MePaper in de Newsroom Redactionele inrichting voor de elektronische krant Een beeldscherm met daarop de krant. Maar hoe komt die krant op het beeldscherm? Het kan heel eenvoudig. Maak templates die aansluiten op de database van de ‘gewone’ krant en de inhoud vloeit zo het scherm op. Fabrikanten als iRex hebben daar kant en klare scripts voor. Voor het resultaat zie onder meer de NRC op de iLiad… In het MePaper-project wordt uitgegaan van dagbladformules speciaal ontworpen voor leesschermen van 15 tot 18 cm op digitale documentlezers. We onderscheiden hierbij de schermen die werken met e-ink (Iliad) (krant van morgen) en de lcd-schermen van een vergelijkbare omvang (krant van overmorgen). De inhoud van deze elektronische kranten is wel gerelateerd aan de papieren moederkrant, maar niet dezelfde. Om de voordelen van de beeldschermen te benutten dienen de artikelen te worden aangepast en verrijkt. De mate waarin dat moet gebeuren, zal onderwerp zijn van zorgvuldige afweging bij het opstellen van een businessmodel. Hoe meer bewerkingen, hoe hoger de kosten. Hoe minder bewerkingen hoe minder aantrekkelijk het product. We willen beschrijven waar en hoe deze bewerkingen binnen een redactionele organisatie het beste en meest efficiënt kunnen worden gedaan. Hierbij haken we in op de trends in krantenland - in binnen- en buitenland - die te maken hebben met de omvorming van traditionele krantenredacties tot multimediale newsproviders. Op iedere krant wordt er minstens over gesproken, bij sommige worden al vergaande stappen uitgevoerd om zover te komen. Drie redactiemodellen Voor de inrichting van redacties voor verschillende media binnen een uitgeverij zijn drie modellen aan te wijzen, terwijl in de praktijk verschillende tussenvormen voorkomen. De drie modellen waar het om gaat, zijn: 1. De geïntegreerde redactie, waarbij één en dezelfde redactie de content selecteert, bewerkt en plaatst voor de verschillende media. 2. De mediumspecifieke redactie, waarbij de web- en de mobile-redactie volledig onafhankelijk opereren van elkaar en van de printredactie. Ze leveren ieder ook eigen content. 3. De hybride redactie. Hierbij is weliswaar sprake van een aparte web- en/of mobileredactie, maar deze is nog steeds in meer of minder grote mate afhankelijk van de content die door de printredactie of via andere feeds (persbureaus e.d.) wordt aangeleverd. Deze wordt verrijkt, of herschreven of ongewijzigd geplaatst. Maar volledig eigen content wordt niet geleverd door deze web- en mobile-redacties. Inmiddels zijn er uitgeverijen die het werk van de onlineredactie geoutsourcet hebben (TMG met Sp!ts bijv.). Dit is eerder een bijzondere vorm van model 2 (mediumspecifiek) dan een apart model.
Trends in Nederland Dat internet inmiddels al ruim 10 jaar gemeengoed is en alle intenties en woorden ten spijt werkt de Nederlandse dagbladwereld over het algemeen nog altijd niet onvoorwaardelijk mediumspecifiek. Dat blijkt uit een enquête over de redactionele inrichting en dan met name de plaats van online-/mobileredacties bij negen Nederlandse dagbladen (als bijlage bijgevoegd). Vijf van deze kranten zijn of waren betrokken bij het MePaper-project, te weten de Barneveldse Krant, het Eindhovens Dagblad, het Financieel Dagblad, Sp!ts en de halverwege uit het project gestapte Volkskrant. De andere dagbladen die hun medewerking verleenden aan het onderzoek zijn De Telegraaf, NRC Handelsblad, Dagblad van het Noorden en AD Rivierenland. Uit de enquête kwamen enkele interessante punten naar voren. Zo blijkt dat vrijwel alle kranten weliswaar een internet-/multimediaredactie hebben - bij de Telegraaf is deze zelfs bijna 40 man groot - maar van een volledig zelfstandige unit die zelf content genereert, is slechts in enkele gevallen sprake. Bijna alle webredacties zijn in meer of mindere mate afhankelijk van de toelevering van de printredactie en van externe feeds. De content wordt door de webredactie geselecteerd, eventueel verrijkt en soms zelfs herschreven, maar zelf content genereren blijft toch vooral de taak van de printredactie. De mate waarin de webredacties afhankelijk zijn van printcontent loopt overigens nogal uiteen bij de onderzochte kranten. De Barneveldse Krant kent bijvoorbeeld geen eigen webredactie. De printredactie plaatst zelf nieuwsberichten (zoals politienieuws) en verkorte, licht bewerkte teksten van verhalen die ook in de krant komen. Aan de andere kant van het spectrum zitten de eerder gememoreerde Telegraaf en ook het Financieel Dagblad, dat weliswaar veel minder menskracht beschikbaar heeft voor de internet-/techniekredactie (vijf fte) maar wel min of meer zelfstandig opereert. Slechts Sp!ts heeft een volledig onafhankelijk opererende online/-mobileredactie. Nog een indicatie dat de online-/mobileredacties nog geen op zichzelf staande units zijn, is dat redacteuren van online-/mobileredacties binnen het bedrijf vooralsnog geen specifieke opleiding krijgen die puur gericht is op deze media. Een teken aan de wand is verder dat online niet alles wordt ‘weggegeven’ wat in de krant staat; voor die content wordt immers betaald. Als compensatie wordt hier en daar ‘uitgesteld publiceren’ toegepast: artikelen op sites laten verschijnen als de papieren krant al verschenen is. Er wordt ook vrijwel overal rekening gehouden met het moment van publiceren als het om scoops of near scoops gaat: pas online publiceren als de krant van de concurrentie al gezakt is. Het moge duidelijk zijn: in de mediahiërarchie gaat print nogal altijd ruimschoots voor online/mobile. Opvallend is ook dat ondanks alle online-mogelijkheden er vooral vanuit één gezamenlijke werkplek wordt gewerkt. In de woorden van Bard van de Weijer (Volkskrant): “Verder worden redacteuren geacht zoveel mogelijk op de krant te werken. Een redactie gedijt het best bij samenscholing, denken we hier.“
Discussies over de newsroom op het internationale vlak Redactionele organisaties overal in de wereld zijn sinds halverwege de jaren ’90 voortdurend op zoek naar een goede multimediale invulling. Dat begon met de pioniers die hun krant - in print vaak traditionele en zeer gerenommeerde instituten - op de website publiceerden. Later bleek dat bij deze sites de wet op de remmende voorsprong van toepassing was. Kleine websites met flexibel werkende redacties die korter en puntiger nieuwsberichten publiceerden, bleken voor de internetbezoeker veel interessantere bronnen. Zo werden de krantensites overvleugeld door de websites gespecialiseerd in webnieuws en moesten de internetredacties van de kranten zich aanpassen. Ook nieuwe mogelijkheden op internet werden door kranten aangegrepen. De sites werden opgetuigd met RSS, geluidsfragmenten, podcasts enzovoort. Kranten maken sinds begin deze eeuw gebruik van de mogelijkheid om via internet video aan te bieden. Camerajournalisten werden op pad gestuurd om de artikelen op internet met video’s te illustreren. Maar overal bleek het moeilijk een professionele multimedia-afdeling kostendekkend te laten werken. Nog steeds worden formules gevormd en vervormd om een online-verdienmodel te krijgen. In deze fase zitten de meeste kranten aan het eind van het eerste decennium van de 21ste eeuw. Overal wordt gezocht naar de beste manier om ze klaar te maken voor een multimediale toekomst. Het leidt tot studies zoals de Newsroom Outlook van de WAN en het heeft zijn weerslag op de vele discussies op internationale journalistieke fora over dit onderwerp. Deze spitsen zich veelal toe op de vraag of de print- en online-redacties geïntegreerd of separaat moeten functioneren. Print en online gescheiden De voorstanders van separate print- en online-redacties maken een principiële keuze. Beide media vergen een eigen gespecialiseerde aanpak. De printedities zetten in op kwaliteit en diepgang en op onderzoeksjournalistiek met een wat langere adem. Journalisten die hiermee bezig zijn, mogen niet de balast van de plichten rondom websites met zich meedragen. Daarvoor zijn aparte journalisten aangesteld die zich gespecialiseerd hebben in het snel inlezen in een onderwerp, dat meteen tot een online nieuwsbericht te verwerken en dat te voorzien van allerlei verrijkende onderdelen zoals (bewegende) beelden, hyperlinks en dossiers. Een voorbeeld van deze aanpak is het Franse Le Monde, dat wel aanstuurt op samenwerking tussen beide redacties, maar ze tegelijk volledig gescheiden van elkaar laat werken. Ze slagen erin hun reputatie als Franse kwaliteitskrant te handhaven en tegelijk records te breken als het gaat om unieke bezoekers en bezoektijd van www.lemonde.fr. Geïntegreerde redactie Bij de discussie over geïntegreerde redacties wordt rekening gehouden met de afnemende economische waarde van journalistieke producten. Vroeger had een nieuwsbericht of achtergrondverhaal in een krant een vaste waarde die correspondeerde met de inspanningen die een journalistieke organisatie met zich meebracht. Nu is redactionele content soms een bijproduct van advertenties, dat vaak gratis te verkrijgen is op het internet of in gratis (dag)bladen. Dit vergt een efficiënte productie van deze content, met zo laag mogelijke kosten. Deze efficiëntie kan gehaald worden door het samenvoegen van print- en onlineredacties tot een geïntegreerde redactie. De journalisten in een dergelijke newsroom maken over een bepaald onderwerp zowel het online-nieuwsbericht als het achtergrondartikel in print.
Nog een stap verder is de geconvergeerde redactie. In die gevallen leveren de journalisten behalve de print- en online-inhoud ook nog het nieuwsbericht voor een radiostation aan en treden ze op als interviewer voor het tv-item met dat onderwerp. Uiteraard is het nadeel van een geïntegreerde aanpak dat er onvermijdelijk concessies aan de kwaliteit worden gedaan, omdat er geen ruimte is voor specialisatie van de journalist in een bepaald medium. Cultuurprobleem Bij geïntegreerde en geconvergeerde redacties is vaak sprake van een cultuurprobleem. Journalisten die vanuit een tientallen jaren oude traditie schrijven voor een gerespecteerd medium, moeten nu plotseling hun aandacht verdelen. Een dergelijke cultuuromslag blijkt in de praktijk zeer moeizaam met vaak als neveneffect kwaliteitsverlies van het bestaande medium. Ook ontstaan er lastige discussies over wat te doen met primeurs. Redacties hebben de neiging die te reserveren voor hun papieren medium, met als argument dat dit voor de benodigde omzet moet zorgen. Maar deze handelswijze is ook een rem op de ontwikkeling van de nieuwe online media tot een serieus te nemen nieuwsbron. Om een dergelijke cultuuromslag te bewerkstelligen moet voor alles de hoofdredactie duidelijke beleidskeuzes maken die herkenbaar zijn voor de journalisten. Van daaruit moet een programma worden opgezet van training en gewenning aan de nieuwe praktijk. Dan nog moet rekening gehouden worden met een langdurige gewenningsperiode. De New York Times is sinds 2005 bezig met de integratie van de print- en webeditie van de krant. Onder het mom van ‘platform neutrality’ heeft iedere journalist zich op te stellen als web-editor en tegelijk de kwaliteiten te handhaven die een NYT-journalist behoort te hebben. Het Australische Fairfax Media heeft vorig jaar plannen bekend gemaakt voor de vorming van de News Mediaplex. De in Melbourne gevestigde uitgeverij wil vanuit één newsroom uitgaven als The Age Newspaper, 3AW Radio, Fairfas Digital, the Australian Financial Review en Business Review Weekly uitgeven. Wat opvalt is dat met multimediaal veelal wordt bedoeld een aanvulling van een printeditie van een krant met elektronische uitgaven. Dat er ook nog een aanvulling kan zijn met andere print-uitgaven wordt maar sporadisch aangehaald. Een gunstige uitzondering hierin is de krantenorganisatie Media Wales in het Verenigd Koninkrijk. Dit bedrijf slaagt erin met 150 journalisten behalve drie krantproducten ook nog eens 56 magazines te maken, bestemd voor doelgroepen en met diverse frequenties -van jaarlijks tot en met wekelijks- verschijnend. Daarnaast zijn er ook nog digitale uitgaven die door de zelfde journalisten worden gemaakt.
Welk model voor MePaper? Welke redactionele inrichting past nu het best bij de krant op mobiele digitale documentlezers, die we in het kader van dit project de MePaper noemen? Vooralsnog lijkt voor de MePaper-redactie een hybride model het beste. Een geïntegreerde redactie zou te weinig recht doen aan het specifieke karakter van mobile content, terwijl bij een volledig mediumspecifieke redactie de kans weer groot is dat de content te zeer losraakt van het gevestigde signatuur van de krant. Als in de toekomst overal de web- en mobile-redacties op gelijke voet komen te staan (zowel qua bezetting als contentleverancier) met print, zal het ‘gevaar’ van signatuurverlies steeds minder een issue worden en zullen volledig mediumspecifieke redacties het gangbare model worden. Hieronder gaan we verder in op de uitwerking van een mogelijk model voor een Me-Paperredactie.
Newsroom of the Future (NoF) De NoF ontstaat in het tijdsbeeld dat er serieuze tekenen zijn dat de betaalde papieren krant aan slijtage onderhevig is. De oplages dalen in goede economische tijden langzaam en in slechte tijden snel. In het advertentiedomein is de sleet gekomen. Personeelsadvertenties, traditioneel een belangrijke pijler onder de inkomsten, verdwijnen met grote stappen naar online-mogelijkheden voor personeelswerving. Ook blijkt het lastig andere advertentiesoorten aan de papieren krant te binden. Deze verslechterde commerciële mogelijkheden nopen uitgevers naast de traditionele uitgave nieuwe initiatieven te ondernemen. Dat zijn al langer websites, maar ook video, radio, smsservices, narrowcasting (schermen op publieke plekken), glossy’s, doelgroepgerichte uitgaven in de vorm van krantjes en tijdschriften, gratis krantjes en andere uitgaven zijn mogelijkheden. Ook is er sprake van integratie met huis-aan-huis bladen, die dan als een van de uitgaven worden gezien. De MePaper-uitgaven zouden in deze reeks passen als een van de uitingen van de dagbladuitgeverij. In de NoF werkt een multimediale redactie voor al deze uitgaven. Redacteuren moeten rekening houden met alle uitgaven waarvoor het onderwerp geschikt is. In de nieuwste redactionele software krijgt hij meerdere schermpjes voor zich als hij aan een nieuw onderwerp begint. Hij moet dan bijvoorbeeld eerst het scherm bestemd voor de website vullen en doorsturen, voordat hij aan het volgende kan beginnen. In een NoF krijgt hij voor iedere uitgave waarvoor hij moet werken een scherm voor zijn neus. De uitgewerkte onderwerpen worden opgenomen in een database waaruit de eindredacties voor de diverse uitgaven putten. Deze eindredacties hoeven geen zware bezetting te hebben, omdat de redacteur goed getraind is in toespitsen van de informatie voor de betreffende uitgave. De bijdragen zijn dus zonder zware bewerking geschikt voor de uitgave. Aan de toeleverende kant is de investering die een uitgever moet doen dus een opleiding tot het schrijven voor de MePaper-uitgaven. Daarnaast zal het in het dagelijkse werk enig tijdsbeslag van de redacteuren vergen. Deze kan overigens minimaal zijn, omdat er mogelijke overlap is met andere uitgaven, zoals internet en de papieren krant. Bij een NoF kan de inrichting van de redactievloer een bijdrage leveren aan een goede dagelijkse gang van zaken. Als de communicatielijnen letterlijk kort zijn, verloopt deze communicatie in de regel beter. Bovendien is het noodzakelijk op de redactievloer een juiste sfeer te creëren, waarin het genereren van nieuws een goede voedingsbodem vindt. Bij redacties in de wereld zijn al veel modellen in de praktijk uitgetest, die uiteraard moeten aansluiten op de organisatiestructuur. Een veel gehanteerde inrichting is de stervormige organisatie. Hierbij wordt het hart gevormd door een centrale tafel waaraan de chefs van de diverse afdelingen de beslissingen nemen. Iedere afdeling heeft zijn bureaus zo opgesteld dat de uitvoerende chefs in direct contact staan met de centrale tafel. Vertaalslag Als MePaper een serieus medium wil zijn, moet het geen makkelijk derivaat van de papieren krant worden. Er zal een vertaalslag moeten worden gemaakt tussen de centrale database en de MePaper-uitgave. Dat zou kunnen door het CMS zo in te richten, dat het automatisch ‘vullen’ vanuit de centrale database een sterk product oplevert. Een eigen redactie doet uiteraard meer recht aan het eigen karakter van het medium.
Die redactie kan binnen het concept van de NoF minimaal bezet zijn: een beeldredacteur, een redacteur/journalist, een dossierredacteur en een eindredacteur, eventueel aangevuld met freelancers. Deze redactie selecteert en verwerkt de content uit de centrale database, levert zo mogelijk ook eigen content (die ook in de centrale database terechtkomt) en richt met al dit materiaal de redactieversie van de MePaper in. Al naar gelang het belang dat een uitgever hecht aan MePaper binnen de organisatie kan de redactie zelfs uitgroeien tot belangrijke leverancier aan de centrale database. De MR zorgt door de dag voor ‘eigen’ updates, naast de verwerking van eventuele andere updates die via de centrale database binnenkomen. Van belang is voor de lezer te allen tijde aanschouwelijk te maken wanneer er updates zijn, van welke artikelen er updates zijn en wat dan precies de update is. Op die manier hoeft de lezer niet steeds hetzelfde te screenen of te lezen. User generated content User generated content neemt een belangrijke plaats in bij de MePaper. De redactie voert hierbij een actief beleid, omdat die UGC constant wordt gemonitord. Een voorbeeld: het snel plaatsen van nieuwsberichten betekent een verhoogde kans op fouten, bovendien zijn vaak nog niet alle feiten boven tafel op het moment dat het eerste bericht over een onderwerp wordt geplaatst. Lezers reageren hier onherroepelijk op en de redactie moet hier gebruik van maken: duidelijke fouten kunnen snel verbeterd worden en de reacties bieden mogelijk nieuwe openingen. Interessante UGC kan zelfs de kern worden van of de grondslag voor een redactioneel artikel, zowel voor MePaper zelf als voor de printuitgave. Dossier De kracht van MePaper kan mede liggen in de instant beschikbaarheid van dossiers. Ook hier geldt weer: met slimme inrichting van het CMS en gebruik van goede tags is een dossier automatisch te genereren. Wanneer dossiers echter een serieuze meerwaarde moeten vertegenwoordigen, is een speciale dossierredacteur nodig. Deze geeft niet alleen de beschikbare content een logische plaats, maar bewerkt ook archiefmateriaal, voegt analyses toe en zou idealiter koppelingen moeten kunnen maken met content van andere bladen of andere media en wellicht zelfs van andere uitgevers. Door gebruik te maken van de toegang tot de archieven van een variatie aan media kan een aantrekkelijk product aangeboden worden aan gebruikers van MePaper. Dit product biedt kansen om binnen het businessmodel van MePaper een inkomstenbron te creëren. Daar er momenteel op internet nog weinig gebruik wordt gemaakt van content uit dossiers is het de vraag of dat bij de MePaper wel gaat gebeuren. Waarmee de vraag zich aandient of het wel loont hier een kostbare redacteur aan ‘op te offeren’. Aan de andere kant past de vorming van een crossmediaal en wellicht zelfs crosspublishing dossier in de trend dat mediagebruikers het nieuws op zoveel mogelijk manieren willen ontsluiten. En in feite past MePaper als geheel, met alle multimediale mogelijkheden, in deze trend. April 2008 Louis van Oort / Harrie Verrijt