Memorandum Verkiezingen 2014 Assuralia
VERZEKERAARS,
professionals in risicobeheer De verzekeringssector speelt een belangrijke aanvullende rol in de sociale zekerheid en draagt bij tot de overheidsfinanciën en de economie. In zijn aanbod aan producten en diensten zit een groot potentieel om de sociale en budgettaire gevolgen van de vergrijzing mee op te vangen. De regering kan er een hefboom voor beleidsmaatregelen in vinden tot nut van het algemeen.
1. DE VERZEKERING, AANVULLING EN TEGELIJK PARTNER VAN DE SOCIALE ZEKERHEID STIJGENDE UITGAVEN De stijgende uitgaven voor pensioenen enerzijds, medische en thuiszorg anderzijds, zetten de sociale zekerheid onder druk en maken de aanvullende rol van de private verzekering actueler dan ooit. In de sociale zekerheid nemen de private verzekeraars de arbeidsongevallen van de loontrekkenden zelfs volledig ten laste. Om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen, heeft de Studiecommissie voor de vergrijzing berekend dat er vanaf 2030 jaarlijks voor 17 miljard euro1 extra aan financiële middelen nodig zijn, dus enkel om de sociale zekerheid op peil te houden. Dat bedrag is even groot als het begrotingstekort dat de regering-Di Rupo bij haar aantreden op 6 december 2011 moest dichtfietsen. Bij gebrek aan budgettaire ruimte zouden de pensioenen, de gezondheidszorg en de afhankelijkheidszorg dankzij een partnership tussen de sociale zekerheid en de aanvullende verzekeringen financieel haalbaar moeten blijven. Binnen die context is de maatschappelijke rol van de verzekering onmiskenbaar.
1
Ongeacht de daling van de fiscale inkomsten als gevolg van de vergrijzing die geschat wordt op 6 miljard euro. Die daling is toe te schrijven aan het feit dat de pensioenen minder belast worden dan de lonen, dat gepensioneerden een ander verbruiksgedrag hebben, wat op zijn beurt leidt tot lagere inkomsten uit btw en accijnzen, dat ze niet meer investeren in onroerend goed, dat ze hun voertuig minder snel vervangen ...
4
Vandaag : •
•
•
Bedraagt het wettelijke pensioen van een werknemer gemiddeld 32 % van het laatste brutoloon; Blijft gemiddeld een kwart van de uitgaven in de gezondheidszorg, dit is ongeveer 9 miljard euro, voor rekening van de patiënt; Betaalt wie fysiek niet langer in staat is om voor zichzelf te zorgen (afhankelijkheid), zelf nagenoeg de volledige kosten van nietmedische zorgen (hulp bij het opstaan, het huishouden en het eten, bijvoorbeeld).
Memorandum : Verkiezingen 2014 Assuralia
2. DE ONONTBEERLIJKE ROL VAN DE AANVULLENDE VERZEKERINGEN 2.1 IEDEREEN EEN GROEPSPENSIOEN Vandaag kan 70 % van de loontrekkenden rekenen op een aanvullend pensioen gesloten via hun werkgever. Meer dan 95 % van die werkgevers heeft daarbij gekozen voor een verzekeraar. Om iedere loontrekkende de kans te bieden zijn toekomstige koopkracht veilig te stellen, moet het aanvullende pensioen nog meer ingeburgerd raken. De wet op de aanvullende pensioenen zorgde al voor een serieuze duw in de rug, maar nieuwe initiatieven dringen zich op om het aanvullende pensioen nog breder toegankelijk te maken. •
In de eerste plaats zouden de sociale partners meer oog kunnen hebben voor de koopkracht vanaf 65 jaar door (een deel van) de loonnorm en de indexering te oriënteren naar het aanvullende pensioen, eerder dan te focussen op onmiddellijke loonsverhogingen.
•
Assuralia pleit voor een vrij aanvullend pensioen voor loontrekkenden. Binnen het huidige fiscale kader zouden werkgevers zonder pensioenplan verplicht kunnen worden om een structuur in te richten die werknemers die dit wensen helpt een aanvullend pensioen te vormen (naar het voorbeeld van het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen).
•
In dezelfde gedachtegang zou wie tot een groepspensioenplan toegetreden is, zelf vrij de persoonlijke bijdragen moeten kunnen verhogen.
•
Een variante hiervan zou erin kunnen bestaan werknemers vanaf een bepaalde leeftijd de mogelijkheid te bieden een deel van hun brutoloon om te zetten in aanvullende bijdragen.
•
Overigens zouden ook de gepensioneerden hun aanvullende pensioen vrijer moeten kunnen aanwenden. Nu is de uitkering meestal beperkt tot de storting van een kapitaal, terwijl een deel onmiddellijk zou kunnen dienen voor de financiering van een hospitalisatie-, een zorg- (zie verder) of een uitvaartverzekering. Wat betreft het alternatief van de rente maken fiscale verplichtingen dit minder aantrekkelijk dan de storting van een kapitaal. Die formule is eenvoudig te stimuleren door een deel van dat bedrag vanaf de pensioenleeftijd vrij te maken van heffing, bijvoorbeeld binnen de perken van de aftrekbaarheid in het pensioensparen. Zo’n maatregel kan ten aanzien van de gepensioneerden dezelfde aantrekkingskracht hebben als het pensioensparen ten aanzien van de actieve bevolking.
•
Verzekeraars en pensioenfondsen moeten in alle opzichten op gelijke voet kunnen werken.
De wet op de aanvullende pensioenen verplicht de werkgevers nog altijd een gewaarborgd rendement aan te bieden van 3,75 % (persoonlijke bijdragen van de loontrekkende) en 3,25 % (werkgeversbijdragen), terwijl de rente op staatsobligaties over tien jaar al geruime tijd veel lager ligt2. Bij gebrek aan afstemming van die waarborg op de geldende rentevoeten op de financiële markten zouden werkgevers kunnen afhaken.
2
Eind 2013 bedroeg de rente op staatsobligaties over tien jaar 2,59 % in België. In onze buurlanden was dit nog minder (2,3 % in Frankrijk, 2,2 % in Nederland en slechts 1,76 % in Duitsland).
5
2.2 ESSENTIËLE AANVULLING OP HET INDIVIDUELE PENSIOEN Individuele spaarinspanningen op lange termijn die tot doel hebben het inkomensverlies op de pensioenleeftijd op te vangen, zouden een essentieel element moeten blijven binnen een evenwichtig pensioenbeleid, dat steunt op drie pijlers (wettelijk pensioen, groepspensioen en individueel pensioen). Individuele pensioenspaarproducten zijn eenvoudig en onmiskenbaar populair, inclusief bij jongeren en personen met een beperkt inkomen. De voorzorg van 2,7 miljoen Belgen die aan pensioensparen doen, en de 1,5 miljoen die vertrouwen in verzekeringsproducten als spaarmiddel op lange termijn is verdere aanmoediging waard.
2.3 AFHANKELIJKHEID Door de demografische evolutie stijgt de vraag naar niet-medische zorgen, meer in het bijzonder voor de personen die zich, door hun gezondheidstoestand of hun hoge leeftijd, niet meer of moeilijk kunnen verplaatsen, wassen, eten of het huishouden doen. Een hele waaier aan activiteiten gaat daarmee open. Zo heeft Frankrijk op twee jaar tijd 290.000 banen gecreëerd in de niet-medische zorg voor personen met zeer uiteenlopende opleidingsniveaus. Om die kosten te kunnen dragen - ongeacht of het om thuiszorg gaat dan wel zorgen in een rust- en verzorgingstehuis - zal de zorgverzekering op de ene of andere manier een aanmoediging moeten krijgen. De Vlaamse zorgverzekering is een eerste maar kleine stap. Dat wordt een sprong als werknemers via de groepsverzekering vrij kunnen kiezen voor een bijkomende dekking voor dergelijke zorgen. En waarom zouden wij kinderen en kleinkinderen niet aanzetten om deze verzekering te financieren ten gunste van hun (groot)ouders via een fiscale aftrekbaarheid zoals voor de onderhoudsuitkeringen?
6
Memorandum : Verkiezingen 2014 Assuralia
3. TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN MET HET OOG OP EEN FLEXIBELER BEHEER Het duidelijke succes van Tax-on-web toont aan dat de burger de toegevoegde waarde van technologie met het oog op een betere dienstverlening weet te appreciëren. De intrede van IT, in de zin dat burger en cliënt op ieder ogenblik bepaalde informatie binnen handbereik hebben, zet zich overal fors door. Ook de verzekeringsondernemingen sluiten aan bij deze trend. En dus ondertekende Assuralia graag met de minister en de dienst voor Administratieve Vereenvoudiging het protocol dat de elektronische facturatie promoot. Daarnaast verwacht Assuralia veel van het Wetboek van economisch recht dat digitale documenten een wettelijke waarde moet geven. Dit zou de verzekeringnemer bijvoorbeeld in alle veiligheid toegang geven tot de algemene voorwaarden van zijn overeenkomst. De sector is voorstander van vooruitgang in het gebruik van de digitale technologie die - in zoverre een aantal ontwikkelingen op regelgevend vlak dit toelaten - het beheer flexibeler zou maken.
3.1 BEWIJS VAN DE OVEREENKOMST EN DE AANPASSINGEN ERVAN Om het bestaan van een verzekeringsovereenkomst, de inhoud en iedere aanpassing ervan te bewijzen schrijft de wet een geschrift voor. Bovendien moet iedere wijziging via een aangetekend schrijven gebeuren. Dit is een aanzienlijke administratieve last die iedereen op kosten jaagt. Als oplossing daarvoor heeft de Commissie voor Verzekeringen een alternatief reglement opgesteld dat ze graag in een wetsvorm had gezien. De verzekeringnemer verneemt daarbij op de vervaldag van de overeenkomst alle mogelijke wijzigingen in de polis, waarna hij bedenktijd krijgt. De betaling van de premie zou dan gelden als bewijs van aanvaarding.
Door af te stappen van de papieren versie zou ook de fysieke archivering van individuele overeenkomsten verdwijnen aangezien de verzekeringsvoorwaarden permanent beschikbaar zouden zijn op de website van de verzekeraar, met de vanzelfsprekende waarborg dat het om de juiste versie gaat. De efficiëntiewinst die hiermee zou gepaard gaan, is overduidelijk.
3.2 GEBRUIK VAN HET RIJKSREGISTERNUMMER EN TOEGANG TOT HET RIJKSREGISTER In een aantal specifieke maar vaak voorkomende situaties zou het gebruik van het rijksregisternummer praktische en soms aanzienlijke problemen oplossen ten voordele van de verzekeringnemer. Zo zou een onderneming een totaalbeeld hebben van alle polissen op naam van een verzekerde om dubbele verzekering te vermijden. De verzekerde zou ook baat hebben bij deze gerichte toegang tot het rijksregister: bijvoorbeeld, wanneer iemand verhuist en vergeet de verzekeraar hiervan op de hoogte te brengen, dan kan het aantal vervaldagberichten en onbeantwoorde herinneringen buiten zijn medeweten oplopen, en loopt hij het risico niet meer verzekerd te zijn.
3.3 TOEGANG TOT STRAFDOSSIERS Ongevallen kunnen soms zo complex zijn (in het bijzonder auto-ongevallen) dat het noodzakelijk is voor verzekeraars het strafdossier te raadplegen om zich te kunnen uitspreken over de aansprakelijkheden. Nu de informatisering geleidelijk doorgevoerd wordt binnen Justitie, en met alle respect voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zou de raadpleging online van het strafdossier het werk van de griffies vergemakkelijken zodat het beheer van de schadegevallen ten voordele van de slachtoffers sneller verloopt. 7
4. EEN VOORAANSTAANDE SPELER VOOR DE OVERHEIDSFINANCIËN EN DE WERKGELEGENHEID 4.1 FINANCIERING VAN DE ECONOMIE Om de rechten van de verzekerde op ieder moment te vrijwaren, schrijft de Belgische regelgeving de verzekeringsondernemingen voor dat ze hun verbintenissen voor de volle 100 % dekken via voorzichtige beleggingen. Deze dekkingswaarden vormen een afzonderlijk patrimonium binnen de onderneming. Dit afzonderlijke patrimonium is voorbehouden en exclusief bestemd voor de verzekerden en wordt bovendien van zeer dichtbij bewaakt door de Nationale Bank. Deze dekkingswaarden waarborgen de soliditeit en de continuïteit van de verzekeringsondernemingen.
Met het oog op veiligheid legt de regelgeving op deze dekkingswaarden te spreiden: aandelen, participaties, onroerende goederen, leningen en obligaties. De obligaties vertegenwoordigen 80 % van de reserves en maar liefst 68,8 miljard euro is geïnvesteerd in Belgische staatsobligaties. Daarmee bezitten de verzekeraars 18% van de Belgische staatsschuld. Deze binnenlandse vraag draagt ertoe bij dat deze staatsschuld een goede internationale rating krijgt, zodat ons land kan blijven lenen tegen lage rente. In hun hoedanigheid van beheerders van fondsen op (zeer) lange termijn, leveren
Evolutie en uitsplitsing van beleggingen (in miljoenen euro) 250000 227.143
230.876
2010
2011
241.143
200000 161.576 150000
93.868
100000
52.647 50000
0
1995
2000
2005
Terreinen en gebouwen
Aandelen en andere effecten met variabele opbrengst
Participaties
Obligaties en andere vastrenten de effecten
2012
Hypothecaire leningen, schuldvorderingen, deposito's en andere beleggingen
Bron : Assuralia 8
Memorandum : Verkiezingen 2014 Assuralia
de verzekeraars tevens een aanzienlijke bijdrage aan de financiering van de economie. Zij bezitten immers 57,5 miljard euro aan bedrijfsobligaties, 10 miljard euro aan aandelen en participaties en 12,2 miljard euro aan leningen en hypothecaire kredieten, hetgeen de toegang tot wooneigendom vergemakkelijkt en een directe injectie in de bouwsector betekent. De verzekeraars zijn dus ook goed geplaatst om actief deel te nemen aan het economische herstel via de financiering van infrastructuurprojecten die de overheid voor ogen heeft.
Onderverdeling obligatieportefeuille
31,7%
Ondernemingen
40,5%
Belgische overheden
4.3 UITGEKEERDE VERGOEDINGEN EN SOMMEN In België rijden zowat 5,4 miljoen personenauto’s rond. In 2012 waren die allemaal samen goed voor 353.300 ongevallen waarvoor de verzekeraars 1,235 miljard euro aan slachtoffers uitbetaald hebben. De vergoeding van de 32.070 ongevallen met lichamelijke schade bedraagt gemiddeld 16.137 euro. De 600 zwaarste ongevallen kosten gemiddeld 418.000 euro per dossier. Ten gevolge van het noodweer tijdens de zomer van 2011 alleen al ontvingen 57.862 getroffenen gemiddeld meer dan 2.810 euro van de verzekeraars, met uitlopers tot een schadevergoeding van 300.000 euro voor een woning. In 2012 beheerden de brandverzekeraars 39.246 stormdossiers en 7.995 overstromingsdossiers. De gemiddelde kost daarvan per schadegeval bedroeg respectievelijk 1.641 en 3.534 euro.
5,0%
Internationale Organisaties
22,8%
Overige staten
Bron : Assuralia (eind 2013)
4.2 FINANCIËLE BIJDRAGE AAN DE MAATSCHAPPIJ 2,4 miljard euro per jaar: zoveel betaalt de sector, los van de vennootschapsbelasting, jaarlijks aan taksen, bijdragen en andere financieringen: • • • • •
• • • • •
Taks op de verzekeringspremie; Taks ten gunste van het RIZIV op auto-, hospitalisatie- en arbeidsongevallenpolissen. Abonnementstaks op de voorzieningen in de individuele levensverzekering; Financiering van het Bijzonder beschermingsfonds voor deposito’s in de levensverzekering; Financiering van het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds dat verkeersslachtoffers vergoedt wanneer het aanrijdend voertuig gestolen, niet verzekerd, of niet geïdentificeerd is; Financiering van de Ombudsman van de verzekeringen; Financiering van het Fonds voor de sectorale opleiding van risicogroepen (Fopas); Financiering voor 75 % van het Fonds voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening; Aanzienlijke financiering van Bob; Financiering van het Fonds voor vakbondsopleiding.
Op meer dan 2,2 miljoen werknemers (in voltijdse equivalenten) in de privésector, deden er zich 157.131 arbeidsongevallen voor in 2012, voor een totaalbedrag van een miljard euro aan prestaties. Bijna anderhalf miljoen loontrekkenden hebben een groepsverzekering, voor een totale reserve van 48 miljard euro. Dit is een aanvullend pensioen van gemiddeld 32.000 euro per begunstigde. In de individuele levensverzekering kunnen de gezinnen rekenen op 121 miljard euro aan voorzieningen. Dat is, in de veronderstelling dat ieder gezin een levensverzekering heeft 26.888 euro per gezin.
4.4 WERKGELEGENHEID De economische crisis van 2008 heeft de werkgelegenheid in de verzekeringssector niet aangetast. De verzekeringsondernemingen stellen 24.000 personen te werk. De tussenpersonen (makelaars en agenten) nog eens 17.000 extra. De verzekering verschaft niet alleen rechtstreeks werk aan 41.000 mensen met een contract van onbepaalde duur, maar creëert ook werk voor andere beroepen (juridische, fiscale, paramedische en in de expertise en de herstelling).
Het totale bedrag komt ongeveer overeen met het dubbele van de loonlast van de sector
9
5. ANTICIPEREN MET HET OOG OP EEN GROTERE DOELTREFFENDHEID 5.1 SAMEN WERKEN AAN HET ALGEMEEN WELZIJN Via overleg en anticipatie kunnen de verzekeraars en de overheid doeltreffender worden. Door nauwe samenwerking tussen de openbare en de private sector vonden de voorbije jaren niet verzekerde risico’s dekking, zoals de schade naar aanleiding van de natuurrampen, terrorisme, therapeutische ongevallen en technologische ongevallen. Daar mogen ook nog de inspanningen aan toegevoegd worden om de toegang tot het gerecht te vergemakkelijken. Dit zijn allemaal voorbeelden van hoe de overheid en de verzekeringssector samen kunnen bijdragen aan het algemeen welzijn.
5.2 VOORWAARDEN OM TE SLAGEN Om hun maatschappelijke rol volledig te kunnen vervullen en met het oog op het welslagen van hun partnership met de overheid vestigen de verzekeraars de aandacht op drie elementen.
5.2.1
DE TECHNIEK VAN DE VERZEKERING RESPECTEREN
De verzekeraars kunnen hun bijdrage en knowhow om de maatschappelijke uitdagingen aan te gaan slechts leveren als de overheid rekening houdt met de technische en prudentiële vereisten die eigen zijn aan hun beroep.
5.2.2
DE IMPACT VAN IEDER WETGEVEND INITIATIEF OP VOORHAND BEREKENEN
In de mate dat van de verzekeraars verwacht wordt dat ze een aanvullende rol spelen, vragen zij met nadruk dat ze betrokken worden bij de debatten en overlegrondes in alle dossiers die mogelijk een impact hebben op hun activiteit. De sector vraagt daarnaast aan de overheid om systematisch rekening te houden met de realiteit te velde wanneer zij nieuwe maatregelen invoert. Met name vraagt de sector bijzondere aandacht voor de uitvoeringstermijnen wanneer de hervormingen belangrijke wijzigingen meebrengen voor de administratieve en IT-procedures en qua opleiding van het personeel.
10
Memorandum : Verkiezingen 2014 Assuralia
5.2.3
KIEZEN VOOR PRODUCTIEVE BEGROTINGSMAATREGELEN
De verzekeringssector is zich terdege bewust van de onafwendbaarheid van de begrotingsmaatregelen. Toch zouden er een aantal lessen uit het verleden moeten getrokken worden. Sommige maatregelen hebben immers een negatieve en soms zelfs desastreuze impact gehad op de ontwikkeling of zelfs het voortbestaan van bepaalde verzekeringsactiviteiten, zonder dat daarbij het verwachte resultaat voor de begroting gehaald is. De invoering op 1 januari 2006 van de 1,1 %-taks op de premies voor individuele levensverzekeringen leidde tot een daling met 4,5 miljard euro van het premieinkomen. De verhoging van diezelfde taks naar 2 % op 1 januari 2013 zorgde voor een nog grotere daling van
33 % van het premie-inkomen. Op jaarbasis tuimelt het premie-inkomen in de individuele levensverzekering zo tot amper 11 miljard euro, terwijl in 2005, net voor de invoering van de taks, datzelfde premie-inkomen nog 21 miljard euro bedroeg. Die vaststelling is des te meer betreurenswaardig voor de levensverzekering - die goed is voor twee derde van de omzet van de sector - wanneer blijkt dat de verwachte opbrengst van de begrotingsmaatregel niet zal gehaald worden. Om zo’n dubbele teleurstelling te vermijden, pleiten de verzekeraars voor voorafgaand en diepgaand overleg.
Incasso Leven Individueel (in miljarden euro) 15
14,74 14,38 12,54
12,61
13,06 12,20
12
11,90 11,38
9
6
7,04
6,33 4,89
4,19
3,96 3,02
3
1,74
1,37
1,91
2,20
0
2005
2006
2007
2008
Individueel gewaarborgde rente
2009
2010
2011
2012
2013 est.
Individueel gekoppeld aan beleggingsfondsen Bron : Assuralia
11
Beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen de Meeûssquare, 29 — 1000 Brussel — T : 02.547.56.11 — F : 02.547.56.00 —
[email protected]
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER : W. ROBYNS : LEYSSTRAAT, 48 – 1000 BRUSSEL