Met glans 100 jaar VVVF Verf en het toepassen van kleur
zijn zo oud als de mensheid. Vanaf het gebruik van kleur als magische kunst, via de ambachtelijke bereiding en toepassing van verf, tot aan de in onze tijd ontwikkelde economische potentie van verf als verfraaier en beschermer, en van drukinkt als drager van informatie, ligt onze hele geschiedenis. (Uit: Laag op laag in kleur, 1982)
Kleurrijke toekomst Honderd jaar geleden was er voor verffabrikanten aanleiding om een branchevereniging op te richten en het bestaansrecht is er nog altijd. Natuurlijk bestaan er grote verschillen tussen toen en nu, maar er zijn ook opvallende gelijkenissen. In dit blad geven we een overzicht aan de hand van de huidige belangrijke thema’s, en u zult zien dat die in vroeger jaren ook speelden. Onze branche heeft een indrukwekkend verleden, maar een even zo belangrijke toekomst voor de boeg. Verven en lakken geven kleur en beschermen materialen zodat ze langer meegaan. Het zijn producten met een duidelijk toegevoegde waarde voor economie en maatschappij en ze passen in een duurzame ontwikkeling. Voor drukinkt geldt dat zelfs in het tijdperk van de computer het geprinte woord nog steeds behoort tot de meest gebruikte manieren om mensen te informeren. Boeken, kranten, vakbladen, folders en brieven zijn slechts enkele voorbeelden. En naast informeren en decoreren heeft drukinkt ook een beschermende functie zoals bij verpakkingen. Al deze producten en ontwikkelingen ontstaan niet zomaar. De industrie is constant actief met technologische verbeteringen. Voortdurend vernieuwt zij haar producten en productieprocessen om nog beter te kunnen voldoen aan de eisen die markt en maatschappij stellen. De verf- en drukinktindustrie is een technologisch hoogwaardige tak van sport zowel in nationaal als internationaal perspectief.
Een moderne branchevereniging Honderd jaar alweer. In 1907 richtten 27 verffabrikanten de Vereniging van Verf- en Vernisfabrikanten op. Zorgen over de verslechterende economische ontwikkeling van de verfindustrie vormden de directe aanleiding. Het karakter van de vereniging was er een van exclusieve belangenbehartiging voor de aangesloten leden. In 1928 vormde de vereniging zich om tot een branchevereniging met een beroepssecretariaat. De drukinktfabrikanten traden in 1974 toe en toen veranderde de VVVF ook van – volledige – naam: de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten. Door de jaren heen is de VVVF uiteraard veranderd. Steeds werd de organisatiestructuur aangepast aan nieuwe eisen en inzichten. De laatste verandering vond plaats in 2006 toen de VVVF haar werk indeelde in zes aansprekende thema’s. Met deze ‘issuegerichte’ manier van werken wil de VVVF voor haar leden en stakeholders zichtbaar maken waar de prioriteiten liggen, waar we actief mee bezig zijn en waar we op aangesproken willen worden. Door per issue duidelijk te communiceren wat we willen bereiken, wat we doen en welke resultaten we halen, zal het issuegericht werken bijdragen tot de positionering van de VVVF als een moderne, open, proactieve en assertieve branchevereniging.
En geen industrie zo zichtbaar als de verf- en drukindustrie. Dat was honderd jaar geleden zo, en ook dat is niet veranderd. Op weg naar een kleurrijke toekomst!
De issues hebben we dan ook aangegrepen als leidraad voor dit jubileumnummer. Aan de hand daarvan staan we stil bij heden en verleden en gaan we op weg naar de volgende honderd jaar. De vereniging is er klaar voor!
Kees Kuijken Voorzitter VVVF, algemeen directeur van Akzo Nobel Decorative Coatings
Martin Terpstra Directeur VVVF
Colofon: Met glans is een uitgave van de Vereniging voor Verf- en Drukinktfabrikanten ter ere van haar honderdjarig bestaan. Idee en concept: VVVF en Maters & Hermsen Journalistiek. Teksten en eindredactie: Maters & Hermsen Journalistiek. Beelden: Verffabriek H. de Vos & Zn., De IJssel Coatings, Relius Benelux, CEPE, VNO-NCW, TU Eindhoven, VVVF e.a. Vormgeving: ka ontwerpers. Drukwerk: Drukkerij Groen. Papiersoort: Arctic Volume (200 en 150) met UV-lak
en persvernis.
1907: Oprichtingsvergadering Op 26 september 1907 komen 27 verffabrikanten en -handelaren in Utrecht bijeen voor de oprichting van de Vereeniging van Verf- en Vernisfabrikanten en –handelaren (VVVF). Directe aanleiding: ‘het credietsysteem en de veel 1907: Oprichtingsvergadering te 26 lage prijzen’. De vereniging in 1908 eenen informatiebureau, dat de bijeen voor Op september 1907 komen 27krijgt verffabrikanten -handelaren in Utrecht leden in kennis van onwillige debiteuren. de oprichting vanstelt de Vereeniging van Vernis en Verffabrikanten en –handelaren (VVVF). Directe aanleiding: ‘het credietsysteem en de veel te lage prijzen’. De vereniging krijgt in 1908 een informatiebureau, dat de leden in kennis stelt van onwillige debiteuren.
1928: Promotie van het verfvak Onder invloed van de Eerste Wereldoorlog gaat de vereniging over tot gezamenlijk importeren van grondstoffen. In 1928 besluit de VVVF daarmee te breken en ook geen prijzen meer vast te stellen voor de leden. In plaats daarvan gaat de VVVF ‘het verfvak’ bevorderen en meer aandacht besteden aan kwaliteitszorg. Er komt een beroepssecretariaat in Amsterdam en het eigen maandblad ‘De Verfkroniek’.
Industrie en innovatie Heden
Industrie en innovatie Verleden
De branche in beeld De VVVF telt 88 leden en vertegenwoordigt daarmee zo’n 95 procent van de Nederlandse verf- en drukinktindustrie. Hier een overzicht van de vereniging en (de producten van) haar leden. De verfindustrie is een veelzijdige industrie die vele deelmarkten kent die elk hun eisen stellen. De grootste deelmarkt is die van bouwverven; producten voor professioneel schilderwerk in de bouw, afbouwproducten en lakken voor de timmerindustrie. De fabrikanten werken voortdurend aan verbetering van hun producten, denk daarbij aan langere onderhoudsvrije perioden en daarmee aan de kostenbesparing voor de eigenaren en beheerders van woningen en gebouwen. Met de levering van bouwverven hebben VVVF-leden een jaarlijkse binnenlandse omzet van 260 miljoen euro, waarmee zij meer dan negentig procent van de sector representeren. DHZ-verven zijn bestemd voor het gebruik door particulieren. De verffabrikanten leveren deze producten onder het eigen merk of onder het huismerk van detaillisten aan grossiers, bouwmarkten, ketens van gespecialiseerde verfen behangwinkels en grootschalige detaillisten voor de doe-het-zelver. VVVF-leden hebben met consumentenverven een gezamenlijk jaarlijkse binnenlandse omzet van € 157 miljoen (in 2006), waarmee de VVVF voor meer dan negentig procent representatief is voor de hele sector. Autoreparatielakken zijn bestemd voor bescherming en onzichtbaar herstel van schade aan personenwagens en zwaar vervoer. De leveranciers van autoreparatielakken zijn constant bezig met productinnovatie, bijvoorbeeld via de introductie van watergedragen basislakken en V(ery) H(igh) S(olid) blanke lakken en ondergronden. De leden van de VVVF nemen met een omzet van circa 65
4
miljoen euro zo’n 85 tot 90 procent van de totale binnenlandse omzet in deze sector voor hun rekening. Industrielakken zijn veelal ‘tailor made’, met andere woorden: aangepast aan de specifieke wensen van elke afnemer. Dit maakt dat niet louter het lakproduct wordt geleverd, maar dat door de lakleverancier ook veel begeleiding en advies wordt gegeven bij het aanbrengen van lakken. De afnemers behoren onder meer tot de metaal-, kunststof- en meubelindustrie. Marine Coatings zijn gespecialiseerde coatings voor bescherming tegen roest, inwerking van vocht en ter voorkoming van aangroei op zeer uiteenlopende schepen van roeibootjes, van plezierjachten tot en met zeegaande schepen. Een bijzonder gespecialiseerd soort product is aangroeiwerende verf, ook wel antifouling genoemd. Deze wordt gebruikt op het onderwatergedeelte van schepen om de aangroei van organismen tegen te gaan. De VVVF-leden hebben gezamenlijk een jaarlijkse binnenlandse omzet van ongeveer € 36 miljoen waarmee de VVVF voor meer dan tachtig procent representatief is voor de hele sector. Protective Coatings zijn verfproducten voor metaalbescherming. Het zijn gespecialiseerde coatings voor de bescherming van meestal stalen constructies, in zeer diverse sectoren van onze economie zoals offshore, infrastructuur, chemie, energie, transport, metaal industrie en bouw. Deze constructies hebben gemeen dat zij aan zeer uiteenlopende omstandigheden worden blootgesteld waardoor de eisen die aan het laksysteem worden gesteld extreem hoog kunnen zijn.
De VVVF-leden hebben gezamenlijk een jaarlijkse binnenlandse omzet van circa veertig miljoen euro en vertegenwoordigt daarmee meer dan negentig procent van de sector. Drukinkt is een belangrijk onderdeel van de grafische industrie. Drukinkt is het resultaat van veel speur en ontwikkelingswerk dat inktproducenten dag in dag uit uitvoeren. Hierdoor kan inkt continu worden afgestemd op de turbulente ontwikkelingen die plaatsvinden bij de klanten en op de markt. Het visueel maken van informatie is niet de enige functie van drukinkt. Decoreren is ook een functie zoals bij kunst, posters en behang. En bovendien heeft drukinkt een groot aantal functies bij verpakkingen. Speciale inkt en lak verhogen de weerstand van de verpakking en beschermt de inhoud tegen warmte, vocht, lucht en zonlicht. De VVVF-leden hebben gezamenlijk een jaarlijkse binnenlandse omzet van om en nabij tachtig miljoen euro waarmee de afdeling voor meer dan zeventig procent representatief is voor de hele sector. De leden van de afdeling exporteren jaarlijks voor circa € 150 miljoen. Meer informatie over de VVVF en haar leden vindt u op de vernieuwde site van de vereniging: www.vvvf.nl
1940: Oorlogsjaren Tijdens de Duitse bezetting moeten veel verfproducenten hun deuren sluiten vanwege gebrek aan grondstoffen en te weinig afzet. Wel zijn er veel verordeningen en distributieregelingen. Daarom komt er een extra kantoor in Den Haag.
5
1950: Internationalisering Het economisch herstel zorgt voor veel activiteiten in de bedrijfstak en bij de vereniging. In 1950 telt de VVVF ruim 150 leden. Ook heeft het VVVF-secretariaat 28 medewerkers in dienst – het hoogste aantal uit de geschiedenis. Onder invloed van de internationalisering van de markten richt de vereniging de blik naar buiten. Dat leidt tot de Exportgroep Verf. Ook wordt de VVVF in 1952 meteen lid van de net opgerichte CEPE, de Europese koepelorganisatie van de verfen drukinktindustrie.
Industrie en innovatie Toekomst
Wetenschap en verf in de praktijk De verfindustrie is druk bezig met zoeken naar oplossingen voor de aangescherpte Europese regelgeving die in 2010 volledig van kracht wordt. Op academisch niveau denken wetenschappers al verder vooruit. Professor Rolf van Benthem wil de kloof tussen industrie en universiteit kleiner maken. ‘Ik nodig de industrie uit om mee te denken over praktische toepassingen van wetenschappelijke ontwikkelingen.’ Rolf van Benthem van DSM Research en hoogleraar Coating Technologie aan de Technische Universiteit Eindhoven, wil de industrie ‘uit de tent lokken’ om meer mee te denken over academisch onderzoek dat problemen in de praktijk kan oplossen. ‘De wetenschap is de praktijk vaak wel twintig of dertig jaar vooruit. Dat gat kan en moet kleiner’, stelt Van Benthem. De hoogleraar wil de verfindustrie er met nadruk op wijzen dat innovaties en praktische toepassingen daarvan nodig zijn om een steeds beter antwoord te bieden aan de scherpere regelgeving in Europa. De Europese Unie zette een traject in dat in 2010 tot de finale uitvoering komt. Dan mogen bepaalde verven en lakken voor de Decosector nog maar driehonderd gram oplosmiddel, ofwel vluchtige organische stoffen (VOS), per liter bevatten. Dit om de emissie naar het milieu te verminderen. Daarnaast kunnen oplosmiddelen schadelijk zijn voor de gezondheid, ze kunnen bijvoorbeeld het centraal zenuwstelsel aantasten. Alternatieven voor oplosmiddelhoudende verven zijn voorhanden. Denk aan poedercoatings, watergedragen verven en UV-hardende coatings. Van Benthem verwacht dat rond 2015 of 2020 weer nieuwe, nog verder aangescherpte regels van kracht zullen worden, al heeft de Europese Unie zich daar nog niet over uitgesproken. Zelfherstellende verf
Naast de strakkere wetgeving in Europa heeft de verfindustrie te maken met opkomende landen als China en India. Van Benthem: ‘Zij halen nu voordeel uit de wet van de remmende
6
voorsprong. Snel ontwikkelen ze vergelijkbare richtlijnen voor verf. Ik wil het geen bedreiging voor Europa noemen, maar juist een extra markt die binnen bereik komt.’ En dus is actie nodig vanuit de Nederlandse verfindustrie en universiteiten. Ze moeten technologieën ontwikkelen en deze vervolgens beschermen om een goede uitgangspositie te behouden. De Limburgse hoogleraar is een van de voortrekkers op dat gebied. Hij zoekt naar coatings die langer meegaan en bijvoorbeeld water- en vuilafstotend zijn. ‘Die extra functionaliteiten van verf zorgen ervoor dat je minder onderhoud hoeft uit te voeren omdat het zichzelf reinigt. Verder zijn er ontwikkelingen die ertoe leiden dat verf een langere duurzaamheid krijgt en niet meer elke vijf jaar hoeft te worden vervangen, maar pas na tien jaar. Dat is twee keer minder onderhoud en milieubelasting.’ Van Benthem legt zich momenteel toe op de ‘self healing coatings’, zelfherstellende verf. Een voorbeeld daarvan is dat in de droge verflaag zeer kleine bolletjes met ‘reparatiemiddel’ zitten. Die kunnen openspringen als er scheuren in de verflaag komen. Hiermee herstelt de verf vanzelf. Om dergelijke innovaties snel op de markt te kunnen brengen, is meer publiek/private samenwerking nodig, meent Van Benthem. Het Dutch Polymer Institute (DPI) is hier een voorbeeld van. ‘Zo wordt de kloof tussen de verfindustrie en de wetenschap kleiner. Ik zie lichtpuntjes aan de horizon, maar we moeten nog meer denken over praktische toepassing van de wetenschap.’
1955: Eigen CAO: Met ingang van 1 juli 1955 krijgt de bedrijfstak een eigen CAO met een nauwkeurige functie-indeling. In 1962 komt daar het bedrijfstakpensioenfonds bij.
Steeds meer met UV-licht Wat zien de leden van de VVVF als (innovatieve) ontwikkelingen in de nabije toekomst van de verf- en drukinktindustrie? Jan Lieftink, commercieel technisch manager van SW bv. Meesters in Totaalonderhoud:
‘Binnen ons onderhoudsbedrijf hebben we Decorad omarmd. Bij dit systeem gebruiken we verf met minder oplosmiddel. Het systeem voldoet aan de milieuwetgeving voor 2010 en loopt vooruit op nieuwe wetgeving. De verf droogt binnen tien minuten door de straling van een infrarood- en UV-lamp. De schilder kan die lamp niet de hele tijd vasthouden, dus hebben we proeven gedaan met een karretje. Dat werkt perfect. Inmiddels hebben we her en der in Nederland op deze manier gebouwen geschilderd, zoals een school in Almere. Verder passen we regelmatig Foil-Coat toe, een nieuwe, duurzame en milieuvriendelijke beschermingsfolie. Het is folie voorzien van een lijmlaag. De restyling van ING-vestigingen door het hele land hebben wij hiermee uitgevoerd.’ Joost den Elzen, directeur van ABS Den Elzen Den Haag & Zoetermeer:
‘Materialen die slecht zijn voor het milieu proberen we al enkele jaren zo min mogelijk te gebruiken in ons autoschadeherstelbedrijf. We gebruiken watergedragen lakken. Lak drogen doen we de laatste tijd vaker met de UV-methode. Het UV-licht doet zijn werk in tien minuten waardoor we dertig minuten tijdwinst boeken ten opzichte van de oude methode. En dat bespaart stookkosten, want bij de oude manier van werken moet de droogcabine namelijk opgewarmd zijn tot 65 graden. UV-droging zal een steeds belangrijkere rol
gaan spelen in de toekomst. Ook op het gebied van kleur blijft de ontwikkeling doorgaan; de mode heeft invloed op het wagenpark. Je ziet steeds meer speciale effectkleuren met bestandsdelen als parelmoer en xirallic. Om de ontwikkelingen in kleur te volgen, maken we gebruik van een spectrofotometer. Zo kunnen we snel de juiste kleurvariant meten en daarna de verf in die kleur maken, ook weer een tijdsbesparing.’ Joan Hanegraaf, algemeen directeur Oerlemans Plastics BV: ‘De consument koopt met zijn ogen, dus moet een product er mooi uitzien. Wij produceren flexibele kunststof verpakkingen en folie voor de detailhandel, maar ook voor land- en tuinbouw en de industrie. De klant vraagt om mooi, tegelijkertijd moeten wij aan het milieu denken. De eisen worden elk jaar harder, dat is ook terecht. Dus gebruiken we drukinkt die vrij is van zware metalen. Gebruik van biologisch afbreekbare stoffen gemaakt uit zetmeel of maïs wordt de normaalste zaak van de wereld. Laat ik je twee producten van ons zien, dan kan je het verschil tussen kunststof en biologisch nauwelijks zien. Die verfijning zetten we door. Tien jaar geleden gebeurde het drukwerk met lijndruk techniek. Al die machines die daaraan te pas komen, hebben we langzamerhand vervangen door apparaten die rasterdrukwerk aankunnen. Zo staat tegenwoordig niet alleen maar “40 liter tuinaarde” op een zak. Diezelfde zak is nu full color bedrukt, compleet met de mooiste afbeeldingen van bloemen en planten erop. De afbeeldingen bestaan uit allemaal kleine puntjes. De industrie werkt ook hier aan verfijning. Nog scherper, nog fijner.’
7
1973: Oliecrisis Door de oliecrisis stijgen de prijzen van grondstoffen de pan uit. De VVVF stelt een ruilbeurs voor grondstoffen in.
Europa Heden en verleden
Europa Toekomst
De Brusselse waakhond CEPE
Sterk Europa, sterk Nederland
Conseil Europeén de l’Industrie des Peintures, des Encres d’imprimerie et des Couleurs d’Art. Zo luidt de volledige naam van de Europese belangenbehartiger van de verf- en drukinktfabrikanten. Maar beter is deze club bekend als CEPE. Opgericht in 1951, maar vooral de laatste vijftien jaar onmisbaar vanwege de toenemende regeldruk vanuit Brussel. ‘En dat wordt alleen maar meer’, vertelt algemeen directeur Jan van der Meulen. Om het even concreet te maken: wie gaan er schuil achter CEPE en hoe werken jullie? ‘CEPE bestaat uit zes vaste medewerkers; we werken vanuit een kantoor in Brussel. Die locatie is niet voor niks. We zitten hier bovenop de ontwikkelingen, weten heel snel wat er omgaat. Dat is handig met het oog op de lobby.’ Hoe werkt dat, lobbyen? ‘Meestal komt het erop neer dat wij vertegenwoordigers van de industrie vergezellen naar ambtelijke bijeenkomsten en werkgroepen. Dat kan een leidinggevende van een groot bedrijf zijn, maar soms vragen we ook bewust een directeur van een kleine familieonderneming om zijn verhaal te komen doen. Bijvoorbeeld als het gaat om regelgeving die grote gevolgen heeft voor de administratieve lastendruk van kleine bedrijven.’ Sinds wanneer is de Europese regelgeving voor deze industrie een factor om rekening mee te houden? ‘Dat begon eind jaren zeventig, begin jaren tachtig toen de discussie over de effecten van oplosmiddelen op de ozonlaag op gang kwam. Hoewel het toen nog even duurde voordat dat tot zinvolle regelgeving leidde. Vanaf begin jaren negentig is Brussel onontkoombaar. Inmiddels is tachtig procent van de industriële regelgeving Europees. En dat wordt alleen maar meer.’ Hoe speelt CEPE in op die ontwikkelingen? ‘Op twee manieren. Allereerst proberen we onze stempel te drukken op regelgeving die Brussel voorbereidt. Om de belangen van de verf- en drukinktfabrikanten daarbij zo goed mogelijk te dienen, is het belangrijk dat we met één stem spreken voor heel Europa. Daarbij werken we trouwens wel
8
nauw samen met onze nationale leden. Zo hebben we samen met de VVVF ervoor gezorgd dat REACH een stuk werkbaarder is geworden ten opzichte van de eerste ontwerpen. Zodat we straks niet bij één kilo verf twee kilo papier hoeven te leveren met veiligheidsinstructies.’ En de tweede manier? ‘Door zelf regelgeving te initiëren en zo te voorkomen dat we straks iets krijgen opgelegd. De Europese verfrichtlijn is daar een goed voorbeeld van. Die stelt limieten aan de hoeveelheid oplosmiddelen in verven voor decoratief gebruik, goed voor meer dan vijftig procent van het totale verfvolume. Zo beschermen we het milieu én zorgen we binnen Europa voor gelijke concurrentiepositie, omdat alle fabrikanten zich aan dezelfde regels moeten houden. Zodat er straks niet, ik zeg maar iets, uit Tsjechië verven komen die zo fantastisch glanzen, omdat er componenten in zijn verwerkt die Nederlandse fabrikanten niet mogen gebruiken.’ Tot slot, voor welke uitdagingen ziet deze industrie zich momenteel gesteld? ‘Drie zaken. Allereerst komen er herzieningen op de regelgeving omtrent oplosmiddelen; we moeten voorkomen dat die onze industrie disproportioneel raakt. Ten tweede moeten we ervoor zorgen dat fabrikanten de handen ineenslaan om bepaalde stoffen voor REACH geautoriseerd te krijgen. Bijvoorbeeld als het gaat om componenten die noodzakelijk zijn om de hoge kwaliteitsstandaarden te halen die horen bij verven voor de scheepsbouw en vliegtuigindustrie. Ten derde komt er steeds meer regelgeving omtrent luchtkwaliteit binnenshuis. Daarbij zetten wij ons in om betrouwbare testmethoden te propageren en realistische normen die overal in Europa gelijk zijn.’
Een sterk Europa met een concurrerend ondernemersklimaat is belangrijk voor ondernemers. Toch dienen milieuzaken en arbeidsvoorwaarden in de toekomst zo veel mogelijk op nationaal niveau geregeld blijven, betoogt voorzitter Bernard Wientjes van VNO-NCW. VNO-NCW behartigt de belangen van 175 aangesloten brancheverenigingen. Welke rol speelt de VVVF daarin? ‘Het is de kracht van VNO-NCW dat de branches weten wat de leden willen, waardoor wij heel gericht kunnen lobbyen. Bij de VVVF weten wij zeker dat hun lijn gedragen wordt door de achterban. Maar alle brancheorganisaties zijn me natuurlijk even lief.’ Een groot deel van de ondernemerslobby vindt op Europees niveau plaats. Hoeveel ruimte blijft er in de toekomst weggelegd voor het Nederlandse georganiseerde bedrijfsleven? ‘Wij vinden dat Europa zaken moet regelen die voor iedereen van belang zijn, dus kwesties op het gebied van immigratie en buitenlands beleid. Maar op het gebied van sociale wetgeving moet het grootste deel van het beleid op nationaal niveau geregeld worden. Om er voor te zorgen dat Nederlandse bedrijven op een Europees gelijk speelveld werken, zijn wij in het algemeen voorstander van Europese milieuwetgeving. In specifieke gevallen zien wij echter het liefst nationale afspraken. We hebben bijvoorbeeld nu een discussie over de bodemkwaliteit. Maar bodemverontreiniging gaat niet over de grenzen heen, zoals bij lucht wel het geval is. Het is onzinnig om dat Europees te willen regelen. Bovendien leven we hier toevallig in het dichtst bevolkte land van Europa. Als wij op het gebied van luchtkwaliteit aan dezelfde eisen moeten voldoen als Finland of Zweden, dan leidt dat juist tot grotere tegenstellingen in Europa in plaats van kleinere. Ook hierbij zien wij graag nationale afspraken, dus een sterke rol voor het Nederlandse bedrijfsleven.’
Het overleg over de arbeidsvoorwaarden komt op Europees niveau nog niet echt van de grond. Blijft dit een nationale aangelegenheid? ‘Ik hoop het wel, want de arbeidsvoorwaarden hangen nauw samen met onze cultuur. We hebben hier het beroemde en voor sommigen vermaledijde poldermodel. We overleggen eerst en daarna volgt eventueel een conflict. In een land als Frankrijk is het precies andersom. Ook hebben we hier een heel bijzonder pensioensysteem. Het zou voor Nederland een enorme verarming zijn als dit op Europees niveau geregeld zou worden.’ Wat betekent dit voor de rolverdeling van VVVF en VNO-NCW? ‘De unieke kracht van VNO-NCW is het samenspel tussen de brancheorganisaties en de koepel. Voor de belangenbehartiging rond REACh werken wij rechtstreeks samen met Business Europe, onze Europese koepel van ondernemersorganisaties in Brussel. Typisch technische zaken laten we over aan de afzonderlijke brancheverenigingen, maar wij kunnen wel zorgen dat er deuren opengaan. Hoe minder specifiek, hoe meer wij vanuit VNO-NCW de zaken oppakken. Ik heb de indruk dat beide partijen tevreden zijn over hoe het nu gaat. Maar het gaat uiteindelijk om het resultaat.’
9
Met glans
100
1975: Uitbreiding met drukinktproducenten Zeventien drukinktproducenten worden lid van de vereniging. Vanaf 1985 kunnen ook importeurs lid worden. Zestien bedrijven maken daarvan gebruik.
Duurzaam ondernemen Heden
Duurzaam ondernemen Verleden
Coatings Care boekt resultaten
Loodwit: gevaarlijk mooi
Tien jaar, zeven belangrijke cijfers De veiligheid en gezondheid beschermen en daarnaast onderzoek doen naar het verbeteren van producten om het milieu zo min mogelijk te belasten. Dát is de kern van het Coatings Care®-programma. En het leverde de afgelopen tien jaar al veel op.
1997
Tijdens de algemene ledenvergadering van december 1997, nu dus tien jaar geleden, hebben alle leden van de VVVF zich bij Coatings Care aangesloten. Sindsdien organiseert de vereniging jaarlijks één of meer speciale Coatings Care-bijeenkomsten. De fabrikanten die deelnemen aan het Coatings Care-programma zijn verplicht volgens een voorgeschreven systeem te werken en vooruitstrevend bezig te zijn met verbetering op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Het Coatings Careprogramma is dus niet vrijblijvend.
1
Coatings Care is het wereldwijde programma voor de verfen drukinktindustrie waarmee deelnemende bedrijven laten zien dat ze hun producten op een verantwoorde manier produceren, zorgvuldig distribueren en open communiceren richting gebruikers over alle aspecten van veiligheid, gezondheid en milieu. Elk Nederlands lid levert jaarlijks bij de VVVF zijn Coatings Care Performance Indicators in: kengetallen waaruit de voortgang blijkt van allerlei verbeteringstrajecten, bijvoorbeeld op het gebied van energiegebruik, afvalstromen, het gebruik van gevaarlijke stoffen en ziekteverzuim. Al deze gegevens worden verwerkt in een algemeen VVVF Coatings Care Jaarverslag. Bedrijven die daarnaast ook nog hun eigen Coatings Care Jaarverslag opstellen en tijdig inzenden naar het VVVF-bureau, zijn gerechtigd om het Coatings Care-logo te voeren.
12
1,1
Sinds 1999 daalde het aandeel gevaarlijke stoffen (toxische, carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen) in verf- en drukinkt van 4,4 procent tot 1,1 procent in 2006.
60
Het aantal ongevallen nam de afgelopen 10 jaar af met 60 procent.
402
De roep om loodwit uit de verf te halen klinkt in de jaren twintig van de vorige eeuw steeds luider. Schilders konden er ziek van worden. Prachtig wit. Helder. En een lange levensduur. De voordelen van loodwit in witte verf waren onomstreden, al werd de verflaag na verloop weliswaar wat bros. Toch had verf met dit type pigment ook een duidelijke keerzijde: de loodwitvergiftiging die schilders konden oplopen als zij loodwitstof inademden. En dat gebeurde nogal eens. Schilders gingen slordig om met loodwit. Met het droog plamuren en schuren uit die vervlogen tijd kwam veel stof vrij. Toch wogen de voordelen eeuwenlang op tegen het gevaar, want pas in de jaren twintig van de vorige eeuw klonk de roep om een loodwitverbod. Een speciale Loodwitcommissie kreeg de vraag om aanbevelingen te doen. De commissie had geen eenvoudige taak. Loodwit was tot in het begin van de 20e eeuw het meest toegepaste witte pigment in grondverven, plamuren en lakken.
De schildersbranche tekende bezwaar aan tegen een verbanning van loodwit. In de praktijk, zo stelde de bedrijven, zou er geen alternatief voorhanden zijn. Zinkwit gold als inferieur. Het duurt dan tot de Veiligheidswet van 1939 voor het gebruik van loodwit definitief aan banden gelegd. Dit verbod is later overgenomen in de Arbowet en kreeg uiteindelijk in 1976 een plek in de Europese richtlijn 1976/769/EEG. Nu is het gebruik van loodwit alleen nog toegestaan in Nederland bij restauraties van gebouwen en schilderijen. Vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw heeft het betere titaanwit de functie van loodwit overgenomen. Zo blijkt maar: vervanging van voor de gezondheid schadelijke stoffen, is van alle tijden.1973:
Het gemiddelde energieverbruik per ton gereed product bedroeg in 1999 872 kWh. In 2006 was dat gedaald tot 402 kWh.
40
Het gebruik van oplosmiddelen nam met 40 procent af. De uitstoot tijdens de productie was in 1999 nog 0,70 kg/ton. In 2006 was dat gedaald tot 0,16 kg./ton.
0
Het aantal medewerkers dat werd blootgesteld aan oplosmiddelen bedroeg in 1999 nog 2451. In 2006 was dat gedaald tot 1647. En sinds 2004 zijn er geen OPS-gevallen (Organisch Psycho Syndroom) meer gesignaleerd. Meer weten over dit programma? Het VVVF Coatings Care Jaarverslag is op te vragen bij het VVVF-bureau en te downloaden van de website (www.vvvf.nl).
1988: Start Arbo en Milieu Zorgprogramma De overheid bindt de strijd aan tegen emissies van Vluchtige Organische Stoffen. De VVVF committeert zich aan de doelstelling van het project KWS 2000 om VOS-emissies van verf en drukinkt met de helft terug te brengen in 2000. De VVVF start een proactief beleid onder meer met een eigen arbo- en milieuzorg programma.
13
2000: Oplossing voor oplosmiddelen Beperking van de blootsteling aan oplosmiddelen wordt in de jaren tachtig en negentig een maatschappelijke zaak. Op 1 januari 2000 komt er een wettelijk verbod op professioneel gebruik van oplosmiddelrijke verf. In 2002 sluit de VVVF met vakbeweging en overheid een arbo-convenant om de blootstelling aan oplosmiddelen in de verf- en drukinktindustrie zelf te beperken.
Duurzaam ondernemen Toekomst Consumenten en klanten gaan nog niet en masse aan de duurzame ‘milieuvriendelijke’ verf. Dus kunnen we ons als branche de moeite besparen. Of niet? Drie directeuren uit de branche reageren op de stelling:
‘Zolang consumenten niet om duurzame verf vragen, hoeven we het als producenten niet aan te bieden’ Over twintig jaar zijn er meer duurzame verfproducten Paul de Vos, directeur Verffabriek H. de Vos & Zn : ‘Verf ís al een duurzaam product. Het beschermt immers materialen zoals hout en beton. Maar bij het ontwikkelen van nieuwe producten kijken we wel degelijk ook naar de invloed op mens en milieu. We hebben immers als branche allemaal ingestemd met het Coatings Care convenant. In de keuze van grondstoffen, de fabricage van verf, de applicatiemethode en ook de afvalverwerking: in het hele proces streven we al naar duurzaamheid. En dat is niet zozeer omdat de klant dat van ons vraagt, maar omdat we vinden dat we op een verantwoorde wijze moeten omgaan met verfproductie- en verwerking. Of het nóg duurzamer kan? Waarschijnlijk wel. We denken dat we dan niet alleen naar verf op zich moeten kijken, maar daar zeker ook grondstofproducenten en verfverwerkers bij moeten betrekken. Bewuste keuzes nu leveren straks resultaat op. Ik ben ervan overtuigd dat we over twintig jaar meer duurzame verfproducten produceren. Wellicht zijn alle lakken en verven dan wel watergedragen. Maar ook dan blijft verf een halffabricaat en dus maar een schakel in de bescherming en decoratie van hout, metaal of beton.’
Beter communiceren over succesvolle ‘groene’ producten Geert Duijghuisen, directeur Baril Coatings en Farball Coatings: ‘Als de stand der techniek het toelaat, is het
14
de verantwoordelijkheid van de industrie om duurzame producten aan te bieden en gebruikers te stimuleren deze te kopen. Zo simpel is het. Als bedrijf sta je met beide voeten midden in de samenleving en draag je een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wij zitten in de staalconserveringsmarkt waar de winstmarges heel klein zijn. Toch kiezen wij ervoor om bijvoorbeeld aromaatvrije epoxycoatings aan te bieden, die weliswaar duurder zijn, maar ruimschoots veiliger, milieuvriendelijker en gunstiger in verbruik. Maar ja, groen kopen wil iedereen wel, maar niet als het duurder is. Daarom moeten we ook geduld hebben. Ik ben ervan overtuigd dat we iedereen over de streep kunnen trekken, en met sommige producten zie je dat al gebeuren. Dan valt op dat zodra er ook economische voordelen te behalen zijn, mensen eerder bereid zijn te
1997: Coatings Care Arbeids- en milieuhygiëne krijgen steeds meer aandacht. De VVVF ondersteunt zijn leden hierbij, onder andere door middel van gidsen voor transport en etikettering. Sinds 1997 neemt de VVVF deel aan ‘Coatings Care’, het wereldwijde project van de verf- en drukinktindustrie om de prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu constant te verbeteren.
betalen voor “groenere” producten of oplossingen. Dat is onze les en dat vergt wel een inzet van de branche. Een samenspel tussen “groen en betaalbaar” is de uitdaging voor ons allen. Waarom communiceren we niet beter waar “groene” producten succesvol zijn toegepast? Dat helpt in de acceptatie. Dan raken consumenten er ook meer van overtuigd dat duurzaam produceren niet ten koste hoeft te gaan van de kwaliteit. Al honderd jaar verlengen wij de levensduur van hout, beton, metaal en kunststoffen. Dat alleen al geeft aan dat de verfbranche een duurzame tak in de industrie is. Als we dat meer en meer met “groene” producten doen dan is wat mij betreft onze missie geslaagd. Ook de verf- en VOS-richtlijn ondersteun ik van harte. Het is een stimulans voor de branche en gebruikers duurzamer te handelen.’
Duurzaam ondernemen moet automatisme worden
alleen door het ontwikkelen van watergedragen en oplosmiddelarme verfsystemen om het gebruik van organische oplosmiddelen te beperken, maar bijvoorbeeld ook met de vervanging van pigmenten die zware metalen bevatten. Je kunt beslist niet zeggen dat wij hebben gewacht tot hier vraag naar was. Natuurlijk kosten deze ontwikkelingen geld, maar innoveren doen we toch al constant. En dan is het voor ons al jaren vanzelfsprekend om de milieuvraag daarin mee te nemen, net als de effecten van producten op de gezondheid. Maar uiteindelijk gaat de verantwoordelijkheid van de industrie verder. Dan hebben we het niet alleen over duurzame verf, maar over duurzaam ondernemen. Welke sporen laten we door onze activiteiten na voor toekomstige generaties? Die vraag moet voor de branche een automatisme worden en los staan van de eigen kortetermijn bedrijfsbelangen. We zijn ook wel gedwongen om te blijven zoeken naar nieuwe wegen, alleen al omdat aardolie steeds schaarser wordt. Dan mag je niet meer treuzelen.’
Arnold van Westerhoven, directeur U.P. Quality & Environment (Ursa Paint) en voorzitter van de Issuewerkgroep Duurzaam Ondernemen binnen het bestuur van de VVVF: ‘Met het begrip “duurzaam” moet je oppassen in de verfindustrie, want wij streven natuurlijk van oudsher naar duurzame, kwalitatief hoogwaardige verf. “Minder milieuen gezondheidsbelastend”, dat zou een betere term zijn. En dan doe je met deze stelling de industrie tekort. Want wij zijn al jaren intensief bezig met het zoeken naar toepassingen van minder belastende grondstoffen. Niet
15
2006: Nog meer samenwerking Na de kantoren in Amsterdam/Den Haag, Wassenaar (jaren zestig) en een kantooretage in Leiden (vanaf 1988) trekt de vereniging in 2006 in bij de zusterorganisaties voor chemische, rubber- en kunststofindustrie in Leidschendam. Hiermee willen de brancheorganisaties meer van elkaars kennis en ervaring profiteren en efficiënter werken.
Werk en arbo Heden
Werk en arbo Toekomst
‘Niemand geeft zijn eigen geheimpje prijs’
Handen vol aan gezondheidsrisico’s
De VVVF maakt zich al 100 jaar sterk voor opleidingen op alle niveaus en werkgebieden. Nieuwste loot aan de tak is de cursus ‘Verftechnologie: formuleren’ – op HBO-niveau. En de cursus ‘Vakman’ voor productiemedewerkers is afgelopen jaar volledig vernieuwd. Twee cursisten delen hun ervaringen. Welke opleiding heb je gevolgd?
Welke opleiding heb je gevolgd?
Mawlood Abrar, ontwikkelaar bij Drywood Coatings: ‘CV1C Recept formuleringen. Een cursus van tien avonden verspreid over zes maanden over verfformuleringen en verftechnologie. De eindopdracht was een nieuwe verfformulering ontwikkelen.’
Siem Tabak, productiemedewerker bij Koopmans Lakfabrieken: ‘De cursus Vakman Verf. Deze werd bij ons op het bedrijf gegeven. Ik kreeg een jaar lang één avond per week les.’ Waarom deze?
‘Ik was benieuwd naar de huidige technieken om verfsoorten te verbeteren. Want ik formuleer en ontwikkel niet alleen verf, maar pas ook bestaande soorten aan de nieuwste kennis aan.’
‘Omdat deze cursus mij veel achtergrondinformatie geeft over verf. Als productiemedewerker heb ik natuurlijk al veel praktijkervaring met verf en alle grondstoffen die we tijdens de cursus behandelden kende ik al, maar extra achtergrondkennis is altijd handig.’
Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?
‘Ik had eerlijk gezegd een hoger niveau verwacht. De docent vertelde veel over de methodologie en statistiek. Dit waren de hoofdmoten van de cursus, maar methodologie is een middel en geen doel en statistiek is een apart onderwerp, vind ik. En het lesboek – overigens een goed boek – was al vijftien jaar oud. Dus de nieuwste technieken, die ik verwachtte te leren, werden niet behandeld. Nou moet ik zeggen dat verfformuleringen een heel lastig onderwerp is om over te doceren: niemand geeft immers zijn eigen geheimpjes prijs. Ondanks dat hebben we als cursisten onderling veel kennis kunnen delen. Globaal dan. We legden bijvoorbeeld aan elkaar uit wat je moet toevoegen om van een transparante verf een dekkende verf te maken. Maar niet de hoeveelheden, natuurlijk. Dat is bedrijfsgeheim.’
‘Het belangrijkste is dat ik een breder inzicht heb gekregen in het product waar ik dagelijks mee werk. Daardoor werk ik nu vanuit een heel brede basis. We hebben het bijvoorbeeld gehad over waar de grondstoffen van verf van gemaakt worden en hoe je daar veilig mee om kunt gaan. Ook behandelden we wat natuur- en scheikunde. Leuk was dat ik die achtergrondinformatie meteen mee kon nemen de volgende dag op werk. Ik wist al veel uit de praktijk, maar met net dat beetje extra achtergrond ga je toch anders tegen verf aankijken.’
Waarom deze?
16
Gaat er de komende jaren veel veranderen in de arbeidsomstandigheden? Drie deskundigen op het gebied van veiligheid en milieu blikken vooruit. De trend op het gebied van arbeidsomstandigheden? De drie interviewkandidaten noemen zonder uitzondering het beperken van de gezondheidsrisico’s. De branche zal hier de komende jaren haar handen vol aan hebben, denken Bert Bendeke (Akzo Nobel), Erik Ubacht (SigmaKalon) en Haaije de Boer (P.K. Koopmans Lakfabrieken). Ze nemen alledrie deel aan verschillende werkgroepen van de VVVF op het gebied van arbo, veiligheid en milieu. ‘Een aantal jaren geleden lag het accent vooral op een zorgvuldige productie van verf’, zegt Bert Brendeke van Akzo Nobel. ‘Nu verschuift de aandacht naar het product zelf. De samenstelling van de verf en het beperken van de gezondheidsrisico’s, daar draait het om. Ik denk dan aan oplosmiddelen, maar ook aan andere stoffen die overgevoeligheid veroorzaken.’ De maatschappelijke druk is een belangrijke drijfveer om de gezondheidsrisico’s aan te pakken, beaamt Brendeke. ‘De regels van de overheid worden scherper, daar willen we niet steeds door overvallen worden. Vandaar dat we zelf aan de slag gaan met de schadelijke stoffen in verf.’
ook moeten zorgen voor een zware afzuiging om de dampen weg te trekken.” Stress
De fysieke belasting van werknemers in de verf- en drukinktbranche zal de komende jaren aandachtspunt blijven, verwacht Erik Ubacht van SigmaKalon. ‘We krijgen vaker te maken met oudere werknemers, waarvan de belastbaarheid afneemt. Dat betekent bijvoorbeeld dat voor productiemedewerkers een andere functie moet worden gezocht.’ Daarbij zal de branche ook oog moeten hebben voor de ‘zachte kant’ van arbeidsvoorwaarden, denkt Ubacht. ‘De werkgever is sinds de Wet Poortwachter verantwoordelijk voor de reïntegratie van zieke werknemers. Niet alleen fysieke belasting, ook stress speelt daarbij een belangrijke rol. Ons doel is om mensen zo lang mogelijk aan het werk te houden.’
Dampen
De regelgeving zal in de toekomst nog verder aanscherpen, verwacht Haaije de Boer van Koopmans Lakfabrieken. Met de nieuwe Arbeidsomstandighedenwet is ook een nieuw grenswaardenstelsel ingevoerd. Voorheen werd bij het vaststellen van de grenswaarden voor het veilig gebruik van verf rekening gehouden met praktische en economische haalbaarheid. Sinds dit jaar is dat niet meer zo. De kans is groot dat de nieuwe waarden strenger zijn dan de huidige, zegt Haaije de Boer. Dat heeft ongetwijfeld gevolgen voor de verf- en drukinktfabrikanten. “Nu is de grenswaarde voor terpentine 575 m2, maar ik verwacht dat deze drastisch zal worden verlaagd. Dat betekent dat we op een andere manier moeten gaan produceren en waarschijnlijk
17
2007: REACH Regelgeving uit Europa rukt steeds mee op. Een voorbeeld is REACH, het uniforme Europese registratie- en evaluatiesysteem van chemische stoffen dat in 2007 van kracht wordt. Ook hier levert de VVVF, samen met de Europese koepel CEPE, veel inspanningen om zijn leden van dienst te zijn.
100 jaar VVVF in 8 citaten En de verffabrikant? Hij leerde …
Techniek en informatie Toekomst
Nieuwe ontwikkelingen in de branche, verenigingsnieuws, de uitkomsten van veelbelovende research, veelvuldig vooruit- en achteruitblikken: in eerdere jubileumuitgaven, jaarverslagen en oude Verfkronieken is het allemaal terug te vinden. Een reis door de tijd in acht veelzeggende citaten.
Strenge regels, veilige producten Strengere eisen aan verf- en drukinktproducten, verschillen tussen Europese en Nederlandse regels en veel aandacht voor productinnovatie. Dat zijn dé drie ontwikkelingen waar de industrie de komende jaren voor staat, stelt Clemens van Dijk van Caparol Nederland.
1
Veiligheid, gezondheid, milieu
‘De milieu- en gezondheidseisen aan de inhoud van een verfblik worden steeds strenger. Het maximumgehalte aan oplosmiddelen, waarvoor sinds 2007, als gevolg van Europese Verfrichtlijn nieuwe eisen gelden, gaat in 2010 verder omlaag. Lakken, muurverf voor binnen, gevelverf voor buiten, binnen- en buitenbeits: alle productgroepen voor de deco-sector hebben daarmee te maken. En in de nabije toekomst wacht nog een aanscherping van gezondheidsregels door de REACh-verordening, de nieuwe Europese wet voor chemische stoffen en preparaten. De verfindustrie zal dus steeds nauwkeuriger moeten vaststellen wat veiligheids- en gezondheidsrisico’s zijn van elke afzonderlijke component van een product. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er ook strengere eisen zullen worden gesteld aan de veiligheid bij het werken met verfproducten en dat fabrikanten hun etikettering moeten aanpassen om te laten zien dat hun product voldoet aan nieuwe Europese richtlijnen.’
2
Europa versus Nederland
‘Of we het willen of niet, met regels uit Europa krijgen we te maken. Moeilijk wordt dat pas als de Nederlandse regels strenger zijn dan regels in andere landen: we importeren en exporteren veel, terwijl de Nederlandse politiek vaak voor de muziek uit loopt. Je zult er de komende jaren nog altijd mee te maken krijgen dat landen een eigen specifieke draai geven aan richtlijnen uit Europa. Sommige producten die hier gemaakt worden, kunnen alleen in het buitenland worden gebruikt. Een voorbeeld is de nieuwe Nederlandse wet voor Gewas-beschermingsmiddelen en Biociden. Biociden zijn middelen die schadelijk zijn voor
18
mossen en algen: vervelend als je juist een verf maakt die goed beschermt tegen de aangroei van algen of schimmel en de wet opeens strenger wordt in Nederland. De kosten die je als fabrikant moet betalen voor een zogenoemde toelating om zo’n product op de markt te mogen brengen, zijn vaak zo hoog dat het de moeite niet meer loont bij lage verkopen. Wij zullen er als VVVF bij Nederlandse instanties op blijven aandringen zoveel mogelijk Europees te regelen.’
3
Performance
‘Op lange termijn hebben de ontwikkelingen in de regelgeving gevolgen voor de performance: producten zullen andere gebruikseigenschappen krijgen, of dat nu beter of slechter is: de gebruiker haalt een ander product uit zijn blik verf, dat zich anders gedraagt en mogelijk een ander eindresultaat oplevert. Het is aan de verfindustrie om te voorkomen dat de kwaliteit minder wordt, want de klant zal hetzelfde blijven eisen. Dit zorgt voor een constant proces van research en ontwikkeling, maar dat is gelukkig geen nieuws voor de verfindustrie. Die is hier altijd al mee bezig en zal gewoon doorgaan met het ontwikkelen van nieuwe producten met minder oplosmiddelen en minder schadelijke stoffen.’
In de bestuursvergadering van 12 april [1928] hebben een aantal reclame-middelen de revue gepasseerd. Men is blijven staan bij een natplaat, door een schilder te gebruiken van zijn pasvoltooide schilderwerk. De aanduiding ‘Nat’ is schuin en op zeer suggestieve wijze op de plaat aangebracht. Onderaan staat het reclamebrengend element, het slagwoord van al de reclame-middelen: Verf en vernis, maakt duurzaam en frisch. (Uit: Jaarverslag 1928). In den na-oorlogstijd heeft de vereeniging zich bijzonder bewogen op het gebied van de prijsbepaling. Al moet toegegeven worden, dat onderling overleg op het gebied van prijsbepaling een gekunsteld karakter heeft, en het in het algemeen den voorkeur verdient de prijsbepaling aan de vrije werking van vraag en aanbod over te laten, toch kan niet worden ontkend dat deze werkzaamheid in die jaren den scherpen prijsval in onze producten geleidelijker heeft doen zijn (…) (Uit: Gedenkboek van het 25-jarig jubileum van de VVVF, 1932) Ongekend rijk aan gebeurtenissen waren de afgeloopen 40 jaren: 10 jaren oorlog en 10 jaren depressie in het zakenleven deden hun invloed geducht gevoelen. De outillage evolueerde van den ouderwetschen potmolen via drie, twee en eenwalsmachines tot ‘high speed’ mills, van turfvuren tot oliebranders; de grondstoffen van de klassieke natuurgrondstof tot de synthetische; de verfproducten van blanke lakken en verfpasta’s tot gereede grond- en lakverven. (Uit: Herdenkingsuitgave VVVF 1907 – 1947). En de verffabrikant? (…) Hij leerde hoe hij extra toewijzingen voor ongebruikelijke grondstoffen moest krijgen. Hij leerde van vreemde grondstoffen verf maken en hij leerde ook van weinig grondstoffen veel verf maken. In goed overleg ging daarvan zo weinig mogelijk naar de Duitse belangen en veel vond zijn weg via allerhande indrukwekkende formulieren met en zonder Duitse adelaar en swastika naar de Nederlandse schilder. (Uit: ‘Wereldoorlog II’, Jubileumuitgave van de VVVF 1907 -1957).
Duidelijk blijkt uit dat het in de ‘oude tijd’ zo was, dat de verffabrikant een recept bezat, een ‘werkwijze’ volgens welke producten werden bereid: vele slapeloze nachten vergingen vóór hij zover kwam en van vader op zoon, en misschien wel uit grootvaders tijd was die methode tot hem gekomen. Menigmaal ‘was er veel geld in gaan zitten’. En dan blijkt opeens, dat een concurrent, die immers evenmin slaapt en in hoofdzaak langs dezelfde lijn heeft gedacht en gewerkt, tracht octrooi te verkrijgen op een [werkwijze] die ook door anderen werd en wordt toegepast. (Uit: Jubileumuitgave van de VVVF 1907 1957). Nederland heeft een naam te verliezen als het gaat om verf van kwaliteit. Zoals u waarschijnlijk wel weet is olieverf (…) een Nederlandse vinding. De uitvinder is de vijftiende-eeuwse schilder Jan van Eyck, van wie we in de kathedraal van Gent nog een beroemd altaarstuk kunnen bewonderen. (…) Van Eyck mengde eieren door zijn gekookte olie waardoor hij verf kreeg die nauwelijks verbruinde en die een glanzende diepe kleur kreeg (Uit: 90 jaar VVVF. Verfkroniek, jubileumuitgave, 1997). Als ik terugkijk, dan zie ik hoe weinig er in tien jaar is veranderd. En als ik vooruitkijk. Dan denk ik niet dat dan de revolutie zal uitbreken (Uit: Een terugblik op 75 jaar Verfkroniek, 2002). Of kunnen we met een aantal standaardrecepten toe, die de gevaren van vrijwel alle verfproducten afdekken? ‘Coatings Care’ klinkt mooi, maar is dat nou allemaal nodig? We doen al zoveel? Ja, we doen al veel. En via ‘Coatings Care’ kun je dat ook laten zien. Aan de hand van cijfers en feiten. Want de buitenwereld beseft bij lange na niet, wat er in onze industrie gebeurt, om onze producten beter, veiliger en milieuvriendelijker te maken. (Uit: Een terugblik op 75 jaar Verfkroniek, 2002).
19
De verffabrikant voelt zich slechts een nuttige schakel. De eeuwige compromissenvinder tussen de nuttigheid en schoonheid, tussen schepper en uitvoerder, tussen vooroordeel en kunst, tussen gebruiker en vervaardiger, en last but not least, tussen geldbuidel en droom.
(Uit: Jubileumuitgave van de VVVF 1907 -1957).