InterRio Memorandum verkiezingen 2014 Inhoud 1 Financiering rioolbeheer en tariefstructuur ............................................................................... 1 1.1 Voor rioolkost en wegherstel ............................................................................................. 2 1.1.1 Gemeentelijke saneringsbijdrage op de drinkwaterfactuur ......................................... 2 1.1.2 Subsidies Vlaams gewest inclusief middelen lokaal pact ........................................... 3 1.1.3 Bijdrage voor versnelde afvoer van regenwater ......................................................... 4 1.1.4 Algemene middelen gemeenten ................................................................................. 5 1.1.5 Tariefstructuur ............................................................................................................. 7 1.2 Voor opwaardering van het openbaar domein .................................................................. 7 2 Doelstellingen rioolbeheer ........................................................................................................ 8 3 Doorlooptijden van projecten verlagen ..................................................................................... 8 3.1 Riolen langs gewestwegen ................................................................................................ 8 3.2 Afstemming met bovengemeentelijke projecten ................................................................ 9 3.3 Duidelijke richtlijnen buffering ............................................................................................ 9 3.4 Nutsleidingen ................................................................................................................... 10 3.5 Onteigening en wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut ...................................... 10 3.6 Archeologisch onderzoek ................................................................................................ 11 3.7 Aanpak privédomein – afkoppelen regenwater ............................................................... 11 4 Keuring en handhaving privéwaterafvoer ............................................................................... 11 5 Organisatie van de watersector .............................................................................................. 11
1 Financiering rioolbeheer en tariefstructuur InterRio vraagt de uitwerking van een sluitende financiering voor investeringen in (vervanging en uitbreiding) en beheer van het rioolstelsel. Hiervoor moeten verschillende pijlers uitgewerkt worden zodat de restfactuur die betaald moet worden uit de algemene middelen van de gemeenten voor alle gemeenten haalbaar wordt.
De Vlaamse overheid kan het kader
opmaken voor de verschillende pijlers. De gemeenten en rioolbeheerders kunnen dan zelf bepalen in welke mate ze de verschillende pijlers aanwenden om de financiering sluitend te krijgen. Ter illustratie van de financieringsnood enkele cijfers uit het rapport:” VMM (2010), Financiering noodzakelijke saneringsinfrastructuur op gemeentelijk vlak” Hierin wordt een inschatting gemaakt
op basis van kasstromen
1
(uitgaven en ontvangsten) in de periode 2009-2027 (18 jaar) :
1
Gebruikte standaardprijzen omvatten riolering en wegherstel maar geen opwaardering van de weg (in het buitengebied: 825 €/m inzamelriool en 600 €/m transportriool; in het centraal gebied: 825 €/m riool; IBA’s: 5677 €/installatie) . Als afschrijvingstermijn/vervangingstermijn werd met 1,3% van de nieuwwaarde gerekend en als onderhoudskost 0,7% van de nieuwwaarde. Tijdsspanne van 18 jaar (2010-2027).
1/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
Uitgaven (inclusief wegherstel, exclusief opwaardering weg) :
Exploitatie in het buitengebied (0,7%) en vervanging en exploitatie in het centraal gebied (2%):
Investeringen in ontbrekende infrastructuur: (gemeentelijk aandeel, 700 milj € lokaal pact reeds in
o
7,875 miljard € of 438 miljoen €/jaar
mindering) o o
6,724 miljard euro of 374 milj €/jaar
Ontvangsten:Subsidies Vlaams gewest o
2,106 miljard € of 117 milj €/j
o
6,091 miljard € of 338 milj €/j
Tekort: o
6,402 miljard € of 356 milj €/j
Voor cijfers over het aandeel dat de gemeenten zelf uit algemene middelen moeten halen en voor enkele cijfervoorbeelden voor individuele gemeenten zie het hoofdstuk algemene middelen gemeenten.
1.1 Voor rioolkost en wegherstel 1.1.1 Gemeentelijke saneringsbijdrage op de drinkwaterfactuur Het plafond op de gemeentelijke saneringsbijdrage kan nog wat stijgen. Maximaal plafond af te toetsen met de OESO-norm –(hoeveel percent van het gemiddeld basisinkomen kan besteed worden aan water). In het rapport Pricing Water Resources and Water and Sanitation Services, OECD (2010) stelt de OESO dat verschillende instanties en studies een grens voor betaalbaarheid van de waterfactuur (totale waterfactuur) vermelden van 3 tot 5% van het beschikbaar inkomen of 3 tot 5% van de huishoudelijke uitgaven. De OESO stelt ook dat er geen absolute grens voor betaalbaarheid bestaat. Zulke grenzen moeten lokaal besproken worden en het kan nodig zijn deze na verloop van tijd te herzien.
Enkele cijfers: Een 3-persoonsgezin verbruikt gemiddeld 108 m³ leidingwater per jaar en betaalt hiervoor (op 01.01.2011) 415,81 €/jaar aan zijn watermaatschappij, zijnde 169,41 €/jaar voor de drinkwaterlevering, 102,67 € bovengemeentelijke saneringsbijdrage (=0,8968 €/m³*1,06 (btw)*108 m³/jaar)
en 143,73 € gemeentelijke saneringsbijdrage (=1,2555
€/m³*1,06 (btw)*108 m³/jaar). De gemiddelde uitgave van een huishouden in het Vlaams gewest was 35600 euro in 2009 (Huishoudbudgetonderzoek 2009 FOD economie) en het gemiddeld beschikbaar inkomen van een huishouden in het Vlaams gewest was 42596 euro in 2009 (Huishoudbudgetonderzoek 2009 FOD economie). De armoededrempel voor een gezin bestaande uit 2 volwassenen en 1 kind bedroeg in 2010 12005 € * (1+0,5+0,3)= 21609 €/jaar.
Saneringsopbrengsten berekend op basis van de inkomsten 2008 getransponeerd naar het maximaal tarief voor 2009: 1,2222 euro/m³. Subsidies: 117 miljoen €/jaar.
2/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
Een waterfactuur van 416 €/jaar is 1,17% van de gemiddelde uitgaven van een huishouden, 0,98% van het gemiddeld beschikbaar inkomen van een huishouden en 1,93% van het beschikbaar inkomen van een gezin met 2 volwassenen en 1 kind op de armoedegrens (let wel waterfactuur in 2011, info huishoudens 2009, info armoedegrens 2010).
Gezien het belang van betaalbaar drinkwater kan de drinkwaterfactuur onmogelijk de enige pijler blijven waarmee de saneringsopdracht gefinancierd wordt. De saneringsbijdrage wordt betaald door diegene die het drinkwater verbruikt. De huurder in een huursituatie.
1.1.2 Subsidies Vlaams gewest inclusief middelen lokaal pact Systeem van toekenning grondig te herzien met tweeledige doelstelling:
Koppeling met de doelstellingen
Middelen kunnen meegenomen worden in de meerjarenplanning en de beleids- en beheerscyclus
van
samenwerkingsverbanden
de
gemeenten
en
de
intergemeentelijke
en bieden zo meer zekerheid over
waar
een
initiatiefnemer echt zal kunnen op rekenen. Fonds voor de ondersteuning van uitbreidingsinvesteringen en optimalisatieprojecten (extra IE’s en/of equivalente IE’s)
Middelen worden gekoppeld aan de doelstellingen van het GUP (2 blokken van 6 jaar)
Enveloppesysteem: o
elke gemeente weet op voorhand (elke 3 of 6 jaar) op welke middelen ze zal kunnen rekenen als de doelstellingen (x extra IE aangesloten) worden bereikt. Subsidie wordt toegekend a rato van het aantal extra IE dat wordt aangesloten of het aantal equivalente IE (regenwater) dat wordt afgekoppeld. De gemeenten/rioolbeheerders kiezen zelf welke projecten ze uitvoeren om het aantal gevraagde IE te bereiken.
o
middelen worden verdeeld met een verdeelsleutel a rato van het aantal gevraagde IE (kan berekend worden uit de GUP projecten plus toekomstige ontwikkelingen ) per uitvoeringstermijn en met een correctiefactor voor de fiscale draagkracht van de gemeente. Elke uitvoeringstermijn van 6 jaar zal dus een andere verdeelsleutel geven.
o
Deze werkwijze belet niet dat er door de ambtelijke commissie een kwaliteitscontrole
gebeurt
voor
elk
project
waarvoor
de
gemeente/rioolbeheerder Vlaamse subsidies aanwendt Fonds voor vervangingsinvesteringen en onderhoud van het bestaande stelsel
enveloppesysteem – verdeelsleutel a rato van de waarde van het bestaande stelsel en met correctiefactor voor fiscale draagkracht
3/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
gemeenten kiezen zelf waarvoor ze deze middelen aanwenden in het bestaande stelsel
de subsidiërende overheid kan algemene voorwaarden stellen
Gezien de wijzigende doelstellingen zal de grootte van beide fondsen evolueren in de tijd. Naast een grondige wijziging van het systeem van toekennen van subsidies, vraagt InterRio een verhoging van gewestelijke subsidies voor rioolprojecten. Het gaat om projecten die ervoor moeten zorgen dat Vlaanderen Europese doelstellingen haalt. Bovendien zullen vele gemeentelijke wegen- en rioolwerken de economie aanzwengelen en ondersteunen op een veel effectievere manier dan grote weinig rendabele prestigeprojecten die lang aanslepen. Investeringen in rioleringen en wegenis is ook investeren in mobiliteit en verkeersveiligheid en heeft een grote maatschappelijke meerwaarde die onmiddellijk voelbaar wordt.
1.1.3 Bijdrage voor versnelde afvoer van regenwater 50 à 60% van de rioolkost wordt veroorzaakt door de afvoer van regenwater. Ook dient men het regenwater zoveel mogelijk ter plaatse vast te houden en te infiltreren om wateroverlast te vermijden, om de grondwatertafel aan te vullen, om overstortwerking van het vuilwaterstelsel te vermijden. Daarom is het wenselijk een vermijdbare bijdrage in te voeren op de versnelde afvoer van regenwater. Deze bijdrage zal gedeeltelijk een ecologische stimulans hebben (als men het regenwater op eigen terrein kan infiltreren vermijdt men de bijdrage) en gedeeltelijk financierend zijn. De bijdrage wordt aangerekend a rato van m² aangesloten verharding. De bijdrage op versnelde afvoer is vermijdbaar als men het regenwater volledig afkoppelt van de publieke ruimte. Deze bijdrage wordt betaald door eigenaars, niet door huurders. Dit in tegenstelling tot de saneringsbijdrage op de drinkwaterfactuur die betaald wordt door de gebruikers van het drinkwater (huurders ingeval van een huurwoning). InterRio pleit er uitdrukkelijk voor om de afvoer van hergebruikt regenwater niet te onderwerpen aan een tarief. Gezien de drievoudige functie van hergebruik (duurzaam watergebruik, vertraging van de afvoer en aanvulling van centrale waterproductie met lokaal autonoom
gebruik)
is
het
aangewezen
het
dubbel
financiële
voordeel
(lagere
drinkwatercomponent en lagere saneringsbijdrage) van hergebruik te behouden. Dit is nuttiger en effectiever dan een van beide af te schaffen en daarna een aparte procedure in het leven te roepen om het hergebruik van regenwater via subsidies te ondersteunen.
4/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
Bij het bepalen van de hoogte van deze bijdrage tov andere pijlers in de tariefstructuur zullen gemeenten/rioolbeheerders er rekening mee moeten houden dat deze bijdrage voor een deel vermijdbaar is. Een cijfervoorbeeld: In Duitsland bedragen de gemiddelde bijdragen:
1,95 €/m³ drinkwater
0,89 €/m² gesloten oppervlak die naar de riolering afwatert
(zie presentatie Vlario en WTE RIO d12-229)
Uit het ondersteunend Onderzoek Actualisatie MIRA Achtergronddocument Bodem – Thema Bodemafdichting, Studie uitgevoerd in opdracht van MIRA, Milieurapport Vlaanderen, MIRA/2011/04, Januari 2011 blijkt:
26% van de Vlaamse kadastrale oppervlakte is bebouwd (3546 km²). Als we hiervan 1054 m² voor wegenis (terreinen voor vervoer en telecommunicatie) en 250 km² recreatiegebieden in mindering brengen, schiet er 2242 km² over. Een verfijnde bodemafdichtingskaart toont dat slechts 13% van de Vlaamse oppervlakte werkelijk afgedicht is. Van de 2242 km² schatten we daarom dat de helft werkelijk afgedicht is (1121 km²).
Stel dat van 1121 km² afdichting door bebouwing (exclusief wegenis en recreatiegebied) 25% (280 km²) niet kan afgekoppeld worden dan zal een
bijdrage van 0,89 €/m² jaarlijks 250 miljoen euro (=0,89 €/m²*280000000m²)
opbrengen.
Voor een woning met een verharde oppervlakte van 120m² die niet kan afkoppelen betekent een bijdrage van 0,89 €/m² een jaarlijks bedrag van 107 euro. Voor een woning met een verharde oppervlakte van 80 m² die niet kan afkoppelen betekent een bijdrage van 0,89 €/m² een jaarlijks bedrag van 71 euro. Deze bijdragen moeten betaald worden door eigenaars, niet door huurders.
1.1.4 Algemene middelen gemeenten Met ‘algemene middelen van de gemeenten bedoelen we gemeentelijke middelen andere dan de hierboven opgesomde inkomstenbronnen. Het restbedrag dat door de gemeenten uit hun algemene middelen moet gefinancierd worden, moet voor elke gemeente haalbaar zijn. Dat betekent dat de financiering uit deze pijler nooit boven
een
bepaald
percentage
van
de
algemene
gemeentelijke
middelen
(belastingontvangsten en fondsen) mag gaan, omdat die nu eenmaal ook worden ingezet voor de financiering van de rest van de gemeentelijke werking. Belangrijk is verder dat gemeenten kunnen blijven rekenen op de al tien jaar bestaande jaarlijkse stijging van het Gemeentefonds met 3,5%. We wijzen ook op het probleem dat het aangaan van leningen ten gevolge van de bankencrisis steeds moeilijker wordt.
5/12
Banken staan minder graag leningen toe met een
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
looptijd van 20 jaar, of vragen er zeer hoge marges voor. Ook het beschikbare leningenvolume zelf is beperkter dan voorheen. Budgettair maakt het voor een gemeente een heel verschil als ze rioolinvesteringen met leningen op twintig jaar kan financieren, dan wel de leningen al in tien jaar moet terugbetalen. Enkele cijfers over het aandeel dat gemeenten zelf uit hun algemene middelen moeten bijleggen om het gat tussen uitgaven en ontvangsten (het saldo) te dichten2: % = saldo bij te passen uit algemene middelen/totale ontvangsten gewone dienst (2010) <=5%: 94 gemeenten, waarvan 10 gemeenten met een negatief saldo >5-<=15%: 170 gemeenten >= 15%: 44 gemeenten
Enkele cijfervoorbeelden voor individuele gemeenten (uitgaven en ontvangsten inclusief wegherstel en exclusief opwaardering weg in miljoen €/jaar, aannames zoals beschreven in voetnoot 2)
Gemeente
#inw
Wegen
Uitg
Uitg uitbr
Ontvangst
Ontvangst
Saldo:
Saldo/Ontv
(km)
bestaand
over 17
bijdrage
subs en
uitgn min
Gewone
net (milj
jaar (milj
en verg
lokaal
ontvangstn
Dienst
€/j)
€/j
(milj €/j)
pact (milj
(milj €/j
2010
€/j)
(%)
1
90000
465
4,89
1,14
6,03
0,37
-0,36
-0,22
2
14000
241
0,83
3,69
0,44
1,22
2,87
23,18
3
6500
176
0,31
2,64
0,22
0,90
1,84
28,42
4
5000
23
0,23
0,01
0,27
0,003
-0,04
-0,48
2
saldo= verschil tussen uitgaven en ontvangsten
Uitgaven: 2% bestaand stelsel en uitbreiding rioolnet over 17 jaar (op basis van meters zoneringsplannen, aanname dat 26,7% van de meters riool in het buitengebied reeds is aangelegd en dat 80% hiervan herbruikbaar is. Ook aanname dat 9% van de meters in het buitengebied opdracht zijn voor het gewest, 91% is voor de gemeente. Zie ook het rapport “VMM (2010), Financiering noodzakelijke saneringsinfrastructuur op gemeentelijk vlak” Gebruikte standaarprijzen: Inzamelleiding: 500 €/m excl. wegherstel ; 825 €/m incl. wegherstel, excl. opwaardering weg Transportleiding: 500 €/m excl. wegherstel; 600 €/m incl. wegherstel, excl. opwaardering weg IBA’s: 5677 €/IBA Ontvangsten: Sanering: (inkomsten 2009 x max tarief 2010)/tarief 2009 (-4,5% inning) Rioolsubsidies Vlaams gewest: 109 milj €/j: x 17 jaar: 1,85 miljard € Lokaal pact: 700 miljoen € (rioolsubsidies + lokaal pact)/totale rioolkost (excl. wegherstel) buitengebied (%) = (1,85 miljard € + 700 miljoen €)/5,21 miljard € x100 = 49% van de pure rioolkost door het gewest (subsidies en/of lokaal pact) 5,21 miljard euro is de totale uitgave (pure riooluitgave zonder wegherstel) voor de uitbouw van het ontbrekende stelsel (berekend cfr. de standaardprijzen van het rapport VMM (2010), Financiering noodzakelijke saneringsinfrastructuur op gemeentelijk vlak”
6/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
1.1.5 Tariefstructuur De saneringsbijdrage op de drinkwaterfactuur is een inkomstenbron die daalt naarmate het drinkwatergebruik daalt. Zuinig drinkwatergebruik is een doelstelling van de Vlaamse overheid en van de gemeentebesturen. Een aanzienlijk deel van de kosten aan rioolinfrastructuur zijn echter vaste kosten. Men dimensioneert ook op mogelijke extreme omstandigheden. Daarom is het aangewezen dat de mogelijkheid wordt geboden om een vaste capaciteitscomponent in de tariefstructuur op te nemen. De verhouding tussen zo’n vaste capaciteitscomponent en de bijdragen met ecologische stimuli moet zo zijn dat ecologische sturing (minder drinkwater gebruiken en verhardingen meer afkoppelen van het publiek domein) behouden blijft. Voor de hemelwaterbijdrage kan men bijvoorbeeld ook denken aan correcties voor soorten ondergrond, gedeeltelijke afkoppeling, … . Het kader voor de tariefstructuur met haar verschillende pijlers (saneringsbijdrage, bijdrage versnelde afvoer, …) wordt opgemaakt door de Vlaamse overheid. De gemeenten en hun rioolbeheerders bepalen zelf in welke mate ze op welke pijler inzetten (hoogte bijdragen, toepassing vrijstellingen, reducties, …). Info over de verschillende tariefstructuren in andere Europese landen is terug te vinden in het rapport “Vergelijking van de kostprijs van water/afvalwater/hemelwater voor de gebruikers in verschillende Europese landen, VMM/Arcadis (2012)” (RIO d13-072).
1.2 Voor opwaardering van het openbaar domein Bij een rioolproject moet ook de weg en het openbaar domein boven de riolering opgewaardeerd worden. Net deze opwaardering creëert een extra meerwaarde en maatschappelijk draagvlak. Een aangename publieke ruimte voor vele volgende jaren is ook een verantwoording voor de hinder die de werken hebben veroorzaakt. We stellen echter vast dat het in veel gemeenten moeilijk wordt om bij noodzakelijke rioolinvesteringen te volgen met de financiering van de wegenwerken. Opwaardering van gemeentelijke wegen wordt gefinancierd door gemeentelijke algemene middelen. Om de noodzakelijke investeringen in openbaar domein, verkeersveiligheid en mobiliteit (meestal ook gekoppeld met de rioolinfrastructuur) te kunnen blijven volhouden of in vele gevallen op te drijven, moet de algemene financiële situatie van de gemeenten versterkt worden. Er is een grondig debat nodig over de financiering van de verkeersinfrastructuur en de mobiliteit.
7/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
2 Doelstellingen rioolbeheer Naast het verder uitwerken van de doelstellingen en de prioriteiten is een koppeling en afstemming met de financiering noodzakelijk. Wat is de koppeling tussen de gemeentelijke saneringsopdracht en de goede toestand van de waterlopen? We vragen duidelijkheid over de verantwoordelijkheden inzake deze doelstellingen. Geef duidelijkheid over de afbakening van het definitief gemengd gebied op basis van een kosten baten analyse.
3 Doorlooptijden van projecten verlagen De doorlooptijden van projecten zijn te lang. Dikwijls zijn het gecombineerde dossiers die het langst aanslepen. Meer afstemming tussen de verschillende partners en de financierende bronnen in projecten is broodnodig.
3.1 Riolen langs gewestwegen De Vlaamse regering stelde zich de vorige legislatuur als doelstelling om de achterstand in het structureel onderhoud van de gewestwegen de komende jaren weg te werken. In een eerste fase worden hoofdzakelijk de autosnelwegen aangepakt waarna de gewestwegen volgen. De planning is om tegen 2015 de achterstand op de autosnelwegen te hebben weggewerkt en tegen 2020 deze van de gewestwegen. In de praktijk moeten grote vernieuwingen aan de wegenis altijd gecombineerd worden met renovatie van de riolering. Het wegvallen van de gegarandeerde rioolsubsidies op die gecombineerde werken zal er vanaf nu vaak voor zorgen dat de gemeenten/rioolbeheerders niet meer participeren in gecombineerde werken, omdat ze het budget niet hebben. Anderzijds moeten in het kader van de maatregelprogramma’s van de stroomgebiedbeheerplannen en de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen een aantal riolen langs gewestwegen waarvoor de rioolsubsidies reeds zijn vastgelegd voor 2015 worden uitgevoerd. Vraag is daar of de wegenis zal volgen. Het is dan ook belangrijk om beide infrastructuren goed op elkaar af te stemmen. Zo niet dreigen zowel de investeringen in gewestwegen als de investeringen in riolen te vertragen. Maatschappelijk noodzakelijke investeringen voor mobiliteit en verkeersveiligheid (fietspaden, doorstroming, fijn stof, …) zullen derhalve stilvallen/vertragen. Om de programma’s van het structureel onderhoud op gewestwegen beter af te stemmen op de programma’s naar onderhoud en investering aan riolering en collectorwerken en vice versa vraagt InterRio om werk te maken van 4 punten: 1.
8/12
Voldoende budgetten uit te trekken voor beide programma’s
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
2.
Betere afstemming van investeringsprogramma’s (met specifieke aandacht voor
investeringsprogramma’s tegen 2015) 3.
Afstemmen van administratieve procedures voor gecombineerde werken
4.
Eenduidige afspraken inzake onderhoud en beheer
Als men er niet in slaagt om voor bovenstaande punten werkbare afspraken te maken dan is een andere piste dat het Vlaams gewest verantwoordelijk is voor alle werken op het gewestdomein aan de gewestweg. Uitvoering kan door de gemeente/rioolbeheerder maar gefinancierd door het gewest (cfr. de modules).)
3.2 Afstemming met bovengemeentelijke projecten InterRio vraagt duidelijkheid met betrekking tot de ten laste neming van bepaalde kosten en taken in het kader van gecombineerde projecten gemeente/Aquafin met het oog op een gelijke behandeling voor alle partners.Wij zijn er van overtuigd dat correcte en duidelijk gecommuniceerde afspraken
nog meer
een vlotte voortgang der
werken kunnen
bewerkstelligen. Ook duidelijkheid omtrent de overname van oude moerriolen is dringend nodig. Zowel in het centraal gebied als in het buitengebied moet snel duidelijk worden welke leidingen bovengemeentelijk zijn en welke gemeentelijk. Bepaal de criteria voor het vastleggen van de overnamepunten. Bepaal hierbij ook hoe om te gaan met bijvoorbeeld geplande/toekomstige ontwikkelingen, woonuitbreidingsgebieden, … . Ook een werkbare procedure om de overdracht te regelen is noodzakelijk. Recente voorvallen van wateroverlast uit riolen en collectoren, de klimaatsverandering en de noodzakelijke klimaatadaptatie en de gewijzigde dimensioneringsregels in de code van goede praktijk nopen tot afspraken tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke actoren ter voorkoming van wateroverlast en over de verantwoordelijkheden in geval van wateroverlast.
3.3 Duidelijke richtlijnen buffering Bij de (her)aanleg van rioleringen worden randvoorwaarden opgelegd door de afwaartse waterbeheerder.
De
waterweg/waterloopbeheerders
verplichten
de
gemeenten/rioolbeheerders om bufferbekkens aan te leggen. InterRio is ten volle overtuigd van het belang van het vasthouden van regenwater en het vertraagd afvoeren, maar klaagt aan dat in de praktijk bufferbekkens op een ongenuanceerde wijze worden opgelegd. Bij verschillende van deze bufferbekkens kan het nut niet onderbouwd worden, kan worden aangetoond dat ze nauwelijks bijdragen tot het vermijden van wateroverlast en in extreme situaties kunnen sommige van deze bekkens zelfs een averechts effect hebben op de waterveiligheid. InterRio is ervan overtuigd dat een dergelijke aanpak niet resulteert in een
9/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
optimale aanwending van de beschikbare middelen en stelt vast dat deze werkwijze in strijd is met het principe van een integrale benadering.
Ook stellen we vast dat aan een
initiatiefnemer soms eisen worden opgelegd om historisch gegroeide problemen volledig op kosten van de initiatiefnemer op te lossen en niet enkel om het effect van het initiatief te milderen. InterRio vraagt in deze te streven naar de meest optimale oplossingen door een integrale benadering, waarbij het niet de bedoeling is om verantwoordelijkheden te ontlopen, maar waarbij alle beheerders hun verantwoordelijkheid nemen. Een mogelijke piste om te komen tot zo’n integrale benadering is de opbouw van een bufferfonds met een hefboom om toch zoveel mogelijk in het project zelf op te lossen. Door middelen te storten in een bufferfonds kan een initiatiefnemer een buffering afkopen als die niet op een effectieve of efficiënte manier kan aangelegd worden binnen het project zelf. Met de middelen uit het bufferfonds kunnen dan meer effectieve en efficiënte buffervolumes aangelegd worden.
3.4 Nutsleidingen Bij de aanleg van wegenis en riolering moet ook afgestemd worden met de beheerders van nutsleidingen. Afstemming tussen de verschillende nutsmaatschappijen onderling en afstemming tussen de nutsmaatschappijen en de beheerders van riolering en het openbaar domein is noodzakelijk. De gemeenten, dienen hierbij, weliswaar in onderling en wederzijds overleg, sturend te blijven. Dit kan via de gemeentelijke coördinatievergaderingen met GIPOD als een ondersteunend instrument. Bij de implementatie van GIPOD vragen we dat rekening wordt gehouden met bekommernissen van gemeenten als domeinbeheerder die onder meer beschreven staan in de Code voor infrastructuur- en nutswerken langs gemeentewegen en met actualisaties hiervan die door de gemeenten in overleg met de nutsmaatschappijen moeten worden uitgewerkt.
3.5 Onteigening en wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut Versnelling mogelijkheden tot innames en onteigening. Uitwerken van een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut als alternatief voor onteigening (vb. voor de realisatie van grachten, buffervolumes, oeverzones, …). Dit alles met aandacht voor zowel de onteigenaar als de onteigende.
10/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
3.6 Archeologisch onderzoek InterRio stelt vast dat de timing en kosten van een archeologisch onderzoek en de vertragingen die deze kan veroorzaken niet altijd in verhouding staan ten opzichte van de maatschappelijke nood en baten van een project.
3.7 Aanpak privédomein – afkoppelen regenwater De focus van het rioolbeheer verschuift meer en meer naar het lokale fijnmazige stelsel. Sinds 2008 wordt nu ook veel intensiever de afkoppeling van regenwater van het privéterrein verplicht meegenomen bij bestaande gebouwen langs een rioolproject. Ook dit aspect is een factor die de doorlooptijd van projecten mee bepaalt. InterRio pleit voor een ambitieuze en vergaande, maar tevens een pragmatische aanpak van bestaande afwateringen van het privéterrein. De bijdrage voor versnelde afvoer van regenwater kan in deze een faciliterende en stimulerende factor zijn.
4 Keuring en handhaving privéwaterafvoer InterRio vraagt dat ook de verplichtingen qua infiltratie en buffering mee worden gekeurd. Deze verplichtingen staan in de stedenbouwkundige wetgeving en in Vlarem II.
Bij
inrichtingen met een milieuvergunning (klasse 1 of 2) moet duidelijk afgesproken worden wie welke verantwoordelijkheid draagt inzake controle/keuring. Voor de handhaving van de privéwaterafvoer kan een proces verbaal worden opgesteld door de milieutoezichthouder (gemeente en/of intergemeentelijk samenwerkingsverband). Het parket en/of de gewestelijke handhavingsadministratie moeten hier dan gevolg aan geven. InterRio vraagt dat er afspraken worden gemaakt tussen het parket en de gewestelijke handhavingsadministratie opdat overtredingen daadwerkelijk zouden worden gesanctioneerd.
5 Organisatie van de watersector De watersector is in volle beweging. Enerzijds is er de evolutie naar instanties die de waterketen (inzameling, collecteren en zuivering van afvalwater en productie van drinkwater) als geheel willen beheren, anderzijds is er de evolutie naar multi-utility in de nutssector. De ‘waterketen’ kunnen we als volgt voorstellen.
11/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def
InterRio stelt dat rioolbeheer en regenwaterbeheer inherent verbonden zijn met wegbeheer en met het beheer van de publieke ruimte. Dit zijn bij uitstek taken voor het gemeentelijk bestuursniveau. Het gemeentedecreet stelt immers: “de gemeenten beogen om op het lokale niveau bij te dragen tot het welzijn van de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied. Overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet zijn ze bevoegd voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang voor de verwezenlijking waarvan ze alle initiatieven kunnen nemen.” De nieuwe gemeentewet stelt bovendien: “De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen.” Daarom moeten riool – en regenwaterbeheer rechtstreeks aangestuurd blijven door gemeenten.
Gemeenten
die
dit
wensen
kunnen
hiervoor
een
beroep
doen
op
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, drinkwatermaatschappijen of derden. Belangrijk hierbij is dat gemeenten deze instanties rechtstreeks kunnen aansturen (verlengd lokaal bestuur) en dat ze als individuele gemeente voldoende impact behouden. We evolueren best naar een mix van meerdere rioolbeheerders. Het is aan de gemeenten zelf om autonoom te bepalen hoe ze zich hiervoor organiseren. Deze verschillende instanties kunnen dan via benchmark vergeleken worden en van elkaar leren. Evolutie naar één monopolie beheerder van gemeentelijke riolen op Vlaams niveau is niet wenselijk. Afstemming van het riool- en regenwaterbeheer met de andere waterbeheerders gebeurt via rechtstreeks overleg, via overleg tijdens projecten en op het lokaal overleg van de bekkenbesturen.
12/12
RIO d13-037 v20130610 InterRio memorandum 2014def