magazine Rathenau instituut oktober 2008
Φ
Mensverbetering Mooier, sneller, fitter Nanotechnologie Imagoprobleem Cradle to Cradle Marketingconcept Interviews Michael Braungart Nikolas Rose Ellen Silbergeld Pier Vellinga
inhoud 4 TECHNOLOGY ASSESSMENT 4 Interview > Frans Brom > Wantrouwen kan een technologie volledig lamleggen 37 Column > Lotte Asveld > Hoop, troost en een blik op het licht 38 Op de FLUX Magazine zeepkist > Politici over technologie & de toekomst 60 Column > Antoinette Thijssen > Slimme meiden & technologie 61 Portfolio > Technology Assessment in Europa 6 DOSSIER MENSVERBETERING 8 Essay > Slimmer, sneller, sterker en beter 12 Boek > Reshaping the Human Condition 14 Interview > Nikolas Rose > ‘Professionele zorgenmakers helpen politici niet verder’ 20 Interview > Philippe van Nedervelde > ‘We worden de beheerder van het mengpaneel van onze hersenen’ 24 DOSSIER NANOTECHNOLOGIE 26 Achtergrond > Gebrek aan informatie gevaarlijk voor imago 31 Interview > Ellen Silbergeld > ‘Wetenschappers moeten problemen concreet maken’ 36 Studie Rathenau Instituut > Tien lessen voor een nanodialoog 44 Dossier Klimaat 46 Interview > Pier Vellinga > ‘CO2-opslag? Laat maar gebeuren’ 49 Column > Hans Altevogt > CO2-opslag: daarom niet! 50 Reportage > Barendrechtse burgers over CO2-opslag 54 Interview > Michael Braungart > ‘Cradle to Cradle is een marketingconcept’ 58 Beeldreportage > Een wereld zonder afval ... 40 NIEUWE TECHNOLOGIE 40 Telefoon wordt slimme portemonnee
2
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
voorwoord
H
et klimaat, het energievraagstuk, de enorme dynamiek op het terrein van de informatietechnologie, de ontwikkelingen in de moleculaire biologie, de hersenwetenschappen en de nanotechnologie. Er is geen twijfel over mogelijk: de komende twintig jaar gaan onze wereld en ons wereldbeeld op de kop. Van onze politici verwachten we dat zij deze niet aflatende stroom aan ontwikkelingen duiden en evalueren. Dat ze de juiste beslissingen op het juiste moment nemen. We willen immers in de pas blijven lopen. We willen de vruchten plukken van technologie en wetenschap. We gaan ervan uit dat onze volksvertegenwoordigers ons de weg wijzen. En we verlangen telkens weer dat politici, samen met ons, het goede leven definiëren.
Mr. drs. Jan Staman Directeur Rathenau Instituut Voorzitter European Paliamentary Technology Assessment (EPTA)
Ter gelegenheid van de conferentie ‘Inspiring Future Politics’ van de EPTA, het Europese verbond van Parlementaire Technology Assessors, vroegen we ons af hoe we de politiek, in deze roerige tijden, optimaal kunnen bijstaan. Hoe kunnen we onze volksvertegenwoordigers steunen bij het tijdig nemen van weloverdachte besluiten, voor nu en voor de toekomst? We spraken vier wetenschappers die succesvol opereren op het snijvlak van wetenschap, politiek en publiek: Cradle to Cradle-bedenker en chemicus Michael Braungart, klimaat-nestor Pier Vellinga, socioloog en auteur Nikolas Rose en toxicoloog Ellen Silbergeld. Hoe verschillend hun vakgebieden ook zijn: ze bezitten allen het talent om wetenschap, politiek en technologie te verbinden. Ze zien publieke kwesties en ze maken die ook publiek. Ze zetten zich in voor een betere wereld. Ze zijn bevlogen en spreken klare taal. En op grond van hun kennis en positie nemen ze, zonder angst, een standpunt in. Het zijn zieners en doeners. Deze eerste uitgave van Flux Magazine komt voort uit inspiratie. Flux is een natuurkundig en technisch begrip voor een langskomende stroom, van deeltjes, energie, en van straling of water. Voor ons staat het voor een stroom van inspirerende ideeën; uit de wetenschap, technologie, industrie en de samenleving.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
3
Technology Assessment > INTERVIEW
Technology Assessment en burgerparticipatie
Wantrouwen kan een technologie volledig lamleggen “Nee, zo’n ‘brede maatschappelijke discussie’ zoals die in de jaren tachtig over kernenergie werd gevoerd, zullen we in Nederland niet zo snel meer meemaken – want zo’n succes was die niet.” Toch blijf het volgens Frans Brom, hoofd Technology Assessment van het Rathenau Instituut, nodig om de mening van burgers over nieuwe technologieën te peilen. Sterker: die noodzaak wordt steeds groter. auteur MariËtte Huisjes
T
echnologie gaat ons leven steeds meer beheersen. Denk aan de chip die nu al in het pasje zit waarmee we ons kantoor of onze garage openen, maar waarop straks nog veel meer informatie staat. Over wat u koopt, waar u komt en wat u doet. Informatie die er op een dag toe zou kunnen leiden dat bepaalde deuren voor u letterlijk gesloten blijven. Of denk aan de ‘mensverbetering’: de biomedische technologie die het menselijk lichaam tot bovenmenselijke prestaties hoopt op te stuwen. Wat bijvoorbeeld als straks het implantaat van de doofgeborene zo goed is dat hij beter kan horen dan iemand met een natuurlijk gehoor? Eist dan iedereen zo’n superoor? En moet die eis worden ingewilligd? Denk
4
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
aan embryoselectie, denk aan nanotechnologie, denk aan de opslag van broeikasgas in lege gaskoepels onder de grond. Sommige technologieën kúnnen we gebruiken. Burgerparticipatie kan dan uitwijzen of ze acceptabel zijn en of ze gebonden zijn aan voorwaarden. Maar andere sleuteltechnologieën moéten we gebruiken om onze samenleving overeind te houden. Dat moeten we burgers dan ook duidelijk maken. En laat dan maar zien of er nog ruimte is om keuzes te maken.
Argumenten De vraag wat burgers acceptabel vinden en wat niet, is nu relevanter dan ooit, vindt Frans Brom. Daarbij wil hij één ding wel nadrukkelijk
gezegd hebben: hij vindt het essentieel om éérst te onderzoeken hoe burgers tegenover nieuwe technologieën staan en er dan pas beslissingen over te nemen. Maar dat betekent niet dat hij vijandig staat tegenover technologische vernieuwing. Integendeel. Biotechnologie is het schoolvoorbeeld van hoe een slecht gevoerde discussie kan leiden tot een massief en onuitroeibaar wantrouwen bij de consument. Dat wantrouwen heeft een brede toepassing van die technologie decennialang alleen maar in de weg gestaan. Het stimuleren en in juiste banen leiden van technologische vernieuwing is dan ook een pragmatisch argument voor burgerparticipatie. Ook is er een meer principieel argument: een democratie kan niet goed functioneren als belang-
>
Frans Brom
Prof. dr. Frans Brom is sinds 1 mei 2007 hoofd Technology Assessment van het Rathenau Instituut. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar Ethiek van de Levenswetenschappen in Wageningen. Frans Brom studeerde ethiek aan de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam met als bijvak wijsbegeerte van het recht aan de Vrije Universiteit. Na zijn studie werkte hij (vanaf 1991) aan de Universiteit Utrecht (UU), eerst als onderzoeker bij het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht, later als universitair docent en universitair hoofddocent ethiek.
rijke beslissingen over de hoofden van burgers heen worden genomen. “De grote uitdaging is dan”, zegt Frans Brom, “om zo’n discussie met burgers goed te voeren, zonder hyperig te worden.”
Lessen uit het verleden Gelukkig kunnen we leren van wat er mis ging in het verleden. De ‘brede maatschappelijke discussies’ van toen roepen associaties op met oeverloze debatten tussen felle voor- en tegenstanders die alle zaaltjes van het land afreisden. Dat soort debatten had iets kunstmatigs. De overheid zei: “Nu moeten jullie discussiëren, en over een jaar zetten we er een streep onder en dan moet er een consensus zijn en een rapport”. Zo werkt het dus niet. Wat wel kan is: aanhaken bij de actualiteit, interesse prikkelen en de discussie naar een hoger plan tillen.
Discussie met kwaliteit Vorig jaar bracht het Rathenau Instituut breinwetenschappers en juristen samen aan tafel. Die zouden elkaar niet snel spontaan zijn tegengekomen, maar konden nu vrijuit van gedachten wisselen. Hoe werkt de moderne kennis van het brein door in de rechtszaal? Wat kan ze betekenen voor het meten van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen, of voor het beantwoorden van de schuldvraag? Het organiseren
van zo’n bijeenkomst is een van de manieren om de kwaliteit van een maatschappelijke discussie te verbeteren, vertelt Brom. “Na zo’n gesprek is duidelijk wat er speelt en waar de maatschappelijke voetangels en klemmen zitten. Een andere tactiek is om de retoriek in een discussie door te prikken. Neem het debat over de opslag van broeikasgas. Voorstanders spreken van ‘schoon fossiel’, tegenstanders van ‘CO2-dumping’. Het zijn beide beladen begrippen, die geen recht doen aan de werkelijkheid. Burgers trappen daar niet in; ze willen serieus genomen worden.”
Experimenteren De afdeling van Frans Brom experimenteert met methodes om een vinger achter de ware gevoelens van burgers te krijgen. “We willen debatten kantelen, ze uit de zwartwitsfeer halen en de argumenten áchter de ingenomen posities blootleggen. Veelbelovend is bijvoorbeeld de combinatie van focusgroep en enquête. In de focusgroep wordt duidelijk welke argumenten een rol spelen bij de toepassing van technologieën, met een enquête kun je vervolgens meten welke argumenten
zwaar en welke juist minder zwaar wegen. Zo gaan we een stapje dieper dan de opiniepeilingen van Maurice de Hond. We zaaien geen tweestrijd door opinies tegen elkaar uit te spelen, maar kunnen politici goed informeren over wat er leeft in de maatschappij.”
Prikkelen Het klinkt fraai, maar wíl een gemiddelde burger eigenlijk wel nadenken over nanotechnologie of synthetische biologie? Is het voor hem geen ver-van-mijn-bed-show? Daar ligt inderdaad een probleem, volgens Brom. “Soms kun je alleen interesse wekken door op het scherpst van de snede te opereren. Bijvoorbeeld door dingen wat uitdagend te formuleren. Synthetische biologie gaat over het veranderen van DNA, dus het beïnvloeden van leven. Dan zeggen wij: ‘Leven beïnvloeden?? Hallo, binnenkort gaat het over leven máken!’ Dat is op de grens van wetenschappelijk verantwoord, maar het prikkelt wel de belangstelling en het maakt zaken helder. We doen uitspraken die betwist kunnen worden, maar juist als ze betwist worden gebeurt er wat.”
‘De vraag wat burgers acceptabel vinden en wat niet, is nu relevanter dan ooit.’ FLUX Magazine. Rathenau Instituut
5
dossier mensverbetering
6
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Mensverbetering De oermens greep naar de stok om de reikwijdte van zijn arm te vergroten. Nu dragen onze kinderen beugels en wijzelf brillen of bionische gehoorapparaten. We slikken Ritalin, plegen embryoselectie, sleutelen aan onze genen of grijpen naar de Botox. De mens streeft naar vooruitgang. In dossier Mensverbetering zet Flux de voorbodes van een heerlijke nieuwe wereld vol hoogpresterende lichamen en breinen op een rij. In ‘De lokroep van de mensverbetering’ betogen de auteurs dat mensverbetering allang geen sciencefiction meer is. Auteur Nikolas Rose meent dat we dankzij medische technologie ons lichaam anders bezien en behandelen en dat dit gevolgen heeft voor de politiek. Fragmenten uit het nieuwe boek ‘Reshaping the Human Condition’ laten zien dat sommige wetenschappers menen dat ons huidige medische denkmodel – dat van ziekte uitgaat – achterhaald raakt. ‘Technomade’ en transhumanist Philippe van Nedervelde vertelt ons dat we nog een lange, donkere weg te gaan hebben voordat we ons definitief bevrijden van onze biologische beperkingen.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
7
dossier mensverbetering > essay
‘ Slimmer, sneller, sterker en beter’ – de lokroep van de mensverbetering ‘We can make him stronger, faster, better.’ De tv-serie ‘De man van zes miljoen’ uit de jaren zeventig was sciencefiction. Maar inmiddels is de werkelijkheid zover. De mensverbetering, een coproductie van nano-, bio-, info- en cognitieve technologie, belooft ons ziektevrije, hoogpresterende lichamen en breinen. Is een wereld vol betere mensen ook een betere wereld? In opdracht van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) verkenden onderzoekers van het Rathenau Instituut de voorbodes. Auteur Gaston Dorren
E
lke technologische revolutie baart haar eigen ijveraars en doemprofeten. En dat er een revolutie gaande is, staat wel vast. De zogeheten NBIC-convergentie, waarin nanoproducten, biotech, IT en cognitieve wetenschap een innige band aangaan, heeft een verbluffend potentieel. Kunnen we straks de inhoud van mensenhersens
digitaal opslaan? Brengen we een 24e chromosomenpaar in onze embryo’s aan om lijf en brein van prachtige nieuwe eigenschappen te voorzien? Reken maar, zeggen de ‘transhumanisten’, die de mens op die manier zelfs tot een nieuw soort zien evolueren. Goede kans dat ze overdrijven, maar de richting van de ontwikkelingen schatten ze waarschijnlijk wel
goed in.Tegenover de heilsverwachters staan de zwartkijkers. Human enhancement ofwel mensverbetering, leidt in hun ogen vooral tot onheil, zoals groeiende maatschappelijke ongelijkheid. Het mogelijke ontstaan van een post-menselijke soort beschouwen zij niet als winst, maar als een verlies; het verlies van onze eigenheid.
Ritalin bestrijdt ADHD, maar studenten en wetenschappers gebruiken het stiekem als ‘hersendoping’. 8
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Beide reacties passen in het ‘utopiedystopie syndroom’, zoals fi losoof Hans Achterhuis dat noemt: de ‘mal waarin het maatschappelijk oordeel over bijna elke nieuwe technologie wordt gegoten’. Dat bevordert de normatieve en politieke discussie, merken de Rathenau-auteurs in hun essay op, maar polariseert de verhoudingen ook dusdanig dat er een vruchteloos ‘debat tussen doofstommen’ ontstaat. Zie kernenergie, zie gentech.
Vloeiende grens Zelf proberen de onderzoekers aan dat risico te ontsnappen door van het grote meeslepende vertoog af te dalen naar de kleine concrete verhalen. Welke nieuwigheden zijn al onder ons, als experimentele voorbodes van een denkbare toekomst? En welke voor- en nadelen zijn aan elk daarvan verbonden? Het eerste wat opvalt, is dat mensverbetering keer op keer begint als conventionele geneeskunde. De selectie van embryo’s zonder bepaalde ziekteverwekkende genen (voluit pre-implantatiegendiagnostiek of PGD) vloeit rechtstreeks voort uit ivf, een medische interventie die de gevolgen van onvruchtbaarheid verhelpt. Gentherapie beoogt ziekten te genezen of te voorkomen, maar gezonde sporters kunnen er hun prestaties mee verbeteren. Ritalin bestrijdt ADHD, maar studenten en wetenschappers gebruiken het stiekem als ‘hersendoping’. Enzo-
voort. Vergelijk het met cosmetische chirurgie: ooit ontwikkeld voor slachtoffers van ongevallen, zijn de meeste ‘patiënten’ van nu ongedeerd en kerngezond. In feite is cosmetische chirurgie een geaccepteerde vorm van mensverbetering. Daar moeten we van leren, zo menen de auteurs. Niet dat de grens tussen ‘mensen beter maken’ en ‘betere mensen maken’ zo scherp te trekken is. De diagnose ADHD is sterk omstreden en wordt bijvoorbeeld in Italië vrijwel nooit gesteld. En hoe afwijkend moet een lichaam zijn voordat de meeste mensen het aanvaardbaar vinden dat hun ziektekostenverzekeraar een cosmetische ingreep vergoedt? Toch zullen artsen, verzekeraars en uiteindelijk de samenleving deze vloeiende grenzen scherp moeten maken, omdat er nu eenmaal knopen doorgehakt moeten worden. Over ethiek kunnen we blijven praten, maar financiën hebben minder geduld. Het wordt nog ingewikkelder. Neem gendoping. Een gezonde sporter moet daarvan afblijven, vinden we, anders vervalst hij de concurrentie. Maar wat voor een gezonde sporter doping is, kan voor een geblesseerde
dossier mensverbetering > essay
sporter een verantwoorde therapie zijn. Mag het dan wel? Ook als hij er na de behandeling blijvend profijt van heeft? (Zulke therapieën verkeren overigens in een experimenteel stadium, maar ambitieuze sporters zijn niet vies van een gokje.) Pervers gevolg: het wordt aantrekkelijk om een blessure op te lopen, sterker nog, zonder blessures geen medailles. Mag
>
de gewonde sporter daarom niet aan de gentherapie? Ook raar: hij moet dan blijven sukkelen met een kwaal waar niet-sporters diezelfde behandeling wel voor kunnen krijgen.
Beugels Terug naar de embryoselectie. Nederland beleefde voorjaar 2008 flinke opschudding toen coalitiepartner
Human Enhancement
Het Engelstalige begrip ‘Human Enhancement’ – letterlijk: ‘mens verbetering’, wordt omschreven als ‘het gebruik van biomedische technieken voor andere doelen dan genezing of ziektepreventie’. In het Spaans wordt de term ‘menselijke vervolmaking’ gebruikt en in het Italiaans ‘menselijke versterking’. Sommigen opteren voor ‘verbetergeneeskunde’ of ‘verbeterheelkunde’.
ChristenUnie zich verzette tegen uitbreiding van het aantal ziektes waarop embryo’s gescreend mogen worden. De partij moest uiteindelijk zwichten. Maar in 2007 kreeg een Brits stel toestemming om embryo’s te screenen op ernstige scheelheid, een eigenschap die in beider families veel voorkwam. Hier gaat het dus niet meer om ziektepreventie (de schele ogen zagen niet slecht), maar om een cosmetische verbetering van de stamboom. Hetgeen de vraag oproept: zal na cosmetische chirurgie ook cosmetische embryoselectie op termijn de norm worden? Want wie meent dat er geen maatschappelijke druk is om steeds mooiere mensen af te leveren, moest maar eens beugels gaan tellen op een hedendaags schoolplein. Zijn die beugels erg dan? Waarschijn lijk niet. En misschien concluderen we over een poosje dat cosmetische embryoselectie ook in de haak is. Maar behalve dat het een omslachtige manier blijft om een kind op de wereld te zetten, is het voorlopig ook duur. Dat iedereen dit door de verzekering vergoed kan krijgen, lijkt ondenkbaar. Maar in dat geval kunnen straks alleen de rijken rekenen op knappe, ziektevrije kinderen. Tussen welvaart en gezondheid bestaat nu al een stevig statistisch verband; dat wordt dan alleen maar sterker. Willen we dat? Wil een welvarende meerderheid dat misschien, of een minderheid die dat recht weet op te eisen? En wil die meerderheid of minderheid dan nog wel meebetalen aan de ziektekosten van degenen die zonder embryo-
10
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
>
Future Man – No Future Man
Connecting the cultural, political and technological dots of human enhancement selectie ter wereld zijn gekomen en dus, echt zó achterhaald, zomaar ziek kunnen worden?
NWO essay door Rinie van Est, Pim Klaassen, Mirjam Schuijff en Martijntje Smits. De bewerkte Nederlandstalige versie ‘Mens van de toekomst, mens zonder toekomst’ verschijnt binnenkort bij het Rathenau Instituut.
Lachbuien In hun essay noemen de auteurs nog een potentiële vorm van mensverbetering: hersenstimulatie, deep brain stimulation. Daarmee worden nu vooral lijders aan Parkinson en aanverwante ziekten behandeld. Daarbij treden geregeld bijwerkingen op, variërend van stemmingsverbetering en lachbuien tot manisch gedrag. Eén patiënt ging in zo’n manische episode op allerlei manieren over de schreef: hij gaf enorme bedragen uit die hij niet bezat en begon een affaire met een getrouwde vrouw. Nadat zijn hersenstimulator uitgeschakeld was, had hij daar spijt van. De prangende vraag is: wie droeg de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag? De behandelend arts? Maar die kon deze bijwerking niet voorzien. Het apparaat? Maar een apparaat kan men niet ter verantwoording roepen. De man zelf? Maar die werd uitsluitend gedreven door het apparaat. Misschien was er in dit geval domweg sprake van overmacht. Maar geldt dit excuus ook nog als de patiënt de hersenstimulator opnieuw aanzet om van zijn Parkinson-klachten af te komen – daarmee het risico nemend dat hij zijn ongewenste gedrag herhaalt?
Baken Pessimisten verzuchten wel eens dat samenleving en politiek de snelle technologische ontwikkelingen niet kunnen bijhouden. Dat is enerzijds te somber, zo leert de praktijk: er is
een levendig debat over biomedische technologieën en de overheid treedt wel degelijk regulerend op. Toch hebben de pessimisten niet helemaal ongelijk: de politieke discussie heeft weinig oog voor mogelijke langetermijndilemma’s, zoals er hierboven enkele geschetst zijn. Maar doemdenken is al even weinig behulpzaam als het zonnige sciencefictiondenken van de transhumanisten. Het politieke en morele debat over mensverbetering zou meer gebaat zijn bij creatieve toekomstscenario’s die niettemin de werkelijkheid in het oog houden. Scherpe denkers, maar ook creatieve kunstenaars, kunnen mogelijke toekomsten onder woorden en in beeld brengen. Dat maakt het voor de samenleving makkelijker om cruciale vragen te beantwoorden als: waar willen we naar streven, wat willen we verhinderen en wat willen we aan ieders individuele keuzevrijheid overlaten?
‘Scherpe denkers, maar ook creatieve kunstenaars, kunnen mogelijke toekomsten onder woorden en in beeld brengen.’
En misschien is het zelfs mogelijk tot een richtinggevend begrip te komen. Denk aan ‘duurzaamheid’: hoe vaag ook, toch dient die term in milieudiscussies als een soort baken om koers te houden. Bij het overdenken van technologieën die beogen lichaam en geest te vervolmaken, zou zo’n baken ook van nut kunnen zijn.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
11
dossier mensverbetering > boek
Reshaping the Human Geen verre toekomst bespiegelingen, maar dagelijkse praktijk: artikelen, essays en interviews over de morele, conceptuele en praktische consequenties van mensverbetering. Lees ‘Reshaping the Human Condition – Exploring Human Enhancement’. Flux selecteerde een aantal fragmenten.
12
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Condition Moderne samenlevingen gebruiken en transformeren technologische innovaties met een enorme snelheid. De wetenschap van vandaag bereikt morgen de markt en de consument. De consequentie hiervan is dat mensverbetering snel een maatschappelijke kwestie wordt. Existentiële vragen en bijbehorende wetenschappelijke verkenningen bereiken nu al het publiek.
logisering’ van kwalen die vroeger werden beschouwd als deel van het normale menselijke spectrum. Als bijvoorbeeld een belangrijk deel van de bevolking profijt zou hebben van een medicijn dat de concentratie verbetert, dan is nu nog noodzakelijk deze mensen eerst te categoriseren onder een bepaalde ziekte (bijvoorbeeld ADHD) om het medicijn goedgekeurd en voorgeschreven te krijgen.
Zonneveld, Dijstelbloem en Ringoir, p. 11
Bostrom, p. 32-33
We zouden moeten voorkomen dat mensen te vroeg overlijden en ons daarbij moeten richten op de vraag hoe we het beste kunnen maken van die zwaar bevochten extra levensjaren.
Het – huidige – medische denkmodel, dat van ziekte uitgaat, wordt steeds minder toereikend voor een tijdperk waarin veel mensen medische behandelingen zullen ondergaan voor verbeteringsdoeleinden.
1
2
Kirkwood, p. 97
5
Bostrom, p. 33
De biotech-revolutie maakt het mogelijk om ons lichaamsmateriaal te lezen, te modificeren, te veranderen en uit te wisselen.
3
Staman, Dijstelboem en Smits, p. 150
Eén van de perverse effecten van het falen – door het huidige medisch kader – om de legitimiteit en het potentieel van mensverbetering te herkennen, is de trend van medicalisering en ‘patho-
4
De opmerking van Bostrom was voor mij een eyeopener. Het is inderdaad zo dat ouders soms de halve wereld afstruinen om een medisch etiket voor hun kind te krijgen, zodat het kan worden behandeld. Ik denk dat het een interessant idee is om de opkomende discussies over mensverbetering open te breken. Waarom plaatsen wij de discussie rond mensverbetering in een ziek versus gezondheid-model? Waarom praten
6
we niet over verbetering van welzijn? Dat zou het debat de-medicaliseren en uit het morele domein trekken. Hagoort, p. 93-94
Eén van de redenen waarom ethische dilemma’s rond verbetering van de hersenen zo veel complexer zijn dan bijvoorbeeld verbetering van iemands uiterlijk, is dat we onszelf primair definiëren en onderscheiden als individu door ons gedrag en onze persoonlijkheid.
7
Turner en Sahakian, p. 41
Dit keer is het niet de staat, maar zijn wij het zelf die de normen waarmee we leven, veranderen. Door imitatie, culturele acceptatie, socialisatie en groepsmacht bepalen wij nieuwe maatschappelijke normen. De nieuwe bio-politiek functioneert bottom-up.
8
Dijstelboem en Smits, p. 150
Bestel het – Engelstalige – boek ‘Reshaping the Human Condition’ via
[email protected] o.v.v. van uw naam, adres, telefoon- en bank- of gironummer en de titel. De bundel kost 15 euro. Of kijk op www.rathenau.nl/publicaties voor een PDF.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
13
dossier mensverbetering > interview
14
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Socioloog Nikolas Rose over nieuwe technologie
‘Professionele zorgenmakers helpen politici niet verder’ Bodyscans, bloedproeven en DNA-analyses van ons eigen genetisch materiaal: onze lichamen en onze aanleg voor ziekten worden steeds beter en tot op moleculair niveau in kaart gebracht. Het moderne adagium van ‘screen and intervene’ zorgt er volgens de Britse medisch socioloog Nikolas Rose niet alleen voor dat we een andere verhouding tot ons eigen lichaam krijgen, maar ook dat het politieke bedrijf daardoor verandert. Auteur Marjan Slob
N
ikolas Rose noemt het ‘screen & intervene’: het nieuwe adagium in de biomedische wetenschappen (zie kader). Het is onderzoek dat inzet op het vinden van biologische markers die duiden op gevoeligheden voor een bepaalde aandoening vóórdat mensen ergens last van hebben – presymptomatisch dus. Die markers worden opgespoord met hersenscans, bloed of genetische profielen. We krijgen daardoor weet van onze individuele vatbaarheden voor specifieke ziektes. En die kennis stelt ons in staat om onze leefomgeving of voeding aan te passen, zo is de idee.
Rose: “De gedachte erachter is ook dat een vroege interventie in ons aller belang is: individuen kunnen langer gezond blijven, en gezonde mensen zijn goedkoper voor de gemeenschap. Als je deze logica doortrekt, zouden mensen hersenscans kunnen krijgen vóórdat ze depressief worden, of geheugenverbeteraars voordat Alzheimer uitbreekt.” Volgens Rose heeft deze denkwijze allerlei maatschappelijke en sociale effecten, die nu beginnen door te werken. Sla de kranten of de damesbladen er maar op na: we worden overspoeld met biomedische kennis.
Rose: “Gaandeweg krijgen we daardoor een andere verhouding tot ons lichaam. We worden geacht dat scherp in de gaten te (laten) houden en verantwoordelijkheid te nemen voor onze lichamelijke gesteldheid. En de overheid bevordert deze houding met allerlei preventieprogramma’s.”
Stromende waterval Tegelijkertijd is biomedische technologie een lastig veld om te begrijpen – laat staan om te sturen, zegt Rose. “Het wordt geprobeerd, door bijvoorbeeld niet-wetenschappers al tijdens het opstarten van medi-
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
15
dossier mensverbetering > interview
sche onderzoeksprogramma’s te laten meedenken over de gewenste doelen. Dat klinkt nobel en sympathiek. Maar het is moeilijk interveniëren in een stromende waterval. Onderzoeksrichtingen die enorme consequenties lijken te gaan hebben,
>
zoals gentherapie, boeten in de praktijk soms snel aan belang in. En ogenschijnlijke bijzaken kunnen grote gevolgen hebben: zo belandt een pil die Alzheimer moet vertragen uiteindelijk op de markt als algemene geheugenverbeteraar. Bovendien
bepaalt het durfkapitaal in hoge mate de agenda. Want de onderzoeksinvesteringen van private ondernemingen zijn vele malen groter dan de publieke investeringen. Voor politici is het dus heel moeilijk om verstandig te interveniëren.”
Biomedische wetenschappen
Moleculaire en cellulaire biomedische wetenschappers bestuderen hoe het menselijk lichaam functioneert in ziekte en gezondheid, op het niveau van de cel, het erfelijk materiaal en de molecuul. Ze onderzoeken hoe nieuwe technologieën als DNA- en eiwitanalyses ingezet kunnen worden voor de diagnose van ziektes en hoe nieuwe wetenschappelijke inzichten in interacties tussen cellen en moleculen kunnen leiden tot nieuwe therapieën of geneesmiddelen.
16
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
>
Nikolas Rose
Prof. Nikolas Rose is socioloog en directeur van het BIOS Centre (Study of Bioscience, Biomedicine, Biotechnology and Society) aan de London School of Economics and Political Science. Hij heeft zitting in de National Council of Bio-Ethics en is hoofd van het Neuroscience and Society Network. Recente boeken van zijn hand: Governing the Present: Administering Economic, Social and Personal Life (2008) en The Politics of Life Itself: Biomedicine, Power, and Subjectivity in the Twenty-First Century (2007).
De vraag is dus: hoe weet je als politicus dat je op de goede plek meedenkt en de goede beslissingen neemt? Volgens Rose hoeven politici van medische ethici of burgerpanels in elk geval geen heil te verwachten. In zijn vakgebied ziet hij ze vaak voorbijkomen; de bio-ethici, ‘wiens professionele roeping het is om zich zorgen te maken over nieuwe ontwikkelingen’. Rose: “Bij een antidepressivum als Seroxat zeggen ze: ‘Stel dat er pillen zijn die je stemming kunnen veranderen zonder dat je er nadeel van ondervindt. En stel dat die pillen vrij verkrijgbaar zijn. Dan zou je naar believen een stemming kunnen kiezen en een pil kunnen slikken die je in die stemming brengt!’ Hoe zou de maatschappij daardoor veranderen?.” Dit is volgens Rose niet alleen een te beperkte manier om over de maatschappelijke gevolgen van technologie na te denken, ook meent hij dat de casussen van deze bio-ethici vaak niet empirisch onderbouwd zijn. Rose: “Prozac slik je niet om je lekker te voelen. Dat slik je om
je iets minder miserabel te voelen. Bio-ethici gaan uit van het ergste dat nu zou kunnen gebeuren en extra poleren van daaruit. Dan krijg je bijna automatisch een verhaal van ‘Pas Op, Gevaar!’.” Er zijn zeker k ritische vragen te stellen over medicijn gebruik, vindt Rose, maar dat zijn niet de vragen die medische ethici zich stellen.
Lekenexperts Rose is zelf het meest geïnteresseerd in lekenexperts: burgers die zichzelf scholen en die publiekelijk hun mening verkondigen via weblogs of internet. Volgens Rose hebben lekenexperts vaak een realistischer kijk op de voor- en nadelen van een bepaalde technologie dan ‘de professionele zorgenmakers’. Rose: “Als je eigen leven of dat van je geliefde op het spel staat, ga je kennis vergaren over die aandoening. En na een tijdje kun je dan ook echt een geïnformeerd gesprek voeren met experts en beleidsmakers.” Rose voorziet hier dan ook nieuwe ruimten voor onderhandelingen, nieuwe vormen van democratie.
Toch heeft deze emancipatie van het publiek ook problematische kanten. Activistische groepen kunnen de rationele prioriteiten van volksgezondheidbeleid verstoren. Zo geeft Rose een voorbeeld van het dilemma rond een medicijn dat het leven van kankerpatiënten met zeven maanden kan verlengen. In GrootBrittannië kost dat medicijn dertigà vijftigduizend Britse pond per patiënt – en de gebruikers gaan nog steeds dood, maar langzamer. Rose: “De norm van het National Institute of Health and Clinical Excellence, het
‘Ik zie een verschuiving in de aandacht voor de ‘samenleving als geheel’ naar aandacht voor gemeenschappen.’ FLUX Magazine. Rathenau Instituut
17
dossier mensverbetering > interview
Britse regulerende orgaan, bepaalt dat een extra gewonnen levensjaar dertigduizend pond mag kosten. Dus valt dit medicijn buiten de boot. Maar patiëntengroepen vinden een miljoen pond voor hun geliefde nog de moeite waard. En de farmaceutische bedrijven willen dat medicijn verkopen. Dus vormen burgers en bedrijven allianties met pressiemacht. Met campagnes waarin een aantrekkelijke jonge vrouw publiekelijk zegt dat haar leven zoveel beter is geworden dankzij het medicijn. Zulke campagnes leunen op actieve, welbespraakte woordvoerders uit de middenklasse die in staat zijn om de publieke opinie in de richting van hun belang om te buigen.” Daartegenover staan, zo meent Rose, ‘al die oude mensen zonder modi-
18
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
euze ziekte’ die vierentwintig uur per dag verzorging nodig hebben – zorg die gefinancierd moet worden uit hetzelfde publieke potje. En die mensen gaan stilletjes dood. Omdat ze niet in staat zijn om hun krachten te mobiliseren. Rose: “In een rationele democratische maatschappij zou je misschien tegen de kankerpatiënt moeten zeggen: ‘Het is heel erg rot voor u – we voelen uw pijn en begrijpen uw woede – maar we laten u doodgaan opdat al die naamloze mensen kunnen leven. Zij hebben namelijk ook hun premies betaald. Zij maken ook deel uit van de gemeenschap.’ De kankerpatiënt
zou dan misschien moeten zeggen: ‘Ik snap het, ik zou tevreden dood moeten gaan’. Maar ja, zo voelt die kankerpatiënt dat natuurlijk niet.”
‘Modern marchanderen’ Is dit ‘moderne marchanderen’ tussen mondige lekenexperts en beleidsmakers kwalijk? Rose: “Zijn burgers die zich rond een belang verenigen een geweldig voorbeeld van democratie? Of vormen ze er juist een bedreiging van? Zijn politici een spreekbuis van het algemeen belang, van de gemeenschap? Of zijn ze de spreekbuis van bepaalde groepen – van communities, gemeenschapjes?
‘Neem onbevangen burgers. Sluit ze op met experts. En kijk waar ze mee komen.'
>
Persoonlijke genetics
Stuur uw spuug op en voor 399 dollar maakt het Amerikaanse bedrijf 23andme.com uw persoonlijk genetisch risicoprofiel. Het bedrijf kan tachtig ziektes identificeren, variërend van borstkanker tot de aanleg voor obesitas. Sergey Brin, medeoprichter van Google, maakte onlangs bekend dat hij dankzij zo’n test nu weet dat hij een verhoogde kans (tussen de twintig en tachtig procent) op de ziekte van Parkinson heeft. In zijn weblog schreef Brin dat hij zich ‘bevoorrecht’ voelt. “Ik heb een beter zicht op wat voor kwalen mij te wachten staan dan bijna ieder ander – en ik heb nog decennia om mij daarop voor te bereiden.” Nikolas Rose noemt het medisch nut van een persoonlijke genetische anlyse ‘nul komma nul’: “De kans dat je een van die ziektes krijgt, is vaak piepklein. En je weet ook niet op welk moment in je leven die eventuele aanleg zich zou kunnen uiten.” Rose vindt dat bedrijven als 23andme dan ook niet mogen schermen met het medische nut van hun producten. “Die belijden ze met de
Ik heb het definitieve antwoord niet. Wel zie ik de aandacht verschuiven van de ‘samenleving als geheel’ naar gemeenschappen. Dit heeft invloed op de manier waarop politiek werkt. Het is voor politici moeilijker geworden om zich sterk te maken voor het algemeen belang. Kiezers zeggen: ‘Wie ben jij om te bepalen wat het algemeen belang is?’ En inderdaad, hoe moeten politici dat weten? Politiek bedrijven betekent onvermijdelijk dat je beslissingen neemt in een situatie met conflicterende belangen. Politici zullen hoe dan ook soms ethische en politieke keuzes moeten maken die indruisen tegen de wensen van hun meest luidruchtige kiezers. De vraag is dan: hoe bereik je in die omstandigheden een zo afgewogen mogelijke, breed gedragen beslissing?”
ene helft van hun mond, maar met de andere helft zeggen ze: ‘deze kennis stelt u in staat om controle te krijgen over uw gezondheid’.” Nederland volgt de ontwikkelingen met commerciële genetische tests met argusogen. De tests die in Nederland worden toegepast bij erfelijke aandoeningen, zijn bij wet geregeld en vallen onder de verantwoording van de klinische genetische centra. Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is er ook in de VS een debat gaande. Zo oordeelde de Amerikaanse overheid onlangs dat ‘onze huidige kennis ontoereikend is om gefundeerde risicoevaluaties op individueel niveau uit te kunnen voeren’. Bovendien, zo schrijft het RIVM, ‘geldt voor genomics-toepassingen dat een aantal ethische, juridische en maatschappelijk bezwaren nog niet volledig in kaart is gebracht’.
Meer weten? Zie: www.23andme.com, www.rivm.nl en www.watisgenomics.nl
Die vraag is natuurlijk niet nieuw. Vaak wordt de oplossing gezocht in het voorlichten van het publiek. Rose: “Ik ben commissielid van de Wellcome Trust, een Brits particulier fonds dat ontzettend veel geld te vergeven heeft op het terrein van gezondheidsonderzoek. Daar subsidiëren we tentoonstellingen. Of we subsidiëren schoolkinderen die zich verkleden als basenpaar en op het toneel de ‘dans van de dubbele helix’ uitvoeren. Ik ben er niet zo zeker van dat dit helpt. Steeds vaker denk ik dat het er niet om gaat het publiek goed voor te lichten, maar om het publiek te betrekken bij een kwestie.”
neem eens vijfentwintig onbevangen burgers die geen belang hebben bij een maatschappelijke kwestie. Sluit ze op in een kamer met een stel experts. En kijk waar ze mee komen. Ik zie alleen niet goed hoe de uitkomsten van dergelijke kunstmatige processen opgeblazen kunnen worden zodat ze de mening van de hele bevolking representeren. Want de echte wereld is volgens mij nog steeds een betere plek om uit te vinden wat de ware perspectieven en belangen zijn.”
Maar hoe dan? Want focusgroepen of burgerpanels waren volgens Rose ook niet het ei van Columbus. Rose: “Het juiste recept blijft lastig. Maar
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
19
dossier mensverbetering > Interview
20
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Transhumanist Philippe van Nedervelde
‘We worden de beheerder van het mengpaneel van onze hersenen’ Een verbeterde geest in een gezonder lichaam. Dankzij techniek en wetenschap zal zelfs de dood wellicht niet langer onafwendbaar zijn, stelt transhumanist Philippe van Nedervelde: “We zullen ons steeds meer bevrijden van onze biologische beperkingen.” Auteur Johan Nebbeling
H
ij is geboren in het Belgische Aalst, maar woont en werkt al jaren in de Verenigde Staten. Zoekend naar een formulering schakelt hij geregeld over naar het Engels. “Ik praat eigenlijk alleen nog Nederlands met mijn kinderen, familie en vrienden in Vlaanderen”, verontschuldigt Philippe van Nedervelde zich. Merkwaardig: in het Engels krijgt zijn doorgaans melodieuze Vlaamse tongval opeens iets robotachtigs, alsof een spraakcomputer het overneemt. Dat kan ook liggen aan de Skypeverbinding die afstand en tijd moeiteloos overbrugt, maar soms
vreemde geluidseffecten veroorzaakt. Skypen is de enige manier om op korte termijn in contact te treden met Van Nedervelde, die zichzelf beschouwt als ‘technomade’ en als pleitbezorger van onder meer het transhumanisme de wereld afreist. Wat is transhumanisme? “Het transhumanisme gaat uit van het idee dat wij mensen onszelf lichamelijk én geestelijk kunnen verbeteren met behulp van wetenschap en techniek. Uiteindelijk zal het mogelijk zijn ons te bevrijden van onze biologische beperkingen. Transhumanisme is geen heilsleer of religie. Het is een rationele visie op de menselijke ont-
wikkeling. Wij hebben geen kristallen bol, wij weten niks zeker, wij kennen geen dogma’s of priesters. Transhumanisten benaderen de werkelijkheid en het menselijke bestaan als praktische ingenieurs. We stellen onszelf vooral vragen: waarom kunnen wij niet beter denken? Waarom moeten we lijden en sterven? Geboren worden is geen misdaad. Waarom staat er dan de doodstraf op?” Ja, waarom? “Rationeel beschouwd zijn er geen redenen voor. Transhumanisten zijn veelal agnosten of atheïsten die leven in de overtuiging dat we er, althans op dit moment in
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
21
dossier mensverbetering > Interview
de geschiedenis van het universum, alleen voor staan. We hebben ons lot dus in eigen handen. Tot dusver waren de mogelijkheden om ons lot te sturen beperkt. We staan evenwel aan de vooravond van enorme doorbraken op wetenschappelijk en technisch gebied die ons in staat zullen stellen onszelf steeds vergaander te verbeteren. Dat is niets nieuws: de mens begon aan zichzelf te sleutelen toen hij een stok greep om de reikwijdte van zijn arm te vergroten. Het streven naar verbetering ligt in onze natuur en is mogelijk zelfs een richtinggevend principe van de kosmos zelf.” Aan welke verbeteringen denkt u? “Met behulp van bijvoorbeeld nanotechnologie zullen we waarschijnlijk alle aspecten van het menselijk lichaam op een hoger niveau kunnen tillen. Net als de man van zes miljoen uit de tv-serie van vroeger worden wij geleidelijk een beetje bionisch. Daarvan zien we de tekenen al om ons heen. Denk aan kunsthanden of oorimplantaten (gehoorapparaatjes
22
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
die verbonden zijn met de gehoorzenuw – red). Die ontwikkeling zet zich niet alleen voort, maar versnelt zelfs exponentieel.” “Maar lichamelijke verbeteringen zijn een relatief eenvoudige, mechanische kwestie. Veel interessanter en verstrekkender is wat we met onze hersenen kunnen doen. Op termijn zullen we namelijk alle aspecten van onze hersenen gaan begrijpen en verbeteren. Zo zullen we onze denkbandbreedte kunnen verbreden, waardoor we aan meer dingen tegelijk en sneller kunnen denken. We kunnen ons geheugen completer, sneller en preciezer maken. We kunnen ons IQ verhogen en daarmee de kwaliteit van ons denkwerk. Maar we kunnen ook ons EQ verhogen. Dan kunnen we waarschijnlijk negatieve emoties beperken en positieve versterken. We worden de beheerder van het mengpaneel van onze hersenen. Door als een deejay aan de knoppen te draaien, regelen we zelf onze emoties.” Dat klinkt als sciencefiction. Zeker, maar deze dingen liggen in de lijn der verwachtingen. Tal van vernieuwingen op het gebied van bio-, cogno- en nanotechnologie komen als een pletwals op ons af. Sterker nog, als samenleving lopen we nu al achterop. Wat de komende vier à vijf decennia op ons afkomt, kan ons verpletteren.”
Wat zijn dan de risico’s? “Persoonlijk zit ik op de wip: enerzijds ben ik erg enthousiast over de spectaculaire mogelijkheden die realiteit kunnen worden. Maar aan de andere kant houd ik mijn hart vast. Er is namelijk geen enkele zekerheid dat de nakende overgangsperiode goed verloopt. Mogelijk staat ons een technische singulariteit te wachten (een begrip uit het transhumanisme waarmee een moment of periode wordt bedoeld waarin technische ontwikkelingen met zichzelf op de loop gaan – red).” “Denk bijvoorbeeld aan computers of andere vormen van kunstmatige intelligentie die de ‘macht’ overnemen. Of denk aan militair technologische ontwikkelingen. De ‘oorlog van de 21-ste eeuw’ bijvoorbeeld zal – geloven militaire denkers – niet worden gewonnen door degene die de meeste kernwapens heeft. Die wordt gewonnen door degene die over de meeste en meest geavanceerde nanotechnologie beschikt. Stel je minuscule vliegtuigjes (ter grootte van moleculen) voor, die via de huid en de lichaamsopeningen het lichaam van vijandelijke soldaten binnendringen en daar onherstelbare verwoestingen aanrichten.” “Maar ook de snelheid van technologische ontwikkelingen kan verkeerd uitpakken: het gros van de mensen zal die niet kunnen bijbenen, of er
‘De transhumane mens is een verbeterde mens, niet noodzakelijk een beter mens.’
>
Philippe van Nedervelde
Philippe van Nedervelde (Aalst, 1967) studeerde Communicatie & Media en Informatie Wetenschap aan de Katholieke Universiteit van Leuven (België). Hij is directeur Europa van het Foresight Nanotech Institute, een Amerikaanse denktank op het gebied van nanotechnologie. Hij is als adviseur en deskundige betrokken bij tal van internationale initiatieven op het gebied van (de regulering en ontwikkeling van) nanotechnologie en is co-auteur van diverse publicaties over nanotechnologie. Van Nedervelde is ook oprichter en directeur van E-spaces, een bedrijf dat actief is in virtual reality, en hij is reserve-officier en adviseur van het Belgische leger. Voorts is hij een van de oprichters van de Order of Cosmic Engineers, een nieuwe transhumanistische organisatie die (onder meer) mensen een wetenschappelijk verantwoord ‘warm en toegankelijk’ alternatief wil bieden voor de ‘emotionele kilte’ die is ontstaan door het verdwijnen van de religie.
geen deel aan hebben. Daardoor ontstaan grote sociale verschillen en maatschappelijke onrust waardoor we kunnen worden teruggeworpen in duistere middeleeuwen.” “Transhumanisten willen dat voorkomen. Ze proberen rationeel en voorzichtig richting te geven aan die ‘technologische pletwals’. Dat is ook de rode draad in mijn loopbaan. Ik zet mij in om de mogelijk zeer krachtige negatieve maatschappelijke nadelen van nieuwe ontluikende technologieën te neutraliseren en de sociale voordelen ervan te maximaliseren.” “Maar zelfs als het allemaal goed verloopt, zal het een zeer pijnlijk proces zijn. Er zullen ongelukken gebeuren en slachtoffers vallen. Vergelijk het met een geboorte: dat is voor moeder en kind een angstaanjagend en pijnlijk proces. Soms loopt het niet goed af en overlijdt de moeder of het kind.
Maar als de geboorte eenmaal succesvol achter de rug is, overheerst een groot geluksgevoel.” En dan begint de Heerlijke Nieuwe Wereld? “Nee, nee, nee, zo zal het niet zijn. De transhumane mens is een verbeterde mens, niet noodzakelijk een beter mens. Net als de huidige mens is de transhumane mens imperfect in een imperfect universum. Ook hij zal dus zowel existentiële als dagelijkse problemen moeten overwinnen. Maar wel op een heel wat hoger niveau.” Waar gaan we heen? “Transhumanisten denken dat de mensheid bestemd is voor het universum. Wij zullen binnen afzienbare tijd ons biologisch substraat kunnen verlaten. Ons bewustzijn en onze intelligentie brengen we dan over in andere materie. Vergelijk het met de aan-
schaf van een nieuwe auto als je oude wagen begint te rammelen. Onze transhumane materie zal intelligent en bewust zijn en zich gaandeweg verspreiden over het universum. Mogelijk zullen ook beschavingen elders in dit universum die weg gaan.” “Uiteindelijk, na nog eens een lange, lange periode, is alle materie in het heelal intelligent en bewust. Dan komt geleidelijk een metageest, een nieuwe universele entiteit tot wasdom. Een wezen dat christenen als god zouden beschouwen. Het zou evenwel een natuurlijke god betreffen, geen bovennatuurlijke.” “Wat er dan gebeurt? Mogelijk zijn we onderdeel van een gigantische kosmische draaimolen, mogelijk zelfs een simulatie, en begint alles opnieuw. Hetzij op hetzelfde, hetzij op een steeds hoger niveau.”
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
23
dossier NANOtechnologie
24
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
NANOTEChnologie Weet u wat nanotechnologie is? Nee? Dan bent u geen uitzondering, want verreweg de meeste Nederlanders – en de Europeanen of de Amerikanen – weten het ook niet. Toch speelt er zich rondom deze nieuwe technologie een stille revolutie af. Wekelijks verschijnen er namelijk nieuwe en vaak veelbelovende nanoproducten op de markt: van minuscule nieuwe medicijnen tot supergladde zonnepanelen en coatings van vliegtuigen die niet langer ‘aanvriezen’. In dossier nanotechnologie staat Flux stil bij de geruisloze nanorevolutie. We vragen ons af waarom informatie over de mogelijke risico’s van sommige nanodeeltjes in consumentenproducten ontbreekt. Toxicologe Ellen Silbergeld noemt het ‘verbijsterend’ dat er zowel in Europa als in de Verenigde Staten, geen publiek debat over nanotechnologie wordt gevoerd. In ‘De Dialoog’ leren we hoe het kabinet, dat serieuze plannen heeft een publieke nanodialoog te beginnen, zo’n nanodebat ‘behapbaar’ kan maken. Lees wat nanotechnologie betekent op pagina 28.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
25
dossier NANOtechnologie > achtergrond
26
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Gebrek aan informatie gevaarlijk voor imago nanotechnologie Nanotechniek is booming business. Maar terwijl er wekelijks nieuwe nanoproducten op de markt verschijnen, groeit de onzekerheid over mogelijke risico’s. Ondernemers lopen daardoor de kans dat de publieke opinie zich keert tegen kleding, cosmetica en voedselproducten die tot stand zijn gekomen met behulp van nanotechniek. Zonder informatie groeit de achterdocht, stellen onderzoekers van het Rathenau Instituut. auteur Mieke Brand
S
tel je voor: een gewone dinsdagavond, Nederland zit voor de buis. Tijdens het RTL Nieuws van half acht wordt live doorgeschakeld naar de persconferentie van de bestuursvoorzitter van een bekend zuivelconcern, die de onrust probeert weg te nemen over nanodeeltjes in een – tot voor kort niet aan te slepen – zuiveldrankje dat het hongergevoel moet dempen. Gisteren was zijn collega van een internationaal cosmeticamerk al de pineut: consumenten twijfelen aan de veiligheid van zonnebrandcrèmes die met behulp van nanotechniek zijn vervaardigd. Volgens het NOS Journaal ligt de verkoop van het merk inmiddels zo goed als stil. Een onwerkelijk horrorscenario? Bart Walhout werkt bij het Rathenau
communicatiedeskundige kent de gevolgen van de Omo-Poweraffaire, Youp van ’t Heks Bucklergrap en, veel langer geleden maar net zo rampzalig voor het merk, de zogenaamd exploderende Exotaflessen van ombudsman Marcel van Dam. Er is echter een groot verschil met toen; als de publieke opinie zich tegen nanotechniek keert, beperkt de schade zich niet tot één product van één fabrikant maar neemt het ene product het volgende mee in zijn val.
Instituut en houdt zich sinds vijf jaar bezig met onderzoek naar de maatschappelijke impact van nanotechnologie. Volgens hem is het niet ondenkbaar dat er zoiets kan gebeuren. “Als er achterdocht ontstaat over nanotechnologie in consumentenproducten en er is op dat moment geen heldere informatie voorhanden, dan hebben zowel het bedrijfsleven als wetenschappers en overheid een groot probleem. Consumenten vinden het verdacht als er geen bruikbare informatie beschikbaar is.’’
Consumentenpanels
Het is het ‘worst case scenario’ van iedere ondernemer dat zijn product in zo’n slecht daglicht komt te staan dat consumenten weigeren het nog langer aan te schaffen. Iedere
Meer dan de helft van de Europeanen heeft nog nooit of amper van nanotechnologie gehoord. Deelnemers aan consumentenpanels blijken echter wel een duidelijke mening te hebben: nanotechnologie die het
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
27
dossier NANOtechnologie > achtergrond
mogelijk maakt dat zonnepanelen eruit zien als daken of muren of die ervoor zorgt dat vliegtuigen niet langer last hebben van aanvriezing, krijgt hun goedkeuring. Maar die steun wordt rap minder als het gaat om de verwerking van de technologie in textiel en verpakkingsmateriaal en is nog minder bij verwerking in zonnebrandcrèmes en cosmetica. Nanotechnologie in voedsel is voor veel van deze consumenten een regelrechte nachtmerrie. Bedrijven hoeven de eventuele risico’s van nanotechniek niet uit te venten, vindt Bart Walhout. “Dat is het andere uiterste. Maar op dit moment weten consumenten niet eens of er nanodeeltjes in hun zonne-
>
brand of antitranspiratiesokken zitten. Terwijl de media wel aandacht besteden aan mogelijke risico’s van die producten. Consumenten zouden zich op zijn minst ergens moeten kunnen informeren.’’ Eén van de redenen waarom producenten geen informatie geven over de door hen gebruikte nanotechniek is dat eigenlijk niemand – ook wetenschappers en overheid niet – op dit moment een antwoord heeft op de vraag of sommige nanodeeltjes, zoals gevreesd, kankerverwekkend zijn. Simpelweg omdat er nog niet genoeg onderzoek naar is gedaan. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoekt nu een bepaalde nanostof en elders op de
Wat is nanotechnologie?
Nanotechnologie is de techniek die het mogelijk maakt te werken met deeltjes in de orde van grootte van een aantal nanometers. Nanodeeltjes zijn kleiner dan honderd nanometer – ter vergelijking: een menselijke haar is 80.000 nanometer dik. De nieuwe technologie maakt ontwikkelingen mogelijk in heel uiteenlopende sectoren: van supergladde ramen waarop geen vuil meer hecht en doorzichtige zonnebrandcrèmes met een hoge beschermingsfactor tot minicomputers met een fabelachtig geheugen en zogeheten moleculaire geneeskunde waarbij chemotherapieën niet langer het hele lichaam aantasten maar slechts de tumor zelf te grazen nemen. Nederland telt inmiddels zo’n tweehonderdvijftig nanotechbedrijven. De overheid ziet de nieuwe technologie als een pijler onder de kenniseconomie en investeert er flink in. Het kabinet verwacht dat de wereldwijde verkoop van nanotechproducten groeit van 25 miljard euro in 2004 tot 450 miljard euro over twee jaar.
28
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
wereld gebeurt dat ook op talloze plaatsen, maar een totaalbeeld ontbreekt. De niet-afbreekbare en nieuwe nano-deeltjes zijn het meest verdacht. Maar de consument heeft geen idee welke stoffen in welk flesje, potje of kledingstuk zitten.
Risico analyse-systeem Het duurt nog jaren voordat er een goed risico-analysesysteem ligt. Ondertussen informeren de meeste producenten de consument doodeenvoudig niet. Soms omdat fabrikanten denken dat ze met goedgekeurde stoffen werken; de redenering is dat het niet zo’n vaart zal lopen als ze die in nanovorm gebruiken. Maar de minuscule deeltjes kunnen andere eigenschappen hebben dan de oor-
spronkelijke stof waarvan ze zijn afgeleid. Dat maakt ze interessant maar wellicht ook gevaarlijk. Het is de vraag of de testen waarmee de basisstof is goedgekeurd ook adequaat zijn voor die stof op nanogrootte. Een andere reden waarom het bedrijfsleven de kaken op elkaar houdt, is omdat de overheid hen niet vraagt opening van zaken te geven. Het Rathenau Instituut is er duidelijk over: het is de overheid die de regie moet voeren in het risicovraagstuk. In het onlangs verschenen rapport ‘Tien lessen voor een nanodialoog’ betoogt het instituut dat de overheid niet alleen moet investeren in onderzoek, maar de informatie die op dit moment al wel beschikbaar is
>
‘Consumenten zouden zich ergens moeten kunnen informeren.’ ook gemakkelijk toegankelijk moet maken. De overheid zou ook de verschillende betrokken partijen – zoals vakbonden, milieuorganisaties en fabrikanten – bij elkaar aan tafel moeten zetten. “Een goed risico-analysesysteem kun je door een gebrek aan onderzoeksresultaten nog niet maken’’, zegt Bart Walhout. “Wetenschappelijk gefundeerde beslissingen, bijvoorbeeld over welke nanostoffen gezondheidsgevaar opleveren en die je dus niet in voedsel of cosmetica
moet verwerken, kun je daarom nog niet nemen. Tegelijkertijd komen er dagelijks nieuwe nanoproducten op de markt. Ga het gesprek aan met de FNV. Beweeg fabrikanten ertoe strikte veiligheidsmaatregelen voor hun personeel in acht te nemen. Zorg ervoor dat ze open zijn over hun producten en werkwijze. Praat met Greenpeace. Zoek uit of je producten moet voorzien van een nano-etiket. Het zijn tussenoplossingen, totdat helemaal duidelijk is wat er wel en niet veilig is aan nanotechnologie.’’ Als de overheid niet het voortouw
Gevaarlijk?
Of nanodeeltjes gevaarlijk zijn voor mens of milieu is op dit moment niet precies bekend. Er bestaan zorgen over de schade die nieuwe en niet-afbreekbare nanodeeltjes kunnen aanrichten. Onlangs werd een studie gepubliceerd in het tijdschrift Nature Nanotechnology waaruit blijkt dat koolstof nanobuisjes, een van de belangrijkste nieuwe moleculen in de nanotechnologie, in het buikvlies van muizen een ontstekingsreactie kunnen veroorzaken die lijkt op het beginstadium van asbestkanker. Volgens de auteurs is het te vroeg om te concluderen dat mensen die in contact komen met nanobuisjes daar ook kanker van kunnen krijgen. Nanobuisjes worden al jaren verwerkt in tennisrackets, auto-onderdelen en schokbestendige fietssturen en horen daar niet uit vrij te komen. De muizen kregen de nanobuisjes ingespoten in hun buikvlies. Om het risico voor mensen te bepalen moet vaststaan hoeveel nanobuisjes mensen inademen en of die moleculen vervolgens in het long- en buikvlies terecht kunnen komen. Bij asbestkanker
kan meer dan dertig jaar verstrijken tussen de blootstelling aan de vezels en het ontstaan van tumoren. Toxicologen vermoedden al langer dat nanobuisjes ontstekingsreacties kunnen opleveren die lijken op die van asbest, omdat de afweercellen in het menselijk lichaam problemen hebben met het opruimen van lange, dunne vezels. Onlangs spraken GroenLinks en de SP hun bezorgdheid uit over de eventuele gevaren van nanotechnologie en inmiddels zetten zowel het FNV als andere Europese vakbonden vraagtekens bij de bescherming van werknemers die met nanodeeltjes in aanraking komen. Werknemers zijn de eersten die aan de mogelijke risico’s worden blootgesteld, gevolgd door consumenten en milieu. Maatschappelijke organisaties zoals Friends of the Earth en de Canadese actiegroep Erosion, Technology and Concentration (ETC) pleiten voor een moratorium (tijdelijk verbod) op het gebruik van nanodeeltjes in cosmetica, landbouw en voeding.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
29
dossier NANOtechnologie > achtergrond
‘Het zou heel jammer zijn als de term ‘nano’ besmet raakt. Dan strandt de discussie op de risico’s en wordt nanotechnologie onbespreekbaar. Dat is eeuwig zonde.’ neemt in de discussie over nanotechnologie, bestaat de kans dat het woord nano over niet al te lange tijd alleen nog maar in verband wordt gebracht met gevaar, risico en enge ziektes, stelt het Rathenau Instituut. “Het zou heel jammer zijn als de term ‘nano’ besmet raakt’’, zegt Bart Walhout. “Dan strandt de discussie op de risico’s en wordt nanotechno
>
logie als zodanig onbespreekbaar. Dat is eeuwig zonde, want nanotechniek omvat enorm veel meer. Denk maar aan computers kleiner dan een postzegel die in muren, kleding of zelfs het menselijk lichaam passen en dienstverlenend, ondersteunend of ‘meedenkend’ voor zieke mensen kunnen werken – chips die kleine hoeveelheden medicijnen afgeven
Geen nieuwe gentech-discussie
De opkomst van nanotechnologie gaat gepaard met talloze technologische beloftes, maar ook met angstbeelden. Internationaal wordt gehamerd op een goed publiek debat, met in het achterhoofd nog de negatieve discussie over genetisch gemodificeerd voedsel. Die zorgde ervoor dat de consument dit zag als Frankenstein-eten. De les die daaruit werd getrokken is: betrek de samenleving zo vroeg mogelijk bij het debat. Maar juist dat is bij nanotechnologie een lastige opgave, want de technologie speelt een rol op allerlei terreinen, variërend van de voedselindustrie en cosmeticahuizen tot ziekenhuizen, wapenfabrieken en telecombedrijven en alles wat daar tussenin kan zitten. Bovendien is op dit moment nog niet duidelijk welke risico’s de verschillende nieuwe nanostoffen wellicht in zich bergen.
30
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
of die een dokter waarschuwen als er iets in het lichaam fout dreigt te gaan. Dat zijn veelbelovende en belangrijke ontwikkelingen. Mogelijk gemaakt door nanotechnologie.’’
dossier NANOtechNologie > interview
Ellen Silbergeld: ‘ Wetenschappers moeten problemen concreet maken’ De Amerikaanse toxicologe Ellen Silbergeld toonde als een van de eersten aan dat lood in het milieu de normale ontwikkeling van hersenen aantast. Haar onderzoek droeg bij aan het verbod op het toevoegen van lood aan benzine. De gelauwerde wetenschapster werkt al jaren op het snijvlak van wetenschap en politiek. “Wetenschappers moeten leren problemen concreet te maken”, zegt ze. auteur Marjan Slob
E
llen Silbergeld heeft één stelregel: ‘Speak truth to power’. En ze neemt daarbij geen blad voor de mond. Ze schrijft ingezonden stukken in de krant en getuigt in rechtszaken. Ze nam het op tegen de Amerikaanse olie- en waterindustrie. Ze trotseerde pogingen tot omkoping en lacht inmiddels over het verbale geweld dat ze tegenkwam: “Sinds ze me een fucking Jew noemden vanwege mijn werk, raakt niets me meer.” Als jonge onderzoeker bij de Amerikaanse John Hopkins Bloomberg School of Public Health raakte
Silbergeld geïntrigeerd door de vele raadselen rondom lood. Werklui die ermee in aanraking kwamen, kregen vreemde kwalen als de ‘schilderspols’, waarbij onduidelijk was of dat een spier- of neurologische aandoening was. Silbergeld ontdekte dat het wel degelijk een neurologische afwijking was die werd veroorzaakt door blootstelling aan lood. Ook bewees ze het verband tussen lood en hyperactiviteit bij kinderen. Als jonkie sprak ze eens op een wetenschappelijk congres over lood. Ter plekke werd ze keihard aan de tand gevoeld; kwaadaardig, op een niet-wetenschappelijke manier.
Silbergeld: “Naderhand kwamen er twee mensen naar me toe die zeiden: ‘Je moet goed begrijpen dat die reactie kwam van mensen uit de loodindustrie. Vanaf nu zul je moeten beslissen aan welke kant je staat’.” En dat deed ze. Ze verliet haar onderzoekslab en werkte acht jaar lang voor de Environmental Defense Fund (EDF), een NGO (nietgouvernementele organisatie). Silbergeld, over die stap: “Ik had aanzien, leverde hooggekwalificeerde wetenschap af. Toch wilde ik die wetenschappelijke cocon verlaten. Waarom?” Silbergeld lacht: “Een kwestie van hersenverwe-
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
31
dossier NANOtechnologie > interview
>
Ellen Silbergeld Prof. Ellen Silbergeld is milieukundige en professor van Environmental Health Sciences aan de John Hopkins Bloomberg School of Public Health in Baltimore in de Verenigde Staten. Daarnaast is ze editor-in-chief van het vakblad Environmental Research. Silbergeld publiceerde honderden papers, onder meer over de biologische effecten van lood, dioxine en kwik. Ze won tal van wetenschappelijke prijzen, waaronder de prestigieuze MacArthur Fellowship (ook wel de ‘genius award’). Ze was professor aan de University of Maryland Medical School en werkte als wetenschappelijk adviseur voor o.a. de Wereldbank, de International Labour Organization (ILO) en de United Nations Environment Programme (UNEP) en de Amerikaanse staten Maryland en New York. In 1982 ging ze werken voor een NGO (niet-gouvernementele organisatie), de Environmental Defense Fund (EDF), waar ze ijverde voor beleid om dioxine en lood uit het milieu te weren. Na acht jaar keerde ze terug naar Hopkins. Op dit moment buigt Silbergeld zich onder meer over de link tussen resistente bacteria en antibiotica in kippenvoer. Met behulp van moleculaire technologie onderzoekt Silbergeld op de kippenboerderijen zelf wat het effect is van deze resistente bacteriën, of die bacteriën verantwoordelijk zijn voor de opvallende gezondheidsklachten van de kippenboeren, en hoe deze bacteriën zich in het ecosysteem verspreiden.
king waarschijnlijk; ik had net een kind gekregen. Maar goed, vanaf dat moment wilde ik mijn kennis inzetten voor de samenleving, ik wilde mijn kennis van hogere waarde maken. Wetenschap is namelijk veel meer dan het produceren van zuivere kennis. Het is ook altijd een manier om belangrijke problemen op te lossen.” De overstap van wetenschap naar politiek schaadde haar wetenschappelijke carrière allerminst (zie kader). Ze stak er juist heel veel van op. Silbergeld: “Ik heb in de praktijk geleerd welke kennis beleidsmakers nodig hebben als ze een beslissing aan het voorbereiden zijn. Als wetenschapper moet je die kennis leveren. Daarmee bedoel ik niet dat je de wetenschappelijke feiten een beetje
32
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
oprekt in de gewenste richting. Maar je moet wel gevoel ontwikkelen voor het soort kennis dat beleidsmakers kunnen gebruiken.” Silbergeld zegt dat ze vooral ‘nederiger’ geworden is van haar werk met de politiek. “Ik ben zeer onder de indruk geraakt van goede beleidsmakers. Zij managen heel veel verschillende doelen en belangen tegelijkertijd: niet alleen wetenschappelijke feiten, maar ook economische aspecten, politieke opportuniteit, prioriteiten op andere beleidsterreinen. Dus als ik wetenschappers nu hoor klagen dat ‘politici niets van wetenschap snappen’, dan zeg ik: ‘Integendeel: jij snapt niets van politiek!’. Technology a ssessors zouden wetenschappers wellicht kunnen bijbrengen hoe zij zich nuttig
kunnen maken voor de politiek. Dat zou zinnig werk zijn.”
Problemen concreet maken Silbergeld is een voorbeeld van een succesvolle wetenschapper die het verband kan leggen tussen haar vakgebied, het publiek en de beleidsmakers. Ook hier ziet ze een mogelijke taak voor technology assessors. Silbergeld: “Ik heb het in de praktijk moeten leren, maar misschien kunnen technology assessors wetenschappers leren hoe ze hun stellingen en problemen concreet kunnen maken.” Een voorbeeld van heldere communicatie met concrete feiten was Silbergelds eigen ‘Stad-voor-stad-rapport’ dat ze voor de Environmental Defense Fund (EDF) schreef. Ook al
was lood in de VS al sinds 1977 een verboden ingrediënt in binnenhuisverf, toch bleek eind jaren ’80 dat er jaarlijks nog steeds drie tot vier miljoen kinderen loodvergiftiging opliepen. Dit kwam door de afbladderende verf in oude huizen. Maar het overheidsonderzoek waar dit uit bleek, kreeg nauwelijks aandacht. Totdat Silbergeld zich realiseerde dat het niet specifiek genoeg was: niemand voelde zich aangesproken omdat onduidelijk bleef waar die kinderen woonden. Ze rekende vervolgens uit hoeveel kinderen in elke stad uit het onderzoek jaarlijks loodvergifting zouden oplopen. Het rapport sloeg in als een bom. Er verschenen honderden berichten in de media, en haar onderzoek zette loodvergiftiging definitief op de agenda.
‘Ik wil mijn kennis inzetten voor de samenleving, van hogere waarde maken.’ Haar jarenlange beleidservaring heeft Silbergeld milder gemaakt over politici. “Zij móeten direct reageren op problemen en verlangens; of die problemen nu reëel zijn dan wel voornamelijk leven in de hoofden van de burgers – en of die verlangens nu consistent zijn of niet. Technology assessors zijn daarvan gevrijwaard. Zij kunnen rustig naar de langere termijn kijken. Het zou bovenaan hun lijstje moeten staan om de overheid te voeden met hun langetermijnperspectieven, om ontwikkelingen echt te duiden.” Natuurlijk levert zo’n taakopvatting ook spanning op, erkent Silbergeld:
“Politici moeten vaak snel scoren. Maar ze zijn niet dom. Ze weten dat zij in hun eentje geen recht kunnen doen aan het langetermijnperspectief, en dat vinden ze ook frustrerend. Dus als technology assessor zul je een beetje moeten onderhandelen, kijken hoeveel toekomst je in je adviezen kunt stoppen. Intussen moet je stug doorwerken aan thema’s die jij belangrijk vindt. Daarmee zorg je ervoor dat de kennis er is op het moment dat de politiek kan handelen.”
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
33
dossier NANOtechnologie > interview
Silbergeld over nanotechnologie Silbergeld maakt zich grote zorgen over de publieke stilte rondom nanotechnologie. “Waarom voeren we in Amerika en Europa geen openbaar debat over nanotechnologie? Wist je dat er in Europa nanodeeltjes worden toegevoegd aan diesel? (zie pag. 35) Als ik iets heb geleerd van mijn onderzoek naar lood in benzine, dan is het wel dat alles wat je in brandstof stopt zich tot in alle hoeken en gaten van de leefomgeving zal verspreiden.” Silbergeld wil niet zeggen dat nanotechnologie per definitie onveilig is. “Maar niemand kan garanderen dat het wél veilig is; daartoe ontbreekt simpelweg de informatie. Wat is er gebeurd met onze toewijding aan het voorzorgsprincipe? Ik moet constateren dat onze principes eenvoudig weggespoeld worden door een verlangen naar gewin.” De industrie speelt het heel slim, vindt Silbergeld. “Ze bazuint niet
34
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
rond welk heil we van nanotechnologie kunnen verwachten, zoals dat wel gebeurde met biotechnologie. In plaats daarvan wordt er in de luwte gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe nanoproducten. Ik kan de strategie uittekenen. Straks zeggen ze: ‘Jullie gebruiken allang nanoproducten. Fijne spullen zijn dat, niet? Je hebt er toch geen nadeel van ondervonden?’ Maar nanotechnologie is voor het eerst toegepast in cosmetica. Dáárvoor, voor schoonheidscrèmes, ga je je gezonde voorzorgsmaatregelen toch niet opzij zetten? Ik vind dat werkelijk verbijsterend.”
Opvallend toegeeflijke overheden Hoe kan de discussie over nanotechnologie worden aangezwengeld? En wat kunnen technology assessors daarbij doen? “Spreek de verantwoordelijke personen aan”, zegt Silbergeld. Overheden zijn volgens haar ‘opvallend toegeeflijk’ als het op nanotechnologie aankomt. “Ik vind
dat zorgelijk. Maar ook weer niet zo vreemd. Regeringen zijn niet van kwade wil. Ze willen zich alleen geen moeilijkheden op de hals halen als de burger er niet om vraagt.” Die lauwe reactie van burgers verklaart volgens Silbergeld ook waarom de NGO’s het rond nanotechnologie ‘laten afweten’. “NGO’s zijn afhankelijk van burgers. En het publiek wil niet betrokken raken bij nanotech. Onbegrijpelijk, het ligt kennelijk massaal op de bank Britney Spears te kijken. Het is niet geïnteresseerd in nanotechnologie en het begrijpt er niets van. Met biotechnologie was dat anders. Dat stond dichter bij mensen – zo leek het althans.” Volgens Silbergeld is het zinloos om wetenschappers die op Research & Development-afdelingen nanotechnologie ontwikkelen, kritisch aan de tand te voelen. “Ik ga geen collega’s op het lab lastigvallen. Zij kunnen namelijk zelf niet beslissen wat ze onderzoeken.” In plaats daarvan moeten de CEO’s van de bedrijven die nanotechnologie toepassen, worden aangesproken. Silbergeld: “Die zullen ongetwijfeld zeggen: ‘Wij zijn in de eerste plaats verantwoording schuldig aan onze aandeelhouders’. Maar vrijwel alle grote bedrijven hebben maatschappelijk verantwoord ondernemen in hun missie staan. Zij laten zich erop voorstaan dat ze niet alleen de aandeelhouders en werknemers, maar ook de bredere gemeenschap en ons milieu dienen. Vraag hen dus: ‘Als u het serieus meent van dat maatschappelijk ondernemen, hoe implementeert u het voorzorgsprincipe dan?’ Ook de overheid moet je moeilijke vragen blijven stellen.”
>
Testcase: nanodeeltjes in diesel
Het Britse bedrijf Oxonica stopt ceriumoxide nanodeeltjes (CeO2) in Envirox, een brandstofbesparend middel dat inmiddels op de markt is. Het bedrijf, een spin off van Oxford University, claimt dat Envirox de vervoerssector zal helpen zo’n tien procent minder brandstof te gebruiken. Toxicologen hebben bedenkingen. Envirox wordt beschouwd als een testcase in de discussie over de veiligheid van synthetische nanodeeltjes. Envirox wordt sinds 2005 getest door busbedrij ven in Londen en Newcastle, Hongkong, Tsjechië, Duitsland en Rusland. Inmiddels wordt het gebruikt door StageCoach, Groot-Brittannië’s grootste busmaatschappij. Naast het Verenigd Koninkrijk, heeft het bedrijf al distributeurs in Duitsland en Denemarken, Tjechië, Slowakije, Hongarije en Polen, Oostenrijk en Singapore, Nieuw Zeeland, Rusland, Taiwan. Verschillende toxicologen vragen zich echter af of een marktintroductie van Envirox op deze schaal wel verstandig is. Toxicoloog en nanotechnologie-adviseur Paul Borm, die r ecentelijk in NRC waarschuwde voor de mogelijke gevaren van de kleine nanodeeltjes, schreef in het voorjaar 2008 in Nanotoday: ‘It is unclear to what extent the emission of CEO2 will influence the current ambient exposure to nanoparticles and its potential hazards.’ Borm noemde Envirox als een voorbeeld van de dilemma’s rond toepassingen van nano-deeltjes. ‘In de toegepaste evaluatie van kansen en risico’s, is de informatie over risico’s nog incompleet. Maar datzelfde zou ook wel eens voor de kansen kunnen gelden. De huidige kennis lijkt simpelweg tekort te schieten om uitspraken te doen over de lange termijngevolgen van nanodeeltjes.’ Ook de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) lijkt eenzelfde inschatting te maken. De EPA maakte in augustus 2008 bekend twee miljoen dollar beschikbaar te stellen voor onder-
zoek naar de risico’s van CeO2. De Universiteit van Kentucky (VK) gaat de potentiële risico’s van de ceriumoxide deeltjes onderzoeken. Volgens de EPA is dit de grootste Science To Achieve Results (STAR) beurs die tot nu toe voor nanotechnologieonderzoek is verstrekt. Julia Moore, deputy director van het ‘Project on Emerging nanotechnologies’ van het Woodrow Wilson International Centre for Scholars, zei dat Oxonica’s Envirox wel eens een cruciale ‘test case’ zou kunnen worden voor de wijze waarop de EPA nanotechnologie gaat behandelen. De werkgroep Synthetische Nanomaterialen van de Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) heeft onderzoek naar mogelijke risico’s van ceriumoxide op haar prioriteitenlijstje geplaatst. Ook Nederland gaat dit onderzoeken, zo bleek uit een brief van de minister van VROM uit februari 2008. Inmiddels heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de opdracht gekregen dat te doen. Oxonica vindt de negatieve aandacht voor Envirox onterecht en niet gebaseerd op feiten. Helaas lukte het Oxonica niet om inhoudelijk te reageren voordat FLUX Magazine ter perse ging.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
35
dossier NANOtechnologie > studie rathenau instituut
Tien lessen voor een nanodialoog
N
ederland ambieert een internationale toppositie in de nanotechnologie; het bestuderen en ontwerpen van materialen op het allerkleinste niveau. Maar ontwikkelingen in de nanotechnologie gaan ook gepaard met veel en vaak ook uiteenlopende maatschappelijke vragen; over de veiligheid voor mens en milieu, over privacy of over patiën tenbelangen, over wenselijkheid, dromen en doemscenario’s. In veel landen klinkt daarom de roep om een breed maatschappelijk debat over nanotechnologie. Ook de Nederlandse overheid wil de samenleving betrekken bij de maatschappelijke veranderingen die nanotechnologie teweeg kan brengen. Een lastige opgave, want er bestaat nog veel onduidelijkheid over nanotechnologie en dus ook over het stimuleren van een maatschappelijke dialoog. Het is daarom nuttig om voorafgaand aan deze dialoog lessen te trekken uit de discussies die nu al in binnen- en buitenland worden gevoerd. In de studie ‘Tien lessen voor een nanodialoog’ brengt het Rathenau Instituut de stand van het debat in kaart en trekt daaruit tien lessen voor de rol van de overheid. Duidelijk wordt dat de overheid onderscheid moet maken tussen een brede dialoog over de impact van nanotechnologie op de samenleving en de meer urgente discussie over de mogelijke risico’s van nanomaterialen. Wanneer de overheid geen duidelijk regie voert in het risicovraagstuk zal dat de legitimiteit van het gehele debat ondermijnen.
U kunt het rapport bestellen door een mail te sturen naar
[email protected] o.v.v. ‘Tien lessen voor een nanodialoog’. Vergeet niet uw naam en adres in te vullen. Een digitaal exemplaar kunt u downloaden van www.rathenau.nl.
36
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Technology Assessment > column
Hoop, troost en een blik op het licht
T
echnologie is religie. De kerken zijn leeg, maar het wereldbeeld is gebleven, met moderne technologie in de rol van goedaardige of straffende god. Dat spreekt bijvoorbeeld uit de verwachtingen rondom de deeltjesversneller Large Hadron Collider (LHC) in Geneve. Dit mega-apparaat met een omtrek van 27 km, is bedoeld om minuscule deeltjes tevoorschijn te toveren.
Dr. Lotte Asveld Senior onderzoeker Rathenau Instituut Projectleider van de EPTA-conferentie ‘Inspiring future politics’, Den Haag, 27-28 oktober
De LHC kan het einde van de wereld inluiden. Zodra de deeltjesversneller uiteindelijk op volle toeren gaat draaien – op het moment van schrijven ging de versneller wegens een technisch mankement plat – zal er een zwart gat ontstaan dat de hele aarde verzwelgt. Tenminste, dat wordt beweerd. Anderen beweren dat de LHC ons begrip van het universum en met name onze plaats daarin zal vergroten. De deeltjesversneller als gematerialiseerde godheid: de LHC zal ons richting en betekenis geven. Of de LHC leidt tot onze ondergang: een passende straf voor de hoogmoed om de textuur van het leven te willen ontrafelen. Wellicht dat technologie uiteindelijk onze Messias blijkt. Mensverbetering kan ons bevrijden van de aardse ketenen van dood en verval. CO2-opslag biedt een moderne aflaat om onze klimaatzonden af te kopen. Door moderne communicatiemiddelen zijn we verbonden met alles en iedereen om ons heen: het boeddhistisch ideaal. Religie biedt hoop, troost, een blik op het licht. En die inspiratie zoeken we ook als het om technologie gaat. Technologie is immers het venster op ons eeuwig leven. Een concept als Cradle to Cradle biedt bijvoorbeeld een parabel om ons te verenigen met ons lot. Als we maar in staat zijn om slim te ontwerpen, dan ligt de tuin van Eden binnen ons handbereik. Dan hoeven we ons niet te schamen voor hoe we deze aarde achterlaten voor volgende generaties en dat is het ware rentmeesterschap.
Maar wie leidt de technologische kerk? Welke stemmen zullen bepalend zijn voor onze toekomst? Zijn het de goed ingevoerde liefhebbers, die staan te huilen bij de eerste levenstekenen van de LHC? Of zijn het de waarschuwende stemmen, die het technologisch avontuur de risico’s niet waard vinden? De richtingwijzers voor technologische zingeving staan niet vast. Er zijn geen eeuwenoude boeken en overleveringen waarmee we de technologische ontwikkelingen altijd kunnen duiden. De taal waarmee we de betekenis van technologie omschrijven, verandert voortdurend. Onze eigen plek in de wereld krijgt continu een nieuwe vorm door technologie. De richtingwijzers moeten dus steeds opnieuw ontdekt worden. Technology Assessment kan een bron zijn voor zingeving: waar willen we heen met onze technologische toekomst? Waar kunnen we heen? Welke beelden zullen ons leiden? Welke idealen kunnen we omarmen? Dat is niet de rol van de priester die het volk leidt. Het is eerder de rol van monnik of profeet: de schriftgeleerde of de ziener die vergezichten en verhalen biedt om houvast te vinden in een woeste technologische werkelijkheid.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
37
op de flux magazine zeepkist > Politici over technologie & de toekomst Kathalijne Buitenweg Europarlementslid GroenLinks (Nederland)
Lef en investeringen in duurzaamheid “Zonne-energie heeft de toekomst. Het is beter voor het milieu dan energie uit aardgas, steenkool of kernenergie. Het zal daarom een belangrijke rol spelen bij het beperken van klimaatverandering en het vergroenen van de energievoorziening. De efficiëntie van nieuwe generaties zonnepanelen neemt snel toe, maar ook de toepassingsmogelijkheden van zonne-energie groeien hard. Zo bestaat er bijvoorbeeld al verf met zonnecellen erin. Helaas is er een verschil tussen wat technisch kan en wat commercieel aantrekkelijk is. Om de ontwikkeling van zonne-energie verder te stimuleren, moet de overheid paal en perk stellen aan vervuiling. Door een limiet te stellen aan de uitstoot van energieproducenten, moeten we inzetten op schone energievormen. Geen overheidsgeld voor de afvang van CO2 via ondergrondse opslag, maar meedoen aan het spannende plan om zonneenergie op grote schaal te vangen in de Sahara. Lef én investeringen zijn onontbeerlijk in het duurzaam maken van onze maatschappij.”
38
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Ria Oomen-Ruijten Europarlementslid Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten (Nederland)
Bart Staes Europarlementslid De Groenen (België)
Verzilvering
Lang leve ERENE!
“In de toekomst moeten we de uitdaging die de ‘verzilvering’ van de bevolking ons biedt, echt op alle terreinen oppakken. Er moeten nieuwe mogelijkheden ontwikkeld worden om senioren langer adequaat te laten functioneren in de samenleving, met extra accent voor de zorg, het arbeidsklimaat, de telematica.
“Dure olie is een ‘blessing in disguise’. Volgens energiegoeroe Daniel Yergin is het ‘een fantastische aansporing voor innovatie, gedragsveranderingen en nieuwe investeringen’. De mens moet tijdig goede alternatieven ontwikkelen voor een stevig klimaatbeleid en een betaalbare energiezekerheid. Op Europees niveau kan dat door samen massaal te investeren in netwerken van duurzame energie; en op lokaal en individueel niveau door niet langer onnodig energie te verkwisten. Er is in de hele EU een voldoende potentieel aan groene elektriciteit uit hernieuwbare bronnen als hydro, wind, zon en biomassa. Niet elke lidstaat kan dat alleen, vandaar de noodzaak van samenwerking. Daarom zou de EU nu moeten ijveren voor de oprichting van een agentschap voor duurzame energie. Er is al een mooie naam voor: ERENE (European Community for Renewable Energies).
Met het stimuleren van ontwikkelingen op het terrein van de communicatietechnologie, het toepassen van nanotechnologie en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen is er volop werk aan de winkel om nieuwe kansen in een veranderende samenleving te grijpen. Technology assessors zijn er voor het mee-ontwikkelen, stimuleren en aan de man brengen van denkprocessen in de samenleving, met accent op de middellange en lange termijn. Omdat politici geen uitvinders zijn, maar wel verantwoordelijkheid dragen voor de richting die de maatschappij inslaat, zijn goed onderbouwde adviezen onontbeerlijk – die maken het zoeken van het beste mogelijk.”
De Italiaanse regisseur Federico Fellini zei ooit: ‘De enige ware realist is de visionair’. Nieuwe technologie zal niet alleen zuiniger machines en auto’s voortbrengen, maar ook nieuwe bronnen creëren. Zo werkt het Vlaamse onderzoeksinstituut IMEC (Interuniversitair Micro-Elektronica Centrum) aan verbeterde zonnecellen, mede dankzij nanotechnologie. Sinds 2007 levert een bedrijf uit Zeeland wereldwijd ‘photo-bioreactoren’ om minuscule algen te kweken. Uit varianten van dit ‘groene goud’ kan biodiesel worden gewonnen.”
Chantal Gill’ard Tweede Kamerlid PvdA (Nederland)
Helma Neppérus Tweede Kamerlid VVD (Nederland)
Malcolm Harbour Europarlementslid Europese Volkspartij (Christen Democraten) en Europese Democraten (Verenigd Koninkrijk)
Grondstoffen en productiebanen
Kleine dingen voor duurzaam draagvlak
Convergerende technologieën
“Technologie die het gebrek aan grondstoffen of gebrek aan productiebanen verhelpt en tegelijkertijd het welzijn van de mensheid en aarde dient, maakt het meeste kans om de politiek te activeren.
“Het thema van de toekomst? De zorg, de vergrijzing en toch ook het groen-rechtse idee. Mensen worden gallisch van al die bangmakerij en van dat opgeheven calvinistische vingertje van al die linkse partijen die zeggen dat we niet zo lang moeten douchen. Wij vliegen het anders aan, door producten beter te maken, en vooral energievriendelijker. Wij moedigen ondernemers aan om zich op die nieuwe, energievriendelijke markt te storten, want daar zit groei. Het kan geen kwaad als de markt zich meer gaat bemoeien met dit vraagstuk: kleine mobiele telefoons, lichtere vliegtuigen, zuiniger auto’s. In Japan zijn ze daar al heel ver mee. En waarom zou je fabrikanten niet kunnen aansporen om voortaan koffiezetapparaten te maken die geen minimumhoeveelheid water vereisen? Kleine dingen, maar wij doen het rustig aan en dan krijg je vanzelf meer draagvlak in de maatschappij.”
“We moeten een duurzame wereldeconomie bereiken en tegelijkertijd onze beperkte voorraad aan grondstoffen behouden. De zekerstelling van die energie en de maatregelen tegen klimaatsveranderingen zullen de politieke agenda van de komende jaren domineren.
De technology assessor kan mij inspireren door een duurzame relatie aan te gaan over technologische ontwikkelingen die een oplossing kunnen zijn voor penibele problemen zoals klimaatverandering, ziekte of criminaliteit. Communicatie en informatie zijn hierbij cruciaal. Als politica heb ik graag een podium om een open discussie met het grote publiek aan te gaan over morele en wetgevingsdilemma’s van nieuwe technologieën. Hierbij is inhoudelijke steun van de technology assessor wenselijk. De technology assessor kan dit het beste bereiken door mij in een vroeg stadium te betrekken bij de discussie, en door duidelijk te kiezen voor een wenselijke richting van de technologische ontwikkeling, of voor een politieke kleur.”
Deze problemen hangen samen, zijn allesomvattend en complex. Zij zullen niet worden opgelost door één technologie. Voor deze problemen moet er een convergentie ontstaan tussen alle moderne technologieën. Biotechnologie zal dan kunnen bijdragen aan de productie van schone energie uit biomassa en nanomaterialen zullen worden toegepast in zonne-energiecellen, voor het onschadelijk maken van nucleair afval en voor lichtere en efficiëntere batterijen. Digitale technologieën en de volgende generatie internet zullen energie-efficiëntie in transport, elektriciteitsdistributie, industriële processen, gebouwen en huizen verbeteren.”
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
39
nieuwe technologie
Telefoon wordt slimme ‘Toon me je mobiel 1
2
3
4
Houd je mobiel bij de slimme sticker (een sticker met een ‘tag’) van een recept en per sms ontvang je de b oodschappenlijst. Slimme posters sturen je de nieuwste recepten. 3 Betalen: houd je NFC-toestel bij de reader en het bedrag wordt van je debetkaart afgeschreven. 4 Slim visitekaartje: met je eigen NFC-smart cards, kun je zelf berichten sturen aan andere NFC-toestelbezitters. Je kunt je pen voortaan thuislaten, maar je mobiel nooit meer... 1 2
40
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
portemonnee en ik weet wie je bent’ Nog even en we betalen vrijwel alles met onze mobiel. De portemonnee met pinpassen, treinabonnementen, creditkaarten, strippenkaarten, sportschoolabonnementen en kleingeld kan de deur uit. Technisch gezien een fluitje van een cent. Christian van ‘t Hof van het Rathenau Instituut buigt zich over de vraag wie de privacygevoelige gegevens moet beheren. En wat gebeurt er met de digitale voetsporen die we achterlaten? Auteur Christian van ’t Hof
S
teeds meer Nederlanders betalen hun boodschappen, drankjes en etentjes met hun mobiel. In het centrum van Rotterdam kunnen consumenten al terecht bij meer dan vijftig winkels, cafés en restaurants. Binnenkort volgen proeven in Amsterdam, Utrecht, Eindhoven, Arnhem en Den Haag. De klant houdt zijn mobiel bij een betaalpaal, en klaar is Kees. De techniek die dat mogelijk maakt heet Near Field Communication, kortweg NFC. Dat is een draadloze verbindingstechnologie voor korte afstanden – hooguit twintig centimeter – die communicatie mogelijk maakt tussen verschillende apparaten. In Japan zijn ze dol op een vergelijkbare technologie: Mobile FeliCa. Meer dan 45 miljoen Japanners gebruiken hun mobiel al als pinpas, creditkaart, lidmaatschapskaart, spaarkaart, treinkaartje, vliegticket en huissleutel. Zover is het in Nederland nog niet,
maar dat laat waarschijnlijk niet zo lang meer op zich wachten. Sommige deskundigen denken dat in 2015 tien procent van de Nederlanders met zijn mobiel betaalt. Anderen verwachten dat over drie jaar eenderde van alle Nederlanders NFC al gebruikt. Als je alle toegangspasjes tot kantoren meerekent – ook een NFC-toepassing – dan zijn we al een eind op weg. Op dit moment lopen er twee proeven die consumenten en bedrijfsleven rijp moeten maken voor de mobiel als slimme portemonnee. De grootste van die twee is Payter. Klanten kunnen daarmee in meer dan vijftig Rotterdamse
‘Consumenten vinden de mobiele telefoon hardstikke handig.’
winkels, vooral in en rond de Koopgoot, hun mobiel gebruiken om mee te betalen. Nieuwe klanten krijgen een Nokia-mobiel die is uitgerust met de benodigde chip. Wie geld voorstort via Payter hoeft slechts zijn telefoon langs de speciale kassa te zwaaien om te betalen. Albert Heijn doet mee, kledingzaak WE, speelgoedwinkel Bart Smit, nog een aantal ketens en tientallen detaillisten, cafés en restaurants in de havenstad. Payter heeft landelijke ambitie. Het RFID Platform, de belangenorganisatie voor onder meer NFC, begeleidt de andere proef. Vorige zomer kregen honderd Rabo- en KPN-klanten een half jaar de kans hun boodschappen bij de C1000 in het Zuid-Hollandse dorp Molenaarsgraaf te betalen met hun mobiel. In plaats van hun pinpas door de gleuf te halen, hielden de klanten hun mobiel voor een sticker op de kassa die contact maakte met de chip in hun telefoon. Net als bij een normale
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
41
nieuwe technologie
pintransactie werd het bedrag meteen afgeschreven van de (Rabo-) rekening van de klant. Het tegoed op de telefoon opwaarderen zoals bij Payter is hier dus niet nodig. Payter, dat onafhankelijk van banken en telecombedrijven werkt, hoopt op een rappe introductie en grote omzetten. Hoe meer klanten en toepassingen, hoe beter. De winst moet voornamelijk komen uit reclame. De Rabobank heeft een ander motief om van mobiel betalen een succes te willen maken: banken zijn veel geld kwijt aan het in omloop houden van cashgeld. Van alle betalingen in Europa gebeurt tachtig procent met cash. Toch vertegenwoordigen
die maar vier procent van de totaalwaarde van alle betalingen. Een grote bank is daar niettemin zo’n vijftien procent van zijn geld aan kwijt – fysieke beveiliging en transport van geld zijn duur. De consumenten die meedoen aan de NFC-proeven zijn enthousiast. Zij vinden de mobiele portemonnee hartstikke handig. En ook de bedrijven zijn blij. De winkels waar je kunt betalen met een mobiel krijgen minder cash binnen, en dat maakt ze minder gevoelig voor overvallen.
Gedetailleerde informatie NFC is echter meer dan alleen betalen met je mobiel. De aanbieders van NFC-diensten krijgen gedetailleerde
informatie over hun klanten. Niet alleen over wat ze doen, maar vooral ook waar ze dat doen. Daardoor kunnen ze die klant op maat gesneden reclame voorschotelen en diensten aanbieden op handige plekken. Er wordt gewerkt aan zogeheten smartposters: posters met een NFC-chip waar je je mobiel bij kunt houden om extra informatie op te halen. Bijvoorbeeld trailers van speelfilms, inclusief de bioscooptijden en mogelijkheid kaartjes te reserveren. En wat te denken van een smartposter bij een bushalte die je gratis een taxi laat bellen? Albert Heijn doet een proef met NFC in zijn kooktijdschrift Allerhande. Wie zijn mobiel boven de foto van een gerecht houdt, krijgt een sms met de bood-
‘Wat als honderden NFC-dienstverleners met tientallen services aan miljoenen gebruikers zijn gekoppeld? Dat kan uitdraaien op een logistieke nachtmerrie.’ 42
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
>
Slimme telefoon als Privacy Coach
Een mobiel uitgerust met NFC is niet alleen een portemonnee. Naast betalen kun je met een slimme mobiel ook contact maken met andere contactloze smartcards. Zoals bijvoorbeeld het pasje van de sportschool of openbaar-vervoerkaarten. De bedrijven achter die kaarten krijgen veel informatie over de consument als die contact maakt met zijn mobiel. Niet iedereen vindt dat prettig. Het Rathenau Instituut bedacht samen met een netwerk van experts de zogeheten Privacy Coach. Wie die op zijn mobiel installeert kan uitzoeken wat een bedrijf achter een pasje of smart-poster precies van ze wil. De gebruiker kan bovendien een eigen privacyprofiel instellen. Misschien wil je dat de sportschoolhouder alleen weet of je een betalend lid
schappenlijst en een e-mail met het recept. En dat is nog maar het begin. De kleine slimme NFC-chip heeft een zogeheten open standaard. Dat betekent dat de techniek erachter openbaar is en chipsfabrikanten geen licenties hoeven kopen. In principe kan ieder bedrijf met een leuke location based service voor niet al te veel geld meeliften. Maar er zijn ook nog een paar hobbels te nemen. De belangrijkste vraag is wie van de partijen de zeggenschap krijgt over het zogeheten Secure Element – de chip waar de identiteit en financiële tegoeden van de gebruiker veilig zijn opgeslagen. Sowieso moet de portability – het overzetten van het Secure Element van de ene op de andere telefoon – goed geregeld zijn zodat consumenten niet vastzitten aan een bepaald merk telefoon. Zou het Secure Element op de simkaart van de telefoon staan, dan zijn
bent en dus naar binnen mag met je pasje. Dan stel je je privacy-profiel in op ‘hoog’. Misschien vind je het geen probleem dat de sportschoolhouder ook weet hoe lang je traint en op welke machines, als hij je in ruil daarvoor een gratis persoonlijk trainingsprogramma geeft. Dan stel je je profiel wat lager in. Als de wensen van de gebruiker en de sportschoolhouder overeenkomen, piept je telefoon om aan te geven dat er een ‘match’ is. Wil de sportschoolhouder meer van je weten dan jij wilt, dan geeft de telefoon twee bliepjes: geen match. Je kunt het fitnesscentrum dan nog eens vragen wat het precies van je wil, en of jij daarmee akkoord bent. Op dit moment is de Privacy Coach nog een concept. Een demonstratie is te zien op www.difr.nl.
die gegevens feitelijk in handen van telecombedrijven. Het is geen goed idee één marktpartij de z eggenschap te geven. Telecombedrijven zijn commerciële organisaties die ongetwijfeld een hoop geld vragen aan bedrijven die nieuwe applicaties willen toevoegen aan de slimme telefoon. Dat werpt een drempel op voor innovatieve dienstverleners. Bovendien wordt het voor de consument op die manier lastig om over te stappen naar een andere telecomprovider.
Datastromen Een nog groter probleem is het beheer van al die datastromen. Bij de eerste proeven gaat het nog om een enkele transactie tussen A en B. Maar wat als honderden dienstverleners met tientallen services aan miljoenen gebruikers zijn gekoppeld? Dat kan uitdraaien op een logistieke nachtmerrie. De Nederlandse bedrijven die zich met NFC bezighouden pleiten daarom voor een intermediair,
een zogenaamde Trusted Service Manager. Die moet alle diensten, data en financiën bewaken die via de slimme telefoon lopen. De eerste proeven met NFC zijn geslaagd: de technologie werkt en wordt gewaardeerd door de gebruikers. Tot nog toe doet de vrije markt zijn werk. Er komt echter een moment dat de huidige toezichtmechanismen voor alle afzonderlijke technieken (smartcards, internet, GSM, pinnen e.d.) niet meer voldoen, want door NFC komen al die data bij elkaar. Onduidelijk is nog wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor welke data en bij wie de consument kan aankloppen als het misgaat. Als bedrijven daar geen bevredigend antwoord op kunnen geven, dan is de overheid aan zet. Meer weten? Zie ‘Near Field Communication. Convenience takes a great step forward. But what about the footprints we leave?’ op www.rathenau.nl.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
43
dossier klimaat
44
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
KLIMAAT In dossier Klimaat zet Flux de voor- en tegenstanders van CO2-opslag naast elkaar. Klimaatnestor Pier Vellinga spoort de Nederlandse overheid aan de kosten van de CO2-infrastructuur op zich te nemen. Ondergrondse opslag is een methode die snel werkt. En ze geeft niet alleen de grote energiebedrijven maar ook de honderdduizenden mijnwerkers op deze aarde, een adempauze. Tot er duurzame alternatieven zijn. Greenpeace campagneleider Hans Altevogt rept van ‘CO2-dumping’. Hij vreest dat deze nieuwe technologie ten koste gaat van duurzame energie. Een reportage leert dat Barendrechtse burgers nog niet erg overtuigd zijn. Gelukkig is er Michael Braungart, de bedenker van Cradle to Cradle. Hij leert ons hoe je een enthousiaste gemeenschap rond een idee, concept of een opinie vormt. Zijn boodschap? Treed mensen positief tegemoet en wees niet vies van marketing. De beeldreportage laat zien dat grafisch ontwerper Erik van Gameren door hem geïnspireerd raakte.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
45
dossier klimaat > interview
Pier Vellinga: ‘CO2-opslag? Laat maar gebeuren’ Zijn boodschap is helder: de ondergrondse CO2-opslag in Barendrecht is belangrijk voor het terugdringen van broeikasgas. De man die met Al Gore voor het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) een Nobelprijs ontving, vindt dat de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven de handen ineen moeten slaan bij CO2-opslag. “Het is misschien niet ideaal allemaal, maar als dit de weg is om het broeikaseffect aan te pakken, laat het dan maar gebeuren.” Auteur marjan slob
P
ier Vellinga, éminence grise van de Nederlandse klimaatstudies is een notoir ijveraar voor een duurzame leefstijl en het beteugelen van het broeikaseffect. Net als Ruud Lubbers, die de afgelopen maanden een warm pleidooi hield voor ondergrondse CO2opslag, ziet ook Pier Vellinga kansen voor deze technologie. In NRC Handelsblad schreef Vellinga vorig jaar dat met CO2-opslag, het gebruik van biomassa en de verhoging van energie-efficiëntie op korte termijn de meeste CO2-uitstoot kan worden voorkomen. “Er zijn meer methoden, maar deze drie werken snel en Nederland is er bewezen goed in.” Vellinga: “Mijn opvatting over CO2opslag is wel controversieel, geloof ik. Toch is het simpel: er is heel veel steenkool op aarde en er zijn heel veel mensen die hiermee hun brood verdienen. Dat systeem zul je niet in tien jaar volledig kunnen omschakelen. Om die reden heb ik wel sympathie voor het idee van CO2-
46
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
berging. Het zou een goede tussenoplossing kunnen zijn. Waarom zou je die optie op ideologische of principiële gronden willen afsnijden? Ik vind: voer de discussie gewoon.”
‘Mijn voorstel: de overheid regelt de infra structuur, en Shell cum suis betalen voor het transport van het CO2.’
Volgens Vellinga zijn op dit moment drie energievormen met elkaar in competitie: kernenergie, duurzame energie en fossiele brandstof. Vellinga: “Laat die drie de concurrentie met elkaar aangaan, laat die wedstrijd maar gebeuren. Maar maak wel eerlijke, transparante vergelijkingen, waarbij de partijen die aan fossiele brandstof verdienen medeverantwoordelijk worden gemaakt voor de CO2 die bij verbranding vrijkomt. Bijvoorbeeld door hen voor CO2berging te laten betalen.”
vandaag kolen delven. Je moet de toekomst van die industrieën, en de mensen die daar werken, nooit zonder meer afsnijden. Je kunt beter meedenken, hen een uitweg bieden. Je moet je afvragen hoe die mijnwerkers onderdeel van het winnende plan worden. CO2-berging is misschien niet de fraaiste oplossing in de best denkbare wereld, maar biedt alle partijen wel een alternatief. Adempauze.”
Ondanks enkele technische risico’s ziet Vellinga geen grote principiële bezwaren tegen het opslaan van die vrijgekomen CO2 in oude olie- en gasvelden: ‘de C van CO2 komt immers van die velden’. Opslag van CO2 zou de kosten van elektrische stroom in Nederland dertig tot veertig procent duurder maken, maar dan is het wel volledig klimaatneutraal. CO2-berging maakt fossiele brandstof dus duurder. Vellinga: “Ik denk dat duurzame energie uiteindelijk dus niet zo slecht uit de vergelijking zal komen.”
Adempauze Vellinga heeft nog een andere reden om CO2-opslag serieus te overwegen. “Zodra je het hebt over fossiele brandstoffen, raak je aan enorme belangen. Denk aan de grote energiemaatschappijen, maar ook aan de vele duizenden Poolse mijnwerkers en honderdduizenden Chinese mijnwerkers die tot op de dag van
Knelpunten ziet Vellinga ook. Want wie draagt bijvoorbeeld verantwoordelijkheid voor de ondergronds opgeslagen CO2? Vellinga: “Bedrijven kunnen verantwoordelijk worden gemaakt voor een veilig vervoer en een veilige opslag. Maar als zo’n put eenmaal vol en afgedekt is, denk ik persoonlijk dat de overheid de verantwoordelijkheid moet overnemen. Het is voor bedrijven niet te doen om zich daar in principe eeuwig verantwoordelijk voor te verklaren.”
>
Een ander probleem: op dit moment is er nog geen infrastructuur om de afgevangen CO2 naar de putten te leiden. Vellinga: “Geen enkel energiebedrijf wil het aanleggen van die infrastructuur op zich nemen; zelfs Shell durft die initiële investering niet aan. Dus een beroep op de industrie zal niet als startschot werken. De overheid moet dus voorzien in transportbuizen die afgevangen CO2 naar lege aardgasvelden leiden. Dat vergt een investering van ongeveer een miljard euro. Voor infrastructurele voorzieningen – of dat nu wegen zijn, CO2-buizen, of een hoofdelektriciteitsnet voor windenergie – is de overheid mijns inziens de meest geschikte investeerder.”
Collectieve problemen De problemen rond energie en opwarming zijn collectieve problemen. “En”, zo zegt Vellinga, “individuele huishoudens worden ook niet zelf verantwoordelijk gehouden voor hun afval. Veel afval-
Wat is ondergrondse CO2-opslag?
Bij het verbranden van kolen of aardgas in elektriciteitscentrales komt koolstofdioxide, CO2-gas vrij. Met een speciale installatie kan dit CO2-gas worden afgevangen, voordat het via de schoorsteen in de lucht komt. Via leidingen wordt het naar lege aardgasvelden – bijvoorbeeld onder Barendrecht – vervoerd, waar het enkele honderden meters tot enkele kilometers onder de grond wordt gepompt en opgeslagen.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
47
dossier klimaat > interview
verwerkingsinstallaties zijn nu privé, maar die begonnen ooit als openbare nutsfunctie. Vandaar mijn voorstel: de overheid regelt de infrastructuur, en Shell cum suis betalen voor het transport van het CO2. Nogmaals: het is misschien niet ideaal allemaal. Maar als dit de weg is om het broeikaseffect aan te pakken, laat het dan maar gebeuren.” Noem het pragmatisch idealisme. Vellinga deed het wellicht op tijdens zijn tijd bij het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het succesvolle wetenschappelijke orgaan voor klimaatverandering van de VN dat in 2007 samen met Al Gore de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Het IPCC kreeg niet alleen wetenschappers uit totaal verschillende disciplines op een lijn, maar ook regeringen en bedrijven. Dat was een bijzonder proces, met een unieke dynamiek, vindt Vellinga. “De wetenschappers verstaan elkaar inmiddels. Zij bereikten een con-
sensus over de aard en ernst van de klimaatveranderingen.” Toch is die mijlpaal nog geen definitieve oplossing, want burgers en bedrijven accepteren het klimaatprobleem nog niet in zijn volle omvang. Vellinga: “Wetenschappers denken vaak dat als zij het onderling eens zijn – als de wetenschappelijke feiten zijn vastgesteld – dat het dan ook zo is. Dat is een misvatting. Iets is pas een politiek feit als een substantieel deel van de samenleving ook die mening is toegedaan.” Zelf is Vellinga niet bang om samen te werken met overheden en bedrijven, en als het nodig is met politici. Maatschappelijke leiders willen volgens hem graag zichtbaar zijn als het gaat om de oplossing van wereldvraagstukken. Vellinga meent dat je dat gegeven als wetenschapper ook kunt gebruiken. “Een wetenschapper kan puur uit nieuwsgierig heid zijn onderzoeksonderwerp kiezen. Maar hij kan zich ook laten
>
inspireren door de grote wereldvraagstukken en aan de hand daarvan zijn onderwerp bepalen.”
Standpunt Vellinga ziet het probleem van klimaatverandering inmiddels zo helder dat het ‘haast onvermijdelijk’ is om een standpunt in te nemen. Vellinga: “Hoe krijgen we onze producten en activiteiten klimaatneutraal? En hoe richten we ons land klimaatbestendig in? Die vragen geven richting en inspiratie aan onderzoekers. Tegelijkertijd is het een catch: je loopt het gevaar om in de perceptie van mensen je wetenschappelijke wortels te verliezen. Nu, dat zij dan maar zo. Ik volg de wetenschappelijke literatuur over klimaatverandering op de voet, en ook de waarnemingen. Hoewel de klimaatsceptici de wetenschap scherp houden, heeft nog niemand de broeikastheorie en de relatie met huidige waarnemingen met steekhoudende argumenten kunnen weerleggen.”
Pier Vellinga
Prof. dr. ir. Pier Vellinga is voorzitter van de Raad van Bestuur van Kennis voor Klimaat, een nationaal onderzoeksprogramma dat kennis en diensten levert die Nederland klimaatbestendig moeten maken. Het programma werd in 2007 opgericht en heeft 50 miljoen euro subsidie te verdelen. Er werken zes Nederlandse kennisinstituten in samen. De data van Kennis voor Klimaat vormden ook de wetenschappelijke basis voor het rapport van de Deltacommissie, (de ‘commissie Veerman’) dat begin september 2008 verscheen. Vellinga is ook programmadirecteur Klimaatverandering in Wageningen en hoogleraar Milieuwetenschappen aan de Vrije Universiteit.
48
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
telling dossier klimaat > column > De S
CO2-opslag: daarom niet!
H
“
Drs. Hans Altevogt Campagneleider klimaat en energie Greenpeace
et afvangen van CO2 bij elektriciteitscentrales is een nog onbewezen technologie. Of en zo ja, wanneer het ooit iets wordt met die technologie, weten wij niet. Maar wat veel erger is: dat weten de energiebedrijven die willen investeren in meer kolencentrales, ook niet. Het is daarom een onverantwoorde klimaatgok om nu alvast meer conventionele kolencentrales te bouwen, in de hoop dat die technologie ooit ergens in een onbekende toekomst technisch én commercieel beschikbaar komt. Wie nu kiest voor het ondergronds dumpen van CO2, kiest dus voor meer kolencentrales. En andersom: wie nu kolencentrales bijbouwt of die politiek accordeert, moet straks kiezen voor CO2-dumping. Let wel: de CO2-uitstoot van één nieuwe kolencentrale erbij is vergelijkbaar met twee miljoen extra auto’s op ons wegennet. En zo dreigen actuele keuzes voor brandstof en technologie elkaar in te sluiten. Die ‘gebonden keuze’ sluit andere, vaak schonere energiekeuzes uit, zoals windparken op de Noordzee. Nog los van de technische mogelijkheid om CO2 af te vangen, produceren ouderwetse kolencentrales elektriciteit in basislast. Dat betekent dat zo’n centrale bij voorkeur vierentwintig uur per dag moet draaien, het hele jaar lang. Kolencentrales kunnen – net als bij kerncentrales – maar langzaam terugschakelen, waarna het ook lang duurt voordat ze weer op volle toeren stroom produceren. En die inherente eigenschap van kolen- en kerncentrales verdraagt zich niet met de variabele productie van stroom uit steeds meer windparken op de Noordzee of uit zonne-energie. Duurzame energie is juist gebaat bij een flexibele ‘back up’. Als het veel, weinig of niet waait, zijn efficiënte en flexibele gasgestookte warmtekrachtcentrales bij uitstek geschikt: gascentrales kun
je immers snel uit-, op- en afschakelen. Kwestie van gas geven of gas terugnemen. De combinatie gas/wind past dus veel beter in de transitie naar een steeds schonere stroomvoorziening dan kiezen voor kolen met (eventuele) CO2-dumping. En wie de optie CO2-afvang, -transport en -opslag per se verder wil onderzoeken, kan dat ook doen met gas- of biomassagestookte stroomproductie. Maar dan met aanzienlijk minder klimaatrisico’s. De schijnbare onvermijdelijkheid van kolen (en kernenergie) wordt gerechtvaardigd met foute percepties over (aard)gas, waarbij twee argumenten domineren: aardgas raakt op en we worden te afhankelijk van gasimport uit dat enge Rusland. Echter: volgens de echte experts is er deze eeuw ruim voldoende gas beschikbaar om de energietransitie naar een volledig duurzame energievoorziening in bijvoorbeeld 2050 te begeleiden. En verder gaat het bij gas niet alleen om het traditionele aardgas, maar ook om ‘gasvormige brandstoffen’, dat wil zeggen aardgas uit Nederland, Noorwegen en andere landen, maar ook om ‘groen’ gas uit biomassa, vloeibaar aardgas, etcetera. De keuzes van nu voor specifieke brandstof/technologiecombinaties bepalen hoe onze energievoorziening zich de komende veertig jaar ontrolt. Voor een waarachtige verduurzaming hebben we alle hulpbronnen en talent nodig. Gaan we voor echt duurzaam met gas als ‘back up’? Of kiezen we voor kolen en het ondergronds dumpen van CO2? Kiezen voor beide is geen optie.”
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
49
dossier klimaat > reportage
50
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Barendrechtse burgers over C02-opslag onder hun huis
‘Niemand vertelt ons wat de risico’s zijn’ Officieel heet het een demonstratieproject. Oliemaatschappij Shell en de Nederlandse Aardgas Maatschappij (NAM) willen bij wijze van proef kooldioxide (CO2) opslaan in de lege gasvelden onder Barendrecht. De dorpsbewoners spreken van een ‘bizar experiment’ dat achter hun rug om is voorbereid. Volgens de Nederlandse overheid en industrie is CO2-opslag een belangrijke manier om de klimaatdoelstellingen te halen en ook de techniek van de toekomst. De Barendrechters, die vrezen voor de volksgezondheid, denken niet op te kunnen tegen zulke grote krachten. Auteur Anniek van den Brand
“
A
ls de Shell erachter zit en zo’n zwaargewicht als Ruud Lubbers zich er hard voor maakt, dan moet je van goeden huize komen om het tegen te houden, ben ik bang.’’ Peter van den Bos, senior adviseur financiën bij de gemeente Rotterdam, woont in de Barendrechtse Vinexwijk Carnisselande, een van de twee locaties waar volgens de plannen de kooldioxide onder de grond komt. Vijf jaar geleden kocht hij er een huis, samen met zijn vrouw Mirjam. Een geweldige plek, vinden ze. Lekker dicht bij het winkelcentrum, met tegelijkertijd mooie parken en de Oude Maas op loopafstand. Een paar maanden geleden kwamen
ze bij toeval achter het voornemen van Shell en de NAM om CO2 onder hun huis te pompen. Van den Bos kan er nog steeds niet over uit: “Wij wisten van niks en ineens hoorden we dat die plannen al in een vergevorderd stadium zijn. De eerste informatiebijeenkomst hebben we gemist, gewoon omdat we geen idee hadden dat het speelde. En wij waren niet de enigen.’’
Frisdrank De volgende informatiebijeenkomst zat Van den Bos bij wijze van spreken vooraan. Dat kooldioxide daar werd voorgesteld als een ‘onschuldig gas dat ook in frisdrank zit’, schoot hem in het verkeerde keelgat. “Dan voel
je je als bezorgde burger natuurlijk totaal niet serieus genomen. We hebben het niet over een glaasje prik, we hebben het over een leeg gasveld dat vol troep gepompt wordt en waarvan niemand weet wat daar op de lange duur mee gebeurt. Herinner je je die vuilstortplaatsen van vroeger? Daar bleek later ook rotzooi van in het grondwater te lopen. Toen moest het allemaal worden afgegraven. Ik ben me eens gaan informeren, maar met CO2 zijn ongelukken gebeurd in Kameroen en Mönchengladbach. Ik heb het idee dat we op een tijdbom komen te wonen.’’ “Kijk naar buiten”, wijst Van den Bos op de huizen om zich heen. “Zie
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
51
dossier klimaat > reportage
‘Ik werd wantrouwend door de manier waarop de NAM en Shell de veiligheidsrisico’s wegwuifden.’ hoe dichtbevolkt het hier is. Als je al zo’n proef moet houden, doe het dan lekker op zee. Of nog beter: stop je tijd en geld in windmolenparken, in elektriciteit uit kippenmest – weet ik veel wat er tegenwoordig allemaal kan – maar niet hierin. Er wordt geen kubieke meter minder CO2 geproduceerd op deze manier. Maar ja, de Shells en NAMs van deze wereld hebben, op z’n Rotterdams gezegd, gewoon schijt aan de mensen onder wier huizen ze die rotzooi willen pompen.’’ De Barendrechtse Oranjewijk oogt lieflijk met het gefilterde herfstlicht op de rode bakstenen van de jaren-dertighuizen. Her en der staan plukjes nieuwbouw. In eentje daarvan woont Corrie Righolt-Dam.
52
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Als biochemicus geeft ze les aan de Hogeschool Rotterdam. Daarnaast is ze fractievoorzitter van het CDA in haar woonplaats. Als ze geen lid van een politieke partij was geweest, was ze de actiegroep- CO2 begonnen, zegt ze, roerend in haar koffie. “Niet om meteen ‘nee’ te roepen tegen alle plannen, maar om serieus onderzoek te eisen.’’ In eerste instantie stond RigholtDam neutraal tegenover het CO2idee. Ze houdt van innovatie en nieuwe technieken, zeker als die goed zijn voor het milieu. “Ik werd wantrouwend door de manier waarop de NAM en Shell de veiligheidsrisico’s wegwuifden op een voorlichtingsavond. Er werd gezegd dat de opslag veilig is, maar hoe weten ze dat
zonder dat er getest is? Dat is pr-taal, geen serieuze, eerlijke voorlichting.’’
Jip en Janneke-taal Later vroeg ze de betrokken bedrijven in haar functie van fractievoorzitter om wetenschappelijke rapporten. Die weigerden ze te verstrekken. “Tijdens een gesprek met die bedrijven werd er in een soort Jip en Janneke-taal tegen me gepraat. Dat maakte de zaak er eerlijk gezegd ook niet beter op. Ik ben biochemicus, ik wil op wetenschappelijk niveau discussiëren. Als raadslid moet ik goed onderbouwde beslissingen nemen waarbij ik me wil baseren op de feiten. Maar die moet ik dan wel krijgen.’’ Dat juist haar prominente partijgenoot Ruud Lubbers zich ontpopt als een warm pleitbezorger voor CO2opslag, intimideert haar niet, zegt Righolt-Dam. “Voor mij gaan veiligheid en volksgezondheid boven het partijbelang. Ik merk dat de burgers zich bezorgd maken, dat ze veront-
rust vragen of wij als politici wel goed opletten. Dat zie ik als mijn taak en die neem ik heel serieus. In de tien jaar dat ik in de politiek zit, heeft nog geen onderwerp me zo geraakt als dit. Ik weet niet hoe ik het aan mezelf moet verkopen als hier ooit een ongeluk gebeurt.’’ Niet alleen in de gemeenteraad en op straat met de Barendrechters, ook thuis discussieert Righolt-Dam heel wat af over de CO2-opslagplannen. “Mijn man en zonen zijn alle drie technisch natuurkundigen. We zijn het over veel onderwerpen niet eens, maar hierover wel: we moeten voorkomen dat we met open ogen een mogelijk ongeluk tegemoet gaan. Er is wat mij betreft nog te veel ondui-
‘Ik voel me geen tegenstander, ik ben een kritische Barendrechter.’
delijk over de veiligheidsrisico’s. Ik voel me geen tegenstander, ik ben een kritische Barendrechter.’’
Vaart der volkeren Het ooit godvrezende Zuid-Hollandse Barendrecht, op de grens van Rotterdam, werd van een agrarisch dorp een oase voor Rotterdammers en andere Randstedelingen op zoek naar rust en ruimte. Alleen de binnendijken en oude kerken herinneren nog aan vroeger tijd. De Betuweroute, de hogesnelheidslijn, de snelweg A15, een verdubbeling van het inwoneraantal in amper tien jaar; Barendrecht werd de afgelopen jaren voortgestuwd in de vaart der volkeren. Een van de nieuwkomers in het dorp is Ronald Börr. Twee jaar geleden nam hij een schoenmakerszaak over in winkelcentrum De Middenbaan. Hij heeft wel gehoord over de plannen voor CO2-opslag, maar is te druk met zijn bedrijf om zich er echt mee bezig te houden. In zijn winkel hoort hij wel dat de meeste mensen
ertegen zijn omdat niemand hen vertelt wat de risico’s zijn. Börr komt oorspronkelijk uit Maartensdijk, bij Utrecht. “Daar bleek ongezond gas uit de veenlagen omhoog te komen, met als gevolg veel kankergevallen. Ik moet er niet aan denken dat zoiets hier ook gebeurt. Zoek uit of er betere alternatieven zijn, denk ik persoonlijk, en verminder die CO2-uitstoot gewoon. Led-lampjes, de auto eens laten staan, dat kan toch allemaal? Wat is dat nou voor oplossing, dat onder de grond douwen? Nederlanders zijn toch wel slimmer dan dat?’’ Kijk op www.rathenau.nl voor het rapport ‘Schoon fossiel of vuilstort?’. Of stuur een mail naar
[email protected]. Vergeet niet de titel, uw naam en adres in te vullen.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
53
dossier klimaat > interview
54
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Michael Braungart: ‘Cradle to Cradle is een marketingconcept’ “‘Hergebruik’ klinkt suf; mensen willen niet opgezadeld worden met de oude spullen van anderen. ‘Eeuwig leven’ klinkt al beter. En het is helemaal mooi als je een tweedehands T-shirt aanbiedt als relikwie, als een manier om verbonden te zijn met de held die het voor jou droeg.” Aan het woord is Duitse chemicus Michael Braungart. Met het Cradle to Cradle-concept heeft hij wereldwijd een nieuw enthousiasme rond duurzaamheid opgeroepen. Auteur Marjan Slob
M
ichael Braungart werd wereldberoemd toen hij in 2002 samen met de Amerikaanse architect William McDonough het duurzaamheidsconcept ‘Cradle to Cradle’ (C2C, zie kader) muntte. Ford, Volkswagen en Nike passen het al toe. Regeringen, van Taiwan tot Nieuw-Zeeland, van China tot de Verenigde Staten, laten zich voorlichten. Minister-president Balkenende sprak met hem en ook minister Cramer omarmt zijn concept. Braungart is een conceptueel ondernemer geworden. Hoe vorm je een gemeenschap rond een idee, concept of een opinie? Dat is volgens Michael Braungart de cruciale vraag. Zelf gaf hij met Cradle to Cradle het goede voorbeeld. Met
een slim ontwerp van productiecycli hoeven we volgens zijn filosofie geen restproducten meer ‘naar het graf’ te vervoeren. Alles dat overblijft uit de ene cyclus kan ‘aan de wieg’ staan van een nieuwe cyclus. Dan wordt afval dus voedsel. Veel wetenschappers vinden dit een te rooskleurige voorstelling van zaken; sommigen spreken zelfs van een ‘ondoordachte hype’. Maar zijn criticasters missen het punt. Want C2C inspireert: wereldwijd maakt het een ongebreideld enthousiasme los waarmee vernieuwende projecten worden opgestart. Hoe kreeg een wetenschapper dat voor elkaar? Braungart: “Het gaat om het beeld dat je overbrengt. Cradle to Cradle is een marketingconcept. Sec bezien heeft het veel overeenkomsten met duurzaamheid: je wilt grondstoffen
zo goed mogelijk gebruiken en hergebruiken. Het doel is ook hetzelfde: een leefbare planeet. Maar duurzaamheid heeft een calvinistische moraal die je inpepert dat jouw ecologische voetafdruk kleiner moet worden, en nóg kleiner, dat je het liefst helemaal geen sporen moet nalaten – ofwel: dat je je schuldig moet voelen dat je bestaat. Cradle to Cradle vertelt je juist hoe fijn het is dat je er bent.
‘Een goede wetenschapper heeft een brede blik en oog voor schoonheid.’ FLUX Magazine. Rathenau Instituut
55
dossier klimaat > interview
Omdat jij een deel van de oplossing kunt zijn. Ik reis over de hele wereld en ik merk overal: treed mensen open tegemoet, zeg dat je in ze gelooft, dat je een doel met ze deelt, en je maakt positieve energie los. Natuurlijk mag je je voetafdrukken op deze aarde achterlaten! Graag zelfs. Als het maar gezonde voetafdrukken zijn”.
Oog voor schoonheid Van dit succes kunnen we volgens Braungart leren dat het niet wijs is om ‘een ethisch vingertje’ te heffen naar technologieproducenten: ‘Let op, oei oei, straks gaat het fout!’ Braungart: “Als je technologen behandelt alsof ze ethisch in bedwang gehouden moeten worden, leidt dat alleen maar tot een slecht geweten. Een goede wetenschapper heeft een brede blik en oog voor schoonheid. Hij heeft geen oogkleppen op, maar realiseert zich wat zijn werk betekent in een bredere context. Technology assessors weten dat ook. Zij zouden jonge mensen kunnen helpen om in die zin de kwaliteit van hun werk te verbeteren. Zorg voor een holistisch technology support system. Begin niet over ethiek, maar heb het over kwaliteit. Iedereen wil immers kwaliteit leveren. Kwaliteit is altijd een oplossing”. Zelf praat Braungart weinig over specifieke technologieën. Niet omdat de duivel bij C2C in de details schuilt, zoals zijn critici zeggen, maar omdat je je dan volgens Braungart ‘op het verkeerde niveau’ beweegt. “Ga uit van bestaande technologieën en vóór je het weet raak je ver-
56
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
zeild in een discussie over efficiëntie. Een voorbeeld: printerfabrikant Océ toonde me onlangs trots een nieuw apparaat dat minder afvalstoffen produceert. Ik vroeg: ‘Zou ik de velletjes die jullie apparaat print, kunnen verbranden en composteren voor mijn groentetuin?’ Nee, dat nou ook weer niet. Ofwel: dat apparaat is ietsje minder slecht dan voorheen. Met dat soort efficiëntie wil ik niets van doen hebben. Ik denk niet in termen van het minimaliseren van ellende. Het gaat niet om efficiëntie, maar om effectiviteit – om bereiken wat
je wilt bereiken. Dat vraagt visie – je moet weten wat je wilt en waarom. Binnen zo’n visie kun je processen ontwerpen, technologie inzetten, de logica rond bepaalde producten veranderen.” Vooruit, één voorbeeld wil Braungart wel geven: “Nu koop je een paar Nikes en gooi je ze weg als ze kapot zijn. Maar waarom zou je van Nike niet het recht kopen om twee jaar in hun schoenen te lopen? Of van Ford om honderdduizend kilometer in hun auto te rijden, inclusief benzine?
>
Cradle to Cradle
Ontwerp de techniek slim, en we kunnen eindeloos consumeren en winst maken – met een schoon geweten. Dat is de boodschap die architect McDonough en chemicus Braungart uitdragen in hun boek Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things (2002). Consumeren is geen probleem; het is zelfs een deel van de oplossing. Mits de productiecyclus zodanig ontworpen is dat de overblijfselen altijd volledig hergebruikt kunnen worden, of een hoogwaardige grondstof zijn voor een andere productiecyclus. Afval is dan voedsel. C2C raakt een gevoelige snaar. Braungart en McDonough worden wereldwijd ingeschakeld om adviezen te geven over stedenbouw, de (her)inrichting van fabriekslocaties en productieprocessen en het ontwerpen van nieuwe materialen die geschikt zijn voor bio- en technokringlopen. Bedrijven als Ford, Nike, Herman Miller Inc., BASF, DesignTex, Pendleton en Volvo omarmden de filosofie. Ook studenten aan ontwerpacademies lopen weg met C2C. Kritiek op C2C is er ook. Ruimte en grondstoffen zijn niet oneindig, dus kan groei dat ook niet zijn, klinkt het sceptisch. En: C2C rept over hergebruik van materialen, maar al die spullen moeten ook vervoerd en opnieuw
Dan zouden die bedrijven vanzelf betere spullen gaan maken. Ze hebben er dan belang bij dat hun producten duurzaam zijn en na afloop van de termijn opnieuw geassembleerd kunnen worden.” Braungart is het eigenlijk helemaal zat om lezingen te houden over Cradle to Cradle. “Mensen hebben een beeld nodig, dat snap ik, daarom draaf ik ook wel op. Maar eigenlijk moeten we niet meer praten. Het is tijd om te doen, om te leren in de praktijk. Want als we op dezelfde voet doorgaan, is er over een paar jaar
geassembleerd worden waarbij onherroepelijk energie verloren gaat. Ofwel: C2C belooft een ‘technological fix’ terwijl een echte remedie noodzakelijk een andere, sobere levensstijl impliceert. Volgens de criticasters blijft dat feit ‘comfortabel buiten beeld’. Braungart verdedigt zich door te zeggen dat hij niet mister-know-it-all is en vooral inspiratie wil bieden. En dat doet hij. Sinds de Tegenlicht-documentaire ‘Afval is Voedsel’ (oktober 2006) is C2C in Nederland hot. De gemeente Almere wil 60.000 woningen bouwen volgens C2C-principes en ook de Floriade van 2012 in Venlo wil helemaal ‘C2C-proof’ zijn. Zijn ideeën slaan zo goed aan in Nederland, dat Braungart zijn wetenschappelijke en zakelijke activiteiten hier gaat concentreren.“Akzo Nobel, AVR-Van Gansewinkel, Desso tapijt, DSM, Nike Europe, Philips, maar ook Nederlandse ministeries en gemeenten willen aan de slag met Cradle to Cradle. Al mijn verplichtingen in Duitsland en Amerika ga ik hiervoor opgeven”, zegt Braungart in het tijdschrift Flow (voorjaar 2008). Deze zomer opende Braungart in Venlo een dependance van zijn Hamburgse bedrijf EPEA (Environmental Protection Encouragement Agency). Ook aanvaardde hij een leerstoel aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
‘Natuurlijk mag je je voetafdrukken op deze aarde achterlaten! Graag zelfs. Als het maar gezonde voetafdrukken zijn.’ hier in Europa helemaal geen industrie van enige betekenis meer. Wij kunnen niet net zo goedkoop produceren als Azië. We moeten het anders willen doen. Niet efficiënter, maar effectiever. We moeten kwaliteit leveren. Holistische kwaliteit.”
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
57
dossier klimaat > beeldreportage
Een wereld zonder afval ...
58
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Erik van Gameren is grafisch ontwerper met een bijzondere interesse in het verbeelden van hedendaagse ontwikkelingen en (onvoorziene) consequenties daarvan. “Aangespoord door Al Gore (‘The Inconvenient Truth’) ging ik op zoek naar andere invalshoeken voor deze materie en kwam uit bij Michael Braungart, William McDonough en hun Cradle to Cradleconcept. Ik ging me afvragen hoe een wereld zonder afval eruit zou zien en wat de rol van de afvalbak dan zou kunnen zijn.”
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
59
Technology Assessment > column
Slimme meiden & technologie
T
Drs. Antoinette Thijssen is hoofd communicatie bij het Rathenau Instituut en filosoof
oen ik in de jaren tachtig een studierichting moest kiezen, spoorde de overheid jonge vrouwen met slogans en campagnes aan om een exacte of technische studie te kiezen. Ik geloof niet dat de campagnes veel effect sorteerden. Bij mij werkte het in ieder geval niet. Ik ging journalistiek en filosofie studeren. Ook mijn vriendinnen kozen studies als psychologie, de lerarenopleiding en Nederlands, net als het overgrote deel van de andere vrouwen van mijn generatie. Inmiddels lijken bestuurders en ambtenaren de moed te hebben opgegeven dat vrouwen in een andere richting te duwen zijn. Waarschijnlijk terecht. Vrouwen en technologie blijft een ingewikkelde combinatie. Toch jammer. Want moderne technologie heeft een grote invloed op onze levens. En misschien wel groter op die van vrouwen dan van mannen.
Mensverbetering is zo’n thema waar vrouwen zich wat mij betreft over moeten laten horen. Gaat de verbetering bij vrouwen op dit moment nog vooral over het uiterlijk – borstimplantaten, botoxbehandelingen en opgespoten lippen – er zit veel meer aan te komen. Met embryoselectie als een van de meest in het oog springende thema’s. Want wat als dat straks een gangbare praktijk is geworden? (En dat gaat het worden, daar ben ik van overtuigd. Niet meteen in het calvinistische Nederland, maar wel in verschillende buitenlanden. En dan volgen wij uiteindelijk ook.) Wordt na de zwangerschap en bevalling dan ook de conceptie een overwegend technologische in plaats van een natuurlijke aangelegenheid? Is dat erg? Wat doet dat met
60
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
het zelfbeeld en de lichaamsbeleving van vrouwen? Of zijn de voordelen – de mogelijkheid om te kiezen voor mooie, kerngezonde, intelligente kinderen – vele malen groter dan de nadelen? Het Rathenau Instituut is er om het publieke debat over dat soort maatschappelijke vragen op gang te brengen en te voeden. Ik zou graag zien dat vrouwen – veel meer dan ze nu doen – een leidende rol spelen in dat debat. Dat vrouwen door hun studiekeuze meestal niet degenen zijn die technologieën ontwikkelen en vorm geven, is één ding. Maar laten zij dan tenminste als gebruiker of consument hun stempel drukken op de publieke discussie over de betekenis van technologie voor de samenleving. Als ze dat niet doen, betekent het dat de helft van de gebruikers min of meer buitenspel staat als het gaat over de gevolgen van technologie voor de maatschappij. Dat moeten vrouwen niet willen. In het debat over mensverbetering moeten vrouwen – wat mij betreft – de boventoon voeren.
portfolio
Technology Assessment in Europa De EPTA is het Europese samenwerkingsverband van instituten voor parlementaire technology assessment. Flux maakte een rondgang langs een aantal van de zuster instituten van het Nederlandse Rathenau Instituut. Waar houden zij zich mee bezig?
De zilveren s amenleving
NanoTrust: Risico Radar In het project Nanotrust gaat het Oostenrijks Institut für Technikfolgen-Abschätzung (ITA) de staat van kennis over mogelijke gezondheids- en milieurisico’s van nanotechnologie in kaart brengen.
De komende jaren zullen er in heel Europa steeds meer ouderen zijn. In Noorwegen verwacht men dat in 2035 het aantal mensen van tachtig jaar en ouder zal zijn verdubbeld. De werkende generatie zal dus de lasten van een steeds hoger bedrag aan pensioenen moeten dragen. En waar vinden we de mensen die hen verzorgen?
Met deze ‘Risico Radar’ wordt het bestaande risicoonderzoek niet alleen continu geïnspecteerd, geanaly seerd en samengevat, maar ook op metaniveau bestudeerd. En dat is voor het eerst. Op deze manier hoopt het ITA de leemtes in het risico-onderzoek te identifi ceren en afwijkende evaluaties transparant te maken. NanoTrust gaat publieke nanodebatten promoten, maar wil ook een servicepunt worden waar zowel het algemene publiek, de overheid als de nano-onderzoeksgemeenschap kan aankloppen met vragen over mogelijke veiligheidsrisico’s. Nanotrust wordt drie jaar gesubsidieerd door het Oostenrijkse ministerie van Transport, Innovatie en Technologie. Kijk voor meer informatie op http://nanotrust.ac.at.
In het project ‘De Toekomst van de Vergrijzing’, vraagt de Noorse Raad van Technologie zich af welke technologieën Noorwegen het beste kunnen helpen bij de uitdagingen van de vergrijsde samenleving. Technologie kan baby boomers immers helpen langer zelfstandig thuis te blijven wonen. En die technologie ontwikkelt zich snel: denk aan de beschikbaarheid en inzet van ‘slimme’ huisvesting, biosensoren, robotica, GPS en andere ICT. De Noorse Raad vraagt zich af hoe het land de technologieën het beste kan implementeren. Wat zijn de ethische dilemma’s rond het gebruik van technologieën in de thuiszorg? En wie bepaalt of en hoe technologieën zullen worden ingezet? De Noorse Raad van Technologie organiseert in drie verschillende steden workshops met politici, zorgprofessionals, technologie ontwikkelaars en ouderen. Ook worden scenario’s gebruikt en zal een expertgroep de bevindingen begeleiden. In november 2008 worden de uitkomsten gerapporteerd aan het Noorse parlement. Kijk voor meer informatie op www.teknologiradet.no.
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
61
portfolio
Nucleaire t echnologie De Britse POST (Parliamentary Office of Science and Technology) is bezig met een overzichtsstudie naar het ontwerp en de karakteristieken van toekomstige nucleaire reactoren. Het onderzoek richt zich op de Generatie 3 en Generatie 3+ reactoren die in de toekomst zullen worden ingezet. In het project ‘Future Nuclear Technologies’ zet POST de betrokkenheid van Groot-Brittannië uiteen bij het onderzoek naar generatie IV (van na 2020) en nog latere reactoren. Ook beschrijft het nieuwe inzichten in de kernfusie. Het instituut brengt verder in kaart hoe de toekomstige reactoren zullen verschillen van de huidige. Wat betekent dat voor de veiligheid, de beveiliging, de kosten en de afvalstofproductie van nucleaire reactoren? POST bespreekt verder de brandstofopties voor de lange termijn en de toekomstige technologieën voor afvalstofverwijdering. Het rapport wordt eind 2008 verwacht. Kijk op voor meer informatie op http://www.parliament.uk/parliamentary_offices/ post/current.cfm.
Gaming
Games zijn ‘big business’. En Vlaanderen (België) kan een belangrijke speler in de game-industrie worden. Maar in het Vlaamse maatschappelijk debat over games en de game-cultuur ligt de nadruk vooral op de negatieve effecten. Het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA) voert daarom een studie uit onder de titel ‘Ze krijgen er niet genoeg van! Jongeren en gaming’. Over het project schrijft viWTA: “De sector is een mondiale industrie geworden die de vergelijking met de muziek- en filmbusiness kan doorstaan. Ook V laanderen kan een potentiële speler worden in deze sector. Vlaanderen heeft sterke troeven: een hoge breedbandpenetratie, een hoge scholingsgraad en – met haar stripverleden – een sterke creatieve traditie. Gameontwikkeling kan investeringen naar Vlaanderen halen, creëert werkgelegenheid en past in het streven naar een kenniseconomie. Maar de game-industrie kampt met een negatief investeringsklimaat als gevolg van een maatschappelijk debat waarin games en de game-cultuur een negatief imago hebben: games zouden aanzetten tot geweld en agressie en leiden tot verslaving en isolement. De positieve effecten van games ontbreken in dit debat. Denk aan het aanscherpen van coördinatievaardigheden, het beter probleemoplossend denken, het stimuleren van de creativiteit, het leren beslissingen nemen of het vergroten van de ruimtelijke coördinatie. De viWTAstudie wordt een verkenning van vier thema’s: ‘games als industrie’, de ‘effecten van games’, ‘games als nieuwe sociale netwerken’, en ‘games en educatie’.” Kijk voor meer informatie op www.viwta.be.
62
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
Φ
Flux is een speciale uitgave van het Rathenau Instituut ter gelegenheid van de EPTA-conferentie ‘Inspiring future politics’, Den Haag, 27-28 oktober 2008. De EPTA is het Europese samenwerkings verband van instituten voor parlementaire technology assessment. Nikolas Rose, Ellen Silbergeld, Pier Vellinga en Michael Braungart zijn key note sprekers op de EPTA-conferentie.
Hoofdredactie Pascal Messer
Tekstcorrectie Josephine Duns
ISSN 1 388-1605
Tekst Lotte Asveld Anniek van den Brand Mieke Brand Gaston Dorren Mariëtte Huisjes Johan Nebbeling Marjan Slob
Aan dit nummer werkten mee Michiel Besters Frans Brom Claartje Doorenbos Huub Dijstelbloem Rinie van Est Jurgen Ganzevles Christian van ‘t Hof Quirine van der Klooster Martijntje Smits Antoinette Thijssen Bart Walhout
Redactieadres Postbus 95366 2509 CJ Den Haag Telefoon (070) 342 15 42 E-mail
[email protected] www.rathenau.nl
Fotografie Jeroen Bouman Jeroen Dietz Bart de Gouw Greenpeace/Lombardi iStockphoto Illustraties Leonie Bos (cover) Erik van Gameren DNB Media iStockphoto Vormgeving Max Beinema Graphic Design, Millstatt, Oostenrijk Productie Herbschleb & Slebos, Monnickendam Projectmanagement Christanne Schoenmakers
Met dank aan Kathalijne Buitenweg Financieele Dagblad Chantal Gill’ard Malcolm Harbour HP/DeTijd Helma Neppérus Ria Oomen-Ruijten Bart Staes Hans van Scharen De Europese Technology Assessment Instituten verenigd in EPTA. Druk Drukkerij Over de Linden Posthuma BV, Enkhuizen
Wilt u reageren? Of wilt u meer informatie? Stuur dan een e-mail naar
[email protected]. Alle rechten voorbehouden. Het in deze uitgave aanwezige materiaal mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van het Rathenau Instituut. De in deze uitgave geuite meningen zijn niet noodzakelijkerwijs die van het Rathenau Instituut.
European Parliamentary Technology Assessment
FLUX Magazine. Rathenau Instituut
63
Het Rathenau Instituut stimuleert publiek debat en politieke oordeelsvorming over maatschappelijke, ethische en politieke effecten van moderne wetenschap en techniek.