtlijn, 77/780 I E.E.G., Pb.L. 386, 30 december 1989.
199
Een welomschreven lijst van strafrechterlijke veroordelingen of andere feiten of omstandigheden, volstaan niet om het be grip "professionele betrouwbaarheid" te omschrijven. Ret is bijgevolg onmogelijk om, a priori, een lijst op te stellen die bet begrip kan omlijnen. Ret is de taak van de controle-instelling om geval per geval, een jurisprudentie uit te werken (zie hfdst. VII : de rol van de CBF). De controle over de professionele betrouwbaarheid voor indiensttreding, zal uiteraard beperkt zijn. Zij zal voornamelijk a posteriori worden uitgeoefend, na eventuele incidenten. De vennootschappen zullen evenwel worden verzocht om een gedetailleerd curiculum vitae voor te leggen van de personen die aan de eis van betrouwbaarheid moeten voldoen 37 38 •
* De
passende ervaring
De Raad van State merkt op dat de memorie van toelichting een zeer ruime en vage omschrijving geeft van de woord "passende ervaring" 39. Volgens de memorie van toelichting volstaat iedere pertinente ervaring in de financiele sector in de ruime zin 40 . De Raad van State vindt dat voornoemde omschrijving op zijn minst door de memorie van toelichting moet worden verduidelijkt. De Commissie voor Bank- en financiewezen moet immers een goede leidraad hebben bij het uitoefenen van haar beoordelingsbevoegdheid. Ret gaat immers om een toelating tot een beroep. In ieder geval is het K.B. iets concreter. De tekst van art. 2, al. 2, K.B. luidt: "De leden van de bestuurs- en beheersorganen alsmede personen die de facto instaan voor het dagelijks bestuur dienen aan te tonen dat ze de passende ervaring bezitten voor de werkzaamheden van de vennootschap voor beleggingsadvies en de vennootschap voor vermogensbeheer die betrekking hebben op de andere markten voor effecten en de andere financiele instrumenten of op gelijkaardige buitenlandse markten". Dit geldt voor zover de betrokken vennootschappen op die markten bedrijvig zijn.
(37) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 90, nr. 1156/1, 101. (38) COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN, jaarverslag 1985- 86, Brussel, 1987, 24. (39) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., adv. R.v.St., Kamer, 1989 - 90, nr. 1156/1, 277. (40) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989- 90, nr. 1156/1, 102.
200
* Verbod
op uitoefening van functies.
De hager beschreven functies mogen niet worden uitgeoefend door personen, die onder de toepassing van art. 7, § 2, K.B. nr. 185 vallen (art. 164) 41 . Bijvoorbeeld: gefailleerde personen die inbreuken begingen op de Beurswet en de vennootschappenwet. De CBF kan in gevallen met betrekking tot zeer kleine veroordelingen, ontheffing van het verbod verlenen (art. 164).
c. Een passende boekhouding en administratieve organisatie hebben (art. 162) De betrokken vennootschappen moeten de nodige middelen en noodzakelijke procedures gebruiken om hun activiteiten te voltooien. Zij moeten de klanten de nodige informatie kunnen geven en efficiente externe en interne procedures voeren (zie ook infra). Die interne regels en procedures worden voornamelijk beheerst door de deontologie (zie infra) 42 . Daarnaast komen tal van boekhoudkundige en administratieve regels ter sprake onder nr. 2.
2. Het inschrijvingsdossier Samen met het verzoek tot inschrijving, moeten de kandidaat vermogensbeheerder en beleggingsadviseur een dossier, samen met een dubbel ervan, neerleggen. Op grand daarvan kan de CBF in de mate van het mogelijke de oprichtings- en inschrijvingsvoorwaarden, a priori, controleren. Hieronder worden de samenstellende elementen van het dossier omschreven. Deze elementen vindt men terug in art. 167 Beurswetboek en art. 3, § 2 van het K.B. De Raad van State stelde de wetgever voor, de Koning te machtigen om aan de CBF de bevoegdheid te geven maatregelen te nemen van ondergeschikt belang. De CBF zou op die wijze het K.B. kunnen aanvullen 43 . De wetgever sloeg geen acht op die opmerking (zie ook nr. 7.4- reglementering van de CBF).
(41) Ibid., (561), 580. (4 2) FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", in De nieuwe beurswetgeving, JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Kalmthout, Biblo, 1991, (447), 465. (43) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., o.c.,(561), 577.
201
a. Identificatie
De identificatie van de vennootschap en haar leiders moeten in het dossier zijn opgenomen. Deze laatsten identificeren zich door middel van een curiculum vitae en een certificaat van goed zedelijk gedrag. Als de betrokkene buiten de vennootschap nog andere mandaten of functies uitoefent, moet dat ook worden vermeld. Op die manier kan de CBF de professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring enigszins controleren. Wat de vennootschap betreft, dienen haar statuten, haar attest van inschrijving in het handelsregister en de bijzondere verslagen zoals voorgeschreven door de vennootschappenwet opgenomen te worden in bet dossier. Een voorbeeld van zo'n verslag: verslag van de bedrijfsrevisor met betrekking tot de waardering van een inbreng in natura ; een omschrijving van de onderneming waarmee ze verbonden is 44 . Daarnaast moet de onderneming een bedrijfsplan neerleggen waarin de voorgenomen bedrijvigheid nauwkeurig wordt omschreven. Het bedrijfsplan omschrijft eveneens op welke markten en op welke beleggingsinstmmenten de verrichtingen of adviezen betrekking hebben. Verder moeten het bedrag, de samenstelling en de verdeling van de aandelenpakketten, voor zover het gaat om pakketten van meer dan 5%, worden vermeld. Vervolgens informeert het dossier de CBF over de samenstelling van de organen van de vennootschap. In voorkomend geval wordt de identiteit van de commissaris(sen)/ revisor(en) meegedeeld. Tenslotte moeten de vennootschappen voor vermogensbeheer de identiteit van de bewaarder, aan wie ze de beheerde tegoeden zullen toevertrouwen, opgeven (zie ook infra). b. Organisatie
De betrokken vennootschappen moeten een beschrijving van de boekhoudkundige, commerciele en administratieve organisatie indienen. Hetzelfde geldt voor de interne controleprocedures. Daarnaast is een gedetailleerde staat met betrekking tot de financiele positie van de onderneming vereist. Voor reeds bestaande ondernemingen schrijft het K.B. voor de laatste jaarrekening neer te leggen. (44) Ibid., (561), 578.
202
Vennootscbappen voor vermogensbeheer moeten daarenboven een balans- en resultatenprognose voor de volgende drie jaar afgeven. Het is eveneens vereist een copie van de verzekeringsovereenkomst die de professionele aansprakelijkheid dekt, in te dienen, ten minste als er zo'n overeenkomst bestaat. Voorgaande verplicbtingen Iaten een effectieve controle op de organisatie en het vermogen toe.
c. Overeenkomsten De tekst van de overeenkomsten tot regeling van de beheers- of advieswerkzaambeden, zoals deze aan de clienten worden voorgesteld, maakt deel uit van het dossier (zie infra). Indien de vennootscbap brochures of andere reclameboodscbappen wenst te verspreiden, moet de tekst in het dossier zitten. Het stelt de CBF in staat de belangen van de spaarders te beschermen 45 ._
d. Andere informatie De CBF kan aan de personen die bet verzoek indienen, bijkomende informatie vragen. Het betreft bier aile soort informatie, die de CBF noodzakelijk acht om bet verzoek te beoordelen ten aanzien van de voorschriften van boek N en baar uitvoeringsbesluiten en reglementen. Wie deze informatie niet wil meedelen, kan strafrecbtelijk worden gesanctioneerd (art. 175, § 1).
3.
llande~vennoo~cbap
Het vermogensbeheer en bet beleggingsadvies mogen enkel worden uitgeoefend door een bandelsvennootscbap (art. 160). Handelsvennootscbappen zijn immers transparante ondernemingen, die gemakkelijk te controleren zijn. Bovendien is deze verplicbting niet onoverkomelijk, gezien een handelsvennootscbap in de vorm van een eenpersoonsvennootscbap kan bestaan 46 • De Raad van State betreurt dat de vennootscbap moet opgericbt zijn, vooraleer ze om een inscbrijving kan verzoeken. De oprichtingskosten van een vennootscbap zijn immers aanzienlijk en zij zouden tevergeefs worden gemaakt, indien achteraf de inschrijving wordt geweigerd. Daarom stelde de Raad van State voor,
(45) Ibid., (561), 580. (46) Ibid., (561), 582.
203
oak vennootschappen in oprichting toe te Iaten, een verzoekschrift tot inschrijving in te dienen. Deze raad werd in de wind geslagen door de wetgever 47 •
4. Structuur van bet kapitaal Wanneer natuurlijke personen of een rechtspersoon rechtstreeks of onrechtstreeks vijf procent of meer van de aandelen bezitten in een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor beleggingsadvies, moeten hun aandelen op naam zijn. In dat geval moeten zij oak de grootte van hun deelneming, alsook elke wijziging hierin, aan de CBF ter kennis brengen (art. 163). Deze bepaling steunt op art. 4 van het voorstel voor een richtlijn. Reeds van bij het verzoek tot oprichting moet voormelde informatie worden meegedeeld. Ret niet meedelen van de informatie kan tot schorsing van de werkzaamheden of herroeping van de inschrijving leiden (art. 173, § 2). C. WE/GERING VAN DE INCHRI]VING
Indien de inschrijving wordt geweigerd, kan de verzoeker in beroep gaan (art. 168).
1. Wanneer is men zeker van de weigering? De weigering kan op twee verschillende manieren worden vastgesteld. Eerste mogelijkheid : De verzoeker ontvangt een weigeringsbeslissing van de CBF. Deze beslissing moet gemotiveerd zijn en aan de verzoeker ter kennis worden gebracht bij een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs. Tweede mogelijkheid : De CBF reageert niet binnen drie maanden nadat het volledig dossier werd ingediend. Ret stilzwijgen wordt in dit geval gelijkgesteld met
(47)Ibid., (561), 581.
204
een weigering. De Belgiscbe wetgever volgde bierin bet voorstel voor een ricbtlijn, dat ecbter een termijn van zes maanden voorscbrijft 48 •
2. Beroepstermijn De verzoeker moet beroep instellen binnen de dertig dagen na de kennisgeving van de gemotiveerde beslissing van weigering. In bet andere geval kan beroep worden ingesteld na afloop van de drie maanden, die volgen op de indiening van bet dossier. Hier wringt duidelijk het schoentje. De tekst creeert recbtsonzekerbeid, doordat hij niet bepaalt wanneer bet dossier volledig is. Bijgevolg kan de verzoeker niet weten op welk ogenblik zijn verzoek als stilzwijgend wordt afgewezen en op welk tijdstip de beroepstermijn ingaat. De Raad van State stelde de wetgever voor om zicb te Iaten leiden door de procedure van prijsstijging 49.
3. Beroepsinstantie Het beroep wordt gericbt aan de minister van financien en ter kennis gebracbt van de CBF bij een ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. De minister doet binnen de twee maanden uitspraak over het beroep. De beslissing wordt gemotiveerd en binnen de acht dagen ter kennis gebracbt van de verzoekers en de CBF. Indien de minister van financien geen uitspraak doet binnen de twee maanden, verricbt de CBF de inschrijving. De verzoekers moeten daartoe hun verzoek aan de CBF bevestigen.
4. Rechten van de verdediging Het zou wenselijk zijn, dat de verzoeker inzage kreeg in bet administratief dossier dat de CBF opmaakt. De beslissing van de CBF alsook die van de minister bebben betrekking op de uitoefening van een beroep. Daarom zou de verzoeker zijn standpunt moe ten kunnen toelicbten voor die ins tanties so. Het is spijtig dat, i.t.t. art. 46, de Koning niet uitdrukkelijk gemacbtigd wordt een erkenningsprocedure te regelen.
( 48) Voorstel voor een Richtlijn. (49) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., adv. R.v.St., Kamer, 1989- 90, nr. 1156 I 1, 279. (50) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., adv. R.v.St., Kamer, 1989 - 90, nr. 1156/1, 280.
205
Men kan echter opperen dat de hoorplicht en recht op inzage in het dossier algemene rechtsbeginselen zijn en kaderen in de beginselen van behoorlijk bestuur. De Raad van State, afdeling administratie, kan op grand daarvan administratieve beslissingen vernietigen. D. GEVOLGEN VAN DE INSCHK(JVING 1. Start van de werking
Eens ingeschreven, kunnen de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor beleggingsadvies hun werkzaamheden aanvatten (zie Hfdst. N: Werking).
2. Titel Aileen de vennootschappen die voorkomen op de lijst van de vennootschappen voor vermogensbeheer, alsook de kredietinstellingen en beursvennootschappen mogen de termen "vermogensbeheer" en "vermogensbeheerder" of enige andere term, die naar die werkzaamheid verwijst, gebruiken. Het betreft het gebruik in hun maatschappelijke benaming, in de aanwijzing van hun doel, in hun titels, in hun effecten of stukken, in hun briefwiseling en hun reclame. Het zelfde geldt voor de termen "beleggingsadvies'' en "beleggingsadviseur", met toevoeging dat deze termen natuurlijk mogen worden gebruikt door vennootschappen van beleggingsadvies (art. 169). Het onrechtmatig gebruik van die benamingen wordt strafrechterlijk gesanctioneerd (art. 175, § 2). E. WQZIGINGEN VAN DE INSCHRI]VINGSVOORWAARDEN
De CBF staat de inschrijving toe onder bepaalde voorwaarden, zoals hierboven omschreven. Indien een of meer van die voorwaarden achteraf aanzienlijk wijzigen, kan de inschrijving slechts behouden blijven op eensluidend advies van de CBF (art. 167, lid 3). Volgens de memorie van toelichting moet men de wijziging enkel ter kennis brengen van de CBF 51 . De Raad van State sluit zich bij die oplossing aan, omdat ze ook steunt op de verklaring van een gemachtigd ambtenaar 52 . Tach bracht de wetgever geen verandering aan in de wettekst. (51) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., M.v.T., Kamer, 1989 90, nr. 1156 I l, 103. (52) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., adv. R.v.St., Kamer, 1989 - 90, nr. 1156 I l, 279.
206
Zolang de wettekst klaar en duidelijk is, moet bij gevolgd worden en is dus een eensluidend advies van de CBF nodig. Immers, wie de wet niet volgt, riskeert een strafrecbtelijke veroordeling (art. 173, § 2). IV. WERKING A. ALGEMENE BESCHOUWINGEN
Ret Voorstel voor een Ricbtlijn scbrijft op dit vlak de grate principes voor. Art. 11 van bet Voorstelleert ons bet volgende 53: - goede administratieve, boekhoudkundige en interne controlemecbanismen; - een scbeiding tussen de effecten van de beleggers en de eigen effecten; - opricbting van een algemeen waarborgfonds ofwel bet geld van de beleggers op apparte rekeningen storten ; - informatieverstrekking ; - een doelmatige administratie van de uitgevoerde transacties ; - organisatie zo opzetten dat de belangen van de spaarders niet kunnen worden gescbaad door belangenconflicten tussen de onderneming en de client, alsook tussen de clienten onderling. Bepaalde aspecten van de werking werden reeds bebandeld in III m.b.t. de inscbrijvingsprocedure. De inschrijvingsvoorwaarden moeten gedurende de werking worden gebandhaafd, daar ze immers op een doeltreffende werking zijn gericbt. De bedoeling van dit boofdstuk is enkele specifieke aspecten van de werking uit te diepen. De artikelen 165, 166, 170 en de parallelle artikelen in bet K.B. dienen daarbij als leidraad. Doch de werking steunt niet aileen op wettelijke bepalingen, ook de deontologie speelt een rol. B. DEONTOLOGIE
Vele regels in de financiele wereld zijn deontologiscbe regels. Ret zijn onafdwingbare regels die de financiele bemiddelaars zelf creeren en die ze trachten na te leven.
(53) Voorstel voor een Richtlijn.
207
In Frankrijk maakte een parlementaire werkgroep, voorgezeten door Mr. Brae de la Perriere, een rapport over de financiele plichtenleer. Dat rapport heeft de Belgische wetgever bei:nvloed, waardoor deontologische regels wettelijke regels werden. Ret rapport zette de volgende principes in de verf: - de bemiddelaar moet neutraal, discreet en oprecht zijn ; - hij moet respect hebben voor de integriteit van de markt, d.w.z. dat de bemiddelaars zich moeten houden aan de geldende regels en zich moeten onthouden van iedere vorm van misbruik, die ze uit hoofde van hun gepriviligeerde positie kunnen putten. Voor de vermogensbeheerders en de beleggingsadviseurs kunnen we daaruit drie basisprincipes weerhouden : - de doelstellingen van de client kennen en hem concrete informatie verstrekken over de mogelijke risico's van de verrichting; - een onafhankelijk beheer waarborgen en vermijden dat vertrouwelijke informatie uitlekt ; - geen verrichtingen uitvoeren die afbreuk doen aan de markt. De Belgische wetgever heeft, zoals reeds gezegd, tal van deontologische regels opgenomen in de Wet en het K.B .. Denken we aan de informatieverplichting, strafrechterlijke sanctionering voor personen die onjuiste informatie verspreiden, ... Nog vele andere voorbeelden volgen in de verdere bespreking s4. C. CONTRACT VAN VERMOGENSBEHEER EN CONTRACT VAN BELEGGINGSADVIES
1. Kwalificatie en interpretatie 55 a. Contract van vermogensbeheer De analyse van de aard van het contract van vermogensbeheer is delicaat. Welke kwalificatie is de juiste?
i. Lastgeving De vermogensbeheerder mag daden van beschikking stellen in naam en voor rekening van zijn clienten (artt. 157 en 166, §1).
(54) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., "La gestion de fortune et le conseil en placements ", · Bank Fin., 1991, (561), 573-574. (55) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., !.c., (561), 575.
208
Inderdaad, lastgeving draagt tal van verplichtingen in zich, die ook aan de vermogensbeheerder besteed zijn. Voor de lastgever geldt: - de belangen van de client, zo goed als mogelijk is, vertegenwoordigen; - verbod om zelf als tegenpartij op te treden = een algemeen rechtsbeginsel om belangenconflicten tegen te gaan ; - informatieverplichting: o.a. waarschuwen tegen mogelijke risico's; - bewaarplicht en ristrictieplicht met betrekking tot zaken die hem werden toevertrouwd in de uitoefening van zijn mandaat ; - verplichting tot discretie ; - Art. 1993 B.W. (rekening en verantwoording).
ii. Aannening De overeenkomst van vermogensbeheer behelst echter veel meer dan de eenvoudige uitvoering van een mandaat. Zowel het uitvoeren van een materiele opdracht, als het uitvoeren van intellectuele prestaties, is meebepalend. Het is immers de intellectuele bekwaamheid van de vermogensbeheerder die de keuze van de client bepaalt. De financiele analyse, de informatievergaring, het inzicht in de financiele markten, ... zijn doorslaggevend bij de keuze. De aanneming is dus een betere kwalificatie.
iii. Gemengd contract De beste oplossing is het contract van vermogensbeheer te beschouwen als een gemengd contract : het contract van aanneming gekoppeld aan een accessoir contract van lastgeving.
b. Contract van beleggingsadvies Kwalificatie ligt hier een stuk makkelijker, omdat lastgeving is uitgesloten. Daden van beschikking mogen immers niet worden gesteld door beleggingsadviseurs. Aanneming lijkt de geschikte kwalificatie, daar er duidelijk een intellectuele prestatie wordt verleend.
c. Interpretatie van beide contracten Bij de interpretatie spelen de gebruiken een grote rol ; de wet op zich volstaat niet.
209
2. Vorm van bet contract 5 6 De vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor beleggingsadvies moet een schriftelijke overeenkomst met de client sluiten, alvorens ze diensten kunnen presteren. De CBF kan bij niet-naleving van deze vormvereisten de vennootschap sanctioneren. Ze kan een niet ingeschreven vennootschap de inschrijving weigeren (zie III.C). Een vennootschap die reeds is ingeschreven, kan worden geschorst of haar inschrijving kan worden herroepen (art. 173, §2). Voornoemde formaliteit werd ingevoerd om de client te beschermen. Bij overtreding kan de client de nietigheid van het contract vorderen.
3. Inboud van bet contract Het contract treft diverse regelingen met betrekking tot de activiteiten van vermogensbeheer en beleggingsadvies (Artt. 8-10 K.B.).
a. Verplicht op te nemen clausules
i. Aan bet vermogensbebeer en bet beleggingsadvies gemeen - onderwerp ; - doelstelling van de client ; Naargelang de doelstelling van de client moet de vennootschap hem een gestandardiseerd stuk meedelen, waaruit blijkt welke de aard is van de beleggingsinstrumenten en welk soort risico's eraan verbonden zijn; - regels inzake vergoeding en periodiciteit van de betalingen ; - duur van het contract en regels inzake beeindiging ; - het soort vergoedingen die de vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangt vanwege derden in het kader van haar beleggingsadvies.
ii. Vermogensbebeer - het soort toegelaten verrichtingen, met vermelding op welke markten en op welke beleggingsinsuumenten zij betrekking hebben ; - indien beperkingen aan het beheer werden aangebracht, moet het contract dit vermelden ;
(56) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 575-576.
210
- verrichtingen die enkel met de uitdrukkelijke toestemming of na verwittiging van de client mogen worden uitgevoerd, moeten ook worden opgenomen ; - het aanvaarde financiele risico (limieten inzake verliezen); - de contanten of een opsomming en waardering van de beleggingsinstrumenten, die bij het sluiten van de overeenkomst in beheer worden gegeven ; - identiteit en functie van de bewaarder.
iii. Beleggingsadvies - modaliteiten van het beleggingsadvies. Nog enkele algemene opmerkingen. De overeenkomsten kunnen niet afwijken van het gemeen recht inzake aansprakelijkheid. Het zou nuttig zijn, mocht de CBF in de toekomst modelcontracten opstellen. Rechten en verplichtingen zouden dan op een eensluidende wijze worden verwoord, wat bevorderlijk is voor de rechtszekerheid 57 . b. Uitbreiding m.b.t. de beeindiging van het contract (art. 9 K.B.)
Elke partij heeft het recht de overeenkomst op elk ogenblik te beeindigen bij een ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. Deze regel zou echter aanleiding kunnen geven tot de ondermijning van de stabiliteit in de relatie tussen de clienten en de betrokken vennootschappen. De opzegging door de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies heeft ten vroegste uitwerking op de 7 de werkdag volgend op de ontvangst van de bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. De partijen kunnen op het moment van opzegging iets anders overeenkomen. Wanneer de client de overeenkomst herroept, heeft de vennootschap geen recht op vergoeding. Bovendien heeft de herroeping uitwerking bij de ontvangst van de brief met de herroeping. Blijkbaar is bier geen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs vereist. Op het ogenblik van de herroeping kunnen de partijen een ander tijdstip van uitwerking bepalen. '
(57) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 576.
211
Indien de vergoeding voor het vermogensbeheer of beleggingsadvies vooraf werd betaald, dan moet die vergoeding pro rata temporis worden terugbetaald aan de client bij de beeindiging van het contract. De vennootschap voor vermogensbeheer is niet gemachtigd om voor rekening van de client op te treden na de beeindiging van het contract, maar reeds aangegane verbintenissen met derden mogen verder worden afgewikkeld. D. DE BESCHERMDE POSITIE VAN DE CLIENT
1. Regels die gelden voor bet vermogensbeheer en bet beleggingsadvies a. Algemeen : bet uitsluitend belang van de client De klant is de koning, althans zo ziet de wetgever het. Boek IV van het Beurswetboek is doorspekt van regels die de client beschermen. Hetzelfde geldt voor het K.B. van 5 augustus 1991. Dat is niet zo verwonderlijk, na de vele schandalen, waarvan de kleine belegger meestal de dupe werd. De expliciete verwijzing in art. 165 §1 naar het uitsluitend belang van de client, maakt het de controle-overheid steeds mogelijk de belangen van de client in te roepen. Een beroepsbeoefenaar die hiervan afwijkt, begaat een fout 58 . Elk conflict tussen vennootschappen en hun clienten moeten dus worden opgelost in het belang van de client. In wezen gaat het hier om een explicitering van art. 1134, lid 2, B.W.. Die regel zegt dat alle overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd. Ret uitsluitend belang van de client vindt men gewaarborgd in tal van regels. In deze uiteenzetting werd reeds meerdere malen gewezen op dat beschermingsstatuut van de client, zie o.a. inschrijvingsformaliteiten, inhoud van het contract, .... Hierna volgen nog enkele regelingen specifiek toegespitst op het vermijden van contlicten. Als deze contlicten kunnen vermeden worden, verloopt de werking des te beter.
(58) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr.1156/1,102.
212
b. Persoonlijk belang De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor beleggingsadvies mogen voor rekening van hun clienten geen verrichtingen doen, waarin ze een persoonlijk belang bezitten (artt. 165, §1 en 166, §2). Voor natuurlijke personen die de Ieiding hebben of werknemer zijn van zo'n vennootschap geldt hetzelfde verbod. Art. 20 van het K.B. dekt deze situatie en legt de vennootschappen op zelf maatregelen te nemen. Zulke maatregelen zouden kunnen bestaan in een intern reglement of opname van bepaalde clausules in de arbeidsovereenkomsten van de werknemers. c. Belangenconflicten tussen clienten onderling De vennootschap moet de nodige maatregelen nemen om dit soort conflicten te voorkomen. Oak deze situatie wordt voorzien in art. 20 K.B ..
Indien de vennootschap tach geen maatregelen neemt, zullen de eventuele conflicten volgens de billijkheid worden opgelost. d. Onverenigbaarheden ( artt. 5-7 K.B.) De betrokken vennootschappen mogen geen andere beroepswerkzaamheden, dan vermogensbeheer of beleggingsadvies verrichten. Cumul van voorgaande activiteiten is echter wei toegelaten (art. 171). Cumul met andere werkzaamheden kan als de CBF dat toelaat. In die gevallen moet de activiteit van vermogensbeheer of beleggingsadvies duidelijk gescheiden worden van die andere activiteiten. De bedoelde vennootschappen mogen : - geen deelneming bezitten in een handelsvennootschap of vennootschap onder handelsvorm, tenzij met de toestemming van de CBF ; (deelneming = in de zin van de Jaarrekeningenwet); - niet deelnemen aan de uitgifte van effecten als vaste overnemer, als borg of als instelling die de financiele dienst waarneemt ; - niet rechtstreeks of onrechtstreeks tussenbeide komen in verrichtingen met beleggingsinstrumenten van hun clienten. e. Trouwe en eerlijke uitoefening van de activiteit De betrokken ondernemingen mogen de client niet misleiden.
213
Om die reden moeten ze deze voldoende kennen, informatie verstrekken over de gedane verrichtingen en hem vooraf wijzen op de risico's die verbonden zijn aan bepaalde handelingen.
i. Ken je client I De deontologie schrijft deze regel voor. We vinden hem ook terug in art. 19 K.B .. Alvorens een overeenkomst van vermogensbeheer of beleggingsadvies af te sluiten, dienen de betrokken vennootschappen aan hun cHenten informatie te vragen. Ze moeten peilen naar de ervaring inzake beleggingen. Bovendien moeten de clienten hun doelstellingen m.b. t. de gevraagde diensten duidelijk maken. Die manier van werken laat de vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs toe een onderscheid te maken tussen professionals en amateurs. Zo kunnen ze iedere client op zijn niveau benaderen en hem een aangepaste waaier van alternatieven voorspiegelen. Deze verplichting stamt uit de Amerikaanse rechtspraak. Ze staat er bekend onder de naam: "Suitability" of "Know your customer" 5 9.
ii. Regels inzake informatie in de informatieverstrekking aan de spaarder De Koning heeft de bevoegdheid regels inzake informatieverstrekking aan de spaarders en financiele verslaggeving uit te werken. Hij kan dat doen op advies van de CBF. De regels hebben meestal betrekking op vermogensbeheer en worden daarom onder dat aspect behandeld. f. De "Chinese wall"
Indien een kredietinstelling of beursvennootschap diensten van vermogensbeheer en of beleggingsadvies verstrekken, moe ten ze deze diensten gescheiden houden van hun andere diensten (art. 165, §3 en 166, §3). Er moet dus een muur worden opgetrokken in een instelling tussen de dienstverleningen die betrekking hebben op vermogensbeheer en beleggingsadvies enerzijds en de andere dienstverleningen anderzijds. Zo'n muur wordt in het vakjargon een "Chinese wall" genoemd 60 .
(59) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 578. (60) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 579.
214
De CBF drong reeds in haar Jaarverslag van 1988-89 aan op zo'n scheidingen in de kredietinstellingen. De CBF bepaalde dat een spaarbank, die diensten van vermogensbeheer wilde aanbieden, daartoe een passende organisatorische structuur moest aannemen. Een structuur waardoor bet vermogensbeheer volledig autonoom kon worden uitgevoerd en belangenconflicten worden voorkomen 61 . Zo'n scheiding houdt in, dat er een serie interne regels en procedures moeten worden ontworpen om te vermijden dat bepaalde informatie tussen de twee compartimenten zou pendelen. Daarbij mag de scheiding oak niet te streng zijn met bet oog op contra-produktieve effecten. De "Chinese wall" kan oak nadelige effecten met zich meebrengen, wanneer hij bepaalde nuttige informatie niet laat doorsijpelen. Het concrete probleem : tot hoe hoog in de hierarchie moet de muur worden opgetrokken? Dat probleem is nag niet opgelost, maar een scheiding moet er alleszins zijn 62 ! g. Interne en externe controlemechanismen
i. Intern Het is een feit dat vele misverstanden - en dus oak belangenconflicten - kunnen vermeden worden door een goede interne organisatie. Art. 20 K.B. spoort de ondernemingen aan tot bet nemen van interne maatregelen. Daarenboven dragen goede interne controlemechanismen bij tot een efficiente controle door de CBF. Een ideaal beeld van interne controle : - controle aangepast aan de organisatie en de activiteiten van de vennootschap ; - uitgevoerd door een persoon die afhankelijk is van een maatschappelijk mandataris ; - de controleur moet voldoende mankracht en middelen hebben ; - de controleur moet de contacten met de controle-overheid onderhouden en de klachten van de clienten onderzoeken 63 .
(61) COMMISSIE VOOR BANK· EN FINANCIEWEZEN,]aarverslag 1988-89, Brussel, 1990, 65. (62) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 579. (63) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 579-580.
215
ii. Extern Externe controle berust op een controlesysteem waarbij een onafhankelijke commissaris-revisor optreedt. Deze moet dan de documenten, die informatie verstrekken aan de clienten, controleren. Hij moet eveneens de interne procedures en de resultaten daarvan onderzoeken. De concrete uitwerking van voormelde controle moet gebeuren op grond van artikel 170, lid 2 . h. Informatieverstrekking aan de Commissie voor Bank- en Financiewezen De Koning moet op advies van de CBF regelen, welke informatie periodiek aan de CBF moet worden verstrekt (art. 170, lid 2). De Koning maakte reeds gebruik van deze bevoegdheid : art. 29 K.B .. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies delende CBF jaarlijks een gedetailleerde jaarrekening en tenminste drie maandelijks een boekhoudstaat mee. Voormelde boekhoudstaat moet worden opgesteld overeenkomstig de voorschriften van de CBF. De CBF kan ook andere kwantitatieve gegevens i.v.m. het bedrijf vragen. In feite voegt het artikel niet veel toe aan art. 173, §1 (zie VII.B.). i. Publiciteit (artt. 17 en 18 K.B.)
Inzake de inschrijving: zie III.B.2.c. (art. 3, §2 K.B.). Elke reclameboodschap over vermogensbeheer of beleggingsadvies vermeldt op duidelijke wijze de identiteit van de betrokken vennootschap.
2. Regels die enkel gelden voor bet vermogensbeheer a. Verbod om als tegenpartij op te treden Noch de vennootschap, noch de natuurlijke personen die de leiding hebben of werknemer zijn van de vennootschap voor vermogensbeheer mogen als tegenpartij optreden voor transacties die ze beroepsmatig uitvoeren (art. 165, §1). De draagwijdte van dit artikel wordt duidelijk wanneer de strafrechterlijke beteugeling ervan in art. 175, §1 wordt onderzocht. In voormeld artikel wordt het optreden als tegenpartij enkel verboden voor bestuurders, zaakvoerders en directeurs, terwijl de werknemers buiten schot blijven.
216
Dat kan nooit de bedoeling van de wetgever zijn geweest, maar een extensieve interpretatie van art. 175, § 1 is baast uitgesloten. Het gaat immers om een strafbepaling 6 4.
b. Belangenconflicten bij het uitvoeren van bevelen Gedragsregels : - iedere opdracbt moet op bet beste moment worden uitgevoerd ; - de bemiddelaar mag de verricbtingen niet te frequent of voor een te grate omvang uitvoeren. v.b.: art. 15 K.B. zegt dat de vergoeding niet athankelijk mag zijn van bet bedrag en bet aantal verricbtingen 6 5.
c. Regels inzake informatieverstrekking aan de spaarder De koning is biervoor bevoegd (art. 170). Deze informatie bevat meerdere aspecten 66 : - informatie met betrekking tot de risico's van een bepaald investeringsbeleid ; - de client informeren i.v.m. de betrokken transacties ; - permanente evaluatie van de rekening van de client ; verplicbting die op de bewaarder rust (art. 13 K.B.). De bewaarder moet niet aileen de client, maar oak de vennootschap voor vermogensbebeer inlicbten. Indien de vennootscbap zelf bewaarder is, vervalt deze plicbt. - allerlei informatie inzake de vennootscbap en baar financiele toestand. Het artikel 16 van bet K.B. legt daarenboven een verslaggeving op. Die regeling is gesteund op de deontologie. Het verslag bevat volgende informatie : - bet bedrag van de contanten, de laatste waarde van de beleggingsinstrumenten met opgave van de wijze van waardering en de pro-rata winsten; - een overzicbt van de spreiding van de risico's; - bet bedrag van de aangerekende bebeersprovisie ; - indien de bebeerder mocbt stemmen, de wijze waarop bet stemrecbt werd uitgevoerd ;
(64) FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", in De nieuwe beurswetgeving, JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Kalmthout, Biblo, 1991, (447), 465. (65) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 577. (66) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 578.
217
- tenminste een keer per jaar, per categorie van verrichtingen en van clienten, het percentage van de voordelen en de ristorno's, die werden ontvangen vanwege derden, meedelen. Het gaat hier vanzelfsprekend om de voordelen en ristorno's, ontvangen in het kader van de activiteiten van vermogensbeheer. De percentages moeten worden geschetst in verhouding tot de kosten en de vergoedingen, die in rekening worden gebracht aan het clienteel per categorie. Bovendien moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de kosten en de vergoedingen die, enerzijds te maken hebben met de activaverrichtingen en, anderzijds met hun bewaring. De vennootschappen van vermogensbeheer moeten op zijn minst ieder semester, alsook op het eind van de overeenkomst, verslag uitbrengen aan hun clienteel (art. 16 K.B.). Als gevolg van die verplichting kunnen de clienten nagaan of er zorgzaam met hun vermogen wordt omgesprongen. Ze kunnen daarbij de resultaten in het verslag vergelijken met hun initiele beheersovereenkomst en aldus gebeurlijke schendingen aanklagen. d. Beheersregels (artt. 21-26 K.B.) De vennootschappen voor vermogensbeheer kunnen de stemrechten verbonden aan de effecten die ze in beheer hebben slechts uitoefenen mits schriftelijke toestemming van de client. Die toestemming is ad nutum herroepbaar en kan slechts voor twee jaar worden verleend. De client behoudt bovendien het recht om in bijzondere gevallen zelf te stemmen als hij de vennootschap hiervan tijdig op de hoogte brengt. Het K.B. bepaalt die bijzondere gevallen evenwel niet. Dit hele systeem is gesteund op het Duitse "Depotstimmrecht" 67 • Daarnaast zijn er nog tal van verbodsregels en handelingen die aan een toelating zijn onderworpen. Hierna volgen er een aantal : - lenen voor rekening van de client kan enkel met zijn toestemming; - de effecten van de client mogen niet worden uitgeleend ; - het beleggen van liquiditeiten bij Belgische en buitenlandse beursondernemingen op naam en voor rekening van de client is aileen mogelijk overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen die ter plaatse gelden voor die instellingen ;
(67) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 580.
218
- voor rekening van de client mogen geen effecten worden verworven van een privaatrechterlijke vennootschap of vereniging die failliet werd verklaard of uitstel van betaling verkreeg na een gerechtelijk akkoord. De vennootschappen van vermogensbeheer mogen hun beheersbevoegdheid niet aan derden delegeren. Wanneer de vennootschap echter een bijzondere en schriftelijke toestemming van de client verkrijgt, dan kan delegatie nochtans wel. De rechten en plichten van de verschillende partijen moeten dan nauwkeurig worden geregeld. Delegatie kan enkel ten voordele van andere vennootschappen voor vermogensbeheer. Indien dat niet zo was, zou men de wettelijke regeling al te gemakkelijk omzeilen. e. De bewaarder (artt. 165, §2 Beurswet en artt. 11-14 K.B.) De bewaring van de tegoeden die door vennootschappen voor vermogensbeheer worden beheerd, moeten aan een andere bewaarder worden toevertrouwd. Dit principe geldt niet voor het vermogensbeheer door kredietinstellingen en beursvennootschappen. Gaat het om contanten of effecten, dan moeten de bewaarders ofwel een kredietinstelling ofwel een beursvennootschap zijn. In de overeenkomst met de clienten, moet de identiteit van de bewaarder worden vermeld. Ook het nummer van de rekening, die op naam van de client is geopend, moet erin worden aangeduid. Alleen de client en zijn lasthebber kunnen tegoeden en effecten van die rekening opnemen. De vennootschap voor vermogensbeheer kan dat niet ! De client kan de vennootschap voor vermogensbeheer toelaten om de contractueel verschuldigde provisie van de rekening te halen. Een afzonderlijke overeenkomst regelt de rechtsverhouding tussen de bewaarder en de client.
3. Regel die enkel geldt voor bet beleggingsadvies Een beleggingsadviseur mag geen daden van beschikking stellen. Op die wijze wordt de client goed beschermd.
219
4. De aansprakelijkheidsregeling a. Fout in bet bebeer of bet advies
6s
De betrok:ken vennootschappen kunnen foutieve beslissingen nemen of slecht advies geven, zelfs al houden ze zich aan de werkingsregels. Vermits het beheer en het advies een inspanningsverbintenis inhouden, ligt de bewijslast bij de client. Een vermogensbeheerder, die de verrichtingen niet uitvoert op een marrier die van hem verwacht kan worden als normale beheerder in gelijkaardige omstandigheden, begaat een fout. De client moet dus bewijzen dat de beheerder onvoldoende zijn best deed. Deze theorie kan naar analogie worden toegepast op de beleggingsadviseur. Met betrekking tot de vermogensbeheerder volstaat het enkele feit dat er geen winst is niet als bewijs. De client moet kunnen aantonen dat de onkunde van de beheerder de oorzaak is van de lage winst.
b. Aansprakelijkheid van de bewaarder 6 9 De bewaarder is verantwoordelijk voor de materiele bewaring van de tegoeden en heeft een informatieplicht (zie supra). De bewaarder kan niet aansprakelijk gesteld worden, voor overschreiding van de limieten opgelegd aan de beheerder. Anderzijds kan de beheerder niet worden aangesproken wanneer de bewaarder de titels van de client verliest. Het is trouwens onmogelijk de beheerder een foutieve keuze te verwijten. De beheerder kan bijna nooit een oneerlijke en insolvabele bewaarder kiezen gezien de sterke controle op de beursvennootschappen en de kredietinstellingen. V. SPECIAAL STATUUT VOOR KREDIETINSTELLINGEN EN BEURSVENNOOTSCHAPPEN A TOEPASSEU]KE BEPAIJNGEN
Hieronder wordt een korte inventaris van bepalingen gegeven, hun inhoud werd of wordt elders besproken.
(68) FLAMEE, M. en TILQUIN, T., I.e., (561), 582. (69) Ibid., (561), 581.
220
1. Wettelijke bepaling
De meeste bepalingen van Boek IV van het Beurswetboek gelden niet voor de kredietinstellingen of beursvennootschappen. Meestal is dat zo omdat de bescherming, die men in die bepalingen vindt, reeds gedekt is door bepalingen verbonden aan hun statuut van beursvennootschap of kredietinstelling. Sommige bepalingen van Boek IV zijn wel van toepassing. Artikel 159 somt deze bepalingen op : - handelen in het uitsluitend belang van de clienten (artt. 165, § 1 en 166, §1), (zie supra). - de instellingen zelf, hun werknemers en de natuurlijke personen die ze leiden, mogen geen verrichtingen voltrekken waarin ze een persoonlijk belang bezitten (art. 165, §1), (zie supra). - ze moeten hun diensten van vermogensbeheer en beleggingsadvies gescheiden houden van hun andere werkzaamheden (artt. 165, §3 en 166 §3), (zie supra). - het gebruik van de termen "vermogensbeheer", "vermogens beheerder", "beleggingsadvies", "beleggingsadviseur", of enige andere term die naar deze activiteiten verwijzen (art. 169), (zie supra). - de verplichtingen en de verbodsbepalingen (art. 170). De bepalingen inzake het minimumkapitaal en de periodieke informatie die aan de CBF moet worden verstrekt, vormen hierop een uitzondering. - de strafbepalingen : artikelen 175, 176 en 176.
2. Verordeningsbepalingen De volgende bepalingen van het K.B. van 5 augustus 1991 zijn toepasselijk: - Artt. 8-10: de overeenkomst van vermogensbeheer en beleggingsadvies (zie supra); - Art. 15: vergoeding van het vermogensbeheer en beleggingsadvies (zie supra); - Art. 16: rekening en verantwoording (zie supra); - Artt. 17 en 18 : reclame (zie supra); - Artt. 19-23, 25 en 26: verplichtingen, verbodsbepalingen (zie supra). B. ENKELE PROBLEEMPUNTEN
1. Persoonlijk belang
Vennootschappen voor vermogensbeheer moeten zich houden aan de regel dat ze voor rekening van hun clienten geen verrichtingen mo-
221
gen uitvoeren waarin ze zelf hun werknemers en de natuurlijke personen die er de Ieiding geven eeh persoonlijk belang bezitten. Voornoemde regel wordt ecqter niet aangehouden voor wat de activiteiten van beleggingsadvies betreft. Artikel 159 verwijst niet naar artikel 166, §2. Wellicht gaat het om een vergetelheid 70 .
2. Verbod om op te treden als tegenpartij De memorie van toelichting heeft uitdrukkelijk gesteld, dat het verbod om als tegenpartij op te treden niet rechtsreeks geldt voor kredietinstellingen en beursvennootschappen. Op deze instellingen is er immers een bijzondere bepaling van toepassing, nl. die van art. 24 van het Beurswetboek 71 . Artikel 24 luidt: "Bemiddelaars in effecten kunnen slechts via de beursmarkt als tegenpartij van hun clienten optreden voor transacties op de effectenbeurzen en, voor vennoten buiten deze beurzen, slechts na voorafgaande mededeling aan deze clienten... ". De ratio van deze bepaling is : vermijden dat de client nadeel ondervindt van de belangenstrijd die zich voordoet wanneer een bemiddelaar voor zichzelf koopt, wat hij moet verkopen, of zelf aan de client verkoopt, wat deze hem opgedragen heeft te kopen 72 . De Raad van State vindt dat het risico dat de client loopt wanneer een kredietinstelling of een beursvennootschap optreedt als wederpartij pas kan bezworen worden als de bemiddelaar zelf de druk van de beursmarkt ondervindt. Opdat hij de druk zou ondergaan, moeten de nodige voorzorgen worden genomen. Het feit dat de bemiddelaar via de markt moet optreden schept voor de client de garantie dat de transactie, waarvoor hij de opdracht heeft gegeven en die uiteindelijk met de bemiddelaar zelf werd afgesloten, is uitgevoerd op een goede manier. Dit wil zeggen, op een manier die niet minder voordelig is dan wanneer ze op de markt zelf zou zijn uitgevoerd met een andere persoon dan de bemiddelaar 73.
(70) FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs" in De nieuwe beurswetgeving, JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Kalmthout, Biblo, 1991, (447), 456. (71) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 99. (72) FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", o.c., (447), 457. (73) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 188.
222
VI. BUITENIANDSE ONDERNEMINGEN DIE ZICH IN BELGIE WILLEN VESTIGEN OF ER HUN DIENSTEN WILLEN AANBIEDEN A. EUROPEES RECHT
Het voorstel voor een richtlijn beschrijft in artt. 12-16 de voorwaarden m.b.t. de vrijheid van vestiging en dienstverlening. De lidstaten mogen het vestigen van een bijkantoor of het verrichten van beleggingsdiensten door een onderneming van een andere lidstaat niet afhankelijk stellen van de vereiste van een vergunning, het hebben van een eigen vermogen of enigerlei reden van gelijke werking 74 . Zoals reeds vermeld in de inleiding noemt de CBF dit een "Europese vrijgeleide" 75 . Wanneer een onderneming een bijkantoor wil vestigen in een ander lidstaat moet ze dat aan de bevoegde autoriteit in eigen land melden. Bovendien moet ze die autoriteit ook volgende informatie verstrekken: - in welke lidstaat ze een bijkantoor wil vestigen ; - een programma van de werkzaamheden waarin de aard van de voorgenomen activiteiten en haar organisatiestructuur wordt beschreven; - de namen van de bestuurders van het bijkantoor ; - het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd 76. Een onderneming gevestigd in een bepaalde lidstaat, mag in de andere lidstaten haar diensten aanbieden, zonder zich daar te moeten vestigen. Daartoe moet de beleggingsonderneming de bevoegde autoriteit in eigen land verwittigen. Deze autoriteit verwittigt op haar beurt de bevoegde autoriteit van het land waar de betrokken onderneming haar diensten wil gaan verrichten 77 . De lidstaten van ontvangst behouden volgende bevoegdheden : - het eisen van een periodiek verslag van de bijkantoren van de beleggingsondernemingen die op hun grondgebied actief zijn ; (74) Art. 12, lid 2 Voorstel voor een Richtlijn. (75) COMMISIE VOOR HET BANK- ENFINANCIEWEZEN,]aaroerslag 1989-90, Brussel, 1991, 146. (76) Art. 14 Voorstel voor een Richtlijn. (77) Art. 15 Voorstel voor een richtlijn.
223
- een eind maken aan de onregelmatige naleving van de eigen bepalingen die genomen werden in uitvoering van de richtlijn ; - Deze vereiste geldt zowel voor bijkantoren als voor ondernemingen die enkel diensten verlenen ; - het opleggen van eigen voorwaarden aan de bijkantoren van ondernemingen van de E.G.-lidstaten die van algemeen belang zijn 78 . B. BELGISCHE RECHT
1. Vestiging van een bijkantoor AI wie zich in Belgie wil vestigen, moet zich inschrijven op de lijst bij de CBF (art. 161), (zie III.A.). De memorie van toelichting leert dat het gaat om de vestiging van eenieder die zich in Belgie wil vestigen, ongeacht of het nu gaat om een bijkantoor, een hoofdvestiging of een dochter 79. De Raad van State vindt dat het niet duidelijk is wat het woord "vestiging" inhoudt. Verder vindt de Raad dat er twee teksten behoren te zijn. Ten eerste, een tekst die geldt voor E.G.-onderdanen en ten tweede, een tekst voor onderdanen van andere staten 80 • De memorie van toelichting sluit zich hierbij aan door te zeggen dat de Koning voor ondernemingen die in de E.G. zijn gevestigd, een gunstiger statuut zou moeten uitwerken. Art. 32 K.B. handelt oak over de vestiging van bijkantoren in Belgie. De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor beleggingsadvies naar buitenlands recht mogen in Belgie een bijkantoor openen voor zover zij in hun land aan een gelijkwaardig controlestatuut zijn onderworpen als de Belgische ondernemingen. Men kan zich hierbij de vraag stellen of dit geen maatregel van gelijke werking is, die werd verboden in art. 12 van het voorstel voor richtlijn. Anderzijds kan men oak stellen dat dit geoorloofd is, omdat de Belgische bepalingen tach gebaseerd zijn op het voorstel. Dat zou Belgie toelaten de naleving van haar eigen bepalingen af te dwingen.
(78) Art. 16 Voorstel voor een Richtlijn. (79) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 100. (80) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 276.
224
2. Dienstverlening De Koning bepaalt welke regels van toepassing zijn op hen die zonder in Belgie te zijn gevestigd, aldaar diensten verlenen of vermogensbeheer of beleggingsadvies aanbieden (art. 17 4). De Raad van state vindt de bevoegdheid van de Koning te ruim. Volgens de Raad moeten minstens de principes wettelijk zijn bepaald 81 . Art. 174 laat de Koning toe de dienstverlening te regelen, doch niet de vestiging als dusdanig. VII. DE ROL VAN DE COMMISSIE VOOR BANK- EN FINANCIEWEZEN A. ALGEMEEN
De CBF vormt de draaischijf waar rond de controle-activiteiten inzake het vermogensbeheer en het beleggingsadvies draaien. De Commissie werd belast met het toezicht op de inschrijving (zie III).
Verder controleert ze de ondernemingen tijdens hun werking. Over deze laatste vorm van controle hieronder meer. Daarnaast wordt ook de bevoegdheid van de CBF om reglementen te maken besproken. Haar controletaak kadert in haar rol als hoedster van de belangen van de spaarders. De CBF mag kennis nemen van de relaties tussen de vennootschap voor vermogensbeheer en deze voor beleggingsadvies, voor zover de controle van de vennootschap dat vergt. De Commissie treedt dus op in het algemeen belang van de spaarders en niet in het individuele belang van de client. Zonder zich daarom te mengen in het eigenlijk beheer van de beroepsbeoefenaar, zal de CBF niettemin nagaan of het beheer van de beroepsbeoefenaar wel strookt met de belangen van de client. Het toezicht reikt verder dan een loutere wettelijkheidcontrole, maar situeert zich niet op het vlak van van de beheers- of de adviesbevoegdheid zelf 82 •
(81) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 282. (82) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 104.
225
De Europese richtlijn oppert de mogelijkheid om een algemeen waarborgfonds op te richten. Het fonds zou de beleggers met vorderingen ten gevolge van faillisement of ingebrekeblijving van de beleggingsonderneming moe ten· vergoeden. De richtlijn stelt echter tegelijk dat zo'n fonds niet moet worden ingericht wanneer de beleggingsonderneming geen geld of effecten van de client in handen heeft. In Begie moet men dus geen waarborgfonds voorzien, aangezien men een systeem met een bewaarder he eft 8 3. B. BEVOEGDHEDEN VAN DE COMMISSIE VOOR BANK- EN FINANCIEWEZEN
In artikel 173 worden de bevoegdheden opgesomd. 1. - De CBF kan zich aile informatie doen verstrekken of ter plaatse onderzoeken uitvoeren alsook kennis nemen van aile stukken over de werkzaamheden van de vennootschap voor vermogensbeheer en de vennootschap voor beleggingsadvies (zie supra). 2. - Door de CBF kunnen de betrokken vennootschappen die zijn ingeschreven op de lijst en die niet handelen overeenkomstig de wet, aangemaand worden de reglementen en uitvoeringsbesluiten na te Ieven. De CBF bepaalt dan oak een termijn waarbinnen de scheefgegroeide toestand moet worden rechtgezet. Zij kan kan oak aanmaningen geven, wanneer de belangen van de spaarders worden bedreigd. 3. - De CBF kan aile of een deel van de werkzaamheden van de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor beleggingsadvies schorsen als aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven. Onder dezelfde voorwaarden kan ze de inschrijving herroepen. Voormelde belissingen moeten steeds worden gemotiveerd. Ze hebben voor de betrokken vennootschap uitwerking vanaf de dag dat ze haar ter kennis worden gebracht. C. UITBREIDING M.B. T. DE SCHORSINGS- EN DE BEROEPSBEVOEGHEID
1. Rechtsmiddel (Art. 173, §4) Tegen een schorsings- of herroepingsbelissing is beroep mogelijk.
(83) Voorstel voor een Richtlijn.
226
a. Termijn Binnen een termijn van vijf dagen na de beslissing van de CBF moet beroep worden aangetekend. De termijn moet worden opgegeven in de kennisgeving van de beslissing, die de CBF aan de betrokk:en vennootschap stuurt. Ret is nuttig dat dit vermeld wordt, daar een termijn van vijf dagen erg kart is om te reageren.
b. Instantie Ret beroep wordt gericht aan de Minister van Financien. Deze doet uitspraak binnen de dertig werkdagen. Zijn beslissing wordt gemotiveerd. Doet hij geen uitspraak binnen de dertig dagen, dan wordt het beroep geacht te zijn aanvaard.
c. Schorsende werking Ret beroep schorst de beslissing van de CBF. De CBF kan echter een bijzonder gemotiveerde beslissing treffen, waarbij van de schorsing wordt afgezien.
d. Onpartijdigheid en recht van de verdediging M.b.t. de procedure voor de CBF en de beroepsprocedure, moet de onpartijdigheid en het recht van de verdediging gewaarborgd blijven. Ten gevolge van een schorsings- of herroepingsbeslissing kan een persoon immers tijdelijk of voor altijd het recht verliezen zijn beroep uit te oefenen. De beslissing heeft aldus betrekking op het vaststellen van burgerlijke rechten en verplichtingen in de zin van art. 6 § 1 E.V.R.M .. De onpartijdigheid moet bijgevolg gewaarborgd blijven. Dat is pas het geval wanneer de vervolging, het onderzoek en de eigenlijke beslissing strikt gescheiden worden gehouden. Ret verbod om die drie functies samen te voegen, geldt niet voor de instantie, maar wei voor de personen. Concreet betekend dit, dat de CBF de vervolging kan instellen, de zaak onderzoeken en zelfs een beslissing kan nemen, op voorwaarde dat binnen de CBF verschillende personen zich met de verschillende aspecten bezig houden. Binnen het CBF moeten dus de nodige regels worden opgesteld om de taken onder het personeel te verdelen. Tot nu toe is dat nog niet gebeurd. De rechten van de verdediging moeten eveneens gewaarborgd worden.
227
De vermogensbeheerder of de beleggingsadviseur moeten worden gehoord in hun middelen van verweer, zowel tijdens de rechtspleging voor de CBF, als tijdens de beroepsprocedure voorde Minister van Financi<~n 84 .
Artikel 173 moet dus hoogdringend worden aangepast aan art. 6, §1 E.V.R.M .. Art 6, §1 moet in ieder geval worden nageleefd, daar dit een hogere norm is dan de wet. Indien dit niet gedaan wordt, riskeert Belgie een veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
2. Tussenkomst van de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel in kort geding (art. 173, §3) Wanneer het CBF zinnens is een schorsings- of herroepingsbeslissing te nemen, kan ze de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel inschakelen. De CBF kan een beroep doen op de Voorzitter als er onmiddellijk gevaar dreigt voor de belangen van de spaarders tijdens de procedure voor de CBF. De Voorzitter die uitspraak doet in kart geding, kan voorlopige maatregelen treffen om de belangen van die spaarders veilig te stellen. De vordering wordt ingesteld bij de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel waar de onderneming haar zetel heeft.
3. De ontbinding van een overeenkomst van vermogensbeheer en beleggingsadvies (art. 173, §5) Ingeval van definitieve herroeping van een vennootschap voor vermogensbeheer, kan de client in rechte ontbinding vorderen van de vermogensbeheerovereenkomst. Deze bepaling is van dwingend recht, afwijkende clausules in de contracten worden voor niet geschreven gehouden. Het voorontwerp van wet voorzag aanvankelijk in de mogelijkheid om de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel ten grande uitspraak te Iaten doen over de ontbinding van de bestaande contracten en hun overdracht naar een andere vennootschap voor vermogensbeheer 85 . De Raad van State heeft daarop echter kritiek geuit. De client heeft zelf het recht om te beslissen, of hij een vordering tot ontbinding in-
(84) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 273. (85) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 239.
228
stelt en wat hij, na eventuele ontbinding, wenst aan te vangen met zijn vermogensbestanddelen 86 . Bovendien kent het Belgische recht geen regeling voor de overdracht van contracten ; schulden immers kunnen alleen worden overgedragen met de toestemming van de schuldeiser. Daarnaast zou een bevolen overdracht door de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel afbreuk doen aan het intuitu personae-karakter van de overeenkomst van vermogensbeheer. Zo'n overdracht zou een ontoelaatbare afwijking van het gemene recht inhouden, zodat de wetgever deze mogelijkheid heeft geschrapt. Artikel 173, §5 spreekt niet over de ontbinding van de overeenkomst van beleggingsadvies als de inschrijving wordt ingetrokken. Oak dat contract is aanvechtbaar voor de client, daar door het intrekken van de inschrijving het voorwerp ervan is weggevallen 87 . D. BEVOEGDHEID VAN DE COMMISSIE VOOR BANK- EN FINANCIEWEZEN OM BINDENDE REGLEMENTEN TE MAKEN
Artikel 67 van de Grondwet geeft de Koning een algemene verordeningsbevoegdheid. Hij kan die ten dele delegeren aan zijn Ministers. De Koning moet in dat geval zelf de voornaamste maatregelen nemen en kan enkel het regelen van de detailkwesties aan zijn Ministers overlaten. Wanneer de Wetgever verordeningsbevoegdheid verleent aan een autonome instelling zonder politieke verantwoordelijkheid miskent hij de Grondwet. De Raad van State, afdeling wetgeving, heeft evenwel eerder aangenomen dat deze praktijk onder bepaalde voorwaarden is gerechtvaardigd. Het kan wanneer de verordeningen van die instellingen aan de goedkeuring van een politiek verantwoordelijke overheid zijn onderworpen 88 . Artikel 170 verleent de CBF reglementeringsbevoegdheid inzake : - de vergoeding van de beheers- of adviesdiensten ; - informatieverstrekking aan de spaarders en oak voor de financiele verslaggeving (zie supra).
(86) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 282. (87) FLAMEE, M., "Vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs", in De nieuwe beurswetgeving, JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Kalmthout, Biblo, 1991, (447), 470. (88) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 280.
229
- informatie die periodiek moet worden verstrekt aan de CBF (zie supra). De reglementen moeten worden goedgekeurd door de Minister van Financien en voldoen aan de eisen gesteld door de Raad van State. E. VERGOEDING AAN DE COMMISSIE VOOR BANK- EN FINANCIEWEZEN
In de financiele sector is het normaal dat de gecontroleerde betaalt. Art. 30 K.B., gesteund op art. 178 Beurswetboek, geeft cijfers. De vennootschappen voor vermogensbeheer en die voor beleggingsadvies betalen binnen de maand na hun inschrijving 100.000 Bf. aan de CBF. Daarna betalen ze een jaarlijkse bijdrage, te betalen uiterlijk op 31 {Ilaart. Voor de vennootschappen voor beleggingsadvies bedraagt de jaarlijkse vergoeding steeds 100.000 Bf.. Voor de vennootschappen voor vermogensbeheer is het bedrag variabel. Ze moeten 0,175 pro mille van de to tale waarde van de activa die ze op 31 december van het jaar voordien beheerden, betalen. Ze moeten minstens 100.000 Bf. en maximum 400.000 Bf. betalen. VIII. STRAFBEPALINGEN EN DE VORDERING TOT STAKING A. STRAFBEPALINGEN
De strafbepalingen zijn opgenomen in artt. 175 en 176. Ze kwamen reeds aan bod doorheen de uiteenzetting. De Raad van State merkt op dat op iedere veronachtzaming van enig voorschrift, hoe gering ook, de genoemde artikelen een zelfde straf stellen. Bijgevolg wordt het terrein van de bestraffing op buitennissige wijze verruimd. Dat kan leiden tot straffen die niet in verhouding staan tot de zwaarwichtigheid der strafbare feiten. Artikel 9 van de Grondwet draagt de wetgever evenwel op de strafmaat vast te leggen en verplicht hem dus ook zijn bevoegdheid nauwkeurig uit te oefenen. Wilde Wetgever zich naar de Grondwet gedragen, dan volstaat een globale verwijzing niet. Hij moet de strafbare feiten nauwkeurig omschrijven en aangeven of bedriegelijke aard al dan niet is vereist.
230
Zo bezorgt de Wetgever de Rechter specifieke gegevens, waardoor hij kan optreden met het onderscheidingsvermogen dat nodig is om evenwicht te brengen tussen straf en strafbaar feit 8 9. Het zal bovendien moeilijk vallen, te bepalen wie de strafbare feiten heeft begaan. Vermogensbeheer en beleggingsadvies kunnen immers aileen in de vorm van een handelsvennootschap worden uitgeoefend. Het zijn dus rechtspersonen, die niet strafrechterlijk kunnen veroordeeld worden. Ingeval van een strafbaar. feit zijn de straffen dan ook van toepasing op de personen die in rechte of in feite met het beheer van de rechtspersoon zijn belast en het strafbaar feit hebben gepleegd 9°. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in de artikelen 175 en 176 (art. 177). B. VORDERING TOT STAKING
Al voorziet de wet strafbepalingen tach moet ook rekening gehouden worden met de vordering tot staking. Deze vordering wordt beschreven in art. 220, onder de diverse bepalingen in Boek VII van bet Beurswetboek. Op grand van dat artikel kan de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel, de handelingen van vermogensbeheer of beleggingsadvies die niet zijn ingeschreven op de lijst van de CBF, staken. Hij kan dat echter aileen om het openbaar spaarwezen te beschermen tegen onwettige wervingspraktijken. Zelfs wanneer het strafrechterlijk gesanctioneerde handelingen betreft kan de vordering tot staking worden uitgesproken. Voormelde vordering kan krachtens art. 221 van het Beurswetboek worden ingesteld op verzoek van de Minister van Financien, van de CBF, van elke belanghebbende of van elke vereniging voor de verdediging van de verbruikersbelangen. Zo'n vereniging moet wel rechtspersoonlijkheid bezitten en vertegenwoordigd zijn in de Raad voor het Verbruik. De vordering wordt ingesteld zoals in kortgeding.
(89) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 283. (90) Wetsontwerp Beurswetboek, Gedr. St., Kamer, 1989-90, nr. 1156/1, 284.
231
HOOFDSTUK IX SLOTBESCHOUWING
Door de activiteiten van vermogensbeheer en beleggingsadvies nauwgezet te reglementeren kwam de wetgever tegemoet aan de verzuchtingen van de k:leine belegger, die voorheen groat gevaar liep te worden opgelicht. De wetgever legde tal van oprichtings- en inschrijvingsvoorwaarden op. Die voorwaarden zijn gericht op het totstandkomen van goed gestructureerde en doorzichtige ondernemingen. Aldus wordt een efficiente controle mogelijk. In het controleproces krijgt de CBF een zeer belangrijke rol toebed€eld. Of zij deze rol kan waarmaken valt echter nag af te wachten. Hoewel de wetgever zeer gestructureerd en omvattend te werk ging, zijn er tach nag een aantal onduidelijkheden die tot rechtsonzekerheid kunnen leiden. Enkele illustraties : - onzekerheid m.b.t. de beroepstermijn bij een weigering tot inschrijving; - de concrete scheiding tussen de activiteiten van vermogensbeheer en beleggingsadvies en de andere activiteiten bij kredietinstellingen en beursvennootschappen. Verder dient gewezen te worden op de mogelijkheid van de kredietinstellingen en beursvennootschappen om de activiteiten van vermogensbeheer en beleggingsadvies uit te oefenen. Dit kan vooral voor de banken een belangrijke bron van inkomsten zijn, zeker in de huidige situatie waar de banken steeds minder winst putten uit hun eigen bankactiviteiten. Er moet oak op gewezen worden dat de klanten die hun vermogensbeheer en beleggingsadvies hebben toevertrouwd aan een kredietinstelling of een beursvennootschap eventueel een beroep kunnen doen op het interventiefonds als er moeilijkheden opdagen. Dit is niet het geval voor gewone vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. De wetgever zou hier iets aan kunnen doen, daar het de facto toch een concurrentievervalsende factor is. Om een evaluatie te maken van de werking van de wet in de praktijk is het nog wat vroeg, hopelijk blijft ze geen dade letter. Aan de CBF om dit niet te Iaten gebeuren !
232