De arbeidskrachten in de textielsector zijn vooral laag opgeleide jonge vrouwen en migranten met korte contracten.
MENSENRECHTEN EN TEXTIEL Textiel wordt wereldwijd gebruikt voor verschillende toepassingen: voor kleding, huishoudtextiel, woningtextiel, technische textiel, geotextiel, rubberversterking, kunststofversterking etc. Voordat deze eindproducten aan de eindgebruiker worden geleverd, doorloopt de textiel een complexe, geografisch versplinterde en prijsgedreven keten. De prijsgedrevenheid van de keten zorgt ervoor dat bedrijven in de sector elkaar beconcurreren op productiekosten. Dit gaat vaak ten koste van de arbeiders aan het begin van de keten. Hierdoor lopen bedrijven in de textielsector het risico in aanraking te komen met mensenrechtenschendingen. Met name bij de verbouwing van natuurlijke grondstoffen voor textiel is de kans aanwezig dat er mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor de fase waarin bewerkte stoffen worden verwerkt tot eindproducten. Om welke mensenrechtenschendingen het gaat is afhankelijk van de grondstof, de schakel in de keten en het land waar de textiel vandaan komt. Van Nederlandse bedrijven die textiel inkopen wordt verwacht dat zij op de hoogte zijn van de risico’s in hun keten en hun invloed aanwenden voor verbeteringen hierin. Het onderwerp is zeer actueel na de ramp in Bangladesh met het gebouw Rana Plaza en staat mede hierdoor hoog op de politieke en publieke agenda. Dit document geeft inzicht in wat er speelt op het gebied van mensenrechten in de textielsector. Daarnaast biedt het een overzicht van bestaande hulpmiddelen en initiatieven die bedrijven uit de sector kunnen helpen in hun omgang met mensenrechten. TEXTIEL De textielketen is een lange en geografisch versplinterde keten van grondstof tot eindgebruiker. Volgens de International Labour Organization (ILO) is de textiel- en kledingsector een van de meest geglobaliseerde industrieën, die directe werkgelegenheid biedt aan zo’n 60 miljoen mensen. Zowel de productie van de grondstoffen als de verwerking ervan vindt over de hele wereld plaats. Zo wordt op jaarbasis ruim 20 miljoen ton katoen geproduceerd in 90 verschillende landen. China, India, de VS, Oezbekistan, Pakistan en West-Afrika nemen hierbij zo’n 75% van de totale productie voor hun rekening. De eindproductie van textiel vindt vooral plaats in China, Turkije, India en Bangladesh.
Grondstof De textielketen begint bij de grondstoffen. Dit kunnen natuurlijke (plantaardige of dierlijke) of kunstmatige (synthetische) grondstoffen zijn. De voornaamste plantaardige grondstof is katoen. Bijna de helft van alle textiel bestaat uit katoen. Volgens schattingen van het International Cotton Advisory Committee (ICAC) zijn zo’n 20 miljoen boeren volledig afhankelijk van de katoenteelt, daarnaast zijn er 30 miljoen boeren die katoenteelt combineren met het verbouwen van andere producten. De grootste katoenverbouwende landen zijn China (24%), de Verenigde Staten (19%), India (16%), Pakistan (10%), Brazilië (5%) en Oezbekistan (4%). Ook in veel Afrikaanse landen wordt katoen geteeld, voornamelijk in West-Afrika. Naast katoen is linnen een veelgebruikte natuurlijke grondstof. Linnen wordt veel gebruikt voor onder andere beddengoed en huishoudtextiel. Linnen komt van de vezels van de vlasplant en wordt vooral in Azië geproduceerd. De bewerking ervan is arbeidsintensief en daardoor minder geschikt voor grootschalige productie. Hennep, brandnetels en bamboe worden inmiddels ook gebruikt als grondstof voor kleding. Andere natuurlijke grondstoffen zijn manilla, sisal en kokos. De belangrijkste dierlijke grondstof voor textiel is wol, gevolgd door zijde, bont, angora, camel en andere haarsoorten. Bont is de enige grondstof voor kleding die in Nederland wordt geproduceerd, van bijna 6 miljoen nertsen per jaar. Wat betreft de toepassing van kunstmatige (of synthetische) stoffen is polyester de meest gebruikte vezel. Deze wordt vervaardigd uit olie. Andere synthetische vezels zijn nylon en lycra. Bewerken De ruwe vezels worden tot garen gesponnen en tot stof geweven. Dit gebeurt grotendeels machinaal. De stoffen worden vervolgens gewassen, gebleekt, geverfd en geprepareerd. Dit gebeurt met name in lagelonenlanden als India, China en Bangladesh. Tot slot volgt de finishing, een chemische nabehandeling waardoor de stof niet krimpt of kreukt. Assembleren en verhandelen De bewerkte stoffen worden vanaf hier tot eindproduct verwerkt. Dit kan kleding zijn, maar ook huishoudtextiel, woningtextiel of technische toepassingen. In deze fase gaat het om ontwerpen, knippen, naaien en in elkaar zetten. Ook dit gebeurt in de landen met goedkope arbeidskrachten, zoals China, India en in snel groeiende mate in Bangladesh, NoordAfrika en Oost-Europa. De druk op de laagste prijs (en het laagste loon) is groot in deze fase. Bij misstanden in de textielindustrie richt de publieke sector zich vaak op deze fase van de textielketen. Vanaf hier komt het eindproduct via groothandel en detailhandel bij de eindgebruiker terecht. Hierna staat de textielketen schematisch weergegeven [bron: MVO Nederland].
MENSENRECHTENRISICO’S Bedrijven in de textielsector lopen het risico in hun keten in aanraking te komen met mensenrechtenschendingen. Zeker als ze gebruikmaken van natuurlijke grondstoffen. Het risico op mensenrechtenschendingen is het grootst in de fase waarin grondstoffen verbouwd worden, en in de fase waarin de textiel wordt verwerkt tot eindproduct. Zeker als dit in lagelonenlanden gebeurt. Om welke mensenrechtenschendingen het gaat is afhankelijk van de schakel in de keten. Omdat de keten complex is, uit veel schakels bestaat en geografisch versplinterd is, is het voor inkopers van textiel een uitdaging om na te gaan of er in hun keten mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Toch is het is belangrijk dat Nederlandse bedrijven gezamenlijk en individueel bepalen of zij (direct of via hun partners) bijdragen aan deze mensenrechtenschendingen. Het is belangrijk hierbij in kaart te brengen op welke mensenrechtenschendingen zij de meeste impact hebben, en waar het bedrijf het meeste invloed op kan uitoefenen. Mensenrechtenschendingen die in de textielindustrie kunnen voorkomen: Slechte arbeidsomstandigheden De arbeidsomstandigheden in de textielindustrie voldoen in de meeste gevallen niet aan veiligheidsnormen of zijn schadelijk voor de gezondheid van de medewerkers. Dit geldt voor verschillende schakels in de keten.
Zo worden bij de productie van katoen veel insecticiden gebruikt. Volgens schattingen van de World Health Organisation (WHO) komen hierdoor elk jaar een miljoen katoenarbeiders in het ziekenhuis vanwege vergiftiging. De ILO beschouwt de landbouw als één van de drie meest gevaarlijke sectoren wat betreft dodelijke (en niet-dodelijke) ongelukken op het werk, en beroepsgerelateerde ziekten. Bij de eindproductie van textiel lopen de arbeiders groot risico vanwege de extreem onveilige situaties in de fabrieken. Het drama met het gebouw Rana Plaza in Bangladesh is hier een recent voorbeeld van. Al tientallen jaren is er sprake van noodsituaties en brandgevaar vanwege slechte funderingen en ondergrond, onveilige bedradingen, geblokkeerde nooduitgangen en illegaal gebouwde extra etages. Kinderarbeid Het risico op kinderarbeid is in alle schakels van de textielketen aanwezig, maar speelt vooral een grote rol in de katoenteelt. Tijdens oogstperiodes werken hele families op de plantage om bij te verdienen als seizoensarbeider, waardoor de kinderen vaak enkele weken school missen voor en na hun zomervakantie. Alleen al op de katoenplantages van Oezbekistan zouden 2 miljoen kinderen gedwongen worden om seizoensarbeid verrichten. In India zijn naar schatting meer dan 400.000 kinderen onder de 19 aan het werk. Meer dan de helft van deze kinderen is jonger dan 14 jaar oud. Bovendien zijn de werkomstandigheden voor kinderen op katoenplantages
extreem zwaar en gevaarlijk, vanwege de onveiligheid, slechte voeding en slechte slaapvoorzieningen. Kinderen die het werk weigeren worden fysiek bedreigd en ouders worden gedwongen hun kinderen te laten werken. Ook bij de eindproductie wordt in sommige landen (Vietnam, Bangladesh, India) kinderarbeid gebruikt, vooral in kleine familiebedrijfjes die kleding leveren aan grote fabrieken. Excessief lange werkdagen en lage lonen De textielverwerkende industrie is een belangrijke inkomstenbron voor China, Bangladesh en India. Zo is Bangladesh voor ruim 75% afhankelijk van de inkomsten uit de textielsector. Deze afhankelijkheid maakt arbeiders in de sector extreem kwetsbaar voor uitbuiting en schendingen van mensenrechten. Mensen (waaronder kinderen) werken onder erbarmelijke omstandigheden voor een loon dat vaak nauwelijks genoeg is om te voorzien in het levensonderhoud. Werkdagen van 12 tot 16 uur, 6 dagen per week zijn geen uitzondering, bij ziekte krijgen werknemers geen loon en bij opzegging van hun baan binnen 1 of 2 jaar na aanstelling volgt een boete. Deze omstandigheden zijn vooral schrijnend omdat de loonkosten slechts 0,5 tot 5 % uitmaken van een kledingstuk. Volgens Fair Wear Foundation zou het betalen van een leefbaar loon voor werknemers in de textielindustrie slechts leiden tot een prijsstijging van 1% tot maximaal 5%. Discriminatie van vrouwen Alhoewel licht gedaald, blijft het aandeel van vrouwelijke werknemers in de kledingindustrie zeer groot: 75% van de arbeidskrachten is vrouw. In de katoenindustrie doen vrouwen zelfs het zwaarste werk en zodra het werk minder arbeidsintensief wordt, blijkt het percentage vrouwen af te nemen. Vrouwen krijgen in vergelijking met mannen een lager loon, moeten langere werkdagen maken en hebben minder perspectief op promotie of opleiding. Bovendien zijn ze vaak het slachtoffer van seksueel geweld. Vrouwen die zwanger raken lopen nog meer risico op fysieke en geestelijke mishandeling en ontslag. Mensenhandel en dwangarbeid In de textielsector werken vaak migranten. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van migrantenarbeid, bestaat het risico dat deze mensen slachtoffer zijn van mensenhandel. Deze mensen zijn onder valse voorwendselen geronseld en zitten verstrikt in hoge schulden bij een tussenpersoon of de werkgever. Hierdoor zijn ze niet vrij te vertrekken. Er is ook sprake van mensenhandel of dwangarbeid als arbeiders hun paspoorten hebben moeten inleveren of als er op een andere manier misbruik van hen wordt gemaakt. Volgens schattingen van de ILO zijn er wereldwijd 20,9 miljoen slachtoffers van gedwongen arbeid. Schending van recht op verenigen In de textielsector wordt het recht op vereniging en collectieve onderhandeling op grote schaal geschonden. Dit houdt de ongelijkheid tussen handelaren en textielfabrieken en hun werknemers in stand. Arbeiders
durven zich niet bij een vakbond aan te sluiten uit angst ontslagen te worden. Ook vakbondsleiders worden bedreigd en krijgen moeilijk of geen toegang tot arbeiders. Zo zijn er in Bangladesh veel voorbeelden van gewelddadig politieoptreden tegen werknemers die staken vanwege achterstallig loon of salarisonderhandelingen. Ook werd in Bangladesh meer dan 6.600 werknemers de toegang tot 3 fabrieken ontzegd, nadat ze hadden gestaakt vanwege onbetaalde lonen en om meer loon af te dwingen. Schending van recht op water en gezonde leefomgeving De productie van katoen heeft een enorme impact op het gebruik van water in de omgeving. Bij de teelt wordt vaak veel water verbruikt, waardoor er onvoldoende overblijft voor omringende gemeenschappen. Zo is ruim 10.000 liter water nodig voor 1 kilo katoen. Ook wordt het water vervuild doordat er chemicaliën in terechtkomen. Hetzelfde geldt voor de bewerking van textiel. Het wassen, bleken en verven van textiel is een waterintensieve en watervervuilende industrie. Giftige bleekstoffen en verven worden in het (grond)water opgenomen, waardoor drinkwater voor omringende gemeenschappen onbruikbaar wordt.
BELANG VOOR BEDRIJVEN IN DE TEXTIELSECTOR Nederlandse MKB-bedrijven in de textielsector importeerden in 2011 de meeste textiel uit China, India en Bangladesh. Het risico bestaat hierbij dat er in de keten tot aan de Nederlandse importeur mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden. Met een omzet van €22 miljard (CBS, 2010) heeft de Nederlandse textielsector een grote verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren, ook al vinden deze terug in de keten plaats [zie UN Guiding Principles for Business and Human Rights]. Bovendien wordt dit ook steeds vaker door de stakeholders verwacht en gevraagd. Met de toenemende aandacht voor misstanden in de textielketen in de media willen retailers, (kleding)merken en consumenten niet geassocieerd worden met deze misstanden. Dit geldt ook voor overheden, die jaarlijks zo’n €102 miljoen uitgeven aan bedrijfskleding en vanaf 2012 ook sociale voorwaarden stellen bij duurzaam inkopen. Om te kunnen blijven leveren aan deze afnemers, is het belangrijk voor bedrijven in de textielindustrie hun keten op orde te krijgen. Daar komt bij dat de overheid eisen op het gebied van mensenrechten stelt aan alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen. Onvoldoende naleving van deze eisen kan leiden tot uitsluiting van handelsmissies en van toegang tot subsidies en andere kredietmogelijkheden. Een goed MVO-beleid – met name een verantwoord mensenrechtenbeleid – is onmisbaar voor de bedrijfsvoering van textielbedrijven, draagt bij aan de continuïteit van de organisatie en voorkomt imagoschade, claims en andere negatieve effecten.
WAT GEBEURT ER OP HET GEBIED VAN MENSENRECHTEN IN DE TEXTIELSECTOR? Mensenrechten is een belangrijk thema binnen de textielsector – in toenemende mate hoort ook de Nederlandse consument van misstanden die terug in de keten plaatsvinden. Het onderwerp staat dan ook op de agenda van de publieke en private sector. Er bestaan verschillende initiatieven die zich bezighouden met mensenrechten in de textielsector. Het gaat om richtlijnen, codes, keurmerken, keteninitiatieven en actiegroepen. Hieronder een overzicht van deze initiatieven in willekeurige volgorde: •
•
• •
•
•
• •
•
•
•
• •
•
•
•
Accord on fire and building safety in Bangladesh Akkoord van partijen die zich ten doel stellen de Bengalese textielindustrie veiliger en duurzamer te maken. International Labour Organization (ILO) De ILO is in 1919 opgericht door de Verenigde Naties en stelt, samen met werkgevers, werknemers en overheden, de internationale standaarden voor arbeid op. Overheden moeten deze standaarden verwerken in nationale wetten. Inmiddels is ongeveer 86% van de 1200 conventies aangenomen. De ILO ondersteunt ook overheden, vakbonden en werkgeversorganisaties om misstanden te verbeteren. Bijvoorbeeld het Better Work Programme in samenwerking met IFC. World Fair Trade Organization - WFTO Internationaal netwerk van organisaties die de tien aspecten van fair trade voor 100% toepassen. Max Havelaar Keurmerk voor fair trade katoen. Voor katoen met dit keurmerk is een eerlijke minimumprijs betaald. Max Havelaar werkt met stabiele orders en lange handelsrelaties. Het keurmerk geldt voor het verbouwen van katoen, niet voor het verwerkingsproces ervan. Dat laatste is nog in ontwikkeling. Fair Labor Association (FLA) Netwerk van organisaties die een Code of Conduct voor social responsibility hebben ondertekend. FLA controleert de implementatie ervan niet zelf, maar heeft wel een klachtenprocedure en brengt (onaangekondigde) bezoeken aan de fabrieken. OEKO-TEX Het keurmerk OEKO-TEX garandeert dat textiel met dit keurmerk geen gezondheidsrisico's met zich meebrengt. SA8000 SA8000 is een universele standaard voor sociale omstandigheden in een onderneming of keten. MADE-BY Europees initiatief dat merken ondersteunt bij het verduurzamen van hun productieproces. De organisatie werkt hierin samen met Solidaridad. Business Social Compliance Initiative – BSCI Brancheonafhankelijk keteniniatief voor monitoring en onderzoek/controle op het gebied van de sociale aspecten in de keten. Better Cotton Initiative – BCI De BCI helpt boeren hun katoen op een betere manier te verbouwen, zodat deze minder schadelijk is voor het milieu en voor de boeren en de mensen in de fabrieken. Fair Wair Foundation (FWF) De Fair Wear Foundation is in Nederland ontstaan en wordt als één van de meest vooruitstrevende organisaties wereldwijd gezien. Het is een verificatie-initiatief waarbij merken zich kunnen aansluiten. De FWF werkt met locale experts en inspecteurs die (onaangekondigde) audits uitvoeren. Solidaridad Ontwikkelingsorganisatie die zich richt op eerlijke handel. Clean Clothes Campaign Organisatie die verschillende partijen in de kledingindustrie bij elkaar brengt om de arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie te verbeteren. De Schone Kleren Campagne is het Nederlandse onderdeel van deze organisatie. Landelijke India Werkgroep NGO die zich inzet voor de verbetering van mensenrechten van (kans)armen in Zuid-Azië, en zich hierdoor ook bezighoudt met bedrijven in de kledingindustrie aldaar. Goede Waar & Co Consumentenvereniging voor mens-, dier- en milieuvriendelijk (duurzaam) consumeren. De organisatie biedt onder andere een kledingchecker aan, waarmee achterhaald kan worden hoe duurzaam kleding is gemaakt. The Global Organic Textile Standard (GOTS) GOTS is opgericht om het hele proces van grondstof tot biologische kleding te certificeren. Hierbij wordt gekeken naar de grondstoffen (minimaal 95% biologisch) en of het productieproces milieubewust en sociaal verantwoord is. Er zijn ook richtlijnen voor arbeidsomstandigheden.
•
• •
•
Ethical Trading Initiative (ETI) Het ETI komt uit Groot-Brittannië en vertegenwoordigt niet alleen kledingmerken, maar ook supermarkten en verzorgingsproducten. Aangesloten merken moeten de uitgebreide ETI Base Code en de Principles of Implementation ondertekenen. Doel is om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. De merken worden niet gecontroleerd, maar leveren elk jaar zelf een rapport in. Soil Association De Soil Association certificeert katoen en wol volgens de GOTS-standaard. CNV Internationaal Vakbond CNV Internationaal steunt vakbondsorganisaties in Latijns-Amerika, Afrika, Azië en Centraal- en Oost-Europa bij hun inzet voor duurzaamheid en eerlijke handel. FNV Mondiaal FNV Mondiaal is actief betrokken bij de ontwikkeling van een sterke, onafhankelijke vakbeweging wereldwijd.
Bronnen • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Textiles, Clothing, Leather and Footwear sector - ILO Handleiding sociale voorwaarden – Pianoo - 2013 Annual survey of violence of trade union rights - International Trade Union Confederation - 2012 Global Estimate of Forced Labour – ILO - 2012 Women in cotton - International Trade Centre - 2011 Climbing the ladder to living wages - Fair Wear Foundation - 2012 Survey of cotton labour costs components in major producing countries - SEEP - 2012 International Trade and Market Access data – WTO - 2012 Factsheet on pesticide use in cotton production - SEEP - 2012 Talking dress - Marieke Eyskoot - 2012 Investigation of 2 clothing and apparel factories in China - China Labor Watch - 2011 The waterfootprint assessment manual – Water Footprint Network - 2011 ‘We live Subject to their Orders’ - International Labor Rights Forum - 2009 Child labour in the cotton industry - World Vision - 2012 The World Cotton Market – Cotton Australia Pick All the Cotton - International Labour Rights Forum - 2009 Stitching a decent wage across borders - Asian Floor Wage - 2009 Forced labor of adults and children in the cotton fields of Uzbekistan – Cotton Campaig Thirsty crops – WWF - 2003 Textiles without child labour - TRAID Child Labour in the cotton and textile sector – ICAC – 2009