20
Consent | nr. 28 | voorjaar 2012
Met de mosselhengst naar Mechelen en Lier 1850 - 1940 René Van Horen
Vlamingen zijn notoire mosseleters. Mosselen worden tot na WO II door de vissers zelf rechtstreeks tot bij de klant gebracht: via de Schelde gaat het tot Antwerpen en andere steden op de stroom, zelfs tot Frankrijk. Langs de zijrivieren wordt in gans Vlaanderen verkocht. Al zeer vroeg brengen vissers van de Scheldedelta vis en schelpdieren langs Rupel, Dijle, Zenne en Nete naar het Brabantse binnenland. Ook Mechelen en Lier worden bediend. Het ‘Brabantse’ waterwegennet Dijle, Zenne, Leuvense en Willebroekse Vaart, Nete en Netekanaal.
De waterkaart van het ‘Belgische’ deel van het vroegere Hertogdom Brabant en de Heerlijkheid Mechelen tekent zich rond het stroomgebied van de Rupel: Dijle en Demer(3.600 km2), Zenne (1.260 km2), Grote en Kleine Nete (1.670 km2). Samen is dit 1/3e van de totale oppervlakte van het stroomgebied van de Schelde. Deze rivieren zijn oorspronkelijk laaglandrivieren die traag stromen, met brede bedding en veel meanders. Ze zijn deels onderhevig aan getijdenwerking, met sterk variabel debiet en diepgang. Het bevaarbaar maken en houden zijn van groot belang voor transport en economie. Schepen worden gebouwd in functie van het te bevaren traject. In oude Mechelse geschriften vinden we talrijke verwijzingen naar vis- en mosselhandel, het visverkopersambacht in Mechelen is gesticht in 1238. In een ordonnantie van de magistraat uit 1448 in het ambachtsboek van de visverkopers handelen art. 11 en 12 over de mosselhandel. Verder bestaat er hier een vonnis van de Grote Raad uit 1535 over een klacht betreffende de titularis van de ‘mosselmaat’, dit was het recht om van elke mosselschuit een maat mosselen en een halve stuiver te eisen. In een ordonnantie uit 1711 wordt een ‘cleyn mosselschuit’ vermeld. Een ordonnantie uit 1727 verleent aan schippers uit Willebroek het recht om vis en schelpdieren uit Holland en Zeeland te vervoeren naar Lier en Mechelen. In de geschriften van het ambacht der visverkopers zijn er meldingen (1705 en 1756) van ‘mosselcrayers’. Dit zijn leden van een ‘natie’ die actief is binnen het ambacht, het zijn leurders die ‘verse mosselen’ roepend door de stad trekken. In 1746 lezen we: “den 15 july sijn tot Mechelen gharriveert 8 schuyten met mosselen hetgene bij menschen ghedencenis nooit ghesien en was”. De oudste verwijzing naar mosselhandel in Lier vinden we in een ordonnantie uit 1645 van het visverkopersambacht. hoogaars BRU 70 aan de haverwerf in Mechelen ca 1910 1
Consent | nr. 28 | voorjaar 2012 21
Tot de komst van de spoorwegen in de 2e helft van de 19e eeuw gebeurt vervoer van personen en goederen vooral over water: schepen worden gezeild, geroeid, geboomd, gejaagd of varen op stroom voor de rivierstukken onderhevig aan getijdenwerking. Mechelen en Lier spelen vanaf de Middeleeuwen een erg grote rol als handelscentrum en binnenhaven. Ook in de scheepsbouw en bij de overslag van goederen voor vervoer naar het achterland zijn het belangrijke steden. Beide steden hebben zich ontwikkeld door het indijken van moerasland. Waterbeheersing wordt georganiseerd door middel van stuwen, sluizen en vlietjes. Gegraven grachten worden ingepast in de stadsomwalling. Omdat de vlietjes ook als afvoer voor afvalwater dienen beslist men eind 19e eeuw om in de vlieten hoofdriolen te instaleren en deze te bedekken. In Mechelen en Lier wordt de rivier in het stadscentrum aan het begin van de 20e eeuw gekanaliseerd. Vanaf dan blijft het waterpeil in de stad constant. De havenactiviteit in Lier speelt zich af rond de Binnennete (Kaai, Werf en Vismarkt) en een paar losplaatsen op de Grote Nete. In Mechelen concentreert alles zich rond Dijle, Haverwerf, Vismarkt, Zoutwerf en Lange Schipstraat. Beroepsgroepen worden vanaf de 13e eeuw georganiseerd in ambachten met privileges en plichten, eigen rechtspraak en sancties. Op en rond het water zijn schippers, scheepsbouwers, kordewagenaars (kruiwagen), kraankinderen (mannen die in de tredmolen van een grote kraan lopen), visverkopers, buildragers en zoutdragers actief. Het jagen van schepen is voorbehouden aan de lijntrekkers; die worden ook treigelaars, scheepstrekkers of ketsers genoemd. Al in de 12e en 13e eeuw is het in de haven van Mechelen erg bedrijvig: tweemasters varen op Engeland, Frankrijk, Ierland en de Baltische staten. Linn, Yarmouth, Ipswich, Hull, Londen, Nantes worden vermeld. De handel met Engeland betreft vooral wol en laken, Frankrijk is op dat moment al een grote wijnleverancier. In Mechelen wordt veel overgeladen op ‘bovenschepen’, oa. Mechelse pleiten, die verder stroomopwaarts worden gejaagd, geboomd of geroeid. Richting Kempen bevaart men de ‘botermelkzee’. De zogenaamde ‘bovengaetveerders’ varen stroomopwaarts langs Dijle en Demer tot in Leuven, Aarschot en Diest. Van hieruit gaat het verder over de weg naar Maastricht, Keulen, Frankfurt en andere steden in Duitsland. Brussel, Leuven, Diest en het ganse achterland zijn voor hun bevoorrading afhankelijk van doorvaart en overslag in Mechelen. Het volstaat de waterkaart van het Rupelbekken te bekijken om de strategische ligging van Mechelen te begrijpen: de weg van en naar zee via Schelde en Rupel is makkelijk te
controleren aan het Zennegat, waar Zenne en Dijle samenkomen. Deze ligging heeft er voor gezorgd dat de welvaart van Mechelen in die periode gebouwd is op tolheffingen en stapelrechten. Brussel en Leuven vechten eeuwenlang voor een eigen verbinding met de Rupel. Uiteindelijk worden in dit stroomgebied drie kanalen gegraven: de Willebroekse vaart (1561, nu kanaal Brussel-Schelde), de Leuvense vaart (1763, nu kanaal Leuven-Dijle) en het Netekanaal (1900-1961). Het graven van de Brabantse kanalen, het einde van het Ancien Regime met opheffing van stapelrechten en ambachten (1795) en politieke factoren hebben stilaan de monopoliepositie van Mechelen aangevreten. Ontwikkeling van spoorwegen en wegtransport in de 19e en 20e eeuw hebben de rol van de haven in Mechelen verder uitgehold. Vanaf de aanleg van de Leuvense vaart bestaat een dagelijkse ‘barge’ dienst tussen Mechelen en Leuven. Vanuit elke stad vaart een schip de halve afstand, tot Kampenhout, daar stappen de passagiers over op het andere schip om hun reis verder te zetten. Aan het Zennegat wonen in 1900 nog een 30-tal mannen die werkzaam zijn in en rond de binnenscheepvaart. Een aantal diensten worden hier geleverd: beurtschippers, slekloodsen (slijk) die de schepen van de Schelde tot het Zennegat loodsen, stalknechten en voermannen voor de jaagpaarden, lijntrekkers en dagloners. Sluiswachter, overzetter (veerman) en een paar herbergiers-winkeliers zorgen voor de rest.
Productie en export in de Scheldedelta Bronnen geven een redelijk beeld van omvang en evolutie van de productie in de periode 1850-1940. Uitgebreid statistisch materiaal is niet altijd voorhanden. Ton in dit artikel is de metrische ton (1000 kg) en niet de mosselton van 100 kg zoals dit vroeger gangbaar was. Eind 19e eeuw is de productie relatief constant en als volgt verdeeld: Plaats van verzending. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ton/jaar Bruinisse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 500 Philipine. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 500 Station Bergen op Zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 000 Station Kruiningen-Yerseke. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200 Station Vlake . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Door vissers uit Tholen, Bergen op Zoom, Grauw, Clinge, Yerseke... zelf naar België gebracht. . . . . . . . . . Ca. 10 000 Totaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ca. 30000
22
Consent | nr. 28 | voorjaar 2012
2 De totale productie in 1870 wordt geschat op 7.000 à 10.000 ton per jaar. Tussen 1928 en 1937 schommelt dit tussen 33.000 en 43.000 ton. In 1900 tellen we een duizendtal platbodemschepen in de Scheldedelta, hoofdzakelijk hengsten en hoogaarzen, verder schouwen, lemmerjachten. Er wordt gevist op bot, ansjovis, mosselen, oesters, zalm en kreeft. Een ‘Consent’ is een soort vergunning die voor elk schip bepaalt waar en op wat hoofdzakelijk mag gevist wordt. In die periode geeft ongeveer de helft van de vloot op zijn consentaanvraag ‘mosselen’ op als hoofdactiviteit. Omgerekend betekent dit dat ongeveer 500 schepen samen een jaarvangst van 30.000 ton realiseren, d.w.z. gemiddeld 60 ton/schip/jaar. Een mosselschip neemt doorgaans 4 tot 6 ton lading, het is dus duidelijk dat voor de meeste mosselconsenthouders de mosselvangst zeker geen voltijdse job was. Andere vangst, transport van aardappelen en bieten, mosselzaadvisserij en hulp bij waterbouwkundige werken zijn nodig om de eindjes aan mekaar te knopen. Op basis van de aantallen mosselconsenten die per haven worden uitgegeven kunnen we de evolutie van de vloot min of meer reconstrueren: Registratie mosselconsenten 1901 1920 1938 BRU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 102 58 CLN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 13 9 Grauw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 11 6 PI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 25 24 TH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 35 11 YE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 45 61 Overige havens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 28 34 Totaal aantal mosselconsenten 513 259 203 Totaal aantal visserijconsenten 941 632 583 We zien over deze periode een afname met 60% van het totaal aantal mosselconsenten, dit is veel sterker dan de afname met 38% van het totaal aantal visserijconsenten. Tegelijkertijd verplaatst het zwaartepunt in de mosselvangst zich van Bruinisse en de Westerschelde (Clinge, Grauw en Philipine) naar de Oosterschelde. Vooral voor de Zeeuws-Vlaamse havens is de terugval tussen de twee wereldoorlogen opvallend, de redenen zijn bekend: verzanding en vervuiling van het water en de reorganisatie van kweek en handel.
3 Wat zou kunnen gezien worden als een avontuurlijk en romantisch leven is in werkelijkheid een beenhard bestaan. Opgetekende getuigenissen van vissers en vissersvrouwen vertellen over hard labeur, armoede, honger, kinderarbeid, rampen en tegenspoed, zonder enige bestaanszekerheid of sociaal vangnet. De firma’s Truyens/De Haeck en Anthonis-De Cleer uit Antwerpen en Imberechts uit Mechelen nemen in de jaren vóór WO II het leeuwendeel van de export naar Frankrijk voor hun rekening. Onder hun drieën verzekeren ze ongeveer 6.000 ton export naar Frankrijk op een totale productie van 40.000 ton. Het is niet duidelijk hoe het transport naar Frankrijk verloopt, er rijden al vrachtwagens en waarschijnlijk gaat er ook veel op de trein.
Mosselhandel in Lier Mosselhengsten, hoogaarzen en lemmeraken maar ook blazers en Tholense schouwen brengen tot 1940 vis en mosselen naar de Werf in Lier (foto 2). Onderweg wordt er ook in Duffel verkocht of gewoon aan de oever van de rivier (foto 3). Uit de jaarverslagen van de Gemeenteraad van Lier hebben we cijfers over het aantal mosselboten dat de Binnennete opvaart. In de periode van 1860 tot 1923 worden tussen 13 en 94 (in 1874!) mosselschepen per jaar gemeld, dit betekent gemiddeld 1 tot 3 ladingen per week. Vier Lierenaars, geboren tussen 1920 en 1928, getuigen over de mosselverkoop op de Binnennete in de jaren dertig. Hun verhaal gaat zo: “De mosselboot kwam door de sluis en de brug tot aan de Nete op de Werf, rechtover de apotheek aan een trapje. Soms ging de belleman (Maurice Arras wordt genoemd) door de straten om te zeggen dat er mosselen waren. Het was een zeilboot, niet overdekt, met dikwijls dezelfde schipper. De boot kwam in het mosselseizoen soms 2 keer in de week, en bleef liggen tot de voorraad op was. De mosselen bleven vers (getuigen denken dat er water of ijs in het ruim zat), ze waren niet gekuist of gewassen en ze hingen met draden aan mekaar. Er zaten krabbetjes, kreukeltjes en lang groen zeewier tussen en het rook heel erg. Twee of drie schippers schepten de mosselen van een hoge berg. Als de boot aanlegde kwam er snel veel volk samen, ze brachten een zinken emmer of een kom mee, die ze vol lieten doen. Het was van ’s morgens vroeg aanschuiven tot de boot leeg was. Je mocht aan de kant blij-
Consent | nr. 28 | voorjaar 2012
2 3 4 5 6 7
23
De CLN 15 aan de mosseltrap in Lier ca 1930 Mosselverkoop onderweg De YE 157 van Wannes van der Jagt in Lier in 1937 Wannes aan boord Rauwe mosselen, lekker en gezond Aan de Haverwerf in Mechelen
4
5
6
weg de 20e eeuw hoofdzakelijk verlopen langs de Dijle. In 1900 registreert men nog een 1000-tal schepen per jaar met vis en mosselen op een totaal van 2500 ‘binnenkomend van beneden’. Er wordt ‘groene vis’ (riviervis) aangevoerd, maar ook zeevis en schelpdieren. Een massa haring wordt gerookt. Vis is volksvoedsel: goedkoop en gezond. Rond 1900 gaan ongeveer 1.000 ton mosselen per jaar naar Mechelen, dit is 3% van de totale productie. De meeste mosselhandelaars zijn ook herbergier. Als de vrouw de herberg uitbaat wordt ze tot 1900 (het laatste bevolkingsregister in de Franse taal) nog vermeld als ‘cabaretière’, niet omdat ze de French cancan danst, maar ‘cabaret’ was dan een andere naam voor taveerne, herberg, hostelerie, estaminet of café. Van getuigen hebben we dit verhaal over de bedrijvigheid aan de Haverwerf: “De plek aan de kade wordt de mosselkaai genoemd en de trap waar nu de voetgangersbrug bij de Lamotsite ligt, is bekend als de mosseltrap. Schepen leggen aan, de mosselen worden beneden in de kuip in manden geschept die daarna op de kant getrokken worden. Op de kade worden de karren van de leurders geladen of worden de mosselen in zakken geschept en gewogen voor verzending. De zakken worden met 4 grote steken dichtgenaaid. Mosselen blijven langer vers wanneer de trossen aan mekaar blijven. Voor direct verbruik worden ze bij Imberechts in een groot lokaal achter de St. Annakapel op lange tafels uitgestort. Baard en pokken worden afgedaan en de mosselen worden gesorteerd op grootte en kwaliteit.” (foto 7-8-9)
ven staan of over een plank naar de boot lopen. Mosselen waren goedkoop en zeker als je ze rechtstreeks aan de boot kocht (sommige getuigen spreken van een prijs van 1 frank per schop, anderen denken dat er een prijs per emmer was). Men mocht rauwe mosselen proeven. Kreukeltjes werden met een tas opgeschept en in krantenpapier verkocht.” (foto 4-5-6)
Mosselhandel in Mechelen Rond 1850 is de rol van Mechelen als grote binnenhaven uitgespeeld, maar de mosselhandel blijft. Dankzij een paar dynamische groothandelaars speelt de stad vanaf 1880 tot na WO II nog een grote rol in de verdeling binnen België en in de export naar Frankrijk. De vis- en mosselenbevoorrading van de stad blijft tot half7
24
Consent | nr. 28 | voorjaar 2012
8
Mosselhandelaars in Mechelen VERMORCKEN Pierre Corneille VERMORCKEN uit Kieldrecht vestigt zich in 1868 in Mechelen. Hij werkt eerst als ‘garçon bâtelier’ (beurtschipper- of scheepstrekkershulpje) en wordt later vishandelaar. Het is bekend dat Kieldrechtenaren in die tijd garnalen en vis met bakfiets of hondenkar in Mechelen komen uitleuren. Mogelijk is Pierre Corneille één van hen. Zijn zoon Jaak Félicien wordt in 1892 een eerste maal vermeld als visverkopermosselhandelaar. In 1913 legt hij de eed af als viskeurder: ’’ Ik zweer myne bediening getrouwlyk te zullen vervullen’’ nadat hij zich ertoe verbonden heeft geen handel in “verschen visch’’ meer uit te oefenen. Waarschijnlijk heeft hij de mosselhandel niet afgezworen en omdat de viskeurders ook de mosselen moeten keuren doen twee mosselhandelaars, A. Tambuyser en G. Imberechts hun beklag bij het gemeentebestuur. Ze schrijven letterlijk: “zoo vinden wij het zeker onpraktisch dat U juist een mosselhandelaar als keurmeester benoemd. Ook daar we in geene al te vriendelijke termen met hem omgaan, en hij voor alles in staat wordt geacht, zoo vrezen we de ergste misbruiken van zijnentwege, misbruiken die hij natuurlijk zal aanwenden om zijnen mosselhandel te bevoordeligen en onzen handel juist onmogelijk te maken en ons in den grond te boren”. Het is duidelijk geen grote liefde tussen deze heren, want op 15 mei 1917 moet het stadsbestuur nog een besluit uitvaardigen waardoor de mosselinvoerders verplicht worden de keurmeesters te verwittigen bij nieuwe aanvoer. In 1921 staat J.F. Vermorcken nog altijd ingeschreven in het bevolkingsregister als ‘viskeurder’. Een paar jaar later is er volgens de verslagen van de afdeling Bruinisse van de ‘Bond van Mosselkwekers’ beslist om contact op te nemen met meneer Vermorcke met de bedoeling hem aan te stellen als kwaliteitscontroleur in Mechelen in opdracht van de Nederlanders. Het is niet duidelijk of hij werkelijk deze functie heeft uitgeoefend.
9
Quai aux Avoines 1 (dit is de Haverwerf waar de mosselkaai is; bevolkingsregisters zijn tot 1900 opgesteld in het Frans). Het echtpaar baat op dit adres de herberg ‘Schildeke van Leuven’ uit. Guillaume (Willem) staat achtereenvolgens vermeld als kopergieter, dagloner, herbergier en mossellosser, zijn vrouw als herbergierster. De naam ‘Schildeke van Leuven ‘ kan verwijzen naar de overslag die hier voordien moest gebeuren voor transport stroomopwaarts naar Leuven en Diest. Van 1900 tot 1964 is deze herberg de zetel van de firma. In de zaak worden oesters en mosselen geserveerd voor de betere burgerij van de stad. Op het uithangbord staat ‘moules parquées’ , dit wijst op de beste kwaliteit witte vette mossels die rauw gedegusteerd worden. Hun kinderen en schoonkinderen werken mee in de zaak en bouwen deze uit tot één van de grote exportfirma’s van Zeeuwse mosselen naar Frankrijk. De firma wordt in 1929 door Willem Imberechts, de zaakvoerder, ingeschreven in het Register van Koophandel. De registratie vermeldt ‘handel in mosselen’, Haverwerf 1. In 1936 wordt een ‘maatschappij in gezamelijken naam’ opgericht: ‘IMBERECHTS EN KINDEREN‘. Bestuurders zijn Willem Imberechts en Martinus Peremans, één van de schoonzoons. Hetzelfde jaar volgt een uitbreiding van de activiteit met de vermelding ‘handel en vervoer van allerhande koopwaren’ en kunnen we ervan uitgaan dat dan reeds een ‘camion’ aangekocht was. (foto 10) In 1941 is er een inschrijving met vermelding ‘export’ maar we weten uit Zeeuwse bronnen dat de firma vóór WO II al sterk aanwezig is in de uitvoer naar Frankrijk: 900 ton in het seizoen ’37-’38, 1700 ton in ’38-’39.
IMBERECHTS In het bevolkingsregister van 1890 vinden we Guillaume Imberechts gehuwd met Christine Vermost, eerst op de Zoutwerf 31 en later op 2 maart 1900 met een eerste inschrijving op
10
Consent | nr. 28 | voorjaar 2012
25
8 9
Vlaamse mosselhengsten in Mechelen ca 1910 Mechelen: de mosselboot wordt gelost, de mosselen worden gewogen en verpakt voor export 10 Vrachtwagens van groothandel Imberechts 11 Willem Imberechts
Op 26.09.1949 wordt de ‘N.V. IMBERECHTS EN KINDEREN’ opgericht en de statuten worden gepubliceerd in het Staatsblad van 02.09.1949. Merkwaardig aan deze statuten is het feit dat er verwezen wordt naar een overeenkomst die op 20.06.1926 gesloten werd tussen W. Imberechts en de ‘Brasseries et Malteries de la Pleine’ met zetel te Mechelen (Oude firma Charles Lamot). De brouwerij heeft recht van doorgang en een voorkooprecht op het eigendom Haverwerf no. 1. Verder verplicht W. Imberechts zich ertoe: “te nemen alle bieren zonder uitzondering die in het hierboven beschreven goed (de herberg) zullen gesleten worden, ze te verkopen aan den gewonen prijs en geen andere bieren te slijten uit een ander brouwerij voortkomende”. Hierbij is ook vastgelegd dat elke overtreding zou kunnen aanleiding geven tot een schadevergoeding van 500 frank, in die tijd een klein fortuin! Dezelfde inschrijving vermeldt een bijhuis aan de Spruitstraat 6, Yerseke, Nederland. In 1964 wordt de exploitatie verplaatst naar de Mgr. Van Nuffelstraat 17-19 in Mechelen wanneer aan de Haverwerf plaats geruimd wordt voor de grote uitbreiding van de brouwerij Lamot. De schipper van de mosselboot wordt ontvangen door Willem Imberechts (foto 11). Deze berekent op een bord hoeveel ton mosselen hij nodig heeft voor export en om de bestellingen te kunnen uitvoeren die winkels en leurders geplaatst hebben. Daarna wordt de prijs onderhandeld. Willem is in de handel bekend als de ‘baron’; mogelijk zien de mosselvissers een gelijkenis met de oesterbaronnen die ze in Zeeland kennen. Van bij de aankoop van de eerste vrachtwagen, vóór WOII wordt er elke dag naar de universiteitsstad Leuven gereden, mosselen zijn in die tijd ‘goedkoop studentenvoedsel’. Verder vervoert men naar Frankrijk (Parijs en St.-Quentin) en Luik, Tienen en St.-Truiden. Nog een paar andere families zijn actief geweest in de mosselhandel in Mechelen: - Edouard VERBERCKMOES: garnaalverkoper uit Kieldrecht die zich in 1912 in Mechelen vestigt, firma actief tot eind 20e eeuw. - TAMBUYSER: van 1856 tot 1930 zijn er talrijke vermeldingen van deze familie. - NEES: van 1905 tot zeer recent, de laatste van de Mechelse mosselgroothandels.
11
Beeld (2)
© Collectie Stadsarchief Lier- erfgoedbank kempens karakter, www.kempenserfgoed.be (4-5-6) ‘Schoon Lier’, film uit 1937, door Leo Raymakers (1-7-8-9) © Stadsarchief Mechelen www.beeldbankmechelen.be (3-10-11) privé archief
Dit artikel is de neerslag van een breder onderzoek naar watererfgoed in Mechelen en Lier. Werktekst, bronnenregister en een aantal elementen zijn op vraag en digitaal beschikbaar:
[email protected] . Het onderzoek loopt verder, alle informatie is welkom. Dank aan de medewerkers van het Stadsarchief Mechelen en Lier. Bronnen: Stadsarchief Mechelen (beeldbank, leeszaal, bevolking, verzameling Berlemont), Stadsarchief Lier (beeldbank, bevolking, leeszaal) Zeeuws Archief Middelburg