Maart 2006 Inhoud Groot onderzoek naar toekomst sociale zekerheid van start Studiemiddag rond BWKJ-bundel Rechtseenheid en vermogensrecht Afscheidssymposium Daan Asser Keuring voor de Leidse rechtenfaculteit Donaties LUF voor Rechtenfaculteit Alumnidiner 2005: ‘Crisis in de rechtsstaat?’ Nieuwe titulatuur: mr. wordt LL.M. Benoemingen, Personalia, Oraties, Publicaties
Leiden Law Magazine Mensenrechten en staatsveiligheid: verenigbare grootheden? Jan Peter Loof promoveerde op 10 november 2005 op het proefschrift Mensenrechten en staatsveiligheid: verenigbare grootheden? Promotor was E.A. Alkema. Het onderwerp van uw boek, de opschorting en beperking van mensenrechten in noodtoestanden en andere situaties die de staatsveiligheid bedreigen, is in deze tijd van terreurbestrijding bijzonder actueel. “Dat klopt, maar ik ben helemaal niet aan mijn onderzoek begonnen met die situatie in het achterhoofd. Aanvankelijk was ik van plan een proefschrift te schrijven over het onderwerp ‘Staatsnoodrecht en mensenrechten’. Een belangrijke bepaling in dat verband is artikel 15 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), dat het mogelijk maakt om in tijden van oorlo-
gen of noodtoestanden maatregelen te nemen die afwijken van de verplichtingen uit het EVRM: bepaalde grondrechten kunnen dan worden opgeschort. Daarbij gelden overigens wel zekere grenzen. Bepaalde rechten, zoals het recht op leven of het folterverbod mogen niet worden opgeschort. En bij de rechten die wel mogen worden opgeschort, bijvoorbeeld het recht op privacy, de demonstratievrijheid en de vrijheid van meningsuiting, geldt dat de afwijking van die rechten alleen mag in situaties die een ernstige bedreiging voor het land vormen. Bovendien mag zo’n afwijking dan niet verder gaan dan strikt noodzakelijk. Juist op die grenzen aan de opschortingsmogelijkheid richtte zich mijn onderzoek. Het gaat dan om een klassiek staatsrechtelijk probleem: hoever mag de staat gaan in het beperken
Jan Peter Loof ontvangt zijn dr-bul uit handen van onderzoeksdirecteur prof. mr. Wim Voermans
van de rechten van haar burgers om haar eigen veiligheid te waarborgen? Dat is een vraag die sinds de ontwikkelingen van 11 september 2001 veel nadrukkelijker op de politieke agenda staat.” Sindsdien klinkt van veel kanten de roep om overheidsinstanties vergaande bevoegdheden te geven in de strijd tegen het terrorisme. Is het nodig om de mensenrechtenverdragen aan deze nieuwe situatie aan te passen? “Een van mijn conclusies is dat de huidige verdragsartikelen verdragsstaten genoeg ruimte bieden om het terrorisme effectief te kunnen bestrijden. Een artikel als het recht op privacy van art. 8 EVRM biedt de mogelijkheid om daar een ‘proportionele’ inbreuk op te maken: als ernstige omstandigheden dat verlangen, mag er een verdergaande inbreuk op dit recht worden gemaakt dan bij minder ernstige bedreigingen van de (staats)veiligheid. Binnen de huidige marges is dus al maatwerk mogelijk. Het probleem is vaak ook niet dat er per se meer bevoegdheden nodig zijn, maar dat de bestaande bevoegdheden niet op een efficiënte manier worden aangewend. Als je alle rapporten bekijkt die na de aanslagen in de VS en Madrid zijn opgesteld, dan komt daaruit naar voren dat er vooral behoefte is aan betere samenwerking tussen veiligheidsdiensten. Het vergroten van de bevoegdheden is dus voor een belangrijk deel een uiting van politieke daadkracht, maar of daartoe altijd een juridische noodzaak is, betwijfel ik.”
씮
Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.
Vervolg pagina 1 En als staten toch te ver gaan, is er voor Europese burgers nog altijd het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Heeft het Hof de burger die in zijn vrijheden wordt beperkt veel te bieden? “Naar mijn idee niet genoeg. Bij de beperking en opschorting van mensenrechten moeten verdragsstaten in het oog houden dat deze zowel noodzakelijk als proportioneel is, en ik vind dat het Hof de staten daarin te veel ruimte laat. Enerzijds is dit begrijpelijk, omdat het bij het invoeren van noodmaatregelen vaak gaat om een politieke afweging die erg afhankelijk is van de lokale omstandigheden, en bij dat soort afwegingen laat het Hof de lidstaten traditioneel veel ruimte, de ‘margin of appreciation’. Soms zou het Hof naar mijn idee echter beter moeten kijken naar de vraag of de maatregelen van de lidstaten wel efficiënt zijn, en ook of die maatregelen niet disproportioneel uitpakken. Zo heeft het Verenigd Koninkrijk tussen 1957 en 2001 mensenrechten mogen opschorten in het kader van de bestrijding van de IRA, die als ‘noodtoestand’ werd aangemerkt. En dit terwijl de noodtoestand nadrukkelijk bedoeld is als een tijdelijke maatregel! Door de terughoudende opstelling van het Hof dreigen staten in crisissituaties het Hof niet meer zo serieus te nemen. Veelzeggend was de gang van zaken in het Verenigd Koninkrijk. Begin 2001 trok het VK de noodtoestand in, maar na 11 september wist de regering niet hoe snel ze die weer moest uitroepen. De toenmalige Britse minister van Binnenlandse Zaken Blunkett deed dit af als een ‘technicality’, een kleinigheid die nu eenmaal nodig was om wetten te kunnen invoeren die afweken van de EVRM-rechten. Dan moet je je afvragen of de praktijk van de toepassing van het EVRM niet te ver is afgedwaald van de oorspronkelijke bescherming die het verdrag wilden bieden.”
Groot onderzoek naar toekomst sociale zekerheid van start De Stichting Instituut GAK heeft een subsidie van ruim 2,6 miljoen euro toegekend aan de economen Goudswaard en Caminada en sociaal-jurist Heerma van Voss, alledrie als hoogleraar verbonden aan de Leidse rechtenfaculteit, voor het onderzoeksproject ‘Hervorming Sociale Zekerheid’. Het onderzoek richt zich op hervormingen in de sociale zekerheid in het licht van veranderende maatschappelijke omstandigheden, zoals internationalisering, individualisering en vergrijzing. Het project bestaat uit twee onderdelen. Het eerste heeft betrekking op de invloed van Europa op de sociale zekerheid. Het tweede onderdeel heeft betrekking op stelselwijzigingen in de sociale zekerheid. De twee onderdelen van het project hangen samen. De Europese invloed op de nationale stelsels van sociale zekerheid neemt toe, waardoor ook vragen rond stelselwijziging steeds meer in Europees perspectief moeten worden geanalyseerd. Vragen rond sociale cohesie en inkomensverdeling spelen in toenemende mate eveneens op Europees niveau, zoals onder meer blijkt uit de zogeheten ‘Lissabon Agenda’. Hoe moet de verantwoordelijkheid voor de sociale zekerheid worden verdeeld tussen het nationale en het supranationale niveau, is de vraag van de onderzoekers. Gebeurt dat thans wel op de best mogelijke manier? Convergeren de nationale stelsels steeds meer in de richting van een Europees sociaal stelsel? Of gaan de ontwikkelingen juist in de richting van schadelijke vormen van beleidsconcurrentie, waardoor beschermingsniveaus
onder druk kunnen komen te staan (een ‘race to the bottom’)? In de afgelopen jaren zijn in Nederland al belangrijke wijzigingen aangebracht in het stelsel van sociale zekerheid, met het oog op de noodzakelijk geachte modernisering van het stelsel en om het beroep op het stelsel te beperken en de activerende werking te bevorderen. Voor 2006 staan weer ingrijpende veranderingen op stapel. Deze ingrepen kunnen gevolgen hebben voor de sociale samenhang binnen de samenleving. Wat zijn de belangrijkste gevolgen van sociale hervormingen voor de inkomensontwikkeling van huishoudens en sociaal-economische groepen en (daarmee) voor de sociale samenhang? En wat zijn de implicaties van verschillende maatschappelijke trends voor de verantwoordelijkheidsverdeling en de structuur van het stelsel van sociale zekerheid? In dit verband wordt in het bijzonder aandacht besteed aan economische en juridische vraagstukken rond het thema levensloop. Het project wordt geleid door prof. dr. K.P. Goudswaard, samen met prof. mr. G.J.J. Heerma van Voss en prof. dr. C.L.J. Caminada. Het onderzoek valt onder het facultaire onderzoeksprogramma ‘Sociale cohesie en sociaal-economische verhoudingen’. Het project start in 2006 en heeft naar verwachting een looptijd van 5 jaar. Zie voor meer informatie de website Onderzoeksprogramma Hervorming Sociale Zekerheid: www.law.leidenuniv.nl/org/fisceco/economie/onderzoek/ ■
Over de praktijk van de mensenrechtenbescherming gesproken: je gaat de Universiteit verlaten. “Ja. Per 1 januari jl. ben ik op detacheringsbasis aan de slag gegaan bij de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik zal me bezighouden met de anti-terrorisme-wetgeving, maar ook met andere grondrechten. Een prachtige kans om mijn wetenschappelijke denkbeelden te toetsen aan de praktijk.” ■ Interview: Michiel Tjepkema
Decaan Stolker feliciteert onderzoekers Sociale Hervormingen met behalen subsidie. V.l.n.r. Guus Heerma van Voss, Koen Caminada, Kees Goudswaard en Carel Stolker
Studiemiddag rond BWKJ-bundel Rechtseenheid en vermogensrecht
Op de voorste rij v.l.n.r.: mr. J.A. Bomhoff, prof. mr. M.V. Polak en prof. mr. A.R. Bloembergen.
Velen van u weten dat in de jaren zeventig door de Afdeling Burgerlijk Recht de BWkrant werd uitgebracht, die vooral fungeerde als wetenschappelijke springplank voor jonge medewerkers. Na ruim 13 jaargangen kwam er in 1985 een duurzamer verschijningsvorm: het BW-krant-jaarboek (BWKJ). De eerste nummers werden nog in elkaar gezet door de afdeling tekstverwerking van de faculteit. Maar dit is lang geleden. Het BWKJ verschijnt nu jaarlijks in de Meijersreeks en wordt uitgegeven door Kluwer en bevat steeds artikelen van zowel gevestigde auteurs als van nieuw talent. De redactie bestaat uit enkele stafleden van de afdeling. Iedere jaargang is gewijd aan één bepaald onderwerp. Het thema van het laatste nummer is ‘Rechtseenheid en vermogensrecht’ (zie de lijst van publicaties elders in dit blad). Zeventien auteurs, waaronder de Leidse hoogleraren Nieuwenhuis, Hebly, Hijma, Huijgen, Polak, Snijders en Van Esch, buigen zich over verschillende vragen rond het thema. Uit het boek wordt duidelijk dat met name het transnationale recht (b.v. het Europese recht) de eenheid van het Nederlandse vermogenrecht in gevaar brengt. Maar hierbij blijven de schrijvers niet stilstaan. De vraag gaat immers dieper. Snijders formuleert deze in zijn inleiding: hoe kan de inpassing van het transnationaal recht het beste geschieden met het oog op de gewenste rechtseenheid? Met andere woorden: de handhaving van de eenheid van recht als opgave. In dit verband komen ook andere
benoemingen Prof. mr. W.G. Huijgen, best geëvalueerde paodocent 2005 In 2005 is prof. mr. Pim Huijgen, hoogleraar notarieel recht, door de cursisten die hebben deelgenomen aan de PAOcursus Actualiteiten Personen-, Familie- en Huwelijksvermogensrecht beoordeeld met het cijfer 4,68 op een schaal van 1-5 ofwel het cijfer 9,36. Hiermee is prof. mr. W.G. Huijgen de beste PAO-docent in 2005. In 2005 was de gemiddelde docentbeoordeling 4,1 ofwel het cijfer 8,2 en de gemiddelde cursusbeoordeling 3,95 ofwel het cijfer 7,9. Nieuwe benoeming voor Rick Lawson Prof. dr. R.A. Lawson, hoogleraar Europees recht, is benoemd in de Commissie wetenschappelijke bestedingen van het Leids Universiteits Fonds (LUF). De commissie verstrekt onder meer subsidies voor onderwijs en onderzoek. Lawson volgt prof. Asser op, die eind vorig jaar overstapte naar de Hoge Raad. Marcel Pheijffer lid van de IAASB Marcel Pheijffer, hoogleraar bedrijfseconomie, is op instigatie van accountantskoepel Nivra, voor drie jaar benoemd als lid van de International Auditing and Assurance Standards Board, onderdeel van de International Federation of Accountants (IFAC). Hij is Associate Dean van Nyenrode en hoogleraar Forensic Accounting aan de Nyenrode Business Universiteit.
Prof. mr. Hans Nieuwenhuis
vragen aan de orde: wat is eenheid van recht, welke soorten zijn te onderscheiden (eenheid in tijd, land en plaats, systeem, begrippen etc.) en waarom is eenheid een eigenschap van recht? Bij de presentatie van het boek op de studiemiddag in de PAO-zaal van het Kamerlingh Onnes Gebouw hielden prof. mr. H.J. Snijders en prof. mr. M.V. Polak een inleiding voor een zeer civielrechtelijk publiek. Aanwezig waren onder meer emeritus hoogleraar Burgerlijk Recht prof. mr. A.R. Bloembergen. Ook de oprichter en redacteur van de oude BW-krant prof. mr. E.H. Hondius (thans hoogleraar Burgerlijk Recht te Utrecht) was weer even terug in Leiden. ■
Carel Stolker lid visitatiecommissie gerechten Carel Stolker is in januari 2006 door de Raad voor de Rechtspraak geïnstalleerd als lid van de visitatiecommissie gerechten. De commissie, die uit vijftien leden bestaat, heeft als taak het onderzoeken van de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van het primaire proces van de gerechten, de professionaliteit, de externe oriëntatie en de ontwikkeling van het kwaliteitssysteem bij de diverse gerechten. Tot de gerechten die de commissie bezoekt horen alle rechtbanken en gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het rapport moet op 1 juli 2006 af zijn. De visitatiecommissie wordt voorgezeten door prof. Meijerink, oud-voorzitter van de VSNU. ■
Afscheidssymposium Daan Asser Prof. mr. W.D.H. (Daan) Asser, hoogleraar burgerlijk procesrecht, heeft op 1 november 2005 afscheid genomen van de universiteit om raadsheer in de Hoge Raad te worden. Op 7 oktober 2005 werd ter gelegenheid van zijn afscheid een symposium georganiseerd over een thema dat hem altijd na aan het hart heeft gelegen: het bewijsrecht. Het symposium vloeide voort uit het vak Bewijsrecht, dat vorig voorjaar voor het eerst werd gegeven door docenten van verschillende afdelingen: burgerlijk recht, bestuursrecht en strafrecht. De centrale vraag op het symposium was hoe waarheidsvinding en bewijsregels zich tot elkaar verhouden. Aan de ene kant zijn bewijsregels nodig om de waarheid te achterhalen, maar als de waarheid niet kan worden gevonden, dan zijn bewijsregels ook weer nodig om dat probleem op te lossen. Een centraal punt dat Asser zelf in zijn lezing maakte, was dat partijen die met elkaar in conflict zijn niet altijd belang hebben bij één waarheid. Om verschillende redenen kunnen zij met elkaar in conflict zijn; als dat
personalia In dienst Mw. mr. dr. M. Boot-Matthijsen Machteld Boot (1971) studeerde rechten aan de Universiteit Utrecht en promoveerde in 2002 aan de Universiteit Tilburg op het proefschrift Nullum Crimen Sine Lege and the Subject Matter Jurisdiction of the International Criminal Court: Genocide, Crimes Against Humanity, War Crimes. Zij was onder meer werkzaam bij het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag en Instituut Clingendael. Sinds 1 februari is zij werkzaam bij de faculteit als universitair hoofddocent voor het vakgebied Internationaal Publiekrecht. Daarnaast is zij directeur van het Grotius Centre for International Legal Studies, gehuisvest in de Campus Den Haag van de Leidse Universiteit. Dr. H.J.R. Kaptein Hendrik Kaptein (1951) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn studie was hij eerst enige tijd werkzaam bij de Universiteit
conflict wordt uitgevochten voor de rechter, zijn zij soms geneigd om de rechtsregels op een zo gunstig mogelijke manier met hun visie op de feiten in te kleuren. Bewijsregels en bewijslastverdeling moeten, aldus Asser, vooral worden gezien als een hulpmiddel voor de rechter om knopen door te hakken. Met zijn lezing nam Asser overigens niet geheel afscheid van het vak: hij behoudt een zgn. ‘nul-aanstelling’, waarbinnen hij voornamelijk tot taak heeft het civiele deel van het vak bewijsrecht te blijven verzorgen. Onder leiding van dagvoorzitter prof. mr. J.E.M. Polak werden verder nog lezingen gehouden door prof. mr. A.F.M. Brenninkmeijer (hoogleraar staats- en bestuursrecht en thans Nationale Ombudsman), prof. mr. Nijboer (hoogleraar strafrecht) en mr. Y.E. Schuurmans (universitair docent staats- en bestuursrecht). Na het symposium hield Asser zijn afscheidsrede in het Academiegebouw, waarna hij door decaan Carel Stolker onder meer geprezen voor zijn enthousiasme voor het onderwijs.
Nijmegen op het vakgebied sociale filosofie en vervolgens bij de UvA op het vakgebied rechtsfilosofie. In 1985 promoveerde hij aan die universiteit op het proefschrift Ethiek tussen twijfel en theorie. Sinds 1 januari 2006 is Hendrik Kaptein als universitair hoofddocent werkzaam bij de afdeling Encyclopedie van de rechtswetenschap en rechtsfilosofie voor het vakgebied rechtsfilosofie. Mr. G.A. van der Steur Op 1 januari 2006 trad Ard van der Steur (1969) in dienst van de faculteit als universitair docent (deeltijd) bij het vak Moot Court voor het vakgebied burgerlijk recht. Ard van der Steur studeerde rechten in Leiden en was ruim 11 jaar werkzaam als advocaat, laatstelijk als partner bij Nauta Dutilh te Rotterdam. Uit dienst Mw. mr. J.M. Fleuren-van Walsem Na gedurende een groot aantal jaren haar werkzaamheden als universitair docent bij de afdeling Sociaal recht gecombineerd te hebben met een functie bij de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond, heeft de KNHB eind 2005 Marijke
Daan Asser (links) wordt bedankt door collega’s Stolker (decaan; midden) en Voermans (portefeuillehouder onderzoek).
Naar aanleiding van de conferentie hebben de verschillende sprekers ook een bijdrage geschreven voor de bundel Bewijzen en beslissen, die binnenkort in de Meijersreeks verschijnt. ■
Fleuren (1950) definitief in zijn gelederen weten op te nemen. Zij is daar thans werkzaam als adjunct-directeur. Dr. P.J.A. de Hert Met ingang van 1 januari j.l. is Paul de Hert (1965), die als universitair hoofddocent verbonden was aan de afdeling Strafrecht, als universitair hoofddocent in dienst getreden bij TILT, instituut voor Recht, Technologie en Samenleving van de Universiteit Tilburg. Naast zijn werk in Tilburg is Paul de Hert hoogleraar Internationaal en Europees Strafrecht aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is daar verbonden aan de onderzoeksgroep Law Science Technology & Society (LSTS). Mw. mr. M.E.W. Neleman-Dobschütz Marion Neleman (1939) was gedurende vele jaren aan de faculteit verbonden. Velen kennen haar als een bevlogen en uiterst deskundig docent bij het vak Inleiding, later Encyclopedie van de rechtswetenschap. Sinds 1992 maakte zij ook deel uit van de staf van Moot Court. Marion Neleman heeft in die hoedanigheid een belangrijke bijdrage geleverd aan de opzet en ontwikkeling van de Leidse Moot Court. ■
Keuring voor de Leidse rechtenfaculteit De Leidse rechtenfaculteit gaat een belangrijke zomer tegemoet. Na de onderwijsvisitatie in 2002 worden alle opleidingen binnen de Faculteit (Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht, Fiscaal recht en Criminologie) dit jaar opnieuw door een visiterende en beoordelende instantie bezocht. De uitkomsten van deze visitatie moeten leiden tot een positief oordeel en uiteindelijk tot accreditatie, dat wil zeggen tot verlening van een ‘keurmerk’ voor iedere opleiding afzonderlijk. Wat is accreditatie? Accreditatie is een keurmerk voor de kwaliteit van een opleiding. Zoals je je auto ieder jaar moet laten keuren, zo moeten ook de opleidingen eens in de zes jaar door een keuringsdienst worden beoordeeld (‘geaccrediteerd’): zijn de opleidingen van voldoende kwaliteit om een keurmerk te ontvangen? Op 31 december 2007 verloopt de huidige accreditatie van de opleidingen; deze is destijds bij de overgang naar de bachelor- en masteropleidingen ‘van rechtswege’ verleend. Wie is in dit geval dan de keuringsdienst? Dat is de NVAO, de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. Dit is een onafhankelijk accreditatie-orgaan dat medio 2002 bij wet in het leven is geroepen om zorg te dragen voor de accreditatie van Hoger Onderwijs Opleidingen. De leden ervan worden door de minister benoemd en ontslagen. Wat zijn de consequenties als een opleiding niet geaccrediteerd wordt? Die zijn enorm. Een opleiding die niet geaccrediteerd wordt, verliest het recht op bekostiging, het recht om eerstejaars aan te nemen en het recht om diploma’s en graden te verlenen. Bovendien heeft een student die een opleiding volgt die niet is geaccrediteerd geen recht op studiefinanciering. Het is dan ook niet voor niets dat de visitatie en accreditatie in het strategieplan van de faculteit als de twee belangrijkste doelen zijn genoemd. De rechtenfaculteit kent vier opleidingen. Word je per opleiding of per instelling geaccrediteerd? De beoordeling vindt per opleiding plaats en iedere opleiding moet een voldoende halen. Enkele aspecten overlappen natuurlijk wel, zoals de facultaire missie, het personeelsbeleid en de voorzieningen. Deze aspecten kunnen voor alle opleidingen tezamen worden beschreven in de zelfstudie die de faculteit ten behoeve van de visitatiecommissie over elke opleiding moeten schrijven.
En hoe lang gaat dit allemaal duren? De voorbereidingen voor de visitatie zijn gestart in februari 2005. Het tijdspad daarvan eindigt eind 2006 wanneer door het College van Bestuur formeel bij de NVAO een accrediteringsverzoek moet zijn ingediend. Belangrijkste bijlage bij dat verzoek is het rapport van de visitatiecommissie. De NVAO neemt vervolgens in de loop van 2007 een besluit. Dat zal nog een hele klus worden. Hoe pakt de faculteit dat aan? Om te beginnen zijn de projecten die het afgelopen jaar zijn gestart door het Cleveringa Instituut ter verbetering van het onderwijs al de wegbereiders voor de rest van het visitatie- en accreditatieproces. Bij het opzetten en uitdenken van de projecten zijn de kaders die door de NVAO zijn gesteld om voor accreditatie in aanmerking te komen namelijk richtinggevend geweest. Verder heeft het bestuur voor de duur van de accreditatie versterking ingehuurd voor de afdeling onderwijsbeleid in de vorm van een coördinator accreditatie. Zitten we hier eigenlijk wel op zo’n visitatie en accreditatie te wachten, na alle veranderingen die het Hoger Onderwijs al heeft doorstaan? De visitatie en accreditatie zijn onvermijdelijk, net zoals we ons aan alle criteria uit het NVAO-kader te houden hebben. Het uitgangspunt bij de accreditatie is overigens niet in de eerste plaats, zoals misschien verwacht, de feitelijke kwaliteit van de opleiding. Het gaat er vooral om de NVAO ervan te overtuigen dat de opleiding een dusdanig ‘zelfreinigend vermogen’ heeft dat zij in staat is om onvolkomenheden tijdig bij te stellen. Het hebben van een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem is dan ook een van de hoofdpunten waarop de opleiding beoordeeld zal worden, iets wat in onze faculteit nog ontbrak. Belangrijk is dat wij de afdelingen zo min mogelijk met dit gehele proces zullen belasten. Dat is echter niet helemaal te vermijden. Uiteindelijk zal iedereen, zowel docenten als studenten, er ook de vruchten van kunnen plukken. Hoe gaat dit aflopen? Vanzelfsprekend zal iedereen in de faculteit, samen met het College van Bestuur, alles op alles willen zetten om in 2007 alle opleidingen geaccrediteerd te krijgen. Het onvoorstelbare mag en zal geen werkelijkheid worden, namelijk dat de Leidse rechtenfaculteit haar poorten zou moeten sluiten. ■
Donaties LUF komen ten goede aan Rechtenfaculteit In 2005 zijn door prof. dr. Wim Voermans (voorzitter VVJF) en Mw. Annah Neve (Directeur Leids Universiteits Fonds) afspraken gemaakt over een intensievere samenwerking. Het LUF en de faculteit werken nauw samen bij de organisatie van alumniactiviteiten. Daarnaast ontvangt de Faculteit der Rechtsgeleerdheid vanaf 2005 direct een deel van de donaties die door rechtenalumni worden gedaan aan het LUF. Rechtenalumni die het LUF steunen, steunen dus rechtstreeks de faculteit! Rechten projecten die het LUF ondersteunde afgelopen jaar: ■ Honours Class ‘Towards a European Legal Space’; ■ Bijzondere leerstoelen Gezondheidsrecht en Jeugdrecht; ■ Instandhouding en uitbreiding Bibliotheek. ■
Mw. Annah Neve en prof. mr. Wim Voermans
Nieuwe titulatuur: mr. wordt LL.M. Met de invoering van het bachelor-mastersysteem (BaMa-systeem) in het hoger onderwijs in 2002 is het vierjarige doctoraalprogramma vervangen door een driejarige bacheloropleiding en een éénjarige masteropleiding. In dit nieuwe systeem duurt de gehele opleiding dus vier jaar, wat gelijk staat aan het oude vierjarige doctoraalprogramma. Met het BaMa-systeem wordt beoogd de mobiliteit van studenten te vergroten en op Europees en internationaal niveau één onderwijssysteem te creëren. In 2010 moeten alle landen van de Europese Unie het BaMa-systeem hebben ingevoerd. Na de driejarige bacheloropleiding kan de student ervoor kiezen om zijn master (in dezelfde richting als zijn bacheloropleiding) aan een andere nationale of internationale universiteit te volgen.
Met de invoering van het BaMa-systeem is ook de titulatuur veranderd. In het doctoraalprogramma werd aan afgestudeerde juristen de meestertitel toekend. Rechtenstudenten die afstuderen (dat wil zeggen hun masterdiploma behalen) krijgen in het BaMa-systeem de titel ‘Master of Laws’ toegekend. Deze titel wordt afgekort met LL.M. Studenten die na hun studie ook de togaberoepen willen uitoefenen moeten naast de LL.M. titel ook voldoen aan de vereisten voor het civiel effect. De Leidse rechtenfaculteit heeft ervoor gekozen om de opleiding zo in te richten dat in beginsel elke Leidse (Nederlandse) juridische masterstudent automatisch het civiel effect meekrijgt. Vanwege o.m. het civiel effect is de Leidse masteropleiding daarom ook niet toeganke-
lijk voor studenten zonder een juridische universitaire bacheloropleiding. De meestertitel en de LL.M.-titel zijn volstrekt gelijkwaardig en ook uitwisselbaar. Immers afgestudeerde masterstudenten die de LL.M.-titel (inclusief civiel effect) hebben behaald mogen zich ook mr. noemen. Omgekeerd geldt uiteraard hetzelfde: juristen ‘oude stijl’ mogen ook de LL.M.-titel dragen. De verwachting is dat de meestertitel in Nederland algemeen geaccepteerd zal blijven, maar juristen in het buitenland zullen uitsluitend de LL.M.-titel voeren. Grappig om te weten: In de titel van dit magazine zit overigens ook een bewuste verwijzing naar de nieuwe titulatuur. De beginletters van het Leiden Law Magazine vormen de afkorting LLM. ■
Alumnidiner 2005: ‘Crisis in de rechtsstaat?’ Een kleine 120 alumni verzamelden zich in de namiddag van 15 december 2005 in het restaurant van het Kamerlingh Onnes Gebouw. Vanaf de trap kon je zien hoe de studenten in de bibliotheek schijnbaar onverstoord doorwerkten. Bovengekomen werd iedereen ontvangen met een glas champagne en kwam men al snel bekenden tegen, zoals de hoogleraar van wie bijna iedereen college had gehad: prof. mr. R. Feenstra. En zo liep de ruimte, waar overdag de studenten en docenten hun kroketje met brood of hun salade eten, vol met Leidse juristen uit vele jaargangen: van de cassatieadvocaat afgestudeerd in 1962 tot het jonge Tweede-Kamerlid met een doctoraalbul uit 2003.
Thomas van der Dunk (uiterst links) was een van de sprekers
Is er een crisis in de rechtsstaat? Tijdens het diner was dit het onderwerp van gesprek. De discussie werd aangezwengeld door Thomas von der Dunk (cultuurhistoricus en publicist), Heleen Dupuis (Eerste-Kamerlid voor de VVD en emeritus hoogleraar Medische Ethiek), Afshin Ellian (hoogleraar Sociale cohesie, burgerschap en multiculturaliteit), Michiel Pestman (advocaat bij het kantoor Böhler Franken Koppe Wijngaarden advocaten) en Ad Verbrugge (universitair hoofddocent filosofie aan de VU en schrijver van Tijd van onbehagen, essays over een cultuur op drift). Ieder van hen werd steeds ingeleid door prof. mr. Hans Nieuwenhuis (hoogleraar Burgerlijk Recht en voorzitter van de alumnivereniging VVJF). De sprekers gingen
met name in op de vragen of er wel een crisis is, waaruit die dan wel bestaat en of de nieuwe antiterreurwetgeving niet te zeer in strijd komt met de burgerlijke vrijheden. De vaak tegengestelde opvattingen hierover gaven vorm aan een geanimeerde discussie, waaraan vele alumni deelnamen. De avond werd door alle aanwezigen zeer goed gewaardeerd. Tijdens de gezellige avond was er – onder het genot van een driegangen diner en een goed glas wijn – plaats voor zowel het aanhalen van oude banden als het leggen van nieuwe contacten. In 2006 zal er opnieuw een alumnidiner plaatsvinden in de vorm van een ‘diner parlant’. Het alumnidiner zal plaatsvinden op donderdagavond 14 december 2006. ■
Een goed diner, interessante discussie, maar vooral veel gezelligheid
Overige Oraties Niet alleen professor Frits Bolkestein en professor Koen Caminada hielden in de afgelopen periode een oratie. Ook door enkele andere hoogleraren werd een oratie gehouden, waarmee zij officieel, in het openbaar hun ambt als hoogleraar van de Leidse Juridische Faculteit aanvaarden.
Oratie prof. dr. C.L.J. Caminada
Oratie prof. mr. drs. F.B. Bolkestein
Op 27 januari jl. sprak Koen Caminada zijn oratie uit ter gelegenheid van de aanvaarding van het ambt van hoogleraar op het gebied empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving. Hij schetste zijn onderzoeksagenda voor de komende jaren. Die agenda heeft vooral betrekking op het project Hervorming van de sociale zekerheid waarvoor een onderzoeksubsidie van maar liefst 2,7 miljoen euro ter beschikking is gesteld aan een team onder leiding van prof. dr. K.P. Goudswaard. De subsidie maakt het mogelijk om voor vijf jaar een team van ongeveer 10 onderzoekers op het terrein van de sociale zekerheid te laten werken. In zijn oratie benadrukte Caminada dat kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan de juridische faculteit elkaar kunnen versterken. Dat past ook in het streven om het juridische onderzoek in Leiden meer wetenschappelijk, meer interdisciplinair en meer internationaal georiënteerd te maken. In het laatste deel van zijn oratie spiegelde Caminada het publiek in het Groot Auditorium een specifieke hervormingsoptie voor: een vlakke belasting op arbeidsinkomen. Caminada schilderde een vergezicht van een fraaie vlakke belasting op arbeidsinkomen, geheven over een zeer brede grondslag tegen een uniform tarief van zo’n 25 à 28%. ■
Frits Bolkestein is per 1 november 2004 benoemd door de Colleges van Bestuur van de Universiteit Leiden en de Technische Universiteit Delft tot hoogleraar Intellectuele grondslagen van politieke ontwikkelingen. De pikante vraag was vervolgens aan welke universiteit zal hij zijn oratie houden? Er werd een mooi compromis gevonden, dat bovendien goed aansloot bij de vele jaren dat Frits Bolkestein actief was in de nationale politiek: Den Haag, halverwege Leiden en Delft. Den Haag was tevens een goede keuze omdat de oratie de start van de Universiteit Campus The Hague markeerde, een voorgenomen joint venture van de Universiteit Leiden, de TU Delft en de gemeente Den Haag. Op 8 november 2005 vond de oratie plaats in de Nieuwe Kerk aan het Spui, de kerk waar Spinoza begraven ligt. In een zeer volle kerk met vele prominenten uit de politiek en wetenschap en een indrukwekkend gehoor van een kleine honderd in toga gehulde hoogleraren van beide universiteiten, hield Frits Bolkestein zijn oratie over De Europese Unie en haar toekomst. In zijn oratie vraagt Bolkestein zich onder meer af waar de uitbreiding van de Europese Unie zou moeten ophouden. Door een verdere uitbreiding zullen de ambities van de Europese Unie onvermijdelijk worden gefrustreerd. In zijn conclusie zegt Bolkestein over de Europese Unie: “De inspiratie is verdwenen, de magie van het eerste uur verdampt. Het gesprek tussen de lidstaten in Brussel is een glashard gevecht om geld, macht en invloed.” ■
Voor de volledige teksten zie www.wetenschapsagenda.leidenuniv.nl/ > klik op: Archief Leidse oraties
■
Prof. mr. E.A. Alkema Hoogleraar rechten van de mens en hun invloed op het nationale recht (Van Asbeck-leerstoel) Datum: 18 oktober 2005 Onderwerp: Over implementatie van internationaal recht – de internationale rechtsorde is de onze nog niet
■
Prof. mr. N.J. Schrijver Hoogleraar Internationaal Publiekrecht Datum: 24 oktober 2005 Onderwerp: Bij een zestigste verjaardag. De toekomst van het Handvest van de Verenigde Naties
■
Prof. mr. A.C. Hendriks Hoogleraar Gezondheidsrecht (bijzondere leerstoel) Datum: 25 november 2005 Onderwerp: In beginsel. De gezondheidsrechtelijke beginselen uitgediept
■
Prof. mr. F.A. Engelen Hoogleraar Volkenrechtelijke aspecten van het Internationaal Belastingrecht Datum: 2 december 2005 Onderwerp: Over waarden en normen. Het beginsel van de goede trouw in het (fiscale) verdragenrecht
■
Prof. mr. T. Barkhuysen Hoogleraar Staats- en Bestuursrecht Datum: 9 december 2005 Onderwerp: Eenheid en coherentie van rechtsbescherming in de veellagige Europese rechtsorde
■
Prof. jhr. mr. J.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn Hoogleraar Straf- en Strafprocesrecht Datum: 13 december 2005 Onderwerp: Een Ministerie van Veiligheid? Een verkeerd antwoord op een verkeerde vraag
■
Prof. mr. C. Hillion Hoogleraar Europees institutioneel recht Datum: 21 maart 2006 Onderwerp: ‘You cannot have your cake and eat it too’ – The limits of Member States’ discretion in EU enlargement negotiations ■
p u b l i c at i e s ■
■
■
■
De verkrijging van aandelen in de overdrachtsbelasting Y.E. Gassler (dissertatie). Deventer: Kluwer 2006 – Fiscale Monografieën (nr. 117). ISBN: 90-130-3396-2. Prijs: € 45,–. In dit boek staat de vraag centraal of de wetgever is geslaagd in zijn streven om het ontgaan van overdrachtsbelasting, door middel van het verkrijgen van individuele rechten op ontroerende zaken, tegen te gaan. Voor een pleegkind met recht een toekomst E.C.C. Punselie (dissertatie). Deventer: Kluwer 2006 – Meijers reeks nr. 104. ISBN: 9013-03328-8. Prijs: € 39,50. In dit proefschrift wordt in kaart gebracht wat nu precies de knelpunten zijn in de rechtspositie van ouders, pleegouders en pleegkind in het geval van een pleegzorgplaatsing die ofwel van meet af aan, dan wel vanaf een bepaald moment, geen tijdelijk karakter heeft. Het onderzoek wordt afgesloten met voorstellen die moeten leiden tot een verbetering van het wettelijk kader. Meer macht voor de consument? Een position paper ten behoeve van de Commissie Van Wijmen N.J.H. Huls en Z.D. Laclé. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2006 – Meijers reeks nr. 107. ISBN: 90-5454-697-2. Prijs: € 15,–. ‘Meer macht voor de consument?’ is een position paper dat in opdracht is geschreven van de Commissie Van Wijmen, die is belast met de advisering over de toekomstige inrichting van het advocatenberoep. De schrijvers beantwoorden vanuit een rechtssociologisch perspectief de in de maatschappij gerezen vragen over het recht in het algemeen en de rol van de advocaten in het rechtsbestel in het bijzonder. Het merkdepot te kwader trouw A.Tsoutsanis (dissertatie) Deventer: Kluwer 2005 – Meijers reeks nr. 103. ISBN: 90-1303252-4. Prijs: € 49,50. Over de vraag of een merk wel of niet te kwader trouw is gedeponeerd, wordt veel geprocedeerd. Dit boek geeft antwoorden aan de hand van een uitvoerig onderzoek. Naast het Benelux merkenrecht wordt het Europese merkenrecht besproken. Zo passeren de wortels van de Europese merkenwetgeving en de invulling van de Merkenrichtlijn de revue: niet alleen in de vijftien
oude lidstaten, maar ook in de tien nieuwe lidstaten. ■
Rechtseenheid en vermogensrecht E.M. Hoogervorst, I.S.J. Houben, P. Memelink, J.H. Nieuwenhuis, L.Reurich & G.J.M. Verburg (red.). Deventer: Kluwer 2005 – Meijers reeks nr. 102. ISBN: 90-1303-097-1. Prijs: € 40,–. ‘Eenheid in het recht’ is het thema van het BW Krant Jaarboek 21. De moderne tendensen van constitutionalisering en transnationalisering brengen mee dat de eenheid van het recht onder druk kan komen te staan. Elke bijdrage van deze bundel geeft in feite antwoord op de vraag of en hoe ten aanzien van een bepaald aspect van het vermogensrecht, de rechtseenheid gevaar kan lopen en hoe zij kan worden gewaarborgd.
■
Transnationale gezinnen in Nederland V. Van Den Eeckhout, C.J. Forder, E. Hooghiemstra, E. Nicolaï, S.K. van Walsum (red.). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers – Meiejrs reeks nr. 99. ISBN: 90-5454652-2. Prijs: € 35,–. In dit boek staan transnationale gezinnen centraal. Hiermee worden gezinnen bedoeld die met het vreemdelingenrecht te maken hebben. De vraag is of transnationale gezinnen door het recht en/of het Nederlandse beleid op een andere wijze worden benaderd dan andere gezinnen. Naast het familierecht en het vreemdelingenrecht en -beleid komen andere rechtsgebieden, zoals het internationaal privaatrecht, het socialezekerheidsrecht en het nationaliteitsrecht aan de orde.
■
Restructuring in the shadow of the law. Informal reorganisation in the Netherlands J.A.A. Adriaanse (dissertatie). Deventer: Kluwer 2005 – Meijers reeks nr. 97. ISBN: 90-1303-156-0. Prijs: € 55,–. Zowel in Europa als daarbuiten wordt wetgeving op het terrein van het faillissementsrecht verbeterd. De wijzigingen worden dikwijls gevoed door de behoefte zoveel mogelijk de liquidatie van bedrijven te voorkomen. Een efficiënte manier om bedrijven de mogelijkheid te bieden om weer levensvatbaar te worden, in de vorm van een informele reorganisatie, wordt dikwijls door wetgevers over het hoofd gezien. Het fenomeen van de informele reorganisatie staat centraal in dit boek. ■
Leiden Law Magazine ontvangen? Wilt u op de hoogte blijven van informatie over de Juridische Faculteit, zoals conferenties, nieuwe publicaties, personalia, en heeft u dit blad nog niet persoonlijk ontvangen, meld u dan aan voor de verzendlijst. U kunt zich opgeven per e-mail:
[email protected] óf telefonisch: 071 527 7608 o.v.v. naam, adres, telefoon en e-mail. Het blad is gratis en verschijnt vier keer per jaar. Als u bekenden heeft die ook het Leiden Law Magazine willen ontvangen, kunt u dat via bovenstaand e-mailadres of telefoonnummer doorgeven. Wij zullen dan voor verzending zorgdragen. Meer informatie over het Leiden Law Magazine en over de alumnivereniging Vereniging Vrienden van de Juridische Faculteit kunt u vinden op de website van de VVJF: www.law.leidenuniv.nl/alumni Colofon Redactie: Ankie Broekers-Knol, Clementine Breedveld, Michiel Tjepkema, Jeroen van Maarschalkerweerd met medewerking van de Vereniging Vrienden van de Juridische Faculteit (VVJF) en het Leids Universiteits Fonds (LUF) Redactie-fotograaf: Suzan Leenheer, Ankie Broekers-Knol Redactie-adres: Leiden Law Magazine, Steenschuur 25, kamer B4.17, 2311 ES Leiden E-mail:
[email protected] Website: www.law.leidenuniv.nl/alumni Verschijning: vier maal per jaar