Met eigen ogen kijken
Met eigen 0gen kijken
Ontmoetingen in een roc
Ontmoetingen in een roc
Job van Beekhoven Michiel de Graef Erik Jungerius Monique van Oers Erik Schreijen Lange Voorhout 17
Ilse Verkerk
2514 EB Den Haag (070) 302 49 10 www.nsob.nl
[email protected]
Master of Public Administration (MPA)
Fotografie cover en hartkatern: roc van Twente
Colofon Dit is een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in het kader van de opleiding tot Master of Public Administration aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. Adres: NSOB Lange Voorhout 17 2514 EB Den Haag telefoon: (070)3024910 email:
[email protected] www.nsob.nl begeleider: mr. A.W.H. (Arthur) Docters van Leeuwen, senior research fellow NSOB Auteurs en eindredactie: Tülay Berk Marie Louise de Bot Jan Wiebe Land Ronald Louwman Serge Lukowski Jelleke Truijen
Met eigen ogen kijken Ontmoetingen in een roc
Job van Beekhoven Michiel de Graef Erik Jungerius Monique van Oers Erik Schreijen Ilse Verkerk Begeleider: Mark van Twist
Inhoudsopgave De kleuren lichten op
Donkere kleuren
5
Hoofdstuk 1 Het schepje ernaast
6
Hoofdstuk 4 Patronen in betekenisgeving:
7
Het roc als een gelaagd systeem
Een schepje ernaast, niet erop
1.1 1.2
De onderzoeksvraag: in de geest van Dijsselbloem
Hoofdstuk 2 De theorie is de methode, is de theorie 2.1
2.2 2.3 2.4
7
10
38
46
4.1 Inleiding
47
4.2
48
Raad van Toezicht en College van Bestuur
4.3 Staf
49
4.4 Collegedirecteuren
50
Grounded Theory en symbolisch interactionisme aan de keukentafel
11
4.5 Docenten
51
De theorie is de methode, is de theorie
12
4.6 Studenten
53
De keuze van de gastheer: roc van Twente
12
4.7
53
13
4.8 Het roc als gelaagd systeem
55
Hoofdstuk 5 Handelingsperspectief
60
5.1 Inleiding
61
Undercover versus embedded
2.5
Beleidsmaatregelen als thermometer
2.6
Verwachtingen bij het rapport
mbo Raad
14 15
Hoofdstuk 3 De Vierdaagse van Twente
16
5.2 Identiteit
61
3.1
College van Bestuur
17
5.3 Differentiatie
63
3.2
Raad van Toezicht
20
5.4 Representatie
66
3.3 Staf
21
5.5 Pro-activiteit
68
3.4 Collegedirecteuren
23
5.6
70
3.5 Docenten
27
3.6
Studenten
33
3.7
mbo Raad
34
Met eigen ogen kijken
Dankwoord 71 Bijlagen 72
2
Met eigen ogen kijken
Samenvatting
72
Geraadpleegde literatuur en rapporten
76
Verklarende begrippenlijst mbo
77
Grounded Theory Approach
80
Inhoudsopgave
3
Donkere kleuren
17 april 2011. Morgen reizen we af naar Twente, waar we als gast van het roc van Twente ondergedompeld zullen worden in de wereld van het mbo. Het is een wereld waar we geen persoonlijke ervaring mee hebben. Niettemin schilderen we onze beelden en verwachtingen in donkere kleuren. Een rondje verwachtingen in de onderzoeksgroep levert onder meer de volgende uitspraak op: “Binnen de naar verluidt steeds meer gesegmenteerde Nederlandse samenleving behoor ik tot de hoogopgeleide middenklasse die er alles voor over heeft om te voorkomen dat zijn kinderen met vmbo of beroepsonderwijs in aanraking komen.” Termen als teloorgang en verlies komen op. Verlies van vakmanschap, teloorgang van onderwijs als gevolg van de invoering van onderwijsmethoden die het beroepsonderwijs hebben doen afdrijven van zijn kerntaak: het opleiden van vakmensen. Dat zijn de eerste beelden die het middelbaar beroepsonderwijs bij ons oproept. De verwachtingen ten aanzien van de roc’s zijn niet veel rooskleuriger. We kennen de berichten uit de kranten en de andere media over (te) grote onderwijsinstellingen waarin managers de boventoon voeren, waar studenten in relatieve anonimiteit hun schooljaren doorbrengen en waar docenten en hun bijbehorende vak en vakkennis het onderspit delven. Een omgeving waar maatschappelijke problemen aan de orde van de dag zijn, waar niet alleen onderwijs wordt gegeven, maar vooral ook orde moet worden gehandhaafd. Een omgeving, “waar het soms zelfs gevaarlijk zou kunnen zijn, waar docenten bang zijn voor de studenten en de leerachterstanden groot zijn.” Een donker beeld dat vast niet alleen bij ons leeft en dat zorgen baart, maar ook intrigeert en nieuwsgierig maakt naar de echte wereld van het mbo en de roc’s. Met dit rapport doen we verslag van onze ontmoeting met deze wereld.
4
Met eigen ogen kijken
Donkere kleuren
5
1
1.1
een schepje ernaast, niet erop
Februari 2011. Na de keuze voor de opdracht van de mbo Raad begint het ons, bij de eerste verkenning van de literatuur, langzaam te dagen: dit is een onderwerp waar al heel veel over geschreven en geadviseerd is. We worden geconfronteerd met een indrukwekkende stapel rapporten met veel zinnige aanbevelingen over besturing
Het schepje ernaast
en bestuurbaarheid van de mbo-sector. De vraag die we onszelf direct stellen: doen we er met ons onderzoek een schepje bovenop, of doen we er een schepje naast? En als we kiezen voor een schepje ernaast, hoe ziet dat er dan uit? Veel van de onderzoeken op de stapel blijken normatief van aard en bieden, over het algemeen, een beeld van buitenaf dat gebaseerd is op algemene noties over goed bestuur. De verbetering van kwaliteits- en toezichtsystemen staat meestal centraal in de aanbevelingen. De rapporten op de stapel hebben verder met elkaar gemeen dat ze allemaal enigszins op “afstand” lijken te zijn geschreven. Afstand tot het primaire proces in het mbo, tot de werkvloer waar het onderwijs wordt gegeven. De rapporten op de stapel hebben ook een hoge mate van abstractie en generalisatie met elkaar gemeen: de beleving, smaak en geur van een tastbare en werkelijk ervaren praktijk, is eruit verdwenen. De meerwaarde van ons onderzoek zoeken we in “nabijheid”. Een nabijheid, waarbij de verschillende mensen die zich bewegen binnen mbo-instellingen en hun motieven centraal worden gesteld. “Openheid” doemt op als een ander kernbegrip; we treden de wereld van het mbo tegemoet zonder concept van goed bestuur, bestuurbaarheid, toezichts- of kwaliteitsmodellen. We gaan het gesprek kortom open aan. Door de wereld van het mbo zelf aan het woord te laten, willen we ontdekken welke problemen de sector zelf ervaart en hopen we oplossingsrichtingen voor die problemen te kunnen bieden. Zo tekenen de eerste contouren van het “schepje ernaast” zich langzaam af.
1.2 de onderzoeksvraag: in de geest van dijsselbloem We weten nu hoe we in grote lijnen ons onderzoek willen gaan aanpakken, maar nog niet wat onze kernvraag daarbij zal zijn en voor welk probleem we een oplossing willen vinden. Nu lijken er problemen genoeg in de wereld van het mbo. Bij het lezen van de vele rapporten van de stapel en andere publicaties over het mbo, komt een consistent beeld naar boven van een sector die in de afgelopen jaren veel te verstouwen heeft gehad. De beeldvorming is negatief, er is sprake van een breed spectrum aan klachten vooral over de basiskwaliteit van het onderwijs en over de aansluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk. Nieuwe begrippen doen hun intrede en nopen ons een verklarende begrippenlijst voor het mbo aan te leggen1. Termen als voortijdig schoolverlaten, on veiligheid en anonimiteit komen veelvuldig voorbij. Vanuit allerlei hoeken wordt gezocht naar oplossingen voor deze problemen. Het mbo is in 2010 veelvuldig onderwerp van wetenschappelijk onderzoek, adviescommis1
6
Met eigen ogen kijken
Zie bijlage, pagina 77
Het schepje ernaast
7
sies en politiek debat. Het dominante beeld dat uit deze reflecties resulteert, is dat van
Het Actieplan lijkt de relatie tussen (centraal vastgesteld) overheidsbeleid en de uit-
een sector die weliswaar enkele structurele problemen kent, maar over het algemeen
voeringspraktijk van de mbo-instellingen op scherp te zetten. Dit roept bij ons de vraag
bestaat uit instellingen die in staat zijn de problemen zelf het hoofd te bieden.
op waarom de mbo-sector er niet in lijkt te slagen om in lijn met Dijsselbloem voldoen-
Het rapport van de commissie Oudeman “Naar meer focus op het mbo!” , dat in de 2
eerste, brede formulering van onze opdracht een centrale rol speelt, is geen uitzonde-
de tegendruk te bieden aan de reflex van de overheid om ook te gaan over het “hoe”. We zien een onderzoeksvraag ontstaan, een vraag waarvan we vermoeden dat die
ring op dit beeld. In het rapport, geschreven in opdracht van de minister van ocw, doet
zich bij uitstek laat beantwoorden door middel van onze onderzoeksaanpak. In over-
Oudeman aanbevelingen die gericht zijn op de bestuurbaarheid van de sector als ge-
leg met de mbo Raad stellen we de onderzoeksvraag als volgt vast:
heel maar ook handvatten bieden voor een betere besturing van de individuele onderwijsinstellingen. De aanbeveling dat de mbo-sector stabiliteit en ruimte krijgt om meer
Onderzoek de relatie tussen het door de rijksoverheid vastgestelde beleid voor het beroeps-
focus te kunnen aanbrengen zodat de basiskwaliteit van het onderwijs verbeterd kan
en volwassenenonderwijs aan de ene kant en de reguliere uitvoeringspraktijk van een mbo-
worden, staat in Oudeman centraal.
instelling (roc) aan de andere kant.
De eerste inhoudelijke oriëntatie levert zo een beeld op van een sector die problemen kent maar die problemen, onder de voorwaarde van rust en stabiliteit, zelf zal kunnen oplossen. Die voorwaarde van non-interventie lijkt specifiek op Den Haag gericht. Het antwoord van Den Haag komt nog tijdens onze periode van inhoudelijke oriën-
De vraag en de onderzoeksmethode geven ruimte voor observaties en aanbevelingen die in potentie een breed spectrum kunnen beslaan, zowel wat betreft de inhoud alsook de adressant. We hopen een rapport op te leveren dat niet alleen een scherp beeld geeft
tatie. In maart 2011 komt de minister met haar beleidsreactie op Oudeman: het Actie-
van de onderwijspraktijk, maar waarin ook, aan de hand van dat beeld, aanknopings-
plan “Focus op vakmanschap 2011-2015”. De term Actieplan doet al vermoeden dat
punten kunnen worden gevonden waaraan de sector als geheel kracht kan ontlenen.
de mbo-sector wellicht minder ruimte en stabiliteit zal worden gegund dan Oudeman aanbeveelt. Het Actieplan maakt een tamelijk ingrijpende indruk. Er worden tal van maatregelen voorgesteld om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Het onderwijs moet geïntensiveerd worden, de examenstructuur moet eenvoudiger en de professionalisering van docenten moet worden versterkt. Verder kan het stelsel worden vereenvoudigd en worden maatregelen voorgesteld om de bedrijfsvoering en het toezicht op instellingsniveau te versterken. We herinneren ons de Commissie Dijsselbloem en de brede consensus die er naar aanleiding van deze commissie lijkt te zijn over de rolverdeling tussen overheid en onderwijsinstellingen; wie gaat over het “wat” en wie over het “hoe”. Die consensus is dat de Rijksoverheid zich vooral moet richten op de eisen die aan het onderwijs gesteld mogen worden (“wat-vraag”), terwijl de instellingen zelf het onderwijs moeten vormgeven (“hoe-vraag”). In de geest van Dijsselbloem spreekt de minister nog wel het vertrouwen uit in het vermogen van de mbo instellingen om zelf tot kwaliteitsverbetering te komen. Ook zij gaat er van uit dat goed bestuur en intern toezicht op instellingsniveau de sleutel kunnen vormen tot kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Maar dat vertrouwen en uitgangspunt lijken zich slecht te verhouden tot het ingrijpende karakter van het Actieplan. Een niet gering aantal maatregelen lijkt meer gericht op het “hoe” dan op het “wat”. Voorbeelden zijn het aanscherpen van de norm voor onderwijsuren, het intensiveren van opleidingen, de centralisering van examens, de invoering van referentieniveaus voor rekenen en taal en de wijziging van het bekostigingsmodel. Dergelijke maatregelen confronteren de instellingsbesturen met nieuwe financiële en onderwijskundige uitdagingen en wekken de indruk van een stelselwijziging. Daarnaast richt een deel van de maatregelen in het Actieplan zich nadrukkelijk op de wijze waarop het onderwijs wordt vormgegeven.
2
8
“ Naar meer focus op het mbo!”, Advies van de Commissie Onderwijs en Besturing bve, Den Haag, november 2010.
Met eigen ogen kijken
Het schepje ernaast
9
2
2.1 grounded theory en symbolisch interactionisme aan de keukentafel
Rotterdam, 1 april 2011. Aan de keukentafel bij prof. dr. A.C Zijderveld, een van de grand old men van de Nederlandse sociologie, doen we onze ideeën over de onderzoeksaanpak uit de doeken. Na enig onderzoek zijn we uitgekomen bij de
De theorie is de methode, is de theorie
Grounded Theory Approach3, een sociologische/antropologische onderzoeksbenadering die aanknopingspunten biedt voor de onderzoeksmethode die we willen gaan hanteren. Het idee spreekt Zijderveld aan. Tegelijkertijd heeft de methode intrinsieke beperkingen waar we rekening mee moeten houden, zo houdt Zijderveld ons voor: “Hoewel het basisidee, het in de praktijk patronen herkennen en daar een theorie uit destilleren, waardevol is, heeft de benadering ook intrinsieke beperkingen. De theorie veronderstelt een tabula rasa-blik hetgeen onmogelijk is. Als onderzoeker ben je bevooroordeeld, of je nu wilt of niet. De kunst is om die vooroordelen te vatten in een algemeen kader van waaruit je je vragen gaat stellen.” Dat algemene kader moet dan vervolgens wel genoeg ruimte bieden om achter de betekenisgeving te komen, geeft Zijderveld aan. Het gaat er uiteindelijk om, om antwoorden te vinden op zintuiglijke vragen: hoe denken/voelen/doen mensen in de omgeving die we onderzoeken? Welke betekenis geven ze aan de zaken die ze in hun omgeving zien gebeuren? Exact de vragen die passen binnen de open benadering die we bij ons “schepje ernaast” voor ogen hebben. We houden Zijderveld daarnaast onze worsteling voor met de omvang van de wereld die we willen verkennen en de beperkte tijd die daarvoor beschikbaar is. Hier treedt onmiskenbaar een spanning op tussen de openheid waar we naar streven en de relatief korte periode die we voor ons onderzoek hebben. Zijderveld adviseert ons om, gelet op deze beperkingen, de ambitie bescheiden te houden en enige focus aan te brengen in de vraagstelling. Hetgeen wij later, bij het operationaliseren van de onderzoeksvraag, ook zullen doen. Terug uit Rotterdam verdiepen we ons verder in het symbolisch interactionisme4, een sociologische theorie waarin een belangrijke rol wordt toegekend aan betekenisgeving. Het symbolisch interactionisme gaat ervan uit dat denken en handelen van mensen voortkomt uit/afhankelijk is van processen van betekenisgeving. Het handelen van mensen berust op de betekenissen die zij aan elkaars gedrag toekennen en de manier waarop zij situaties definiëren. Dit proces van betekenisgeving vindt plaats in de interactie tussen mensen. Bij deze interactieprocessen spelen symbolen en symboolsystemen, met name taal, een essentiële rol. Mensen reageren niet zozeer op het gebaar van een ander, maar juist op de bedoeling die zij daarachter vermoeden. Tussen gebaar en reactie vindt een proces van interpretatie plaats, waarbij aan het gebaar een bepaalde betekenis wordt toegekend. Het gebaar krijgt daardoor het karakter van een symbool: het komt in gedachte te staan voor de bedoelde handeling als geheel. Interactie tussen mensen verloopt via dergelijke symbolen, vandaar de benaming symbolische interactie. Glaser & Strauss, zie bijlage pagina 80
3 4
10
Met eigen ogen kijken
Van Hoof
De theorie is de methode, is de theorie
11
Kenmerkend voor deze symbolische interactie is het proces van role taking. Mensen die met elkaar interacteren verplaatsen zich steeds in gedachten in elkaars positie. Hiermee wordt het eigen gedrag op dat van anderen afgestemd en ontstaan definities
onderzoeksethiek mee: het bewust aannemen van een andere identiteit voor het onderzoek is vanuit dat perspectief geen aanlokkelijk idee. We kiezen daar uiteindelijk niet voor maar geven de voorkeur aan wat zou kunnen
en betekenissen van situaties. Vanuit het perspectief van het symbolisch interactio-
worden aangeduid als een embedded onderzoeksbenadering waarbij wij, herkenbaar
nisme wordt het gedrag van mensen daarmee uiteindelijk niet bepaald door de situ-
als onderzoekers, een week lang zullen neerstrijken op een roc. De embedded vorm
atie zelf, maar door de wijze waarop de situatie door mensen wordt gedefinieerd en
biedt ons als onderzoeker maximaal de mogelijkheid om de onderzoeksvraag van alle
door de betekenis die hieraan wordt toegekend.
kanten te belichten. Het risico dat we vooral te zien krijgen wat onze gastheer wil dat
Voor onze onderzoeksmethode betekent dit concreet dat we ons gaan verplaatsen in de rol van de mensen die op verschillende niveaus acteren binnen een mbo-instelling.
we zien, is niet ondenkbaar. Dit maakt het belang van een goede voorbereiding en dito interviewtechniek alleen maar groter.
We gaan op zoek naar hun interpretatie van de werkelijkheid (in dit geval de onderwijspraktijk) om zodoende de betekenissen die ten grondslag liggen aan hun handelen bloot te kunnen leggen en aan de hand daarvan handelen en gedrag te kunnen duiden.
2.4
2.2
touren. Volgende belangrijke vraag is wie onze mbo-gastheer zal worden. In overleg
de theorie is de methode, is de theorie
de keuze van de gastheer: roc van twente
De onderzoeksaanpak en onderzoekvraag krijgen ondertussen steeds scherpere conmet de mbo Raad wordt gekozen voor het roc van Twente. Er is een aantal factoren
De onderzoeksmethode, die direct na aanvaarding van de opdracht van de mbo Raad nog niet meer was dan een onorthodox idee, krijgt zo meer en meer vaste vorm. We
dat we bij de keuze laten meewegen. Ten eerste de keuze voor een roc: de roc’s vormen de bulk van het mbo en zijn juist
gaan de impact van centraal vastgesteld beleid in een individuele mbo-instelling van
de instellingen waar de problemen zich volgens de publieke opinie en beleidsmakers
binnenuit beschrijven en vanuit de gevonden verhalen theoretische inzichten aan
concentreren.
dragen over de relatie tussen het rijksbeleid en de onderwijspraktijk. Overeenkomstig de Grounded Theory-benadering kiezen we dus uitdrukkelijk niet
Verder blijkt binnen de groep van roc’s het roc van Twente relatief goed te scoren in onderzoeken en heeft de instelling niet te kampen met extreme problemen op het
voor een hypothetisch-deductief onderzoeksmodel waarbij uit de theorie een hypo-
gebied van financiën of studentenpopulatie. Dit is belangrijk omdat onze onderzoeks-
these wordt afgeleid die aan de hand van empirie wordt getoetst, maar voor onder-
aanpak in een context met uitzonderlijke problemen zou kunnen resulteren in onder-
zoek met een inductief karakter. Bij deze benadering wordt onderzoek niet louter ter
zoeksresultaten op basis waarvan geen algemeen geldende aanbevelingen zouden
verificatie van een theorie gebruikt, maar wordt een theorie stap voor stap ontwikkeld
kunnen worden gedaan. Door het “rustige” of “gemiddelde” karakter van het roc
vanuit de empirie. De theorie wordt niet speculatief ontwikkeld, maar vanaf het begin
van Twente is de kans groot dat de focus van ons onderzoek op de onderwijspraktijk
op een empirisch fundament gegrond en rijst als het ware op uit de werkelijkheid zelf.
gedurende het onderzoek niet verloren zal gaan.
We zijn ons bewust van het feit dat, indachtig het proces van role taking, de inter
We willen het onderzoek bovendien kunnen richten op de wereld van het roc zelf,
actie als onderzoekers met de medewerkers in de onderzochte mbo-instelling ook in-
niet specifiek op de interactie tussen de directe omgeving en het roc. Bij een roc in
vloed heeft op het gedrag en op het proces van betekenisgeving dat hieraan ten grond-
een omgeving met veel maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld in één van de vier
slag ligt. Door te reflecteren op de wisselwerking die we als onderzoekers hebben met
grote steden, zou zo’n interne oriëntatie niet voor de hand liggen. Het onderzoek ver-
onze gesprekspartners in het mbo, maakt dit aspect expliciet onderdeel uit van ons
schuift dan naar de wisselwerking met de specifieke context en wordt daarmee voor
onderzoek.
de sector minder interessant. Ten vierde geeft de grootte van het roc van Twente (30.000 studenten en cursisten,
2.3
undercover versus embedded
3.000 medewerkers, een totaalaanbod aan mbo-opleidingen) de garantie dat we te maken krijgen met een instelling die de volledige impact van de beleidsmaatregelen van de Rijksoverheid voelt. De open houding van het College van Bestuur en de medewer-
De gekozen methode laat verschillende onderzoeksmodaliteiten toe, hebben we uit
kers in een eerste gesprek overtuigt ons verder dat we in Twente met onze onder-
gevonden door hierover onderling nader in gesprek te gaan. Zo is er de mogelijkheid
zoeksaanpak tot aansprekende onderzoeksresultaten kunnen komen.
undercover de ontmoetingen aan te gaan. Deze optie heeft als groot voordeel dat we
We realiseren ons terdege dat we met de selectie van één roc kwetsbaar zijn voor
kennis kunnen maken met een meer ongefilterde werkelijkheid. We experimenteren
kritiek dat het op basis van onderzoek binnen één onderzoeksobject niet mogelijk is
daar kort mee en bezoeken als “ouder” een aantal open dagen van roc’s. Dat levert
algemeen geldende conclusies te trekken. We zijn ons bewust van het spanningsveld
veel en puur materiaal op, het nadeel is echter dat we met deze aanpak niet alle gele-
dat onstaat bij pogingen om op basis van onderzoek op één locatie te komen tot advie-
dingen van een roc bereiken. Ander groot nadeel is dat het bereik van de vragen be-
zen met een meer algemene geldendheid. De verhalen die resulteren uit ons kwalita-
perkt is tot de natuurlijke reikwijdte van de cover. Ontmoetingen buiten een interview-
tieve onderzoek zullen een dusdanige diepte en context moeten bieden dat deze her-
setting hebben ook al snel een te vluchtig karakter. Bovendien spelen hier vragen van
kenning oproepen binnen de sector. Bovendien moet de analyse op zodanige wijze
12
Met eigen ogen kijken
De theorie is de methode, is de theorie
13
voortkomen uit de verhalen, dat de sector kan beoordelen of de door ons herkende structuren en patronen ook elders optreden en dus kenmerkend zijn voor de sector.
2.5
beleidsmaatregelen als thermometer
Ons tabula rasa is inmiddels beschreven met de onderzoeksvraag. Om de onderzoeksvraag in de praktijk hanteerbaar te maken, moeten we specifieke beleidsmaatregelen uit het verleden en heden/toekomst selecteren die we als thermometer kunnen gebruiken. Aan de hand van de temperatuur uit het verleden gaan we onderzoeken hoe de implementatie van het rijksbeleid is verlopen. De temperatuur in het heden en die in de toekomst geeft ons de gelegenheid vragen te stellen over de verwachtingen die binnen het roc leven over het gevoerde dan wel nog te voeren beleid. Om zich te kunnen kwalificeren als thermometer moeten de beleidsmaatregelen voldoen aan het volgende criterium, dat bewust veel keuzeruimte laat: ze moeten een algemeen effect hebben, dat wil zeggen dat ze in de alle geledingen binnen de meeste opleidingen binnen het mbo te voelen moeten zijn geweest of zullen zijn. Dit is ook van belang omdat de gekozen onderzoeksmethode aan kracht wint op het moment dat de verhalen van verschillende actoren met elkaar in verband gebracht kunnen worden. We komen tot de selectie van één recent ingevoerde en twee in het Actieplan aangekondigde beleidsmaatregelen: • De invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur zoals verwoord in
“mbo, fundament onder de arbeidsmarkt, de gemeenschappelijke agenda van de mbo Raad, aoc Raad, colo en de ministeries van ocw en toenmalig lnv” en nader uitgewerkt in het rapport “Competenties en stromen in een bedding van kennis” van het ministerie van ocw (mbo 2010); • Uit het Actieplan van de minister van ocw selecteren we de volgende twee beleids-
maatregelen: het intensiveren (verhogen van de urennorm voor onderwijstijd) en het verkorten van de opleidingen en de invoering van referentieniveaus voor Nederlands en rekenen.5
2.6
verwachtingen bij het rapport
Onderzoeksvraag, -methode en -object zijn vastgesteld. We zien een rapport voor ons waarin we de onderzoeksresultaten in verhalende vorm per actor zullen presenteren. Aan de hand van de analyse van deze verhalen zullen vervolgens uitspraken kunnen worden gedaan over de wijze waarop actoren binnen een roc hun wereld interpreteren en welke aspecten zij daarbinnen als problematisch ervaren. Op basis van de zodoende gegronde definitie van de probleemstelling wordt een gegronde advisering aan onze opdrachtgever, de mbo Raad, mogelijk.
5
14
Zie paragraaf 2.1 van het Actieplan
Met eigen ogen kijken
De theorie is de methode, is de theorie
15
3
18 april 2011. De grote hal van het hoofdgebouw van het roc van Twente waar we worden ontvangen, is indrukwekkend. Het is een prachtig pand, waarin elementen van cultureel erfgoed en moderne architectuur op effectieve wijze zijn gecombineerd. Rondom de staalbouw van de oorspronkelijke Stork-fabrieken uit het begin van de twintigste eeuw is een grote moderne onderwijsinstelling ontstaan. Het resultaat is architectonisch zeer geslaagd. Veel elementen uit het industriële verleden zijn op organische wijze verwerkt in de nieuwbouw. De instelling straalt ordening uit. Op het
De Vierdaagse van Twente
plein voor het gebouw staan studenten keurig binnen de hekjes van de rookzone hun sigaretjes te roken. In deze omgeving beginnen we ons onderzoek, op de werkvloer. We zullen de komende vier dagen uitzwerven over alle geledingen en gebouwen van het roc en in zo’n 40 ontmoetingen spreken met meer dan 100 mensen. We zullen spreken met docenten, studenten, directeuren van Colleges6, leden van het College van Bestuur en vele anderen. In vier dagen tijd zal zo een rijk beeld ontstaan van het reilen en zeilen van deze grote onderwijsinstelling. In dit deel van het onderzoeksrapport wordt dit beeld in schetsen per actor neergezet. We beschrijven achtereenvolgens: het College van Bestuur, de Raad van Toezicht, de staf, de Collegedirecteuren, docenten en studenten. De schetsen bevatten een beschrijving van de betekenissen die deze actoren geven aan zaken die ze in hun omgeving zien gebeuren en hoe ze denken, voelen en doen in de omgeving waarin ze zich bevinden. Zo is te lezen waar het College van Bestuur wakker van ligt, waar docenten trots op zijn en met welke dilemma’s de staf van het roc van Twente worstelt. Specifiek met het oog op de beantwoording van de onderzoeksvraag worden, waar van toepassing, ook de opvattingen over beleidsmaatregelen in verleden, heden en toekomst vermeld. In de week van ons bezoek aan het roc vond ook een vergadering van de mbo Raad plaats over het Actieplan van de minister. Een dag later, 20 april, werd er in de Tweede Kamer over dit plan gesproken. Aan het einde van dit hoofdstuk is een paragraaf opgenomen over de actor mbo Raad met daarin een beschrijving van deze vergadering en een korte impressie van het debat in de Tweede Kamer.
3.1
college van bestuur
1.
Niet alles willen weten
Het gesprek met het College van Bestuur, als onderdeel van een reguliere vergadering van het CvB met de hoofden van de stafdiensten, is de eerste ontmoeting van onze vierdaagse. De vergadering vindt plaats in een kamer met transparante wanden die, zoals in de rest van het gebouw, zijn afgedekt met rode doorzichtige tape. Voorbijgangers, studenten en medewerkers die voorbijlopen zijn letterlijk zichtbaar voor het bestuur en andersom. De omvang van het CvB is het eerste dat opvalt: het college telt twee man(nen). De bestuursleden geven aan dat het misschien wel wat te beperkt is, maar dat het altijd zo is geweest en niet als een probleem wordt ervaren. Sterker nog, het aantal bestuursleden weerspiegelt ook de besturingsfilosofie: 6
16
Met eigen ogen kijken
Wanneer wij spreken over MBO Colleges bedoelen we de elf MBO Colleges en drie Top-opleidingen waarbinnen het ROC van Twente ruim 300 opleidingen aanbiedt.
De Vierdaagse van Twente
17
“Je moet niet alles willen weten.”
Zo richt het CvB zich minder op de “grote strategie” en meer op kleine dingen, de finetuning is belangrijk. Oftewel bij goed management van de instelling hoort ook het
De rolverdeling binnen het CvB wordt snel duidelijk. De één is overduidelijk de voor-
bewaken van het imago.
zitter en de ander is meer de man van de inhoud. De stukken voor de vergadering zijn in het weekend over de deelnemers verspreid. De vergadering wordt strak geleid, maar
De vergadering lijkt zich zo af te spelen achter een groot dashboard met indicatoren. Tij-
verloopt tegelijkertijd niet in een gejaagd tempo. De onderwerpen op de agenda gaan
dens de vergadering bekruipt ons het gevoel dat dit bestuur net zo makkelijk plaats zou
over het roc als geheel. Veel aandacht is er voor de prognoses van de instroom voor
kunnen nemen achter een dashboard met indicatoren die met onderwijs niets te maken
het komende jaar. Deze worden vergeleken met het daadwerkelijke aantal aanmel
hebben. Met andere woorden: we hebben nog niet het gevoel dat we op een school zijn.
dingen. Gesproken wordt over de betekenis van de cijfers in financiële zin en andere
De gesprekken gaan wel over onderwijs, maar het klaslokaal “voelen” we nog niet.
effecten op de bedrijfsvoering, zoals de benodigde leslocaties. 3. 2.
Zolang de cijfers kloppen, is er ruimte
De aandacht van het CvB gaat zo vooral uit naar het functioneren van het roc in zijn
Einstein is niet flexibel
We brengen één van de “beleidsthermometers” op: het competentiegerichte onderwijs (cgo). Het cgo, zo geeft de voorzitter aan, is ontworpen als antwoord op de diagnose
geheel. Het beeld van het roc waarop wordt gestuurd, bestaat uit cijfers die niet raken
dat de “Einstein-generatie” zou vragen om totale flexibiliteit. Dat is een misvatting
aan de onderwijsinhoud; de praktische vertaling van het door het College gehanteerde
gebleken. De voorzitter:
besturingsconcept van klein binnen groot. De 82 onderwijsteams binnen de verschillende mbo-Colleges worden daarin gezien als de kernen. Zij hebben veel bevoegdheden
“Studenten zouden op alle momenten in moeten kunnen stromen en switchen. Maar niemand
en vrijheid. Volgens de voorzitter moeten specialisten de ruimte ervaren om hen opti-
realiseerde zich dat de kostprijs daardoor veel hoger was en het logistieke chaos zou worden.
maal te laten presteren. Maar daarbij geldt:
Daarom heeft Twente dit afgeschaft en zijn er nog maar twee instroommomenten per jaar.”
“Ruimte is alleen ruimte als die ook gedefinieerd, begrensd wordt.”
Het competentiegericht leren heeft de logistieke complexiteit ook vergroot. Twente heeft wel aan het competentiegerichte vastgehouden, maar biedt daarbij inmiddels
Die grens wordt getrokken door een vrij strikt systeem van controle dat door de voor-
meer structuur voor studenten. De achterliggende gedachte dat er een betere aanslui-
gangers van dit CvB is ingevoerd. Het systeem stelt het bestuur in staat om bij wijze
ting moest komen tussen onderwijs en arbeidsmarkt, was voor het CvB de belangrijk-
van spreken met één druk op de knop te zien welke student bij welke les afwezig is.
ste drijfveer om de methode (versneld) in te voeren.
Ook kan het systeem aan het eind van iedere maand een adequate managementrapportage opleveren.
4.
Verstandige variatie
Gevraagd naar het Actieplan van de minister van ocw geeft de voorzitter een zelfver“Het strikte systeem van controle is nu geaccepteerd, het heeft een cultuur van ontmoeten
zekerd en positief toongezet antwoord:
gecreëerd. Als de cijfers kloppen, kan het gesprek gaan over de laag daaronder.” “Het plan geeft richting en is uitvoerbaar”. De cijfers zijn een vertaling van en controle op de basiskwaliteit; die moet op orde zijn. De cijfers geven inzicht in voortijdig schoolverlaten, succesvolle doorstroom en ade-
Een belangrijke kanttekening zet de voorzitter bij de wijze van uitvoering: die moet
quaat budgetbeheer. Ook de meer kwalitatieve gegevens over studenttevredenheid en
voldoende ruimte laten voor fasering en variatie. Maar inhoudelijk zijn er zeker voor-
bedrijfstevredenheid - de klanttevredenheid - zijn opgenomen. De cijfers staan hoog
delen, zo geeft hij aan. Het plan komt tegemoet aan wensen van studenten die zelf
op het lijstje van onderwerpen waar het CvB ”wakker van ligt”. Op dat lijstje staan
meer onderwijs willen en vinden dat het onderwijs ook wel korter kan. De verkorting
naast de cijfers nog twee andere onderwerpen:
van opleidingen kan worden benut als concurrentievoordeel ten opzichte van de havo;
1.
De zwarte lijst van de Inspectie;
2. Incidenten die het imago kunnen aantasten.
mbo-studenten kunnen dan immers sneller doorstromen naar het hbo. Belangrijke kanttekening is dat deze hervormingen verstandig worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door te kiezen voor een gefaseerde uitvoering met daarbij ruimte voor variatie. Dat on-
De voorzitter geeft een voorbeeld van een incident dat recent plaatsvond, waarbij een
derwijs iets schoolser wordt, komt ook tegemoet aan wensen van bedrijfsleven. Daar
tv-presentator werd opgenomen in een ziekenhuis waar een student van het roc sta-
wordt aangegeven dat er behoefte is aan stagiaires die al het nodige geleerd hebben.
ge liep. Via Twitter hielp deze student het nieuws van de opname direct de wereld in.
Het Actieplan slaat ook op enkele punten de plank mis. Bij het verstevigen van de
Het gevolg: een slechte beurt voor het roc van Twente. Het belang van een goede me-
verplichtingen rondom het vak Engels is men het regionale aspect uit het oog verloren:
diastrategie om de schade van dit soort incidenten aan de school te beperken, acht de
in Twente is juist het vak Duits belangrijker. Daar moet ruimte voor zijn.
voorzitter van levensbelang.
18
Met eigen ogen kijken
De Vierdaagse van Twente
19
5.
In Twente helpen we elkaar
“Nog geen drie jaar geleden waren de cijfers ook in orde en was er aan de oppervlakte niets aan
Eerder in het gesprek is ons de externe focus van het CvB opgevallen. Het CvB ziet het in
de hand, maar bleek toch de sfeer op de school danig verslechterd; de studententevredenheid
de regio bekend maken en bekend zijn van het roc van Twente als een van zijn belang-
bleek onvoldoende.”
rijkste opdrachten. Het beschermen, bewaken en bevorderen van een goed imago is volgens de voorzitter van levensbelang voor de positie in en de aansluiting op de regio.
Naar aanleiding van deze situatie heeft de Raad van Toezicht een praktijk geïntroduceerd die wij niet anders kunnen interpreteren dan als een vorm van direct toezicht
“In Twente heerst een cultuur van elkaar helpen. Daardoor is er in deze regio nooit een probleem
op de werkvloer, langs alle harde, cijfermatige controles heen. Sinds een paar jaar
met stageplaatsen. Via contacten met bedrijvenverenigingen, zoals de Industriële Kring Twente,
worden eens in de zoveel maanden gesprekken georganiseerd tussen de Raad en
worden er plaatsen geregeld als dat nodig is. Voor gemeenten is het ook goed om een roc-locatie
studenten en docenten. Onze vraag of hier niet sprake is van een ten aanzien van
binnen de grenzen te hebben: er komen daarom ook regelmatig verzoeken voor stagiaires van
het CvB te ingrijpende interventie, wordt ontkennend beantwoord. De openheid, de
gemeenten binnen.”
ruimte voor kritiek “recht voor z’n raap” is belangrijk, zo geeft de voorzitter aan, dat heeft niks met een extra controle op het CvB te maken.
We zien deze tekenen van verbondenheid ook letterlijk in de omgeving, bij restaurants en bouwbedrijven. Zo zijn alle stewards bij fc Twente roc-studenten (±100). In ruil
Gevraagd naar het Actieplan is de voorzitter al even beslist: de directe band die de
daarvoor heeft het roc twee skyboxen waar relaties uit het bedrijfsleven worden ont-
minister van ocw wil aanleggen met de Raden van Toezicht acht hij ongewenst:
vangen. Ook verzorgen voetballers van fc Twente masterclasses aan probleemstudenten. Zo komen relaties van wederzijdse afhankelijkheid tot stand die de inbedding van
“Een minister moet zich over de uitvoering van het onderwijs verstaan met de Colleges van
het roc in de regio sterk maken.
Bestuur, niet met hun toezichthouders.”
3.2
3.3
staf
1.
Inrichten en herinrichten
raad van toezicht
De voorzitter van de Raad van Toezicht van het roc van Twente is een kordate man die niet snel van zijn stuk lijkt te kunnen worden gebracht. In een gesprek licht hij op be-
De locatiemanager van de Gieterij, het hoofdgebouw van het roc van Twente, wordt
sliste toon toe hoe de Raad van Toezicht in elkaar zit en waar de Raad vooral op let.
door omwonenden ook wel gezien als de directeur van het roc. De mensen weten dat
Het benoemen en ontslaan van het CvB is, naast het controleren van de financiële
ze bij hem moeten klagen over overlast van de studenten van het roc. De man maakt
huishouding, volgens de voorzitter de kerntaak van de Raad van Toezicht. Een techni-
op ons de indruk uitstekend op die taak berekend te zijn. Hij maakt een rustige en af-
sche benadering, die de voorzitter illustreert met de stelling dat je als toezichthouder:
gewogen indruk, hij weet waar hij over praat en doet dat in feitelijke taal. We zijn nieuwsgierig naar het effect van wijzigingen in het primaire proces op zijn
“nooit op de stoel van de bestuurder moet gaan zitten.”
takenpakket en vragen naar zijn ervaringen met het cgo. Die impact blijkt groot te zijn geweest. De invoering van het cgo en de leidende principes van dat onderwijsconcept
De voorzitter geeft een bondige omschrijving van de kernvraag die een Raad van
hebben directe gevolgen gehad voor de inrichting van de ruimtes. Eigenlijk, zo zegt hij,
Toezicht zich hoort te stellen:
was het de bedoeling dat met de introductie van het cgo het concept van het klassikaal onderwijs zou worden verlaten. Klaslokalen waren niet meer noodzakelijk. Echter:
“Reilt en zeilt het nu zoals het hoort te zijn?” “Al snel nadat de nieuwe grote ruimtes waren opgeleverd, bleken de grote ruimtes ongeschikt Onder reilen en zeilen blijkt hij vervolgens veel te verstaan. Natuurlijk, de cijfers moe-
voor het geven van onderwijs, klassikaal of niet. Vrij snel werden muren aangebracht en werd
ten kloppen en de Raad van Toezicht houdt goed in de gaten of het roc zich wel toe-
de speciaal aangelegde houten vloer vervangen.”
spitst op het verwezenlijken van zijn kerntaak: het verzorgen van onderwijs op de niveaus 1, 2, 3 en 4. Hierbij wordt ook gelet op mogelijke overschrijdingen van de grens
De enorme variatie aan typen leslokalen, lesvormen en faciliteiten die voor dit type
tussen de publieke taken en activiteiten op het terrein van de private sector. Een grens
onderwijs benodigd is, stelt ook zware eisen aan de flexibiliteit van de roostermakers.
die soms nog wel eens vaag wil worden in een onderwijstak die, vanwege het praktijk-
De roostermakers zijn met deze flexibiliteit meegegaan maar hebben, in weerwil van
gerichte karakter zo verbonden is met de private sector.
de vrijheid van mbo-Colleges binnen het concept van klein binnen groot, wel standaar-
Maar over deze “harde controle” maakt de voorzitter zich niet veel zorgen. Het CvB is op deze punten volledig in control, zo geeft hij aan. Waar de Raad sinds kort echt goed
den moeten introduceren ten aanzien van lesduur en aanlevertijden. We proeven de nieren van de locatiemanager over de voorstellen in het Actieplan
de vinger aan de pols wil houden is de sfeer op school. Dat het belangrijk is om daar
van de minister, meer specifiek over de intensivering van het onderwijs (onze “ther-
ook op te letten is de Raad van Toezicht een aantal jaren geleden duidelijk geworden:
mometer” van toekomstig beleid). De voorstellen zullen het leven van de roosterma-
20
Met eigen ogen kijken
De Vierdaagse van Twente
21
kers niet vereenvoudigen, constateert de manager droog. Alleen al omdat de intensi-
Het binnen de roc van Twente gehanteerde organisatorische principe van klein binnen
veringen binnen de huidige faciliteiten van het roc van Twente domweg niet gereali-
groot is in zijn ogen dan ook een vorm van onvrijwillig samenwonen. Eigenlijk zouden
seerd kunnen worden.
de meeste opleidingen in hun hart liever zelfstandig opereren. Maar in Twente is dat
Het roc zal het op één of andere manier best georganiseerd krijgen, zo geeft hij aan,
samenwonen goed georganiseerd.
maar op korte termijn betekent de stijging van het aantal contacturen dat er ruimte
Het roc als geheel, en dan meer het bewaken van het imago, lijkt ook de kerntaak
bijgehuurd zal moeten worden. Dat betekent dat studenten zich tijdens de dag van
van de afdeling Communicatie. De grootte van het roc van Twente heeft volgens het
de ene naar de andere locatie zullen moeten verplaatsen. In het mbo betekent dat
hoofd het volgende welkome effect:
domweg dat een deel van de studenten in de loop van de dag afhaakt. En dat hoort de directeur dan direct terug van de ouders:
“Als roc kennen wij in Twente geen echte concurrentie, anders dan de havo. Dat betekent dat ik mij niet speciaal bezig hoef te houden met studentenwerving”.
“Verspreiding van het onderwijs over meerdere locaties is een belangrijke klaagfactor voor ouders”. De nadruk ligt daarom op algemene PR en het creëren van en positief imago van het 2.
Centrale bedrijfsvoering vs. klein binnen groot
roc van Twente:
In de gesprekken met de stafleden wordt de omvang van het roc van Twente en de betekenis van die omvang steeds duidelijker. Hier moet de winst van de schaalvergroting worden behaald. Het besturingsprincipe klein binnen groot gooit hier dan ook minder
“Wij mikken er op om elke dag een positief persbericht in de media te krijgen en dat lukt ons aardig”.
hoge ogen dan op de Colleges. In meerdere gesprekken merken we dat het besturingsprincipe zich soms moeilijk verhoudt tot de eisen van een efficiënte, centrale bedrijfs-
Als bewijs worden twee dikke multomappen overhandigd met daarin de oogst aan
voering.
krantenartikelen van dit jaar. De map doorbladerend zien we veel berichten uit huis-
De centralisering van de bedrijfsvoering van het roc van Twente heeft op de terrei-
aan-huis bladen in Twente, afgewisseld met een enkel bericht in de Tubantia:
nen financiën, control en onderwijsadministratie duidelijk vorm gekregen. De directeur Financiën, Control en Onderwijsadministratie vertelt ons dat alle eenheden, zoals hij
“99 procent van de berichten in de pers zijn positief. We mikken op een positief imago voor onze
de Colleges noemt, op dezelfde manier worden geadministreerd en gecontroleerd. Niet
school in deze regio en als de roc’s landelijk slecht in het nieuws komen, biedt dat positieve
zonder trots meldt hij dat het opleveren van geconsolideerde cijfers inmiddels een
imago in onze regio hopelijk voldoende tegenwicht”.
klus is die in een half uur kan worden geklaard. Ook de roc-brede kwaliteitsmonitor blijkt het werk van de stafdirectie Financiën.
3.4
collegedirecteuren
ges kunnen tot op het niveau van de verschillende teams worden uitgesplitst. Onder-
1.
Ruimte of cijferfetisjisme?
linge verschillen worden daarmee in één oogopslag duidelijk.
We ontmoeten de directeuren van alle Colleges tijdens een vergadering van het be-
Het roc werkt op dit moment met een kwaliteitsmonitor met acht indicatoren waarmee de verschillende eenheden binnen het roc in kaart worden gebracht. De rapporta-
De directeur nuanceert wel direct de betekenis van de cijfers met een verwijzing
stuur- en managementoverleg van het roc van Twente. We zijn uitgenodigd om de
naar de enorme diversiteit binnen het roc. Ook onderlinge verschillen hoeven vanwe-
vergadering, die plaatsvindt in een futuristische vergaderzaal geconstrueerd door
ge die diversiteit niet direct te betekenen dat het ene College het beter doet dan het
studenten van het roc zelf, bij te wonen. Aan tafel zitten twee CvB-leden, de bestuurs-
andere. De achtergrond van een afdeling kan heel wel het verschil in uitkomst verkla-
secretaris, vijf stafdirecteuren en veertien Collegedirecteuren. We zien uit naar een
ren. De realiteitszin van de directeur is geruststellend, omdat de enorme diversiteit
bespreking van het onderwijs op strategisch niveau.
binnen het roc ons juist al was opgevallen en dan met name de feitelijk onvergelijkbare niveaus waarop het onderwijs wordt gegeven. We ontdekken in de gesprekken met de stafleden wel meer wensen op centraal niveau die spanning opleveren door de eigenheid en diversiteit op het decentrale niveau
De agenda wordt echter gedomineerd door bedrijfsvoeringsonderwerpen. De financieel directeur geeft een toelichting op de aanstaande invoering van een kwaliteitsmonitor, een diagram dat per opleiding aangeeft hoe wordt gescoord op een aantal criteria. Wij zijn enigszins verbaasd dat deze kwaliteitsmonitoring van het onderwijs wordt
van de Colleges. De locatiemanager ziet vooral spanning ontstaan met de vrijheid die
ingebracht door de financieel directeur, maar zijn gezag op dit punt lijkt niet te wor-
docenten zichzelf toekennen, bijvoorbeeld als het gaat om de invulling van de roosters.
den betwist. De bespreking van het onderwerp lijkt een mooie gelegenheid om inzicht
Docenten, zo geeft hij aan, vragen ten opzichte van bedrijfsvoering een mate van vrij-
te krijgen in de eigen kwaliteitsbeleving van het roc van Twente. Het voorstel blijkt
heid:
echter te berusten op dezelfde criteria die de onderwijsinspectie gebruikt en mede bedoeld te zijn om het vertrouwen van Inspectie te winnen. Ook de studenttevredenheid
“die in een commerciële omgeving niet snel geaccepteerd zou worden. Maar dat hoort nu eenmaal bij het onderwijs.”
22
Met eigen ogen kijken
wordt meegenomen: één van de indicatoren is het “job-cijfer”, de waardering van studenten volgens de mbo-studentenvakbond.
De Vierdaagse van Twente
23
Het gaat vervolgens over Den Haag, de plannen van de minister. Het blijkt dat het
voor Educatie aan dat er één ding is waar zij niet aan heeft mee willen werken. Nor-
ministerie contact zoekt met het veld om te horen op welke punten bewogen kan wor-
maal moeten directeuren van Colleges een percentage van hun begroting reserveren
den en welke punten voor de roc’s echt harde obstakels zijn. Gelet op het ingrijpende
voor een afdracht aan het centrale bureau van het roc. Gezien de ouderdom van het
karakter van de plannen, verwachten we een levendige discussie; die blijft echter uit. In plaats van een articulatie van de tegenstelling tussen de uniformiteit van de
pand hoeft het College voor Educatie niet het vaste percentage af te dragen aan het centrale bureau, maar alleen de werkelijke huisvestingslasten.
plannen en de verscheidenheid binnen het roc, gaat de discussie vooral over externe
Verder ziet de directeur vooral meerwaarde in het deel uitmaken van het grotere
omstandigheden die maken dat de eisen van de minister moeilijk te halen zullen zijn.
verband van het roc, ondanks dat het feit dat Educatie een vreemde eend in de bijt is
Zo tekent een aantal directeuren bij de invoering van referentieniveaus voor taal en
tussen de andere opleidingen. Sommige studenten stromen bijvoorbeeld door naar
rekenen aan dat deze alleen gehaald kunnen worden als de instroom vanuit het vmbo
mbo niveau 1 en 2. Ook kunnen docenten die hun baan dreigen te verliezen op andere
ook daadwerkelijk het niveau zou halen dat er van verwacht mag worden. De eensge-
plekken binnen het roc ingezet worden. Dit ondanks het feit dat de doelgroep op de
zindheid hierover is groot. Ook onderzoek toont aan dat de instroom momenteel 1F
andere Colleges volstrekt anders is. Zo is de in het Actieplan voorgestelde intensive-
niveau is en soms zelfs daaronder ligt.
ring van taal en rekenen en de nadruk op centrale examinering voor haar docenten
In de rondvraag komt de spanning tussen klein binnen groot en de centrale besturing,
een kans. Haar College is namelijk gespecialiseerd in beide.
die we al waargenomen hebben bij de staf, nog even aan de oppervlakte. Eén van de leden van het CvB meldt dat hij gesproken heeft met de Collegevoorzitter van het
3.
Het besturen van “klein” in “klein binnen groot”
Mondriaancollege in Den Haag. In Den Haag zal in het gehele roc maar één methode
Het functioneren binnen het grotere verband van het roc van Twente wordt door Col-
gebruikt worden om taal en rekenen in te voeren. Het CvB wil dit in Twente niet opleg-
legedirecteuren dus niet per se als beklemmend beoordeeld. Ze doen er over het alge-
gen aan individuele Colleges (“in strijd met de cultuur van onze organisatie”), maar
meen hun voordeel mee. De vraag die bij ons op komt is in welke mate directeuren,
ziet wel de voordelen van deze aanvliegroute en zoekt steun van de directeuren. Tot
geconfronteerd met de verantwoordingslijnen naar het centrale niveau, het beleid van
een echte uitwisseling van standpunten komt het echter niet.
hun eigen College vormgeven. Met andere woorden, hoe klein is het klein binnen groot? De directeur van het College voor Management en Organisatie vat die ruimte in ieder geval groot op: zij zet de koers uit en geeft leiding aan de medewerkers. Bij haar
2.
Klein versus groot
De spanning tussen het besturingsprincipe klein binnen groot en de bestuurlijke en bedrijfseconomische logica van eenheid en gezamenlijkheid, een spanning die we in de
College gaat het om het begeleiden van vijf teamcoördinatoren die op hun beurt weer teams aansturen van 14 tot 25 docenten. Bij het versterken en implementeren van de koers blijkt de directeur de rapporten
vergadering aan het werk hebben gezien, is fascinerend. We brengen het onderwerp
van de Inspectie als belangrijke bouwsteen te gebruiken. Zo heeft de Inspectie recent
weer op in een gesprek met de directeur van het College voor Management en Organi-
twee opleidingen binnen het College als onvoldoende gescoord. Het negatieve oordeel
satie. Zij geeft aan dat het misschien niet essentieel is om als College deel uit te ma-
betrof voornamelijk de kwaliteit van de examens en is door de directeur positief opge-
ken van een roc, maar dat het wel een aantal positieve effecten heeft. De directeur be-
pakt en als instrument ingezet om zaken te verbeteren. Zo is met dit rapport in de
nadrukt het regionale karakter van het roc van Twente. De afwezigheid van concur-
hand de bestaande weerstand binnen het team van docenten tegen onderdelen van
rentie van andere roc’s zorgt voor rust en voor de zekerheid van een bepaalde mate
het plan van aanpak voor verbetering, zoals het klassikaal nakijken van opdrachten,
van instroom binnen de Colleges. De verbondenheid met het bedrijfsleven, zo belang-
overwonnen. De op het eerste gezicht negatieve impuls van de Inspectie is dus ge-
rijk voor een praktijkgerichte sector als het mbo, is in roc-verband de afgelopen jaren
bruikt om deze weerstand te overwinnen.
zeker sterker geworden. Ook de verbondenheid van de Colleges in het roc-verband
Voor de koers zoekt deze directeur dus steun bij de Inspectie. De wijze waarop zij
zorgt voor synergie. Over de druk en de vereisten die het functioneren binnen het
leiding geeft aan haar teamcoördinatoren maken we vervolgens van dichtbij mee. We
grotere verband van het roc van Twente met zich meebrengt, is zij kort:
zitten aan tafel bij een aantal gesprekken tussen directeur en teamcoördinatoren. Het zijn gesprekken over vertrouwelijke onderwerpen zoals het functioneren van docen-
“De ruimte gegeven door het College van Bestuur is maximaal. Het CvB wil in control zijn en geen gedoe op school. Een goed streven.”
ten en de prestaties van studenten. Dit is het eerste moment waarop de gesprekken die we voeren raken aan onderwijsinhoud, aan concrete situaties op de werkvloer. We spitsen onze oren.
De kwartaalrapportages die elk College moet aanleveren, zijn volgens haar geen cijfer-
De gesprekken verschillen onderling van inhoud en toon, wat vooral te maken lijkt
fetisjisme. Er is echt een drive binnen het gehele roc om goed te leveren, om goed voor
te hebben met de senioriteit van de coördinatoren. In een gesprek met een relatief
de dag te komen. De interne audit ziet zij wat dat betreft ook niet als een belasting,
jeugdige teamcoördinator bemoeit de directeur zich heel stevig met de “hoe-vraag” en
maar meer als een hulpmiddel om de zaak goed op de rails te houden. De audits vor-
draagt oplossingen voor de problematiek aan, in dit geval de dreigende grote uitval
men daarnaast een goede voorbereiding op de Inspectiebezoeken.
van studenten in een stageprogramma. Niet alleen worden afspraken gemaakt over
Veel begrip is er dus voor de interne verantwoordingsmechanismen van het centrale bestuur. Gevraagd naar de context van het roc geeft de directeur van het College
24
Met eigen ogen kijken
concrete oplossingen waarmee de schade kan worden beperkt, ook de wijze van implementatie van deze oplossingen wordt vastgesteld. Het gesprek met de oudere
De Vierdaagse van Twente
25
teamcoördinator verloopt meer op hoofdlijnen en heeft veel meer het karakter van
3.
een “bijpraatsessie”; de teamcoördinator lijkt in control en krijgt daarom veel ruimte.
Zo komt het Actieplan van de minister van ocw als geheel in beeld. De directeur van
We worden ons tijdens de gesprekken soms pijnlijk bewust van onze aanwezigheid, al is die beperkt tot “fly on the wall”. Dit heeft te maken met het feit dat op verschillen-
Intenties, geen acties
het College voor Management en Organisatie geeft eerlijk toe dat ze in eerste instantie alleen een primaire reactie kon oproepen:
de momenten in de gesprekken aandacht wordt besteed aan de gemoedstoestand van docenten en ander personeel van het College. Geregeld wordt gesproken over ziekte-
“Wanneer laten ze ons nou eens met rust?”
verloop en herstel van docenten. De schaalgrootte van het roc blijkt dus geen belemmering voor de leiding van het College te zijn om op de hoogte te zijn van de specifie-
Maar zo’n primaire reactie is niet afdoende, geeft ze aan. De mbo-sector mag zich dan
ke situatie van docenten en studenten.
wel bewust zijn van de problemen - en er zijn veel goede intenties om die problemen
De grootste opgave voor de directeur van het College voor Educatie is om ieder jaar weer uit te komen met het geld. Haar tijd gaat daar ook voor het grootste deel aan op.
aan te pakken - maar daar komt niet altijd wat van terecht. De directeur kiest voor het perspectief van de minister om haar begrip voor het actieplan uiteen te zetten:
Binnen het College voor Educatie wordt niet alleen volwassenenonderwijs op vmbo, havo en vwo-niveau (vavo), maar ook inburgeringscursussen en basiseducatie voor
“Een minister krijgt ook signalen, ook vanuit het bedrijfsleven. En daar moet ze wat mee.”
laaggeletterden gegeven. Het gaat in die laatste gevallen om contractonderwijs dat gefinancierd wordt door gemeenten. Inburgering is sinds een aantal jaren geheel aan de
Het cgo, een van onze beleidsthermometers, laat ook bij de directeuren een bel rinke-
markt overgeleverd. Bij de andere twee onderdelen is sprake van gedwongen winkel-
len. De meningen zijn niet onverdeeld negatief, vooral wat betreft de aansluiting die
nering bij het roc. De directeur vertelt dat de afgelopen jaren in totaal 44 procent is
het cgo heeft versterkt met het praktijkgerichte karakter van het mbo. Zo geeft de di-
bezuinigd op Educatie. En dat heeft gevolgen voor de kwaliteit. Zo is de inburgerings-
recteur van het College voor Mens en Maatschappij, dat opleidingen verzorgt voor
cursus verworden tot “een kunstje leren”. De docenten hebben het daar moeilijk mee
functies in kinderopvang, jeugdzorg en maatschappelijke zorg, aan:
volgens de directeur: ”Onderzoek geeft aan dat doeners beter leren in een beroepscontext dan uit boeken. De afstand “Docenten willen biefstuk bieden, maar voor dit geld kunnen we alleen een hamburger serveren.”
met het beroepsveld was in het verleden erg groot en is door het cgo kleiner geworden”.
Het is goochelen met de budgetten van gemeenten, de inzet van docenten en het ge-
De directeur van het College voor Management & Organisatie geeft aan dat het cgo nu
bruik van locaties. Een rooster maken is volgens haar een bijna onmogelijke opgave. Zij
voor 98 procent is ingevoerd. Daarbij is wel steeds gelet op de eigenheid en verschei-
heeft daarom het afgelopen jaar 100.000 euro gestoken in het ontwikkelen van een aan-
denheid van de opleidingen. Dit heeft zich vertaald in variaties in de uitwerking van
meldingsmodule. Deze module stelt haar in staat om door middel van een intake met-
het cgo. Niettemin heeft het cgo ook bij haar eigen College nogal wat impact gehad,
een in beeld te krijgen hoe de nieuwe student aansluit op de verschillende budgetten.
waarbij ze voornamelijk doelt op het papierwerk voor de docenten:
Deze “virtuele” toegangspoort hebben we daarvoor al in werking gezien bij het College voor Management en Organisatie. Elke nieuwe student krijgt een intake, die in feite neerkomt op een mini-assessment. Daar wordt niet alleen gekeken naar capaci-
“We hebben speciale karretjes aangeschaft waarmee de docenten de toetsingsformulieren kunnen vervoeren als ze bij een student op stagebezoek gaan.”
teiten, maar (vooral) ook naar motivatie. Past de opleiding bij de student en andersom. Er bestaat zelfs een toelatingscommissie. Formeel mag het mbo geen studenten afwijzen als ze voldoen aan de formele toelatingscriteria, maar in de praktijk worden er op
3.5
Docenten
basis van de intake “dringende” adviezen gegeven aan studenten en ouders. Dergelijke dringende adviezen worden in een brief gevat, ondertekend door de directeur. De
We betreden het klaslokaal. Tijdens een les bij het College voor Metaal, Installatie en
wens tot selectie, met name voor niveau 4, wordt verder versterkt door de plannen van
Elektrotechniek staan jongens geconcentreerd achter apparatuur te werken, terwijl de
de minister:
docent rondloopt en af en toe aanwijzingen geeft. De setting is van een operatiekamerachtige netheid, geen metaalschilfer lijkt de grond te raken. Het schoonhouden en –
“De eisen worden steeds strenger, met name voor taal en rekenen. Het zijn wel gerechtvaardigde
maken van het leslokaal blijkt een belangrijk onderdeel van de les. Concentratie en
eisen, maar het niveau van aanlevering is vaak onder de maat. De grootste zorg voor een do-
discipline zijn tijdens de les sleutelwoorden, hetgeen overigens voortgezet wordt bui-
cent Engels is op dit moment: hoe krijg ik ze op niveau.”
ten de leslokalen. Eenzelfde serene rust en concentratie treffen we aan tijdens een les elektrotech-
Er moeten dus veel meer uren worden ingezet dan kunnen worden betaald. Maar er is
niek. In kleine groepjes maken studenten een digitale dobbelsteen. De docent legt met
geen keus, want als er sprake is van een kernvak dan moet de student dat halen.
zachte stem uit wat de bedoeling is: “...En hier komt dan het relais...”
26
Met eigen ogen kijken
De Vierdaagse van Twente
27
De docent vertelt: “Dit is voor mij een makkie. Ze zijn met zijn negenen, dus ik kan iedere jongen voldoende aandacht geven. Maar vergis je niet, dat is niet in elke klas zo.” De twee lessen techniek dragen zo hetzelfde geordende karakter, de docenten richten zich binnen deze context geheel op het bijbrengen van de voor het vakmanschap vereiste technische vaardigheden. Het inhoudelijk contrast met de paar lessen inburgering die we bijwonen op het
Eenzelfde, meer mentorachtige, op opvoeden gerichte rol, ontwaren we in de manier waarop de docent van het vak notuleren te werk gaat. Een manier die ook goed werkt door de aanstekelijke manier waarop hij zijn vak doceert. Hij vertelt wat hij de komende weken op het programma heeft staan en staat daarbij uitdrukkelijk stil bij de verschillende competenties die aan de orde komen bij notuleren. Het belang van het goed beheersen van de Nederlandse taal staat bovenaan. Ook het benoemen van het belang van representativiteit en betrokkenheid schuwt hij niet. Zo gebruikt deze docent zijn
College voor Educatie is groot. Daar wordt aandacht besteed aan de meest basale as-
vak om zijn studenten ook de meer algemene competenties die van pas komen bij het
pecten van het maatschappelijk leven: in de les die we bijwonen wordt de studenten
functioneren in de maatschappij bij te brengen.
geleerd hoe een boek te lenen bij de bibliotheek. De docente legt beeldend uit dat het
Waar niet de onderwijstaak en het opleiden tot vakman, maar het opvoeden en
boek op het scanapparaat moet worden gelegd. Eén van de vrouwen vraagt wat pre-
“het zorgen voor” de belangrijkste focus van de docent is, is de verbondenheid met het
cies het verschil is tussen leggen en liggen. Niet alleen de inhoud van de lessen verschilt hemelsbreed met die op het College
College minder sterk. De verbondenheid met de studenten is voor deze docenten belangrijker.
voor Metaal, Installatie en Elektrotechniek, ook de locatie vormt een stijlbreuk met de
Na afloop van de les voelen we spontaan de behoefte om de docent een compli-
Gieterij. Locatie van het College voor Educatie is het Dikkers-gebouw, een gebouw met
ment te geven voor zijn optreden. Hij glundert. Op de vraag of hij dit vaker hoort, ant-
een veel kleinschaliger opzet dan de Gieterij. Een docent geeft aan dat de kleinschalig-
woordt hij dat hij:
heid en overzichtelijkheid niettemin goed past bij de studenten: “voor zijn lesgeven al 20 jaar geen complimenten meer heeft gehad.” “Vergeet niet dat ze vaak veel hebben meegemaakt. Laatst was hier een homoseksuele jongen uit Iran wiens familie hem eerst de hersens had ingeslagen en daarna door zijn pols had geschoten.
Hij voegt daar meteen aan toe dat hij die ook niet verwacht. Hij is, zo stelt hij, zijn ei-
Toen hij net in Hengelo was, kwam hij zijn neef tegen. Hij dacht dat hij er alsnog aan zou gaan.”
gen toetssteen en houdt van zijn werk:
De overeenkomst met de technische lessen is dat de meeste studenten heel leergierig
“Het is mooi als de dames goed terechtkomen.”
zijn; ze zijn in het klaslokaal voor het verwerven van kennis. Een geheel andere sfeer proeven we tijdens een les computeradministratie op het
Docenten mogen dan heer en meester zijn in hun eigen klaslokaal, die invloedssfeer
College voor Management en Organisatie. Studenten zitten kris kras door elkaar in
reikt ook niet verder dan de deur van het klaslokaal. Dat terwijl de hogere niveaus in
een oud lokaal achter sterk verouderde computers. De docent constateert dat meer
het roc via controlemechanismen wel precies op de hoogte willen blijven van het rei-
dan de helft van de studenten afwezig is. Een student geeft de vermoedelijke reden
len en zeilen in de klas: meerdere docenten die we spreken beschouwen deze verant-
voor de afwezigheid:
woordingsplicht als een gebrek aan vertrouwen.
“Het is nog vroeg hè!”
2.
Een saus met verkeerde ingrediënten
Positief of negatief, alle docenten die we spreken vertonen een sterke reactie op vraDe studenten loggen in als medewerker op de administratie van een evenementenbu-
gen over het cgo. Het lijkt alsof ze al een tijd met het verhaal zitten en een gesprek
reau. We zitten tussen giechelende meiden en aandacht vragende jongens met een
met ons aangrijpen om het eens goed uit de doeken te doen. De docenten die wij aan
wel erg korte spanningsboog. In de les Nederlands die daarop volgt, wordt een uur
het werk zien in de klas pakken de ruimte die zij nodig hebben om die kennis over te
lang gesproken over het begrip “samenwerken”. De docent, tevens mentor van deze klas, vertelt dat zeker de helft van de studenten de nodige persoonlijke problemen kent. Het palet blijkt bont: tienermoeders, jongens die in aanraking met justitie zijn geweest, schulden, leerproblemen en onrustige
brengen die zij willen overbrengen. Laat het niveau onderwijs toe, dan wordt onderwijs gegeven. Is er meer aandacht nodig voor het bijbrengen van algemene maatschappelijke vaardigheden, dan ligt daar de focus. Langs dezelfde lijn pakken docenten hun ruimte, slack, bij het toepassen van het cgo
thuissituaties. Ondanks dat alles is de klas een hecht geheel. Het karakter van de klas
in hun manier van onderwijs geven. De teamcoördinator metaal ziet het cgo als een
maakt dat de docent, die zichtbaar geniet van zijn werk, niet alleen onderwijs moet
voortzetting van het eerder ingezette pgo, het probleemgestuurd onderwijs. Hij geeft aan:
geven maar ook moet opvoeden, de studenten basale maatschappelijke vaardigheden moet bijbrengen. Dat laatste vormt soms zelfs de hoofdmoot van de les. Hij ziet geen
“cgo is hooguit een saus voor het pgo.”
probleem: Een saus waarvan je zelf de ingrediënten kunt veranderen, zo merken we al snel. Zo is “Een aantal van deze studenten heeft nu eenmaal de pech dat ze door welke reden dan ook geen goede opvoeding hebben kunnen genieten”.
28
Met eigen ogen kijken
het aantal toetsingscriteria voor de sectie Metaal, in overleg met de onderwijskundige, verlaagd van 64 naar 24 criteria. Alleen, niet alle Colleges benutten volgens deze do-
De Vierdaagse van Twente
29
cent de mogelijkheid tot flexibiliteit. Een docent van dezelfde opleiding heeft zich in-
Een eerder en veel gehoorde opvatting over de opzet van het cgo komt ook hier echter
tussen bij ons gevoegd en laat een aantal verslagen zien van projecten die studenten
weer terug. Het cgo biedt studenten uiteindelijk teveel ruimte, zeker voor jongeren die
in het kader van hun stage hebben moeten uitvoeren. De projecten zien er ingewik-
op die leeftijd nog niet zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor planning en
keld uit, de verslagen professioneel. Het cgo blijkt voor deze docent een nuttig toet-
structuur. Bij Sport en Bewegen vullen ze cgo daarom anders in. Meer sturing van bo-
singskader bij het beoordelen van de kwaliteit van deze verslagen.
venaf en meer klassikaal les.
Bij het College Bouw, Infra en Interieur blijken docenten veel meer moeite te heb-
We raken ervan doordrongen dat, hoe er ook over wordt gedacht, het cgo een ste-
ben met het toepassen van cgo in hun onderwijs. Tijdens een docentenvergadering
vige impact heeft gehad op de manier waarop docenten hun vak beoefenen. Gesprek-
die we mogen bijwonen blijkt het cgo het middel om de wat gesloten docenten aan
ken hierover met docenten leveren dan ook vaak sterk persoonlijke beelden en over-
het spreken te krijgen. Een docent bouwfysica geeft aan dat het cgo geen routebe-
tuigingen op. Een van de sterkste beelden komen we tegen in gesprek met een docent
schrijving biedt voor studenten.
die al 25 jaar les geeft. Hij heeft alles op het gebied van onderwijsvernieuwing al voorbij zien komen en zijn les geleerd:
“Ik geef al 25 jaar sterkteberekening. Vroeger had ik gewoon mijn kennislijn en die bracht ik over op de jongens. Ze wisten precies hoe of wat.”
“Ik heb geleerd niet meer voorop te lopen. Bij de invoering van probleemgestuurd onderwijs, 15 jaar geleden, heb ik dat wel gedaan. Daar heb ik me helemaal in gestort, maar ik kreeg geen
Onder docenten is sprake van consensus: cgo vraagt niet alleen teveel van de student,
ondersteuning. Ik ben daar zwaar overspannen van geraakt. Sindsdien neem ik mezelf en ook
maar ook van de docent. Een docent geeft aan dat een routebeschrijving voor de do-
mijn vak in bescherming.”
cent ontbreekt. Docenten moeten nu zelf de lessen samenstellen en worstelen daarmee. Ook het beoordelen van het niveau van studenten is lastig, omdat competenties
We zien ook een prachtig voorbeeld van hoe docenten ruimte nemen en slim omgaan
abstract en algemeen zijn geformuleerd:
met veranderingen die van buitenaf worden opgelegd. Hij heeft namelijk een manier gevonden om het cgo in te passen in zijn eigen oude onderwijssysteem. Hij neemt ons mee
“Hoe moet je beoordelen of iemand van 18 “zelfstandig” werkprocessen kan leiden? Bij de stage zijn ze hooguit assistent op de bouwplaats.”
naar zijn kamer en laat trots zijn uitvinding zien. Door middel van formules worden in een spreadsheet in Excel de oude onderwijscomponenten en -projecten automatisch vertaald naar competenties. Met één druk op de knop rolt vervolgens een rapport volgens
De wat negatieve toonzetting wordt genuanceerd door een docent die aangeeft dat hij
het cgo-systeem uit de computer. Trots geeft hij ons een exemplaar mee. Pijnpunt dat we bij meerdere docenten tegenkomen, blijkt het gegeven dat het cgo
door cgo veel sneller in de gaten heeft wat voor vlees hij in de kuip heeft. Door de individuele aanpak is meteen duidelijk wie zelf aan de slag gaat en wie meer begelei-
weinig ruimte laat voor individuele beoordeling van de studenten: er is geen ruimte voor
ding nodig heeft.
het geven van een cijfer. Dit is vooral voor de hogere niveaus 3 en 4 problematisch, om-
Een teamcoördinator Restauratie en Interieur deelt uit eigen beweging zijn opvat-
dat studenten zich daar graag willen onderscheiden. Ook dit is pragmatisch opgelost. De
tingen over het cgo. In het gesprek met de docent valt om de twee zinnen het woord
docent elektrotechniek geeft, naast de vinkjes die hij moet zetten, ook informele cijfers.
“afvinken”. Papieren worden er bij gepakt, om de woorden kracht bij te zetten. We lezen mee als hij met ons een A3-formulier met een matrix doorloopt. Op het formulier
3.
De beste mts van Nederland
staan de competenties beschreven voor de opleiding Autotechniek. Het verwisselen
De docenten voelen zich over het algemeen sterk verbonden met het vak dat ze on-
van een accu is uitgesplitst in negen of tien handelingen, van het neerzetten van de
derwijzen. Die verbondenheid lijkt sterker te worden naarmate de opleiding meer op-
oude accu op de grond tot het aandraaien van de laatste schroef. Alle handelingen
leidt tot vakmanschap in de technische sfeer. Docenten van de opleiding Elektro spre-
moeten worden afgevinkt door de docent. Het gevoel van een onnodige maar onont-
ken over de tijd dat de mts in Hengelo de beste mts van het land was en willen dat
koombare last weet de docent goed op ons over te dragen. Een contrast vormen de opvattingen over het cgo van de docenten van de opleiding
beeld ook voor het College voor Metaal, Installatie en Elektrotechniek vasthouden danwel bereiken. Opvallend is dat zij daarbij wel weer spreken over het roc:
Sport en Bewegen. Een opleiding die in alles jong en dynamisch voelt. Een docent: “Ik wil dat het bedrijfsleven voor mijn studenten kiest omdat ze van het roc van Twente komen.” “Dat zie je ook terug in de docenten. Daardoor was het bij ons ook makkelijker om cgo in te voeren.”
De accommodaties helpen daar soms bij, zoals bij de Grolsch Veste, het onderkomen van het College Sport en Bewegen.
Niet dat de invoering van het cgo geen spanningen heeft opgeleverd. Doordat de meeste docenten toch vakgericht bezig zijn, was de omslag niet altijd makkelijk:
4.
Meer theorie versus meer praktijk
Ons beeld van het mbo als een vakopleiding die te lijden heeft gehad onder een onder“Eigenlijk is de invoering van cgo alleen echt mogelijk door met een schone lei te beginnen. Een ideaal eindbeeld maken en van daaruit terug redeneren.”
30
Met eigen ogen kijken
wijsbeleid dat afleidt van het vakmanschap door te zeer de nadruk te leggen op theorie, wordt gecorrigeerd in een gesprek met de teamcoördinator Metaalbewerking. Als
De Vierdaagse van Twente
31
we vragen naar zijn opvatting over de nieuwe beleidsmaatregelen (onze beleidsther-
3.6
studenten
1.
Karakter(s)
mometers) blijkt hij het juist een goed idee te vinden dat de referentieniveaus voor de talen Engels en Nederlands worden opgevoerd:
We treffen overal studenten aan. Ze mogen overal komen, geen managementgang is “Het bedrijfsleven wil vakmannen die hun vak goed verstaan, maar die moeten zich ook goed
veilig. De studenten die we tegenkomen zijn er in alle soorten en maten. Van relatief
verstaanbaar kunnen maken en in goed Nederlands kunnen uitleggen wat ze hebben gedaan.
ongemotiveerde studenten die meer aandacht hebben voor elkaar dan voor de les tot
En ze moeten kunnen samenwerken en overleggen: competenties die bedrijven eigenlijk het
sterk gemotiveerde studenten die zo snel mogelijk door wil naar het hbo. Van de hoog-
liefst al zien bij studenten op het moment dat ze beginnen met hun stage.”
opgeleide vluchtelingen die gemotiveerd en nieuwsgierig zijn en een inburgeringscursus volgen tot de 16-jarige student die vanwege haar zwangerschap een stage niet
Het leren van het vak aan de student zien bedrijven dus volgens deze docent voor een
aaneensluitend kan doorlopen.
belangrijk deel als hun taak, het leren van competenties en het bijbrengen van kennis
Bij Metaal zien we alleen jongens, in de zorg vrijwel alleen meisjes. Bij de techni-
als de taak van het roc. De verhoging van het aantal contacturen in het kader van de
sche vakopleidingen is sprake van concentratie, orde en rust, bij een les computerad-
intensivering wordt echter binnen meerdere Colleges als problematisch gezien.
ministratie zijn studenten ongemotiveerd en moeilijk bij de les te houden. Studenten
Gevraagd naar de door ocw voorziene intensivering van het onderwijs zien team-
die sterk verbonden zijn met de praktijk van de bbl-opleiding zijn zeer gedreven, maar
coördinatoren van het College voor Sport en Bewegen hierin juist een sterke tegenstel-
de opleiding wordt duidelijk naast het werk gevolgd. Studenten die een bol volgen
ling met het praktijkgerichte karakter van hun opleiding:
gaan daarentegen nog echt naar school. Niet geheel verwonderlijk nemen we met het verschil in het opleidingsniveau ook
“De intensivering staat haaks op het praktijkgerichte karakter van een opleiding als Sport en Bewegen.”
een verschil in de zelfredzaamheid en competenties van studenten waar. Op niveau 4, het hoogste niveau, staat het onderwijs - het bijbrengen van vakkennis – centraal. De
We horen dit ook terug bij het College voor Metaal, Installatie- en Elektrotechniek. Het
competenties om bij die kennis te komen bezit de student immers al. Bij de opleiding
verkorten van de opleiding en het tegelijkertijd intensiveren van het aantal lesuren
tot arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent (aka, niveau 1) moeten de studenten eerst
zal vooral negatieve gevolgen hebben voor de bereidheid van bedrijven om een bbl-
nog worden uitgerust met de meer basale competenties die nodig zijn om in de maat-
leergang aan te gaan. Meerdere keren horen we dat gehoopt wordt op een uitzonde-
schappij te kunnen functioneren. Op tijd komen bijvoorbeeld. Zoals eerder geobser-
ringspositie voor het eigen vak van de docent. Een ander College, een iets ander geluid. In een gesprek met vier teamcoördinato-
veerd in de paragraaf over docenten zijn dit de studenten waarbij het geven van onderwijs vloeiend overgaat in opvoeding en het bieden van zorg en begeleiding. Dit zijn ook
ren blijkt dat het College voor Commercie en Ondernemen alle opleidingen op niveau
de studenten die soms door docenten thuis worden opgehaald omdat ze anders niet
4 al heeft teruggebracht tot drie jaar:
naar school komen.
“Het verkorten van opleidingen is een goed idee. Dit geldt niet voor alle opleidingen zoals bij-
2.
Einstein versus het cgo
voorbeeld de opleidingen met flinke theoretische basis en grote hoeveelheid vakmanschap, maar
De introductie van de onderwijsmethode cgo ging eerst en vooral uit van de student.
bij ons College blijkt dit goed te kunnen.”
Die zou minder behoefte hebben aan structuur en meer zijn eigen opleiding moeten
Als het gaat over de plannen van de minister zijn teamcoördinatoren niet negatief,
ductie van het cgo is uitgegaan van opvattingen en competenties die zeker niet in al-
maar ze zien een paar grote problemen:
gemene zin gelden voor de studenten op het mbo. Een algemeen gehoorde opvatting
kunnen inrichten. We vernemen van meerdere gesprekspartners dat er bij de intro-
over studenten en het cgo, dat wil zeggen door alle lagen van het roc heen, is dat de “De minister wil het aantal contacturen omhoog, maar het komt uit de lengte of de breedte. Dit
methode was gestoeld op te hooggespannen verwachtingen over de zelfstandigheid
zal ten koste gaan van de beroepspraktijkvorming en onze opleiding is er juist op gericht om
en eigenstandigheid van studenten op het mbo. De diagnose van de “Einstein-generatie”
dingen te leren in de praktijk. Vooral in de bbl-opleidingen gaat dit enorme problemen opleveren.
die het zelf wel uitzoekt, is voor het mbo een onjuiste gebleken.
De minister richt zich op niveau 3 en 4, maar de problemen zitten juist bij niveau 1 en 2. Hoe
Studenten bleken al vrij snel na invoering aan de mate van zelfsturing die het cgo
lager het niveau hoe meer praktijk studenten nodig hebben. Deze kinderen leren door zoveel
verlangt niet aan te kunnen en meer behoefte te hebben aan begeleiding en het klassieke,
mogelijk zintuigen te gebruiken.”
klassikale onderwijs. Een student Verpleegkunde niveau 4, lid van de studentenraad en van de lichting die bij zijn opleiding “proefkonijn” was van het cgo, merkt hierover op:
Ook over de invoering van referentieniveaus is men te spreken bij dit College. Voor de doorstroming richting hbo is dat zelfs van wezenlijk belang zo stelt een teamcoördina-
“In het begin was het echt een chaos. Er was helemaal geen structuur door het cup
tor. Hij geeft verder aan dat het binnen de bbl lastig zal worden om de referentieni-
(contacturenplanner)-systeem. Wij als studenten moesten zelf onze roosters plannen en ook
veaus te halen omdat studenten in die leervorm vier dagen werken en maar één dag
werden toetsen niet afgenomen. Nu, na veel klachten, zijn er wel weer lesroosters en worden
theorie in de klaslokalen hebben.
toetsen weer afgenomen.”
32
Met eigen ogen kijken
De Vierdaagse van Twente
33
De student komt, ondanks de aanpassingen die onder druk van de studenten zijn
tigde onderwijsinstellingen waaraan meer dan 600.000 deelnemers en 50.000 werkne-
doorgevoerd, tot een stevige conclusie:
mers zijn verbonden7. Het belang van goed middelbaar beroepsonderwijs is evident: het mbo is het meest voorkomende opleidingsniveau op de Nederlandse arbeidsmarkt.
“Voor mij mag het cgo direct worden afgeschaft. Alleen de proeven van bekwaamheid mogen
Dit betekent ook meteen dat, als sprake is van een al dan niet gepercipieerde slecht
blijven. Hoe weet ik nou wat ik moet leren om verpleegkundige te worden, daarvoor zit ik op
functionerende sector, de maatschappelijke aandacht en druk tot verbetering groot is.
school.”
Dit laatste ervaart de sector aan den lijve en het is die omstandigheid waarbinnen de mbo Raad zijn rol als belangenbehartiger moet vervullen. Hoe doe je dat?
Ook de gebrekkige mogelijkheden die het cgo biedt om je als student te onder-
Op het moment dat wij kennis maken met de mbo Raad is het rapport Oudeman
scheiden zijn voor hem en, blijkens de gesprekken hierover met docenten, ook voor
inmiddels enkele maanden oud. Het Actieplan van de minister van ocw is net ver-
andere goede studenten een moeilijk punt.
schenen. We maken kennis met de mbo Raad in hun gebouw in Woerden. Het gebouw
Van de maatregelen uit het Actieplan van de minister van ocw hebben studenten wei-
is - evenals de inrichting - bescheiden, goed bereikbaar met het openbaar vervoer en
nig weet, zo blijkt uit gesprekken op de gang met studenten op de gang. Studenten
kent een beperkte reistijd naar Den Haag. Het is ook een locatie waar parkeren in de
van de hogere niveaus 3 en 4 blijken prima te kunnen leven met het vooruitzicht van
buurt nog gratis is. Dit beeld van toegankelijkheid wordt versterkt door de website van
een geïntensiveerde en kortere opleiding. Studenten op niveau 1 en 2 en op de hogere
de mbo Raad waar alle ruim 80 medewerkers met voor- en achternaam en doorkies-
niveaus van praktijkgerichte opleidingen (bbl) vrezen dat intensivering ten koste gaat
nummer worden vermeld.
van stages en beroepspraktijkonderwijs.
Wij maken twee algemene ledenvergaderingen mee waarin de mbo Raad beraadslaagt over een reactie op het Actieplan dat de minster van ocw mede naar aanleiding
3.
In beoordeling
van het rapport Oudeman, heeft opgesteld. Een overleg vindt plaats in Woerden8 en
In de paragraaf over docenten is al vermeld dat het beoordelen van de voortgang van
het andere in Den Dolder9. Wat meteen opvalt bij deze vergaderingen is dat de leden
studenten geschiedt aan de hand van lijsten met competenties die worden afgevinkt.
goed vertegenwoordigd zijn, ook bij het overleg in Den Dolder dat in een vakantieperi-
Het bijwonen van een voortgangsgesprek tussen docent en student is een bijzondere
ode plaatsvindt. Verder is er sprake van een goede onderlinge sfeer. Hoewel de setting
ervaring. Bij het College voor Infra en Bouw nemen we een kijkje in deze wereld. Aan
overduidelijk zakelijk is, gaan de deelnemers gemoedelijk met elkaar om. Men kent el-
de hand van de A3-formulieren wordt de voortgang op de verschillende competenties
kaar, er wordt door iedereen getutoyeerd.
beoordeeld. Dat klinkt dan als volgt:
De leden zijn het eens wat betreft de algemene analyse van het Actieplan: hoewel de minister stelt dat zij geen stelselwijziging wil doorvoeren is het aantal maatregelen
docent: “Waar ben je nu mee bezig?”,
dat zij voorstelt groot en ingrijpend. Ook laten deze maatregelen weinig ruimte voor
student: “07.03”
een eigen invulling door de instellingen. Tijdens de vergaderingen wordt dit, zoals ge-
docent: “Heb je 07.02 al af?”,
bruikelijk binnen de sector, geduid met de woorden:
student: “ Jazeker”, de student wijst op een hokje met een vinkje en paraaf van betreffende docent.
“De minister bemoeit zich te veel met het hoe, terwijl zij zich tot het wat zou moeten beperken”.
docent: “Waar werk je deze week aan?” , student: “Ik ben al begonnen met 08.01 en daarna rond ik 07.04 en 07.05 af”.
De discussie tijdens de eerste vergadering gaat vervolgens vooral over de vraag in hoeverre men zich tegen deze voorstellen van de minister zou moeten verzetten. Moeten
Gesprekken met studenten over de voortgang volgen zo een vrij strikt patroon. Het bij-
we dit principieel niet willen, of moeten we er praktisch mee omgaan en zou het uit-
wonen van meerdere vergaderingen van docenten over studenten geeft een “ronder”
eindelijk niet gewoon te doen zijn, ook omdat de soep niet zo heet wordt gegeten als
beeld van de beoordeling en begeleiding van studenten. Vaak komen tijdens deze ver-
hij wordt opgediend? In dit debat heeft de mbo Raad duidelijk de lead en is het de am-
gaderingen de studenten aan bod die problemen hebben en/of dreigen uit te vallen.
bitie van de mbo Raad om te komen tot een gezamenlijke reactie van alle leden. Met
Terugkerend thema in deze gesprekken is zowel de mate van betrokkenheid die do-
dit streven is iedereen het wel eens. Het is politiek gezien een cruciale fase voor het
centen hebben met het lot van bepaalde studenten die extra zorg en aandacht behoe-
mbo en het belang van een gezamenlijke reactie wordt gevoeld. Wat dan precies de in-
ven als de vraag wanneer besloten moet worden dat een dergelijke student het niveau
houd en toon van die reactie moet zijn, is nog niet zo gemakkelijk. Het is ons al snel
echt niet aan kan en de opleiding moet verlaten.
duidelijk dat dit de nodige diplomatieke vaardigheden van de voorzitter zal vragen.
3.7
mbo raad
7
Als brancheorganisatie van onderwijsinstellingen in het middelbaar beroepsonderwijs
8
en volwasseneneducatie, vertegenwoordigt de mbo Raad alle (bijna 70) publiek bekos-
9
34
Met eigen ogen kijken
De mbo Raad is een vereniging van onderwijsinstellingen in het mbo. De mbo Raad voert taken uit in opdracht van de aangesloten onderwijsinstellingen. De vorming van de vereniging is in 1996 mede tot stand gekomen op aangeven van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat voor overleg met het mbo graag één gesprekspartner benoemd zag. Als werkgeversorganisatie voert de mbo Raad de onderhandelingen voor de cao-mbo met de vakbonden 3 maart 2011 21 april 2011
De Vierdaagse van Twente
35
De eerste reacties van de leden die het woord vragen, geven vooral blijk van onge-
“Conclusie is dat wij mogelijkheden zien om de door u gewenste intensivering en verkorting van
noegen. Hoe kan de minister met droge ogen volhouden dat dit geen stelselwijziging
de opleiding op onderdelen te realiseren, maar dat de wijze waarop u deze maatregelen voor-
is? Waarom wordt het mbo zo anders behandeld dan het hbo, dat veel meer eigen
schrijft – de cumulatie, de gedetailleerdheid en de hoge tijdsdruk – in de praktijk onuitvoerbaar
ruimte krijgt? Waar is het oog voor vakmanschap en student gebleven? Hoe kunnen
en onbetaalbaar zal zijn”.
we de voorgestelde niveaus voor taal en rekenen halen als we op dit punt geen eisen aan onze instroom mogen stellen? Vanuit de mbo Raad wordt vervolgens aandacht gevraagd voor de 30+ maatregel. In het regeerakkoord gaf het kabinet aan voornemens te zijn om mbo-opleidingen voor
Dit laatste krijgt ook de boventoon in het persbericht dat de mbo Raad uit laat gaan. De titel daarvan luidt “Actieplan mbo van minster Van Bijsterveldt: onhaalbaar en onbetaalbaar.”
deelnemers ouder dan 30+ niet langer te bekostigen en daarmee 170 miljoen euro te
De brief is ondertekend door alle leden. In dat opzicht is de mbo Raad in zijn ambi-
bezuinigen. Iedereen in mbo-land is het er over eens dat een dergelijke maatregel
tie geslaagd. In de media komt de brief van de mbo Raad aan bod10. Kritiek is er ook,
slecht is voor de Nederlandse arbeidsmarkt, maar vooral ook dat de instellingen een
van Rinnooy Kan als voorzitter van de Raad van Toezicht stichting Lezen en Schrijven11
dergelijke aanslag op hun inkomsten onmogelijk zullen kunnen dragen. Als er ergens
en de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (job). In een reactie laat job weten verrast
fors op ingezet moet worden, dan is het op het niet doorvoeren van deze voorgeno-
te zijn door de reactie van de mbo Raad. job is juist positief over de voorgestelde maat-
men maatregel. Hoewel deze maatregel niet is opgenomen in het Actieplan en ook
regelen, omdat er meer onderwijstijd wordt gewaarborgd en de onderwijskwaliteit zal
niet op de agenda van het overleg staat, lijkt hij als een fysieke bedreiging in de zaal
verbeteren. Tijdens het Algemeen Overleg van de vaste commissie van de Tweede Ka-
aanwezig. Als vervolgens door de voorzitter aandacht wordt gevraagd voor de plus-
mer voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 april 2011, waarin het Actieplan
punten die ook in het Actieplan zitten en voor de opmerkingen uit de zaal die onder-
centraal staat, is er bescheiden aandacht voor onhaalbaar en onbetaalbaar.
steunen dat voor bepaalde maatregelen best een uitvoeringsvorm kan worden gevonden, lijkt de balans wat naar het midden terug te slaan. De voorzitter krijgt de handen op elkaar voor zijn analyse dat “het glas half vol is”. Uiteindelijk wordt de conclusie getrokken dat een gezamenlijke reactie haalbaar is als daar een aantal negatieve punten in wordt genoemd en waarbij de opening wordt geboden om deze zo aan te passen dat het voorstel op instemming kan rekenen. Er komt geen bezwaar vanuit de zaal als het voorstel wordt gedaan om de algemene toonzetting er een van aanvaarding en positief accepterend te laten zijn, gevolgd door een aantal kritiekpunten. Het wordt ons duidelijk dat het niet doorgaan van de 30+ maatregel hierbij wel als wisselgeld moet zijn geïncasseerd. Verder kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat de sector nog steeds sterk gebukt gaat onder de gevolgen van eerdere negatieve publiciteit en daarom meent niet hoog van de toren te kunnen blazen. We menen een en ander ook zo terug te kunnen lezen in het gezamenlijk standpunt zoals uiteindelijk geformuleerd in de brief van de mbo Raad aan de Minister van ocw van 8 april 2011. In de inleiding gaat de mbo Raad uitdrukkelijk in op negatieve nieuwsberichten in de afgelopen periode (“dat trekken wij ons aan”). De brief somt vervolgens een aantal positieve punten van het Actieplan op en noemt vervolgens “punten van zorg en voor verbetering”. Deze paragraaf begint met de zin “Wij hebben met waardering gezien dat u zich bijzonder succesvol heeft ingespannen om de in het Regeerakkoord opgenomen bezuiniging van 170 miljoen euro op “een leven lang leren” (de 30+ maatregel) voor een belangrijk deel ongedaan te maken”. De brief wordt gecompleteerd met een bijlage. Hierin zijn berekeningen opgenomen van de kosten van vier componenten van het Actieplan (waaronder verhoging urennorm en verkorting van de vierjarig opleidingen), opgesteld door Ernst & Young. Voorgerekend wordt dat uitvoering van de betrokken maatregelen meer dan 500.000 euro zal kosten. Ernst & Young tekent hierbij aan dat het hier gaat om doorrekening van de financiële vertaling van de aannames naar concrete consequenties van een aantal onderdelen van het Actieplan door de mbo Raad (en derhalve uitdrukkelijk geen aannames van Ernst & Young). In de brief wordt over deze berekeningen opgemerkt:
36
Met eigen ogen kijken
10
D e Volkskracht kopt op 12 april 2011 “Plan voor mbo Van Bijsterveld “onhaalbaar” en “onbetaalbaar” en vervolgt met de inhoud van het persbericht van de mbo Raad. 11 Ingezonden brief in de Volkskrant van 19 april 2011 met als titel “mbo moet voluit strijden voor een hoger leesniveau – kritiek mbo Raad op actieplan bevat drie misvattingen”.
De Vierdaagse van Twente
37
De kleuren lichten op
22 april 2011. Terug uit Twente. Onze beelden van het mbo en roc’s zijn de afgelopen vier dagen ingekleurd door ontmoetingen, gesprekken en ervaringen. Maakt dat het schilderij van het mbo, dat we vooraf zo donker hadden ingekleurd, lichter? Het antwoord is een ondubbelzinnig “ja”. De teloorgang van het vakmanschap hebben we niet kunnen constateren. We hebben een wereld gezien waarin vakkennis nog steeds wordt overgedragen. We zagen metaalbewerkers aan draaibanken, vrachtwagenchauffeurs die leren manoeuvreren en verpleegkundigen die bedden opmaken. Dat die vakkennis tegenwoordig gecombineerd wordt met vaardigheden, een van de invloeden van de onderwijsvernieuwingen, komt in de praktijk niet vreemd over. Studenten moeten ook om kunnen gaan met klanten of patiënten en ook dat moet geleerd worden. De balans tussen kennisoverdracht en competentieontwikkeling lijkt in de meeste opleidingen inmiddels wel gevonden. Wel voelden we bij meerdere actoren een grote angst voor een herhaling van de turbulentie die de verplichte onderwijsvernieuwing de laatste jaren teweeg heeft gebracht en de vrees dat nieuw beleid een nieuwe periode van chaos en energieverlies zal opleveren. Ook het roc (van Twente) bleek in werkelijkheid niet de sociaal onveilige leerfabriek waar we op basis van berichten in media en politiek van uit waren gegaan. De Gieterij, de centrale locatie, ademt een sfeer die zich in weinig onderscheidt van de gemiddelde avo-scholengemeenschap. Docenten en studenten oriënteren zich op hun eigen College en zitten elkaar weinig in de weg. Agressie is geen issue en zelfs ordeproblematiek, gezien de leeftijdsgroep een voor de hand liggend probleem, komt weinig in beeld. Het enkele ordeprobleem dat we zagen, werd door studenten zelf opgelost. De grootste verrassing was toch wel de omgang met de schaalgrootte. De beleidsstukken over klein binnen groot organiseren hadden wij wel gelezen, maar getaxeerd als “management-speak”; niet meer dan een doorzichtige poging om middels creatief taalgebruik te camoufleren dat de roc’s gewoon te groot waren geworden. Dit bleek in Twente niet te kloppen. > lees door op pagina 45
38
Met eigen ogen kijken
Het schepje ernaast
39
40
Met eigen ogen kijken
Het schepje ernaast
41
42
Met eigen ogen kijken
Het schepje ernaast
43
Een overweldigende ervaring was de verscheidenheid. De variatie die men binnen het mbo aantreft is moeilijk op papier te beleven. Niet alleen is er een enorme rijkdom aan opleidingsrichtingen, ook de verschillen tussen de opleidingsniveaus zijn enorm. Aan de onderkant, die overigens qua studentenaantallen beperkt is, treffen we opleidingen die meer weg hebben van zorg dan van onderwijs, terwijl op niveau 4 echt een stevig niveau wordt gehaald. De verwachte cultuurschok bleef dus uit. De wereld die we in Twente betraden, bleek veel vertrouwder dan we verwachtten en stiekem misschien wel een beetje hoopten. Toch bieden de verzamelde beelden, ervaringen en observaties misschien wel juist daarom aanknopingspunten voor een bredere analyse en diepgaander conceptuele duiding: Omdat het roc een redelijk geordende wereld lijkt, en ook door de verschillende • bewoners van die wereld zelf als ordelijk wordt ervaren, biedt dit ons de mogelijkheid om die ordening te analyseren en te structureren. Verschillende mogelijk heden dienen zich aan om tot een grounded theory approach-analyse van de rocwereld te komen. Juist het contrast tussen de beelden die leven over de mbo-sector en de werkelijk• heid die wij binnen die sector aantroffen, roept de vraag op hoe deze discrepantie heeft kunnen ontstaan. Het aanreiken van een handelingsperspectief waarmee de sector deze discrepantie kan terugbrengen tot aanvaardbare proporties, lijkt aangewezen en mogelijk.
44
Met eigen ogen kijken
De kleuren lichten op
45
4
4.1
Patronen in betekenisgeving:
inleiding
De ontmoetingen tijdens de vierdaagse van Twente hebben geleid tot schetsen per actor (maar dan van vlees en bloed voor ons: mensen dus), die in hoofdstuk drie zijn weergegeven. Uit die schetsen komt niet alleen een beeld naar voren van de rol en positie van de afzonderlijke actoren, maar er verschijnt ook een beeld van het roc als geheel langzaam aan de oppervlakte. Indachtig de theorie van het symbolisch interactionisme die we voor dit onderzoek als theoretische ondergrond hebben genomen, ligt aan het handelen van de actoren in het roc een proces van betekenisgeving ten grondslag. Het gedrag van de actoren
Het roc als een gelaagd systeem
wordt niet bepaald door de situatie zelf, maar door de wijze waarop een situatie wordt gedefinieerd en de betekenis die hieraan wordt toegekend. In onze analyse beschouwen wij personen met een vergelijkbare positie in de organisatie, bijvoorbeeld leden van het CvB, managers of docenten, als een actor. De schetsen in hoofdstuk drie leggen voor elke actor dergelijke patronen in kijken naar de werkelijkheid bloot. Patronen die enerzijds samenhangen met een perceptie van de buitenwereld en de druk die de omgeving oplegt en die anderzijds ook voortkomen uit de eigen waarden van de actoren. Door de schetsen heen zijn een aantal rode draden te trekken, thema’s die bij elke actor wel in één of andere vorm terugkomen en daarbij mede in relatie staan tot de impact die beleidsmaatregelen van ocw hebben op de praktijk van alledag. Het gaat om thema’s als (het geven en krijgen van) ruimte, kwaliteit en professionaliteit, vraagstukken rondom de aansluiting met en oriëntatie op de buitenwereld en de meer algemene kwestie hoe om wordt gegaan met verandering, oftewel coping strategies. Uit de schetsen blijkt dat de verschillende actoren in het roc vanuit hun eigen belevingswereld aan dergelijke thema’s en vraagstukken niet zelden een andere taal en betekenis geven. De betekenis die docenten bijvoorbeeld geven aan onderwijskwaliteit is niet per definitie dezelfde als die het CvB eraan toekent. In dit hoofdstuk worden de betekenissen in de schetsen per actor nader geduid en met elkaar vergeleken. Aan de hand daarvan wordt een beeld van het roc als geheel opgebouwd en geanalyseerd. Per actor wordt ingegaan op de druk die vanuit de omgeving op actoren wordt uitgeoefend of als zodanig door actoren wordt gepercipieerd. Daarnaast worden per actor de interne waardenpatronen beschreven die zichtbaar worden uit de schetsen. Het cgo en, in mindere mate, de aangekondigde beleidsmaatregelen fungeren hierbij, conform de opzet zoals beschreven in hoofdstuk twee, als thermometer, of beter gezegd als “prisma” waarmee de waardenpatronen van de verschillende actoren kunnen worden onderscheiden. Naast de actoren binnen het roc, zal ook de mbo Raad als vertegenwoordiger van de mbo-instellingen in de Haagse beleidswereld op deze wijze worden geanalyseerd. Aan het slot van dit hoofdstuk worden de karakteriseringen van de actoren bij elkaar gebracht in een presentatie van het roc als een gelaagd systeem waarin elke actor zijn plaats en rol heeft. Daarbij wordt specifiek geanalyseerd welke spanningen er binnen dit systeem bestaan en welke gevolgen deze spanningen hebben voor de coherentie van het roc als gelaagd systeem.
46
Met eigen ogen kijken
Patronen in betekenisgeving: Het roc als een gelaagd systeem
47
4.2
raad van toezicht en college van bestuur
als “sterk merk” neerzetten. De uniformerende werking biedt het CvB bovendien aangrijpingspunten om het roc verder in control te krijgen.
Externe druk: Inspectienormen en incidenten
De eisen die de omgeving stelt in termen van onderwijsrendement, kwaliteitsnor-
De bestuurlijke focus van het CvB lijkt vooral gestuurd te worden door de buitenwereld.
men en aansluiting op de eigen praktijk vormen voor het CvB een voldongen feit. Dit
Een slechte beoordeling van de Inspectie op basis van de vastgestelde normen en in
geldt eveneens voor de inhoud van het onderwijs. De enige handelingsmodus die hier-
cidenten die imagoschade opleveren, ziet het CvB als de grootste bedreiging. De be-
door overblijft voor het CvB is controle en finetuning van het operationele management
stuurlijke energie is er op gericht de schadelijke effecten zoveel mogelijk te mitigeren.
van de instelling.
In de beleving van het CvB moet het roc de veranderingen die door externe krachten in gang worden gezet te allen tijde kunnen accommoderen. Zo lang de instelling in control is, kan de door de omgeving veroorzaakte dynamiek worden opgevangen. Vanuit dit perspectief kijkt het CvB met een offensieve en zelfverzekerde can do houding naar het Actieplan van de minister. Het CvB staat in grote lijnen positief
Voor de rvt is besturen, geheel in lijn met de opvatting van het CvB, vooral de zaken goed op orde hebben. Als waarde heeft het rvt hier wel recent het op de hoogte zijn van de sfeer op school aan toegevoegd. Soft control-mechanismen, als terugkerende gesprekken met docenten en studenten, zijn hiertoe aan het toezichtsrepertoire toegevoegd.
tegenover de in het Actieplan aangekondigde maatregelen. In lijn met de besturings filosofie klein binnen groot focust het CvB, net als bij de invoering van cgo, bij de nieuwe maatregelen niet op het ”hoe”, maar of de implementatie het halen van de door de
4.3
staf
buitenwereld gestelde normen in gevaar kan brengen. De Raad van Toezicht heeft doelbewust alleen een interne focus en schermt zich
Externe druk: wissel op flexibiliteit
juist af van externe bemoeienis en druk bij haar werk als toezichthouder. Het contact
De eisen die door de buitenwereld worden gesteld, trekken soms een uitermate zware
dat de minister van ocw wil leggen met de Raad wordt afgehouden.
wissel op de flexibiliteit en spankracht van de interne organisatie van het roc. De in-
Intern waardenpatroon: transparantie en in control
ook niets anders op dan in opdracht van het CvB de veranderingen goed te vertalen
Klein binnen groot is geen wassen neus. Het door het CvB beleden besturingsprincipe
in de interne organisatie.
terne organisatie vormt de verantwoordelijkheid van de staf en er zit voor hen dan
legt een duidelijke opvatting bloot over de verhouding tussen bestuur en onderwijs-
De staf moet hierbij continu balanceren tussen de uniforme prestatienormen
professionals. Om optimaal te kunnen presteren moeten de onderwijsprofessionals
waarover verantwoording moet worden afgelegd en de variatie/pluriformiteit van de
ruimte en vrijheid krijgen om zelf de inhoud van het onderwijs vorm te geven en
onderwijspraktijken in de Colleges die samenhangt met het besturingsprincipe van
daarin te kunnen variëren.
klein binnen groot.
Centrale sturing op onderwijsinhoud is voor het CvB uit den boze. Dit blijkt uit het
De stafdiensten kunnen in hun omgang met de veranderingen niet anders dan re-
feit dat het cgo per opleiding verschillend kan worden ingevuld en ook de keuze voor
actief en accommoderend opereren. Pas als duidelijk wordt welke maatregelen afge-
taal en rekenmethoden bij de onderwijsteams wordt gelegd.
kondigd zijn, wordt nagedacht hoe deze te implementeren. Inrichting van locaties, op-
Deze ruimte kan echter alleen worden geboden onder voorwaarde van strikte con-
stellen van roosters en financiële verantwoordingseisen stellen de staf voor bijzonder
trole. Alleen wanneer het CvB in control is en de cijfers kloppen, kan sprake zijn van
lastige opgaven en zorgen soms voor een spagaat. Bij de implementatie werkt de staf
zelfsturing op de lagere niveaus. Het CvB richt zich daarom primair op de controle
met strakke kaders met daarbinnen specifieke vrijheidsgraden voor de mbo-Colleges.
van het “wat” en niet op het “hoe”.
Daarbij is er voldoende sensitiviteit voor de uitvoering, men is niet bang om de kaders
De omgang met door de buitenwereld opgelegde veranderingen als cgo en de in-
na verloop van tijd bij te stellen.
tensiveringmaatregelen, laat zien dat het CvB kwaliteit als extrinsiek en relatief beschouwt. De buitenwereld, in de vorm van het regionale bedrijfsleven, ocw, de Inspec-
Intern waardenpatroon: centralisatie en standaardisatie
tie en zelfs de studenten, bepaalt de normen voor onderwijskwaliteit en aan deze nor-
De staf maakt dat alle individuele mbo-Colleges optellen tot het roc van Twente en
men moet worden tegemoet gekomen. Interne normen zijn afgeleiden van deze ex-
vormt in deze zin de ruggengraat van de roc-identiteit. De staf is sterk georiënteerd op
terne normen.
het CvB, de enige andere centrale laag. Via de staf geeft het CvB vorm aan zijn control
Maximale transparantie naar de buitenwereld over het al dan niet halen van de normen is daarom essentieel voor het CvB en kan dan ook gezien worden als een ster-
en aan het bewaken van de centrale identiteit van het roc. De staf maakt de interne controle mogelijk en ziet toe op het goed functioneren
ke interne waarde. Doorwerking van deze waarde kan de kwaliteit alleen maar ten
van de interne verantwoordingsmechanismen. De winst die schaalvergroting en cen-
goede komen en de goede reputatie van het roc bij de stakeholders verder versterken.
tralisering van de bedrijfsvoering oplevert, wordt door de staf erkend en de onderlig-
Uiteindelijk leidt dit tot meer vertrouwen en daarmee autonomie voor de instelling.
gende waarden worden gedeeld.
Het uniformerende karakter van de door ocw en Inspectie opgelegde kwaliteits
Niettemin zien we bij de staf tegelijkertijd het besef van het gevaar van standaardi-
normen sluit naadloos aan op de wens tot transparantie van het CvB. Hierdoor kan
satie en de pretenties die samenhangen met de voor uniforme verantwoording nood-
het roc zich op basis van vergelijkbare prestaties meten met andere roc’s en zichzelf
zakelijke transparantie. Door de directe verbinding die de staf heeft met de pluriforme
48
Met eigen ogen kijken
Patronen in betekenisgeving: Het roc als een gelaagd systeem
49
praktijk binnen de Colleges (de verantwoordingscijfers van de Colleges komen bij de
te besturen) en gebondenheid (binnen de vastgestelde kaders). Ook bij deze vergelij-
staf binnen), kijkt de staf genuanceerd aan tegen de benchmarks waarin scores op uni-
king wordt de eigenheid van het College niet als waarde uit het oog verloren. De Col-
forme prestatienormen worden vergeleken.
legedirecteuren benadrukken dat niet elke opleiding en niet elk onderwijsteam verge-
Wordt door de staf de werkelijkheid achter de transparantie onderscheiden, op een hoger niveau, bijvoorbeeld bij vergelijking tussen instellingen, kunnen deze nuances
lijkbaar zijn en dat de wensen van de regionale arbeidsmarkt al even gevarieerd zijn. Directeuren pakken binnen de ruimte van klein binnen groot ook de aandacht voor
verloren gaan. Daarmee raken wezenlijke verschillen tussen opleidingen uit beeld en
individuele docenten en studenten mee. De zorg voor de eigen mensen blijkt eveneens
wordt de illusie van een uniforme werkelijkheid versterkt.
een belangrijke waarde. De directeuren definiëren onderwijskwaliteit relatief en extrinsiek. Niet alleen in
4.4
collegedirecteuren
de vorm van de centrale financiële kaders en de normen van de Inspectie, maar zeker ook in termen van de specifieke wensen van de regionale arbeidsmarkt die bediend moet worden. De aansluiting op de regionale arbeidsmarkt is bepalend voor de levens-
Externe druk: beoordeeld door Inspectie en bedrijfsleven
vatbaarheid van de opleiding en vormt een belangrijke interne waarde voor de College
De Collegedirecteuren kennen, vanuit het perspectief van hun eigen College, een ster-
directeuren.
ke externe oriëntatie. Zij kennen de buitenwereld en vormen de filter voor wat er doorkomt binnen het College. Zij ervaren in hun positie dat de beoordeling door de Inspectie belangrijk is, niet alleen voor ocw, maar zeker ook voor de waardering door
4.5
docenten
het regionale bedrijfsleven. Deze waardering is op haar beurt weer bepalend voor de positie in de regio en een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. Aansluiting op de buitenwereld wordt ook in andere opzichten als essentieel er
Externe druk: formalisering en uniformering Kenmerkend voor de positie van de docent is het contrast tussen de machtige positie
varen, zeker in het licht van de aangekondigde beleidsmaatregelen in het Actieplan.
in het klaslokaal en de beperkte invloed daarbuiten. De buitenwereld is in het klas
De Collegedirecteuren voelen de druk van afnemende kwaliteit in de instroom. Door
lokaal onzichtbaar, maar toch aanwezig in de controles via formele administratieve
aangekondigde maatregelen als de invoering van referentieniveaus bij taal en rekenen
systemen (de hard control van het CvB en van de Inspectie). Zodoende beschouwen
wordt deze druk nog hoger opgevoerd. De lage kwaliteit van instromende studenten
docenten niet alleen externe actoren als ocw, maar ook het CvB en soms zelfs de
uit met name het vmbo stelt het roc voor de opgave dit niveau te repareren en dit
directie van het eigen College als de buitenwereld. De transparantie die het CvB na-
wordt door de Collegedirecteuren beschouwd als een onmogelijke opgave.
streeft door middel van control ervaren docenten niet zelden als een verantwoordingsplicht die blijk geeft van een gebrek aan vertrouwen.
Intern waardenpatroon: balanceren tussen klein en groot
Gevraagd naar hun omgang met veranderingen, zoals de invoering van cgo en de
De Collegedirecteuren hebben een tweeledige opdracht: staan voor de eigen identiteit
voorgestelde intensivering en referentieniveaus taal en rekenen, brengen docenten de
van het College en leiding geven aan het klein van het klein binnen groot en vorm geven
diversiteit van de mbo-praktijk naar voren als een argument tegen de uniformiteit van
aan dat “klein”. Tegelijkertijd voelen zij op Collegeniveau het duidelijkst de verbinding
de reeds geïmplementeerde en toekomstige beleidsmaatregelen.
met het overkoepelende geheel, het roc van Twente. Als buffer tussen het CvB en de opleidingen voelen de Collegedirecteuren de span-
De tegenstelling tussen de uniformiteit van beleid voor het mbo en de diversiteit van de opleidingen maakt dat de externe druk van het beleid door elke docent welis-
ning tussen de identiteit van het eigen College en de centrale roc-identiteit. Ze gelo-
waar anders maar wel continue gevoeld wordt. De maatregelen hebben een heel
ven wel in het belang van centrale verantwoordingskaders en control, de waarden van
andere impact op de praktijkgerichte (bbl) dan op de kennisgerichte opleidingen (bol)
waaruit door het CvB en de staf wordt gehandeld.
en dit is zichtbaar in de wijze waarop docenten deze veranderingen beschouwen. Zo
Aan de andere kant vormt de ruimte om naar eigen inzicht het onderwijs in te
betekent de intensivering van het onderwijs voor de praktijkgerichte opleidingen een
richten een kernwaarde voor de Collegedirecteur. Directeuren zetten voor hun eigen
teruggang in de kwaliteit. Bij de kennisgerichte opleidingen is de verkorting echter in
College zelf de koers uit, bij hen berust ook het leidinggeven aan hun team van mede-
veel gevallen al eerder door het roc zelf doorgevoerd, omdat deze de kwaliteit juist ten
werkers. Soevereiniteit in eigen College.
goede komt.
Collegedirecteuren zijn de poortwachters van hun College: zij versturen de brief aan de student als die wegens gebrekkige motivatie niet kan worden toegelaten. De
Deze spanning tussen uniformiteit en differentiatie openbaart zich ook langs de lijnen van de verschillende rollen die docenten vervullen. Daarbij kan onderscheid
Collegedirecteuren trappen ook op de rem wanneer de context van het roc te grote
worden gemaakt tussen begeleiding (bijvoorbeeld niveau 1) en (vak)onderwijs (niveau
offers vraagt, bijvoorbeeld als de gevraagde financiële afdracht aan het centrale bu-
3 en 4). Hier is zichtbaar dat het cgo aansluit bij de focus van de begeleider op het aan-
reau niet wordt gerechtvaardigd door de eigen situatie van het College. Het streven van het CvB om meer onderlinge vergelijking tussen Colleges te bewerkstelligen, wordt onder het mom van transparantie wel geaccepteerd. De directeuren balanceren met de acceptatie hiervan op de grens tussen vrijheid (om het College
50
Met eigen ogen kijken
leren van algemene competenties om de student zijn weg in de samenleving te laten vinden, terwijl de vakdocent in het cgo de (traditionele) kennisoverdracht mist. De discrepantie tussen de uniforme eisen die de buitenwereld stelt en de realiteit van de gedifferentieerde onderwijspraktijk, roept bij docenten vaak een gevoel van
Patronen in betekenisgeving: Het roc als een gelaagd systeem
51
machteloosheid op. Hun reactie op de recent aangekondigde maatregelen uit het
4.6
studenten
Actieplan is in veel gevallen dan ook te typeren als struisvogelpolitiek. Ze zijn goed op de hoogte van de implicaties van de maatregelen, maar treffen nog niet actief voorbereidingen in de hoop dat voor hun opleiding een uitzondering wordt gemaakt.
Externe druk: de reputatie van het mbo Studenten lijken, in tegenstelling tot docenten, relatief weinig druk te ervaren van de omgeving. Ze zijn min of meer passanten die slechts korte tijd deel uitmaken van de
Intern waardenpatroon: stabiliteit voor vak en studenten
wereld van het roc. De studenten zijn zich dus maar zeer beperkt bewust van de ver-
Docenten worden in de regel gedreven door een sterke betrokkenheid bij hun werk.
anderingen die de buitenwereld aan het roc oplegt en gaan hierin mee zolang deze
Wel is hierbij een verschil zichtbaar in het object van die betrokkenheid. Sommige
hun individuele ambities niet te zeer in de weg staan.
docenten, met name zij die lesgeven aan niveau 1 en 2, stellen de student centraal en
De ambitie van de studenten is primair om na het roc hun plek te vinden in de
zien zichzelf primair als begeleider. Voor deze docenten zijn de specifieke kenmerken
“echte wereld”, de beroepspraktijk. Zij voelen daarom vooral druk vanuit de buitenwe-
en behoeftes van de studenten leidend bij de eigen invulling van het onderwijs. Dit
reld als de reputatie van het mbo en daarmee de waarde van het diploma in het geding
levert soms spanningen op, zeker naarmate de professionele afstand tot de student
komt of als de aansluiting met de praktijk onder druk komt te staan. Dit laatste is het
kleiner wordt.
geval bij de voorgestelde intensiveringsmaatregel die de tijd voor stages verkort.
Andere docenten, met name zij die lesgeven aan niveau 3 en 4 en zeker waar het
Van eventuele druk die studenten zouden kunnen voelen van de aankomende
technisch onderwijs betreft, stellen hun vak en het overdragen daarvan centraal. Hier-
maatregelen van de minister van ocw, is nauwelijks sprake. Weinig studenten hebben
bij zijn de eisen die het vak stelt aan de kennis, vaardigheden en competenties van de
überhaupt weet van het Actieplan. Zijn ze wel op de hoogte, dan blijken studenten op
student leidend voor de invulling van het onderwijs door de docent.
niveau 3 en 4 van meer kennisgerichte opleidingen goed te kunnen leven met de in-
Uit de omgang van docenten met het cgo blijkt hun intrinsieke kwaliteitsbesef.
tensivering van hun opleiding. Studenten op niveau 1 en 2 en op de hogere niveaus
Ze hebben hun eigen normen voor onderwijskwaliteit, gekoppeld aan het niveau van
van praktijkgerichte opleidingen (bbl) vrezen daarentegen dat intensivering ten koste
kennis en vaardigheden en de ambitie om het beste uit een student te halen. Docen-
gaat van stages en beroepspraktijkonderwijs.
ten zien stabiliteit als een kernwaarde en ze vertalen deze waarde door het bieden van rust en structuur in het onderwijs dat ze geven. Zij proberen eisen van de omgeving en de negatieve bijwerkingen hiervan (zoals de
Intern waardenpatroon: de kritische consument Ten aanzien van het onderwijs stellen studenten zich primair op als consument. Ze
administratieve verantwoordingslast) af te schermen, zodat noch de student noch het
willen een diploma halen en verwachten dat de school en in het bijzonder de docent
vak daaronder lijdt. Sommigen proberen om de stabiliteit te waarborgen verandering
dit accommodeert met de benodigde structuur, individuele begeleiding en vakkennis.
geleidelijk in te bedden in hun eigen lespraktijk. Anderen proberen de rust te behou-
School moet een stabiele factor vormen. Ondanks het feit dat veel studenten hun op-
den door slechts cosmetisch in de verandering mee te gaan. Docenten vechten om
leiding beschouwen als een nevenactiviteit, worden zij toch vaak gedreven door het
deze waarden overeind te houden, hetgeen duidelijk wordt bij de introductie van
succesvol afronden van hun opleiding en hechten vooral de ambitieuze studenten er
nieuwe onderwijsbenaderingen.
belang aan zich te kunnen onderscheiden. Dat het cgo excellentie niet zichtbaar
Gesteld kan worden dat als gevolg van de introductie van nieuwe onderwijsme thoden, zoals cgo, een andere waarde voor docenten zelf belangrijk is geworden. De
maakt vanwege de uniformiteit in beoordeling, lijkt de meeste studenten echter niet te deren.
meeste docenten werden door cgo gedwongen om hun vastomlijnde op kennisover-
Studenten geven in dit opzicht verschillende betekenissen aan de verandering die
dracht gestoelde lessen te vervangen door individueel, vraaggestuurd onderwijs. Om
de invoering van cgo met zich heeft meegebracht. Enerzijds ondergaan ze die gelaten
nieuwe balans te vinden in het tijdperk van het cgo is flexibiliteit en veranderings
en lijkt het ze niet te raken, anderzijds hebben ze samen met docenten vrij snel een
bereidheid bij docenten een vereiste en is het zaak dat binnen een docententeam
einde weten te maken aan de oorspronkelijke, ongestructureerde vorm van het cgo.
een gedeelde visie bestaat over de wijze waarop met het cgo wordt omgegaan. Binnen het roc zijn tal van teams hier op hun eigen wijze in geslaagd. Dit is vooral
De oriëntatie van de studenten binnen het roc is overwegend intern. Ze voelen betrokkenheid bij hun opleiding en mbo-College, maar lijken niet tot nauwelijks aange-
zichtbaar bij het onderwijs op niveau 3 en 4, waar de voordelen en vrijheid van het
sloten bij de entiteit roc. Ze hebben geen opvattingen over het CvB en management,
cgo zijn gecombineerd met het op eigen initiatief inbrengen van schoolse elementen
hun domein wordt begrensd door het klaslokaal en de “huiskamer” van de opleiding.
zoals het geven van cijfers. Docenten kijken vanuit dit perspectief terug naar de invoering van het cgo als een slinger die door een externe kracht in beweging is gezet en nu langzaam terugkeert
4.7
mbo raad
naar het centrum. Externe druk: negatieve beeldvorming en diversiteit achterban De mbo-sector en de mbo Raad als vertegenwoordiger van die sector staan onder grote externe druk. Deze druk wordt versterkt door een algemene context van negatieve beeldvorming rond het middelbaar beroepsonderwijs.
52
Met eigen ogen kijken
Patronen in betekenisgeving: Het roc als een gelaagd systeem
53
De mbo Raad vreest dat het onontkoombaar is dat een “slecht” verhaal over een
Intern waardenpatroon: eenheid in verscheidenheid
mbo-instelling richting alle andere instellingen binnen de sector uitstraalt. Ook klach-
De mbo Raad beschouwt zichzelf als de vertegenwoordiger van de gehele mbo sector in
ten uit het bedrijfsleven worden meteen begrepen als een falen van de sector in zijn
relatie tot het ministerie van ocw, de politiek in bredere zin, het bedrijfsleven en de
geheel. De ruimte voor het stellen van de vraag of die klachten wel reëel en algemeen
vakbonden. De verschillende mbo-instellingen verwachten van de mbo Raad dat hij ge-
zijn en de voorgeschreven overheidsmaatregelen wel de meest geëigende aanpak vor-
bruik maakt van de kanalen die er bestaan om het proces van totstandkoming van nieu-
men, wordt wel geclaimd, maar de boodschap is lastig over het voetlicht te brengen.
we maatregelen te volgen en waar mogelijk in het belang van het mbo te beïnvloeden.
De mbo Raad heeft het sterke gevoel dat, mede onder invloed van de negatieve
Hierbij wordt gehandeld met eenheid als centrale waarde zonder welke deze wijze
beeldvorming, de minister met het Actieplan een verhulde stelselwijziging wil door-
van vertegenwoordiging niet mogelijk is. Vanuit deze centrale waarde streeft de mbo
voeren. Met een dergelijke verkapte stelselwijziging zou de sector weer de rust worden
Raad naar gemeenschappelijkheid in de reacties van de sector op veranderingen die
ontnomen die in de ogen van de mbo Raad noodzakelijk is voor het ontwikkelen van
de buitenwereld in gang zet of wil zetten.
zelfreinigend vermogen. De mbo Raad ageert dan ook tegen het ingrijpende karakter van een aantal maatregelen uit het Actieplan. De druk vanuit de achterban op de mbo Raad is wel aanwezig en er is een grote bereidheid om in gezamenlijkheid te reageren op de voornemens van de minister. Dat
De eenheid die door de mbo Raad wordt beoogd, roept soms een spanning op met zijn intermediaire rol in het proces van beleidsbeïnvloeding. Deze rol vraagt namelijk soms om het brengen van offers ten einde andere resultaten te bereiken. Omdat de mbo Raad belast is met permanente belangenbehartiging en er sprake is
neemt niet weg dat het lastig blijkt om tot een eenduidig geluid te komen; juist van-
van een redelijk hoge regeldichtheid, kan de mbo Raad zijn invloed tegelijkertijd op
wege de grote diversiteit van de achterban. Dit maakt het er voor de mbo Raad niet
verschillende maatregelen en terreinen inzetten en daarmee ook het spel van “geven
eenvoudiger op om de rol van belangenbehartiger goed te vervullen. Het is daarvoor
en nemen” bedrijven, bemiddelen zogezegd. Een dergelijke benadering nemen wij ook
noodzakelijk om een goed beeld te krijgen van de belangen en wensen van de achter-
waar bij de benadering van de nieuwe maatregelen. Voor de sector was de 30+ maat
ban, maar deze wordt nu juist gekenmerkt door een bijzonder grote diversiteit: van
regel een zeer zwaar punt. De verlichting die de minister van ocw hierin aanbracht,
kleine vakscholen tot grote roc’s met een zeer gevarieerd onderwijsaanbod dat ook
werd gevoeld als een uitkomst waarvoor wisselgeld betaald mocht worden, al was het
nog eens wordt aangeboden op verschillende niveaus en daarmee ook een zeer uit-
maar in de toonzetting waarmee op het Actieplan gereageerd zou worden. De vraag is
eenlopende populatie van docenten en studenten aantrekt.
of de goede zaken tegen elkaar worden uitgeruild.
Uit het rapport Oudeman volgt ook dat de prestaties van de verschillende instellin-
Net als bij het CvB van het roc van Twente vormt transparantie over de prestaties
gen erg uit elkaar liggen en dat daarbij geen sprake is van een duidelijk patroon. Goed
van de sector een andere belangrijke waarde voor de mbo Raad, vanuit de idee dat de
presterende instellingen komen zowel voor onder de grote roc’s als onder de kleine
sector hiermee zelfreinigend vermogen kan ontwikkelen op terreinen als onderwijs-
vakscholen en zijn over het hele land verspreid. Hetzelfde geldt voor de minder pres-
vernieuwing en kwaliteitsverbetering. Niet alleen kan de mbo Raad hiermee de reputa-
terende instellingen. Belangrijke parameters zoomen vaak in op zaken zoals rende-
tie van mbo-sector in zijn geheel bewaken, ook kan kwaliteitsverbetering vanuit de
ment, voortijdig schoolverlaten, deelnemerstevredenheid, medewerkerstevredenheid,
sector zelf uiteindelijk leiden tot meer proportioneel toezicht en daarmee tot meer
voldoen aan wettelijke eisen (bijvoorbeeld het aantal onderwijsuren), professionaliteit
autonomie voor de sector. De mbo Raad draagt daarom actief bij aan de trend waarin
en financieel beheer.
meer en meer gewerkt wordt met prestatiemetingen en benchmarking.
Bij het bepalen van zijn reactie op de aanstaande beleidsmaatregelen gaat de mbo Raad uit van het mogelijke effect van die maatregelen op een aantal indicatoren die worden gebruikt om de prestaties van de zeer diverse onderwijsinstellingen deson-
4.8
het roc als gelaagd systeem
danks met elkaar te vergelijken. De kernvraag die wordt gesteld, is die naar het effect van de voorgenomen maatregelen op de output, gemeten naar bestaande prestatie-in-
Met onze analyse van de verhalen hebben wij de belangrijkste hoofdrolspelers in het
dicatoren. Bij een gedeeld beeld daarover is er snel koers voor beïnvloedingsactivitei-
roc gekarakteriseerd. Rode draad in de verhalen is de wijze waarop deze actoren om-
ten (lobby). Vaak is die lobby, zoals wij hebben gezien bij de beraadslagingen over het
gaan met veranderingen die de buitenwereld oplegt, zoals in het geval van beleidsmaat-
Actieplan, niet meteen eenduidig en krachtig omdat de grote diversiteit snel tot beper-
regelen van ocw. Onze analyse is weliswaar gebaseerd op onderzoek in één roc, maar
king van de boodschap leidt. Daardoor kan de mbo Raad de kansen tot beïnvloeding
dit heeft wel een indringend en invoelbaar beeld opgeleverd dat duidelijk patronen laat
niet altijd benutten.
zien die op zijn minst verwachtingen wekken over de dynamiek binnen andere roc’s.
De beschreven diversiteit en verschil van inzicht tussen instellingen onderling zijn voor de mbo Raad enerzijds lastig, maar geven anderzijds ook vrijheid en ruimte. Het streven van de mbo Raad is om vooral ook oog te hebben en te laten ontstaan voor de praktische uitvoering van beleidsmaatregelen bij de beleidsmakers. De enorme diversiteit binnen het mbo maakt die opdracht echter bijzonder ingewikkeld. Het
De analyse laat het roc zien als een systeem met een zekere gelaagdheid. Onze waarneming is dat in hun handelen alle actoren c.q. lagen in het roc een eigen logica hanteren in de zin dat een bepaald patroon zichtbaar is in de wijze waarop ze naar de werkelijkheid kijken en hier betekenis aan geven. De logica van actoren is enerzijds positioneel. Het handelen en kijken wordt sterk
gevaar van bureaucratisering en veralgemenisering ligt op de loer. De uitvoerders
bepaald door de positie van de actor in de organisatie. Zo richt de staf zich bijna per
binnen de instellingen (docenten) ervaren in de praktijk afstand.
definitie op het accommoderen van het CvB door control en kan zij dit niet anders doen dan vanuit een centralistisch perspectief.
54
Met eigen ogen kijken
Patronen in betekenisgeving: Het roc als een gelaagd systeem
55
Anderzijds hebben wij gezien dat de logica van de actoren ook voortkomt uit eigen
Spanningen
waarden en de eigen perceptie van de eisen die de omgeving stelt. Het handelen van
Wanneer wij op deze wijze kijken naar het roc als een gelaagd systeem zien wij twee
elke actor wordt sterk beïnvloed door de druk die hij voelt van de buitenwereld, zeker
soorten spanning: 1) Spanning tussen de lagen: actoren hebben andere en soms tegengestelde
wanneer deze indruist tegen de eigen waarden. In onderstaand schema zijn de waarden en “externe oriëntatiepunten” van iedere actor weergegeven zoals wij deze naar boven zien komen uit de verhalen.
waarden en percepties van de druk van de buitenwereld; 2) Spanning binnen de lagen: eigen waarden conflicteren met de eisen van de buitenwereld. Spanning tussen de lagen: verbroken verbindingen Om als systeem goed te kunnen functioneren is een zekere verbinding tussen de lagen
ocw
Waarde (intern)
Druk (extern)
van belang. Zowel voor de sturing van de organisatie, als de vertegenwoordiging naar buiten door het CvB, is het nodig dat de verschillende lagen elkaar goed verstaan, dezelfde waarden centraal stellen en elkaars taal spreken. Elke laag moet in ieder geval in termen van waarden en betekenisgeving aansluiten op de laag erboven en eronder, zodat alle lagen onderling verbonden zijn. Alleen dan vormt de werkelijkheidsbeleving
• Eenheid mbo • Reputatie mbo bewaken • Zelfreinigend vermogen
mbo Raad (bemiddelen)
• Verscheidenheid achterban • Negatieve beeldvorming mbo • Stelselwijziging
“onderin” het roc impliciet onderdeel van de beleving in de “top” en functioneert het systeem naar behoren. In het roc hebben wij een duidelijk verloop aangetroffen in de waarden die ten grondslag liggen aan het handelen van de verschillende actoren. Waar het CvB nadrukkelijk de reputatie voor de buitenwereld als waarde centraal stelt, worden binnen andere lagen ook interne waarden als het creëren van bewegingsruimte of standaardi-
• Goede reputatie/transparantie • Bedrijfsmatig in control zijn • Professionals gaan over inhoud
CvB & RvT (verantwoorden)
• Rendementseisen • Inspectienormen • Incidenten/imagoschade mbo
satie centraal gesteld. Naarmate we afdalen door de lagen van het roc worden de waarden meer intern gericht en persoonsgebonden. Het geleidelijke verloop betekent niet dat de lagen niet met elkaar verbonden zijn. De waarden van CvB, staf en Collegedirecteuren zijn redelijk vergelijkbaar en niet zelden in gezamenlijkheid bepaald of ontwikkeld. In de praktijk worden deze waarden
• Standaardisatie binnen roc • Centrale kaders bewaken
Staf (controleren)
• Verantwoordingslast • Afname flexibiliteit
vaak wel door iedere actor anders tot uiting gebracht. Een echte “breuk” treedt op bij de docenten. De waarden die docenten centraal stellen zijn sterk individueel gebonden en uitsluitend gericht op de “binnenwereld” van het roc. Docenten willen vooral hun vak overdragen en het beste uit hun studen-
• Regionale arbeidsmarkt bedienen • Ruimte voor differentiatie • Zorg voor eigen mensen
ten halen. En daarvoor is vooral rust en stabiliteit nodig. Met deze waardenoriëntatie Collegedirecteuren (filteren)
• Beoordeling Inspectie • Waardering bedrijfsleven • Afnemende kwaliteit instroom
staan de docenten alleen in het roc. Studenten delen tot op zekere hoogte de interne en individuele waardenoriëntatie met docenten, maar deze ligt grotendeels wel op een ander vlak. Hun drijfveer is vooral om zo snel mogelijk een diploma te halen en aan het te werk gaan. Als passant heb-
• Vakkennis overdragen • Beste uit student halen • Stabiliteit en rust
Docenten (beschermen)
• Formalisering exameneisen • Snelheid veranderingen • Uniforme maatregelen
ben zij nauwelijks weet van de veranderingen die plaatsvinden en zij beschouwen de roc-werkelijkheid dan ook als een gegeven. De mbo Raad neemt binnen de sector van het beroepsonderwijs de positie in van intermediair. Hij bemiddelt tussen het mbo en de Haagse beleidswereld. De bestuurders van de roc-instellingen zijn actief betrokken bij de gesprekken met andere belan-
• Diploma halen • Inzet moet beloond worden • Structuur
genvertegenwoordigers en ocw. Hun directe betrokkenheid vormt de legitimatie voor Studenten (consumeren)
• Beperking studieduur • Reputatie mbo-diploma
deelname van de mbo Raad aan het debat over de toekomst van het beroepsonderwijs. Als vertegenwoordiger van alle mbo-instellingen heeft de mbo Raad in principe een sterke positie en het recht om te spreken namens de hele sector. Tegelijkertijd vormt deze brede achterban zijn achilleshiel: wij hebben van nabij gezien hoe lastig het is in
Fig. 1. Gelaagdheid binnen het roc gereflecteerd in waardepositie, handelingsstrategie en perceptie van externe druk.
deze diversiteit tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Bovendien constateerden wij dat de stellingname van de mbo Raad niet bij alle geledingen binnen het roc op bijval kan rekenen.
56
Met eigen ogen kijken
Patronen in betekenisgeving: Het roc als een gelaagd systeem
57
Spanning binnen de lagen: geblokkeerde verbindingen
In de praktijk uit de beschermende strategie van de docenten zich wel in een strate-
Naast de spanning tussen de lagen hebben wij in het roc waargenomen dat er ook
gie van “ja zeggen, nee doen” of in een strategie waarbij de opgelegde normen in de toe-
binnen de lagen spanning bestaat. In een aantal gevallen schuurt en conflicteert de
passing worden aangepast aan eigen opvattingen over bijvoorbeeld onderwijskwaliteit.
druk die gevoeld wordt vanuit de omgeving met de eigen waarden van de actor c.q.
Voor studenten tenslotte, geldt dat zij zich primair als consument opstellen. Voor
laag. Iedere actor in het roc heeft een eigen manier gevonden om in de dagelijkse
studenten vormt de praktijk in het roc een gegeven en de veranderingen zijn door het
praktijk met deze spanning om te gaan en de eigen waarden in overeenstemming te
vluchtige karakter van hun verblijf op het roc vaak niet voelbaar. Hun focus ligt op het
brengen of te verzoenen met de eisen van de omgeving. Net als bij de waardenpatro-
behalen van het diploma en zij voelen alleen druk van buitenaf wanneer de reputatie
nen van de actoren is ook in de handelingsstrategieën van de actoren een duidelijk
van het mbo-diploma in de “echte” wereld in het gedrang komt. Dan tonen zij zich kri-
verloop zichtbaar van boven naar onder.
tisch als onderwijsconsument en komen in beweging.
Het CvB streeft naar maximale verbinding tussen de eisen van de buitenwereld en
Kijkend naar de handelingsstrategieën die de verschillende actoren in het roc han-
zijn eigen waarden. Sterker, de eisen van de buitenwereld lijken voor het CvB leidend
teren, stellen wij vast dat de meeste actoren zich verzoend hebben met de eisen die de
te zijn in het stellen van zijn eigen centrale waarden. Bij het CvB uit dit zich in het afleggen van verantwoording aan de buitenwereld
buitenwereld aan hen stelt, hoe onrealistisch ook. Sterker, deze eisen hebben zij deels geïnternaliseerd als eigen waarden. Uitzondering vormen de docenten. Voor docenten
door maximale transparantie over de prestaties van het roc. Ook in de mbo Raad, het
blijven de eigen, in de onderwijspraktijk gewortelde waarden het vertrekpunt vormen
collectief van mbo-bestuurders, herkennen wij het streven naar transparantie als in-
voor hun handelen. Door hun machtige positie in het klaslokaal kunnen ze deze waar-
strument om te komen tot een meer proportioneel Inspectiemodel.
den in hun eigen praktijk goed beschermen. Buiten het klaslokaal is hun invloed ech-
De wens van het CvB om zich (op basis van vergelijkbare prestaties) te kunnen
ter zeer beperkt, waardoor hun waarden niet doorklinken in de buitenwereld.
meten met andere roc’s en haar reputatie te vestigen, sluit naadloos aan op het uniformerende karakter van de door ocw en Inspectie opgelegde kwaliteitsnormen. Ook zorgt de uniformerende werking van deze normen voor aangrijpingspunten om het roc in control te krijgen. Naarmate we afdalen in het roc neemt deze “open verbinding” tussen de eigen waarden en de eisen van de buitenwereld af. Bij de staf en de Collegedirecteuren bestaat meer balans tussen de eisen van de omgeving en de eigen waarden. De staf is in lijn met het CvB sterk gericht op de door de buitenwereld opgelegde prestatienormen. De handelingsstrategie van de staf is vooral controleren. De staf tracht de normen en bijbehorende verantwoordingslast door middel van deze control zoveel mogelijk te verbinden aan zijn drijfveer om meer eenheid aan te brengen in het roc. Collegedirecteuren zijn sterk georiënteerd op de wensen van de eigen specifieke regionale arbeidsmarkt. Zij willen de “klant” tevreden stellen en begrijpen dat het halen van prestatienormen belangrijk is voor de reputatie van de opleiding. Tegelijkertijd hebben zij oog voor de specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden van de eigen opleidingen en filteren dus wat er door moet komen in het eigen College. Ook in de handelingsstrategieën van de actoren nemen wij een duidelijke breuk waar bij de docenten. Voor docenten zijn niet de eisen van de omgeving maar de eigen waarden – het overdragen van het vak en het beste uit hun studenten halen – leidend. Docenten beschermen deze waarden vol overgave tegen de druk die de omgeving oplegt in een poging rust en stabiliteit voor zichzelf en voor hun studenten te waarborgen. Dit lijkt vooral voort te komen uit het feit dat bij docenten de meervoudigheid van het mbo het sterkst tot uiting komt. Zij ervaren als geen ander de onmacht/onmogelijkheid om de eigen gedifferentieerde praktijk in overeenstemming te brengen met de doorgaans uniforme eisen van de buitenwereld. De opgelegde referentieniveaus betekenen bijvoorbeeld iets geheel anders voor studenten op niveau 1 (aka) dan voor studenten op niveau 4. Tegelijkertijd zijn de docenten als enige in staat om binnen de vier muren van het klaslokaal de buitenwereld (tijdelijk) buiten te sluiten.
58
Met eigen ogen kijken
Patronen in betekenisgeving: Het roc als een gelaagd systeem
59
5
5.1
inleiding
Voor dit onderzoek hebben wij ons oor te luisteren gelegd in de bestuurs- en onderwijsgangen van een grote mbo-instelling. In de voorgaande hoofdstukken is van deze ontdekkingsreis verslag gedaan en zijn de meest pregnante, opvallende en terugkerende verhalen opgetekend. Deze verhalen zijn vervolgens in hoofdstuk vier nader geduid en geanalyseerd.
Handelings
Op basis van de gevonden verhalen en de gesignaleerde patronen beogen wij in dit hoofdstuk de mbo-sector enkele handvatten te bieden waarmee zij enerzijds haar invloed in de discussie over het beleid voor het beroepsonderwijs kan vergroten en anderzijds effectiever met veranderingen als gevolg van beleidswijzigingen kan omgaan.
perspectief
Wij richten ons in deze adviezen tot de mbo-sector als geheel. Sommige voorstellen hebben betrekking op de mbo Raad als belangrijkste vertegenwoordiger, andere voorstellen zijn vooral relevant voor de roc-instellingen zoals het door ons bezochte roc van Twente. Juist omdat de context van de aanbevelingen in de eerdere hoofdstukken zo specifiek beschreven is, kunnen instellingen zelf bepalen in hoeverre deze aanbevelingen relevant voor hen zijn. Bij de adviezen aan de mbo Raad hebben wij ook de behandeling van het Actieplan door de Tweede Kamer meegewogen, ook al omdat die behandeling plaatsvond in de week waarin wij ons veldwerk in Twente verrichtten. De adviezen sluiten aan bij de analyse van hoofdstuk vier waarin de wereld van en om een roc is gepresenteerd als een gelaagde werkelijkheid, waarin groepen actoren afhankelijk van hun positie in de organisatie een verschillend perspectief hanteren. In overeenstemming met de structuur van deze analyse beogen wij met de adviezen bouwstenen te bieden voor een sterke(re) uitgangspositie van het mbo. Die uitgangs positie ontleent daarbij zijn kracht aan twee kernelementen: • Het handelen wordt meer bepaald door de eigen waardepatronen dan door druk
van de omgeving; • Het handelen komt tot stand op grond van een informatiepositie die is ontleend
aan een, zowel kwalitatief als kwantitatief gezien, goede wisselwerking tussen de verschillende lagen in de sector. Adviezen op de volgende vier terreinen bieden de handvatten waarmee deze uitgangspositie bereikt kan worden: 1.
Identiteit
2.
Differentiatie
3.
Representatie
4.
Pro-activiteit
Geen van de adviezen valt in de categorie “quick win”. Het zijn eerder “langzame” adviezen, bedoeld om de mbo-sector te ondersteunen bij de transitie van een reactieve naar een proactieve opstelling, een stap die niet in een jaar of twee gezet is.
60
Met eigen ogen kijken
Handelingsperspectief
61
5.2
identiteit
Advies Bouw de eigen identiteit van het roc van onderuit op. Gebruik daarbij het principe van
Tijdens onze gesprekken werd door veel betrokkenen de identiteit van het roc in ver-
klein binnen groot niet alleen als besturingsfilosofie voor de interne organisatie, maar
houding tot de identiteit van de individuele Colleges geproblematiseerd. In lijn met de
ook als leidraad voor de externe organisatie en communicatie.
verschillen in waardeoriëntaties tussen de in het vorige hoofdstuk onderscheiden la-
Het roc past het principe klein binnen groot succesvol toe bij de logistieke organisa-
gen, blijkt ook de mate waarin de verschillende lagen zich associëren met het roc als
tie en de inrichting van het onderwijs. Juist omdat de interne organisatie goed op orde
dominante identiteit te verschillen:
is en de samenwerking met de ondersteunende diensten goed geregeld is, is er ruimte
• College van Bestuur: draagt roc mentaliteit uit, maakt er een merk van. Steekt veel
waarbinnen de Colleges zich met een sterkere eigen identiteit kunnen profileren. Ge-
energie in het beschermen van dit merk, zowel actief als reactief. Heeft via een overwegend kwantitatief controlesysteem overzicht over alle opleidingen; • Staf: runt het roc. Het roc heeft centrale bedrijfsvoering geconcentreerd in aantal
stafdiensten. Doet het werk op roc-schaal, bestaan omdat het roc bestaat; • Collegedirecteuren: het begin van klein binnen groot. De Colleges zouden ook zonder
zien de vrijheid die Colleges al hebben op organisatorisch en onderwijskundig vlak, ligt het voor de hand om die zelfstandigheid ook naar de buitenwereld te communi ceren. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door het roc naar buiten te presenteren als een meer federatief samenwerkingsverband in plaats van als een monolithische organisatie. Op het moment dat je primaire activiteiten zo sterk van elkaar verschillen, is het
roc kunnen bestaan. Directeuren zijn zowel via controlestructuren verbonden met
wellicht niet verstandig om voor die verschillende activiteiten toch een uniform ge-
het roc als met het eigen College. Worden ook op prestaties van het eigen College
zicht te tonen. Stel individuele Colleges daarom in staat om merknamen op te bouwen
afgerekend/beoordeeld door het College van Bestuur;
die kunnen concurreren met bijvoorbeeld de oude mts en meao. Daarmee kunnen zij
• Docenten: hebben voornamelijk verbinding met het eigen College en daarbinnen
zich sterker profileren binnen de eigen regio, voelen medewerkers en studenten zich
met het eigen vak. Zijn trots op het eigen College en willen dat uitdragen. Er is ge-
sterker verbonden met hun Colleges en wordt men minder kwetsbaar voor negatieve
vaar voor afname van intrinsieke motivatie doordat goede prestaties van afzonder-
publiciteit bij een andere instelling. Ook kunnen roc-instellingen overwegen in de
lijke Colleges niet goed gekend of bekend worden en verloren gaan in het anonie-
beeldvorming en naamgeving nog meer afstand te nemen van de term roc en de
me roc-imago;
eigen regionale of lokale identiteit nog sterker uit te dragen.
• Studenten zijn passanten. Maken tijdelijk onderdeel uit van de wereld van het roc
en richten zich vooral op hun directe lesomgeving, het College. Willen bij aantasting van hun waarden nog wel in het geweer komen.
5.3
differentiatie
Naarmate wij verder “afdaalden” door de lagen van de organisatie verdween de roc
Een identiteit bepaald door verscheidenheid, dat is het beeld dat het sterkst bij ons
identiteit meer en meer uit zicht. Is die identiteit aan de top nog duidelijk zichtbaar,
opkomt na vier dagen roc van Twente. Een verscheidenheid en diversiteit die enigs-
op de onderwijsvloer is het een identiteit geworden die ondergeschikt is aan die van
zins in de schaduw staat van de eenheid die wordt uitgestraald door de overkoepelen-
het eigen College dan wel vak.
de organisatie van een roc. Opvallend is dat juist de eenheid van identiteit die wordt
Een gevolg van deze niet door alle lagen gedeelde identiteit van het roc is dat er binnen elke laag sprake is van een gevoel van kwetsbaarheid voor negatieve publiciteit over het roc. In de gesprekken met CvB en Collegedirecteuren merkten wij op dat er
uitgestraald door deze overkoepelende organisatie weerspiegeld wordt in de eenheid van het beleid dat voor de sector wordt ontwikkeld. Waar de verscheidenheid aan Colleges een meer gedifferentieerde identiteit van
veel bezorgdheid is over de zwakke reputatie van de roc-sector als geheel. Die reputa-
het mbo rechtvaardigt, rechtvaardigt de verscheidenheid en eigenheid aan opleidingen
tie straalt af op het eigen roc. Collegedirecteuren zijn bang voor incidenten of nega-
(niveau en type) evenzeer een tegemoetkoming daaraan in het beleid. Het mbo ver-
tieve Inspectie-oordelen, ook als het andere Colleges binnen hetzelfde roc betreft.
schilt in dit opzicht wezenlijk van hbo en universiteit, die weliswaar een gelijkwaar-
Omdat noch een roc, noch een individueel College beschikt over een sterke eigen
dige differentiatie aan opleidingen kennen, maar zelfs niet bij benadering het verschil
identiteit waarmee het weerstand kan bieden tegen algemene negatieve publiciteit,
in niveaus en opleidingsvormen hebben dat het mbo kenmerkt.
straalt de pijn van incidenten ver uit. Omgekeerd betekent het ontbreken van een
In ons onderzoek is de invoering van het cgo een belangrijk onderwerp van ge-
sterke identiteit van de afzonderlijke Colleges dat de positieve resultaten die door
sprek geweest. De belangrijkste les die uit de invoering van het cgo getrokken kan
deze Colleges afzonderlijk worden behaald moeilijk zijn te vertalen in een lokaal
worden is dat er te weinig rekening is gehouden met de verschillen in zelfwerk- en
sterke reputatie. Het is in dit verband opvallend dat oude identiteitsbeelden als die
redzaamheid die van de studenten op de verschillende opleidingen kan worden ver-
van de mts van Hengelo als de beste mts van Nederland nog wel op tot de verbeelding
wacht. Zoals een docent op het roc van Twente het uitdrukte: “one size fits nobody”.
sprekende wijze kunnen worden aangehaald.
De aanvankelijk vrij radicale vorm van het cgo waarin studenten hun eigen opleiding
De zorgen over de kwetsbaarheid en het diffuse karakter van de identiteit van het
sturen moest in verschillende Colleges op verschillende wijze worden bijgesteld door
mbo klinken ook door in het politieke debat. Tijdens de behandeling van het Actieplan
terug te keren naar meer gestructureerd onderwijs. Deze werkwijze zorgde ervoor dat
in de Tweede Kamer wordt gesproken over de slechte herkenbaarheid van het mbo.
de eerste generatie studenten zich beschouwt als “proefkonijnen”, sommige docenten
Een klacht die door de minister wordt herkend. Op grond van deze observaties
zich afkeerden van cgo en er overall veel energie verloren is gegaan met het terug-
komen wij tot het volgende advies aan roc-instellingen: 62
Met eigen ogen kijken
Handelingsperspectief
63
draaien van eerdere vernieuwingen. In letterlijke zin is dit te herkennen in de verbou-
Advies
wingen van lesruimten die waren ontworpen voor lesvormen die nooit van de grond
Stel tegenover de eenheid van beleid de verscheidenheid aan opleidingen binnen de
zijn gekomen.
mbo-sector. Maak deze verscheidenheid voor organisaties zelf en beleidsmakers han-
Voor toekomstige onderwijsvernieuwingen wordt dan ook een reactie/implementatie-strategie aanbevolen die meer recht doet aan de eigenheid van de verschillende
teerbaar en inzichtelijk langs de lijnen van het onderstaande, aan de praktijk van de onderwijsvloer, ontleende schema. Bij het bedenken van, reageren op en onderhande-
opleidingen. De vraag is hoe die eigenheid met dit doel meer inzichtelijk en daarmee
len over onderwijsvernieuwing kan de mbo Raad middels bewuste differentiatie be-
hanteerbaar gemaakt kan worden voor beleidsmakers en onderwijsinstellingen zelf.
werkstelligen dat deze vernieuwingen recht doen aan de karakteristieken van de op-
Het onderscheid dat docenten maken tussen hun rol als begeleider en onderwijzer en de wijze waarop zij hun positie aangeven in het spanningsveld met “kennis” en
leidingen in de vier kwadranten. Een roc kan door differentiatie bij implementatie van vernieuwingen zorgen dat deze beter aansluiten bij de behoeften van de opleidingen.
“praktijk” als polen kan hierbij behulpzaam zijn. Deze vier begrippen bieden de basis om de opleidingen binnen het bve langs de volgende assen te differentiëren:
Accent op praktijk
Accent op kennis
• Praktijk versus kennis, dat wil zeggen de mate waarin binnen de opleiding praktijk
• onderwijs ondersteunend, werkomgeving sturend • knelpunten theorie en onderwijstijd
• school centraal, docent sturend • knelpunten competentie ontwikkeling en stagetijd
(stage) dan wel kennis (onderwijs) centraal staat. In opleidingen die gericht zijn op kennisoverdracht is het klaslokaal de plaats waar de ontwikkeling plaatsvindt en hebben de docenten een centrale rol. Het roc en de docent hebben een sturende rol in het leerproces. Zij kneden de student en bereiden deze voor op het uit te oefenen vak. Er is ruimte voor theorie en de overgang naar de beroepspraktijk is geleidelijk. Maatregelen die de vrijheid van de docent beperken (cgo) en maatregelen die het transitieproces bekorten (verkorting opleidingsduur) stuiten hier op weer-
Docent als vakleerkracht
A
• ambitie gericht op behalen niveaueisen • knelpunt aansluiting landelijke normen op regionale praktijk.
B
Niv. 3/4 BBL
VAVO Niv. 3/4 BOL
stand, maar er is ruimte voor maatregelen die hogere eisen stellen aan het kennisEducatie
niveau. Voor de praktijkgerichte opleidingen geldt het omgekeerde: de student heeft de overgang naar de beroepsomgeving al gemaakt, het zwaartepunt van de
Docent als begeleider
opleiding ligt buiten de school. Het roc en de docent vormen hier een aanvulling
• ambitie gericht op mogelijkheden student • knelpunt structuurbehoefte student
op de praktijk. Knelpunten treden op wanneer binnen dezelfde schaarse onderwijstijd meer stof behandeld moet worden of hogere niveaus bereikt moeten worden. • Vakdocent versus begeleider, dat wil zeggen de mate waarin de rol van de docent
Niv. 1/2 BBL
C
binnen de opleiding gericht is op de overdracht van kennis en beroepscompeten-
Niv. 1/2 BOL
D
ties versus de rol als begeleider van studenten bij de ontwikkeling van algemene vaardigheden die nodig zijn om binnen de maatschappij en op iedere werkvloer de
Fig 2. Positionering van bve-opleidingen binnen matrix van praktijk versus kennis en rol van
weg te kunnen vinden. In opleidingen aan de onderwijskundige “onderkant” van
docent als docent versus begeleider. Opleidingen zijn hier geclusterd naar niveau. Nadere
het roc treedt de docent vooral op als begeleider. In deze opleidingen heeft de do-
verfijning aan de hand van clusters (zorg, techniek, administratief, etc), zal naar ver-
cent de handen vol aan het op peil brengen van de maatschappelijke oriëntatie. De
wachting resulteren in verdere differentiatie op beide dimensies.
selectie voor deze opleidingen is vaak geen positieve, het gaat om studenten voor wie andere niveaus te hoog zijn gegrepen. De ontwikkelbaarheid van studenten binnen deze groep op cognitief en praktisch terrein verschilt echter sterk. Dat im-
• In kwadrant A: hier bevinden zich de hogere niveaus van de bbl opleidingen, de opleiding
van vaklieden die sterk op de praktijk zijn gericht en relatief weinig tijd op de onderwijs-
pliceert dat maatregelen die gericht zijn op normering van eindtermen hier lastig
instelling doorbrengen. Gezien de beperkte onderwijstijd zal met name het behalen van de
in te voeren zijn. Maatregelen die de vermogens van de student centraal stellen,
beoogde referentieniveaus in rekenen en taal de grootste uitdaging vormen. Hiervoor zullen
zoals het cgo, zijn voor deze opleidingen weinig problematisch. De aandacht is
intensieve onderwijsvormen ontwikkeld moeten worden. Tegelijkertijd gaat het hier om
toch al gericht op ontwikkeling van de student naar zijn eigen mogelijkheden. In
studenten met een duidelijke motivatie waar ook best wat van verwacht mag worden.
opleidingen waar de docent vooral de rol van vakdocent vervult, geldt het omge-
• In kwadrant B vinden we de meer theoretisch gerichte opleidingen (bol), waar een aanzien-
keerde: verhoging van het niveau middels objectivering van eindtermen, bijvoor-
lijk deel van de studenten gericht is op doorstroom naar het hbo. Ook de educatie-opleidin-
beeld door aanscherping van de examenkwaliteit, sluit aan bij de ambities van de
gen die gericht zijn op taalbeheersing horen in deze categorie. Studenten van opleidingen in
studenten. Maar landelijk voorgeschreven kwalificatie-eisen die niet aansluiten op
dit kwadrant kunnen best wat aan en zijn de groep waarvan verwacht mag worden dat zij
de praktijk van het regionale bedrijfsleven zijn een bron van ergernis.
het meest openstaan voor onderwijsvernieuwing. Grootse uitdaging voor de bol-opleidingen in relatie tot de onderwijsintensivering is het borgen van de praktijkervaring.
Wij komen daarom tot het volgende advies met betrekking tot de wijze van omgang met onderwijsvernieuwingen.
64
Met eigen ogen kijken
• In kwadrant C bevinden zich de lagere niveaus van de beroepsopleidingen. Wanneer de in-
tensiveringsmaatregel ook deze opleidingen treft, zal met name de beperkte spanningsboog
Handelingsperspectief
65
van de studenten de uitdaging vormen. In algemene zin is bij onderwijsvernieuwing voor
schakel tussen de Haagse beleidswereld en de praktijk van het onderwijs. De kritiek
deze categorie het behoud van structuur een belangrijke voorwaarde.
vanuit deze politieke organisaties illustreert evenwel dat succesvolle representatie van
• In kwadrant D treffen we de praktijkvarianten van de lagere opleidingsniveaus. Hier zal
de mbo-sector in het politieke debat vraagt om vertegenwoordigers die geloofwaardig
vooral het behalen van de referentieniveaus een enorme opgave vormen. De beperkte onder-
zijn als spreekbuis van een herkenbare achterban. Het mbo heeft in dat opzicht te
wijstijd en de behoefte van de studenten aan vaste structuren, maakt dat hier voor verdere
kampen met de uitdaging van een dubbele verscheidenheid:
vernieuwing komende tijd weinig ruimte zal zijn. • De circa zeventig bij de mbo Raad aangesloten instellingen hebben een zeer ver-
De aanpassing van vernieuwingsstrategieën aan de aard van de opleiding, kan niet al-
schillend profiel, dat uiteenloopt van kleine gespecialiseerde vakopleidingen tot de
leen de eigen instelling faciliteren, maar ook de lobby voor het verkrijgen van uitzon-
grote roc’s. Deze opleidingen verschillen sterk van elkaar in omvang en opleidingsaanbod.
deringsposities ondersteunen. In het debat met de Tweede Kamer heeft de minister erkend dat deze strategieën niet voor alle opleidingstypen uitvoerbaar zijn en dat
• De roc’s, waar verreweg de meeste mbo-studenten hun opleiding volgen, zijn zelf
uitzonderingsposities mogelijk blijven. Er zal wel een sterke bewijslast liggen bij
relatief nieuwe fusie-instellingen met een zeer breed opleidingsaanbod dat zich
instellingen om deze posities hard te maken.
richt op verschillende doelgroepen en met, zoals in het eerste advies is geconstateerd, een diffuse/verdeelde identiteit.
5.4
representatie
In hoofdstuk vier werd het roc van Twente beschreven als een instelling met een zekere gelaagdheid, waarbij elke laag gekenmerkt wordt door eigen waardeopvattingen
Bovenstaande adviezen zijn tot stand gekomen op basis van: 1. een analyse van de identiteitsbeleving in de verschillende lagen van de mbosector; 2. een analyse van de verscheidenheid aan opleidingen binnen de bve-sector.
en een eigen perceptie van de omgeving. Met het oog op deze gelaagde werkelijkheid, is de positie van de mbo Raad als spreekbuis van de sector alleen geloofwaardig als elke laag de belangen van de onderliggende groepen vertegenwoordigt. Daartoe is het uiteraard van belang dat de lagen elkaar goed verstaan, dezelfde waarden centraal stellen en elkaars taal spreken.
Ze hebben betrekking op het (laten) benutten van de kracht van de verschillende iden-
Nu kent de mbo Raad een voor koepelorganisaties klassieke organisatievorm, waarin
titeiten binnen het mbo (1) en geven een handvat waarmee de verscheidenheid aan
de instellingen vertegenwoordigd worden door de leden van het CvB13. Daardoor
opleidingen, in het aanzicht van nieuw beleid, beter recht kan worden gedaan (2).
hebben deze CvB-leden de opgave om ook de onderwijsbelangen van de verschillende
We realiseren ons terdege dat deze adviezen de taak om als vertegenwoordiger op
geledingen binnen hun organisatie te vertegenwoordigen. Op grond van de verschei-
te treden voor de mbo-sector er niet eenvoudiger op maken. Echter, ook voor de mbo
denheid in waardenoriëntaties die we in de vorige hoofdstukken in kaart hebben
Raad vloeit een advies over versterking van de representatiefunctie op natuurlijke wij-
gebracht, kan worden betwijfeld of dat een realistische verwachting is. Daar waar CvB-
ze voort uit de redeneerlijn die voor de eerste twee adviezen is ingezet. Een redeneer-
leden vanwege hun bestuurlijke verantwoordelijkheden vooral zijn betrokken bij de
lijn waarbij vanuit de constatering van verschillen wordt ingezet op het overbruggen
financieel-economische problematiek, de binding met het regionale bedrijfsleven en de
van die verschillen, niet door het verbloemen maar door het expliciteren en het geven
grote bestuurlijke veranderingen, troffen wij bij medewerkers dichter op de onderwijs-
van een stem aan die verschillen. De mbo Raad is de brancheorganisatie voor de mbo-sector. Alle publiek bekostigde
praktijk binnen het roc een andere oriëntatie. Vanwege hun directe betrokkenheid met de studenten blijken met name docenten andere prioriteiten te stellen, waarbij over-
onderwijsinstellingen in het mbo zijn aangesloten. Naast het leveren van diensten aan
dracht van vakkennis en “uit de student halen wat er in zit” centraal staan. Deze voor
de aangesloten instellingen treedt de organisatie vooral op als belangenbehartiger van
docenten centrale noties worden niet herkenbaar gerepresenteerd door hogere eche-
het mbo. In die hoedanigheid is de mbo Raad de belangrijkste gesprekspartner van de
lons. In die zin kan gesproken worden van een “waardenbreuk”. Ook in de beleidsdiscussies over de toekomst van het mbo zijn aanwijzingen te vin-
sector voor het ministerie van ocw en de Haagse politiek. Dat is geen gemakkelijke rol, zowel vanwege de hoeveelheid van studies en beleidsvoorstellen als de negatieve me-
den dat de mbo Raad niet altijd wordt gezien als de vanzelfsprekende spreekbuis van
dia-aandacht die er met name in 2010 was rondom het mbo. Daarbij wordt de mbo
alle geledingen binnen de sector. In de ontmoetingen en bestuursvergaderingen van
Raad door politieke partijen als pvv en sp wel afgeschilderd als een “volstrekt overbo-
de mbo Raad werden verdere voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat ook het ministe-
dige bureaucratische tussenlaag” en “onderdeel van de linkse banenmachine”12. Derge-
rie van ocw soms omwegen lijkt te zoeken om buiten de mbo Raad met het veld in ge-
lijke aantijgingen lijken vooral ingegeven door een algemene ideologische afkeer van
sprek te komen. Voorbeelden zijn de klachtenlijn die het ministerie in 2010 opende
koepelorganisaties bij partijen op de linker en rechter vleugel van het politieke spec-
voor mbo-studenten (die overigens geen significante hoeveelheden klachten oplever-
trum. Deze ideologische noties zijn geen onderwerp van dit onderzoek, waarin wij uit-
den) en de voorstellen van het ministerie om middels “carrouselgesprekken” met do-
gaan van de aanname dat koepelorganisaties een belangrijke rol kunnen spelen als 13 12
Weekblad Elsevier, 27-01-2011 en website SP 26-04-2011
66
Met eigen ogen kijken
de MBO Raad heeft een uitgebreide onderstructuur bestaande uit bedrijfstakgroepen, platforms,
klankbordgroepen en netwerken en ten behoeve van de inbreng vanuit de werkvloer op de diverse thema’s.
Handelingsperspectief
67
centen in gesprek te komen. Het integreren van het docentenperspectief in de eigen
5.5
pro-activiteit
positie van de mbo Raad zou de voedingsbodem voor dergelijke bypasses wegnemen. De mbo Raad heeft zeker aandacht voor de docenten, zoals bijvoorbeeld blijkt uit
Uit onze gesprekken met de mbo Raad en het roc van Twente rijst het beeld op van
het “Professioneel Statuut” dat men binnen de sector overeen is gekomen en initiatie-
een sector die in het defensief is gedrukt en ook wel laat drukken. Gezien de hoge
ven gericht op professionaliteitsontwikkeling van docenten14. Maar deze initiatieven
frequentie waarmee nieuw rijksbeleid voor deze sector wordt aangekondigd en de
geven docenten nog geen directe stem. Het valt op dat de docenten slechts op afstand
ingrijpendheid van de voorstellen is dit enerzijds goed te begrijpen. Op beleidsmatig
bij de beleidsbepaling en belangenbehartiging van de mbo Raad zijn betrokken. Dat be-
niveau wordt deze reactiviteit geïllustreerd door de bescheiden aandacht in het pu-
tekent dat docenten vooral via de vakbonden worden vertegenwoordigd, waarbij het
blieke debat voor de position paper15 die de mbo Raad in mei 2010 publiceerde over de
accent ligt op arbeidsvoorwaarden en niet op de ontwikkeling van het onderwijs.
toekomst van het mbo-onderwijs. Dit was in de tijd dat het publieke debat werd gedomineerd door het rapport van de Commissie Oudeman. Anderzijds hebben wij tijdens
Advies
meerdere gesprekken kunnen optekenen dat binnen de mbo-sector de problemen wel
De boodschap van de mbo Raad kan aan zeggingskracht winnen als de belangrijkste
vaak worden onderkend, de intentie er ook is om ze als sector zelf op te lossen, maar
professionals binnen het veld, de docenten, op meer directe wijze invloed kunnen uit-
dat actie uiteindelijk niet altijd van de grond komt. Ook in de discussie rondom het Actieplan verkeerde de mbo Raad in een defensieve
oefenen op de beleidsvoorstellen van de mbo Raad. Om die reden adviseren wij de mbo Raad om ook andere groepen dan de CvB, met name de docenten, een actieve rol te
positie, waarin zij moest wijzen op de onrealistische aannames die aan het plan ten
geven binnen de belangenbehartiging. Hiervoor zijn verschillende oplossingen denk-
grondslag liggen. Bijvoorbeeld over de mogelijkheid om vmbo-studenten binnen vier
baar. Een rechtstreekse vertegenwoordiging van docenten in het bestuur van de mbo
jaar naar de voorgestelde referentieniveaus voor taal en rekenen te brengen16. Binnen
Raad ligt minder voor de hand, omdat de mbo Raad ook als vertegenwoordiger van de
het roc herkennen wij deze reactiviteit bijvoorbeeld in de interne kwaliteitsmonito-
werkgevers optreedt in de cao-onderhandelingen voor de sector. Een oplossingsrich-
ring, die zich strikt richt op de kengetallen zoals die door de schoolinspectie worden
ting zou zijn om docenten een stem te geven in het bestuur inzake onderwijsbeleid.
gehanteerd. In de instelling lijkt sprake van een extrinsieke kwaliteitsopvatting, dat
Daarmee zouden docenten middels een interne “bypass” vertegenwoordigd worden.
wil zeggen dat men kwaliteit op het roc zelf vooral definieert als dat wat anderen,
Een andere oplossingsrichting is het versterken van de positie van de docent binnen de roc-instellingen zelf. Terwijl wetenschappers zich in het bestuur van universi-
met name de Inspectie en de brancheorganisaties, belangrijk vinden. Dit terwijl ook de eigen rvt aangeeft dat deze indicatoren in het verleden geen volledig beeld van de
teiten vertegenwoordigd weten door de persoon van Rector Magnificus, is de docent
kwaliteit opleverden en dat daarom aanvullende soft controls worden gemonitord om
binnen het roc op bestuursniveau een opvallende afwezige. Een model voor meer her-
een reëel beeld van de kwaliteit te kunnen vormen.
kenbare betrokkenheid van professionals binnen een kennisintensieve instelling kan gevonden worden in de wijze waarop oliemaatschappijen een “chief geologist” of it
De belangrijkste strategie van de mbo-sector in reactie op de roep van de buitenwereld om betere kwaliteit is transparantie, met als belangrijk instrument de jaarlijkse
bedrijven een “chief scientist” kennen: benoem een professionele uitblinker in een
benchmark die door de aangesloten instellingen wordt gepubliceerd. Ook binnen het
(wisselende) herkenbare positie als Chief Education Officer. Consulteer deze bij beslui-
roc van Twente herkennen wij transparantie als belangrijke waarde. De instelling
ten waarin onderwijskundige expertise een centrale rol speelt en geef deze een expli-
werkt actief aan de monitoring van de eigen kwaliteit, stelt deze cijfers beschikbaar
ciete verantwoordelijkheid voor het vergroten van professionaliteit in het eigen docen-
en stelt zich in het algemeen open op voor de buitenwereld.
tencorps. Zo kan meer praktijkervaring doorklinken in de stem van de mbo Raad, de
Hoewel transparantie zeker een noodzakelijke voorwaarde is voor een sector die
professional invloedrijker worden in de beleidsbepaling en het draagvlak van de mbo
het vertrouwen van bestuur en politiek tracht te winnen, kan betwijfeld worden of het
Raad binnen de eigen achterban vergroot worden. Zo wordt uiteindelijk ook de effecti-
ook een voldoende voorwaarde is. Transparantie kan ook in zijn eigen tegendeel gaan
viteit van de externe belangenbehartiging vergroot.
werken: doordat alles wordt getoond, ziet men niets meer; er is sprake van “bestuur-
Ook zou gekeken kunnen worden naar een versterking/verheffing/opwaardering
lijke doorzichtigheid”. Ander belangrijk nadeel is dat transparantie vooral in de sfeer
van de rol van de onderwijskundige. Deze functionaris, die wij op verscheidende plek-
van verantwoording plaatsvindt en daarmee per definitie reactief is: verantwoording
ken binnen het roc van Twente zijn tegengekomen, zou ook zo kunnen worden gepo-
wordt immers afgelegd “aan”.
sitioneerd tussen het CvB en het onderwijs dat sprake is een brugfunctie tussen onderwijs aan de ene kant en bestuur aan de andere kant. Ten slotte zou de mbo Raad er goed aan doen niet alleen het gemeenschappelijk be-
Een sector kan slechts uitkomen onder het vergrootglas van bestuurlijke aandacht als zij aantoont zelf ideeën te hebben over de ontwikkeling van het beleid en het vertrouwen weet te wekken die ontwikkelingen zelf vorm te kunnen geven.
lang in de mbo-sector te benadrukken, maar ook de diversiteit als zelfstandige waarde te communiceren en in de belangenbehartiging een plaats te geven. Nu wordt die diversiteit vooral gecommuniceerd als een complexiteit.
14
M cDaniel e.a., Op de grens van individuele verantwoordelijkheid en bestuurlijk verlangen, CBE Nederland, september 2010
68
Met eigen ogen kijken
15 16
Meer kwaliteit, minder bureaucratie, sterker beroepsonderwijs”, mbo Raad, Woerden, Mei 2010 De Volkkrant, 12-04-2011
Handelingsperspectief
69
Dankwoord
Advies Om die reden adviseren wij de mbo-sector om een meer pro-actieve strategie te ontwikkelen voor de ontwikkeling van het onderwijs, gebaseerd op een opvatting van kwaliteit die voortkomt uit de eigen waardenoriëntatie. Potentiële aangrijpingspunten
Het cgo kenmerkt niet alleen het mbo. Met dit rapport leggen we onze proeve van be-
voor de ontwikkeling van zo’n strategie zijn:
kwaamheid voor de mpa af. Om in de geest van John Locke te blijven: “Kennis is nim-
• Niemand weet meer van eventuele problemen in het mbo dan de onderwijsinstel-
mer aangeboren, zij is steeds verworven”.
lingen zelf. Niemand is ook beter geëquipeerd om deze problemen het hoofd te bieden met oplossingen op maat. De mbo-sector zou enerzijds de probleemsignale-
We zijn met z’n zessen op reis geweest. Ons reisverslag heeft u kunnen lezen. Wij heb-
ringscapaciteit moeten vergroten en daar anderzijds een actieve oplossingsgerichte
ben zintuiglijke en verstandelijke waarnemingen met elkaar in verbinding kunnen
strategie richting beleidsmakers aan moeten koppelen; • In het zogenaamde kwaliteitsnetwerk werken verschillende mbo-instellingen op
vrijwillige basis aan de ontwikkeling van eigen kwaliteitssystemen. De verbreding van dergelijke initiatieven over de hele sector en het uitdragen van deze kwaliteits-
brengen in een wereld die ons vreemd was. Met eigen ogen hebben we mogen waarnemen wat er niet klopte aan onze beelden en verwachtingen. Die waarnemingen hebben geleid tot een analyse en aanbevelingen waarmee wij hopen dat ons rapport “het schepje ernaast” is geworden dat de we ambieerden.
initiatieven naar de stakeholders, biedt een alternatief voor de focus op Inspectienormen;
Onze donker gekleurde beelden zijn uitgewassen en vervangen door beelden met veel
• Het Actieplan biedt een breed pakket aan maatregelen, die over een langere peri-
kleurtinten. De week op het roc van Twente is onvergetelijk geworden door de open
ode gefaseerd zullen worden ingevoerd. Veel van de onderdelen van het plan be-
armen waarmee we zijn ontvangen. Grote dank gaat daarvoor uit naar de voorzitter
schikken over breed draagvlak in de sector. Naast het bekritiseren van de elemen-
van het College van Bestuur, Hans Schutte, die ons zonder bedenkingen heeft binnen-
ten in het plan die ongewenst zijn, zou de sector ook een strategie kunnen ontwik-
gelaten in zijn wereld. Deze open houding hebben we zonder uitzondering aangetrof-
kelen voor versnelde invoering van de onderdelen die ook in eigen ogen prioriteit
fen bij een ieder die we hebben ontmoet op het roc van Twente. Zonder hun tijd, en-
hebben, zoals het meer uitdagend en intensiever maken van het onderwijs;
thousiasme, kritiek, kennis en onbevangenheid zouden we deze reis niet hebben kun-
• Het verzet van de mbo-sector tegen de invoering van de referentieniveaus voor de
nen maken.
kernvakken taal en rekenen wordt vooral ingegeven door de constatering dat het instroomniveau vanuit het vmbo te laag is. In plaats van het benadrukken van de
In de aanloop naar onze onderzoeksweek hebben we gesproken met veel mensen die
onhaalbaarheid, zou men ook actieve samenwerking kunnen zoeken met het vmbo,
allen een stukje aan onze route hebben bijgedragen. Een bijzonder woord van dank
zowel landelijk als in de regio. Bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een eigen ac-
gaat uit naar Anton Zijderveld, Marleen Michielsen, Vincent Severeins, Theo Douma
tieplan voor de verhoging van reken- en taalvaardigheid in de beroepskolom vmbo-
en Jacqueline Evertzen. Natuurlijk bedanken we ook alle anderen die ons hebben
mbo-hbo. Bestaande initiatieven, zoals het aansluitingsnetwerk in Twente, bieden
geholpen bij het vormen van onze ideeën
hiertoe een aanzet, maar zullen in omvang en zichtbaarheid moeten groeien om significante impact te hebben.
Mark van Twist heeft ons begeleid en ons momenten van schurend ongemak bezorgd. Dank daarvoor, want dat heeft voor spanning en scherpte gezorgd.
5.6
met eigen ogen kijken
En dan de mbo Raad, in de persoon van Jan van Zijl, die het ons mogelijk heeft gemaakt deze reis te beginnen. Dank voor de ruimte en het vertrouwen dat we hebben
Bovenstaande adviezen vinden grond in observaties vanuit een specifiek onderzoeks-
gekregen om zelf onze reis te bepalen. Hans Huibers en Marianne van der Weiden
perspectief. Met de titel van dit rapport is dat onderzoeksperspectief kernachtig weer-
hebben ons binnengelaten en voor de wijze waarop dat is gegaan, zijn wij hen zeer
gegeven: we hebben letterlijk met “eigen ogen” gekeken naar de onderwijswereld van
erkentelijk.
het mbo. De titel is daarnaast bedoeld als een aansporing om te komen tot een fundamen-
Onze reis is voorbij en we zijn weer thuis.
tele herijking van de positie van het mbo. Door met eigen ogen, in plaats van met de ogen van de Onderwijsinspectie, de minister of de media naar zichzelf te kijken, ontstaat voor de sector een kans om de eigen waarden die in de eigen praktijk besloten liggen te (her)ontdekken. Vanuit de kennis van deze waarden kan vervolgens op een eigenstandige manier het handelen worden bepaald. Zodoende kan het mbo wellicht niet alleen een stuk van het “hoe” terug veroveren, maar wellicht zelfs van het “wat”.
70
Met eigen ogen kijken
Dankwoord
71
Samenvatting
de waarin we als onderzoeksteam zowel spontane als gearrangeerde ontmoetingen hadden met een reeks van actoren, is een hoeveelheid aan “materiaal” vergaard. Indachtig de Grounded Theory Approach hebben we daarbij niet vooraf onze vraagstelling
“Het mbo is in crisis. Schaalvergroting, mislukte onderwijshervormingen en totaal losgezongen
uitgewerkt en zijn geen hypotheses ontwikkeld. Wel hebben we onszelf steeds de op-
onderwijsmanagers hebben er voor gezorgd dat duizenden jongeren elke week te kampen heb-
dracht gegeven om de bij ons bestaande verwachtingen en mogelijke vooroordelen te
ben met lesuitval en slecht onderwijs. Sinds de overheid het onderwijs in de jaren negentig on-
onderkennen om zo de kwaliteit van onze observaties en ontmoetingen te vergroten.
derbracht in grote roc’s, is langzaam maar zeker uit het zicht geraakt waar het eigenlijk om
Recente maatregelen van het rijk, zoals de invoering van het competentiegericht on-
ging: jongeren opleiden voor een goed diploma.” (M. Smits, sp, overleg vaste commissie voor
derwijs en de aangekondigde maatregelen met betrekking tot het intensiveren van de
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer, 20 april 2011).
opleidingen en het invoeren van referentieniveaus voor Nederlands en rekenen, deden tijdens onze ontmoetingen dienst om te peilen hoe verandering door de verschillende
“Onze economie heeft dringend goede vakmensen nodig, elektriciens, secretaresses, verpleegkundigen, loodgieters et cetera. Je moet ze opleiden, kneden en vormen. Wat hebben wij gedaan? Van het mbo hebben we een volmaakt ondoorzichtige lappendeken gemaakt. Mijn dochter zit op
actoren in het veld wordt ervaren. In dit rapport geven wij eerst inzicht in het proces van het verzamelen van materiaal tijdens een intensieve periode van ontmoetingen. We doen verslag van kenmer-
de beroepsopleidende leerweg (bol) 3 en mijn zoon wordt Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent
kende aspecten van ontmoetingen die plaatsvonden en van de beelden en verhalen
(aka). Zij zitten op twee verschillende roc’s. Dat zijn geen beste verjaardagsbinnenkomers”
die daarbij horen. We geven inzicht in de eerste reflecties die we hadden, waarin met-
(T. Elias, vvd, overleg vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede
een duidelijk werd dat een aantal verwachtingen en bestaande clichés niet overeen-
Kamer, 20 april 2011).
stemde met de werkelijkheid die we tegenkwamen. We werden getroffen door de vaak
Het mbo kan rekenen op aandacht. Van de politiek, van de media, van het bedrijfsleven.
de media vreesden. Er is binnen het roc eerder sprake van een ordening langs ver-
strakke organisatie en vonden weinig van de chaos die we op basis van verslagen in Studenten klagen over de (basis)kwaliteit van het onderwijs en het bedrijfsleven klaagt
schillende lagen met verschillende talen, waarden en ambities. Ook waren we onder
over de gebrekkige aansluiting tussen het beroepsonderwijs en de beroepspraktijk. Het
de indruk van de omvang van het roc en de variëteit daarbinnen, die zich niet alleen
ministerie van ocw voelt druk en ziet aanleiding voor beleidsinterventies.
uitte in het aantal opleidingen maar, bijvoorbeeld, ook in de studenten- en docenten-
In tal van rapporten die de laatste jaren over het mbo zijn gepubliceerd, zijn alge-
populatie en huisvesting.
mene noties over goed bestuur en de noodzaak van kwaliteit- en toezichtsystemen
We hebben onze onderzoeksopbrengst (“opgehaalde beelden en verhalen”) vervol-
steeds terugkerende thema’s. Bestudering van deze rapporten geeft echter geen in-
gens gestructureerd en geanalyseerd langs diverse lijnen zoals terugkerende thema’s,
zicht in de leefwereld(en) van een mbo-instelling. Wie of wat vormt een mbo-instelling
reacties op (voorgenomen) overheidsmaatregelen en hieraan ten grondslag liggende
en wat zijn de motieven en drijfveren van degenen die daarbinnen verkeren? Kunnen
waarden. Dit heeft geresulteerd in de waarneming dat een roc, in termen van werke-
inzichten in deze binnenwereld bijdragen aan een positieve wisselwerking tussen be-
lijkheidsbeleving, bestaat uit verschillende lagen die grotendeels samenvallen met de
leid en de onderwijspraktijk binnen het mbo?
verschillende functies binnen de instelling: College van Bestuur, staf, directeuren, do-
Tegen deze achtergrond en met deze kennis spreken wij begin 2011 met de mbo
centen en studenten. De mbo Raad kan hieraan worden toegevoegd als vertegenwoor-
Raad over onze onderzoeksopdracht. De minister van ocw heeft dan net haar Actie-
digend orgaan. Er is als het ware sprake van een gelaagd systeem, waarbij elke laag
plan mbo “Focus op Vakmanschap 2011-2015”, in antwoord op het advies van de Com-
zijn eigen (interne en externe) oriëntatie en waarden kent.
missie Onderwijs en Besturing bve (Commissie Oudeman), gepubliceerd. Centraal
In een goed functionerend systeem is er geen sprake van spanningen tussen opvol-
vraagstuk in ons gesprek is hoe het door de rijksoverheid vastgestelde beleid voor het
gende lagen (iedere laag is wat betreft waarden en beleving in staat aansluiting te ma-
middelbaar beroeps- en volwassenonderwijs enerzijds en de reguliere uitvoerings-
ken met de direct bovenliggende en direct onderliggende geleding) en bestaat er per
praktijk anderzijds op elkaar inwerken. We zullen onze onderzoeksopdracht daarop
laag een goede verbinding tussen de eigen interne waarde enerzijds en de verwachtin-
toespitsen. Ons voorstel om ons bij de uitvoering van de opdracht niet te laten leiden
gen en druk die van buiten worden ervaren anderzijds. Bronnen voor spanning kun-
door bestaande theorieën over beleid en goed bestuur, maar te kiezen voor een me-
nen bestaan tussen de verschillende geledingen omdat de verschillende actoren han-
thode waarin wordt gezocht naar bestaande kennis, krachten en mogelijke spannin-
delen vanuit andere en soms tegengestelde waarden en percepties. Spanning kan ook
gen binnen een onderwijsinstelling, wordt door de mbo Raad positief ontvangen. Ons
ontstaan binnen een laag omdat de eigen waarden conflicteren met de verwachtingen
onderzoek moet leiden tot een “schepje ernaast” en niet tot een schepje bovenop de
en druk die van buitenaf wordt gevoeld.
stapel rapporten die over het mbo bestaat. Dit betekent dat wij in ons onderzoek een meer sociologische/antropologische benadering hebben gehanteerd en terecht zijn gekomen bij de Grounded Theory Approach en het symbolisch interactionisme. Op voordracht van de mbo Raad zijn we voor ons onderzoek gedurende een korte,
Het roc, als organisatie ingekleurd met het onderzoeksmateriaal, levert als beeld dat College van Bestuur, staf en directeuren goed met elkaar in verbinding staan. Ook tussen het College van Bestuur en de mbo Raad zien we op elkaar aansluitende waarden en verwachtingen. Er bestaat evenwel spanning tussen de docenten en directeu-
aaneengesloten periode volledig ondergedompeld geweest in het roc van Twente, dat
ren (een verbroken verbinding). We constateren dat de docent wordt gedreven door
voldeed aan de vooraf door ons vastgestelde selectiecriteria. Via een bottom-up metho-
interne waarden die zien op het overdragen van vakkennis, het beste uit elke indivi
72
Met eigen ogen kijken
Samenvatting
73
duele student halen en het bieden van rust en stabiliteit. De directeuren en de lagen
Pro-activiteit: voorkom (temper) de toenemende druk van externe controle en bench-
daarboven zijn naar onze waarneming meer gericht op rendementseisen, beoordeling
marking door een meer pro-actieve strategie ten aanzien van eigen kwaliteit en kwali-
door de Inspectie, waardering door het bedrijfsleven en het bewaken van een goede
teitscontrole van het onderwijs en van besturing van onderwijsinstelling.
reputatie. Op het niveau van de docenten is tevens sprake van een spanning binnen de laag (een geblokkeerde verbinding). Voor de meeste actoren geldt dat hun interne
Uitvoering van deze adviezen kan, in onderlinge samenhang, zorgen dat de mbo-sector
waarden grotendeels overeenstemmen met de ervaren externe verwachtingen en
als geheel minder kwetsbaar is voor negatieve publiciteit rond een opleiding of instel-
druk. Opvallend daarbij is dat de externe verwachtingen en druk daarbij de overhand
ling. Opleidingen binnen een roc verbinden zich met hun eigen identiteit en kwaliteit.
lijken te hebben en (inmiddels) de interne waarden hebben gekleurd. Vrees voor slech-
Externe controle druk en uniformiteitstendensen als gevolg van sectorbrede benchmar-
te reputatie, rendement en Inspectierapporten hebben op het niveau van het College
king worden afgewenteld (althans getemperd) omdat instellingen en opleidingen de
van Bestuur en de staf geleid tot een handelen gericht op verantwoorden en controle-
ruimte nemen om de specifieke kenmerken en kwaliteit van hun eigen organisatie en
ren. In lijn daarmee wordt op het niveau van de mbo Raad een tendens waargenomen
opleidingen neer te zetten en deze, rekening houdend met die kenmerken, inzichtelijk
waarbij op basis van dezelfde druk transparantie en onderlinge benchmarking wordt
te maken. Waarden en inzichten van de docenten worden reeds bij de aanvang van een
gestimuleerd. Anders is de situatie van de docent. We zagen dat de docent in zijn rela-
beleidsvormings- en toepassingstraject in acht genomen. In de vertegenwoordiging van
tie tot de student en in de klas handelt in overeenstemming met zijn interne normen,
de sector hanteert de mbo Raad differentiatie; niet als verdediging maar als kenmerk
die sterk gefocust zijn op de individuele student en zijn specifieke sociale omgeving.
van kwaliteit en betrokkenheid van de actoren binnen de onderwijsinstellingen.
Dit is echter vaak niet in overeenstemming met de verwachtingen en druk vanuit de buitenwereld die de docent ervaart.
Zo zien wij het.
Onze verhalen en de structurering daarvan leiden vervolgens tot de vraag hoe de verkregen inzichten positief kunnen bijdragen aan de wisselwerking tussen beleid en de onderwijspraktijk binnen het mbo en welk handelsperspectief geboden kan worden aan de besturen (College van Bestuur) van individuele onderwijsinstellingen en de mbo Raad. We hebben daartoe als uitgangspunt gehanteerd dat optreden aan kracht en effectiviteit toeneemt als gehandeld wordt vanuit het eigen waardenpatroon en in goede aansluiting met opvolgende lagen van de structuur waarbinnen wordt gefunctioneerd. De adviezen zien tevens op het herstel danwel ondervangen van de gesignaleerde verbroken en geblokkeerde verbindingen. Ons onderzoek leidt in de kern tot de volgende adviezen die in het rapport, afhankelijk van het geval, verder worden ontwikkeld voor de onderwijsinstellingen en/of de mbo Raad: Identiteit: bouw de eigen identiteit van het roc van onderuit op. Gebruik daarbij het principe van klein binnen groot niet alleen als besturingsfilosofie voor de interne organisatie maar ook als leidraad voor de externe organisatie en communicatie. Differentiatie: stel tegenover de eenheidsgedachte in het beleid dat op rijksniveau wordt gevormd, de verscheidenheid aan opleidingen en niveaus binnen de instellingen. Maak deze verscheidenheid voor de organisatie zelf en beleidsmakers expliciet en meer hanteerbaar door gebruikmaking van het onderscheid: praktijk versus kennis en docent als vakdocent versus docent als begeleider. Representatie: zoek naar mogelijkheden voor meer directe betrokkenheid van docenten bij het proces van beleidsbeïnvloeding en –toepassing op het niveau College van Bestuur en/of mbo Raad, bijvoorbeeld door invoering van een rol voor een docent vergelijkbaar met die van een “chief scientist” bij een it-bedrijf of de Rector Magnificus aan de Universiteit. Door een wisselende bezetting van deze functie van “Chief Education Officer” op een herkenbare centrale plek in de organisatie kan de directe invloed van de professionals op onderwijsaangelegenheden zichtbaar worden vergroot.
74
Met eigen ogen kijken
Samenvatting
75
Geraadpleegde literatuur
Verklarende begrippenlijst mbo
• McDaniel, O e.a. (2010), Op de grens van individuele verantwoordelijkheid en be-
stuurlijk verlangen: Onderzoek bij 12 mbo-instellingen naar de professionaliteit van
In het (beroepsonderwijs) wordt veel gebruik gemaakt van sectorspecifieke begrippen, afkortin-
de docent, CBE consultants.
gen en vaktaal. Voor zover deze in dit rapport voorkomen wordt daarvan hieronder een korte,
• Glaser, B. & Strauss, A. (1967), The Discovery of Grounded Theory: Strategies for
nadere uitleg gegeven.
qualitative research, Chicago • Hoof, J.J. van (1978), Symbolisch interactionisme, in Rademaker, L. (red) Sociologi-
sche stromingen, Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum. • Jorgensen, L. (1989), Participant Observation: A methodology for Human Studies,
Newbury Park • Prick, L (2006), Drammen, dreigen, draaien, hoe het onderwijs twintig jaar lang ver-
nieuwd werd, Amsterdam: Mets & Schilt. • Schoonhoven, R. van (2010), Ruimte, regels en beroepsonderwijs, Amsterdam: SWP
Uitgeverij
aka: Arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent (aka) is een eenjarige niveau 1-opleiding in het mbo die is bedoeld om jongeren de ruimte te geven om zich te kunnen oriënteren op een bepaalde sector binnen het beroepsonderwijs. Daarnaast leren de jongeren in de aka-opleiding sociale en arbeidsvaardigheden zoals werkritme en klantencontact. Basiskwaliteit: onder basiskwaliteit wordt verstaan datgene wat volledig in orde moet zijn binnen een onderwijsinstelling om een goede besturing mogelijk te maken. De basiskwaliteit omvat zaken zoals halen van urennormen, wijze waarop wordt om-
• Witjes, R (2006), Blinde reflexen, Den Haag: Ardis organisatieontwikkeling.
gegaan met lesuitval, roostering en de communicatie daarover en wijze waarop
• Zouridis, S (2003), A quest for practical theory: Theory and interaction research in a
klachten van studenten worden behandeld.
Dutch city, Administrative Theory & Praxis. Vol. 25, No. 3, 351-370. • Zijderveld, A.C. (1973), De theorie van het symbolisch interactionisme, Meppel:
Boom en Zn
bbl: de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is een leerweg die de mogelijkheid biedt tot het werkend leren. Het praktijkgedeelte van deze leerweg beslaat minimaal 60 procent van de leertijd. Vaak heeft een deelnemer voor het praktijkdeel van de opleiding een arbeidsovereenkomst met een werkgever.
Geraadpleegde rapporten
bol: de beroepsopleidende leerweg (bol) biedt volledig dagonderwijs met praktijkstages. bpv: beroepspraktijkvorming (bpv) is een vorm van onderwijs waarbij onderwijs in de praktijk van het beroep plaatsvindt. Zowel bij de bbl als bol is sprake van bpv, zij
• Actieplan mbo “Focus op vakmanschap 2011-2015”, Ministerie van ocw, 2011 • Besturing en onderwijskwaliteit in het mbo, onderwijsinspectie, De Meern 2010 • Competenties en stromen in een bedding van kennis, het ministerie van ocw
(mbo 2010) • Eindrapport Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen (com-
missie Dijsselbloem), sdu Uitgevers, 13 februari 2008 • Goed bestuur in de bve-sector, platform Raden van Toezicht, mbo Raad, januari 2009 • Maatschappelijke dienstverlening, een onderzoek naar vijf sectoren, H. Dijstel-
bloem, P.L. Meurs, E.K. Schrijvers (red.), wrr, Amsterdam University Press, 2004 • mbo, fundament onder de arbeidsmarkt, de gemeenschappelijke agenda van de
mbo Raad, aoc Raad, colo en de ministeries van ocw en toenmalig lnv, 2010 • Meer kwaliteit, minder bureaucratie, sterker beroepsonderwijs”, mbo Raad, Woer-
den, 2010 • Naar meer doelmatigheid in het mbo, Advies commissie Kwalificeren en Examine-
het dat het gedeelte bpv bij de bbl aanzienlijk groter is dan bij de bol. bve: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) is de overkoepelende benaming voor beroepsopleidingen en volwasseneneducatie. Regionale opleidingscentra bieden naast middelbaar beroepsonderwijs (mbo) ook volwasseneneducatie. Volwassenen leren onder andere (beter) lezen en schrijven, volgen inburgeringsprogramma’s of een vmbo-, havo- of vwo-opleiding. Centrale examinering: in het mbo is geen sprake van centrale examinering. Thans worden wel centrale examens voor taal en rekenen voorgesteld. cgo: competentiegericht onderwijs (cgo) is onderwijs gericht op het ontwikkelen van de competenties van studenten. Een competentie is een combinatie van kennis, vaardigheden en gedrag/beroepshouding. Het bestaande eindtermgerichte onderwijs was met name gericht op de kennis en vaardigheden van de studenten. Binnen het competentiegericht onderwijs is er meer aandacht voor het ontwikkelen van de beroepshouding. De nieuwe manier van opleiden (nieuw vakmanschap) is
ren (commissie Hermans/Van Zijl), Stuurgroep Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, 8
nodig om deelnemers voor te bereiden te werken in een snel veranderende maat-
november 2010
schappij.
• Naar meer focus op het mbo!, Advies van de Commissie Onderwijs en Besturing bve,
Den Haag, 2010. • Schuit, H & Hövels, B (2009), Kennis, Kiezen en delen, Beleidsopties voor een toe-
komstbestendig mbo, mbo Raad • Werken aan vakmanschap, Strategische agenda Beroepsonderwijs en Volwassenen-
educatie 2008 – 2011, Ministerie ocw, 8 april 2008
Iedere mbo-opleiding is gebaseerd op een kwalificatiedossier. In dit kwalificatiedossier zijn alle competenties (kennis, vaardigheden en beroepshouding) vastgelegd die nodig zijn voor het uitoefenen van een bepaald vak en waaraan een student moet voldoen om het mbo-diploma te behalen. Het bedrijfsleven en het onderwijs stellen gezamenlijk de kwalificatiedossiers op. Voordat de overheid ze vaststelt, worden ze getoetst door het Coördinatiepunt Kwalificatiestructuur. Alle kwalificatiedossiers samen vor-
76
Met eigen ogen kijken
Verklarende begrippenlijst mbo
77
men de competentiegerichte kwalificatiestructuur. Deze kwalificatiestructuur zorgt
mbo Raad: de landelijke brancheorganisatie (vereniging) van instellingen voor be-
voor een kader waarbinnen het competentiegericht onderwijs plaats moet vinden.
roepsonderwijs en volwasseneneducatie. Niveau: mbo-instellingen bieden onderwijs aan op vier verschillende niveaus (niveau 1,
colo: vereniging van 17 kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Zij ontwikkelen
2, 3 en 4). Op niveau 1 worden assistent-opleidingen aangeboden (de opleiding leidt
kwalificaties en kwalificatiedossiers voor het middelbaar beroepsonderwijs, wer-
op tot assisterend beroepsbeoefenaar, die onder leiding van iemand anders een-
ven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van de leerbedrijven.
voudige werkzaamheden verricht; de opleiding duurt een half jaar tot een jaar en
Competenties: onderscheiden worden beroepscompetenties, loopbaancompetenties
de instroom is drempelloos). Op niveau 2 worden de basisberoepsopleidingen aan-
en burgerschapscompetenties. Beroepscompetenties omvatten het geheel aan ken-
geboden. Niveau 3 is een vakopleiding en een niveau 4-opleiding is een middenka-
nis, vaardigheden en attituden om in een bepaalde beroepssituatie adequaat te
deropleiding of specialistenopleiding. Vanuit niveau 3 en 4 is doorstroom naar het
functioneren. Loopbaancompetenties duiden op het geheel van kennis, vaardigheden en attituden die werkenden nodig hebben om hun loopbaan te ontwikkelen.
hbo mogelijk. pgo: met probleem gestuurd onderwijs (pgo) wordt gedoeld op onderwijs waarbij leer-
Burgerschapscompetenties omvatten competenties die mensen nodig hebben voor
stof wordt aangeboden in de vorm van een open probleem en studenten in de ana-
het maatschappelijk functioneren.
lyse daarvan samenwerken in kleine groepen onder begeleiding van een “facilitator”.
CvB: het College van Bestuur (CvB) is het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling en
Referentieniveaus: de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen zijn richtlijnen die de overheid heeft opgesteld voor het niveau van het taal- en rekenonderwijs.
het orgaan dat de dagelijkse leiding uitoefent. Educatie: educatie staat voor volwasseneneducatie. Voor volwassenen vanaf 18 jaar
taal en rekenen.
volwasseneneducatie verschillende cursussen zoals cursussen sociale redzaamheid en alfabetiseringscursussen. Volwassenen die op latere leeftijd een vmbo-,
Ze omschrijven wat studenten moeten kennen en kunnen op bepaalde momenten in hun schoolloopbaan. Alle richtlijnen samen vormen het referentiekader voor
die door omstandigheden niet de mogelijkheid hebben zichzelf te ontplooien, biedt
Bij zowel taal als rekenen zijn er 4 basisniveaus (F-niveaus) binnen het referentiekader. Deze niveaus zijn gekoppeld aan de volgende 4 momenten in de schoolloop-
havo of vwo-diploma willen behalen, kunnen ook terecht bij educatie. Inspectie: de Inspectie van het Onderwijs bewaakt de kwaliteit van het onderwijs op
baan van elke student:
individuele scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonder-
• niveau 1F: einde van de basisschool;
wijs. De Inspectie controleert of scholen zich houden aan wet- en regelgeving en of
• niveau 2F: einde van het vmbo (basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte
Intensivering opleidingen: in het Actieplan Focus op Vakmanschap 2011 – 2015 heeft
• niveau 3F: einde van de havo en einde mbo-4;
de minister aangekondigd om, na een al eerder aangekondigde aanscherping van
• niveau 4F: einde van het vwo.
de onderwijstijd voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), ook de onderwijstijd
Naast F-niveaus zijn er ook streefniveaus (S-niveaus) vastgesteld. Als een student
Uitgangspunt van de overheid is dat om als volwassene goed te kunnen functione-
leerweg) en einde mbo-2 en mbo-3;
een school de bedrijfsvoering op orde heeft.
voor de beroepsopleidende leerweg (bol) te verhogen. Binnen de norm voor onderwijstijd wordt een specifieke norm gesteld voor begeleide onderwijsuren in en door de onderwijsinstelling en de beroepspraktijkvorming middels stages en werken buiten de instelling. Voor het eerste leerjaar wordt de onderwijstijd verhoogd tot
ren in de maatschappij in ieder geval niveau 2F moet worden gehaald. roc: een regionaal opleidingscentrum (roc) is een onderwijsinstelling met een breed
minimaal 1000 klokuren, waarvan ten minste 750 begeleide onderwijsuren te ver-
scala aan opleidingen uit het beroepsonderwijs en de educatie. roc’s bevatten op-
zorgen door de onderwijsinstelling. De overige leerjaren omvatten minimaal 850
leidingen voor vol- en deeltijds beroepsonderwijs, basiseducatie, voortgezet alge-
klokuren per leerjaar, waarvan gemiddeld ten minste 600 begeleide onderwijsuren
meen volwassenenonderwijs (vavo). Deze concentratie van opleidingen is het ge-
te verzorgen door de onderwijsinstelling en gemiddeld tenminste 250 klokuren be-
volg van de Wet educatie beroepsonderwijs (web) uit 1996.
roepspraktijkvorming. Dit pakket is een aanscherping ten opzichte van de huidige 850 klokuren onderwijstijd waarvan tot 60 procent aan beroepspraktijkvorming mag worden besteed.
meer in zijn mars heeft kan toegewerkt worden naar zo’n streefniveau.
Uitgangspunt is dat door de verhoging van de onderwijstijd de opleidingsduur kan
RvT: de Raad van Toezicht (rvt) is het orgaan, verbonden aan een instelling, dat als taak heeft toezicht te houden op het beleid en de uitvoering daarvan door het College van Bestuur en dit College met raad ter zijde te staan. vavo: het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is een vorm van onder-
worden ingekort. De minister heeft in dit kader aangekondigd de wettelijke nomi-
wijs die wordt gegeven aan avondscholen of dag- en avondscholen. In 1997 is het
nale opleidingsduur te verkorten. mbo niveau 4 zal worden verkort van vier naar
voortgezet algemeen volwassenenonderwijs opgegaan in de opleidingsniveaus van
drie jaar. Een mogelijke uitzondering hierop kunnen opleidingen zijn in de techniek. De verkorte opleidingsduur moet door instellingen worden verwerkt in hun opleidingen. mbo: middelbaar beroepsonderwijs. Dit is het onderwijs dat aansluit op het vmbo en voorbereidt op een beroepskwalificatie of op doorstroom naar het hbo.
het beroepsonderwijs. vmbo: het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) omvat de scholen (vmbo en mavo) die voorbereiden op een opleiding in het mbo. vsv: er is sprake van voortijdig schoolverlaten (vsv) indien een student de school verlaat zonder het behalen van een startkwalificatie (opleiding op niveau 2), het minimale niveau dat nodig is om voldoende toegerust de arbeidsmarkt te betreden.
78
Met eigen ogen kijken
Verklarende begrippenlijst mbo
79
Grounded Theory Approach
Grounded Theory Approach is een sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethode die eind jaren zestig van de vorige eeuw is ontwikkeld door de Amerikaanse sociologen Barney Glaser en Anselm Strauss.17 Uitgangspunt bij de Grounded Theory-benadering is een kwalitatieve en inductieve aanpak. Grounded Theory begint niet, zoals “traditioneel” onderzoek, met de ontwikkeling van een hypothese, maar bij het verzamelen van data. De verzamelde data wordt niet ter verificatie van een hypothese c.q. theorie gebruikt, maar om de theorie stap voor stap te ontwikkelen vanuit de empirie. De theorie wordt dus niet speculatief ontwikkeld en vervolgens empirisch getoetst, maar is vanaf het begin op een empirisch fundament gegrond en “rijst” als het ware op uit de werkelijkheid zelf. Centraal bij de Grounded Theory-benadering staat dat de onderzoeker zo veel mogelijk een neutrale, niet vooringenomen houding ten aanzien van het onderwerp van onderzoek inneemt. De data die verzameld wordt moet voortkomen uit de ervaringen van de informanten, niet uit de vragen die gesteld worden. Veelal wordt daarom voorafgaand aan de dataverzameling zo weinig mogelijk achtergrondonderzoek uitgevoerd en worden voor de interviews niet vooraf vastgestelde vragenlijsten gebruikt. Het basismateriaal voor Grounded Theory-onderzoek wordt gevormd door schriftelijke data (b.v. jaarverslagen, promotiemateriaal, krantenartikelen, etc.), interview- en/ of gespreksnotities en schriftelijke opmerkingen over specifieke interacties (observaties door de onderzoeker). Centraal in de toepassing van de Grounded Theory-benadering staat het verzamelen en continu vergelijken van deze data. Door de verzamelde data gelijktijdig te vergelijken en te analyseren, kan de onderzoeker terugkerende uitspraken, noties, begrippen en definities naar boven halen. Dit proces staat bekend als “codering.” Op basis van deze “codering” worden onderliggende patronen zichtbaar gemaakt en geclassificeerd in concepten en categorieën. Door de verschillende categorieën met elkaar in verband te brengen en te vergelijken ontstaan vervolgens theoretische inzichten die gefundeerd zijn in de data-analyse.
17
G laser, B. & Strauss, A. (1967), The Discovery of Grounded Theory, Strategies for qualitative research, Chicago.
80
Met eigen ogen kijken