Verkiezingen 2014 In Detail
Voorwoord Verkiezingen zijn belangrijk. We zijn met 6 miljoen Vlamingen en 11 miljoen Belgen en kunnen niet over elk voorstel allemaal samen beslissen. Daarom is er een parlement, en kiezen wij onze vertegenwoordigers. De volksvertegenwoordigers nemen beslissingen voor ons allemaal. Dat noemen we een parlementaire democratie. Binnenkort zijn er opnieuw verkiezingen. Deze keer zijn er verkiezingen voor het Vlaams (en het Brussels, Waals en Duitstalig) Parlement, voor het federale parlement en voor het Europees Parlement. Waarom er drie verkiezingen zijn, dat leggen we uit in dit boekje. We leggen uit wat de belangrijkste taken zijn van de volksvertegenwoordigers en hoe er beslissingen genomen worden. Verder hebben we het over politieke partijen. Want de kandidaten voor het parlement staan op lijsten van verschillende politieke partijen. Die partijen hebben elk hun eigen visie op onze samenleving en hoe die zou moeten bestuurd worden. Om bewust te stemmen, is het dus belangrijk om te weten wat de partijen zeggen en waar ze voor staan. Ten slotte staan we stil bij het verloop van de verkiezingen zelf. Wie kan gaan stemmen? Hoe verloopt de stemming? En uiteindelijk: wat gebeurt er met je stem na de verkiezingen? Je vindt in dit boekje een antwoord op heel wat vragen, behalve op de vraag op wie je moet stemmen. Dat is een keuze die je helemaal zelf moet maken ...
De Kracht van je Stem - Vlaams Parlement Puzzel Brussel Ryckevelde vzw
2
In Detail
Inhoudstafel Democratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Is België een democratie?
5
Waarom verkiezingen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 EXTRA De liberale en de republikeinse burgeridee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Directe democratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Drie op een rij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 EXTRA Het subsidiariteitsbeginsel
11
Hoe is de Belgische staatsstructuur tot stand gekomen?
12
EXTRA Historische achtergronden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Bevoegdheden
18
De wetgevende macht: het Vlaams Parlement
19
De uitvoerende macht: de Vlaamse Regering
24
België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Bevoegdheden 26 De wetgevende macht: de Kamer en de Senaat
27
De uitvoerende macht: de koning en de Federale Regering
28
Buitenbeentje Brussel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Parlement en Regering
32
Bevoegdheden 32
Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Politieke partijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Ideologieën 36
Partijen 38 De kritiek op politieke partijen
44
Verkiezingen organiseren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Kieskringen
46
Het verkiezingsprogramma
47
De kandidaten
47
De verkiezingscampagne
48
Verkiezingen 2014
3
Stemmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Wie mag stemmen?
50
Het algemeen stemrecht
50
Stemrecht voor vrouwen
52
EXTRA Stemrecht of opkomstplicht?
53
De verkiezingsdag
53
Na de verkiezingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 De verdeling van de zetels
55
Wie is verkozen?
57
De vorming van een nieuwe regering
57
En nu... wachten tot de volgende verkiezingen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Agendasetting en lobbying
61
Media 62
4
In Detail
Democratie Het woord “democratie” komt uit het Grieks: demos (volk) en kratein (regeren). Toch is “het volk regeert” geen werkbare omschrijving. Een algemeen aanvaarde definitie van het begrip democratie bestaat niet. Wel is er een consensus over een aantal minimale principes waaraan een democratie moet voldoen, om zich te onderscheiden van een autoritair regime. Deze principes bepalen een democratie: • de macht is tijdelijk en is verdeeld over verschillende groepen, • de macht wordt verleend door de bevolking zelf aan vertegenwoordigers die verkozen worden in vrije en eerlijke verkiezingen, • de macht wordt uitgeoefend op basis van een meerderheid, • een reeks fundamentele rechten wordt formeel erkend en beschermd, zoals vrije meningsuiting en het recht om zich te verenigen. Die principes omzetten in een politiek systeem kan op vele verschillende manieren. Er bestaan dan ook heel wat verschillende politieke systemen die in meer of mindere mate de democratie in de praktijk brengen. Democratie betekent in geen geval dat het volk met één stem spreekt. Integendeel, pluralisme, meningsverschil en conflict zijn nadrukkelijk aanwezig.
Is België een democratie? Is België democratischer dan zijn buurlanden? Wat is het meest democratische land in de wereld ? En welk land staat helemaal onderaan? Hoe democratisch zijn landen als Pakistan, Rusland, Haïti en de Democratische Republiek Congo? Geen eenvoudige vragen, want hoe ga je het democratische gehalte van een land bepalen, en hoe kun je democratieën met elkaar vergelijken? De Economist Intelligence Unit (EIU), een Brits onderzoekscentrum, voert jaarlijks een grootschalig onderzoek naar de staat van de democratie in zowat alle landen van de wereld. Voor de EIU geven onderzoeksmethodes die enkel de mate van politieke en burgerlijke vrijheden in een land peilen, een veel te beperkt beeld van democratie. Bepaalde kwalitatieve aspecten moeten ook in rekening worden gebracht. Daarom stelde de EIU voor zijn onderzoek 60 indicatoren op, die gegroepeerd werden in 5 categorieën: 1. Het verloop van de verkiezingen en de reële aanwezigheid van politiek pluralisme Er wordt nagegaan in welke mate zowel nationale, regionale als lokale verkiezingen vrij en eerlijk verlopen, of de stemming geheim is en de veiligheid van de kiezers gegarandeerd, of de kiezers de keuze hebben tussen verschillende partijen en kandidaten, of alle partijen gelijke kansen hebben om campagne te voeren enzovoort.
Verkiezingen 2014
5
2. Respect voor de burgerlijke vrijheden Dat houdt in dat er respect moet zijn voor de mensenrechten, zoals opgesteld in de belangrijkste internationale verdragen, inclusief de wettelijke bescherming van minderheden. Een ander aspect is de mogelijkheid tot een eerlijke rechtsgang via onafhankelijke en onpartijdige rechtbanken. 3. Het functioneren van het staatsbestuur In een democratie zijn politieke beslissingen gebaseerd op het meerderheidsbeginsel. Maar als democratisch genomen beslissingen niet uitgevoerd (kunnen) worden door het bestuur, is democratie een lege huls. 4. De politieke cultuur Democratie is meer dan de som van alle democratische instellingen. Een cultuur van passiviteit en apathie en een te volgzame bevolking gaan niet samen met een gezonde democratische politieke cultuur. Een gezonde democratische politieke cultuur houdt ook in dat de verliezende partijen en hun aanhangers zich neerleggen bij het oordeel van de kiezers (als de verkiezingen althans eerlijk zijn verlopen), en een vreedzame machtsoverdracht mogelijk maken. 5. Politieke participatie Eén aspect van politieke participatie is deelnemen aan verkiezingen. Maar een verkozen staatsbestuur is slechts een onderdeel van een breder sociaal weefsel van instellingen, politieke organisaties en verenigingen waarin burgers hun stem kunnen laten horen en zich actief inzetten. Democratieën bloeien wanneer burgers uit alle lagen van de bevolking deelnemen aan het openbare debat, lid worden van politieke partijen, mandatarissen kiezen enzovoort. Zonder die brede, ondersteunende participatie, is democratie slechts een zaak van een kleine elite.
Indeling van landen Het onderzoek levert verrassende en interessante resultaten op. De EIU maakt een indeling van de landen in vier soorten regimes: 1. volwaardige democratieën 2. onvolkomen (of mank lopende) democratieën 3. gemengde regimes 4. autoritaire regimes Bijna de helft van alle landen kan als een democratie beschouwd worden, maar slechts 30 landen vallen onder de noemer ‘volwaardige democratie’. België valt daar ook onder, maar staat slechts op de 20e plaats. De meest democratische landen in de EIU-index zijn Zweden, Noorwegen, IJsland, Nederland en Denemarken. Helemaal onderaan staan Noord-Korea, Tsjaad, Turkmenistan en Oezbekistan uit een lijst van 51 autoritaire regimes. Tot de onvolkomen democratieën (50 landen) behoren bijvoorbeeld ZuidAfrika, India, Brazilië en Israël. Gemengde regimes (36 landen) zijn bijvoorbeeld Albanië, Turkije, Mozambique en Rusland. (2010) Meer informatie via www.eiu.com 6
In Detail
Waarom verkiezingen? In het oude Athene werd door uitloting bepaald wie zou gaan besturen. Elke Atheense burger (niet de vrouwen, de slaven en de niet-Atheners) had dus evenveel kans om geselecteerd te worden. In ons democratisch systeem wijzen we onze politici en bestuurders aan door verkiezingen. Verkiezingen zijn een methode om te selecteren wie een rol zal spelen bij het besturen van de samenleving. We organiseren verkiezingen omdat we het belangrijk vinden om legitieme afgevaardigden te kunnen aanwijzen die in onze naam zullen spreken, handelen, wetten zullen maken en opleggen. Door de afgevaardigden te verkiezen, geven we hun de toestemming om dwingende regels te maken.
EXTRA De liberale en de republikeinse burgeridee Verkiezingen zijn niet de enige methode om invloed uit te oefenen op het bestuur van de samenleving. Als burger beschik je in een democratie nog over heel wat mogelijkheden om op de besluitvorming te wegen. Maar zelden kun je dat echt rechtstreeks. Meestal gaat dat via de talrijke organisaties waarvan je lid bent. Sociologen noemen al die organisaties soms het middenveld omdat ze als het ware een schakel of een doorgeefluik vormen tussen de individuele burger en de overheid. In een levende, open samenleving ontstaat dat middenveld als het ware vanzelf. Zelfs al bestaat er een sterk en invloedrijk middenveld, in theorie beschouwt men de democratie nog altijd als een exclusieve zaak tussen de individuele burger en zijn overheid. Dat is te verklaren door de oorsprong van de democratie. In de achttiende en negentiende eeuw, toen in het Westen de eerste parlementaire stelsels ontstonden, was de liberaal denkende burgerij de leidende klasse. Volgens haar was elke mens per definitie vrij en gelijk. Meer was niet nodig. Als vrij en gelijk individu beschikte je over alle nodige kansen om op eigen kracht een plaats in de samenleving te verwerven. Je moest natuurlijk wel rekening houden met al die andere vrije en gelijke individuen. Ze waren je concurrenten. Op dezelfde manier moest de samenleving worden bestuurd. Als burger was je vrij en gelijk. Je beschikte over één stem en je was vrij om die uit te brengen op degene die jij de beste achtte. De politieke vrije concurrentie tussen al die gelijke kandidaten en tussen al die vrije en gelijke stemmen zou er dan wel voor zorgen dat er uiteindelijk een vergadering werd verkozen die een soort staalkaart was van de meest representatieve politieke opvattingen. Die verkozenen konden dan op hun beurt met elkaar concurreren over het te voeren beleid. Door regelmatig verkiezingen te houden, werd de macht van politici bovendien beperkt. Tegenover bovengenoemde liberale burgeridee staat de republikeinse burgeridee, die niet de individuele burger en zijn relatie tot de staat centraal stelt, maar die uitgaat van een algemeen belang dat door de staat moet worden behartigd.
1
Bron: gastrede van prof. dr. Kris Deschouwer ter gelegenheid van de opening van het academiejaar 2005-2006 aan de VUB.
Verkiezingen 2014
7
In alle ideeën over democratie en verkiezingen die er bestaan, vormen verkiezingen steeds een belangrijk politiek moment. Drukkingsgroepen kunnen soms heel machtig zijn en lobby’s bijzonder invloedrijk, maar in een democratie blijft de basis van elke politiek hoe dan ook de meerderheid in het parlement. Dat is zo uit puur democratische overwegingen, maar het is ook een technische of praktische kwestie. Regeringen die geen verkozen meerderheid achter zich hebben staan, zijn niet zeker dat de bevolking hen steunt. Ze hebben geen legitimering. Verkiezingen zijn dus een onmisbaar instrument en de best werkzame methode om op regelmatige tijdstippen de mening en de wil van de burgers over het beleid tot uitdrukking te brengen.
Directe democratie Directe democratie betekent dat de burgers zich rechtstreeks kunnen uitspreken over bestuurszaken. In kleine organisaties is dat makkelijker te organiseren dan in grote. Al bestaan er in onze Westerse democratieën wel bepaalde vormen van directe democratie. In onze gemeenten hebben de burgers het recht om een verzoek voor een volksraadpleging in te dienen bij het gemeentebestuur. Als de indiener voldoende handtekeningen kan verzamelen voor zijn verzoek, is het gemeentebestuur verplicht de volksraadpleging te organiseren. In een kleine gemeente (minder dan 15.000 inwoners) moet 20 procent van de inwoners het verzoek steunen, in grotere steden en gemeenten (meer dan 30.000 inwoners) is dat 10 procent. Het petitierecht in het Vlaams Parlement is een vorm van directe democratie. Een verzoekschrift of een petitie is een brief, gericht aan het Vlaams Parlement, waarin een burger een verzoek, een klacht, een vraag om het beleid te wijzigen of een ander voorstel formuleert. Nietverkozen burgers kunnen zo proberen om een onderwerp op de politieke agenda te plaatsen. Hoe je een verzoekschift kunt indienen, vind je op www.vlaamsparlement.be/vp/contact/verzoekschriften/waarom_verzoekschriften.html Met het Europees burgerinitiatief beschikken Europese burgers sinds 1 april 2012 over een nieuwe mogelijkheid om de EU-agenda te beïnvloeden. Om in aanmerking te komen moet een initiatief binnen 12 maanden na de datum van registratie ondertekend zijn door minstens 1 miljoen EU-burgers uit minimaal 7 van de 28 lidstaten. Het thema moet tot de bevoegdheden van de Europese Commissie behoren. Tot nu toe werden 9 burgerinitiatieven geregistreerd. De initiatiefnemers moeten 1 miljoen handtekeningen verzamelen zodat de Commissie kan worden opgeroepen een wetsvoorstel in te dienen. Het eerste burgerinitiatief werd geregistreerd op 9 mei 2012, de dag van Europa.
8
In Detail
De nu lopende burgerinitiatieven gaan o.a. over: Toegang tot water: Het ‘Right2water initiative’ eist dat water en sanitaire voorzieningen binnen de EU als een mensenrecht worden vastgelegd en wil niet dat watervoorziening geprivatiseerd wordt. Het initiatief had in december 2013 al 1,6 miljoen handtekeningen verzameld in meer dan 7 EU-landen. Verder zijn er burgerinitiatieven over verantwoord beheer van afval, gemeenschappelijke onderwijsdoelstellingen, geleidelijke afschaffing van dierproeven, stemrecht voor EU-burgers die in een andere lidstaat wonen, bescherming van menselijke embryo’s, roamingtarieven en meer mobiliteit. De Commissie is niet verplicht om aan de hand van het burgerinitiatief een wetsvoorstel in te dienen, maar als ze het niet doet, moet ze dat wel verantwoorden. Als de Commissie een wetsvoorstel indient, wordt de normale wetgevingsprocedure gevolgd. Dit betekent in de meeste gevallen dat het voorstel aan het Europees Parlement en de Raad wordt voorgelegd. Indien beide instellingen hun goedkeuring geven, krijgt het voorstel kracht van wet.
Verkiezingen 2014
9
Drie op een rij België was van 1830 tot 1970 een unitaire staat of een eenheidsstaat met één parlement en één regering. De wetten van het parlement golden voor alle Belgen en de regering oefende gezag uit over het hele Belgische grondgebied. De Belgen moesten toen tweemaal gaan stemmen: om de 6 jaar voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen en om de 4 jaar voor het (nationale) parlement. Intussen is de staat hervormd en maken we deel uit van de Europese Unie. Daardoor verkiezen we om de 5 jaar onze deelstaatparlementen, om de 5 jaar de Kamer en om de 5 jaar het Europees Parlement. Op 25 mei 2014 vallen deze drie verkiezingen samen. We zullen dus drie2 parlementen verkiezen.
e
e Uni
es Europ
De rale fede staat België
ten 3 gewes Gewest - Vlaamse west Ge - Waalse lse - Brusse delijke Hoofdste st e Gew
schappen 3 gemeenemeenschap
G - Vlaamse ap emeensch ap - Franse G eensch em G e lig ta - Duits
10 provincies
589 gemeenten
2
10
In Detail
Wie in Brussel woont verkiest ook het Brussels Parlement. Zie verder bij ‘Buitenbeentje Brussel’
EXTRA Het subsidiariteitsbeginsel Bij het besturen van een land, of van de Europese Unie, gaat men over het algemeen uit van het subsidiariteitsbeginsel. Subsidiariteit betekent dat elke beslissing op het laagst mogelijke bestuursniveau genomen wordt, en zo dicht mogelijk bij de burgers die ze beinvloedt. Concreet betekent subsidiariteit dus dat de bevoegdheden, die op een effectieve manier door de gemeentebesturen en de provinciebesturen kunnen uitgeoefend worden, ook daar gelegd worden. En wat het meest effectief door de gewesten kan gedaan worden, moet niet door de federale overheid uitgeoefend worden. Subsidiariteit sluit natuurlijk de solidariteit of de onderlinge samenwerking tussen deelstaten of tussen lagere overheden niet uit. Heel wat gemeenten werken bijvoorbeeld samen in intergemeentelijke verbanden voor het organiseren van afvalverwerking of in politiezones. Tussen het Waalse, het Brusselse en het Vlaamse Gewest bestaan er onder andere samenwerkingsovereenkomsten voor de arbeidsbemiddeling van mensen die werkloos zijn. Hoe men het subsidiariteitsbeginsel toepast, is een politieke beslissing. Want het gaat om de verdeling van bevoegdheden tussen de verschillende bestuursniveau’s. In de Europese Unie speelt het subsidiariteitsbeginsel een belangrijke rol. Het is de basis van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. “De Europese Unie handelt enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe aan de lidstaten.” De Europese wetgeving en de uitvoering daarvan moet zo dicht mogelijk bij de burger plaatsvinden. De Europese Richtlijnen worden dan ook in alle lidstaten omgezet in eigen wetgeving en worden door de verschillende lidstaten uitgevoerd.
Verkiezingen 2014
11
Hoe is de Belgische staatsstructuur tot stand gekomen? Van 1830 tot 1970: de unitaire staat De taalwetten Tussen 1873 en 1963 werden verschillende taalwetten goedgekeurd. In die wetten werden de Franse, de Nederlandse en de Duitse taal als officiële talen van België erkend en werd het gebruik van de talen geregeld in strafrechtzaken, in bestuursaangelegenheden en in het onderwijs. Met de gelijkheidswet van 1898 werd het Nederlands officieel als gelijkwaardig aan het Frans erkend. In 1931 kwam de eentaligheid voor Vlaanderen en Wallonië tot stand, met een bijzondere taalregeling voor Brussel. In 1963 werd de taalgrens vastgelegd. België werd ingedeeld in 4 taalgebieden: Nederlands in Vlaanderen, Frans en Nederlands in Brussel-Hoofdstad, Frans in Wallonië en ten slotte Duits in de Oostkantons.
Vanaf 1970: naar een federale staatsstructuur Door toenemende spanningen tussen het noorden en het zuiden van het land groeide het besef dat men Vlamingen en Walen over bepaalde gevoelige materies, bijvoorbeeld het taalgebruik, zelf moest laten beslissen. Alleen zo kon het uiteenvallen van de Belgische staat worden vermeden.
Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Vlaamse en Franse Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap
De opdeling van België in twee soorten van deelstaten, gemeenschappen en gewesten, kwam tot stand omdat Vlamingen en Walen een verschillende kijk op de federalisering hadden. Een gemeenschap is een bevolkingsgroep die eenzelfde taal spreekt, een gewest is een afgebakend grondgebied.
12
In Detail
Met de grondwetsherziening van 1970 werden de drie gemeenschappen opgericht: de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. Zij hadden een beperkte bevoegdheid inzake cultuur, bepaalde onderwijsmateries en aspecten van de taalwetgeving. Die hervorming was een antwoord op het streven van de Vlamingen naar meer autonomie op het vlak van taal en cultuur. In 1970 werd ook de basis gelegd voor de oprichting van drie gewesten: het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ze kregen elk hun eigen grondgebied en moesten vooral actief zijn op economisch vlak. De gewesten zijn een antwoord op het streven van de Franstaligen naar economische zelfstandigheid.
Vlaanderen Wallonië Brussel
Na de eerste staatshervorming in 1970 zou het echter nog jaren duren voordat de federalisering in de praktijk werd gebracht en de gewesten en gemeenschappen effectief zelfstandig konden functioneren. Daarvoor waren telkens extra grondwetswijzigingen nodig (1980, 1988, 1993, 2001, 2013). In deze federalisering is Brussel een aparte en uiterst ingewikkelde kwestie. Het vormt een afzonderlijk gewest: het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het grondgebied ervan is beperkt tot 19 gemeenten: de stad Brussel met de 18 eromheen liggende gemeenten. Officieel is het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een tweetalig gebied. Het ligt geografisch in Vlaanderen maar het maakt er qua bestuur geen deel van uit. Van de ongeveer 4 miljoen Franstaligen in België wonen er naar schatting ruim 700.000 in Brussel. De zesde staatshervorming Tussen 2011 en 2013 werd de zesde staatshervorming uitgewerkt. De deelstaten krijgen er een pak nieuwe bevoegdheden bij, in de domeinen arbeidsmarktbeleid, ouderenzorg, gezondheidsbeleid, gezinsbeleid, economisch ondersteuningsbeleid, landbouw, wonen, mobiliteit, energie, dierenwelzijn, filmkeuring en verkeersveiligheid. De deelstaten krijgen inspraak in de strafuitvoering en het vervolgingsbeleid. De justitiehuizen en het jeugdsanctierecht worden overgeheveld. De deelstaten krijgen ook meer fiscale autonomie, zodat ze zelf kunnen
Verkiezingen 2014
13
beslissen over belastingen en fiscale voordelen. De kritiek op deze zesde staatshervorming stelt dat wel een reeks bevoegdheden overgeheveld worden naar de deelstaten, maar niet de volledige budgetten. Critici zeggen dat de deelstaten zo helpen om de Belgische begroting in evenwicht te krijgen, waarop onder meer de vergrijzingskosten steeds zwaarder wegen. Welk beleid de volgende Vlaamse Regering zal voeren met die nieuwe bevoegdheden (zoals kinderbijslag, woonbeleid, fiscale regelingen) wordt vast een belangrijk thema in de verkiezingscampagne van 2014.
Balans: een verregaande federale structuur De opeenvolgende federaliseringsrondes hebben België omgevormd van een unitaire staat met één parlement en één regering naar een federale staat met zes parlementen en zes regeringen. In vergelijking met andere federale staten valt daarbij vooral de zelfstandigheid van de deelstaten op en het ruime pakket materies waarvoor ze bevoegd zijn. In veel federale staten hebben bijvoorbeeld federale wetten voorrang op die van de deelstaten. In ons land is dat niet het geval: de bevoegdheden zijn toegewezen aan de ene of de andere overheid en die overheid treedt op als enige wetgever. Dat zorgt soms voor conflicten wanneer bijvoorbeeld een deelstaat een beslissing neemt over zaken waarvoor die deelstaat niet bevoegd is. In dat geval zijn er procedures om het conflict te regelen. Het bestaan van gemeenschappen en gewesten is een typisch kenmerk van het federalisme in België. Elke gemeenschap en elk gewest heeft eigen bevoegdheden, een eigen parlement, een eigen regering en een eigen overheidsadministratie.
14
In Detail
EXTRA
Historische achtergronden
De Vlaamse beweging en de Waalse beweging Al snel na de onafhankelijkheid van België in 1830 bleek dat de culturele en regionale verschillen in ons land voor problemen zorgden. De Vlamingen reageerden het eerst op die problemen. Zij waren ontevreden over het overwicht van het Frans in het officiële en culturele leven. Alleen het Frans was als staatstaal erkend en het was de taal van de regering, het parlement, de wetgeving, de centrale overheidsadministratie, de diplomatie, het gerecht, het leger, het middelbaar en het hoger onderwijs, de kerkelijke overheid en het bedrijfsleven. Wie als Nederlandstalige in die tijd hogerop wilde, moest een degelijke kennis van het Frans verwerven en feitelijk tweetalig worden. Ook lokale politici en ambtenaren in het negentiende-eeuwse Vlaanderen gebruikten overwegend het Frans als voertaal, hoewel ze weinig moeite bleken te hebben om naar het Nederlands over te schakelen als dat om politieke redenen beter uitkwam (bijvoorbeeld naar aanleiding van verkiezingen). Naarmate het kiesrecht verruimd werd en meer mensen stemrecht kregen, werd het Nederlands steeds meer de gangbare bestuurstaal, eerst op het platteland en later in de steden.3 In de loop van de 19e eeuw ontstond de Vlaamse beweging, die er in de eerste plaats voor ijverde om het Nederlands als volwaardige taal te doen erkennen. Het duurde tot 1873 voor het parlement een eerste wet op het taalgebruik in het gerecht goedkeurde. Dankzij die taalwet moest in de rechtbanken voortaan Nederlands worden gesproken als de beschuldigde geen Frans verstond, wat voordien dus niet gebeurde. Pas in 1898 – bijna 70 jaar na de onafhankelijkheid – keurde het parlement een wet goed die het Nederlands erkende als officiële taal naast het Frans. Tot na de Eerste Wereldoorlog bleef de Vlaamse beweging de nadruk leggen op het culturele aspect. Precies die taalkundige en culturele nadruk zorgde ervoor dat veel Vlamingen streefden naar een zelfstandige gemeenschap die dezelfde taal en cultuur deelt en die over taal en cultuuraangelegenheden zelfstandig zou kunnen beslissen. De Vlamingen pleitten m.a.w. voor een federalisering van België in gemeenschappen. In de negentiende eeuw ontstond ook een Waalse beweging. Die was onder meer een reactie op de successen die de Vlamingen afdwongen op het gebied van het taalgebruik in België. In de Waalse beweging lag de klemtoon niet zozeer op taal en cultuur maar vooral op economie. Die Waalse beweging werd pas een belangrijke factor in de Belgische politiek na de Tweede Wereldoorlog. Zowel Wallonië als Vlaanderen hadden het in de naoorlogse jaren van wederopbouw moeilijk, maar de Vlaamse economie had betere troeven voor de toekomst. Door het rustige sociale klimaat, de lage lonen en de voortdurend verbeterende transportinfrastructuur werden heel wat binnen- en buitenlandse investeringen aangetrokken. De Vlaamse economie beleefde een langdurige expansie. In Wallonië daarentegen geraakten de traditionele zware industrieën (de kolen- en staalindustrie) in een neerwaartse spiraal. Dat werkte de sociale onrust in de hand.
3
Doctoraatsproefschrift van E. Vanhecke (VUB) “Stedelijke kanselarijtaal in Vlaanderen in de negentiende eeuw” (2007).
Verkiezingen 2014
15
Tegelijk daalde het Waalse bevolkingscijfer, terwijl dat in Vlaanderen groeide. Een gevolg was dat Wallonië aan politieke macht inboette ten opzichte van Vlaanderen. Meer en meer vreesden de Walen een minderheid te worden in België. Bovendien vonden zij dat de centrale overheid onvoldoende maatregelen nam om de Waalse economie er bovenop te helpen. Daarom streefden de Walen ernaar om voor de Waalse regio de economische hefbomen zelf in handen te nemen. De problemen werden daar ervaren als het gevolg van een gebrekkige, verouderde economie. En dat zijn veeleer zaken die sterk gebonden zijn aan geografische factoren en aan infrastructuur (wegen, vestiging van bedrijven enzovoort). De Walen wilden voortaan zelf over die aangelegenheden beslissen. Zij pleitten m.a.w. voor een federalisering van België in gewesten: een Vlaams gewest en een Waals gewest.
Brussel
EU-lidstaten
In 1830 was het Nederlands, weliswaar in de vorm van een Brabants dialect, de belangrijkste voertaal in Brussel. Maar meteen na de onafhankelijkheid kwam in de hoofdstad een sterke verfransing op gang. Dat had verschillende oorzaken. Heel wat Fransen emigreerden uit Frankrijk en vestigden zich in Brussel.4 Voorts werden door het jonge Belgische bewind ambtenaren aangetrokken uit de Waalse provincies om te komen werken voor de centrale overheidsadministratie van de nieuwe staat. De Belgische overheid werd in die tijd beheerst door de Franstalige burgerij en de adel. Enkel die groepen genoten toen immers stemrecht, en zij wensten de overheidsinstellingen enkel in het Frans uit te bouwen. Daardoor kreeg het Nederlands geen kans als bestuurstaal. In de negentiende eeuw maakte Brussel niet alleen een verfransing mee van de overheidsinstellingen, maar door de aanhoudende instroom van Walen en Fransen ging ook de verfransing van de bevolking onverminderd voort. Ook in de twintigste eeuw nam de verfransing verder toe. Het onderwijs speelde daarin een belangrijke rol. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog overtrof het aantal Franstalige klassen in het lager stedelijk onderwijs in Brussel ver het aantal Nederlandstalige klassen. Net voor de Eerste Wereldoorlog kregen de Franstaligen in de Brusselse regio numeriek de overhand en die trend is blijven doorgaan.5 Parallel met de verfransing nam ook het hoofdstedelijke gebied in omvang toe. In het begin van de negentiende eeuw telde dat slechts een zestal gemeenten rond de hoofdstad. Naarmate de verstedelijking en de verfransing toenamen, werden er omringende gemeenten bijgevoegd. Door de stadsvlucht na de Tweede Wereldoorlog gingen bovendien tal van Franstalige Brusselaars in de Nederlandstalige gemeenten in de rand rond Brussel wonen. In sommige gemeenten vormen de Franstaligen er ondertussen zelfs de meerderheid, hoewel die gemeenten tot Vlaanderen behoren en dus officieel Nederlandstalig zijn.
4 5
16
In Detail
Lees hierover De Eeuw van Brussel, Eric Min Gedetailleerde informatie over de demografische ontwikkelingen in de Brusselse regio is bv. te vinden op www.brussel.irisnet.be
De Vlamingen wilden die ontwikkelingen tegengaan en eisten taalwetten. Maar de Franstalige Brusselaars organiseerden zich. Ze wilden hun invloed ook buiten Brussel doen gelden. Nogal wat Franstalige Brusselaars droomden van een zelfstandig Brussels gewest dat zo groot mogelijk en overwegend Franstalig zou zijn. De Walen, van hun kant, wilden hun eigen economische beleid voeren in Wallonië, zonder de inmenging van de Franstalige Brusselaars. De Brusselaars konden daarom het best hun eigen gewest krijgen. Eigen instellingen verkreeg het Brusselse hoofdstedelijke gebied slechts vrij laat. Er bestond al een Agglomeratieraad sinds 1971, maar pas in 1989 verkreeg Brussel zijn eigen hoofdstedelijke gewestinstelling: de Brusselse Hoofdstedelijke Raad (het Brussels Parlement).
De Duitstalige Belgen Ook onder de Duitstalige Belgen heerste ongenoegen. Na de Eerste Wereldoorlog moest Duitsland Eupen en Sankt-Vith afstaan aan België als compensatie voor de geleden oorlogsschade. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voegde Hitler ze weer bij Duitsland. Maar na de oorlog werden die kantons opnieuw Belgisch. Sindsdien heeft België in het oosten van zijn grondgebied (in de zogenaamde Oostkantons) een Duitstalige minderheid. Toen na de Tweede Wereldoorlog werd bevestigd dat de Oostkantons bij België bleven, groeide bij veel Duitstaligen het streven naar culturele zelfstandigheid. Zij konden zich dus vinden in een opdeling van België in zelfstandige gemeenschappen. Er wonen in totaal iets meer dan 95.000 mensen in de Oostkantons, van wie zo’n 77.000 deel uitmaken van de Duitstalige Gemeenschap en ongeveer 18.000 in de Franstalige gemeenten Malmedy en Waimes wonen.
Verkiezingen 2014
17
Vlaanderen In Vlaanderen oefenen het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering zowel de gemeenschaps- als gewestbevoegdheden uit. Wie in Vlaanderen woont, heeft op die manier vier overheden: de gemeentelijke overheid, de provinciale overheid, de Vlaamse overheid en de federale overheid. De Vlaamse en de federale overheid staan allebei op hetzelfde niveau en beslissen elk zelfstandig over het beleid in een welbepaald pakket bevoegdheden. De Brusselse Vlamingen hebben een ingewikkelder systeem. Voor de gemeenschapsbevoegdheden gezondheidszorg, culturele activiteiten en onderwijs is de Vlaamse overheid bevoegd. Voor gewestelijke zaken zoals huisvesting of watervoorziening moeten de Brusselse Vlamingen zich wenden tot de Brusselse Regering.
Bevoegdheden Het pakket bevoegdheden waarover de Vlaamse overheid beslist, valt in twee grote delen uiteen: de gemeenschapsbevoegdheden en de gewestbevoegdheden. De lijst hieronder geeft de materies alleen in grote lijnen weer. De opsomming die bij iedere aangelegenheid volgt, is dus niet volledig. Gemeenschapsbevoegdheden • welzijn: bijstand aan personen: jeugdbescherming, gezins-, welzijns-, bejaarden- en gehandicaptenbeleid, gelijkekansenbeleid, kinderbijslag, onthaal en integratie van migranten, sociale hulpverlening aan gedetineerden. • gezondheidszorg: ondersteuning en kwaliteitsbewaking van ziekenhuizen, preventieve gezondheidszorg en gezondheidsopvoeding, thuisverzorging, rustoorden, geestelijke gezondheidszorg. De federale overheid blijft bevoegd voor de ziekenhuiswetgeving, de geneesmiddelenwetgeving en de ziekte- en invaliditeitsverzekering. • cultuur: jeugdbeleid, kunsten, cultureel erfgoed, musea, bibliotheken, radio en televisie, sport en openluchtrecreatie (bv. Bloso), toerisme. • taal: toezicht op het taalgebruik in bestuurszaken, onderwijs en sociale betrekkingen. • onderwijs: de federale overheid is alleen bevoegd voor de pensioenen van het onderwijzend personeel, het vastleggen van de leerplicht en de minimumvoorwaarden om een diploma te behalen. Alle overige onderwijsaangelegenheden behoren tot de bevoegdheid van Vlaanderen.
18
In Detail
Gewestbevoegdheden • economie: steun aan bedrijven, buitenlandse handel (in samenwerking met de federale overheid), exploitatie van de bodemrijkdommen. • energie: distributie van elektriciteit en aardgas, bevordering van rationeel energiegebruik, windmolens. • gemeenten en provincies: administratief toezicht en financiering van gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. • huisvesting en ruimtelijke ordening: onder meer sociale woningbouw, kwaliteitsnormen voor verhuurde kamers en woningen, huursubsidies, renovatiepremies, industriezones aanleggen, bepalen wat natuurgebied en woongebied is, stadsvernieuwing, bouwvergunningen. • land- en tuinbouw: steun aan landbouwers, promoten van land- en tuinbouwproducten. Het landbouwbeleid wordt in grote mate bepaald door de Europese Unie. De Vlaamse Regering voert vooral Europese richtlijnen uit. • landinrichting en natuurbehoud: bescherming van monumenten en landschappen, aanleg en beheer van groengebieden. • leefmilieu en waterbeleid: bescherming van het leefmilieu (geluidshinder, verontreiniging), afvalverwerking, toezicht op bedrijven. Verdeling van drinkwater, waterzuivering, riolering. • openbare werken en vervoer: aanleggen van bruggen en wegen, zeehavens, dijken, veerdiensten, stads- en streekvervoer (De Lijn), luchthavens en openbare vliegvelden (maar voor de nationale luchthaven is de federale overheid bevoegd). • werkgelegenheid: arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding. De uitbetaling van de werkloosheids-uitkeringen is een federale materie. Voor al die bevoegdheden kan Vlaanderen ook internationale verdragen afsluiten.
De wetgevende macht: het Vlaams Parlement Verkiezingen om de 5 jaar Om de 5 jaar worden verkiezingen gehouden voor het Vlaams Parlement, dat in totaal 124 leden telt. De inwoners van de 5 Vlaamse provincies kiezen dan 118 Vlaamse volksvertegenwoordigers. Daarnaast worden er voor het Vlaams Parlement 6 volksvertegenwoordigers met woonplaats in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest verkozen. Deze 6 Vlaamse volksvertegenwoordigers kunnen aan alle werkzaamheden van het Vlaams Parlement deelnemen maar mogen in de plenaire vergadering alleen meestemmen over gemeenschapsbevoegdheden en niet over gewestbevoegdheden.
Verkiezingen 2014
19
Volksvertegenwoordigers kunnen niet tegelijk lid zijn van het Vlaams Parlement en van de Kamer. Vervroegde verkiezingen voor het Vlaams Parlement zijn onmogelijk. Dat komt omdat het parlement op geen enkele manier kan worden ontbonden voordat de zittingsperiode of legislatuur van vijf jaar is verstreken. Daarom wordt het Vlaams Parlement een legislatuurparlement genoemd. De fracties De volksvertegenwoordigers verenigen zich in fracties. De fractieleden behoren doorgaans tot dezelfde politieke partij. De fracties kiezen elk hun voorzitter. Die treedt op als woordvoerder van zijn fractie en heeft onder meer als taak ervoor te zorgen dat de parlementsleden van de fractie tot een gezamenlijk standpunt komen en de partijdiscipline naleven. Dat kan heel belangrijk zijn als de regering maar over een krappe meerderheid beschikt. Als fractieleden van de meerderheidspartijen in dat geval bij een stemming niet komen opdagen, zich onthouden of zelfs tegenstemmen, dan haalt de meerderheid misschien niet het vereiste aantal stemmen. Fractievoorzitters zijn dus belangrijke politieke figuren en kunnen veel gewicht in de schaal leggen.
20
In Detail
EXTRA Sinds 2004 is het in het Vlaams Parlement mogelijk om tijdens de legislatuur van fractie te veranderen. Vlaamse volksvertegenwoordigers die naar een andere partij overstappen, kunnen zich in het parlement bij de overeenkomstige fractie aansluiten. Een volksvertegenwoordiger kan slechts deel uitmaken van één fractie. Volksvertegenwoordigers die uit een fractie willen stappen, maar niet bij een andere fractie willen aansluiten, kunnen als onafhankelijke zetelen.
Het Vlaams Parlement als politieke arena Hoewel het parlement de wetgevende macht is en decreten slechts uitwerking hebben als ze door het parlement zijn aangenomen, toch heeft de regering een sterk overwicht op het parlement. In de praktijk zijn het de regeringen die het beleid uitstippelen en vastleggen. Maar de regering moet wel verantwoording afleggen aan het parlement. Om benoemd te worden en om te kunnen besturen, moet de regering de steun hebben van de meerderheid in het parlement. Die meerderheid steunt zo goed als altijd de initiatieven van de regering, omdat over die initiatieven vooraf overleg wordt gepleegd en een consensus wordt bereikt. De belangrijkste afspraken en de grote lijnen van het beleid worden bij het begin van de regeerperiode door de regerende partijen (coalitiepartners) vastgelegd in een regeerakkoord. In de loop van de regeerperiode is er regelmatig meerderheidsoverleg over concrete initiatieven van de regering. De oppositie biedt daarentegen door een kritische houding en door kritische vragen weerwerk aan de regering. Wanneer het om belangrijke politieke knelpunten gaat, probeert de oppositie om het de regering zo lastig mogelijk te maken. Op die manier probeert de oppositie het vertrouwen in de regering te ondermijnen en de kiezers te overtuigen om de volgende keer niet op een regeringspartij te stemmen. Dat betekent niet dat volksvertegenwoordigers die behoren tot de meerderheid geen kritische standpunten kunnen innemen of geen pogingen zullen ondernemen om het regeringsbeleid bij te sturen. Omgekeerd steunen de leden van de oppositie soms initiatieven van de meerderheid. De oppositie zal naast controleren en kritiek geven ook zelf alternatieven voorstellen.
Het Vlaams Parlement als decreetgever De wetten waarover in het Vlaams Parlement wordt gestemd, heten decreten. Er bestaat geen hiërarchisch verschil tussen een decreet en een federale wet. Ze zijn gelijkwaardig. Decreten en wetten mogen alleen niet met elkaar in tegenspraak zijn. En uiteraard moet een decreet net zo goed als een wet conform de Grondwet zijn. Ze mogen evenmin in tegenspraak zijn met Europese richtlijnen.
Verkiezingen 2014
21
Het initiatief voor een decreet kan van een minister of van een volksvertegenwoordiger komen. In het eerste geval spreken we van een ontwerp van decreet, in het tweede geval van een voorstel van decreet. In de praktijk zijn het de ministers die veruit de meeste initiatieven nemen voor wetgeving. Een ontwerp van decreet werd steeds door de hele regering besproken en goedgekeurd. Er werd ook verplicht advies gevraagd aan de officiële adviesorganen zoals de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) of de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en aan de Raad van State. Het advies is verplicht, maar de regering kan het naast zich neerleggen. De Minaraad is de strategische adviesraad voor het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie. Vertegenwoordigers uit het maatschappelijke middenveld en onafhankelijke deskundigen treden er in overleg met elkaar over het milieubeleid in de brede zin van het woord. De adviezen en studies die voortkomen uit dit overleg worden bezorgd aan de Vlaamse Regering en aan het Vlaams Parlement.
In het Vlaams Parlement wordt een ontwerp van decreet uitgebreid besproken, artikel per artikel, en eventueel gewijzigd (met amendementen). De bespreking gebeurt eerst in een commissie met 15 volksvertegenwoordigers , verdeeld volgens de sterkte van de fracties en gespecialiseerd in een bepaalde bevoegdheid. De minister komt zijn ontwerp toelichten en de commissie kan ook externe deskundigen uitnodigen om hun mening te horen over het onderwerp. Uiteindelijk wordt er in de commissie gestemd over het ontwerp van decreet en -indien goedgekeurd- wordt het op de agenda van de plenaire vergadering gezet. Daar volgt opnieuw een bespreking en kunnen er nog wijzigingen aan de tekst voorgesteld worden. Doordat reeds veel werk in de commissie is gebeurd, blijft de bespreking vaak beperkt tot het herhalen van de partijstandpunten of tot een discussie over de overblijvende knelpunten. Een ontwerp of voorstel van decreet moet uiteindelijk met een meerderheid van stemmen worden goedgekeurd in de plenaire vergadering. Daarna wordt het bekrachtigd en afgekondigd door de Vlaamse Regering. De bekendmaking gebeurt door publicatie in het Belgisch Staatsblad, waarin ook een Franse vertaling verschijnt.
22
In Detail
Het Vlaams Parlement als controlerende instelling De tweede belangrijke taak van het Vlaams Parlement bestaat erin om de Vlaamse Regering te controleren en bij te sturen. Om toezicht te houden over het werk van de regering en het beleid mee vorm te geven, beschikken de volksvertegenwoordigers over een aantal instrumenten. Stemmen over de begroting Een belangrijk controlemoment is de jaarlijkse stemming over de begroting. In de begroting staat opgesomd hoeveel geld de ministers het volgende werkjaar zullen besteden en voor welke beleidsprogramma’s dat geld zal worden gebruikt. De begroting wordt elk jaar voor het einde van oktober bij het parlement ingediend. Samen met de begroting moeten de ministers ook een beleidsbrief indienen waarin hun prioriteiten worden verduidelijkt. Vragen stellen en aanbevelingen doen Een logische manier om het beleid van de regering te controleren is door vragen te stellen over dat beleid. Volksvertegenwoordigers doen dat dan ook heel actief, mondeling tijdens de vergaderingen of schriftelijk. Er zijn verschillende soorten ‘vragen’ die als controle-instrument gebruikt worden: schriftelijke vragen en mondelinge vragen in de commissies, actuele vragen tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de plenaire vergadering, interpellaties en moties en ten slotte resoluties. De volksvertegenwoordigers moeten zich aan strikte procedures houden wanneer ze deze controlemiddelen gebruiken en wanneer ze aanbevelingen doen aan de regering.
e vragen dat de Vlaams Het aantal schriftelijke auig sp de pt rs stellen, loo volksvertegenwoordige ar na bte am top Melkebeke. De ten uit, zegt Dirk Van rPa ms aa Vl id vindt dat het van de Vlaamse overhe n. lle zou moeten opste lement selectiecriteria
iatieven genomen. nog 5.111 schriftelijke init Twee jaar geleden werden name met bijna toe een 88, 6.6 op er tell d de mense toevloed” Vorig parlementair jaar ston “im e Dez r. doo de stijging zich druk, zegt Van een derde. Ook dit jaar zet er ond de Vlaamse administratie gen steeds meer zet de vlotte werking van kla en nar bte am e end leidinggev Melkebeke. “Verschillende uk.” over de stijgende werkdr werk van een efficide Vlaamse administratie akt ma n ma top de s Volgen er dan zich voluit ten bet t nie s zelf id. “Zij vraagt ënte en effectieve overhe treren op de essentiële cen bevolking en zich te con dienste te stellen van de gen hoort niet tot dat vra e loz zin of e ant van irrelev taken. Het beantwoorden takenpakket.” Van Melkebeke bij de ed aan vragen is volgens De oorzaak van de stortvlo ouden van de initiabijh n eke isti stat itioneel de kranten te zoeken, die trad politici niet langer om ng ag de pers met aandra tieven van politici. “Ik vra oudelijk te kijken.” inh ook ar Ma t. itei ant is van kw louter te klasseren op bas ent werk maken lem Par het cht de zaak zijn, mo Daarnaast zou het een goe e. eria, besluit Van Melkebek van een aantal selectiecrit Bron: Belga 20/03/13 Verkiezingen 2014
23
De uitvoerende macht: de Vlaamse Regering De Vlaamse Regering mag ten hoogste 11 ministers tellen. Ze wordt geleid door de minister-president, die traditioneel tot de grootste meerderheidspartij behoort. Om het politieke evenwicht te bewaren, wijzen de andere meerderheidspartijen elk één minister aan als viceminister-president. Doorgaans zijn het Vlaamse volksvertegenwoordigers die minister worden, maar verkozen zijn is geen vereiste. Vlaamse volksvertegenwoordigers die minister worden, moeten uit het parlement ontslag nemen. Ze worden automatisch vervangen door hun opvolgers op de verkiezingslijst.
De Vlaamse Regering als ploeg: de ministerraad De Vlaamse Regering vergadert wekelijks met alle Vlaamse ministers samen op vrijdagvoormiddag. De minister-president is voorzitter van de vergadering. De Vlaamse Regering is een collegiaal orgaan, dat wil zeggen dat alle beslissingen door de ministers samen moeten worden genomen. Iedere minister moet dus akkoord gaan met de regeringsbeslissing of ten minste bereid zijn om die naar buiten te verdedigen. Dat de beslissingen collegiaal en in consensus worden genomen, betekent niet dat de standpunten altijd gemakkelijk te verzoenen zijn. Ook de beslissingen in een ministerraad zijn dus vaak het resultaat van harde onderhandelingen. Als één of meer ministers niet bereid zijn de uiteindelijke beslissingen van de regering te verdedigen, hebben ze eigenlijk geen andere keuze dan ontslag te nemen.
24
In Detail
Ministers, kabinetten, Vlaamse administratie Iedere minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van één of meer onderdelen van het beleid: Financiën en Begroting bijvoorbeeld, of Onderwijs en Vorming, Leefmilieu en Natuur, Welzijn en Volksgezondheid, Mobiliteit enzovoort. Voor de voorbereiding of de uitvoering van hun beleid doen de Vlaamse ministers een beroep op hun kabinet en op de administratie. Ministers hoeven niet steeds specialisten te zijn. Ze moeten in de eerste plaats hun dossiers kennen en de politieke gave hebben om die in de ministerraad, het parlement en de media te verdedigen. En ze moeten zich uiteraard weten te omringen met bekwame medewerkers die degelijke dossiers opstellen en in hun naam kunnen onderhandelen. Ze hebben daarvoor persoonlijke, politieke medewerkers op hun kabinet en ambtenaren van de Vlaamse administratie. De Vlaamse administratie is georganiseerd in een aantal beleidsdomeinen. Zij moeten zorgen voor de voorbereiding en de concrete uitvoering van de beleidsbeslissingen. Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de goede werking van hun administratie en moeten zich daarover kunnen verantwoorden in het parlement.
De Vlaamse Regering als uitvoerende macht Eens een decreet werd goedgekeurd door het Vlaams Parlement zijn er nog heel wat stappen te nemen. Een decreet geeft de grote lijnen van de wetgeving weer. Om het beleid concreet te maken zijn er uitvoeringsbesluiten nodig. Dat kunnen ‘Besluiten van de Vlaamse Regering’ zijn of ‘Ministeriële Besluiten’. Een besluit van de Vlaamse Regering gaat uit van de hele ministerraad. Bij een ministerieel besluit concretiseert één minister het decreet. Een decreet en de uitvoeringsbesluiten kunnen nog verder worden geconcretiseerd in een ministeriële omzendbrief.
Verkiezingen 2014
25
België Bij elke staatshervorming sinds 1970 werden bevoegdheden uitdrukkelijk toegewezen aan de gemeenschappen en gewesten via bijzondere wetten. Eigenlijk staat sinds 1993 in de Grondwet (art. 35) het omgekeerde: alle bevoegdheden komen toe aan de gemeenschappen en gewesten, behalve de bevoegdheden die uitdrukkelijk worden toegekend aan de federale overheid. Artikel 35 zegt echter ook dat er eerst een lijst gemaakt moet worden van die federale bevoegdheden. Daar is nog geen politieke meerderheid voor gevonden. Bijgevolg blijft de bestaande regeling van kracht: de gemeenschappen en gewesten krijgen alleen uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheden, en de federale overheid behoudt alle overige bevoegdheden.
Bevoegdheden De voornaamste bevoegdheden van de federale overheid • defensie: het leger en de verwante diensten zoals de militaire inlichtingendienst (ADIV) en het opleidingscentrum voor het Belgische leger; • justitie: de organisatie van de rechterlijke macht en het strafuitvoeringsbeleid, waaronder het gevangeniswezen (wetgevende en uitvoerende macht), de rechtspraak (rechterlijke macht); • sociale zekerheid: ziekte- en invaliditeitsverzekering, werkloosheidsreglementering en werkloosheidsuitkeringen, loopbaanonderbreking, pensioenen; • mobiliteit en vervoer: beheer van het luchtverkeer, verkeersregels, inschrijving van voertuigen, rijbewijzen; • overheidsbedrijven: Belgische Spoorwegen (NMBS), De Post, Belgacom; • binnenlands beleid: handhaving van de openbare orde, de federale politie, toezicht op de politiediensten, de staatsveiligheid, asielbeleid en migratie, bescherming van de bevolking en hulpverlening bij rampen (o.a. de civiele bescherming en de brandweer); • buitenlands beleid: buitenlandse zaken, ontwikkelingssamenwerking, coördinatie van de buitenlandse handel, de ambassades, consulaten en vertegenwoordigingen in het buitenland en in België; • organisatie van de verkiezingen voor de Kamer, voor de gewest- en gemeenschapsparlementen en voor het Europees Parlement. Voor de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen zijn de drie gewesten elk apart verantwoordelijk. • economie en fiscaliteit: consumentenzaken, auteursrechten, prijs- en inkomensbeleid, mededingingsrecht, handels- en vennootschapsrecht, arbeidsrecht en arbeidsverhoudingen.
26
In Detail
Een gedetailleerd overzicht van de federale bevoegdheden en van alle federale overheidsdiensten vindt u op www.belgium.be/nl. U kunt doorklikken naar de sites van elk van die diensten. De wetgevende macht:
De wetgevende macht: De Kamer en de Senaat Het federale parlement bestaat uit de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. De Kamer bestaat uit 150 volksvertegenwoordigers. De kamerleden worden vanaf 2014 verkozen voor een zittingsperiode van 5 jaar. De Senaat wordt niet meer rechtstreeks verkozen. De manier van werken in het federale parlement komt in grote lijnen overeen met die in het Vlaams Parlement. De groepering van de volksvertegenwoordigers en senatoren in fracties, de rol van de oppositie en de krachtsverhoudingen tussen parlement en regering zijn er nagenoeg identiek.
EXTRA De hervorming van de Senaat De senatoren worden niet meer rechtstreeks verkozen. Vanaf 2014 zal de Senaat 60 leden tellen, vooral vertegenwoordigers van de deelstaatparlementen. De gemeenschaps- en/of gewestparlementen sturen dan op basis van hun verkiezingsresultaten 50 leden naar de Senaat: 29 door het Vlaams Parlement, 10 door het Parlement van de Franse Gemeenschap, 8 door het Waals Gewestparlement, 2 door de Franstalige groep in het Brussels Gewestparlement en 1 door het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap. Samen coöpteren deze gemeenschaps- en gewestsenatoren nog 10 senatoren op basis van de verkiezingsresultaten voor de Kamer. Voor de meeste wetgeving is enkel de Kamer bevoegd. De Senaat krijgt voortaan meer de rol van een assemblee van de deelstaten waarin de gemeenschappen elkaar ontmoeten en van een reflectiekamer die zich toelegt op de studie van grote maatschappelijke problemen en de verbetering van de basiswetgeving. De Senaat zal zijn wetgevende rol nog spelen in de institutionele regelgeving: de Grondwetsherziening en de wijziging van de bijzondere wetten. Wanneer de institutionele wetgeving oplegt dat er samenwerking noodzakelijk is tussen de federale overheid en de deelgebieden, krijgt de Senaat een adviserende rol. De bemiddelende rol van de Senaat slaat op de regeling van de belangenconflicten.
Verkiezingen 2014
27
De Kamer keurt de wetten goed De Federale Regering moet bij haar aantreden het vertrouwen krijgen van de meerderheid van de Kamerleden. De regering en het parlement kunnen het initiatief nemen om wetgeving te maken. Als de Federale Regering het initiatief neemt, wordt dat een wetsontwerp genoemd. Gaat het initiatief uit van een of meer parlementsleden, dan spreekt men van een wetsvoorstel. Ook in het federale parlement neemt de regering de meeste wetgevende initiatieven. Het initiatief doorloopt ook nagenoeg hetzelfde traject als in de andere parlementen. Zo worden wetten eveneens voorbereid in commissies en pas in de laatste fase behandeld in de plenaire vergadering. Een wetsontwerp of wetsvoorstel dat door het parlement is goedgekeurd, moet door een minister worden ondertekend en daarna ook door de koning met zijn handtekening worden bekrachtigd. Vervolgens wordt de wet in beide landstalen bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Controle op de Federale Regering Net zoals de andere parlementen heeft het federale parlement de taak om het beleid van de regering te controleren. De Kamer bespreekt de begroting en keurt ze goed, de kamerleden stellen vragen aan de ministers over het gevoerde beleid. De Kamer kan ook het vertrouwen in de regering opzeggen en dat heeft andere gevolgen dan in het Vlaams Parlement. Het federale parlement kan namelijk ontbonden worden voordat de legislatuur van 5 jaar om is. Daaruit vloeien dan vervroegde verkiezingen voort.
De uitvoerende macht: de koning en de Federale Regering Volgens de Grondwet is België een monarchie. Dat wil zeggen dat in België het staatshoofd een koning is. Het koningschap wordt door erfopvolging overgedragen (art. 85 GW). Sinds de grondwetsherziening van 1991 kan ook een vrouw de troon bestijgen (art. 85 GW). Wie de Belgische Grondwet leest, moet er wel van overtuigd raken dat de koning de belangrijkste man in dit land is, want hij kreeg bevoegdheden toegewezen in elk van de drie machten: Als deel van de wetgevende macht bekrachtigt de koning alle wetten met zijn handtekening. Als hoofd van de uitvoerende macht benoemt en ontslaat de koning de federale ministers. Onder bepaalde voorwaarden ontbindt hij de federale kamers. Hij kondigt de wetten af en maakt ze bekend en ondertekent de koninklijke besluiten. Hij voert het bevel over het leger, heeft de leiding van de buitenlandse betrekkingen en sluit bepaalde verdragen.
28
In Detail
In de rechterlijke macht benoemt en ontslaat de koning onder andere de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de rechtbanken en hoven (we spreken bijvoorbeeld over de procureurs des Konings). Nochtans heeft de koning al lang niet meer zo veel macht als de Grondwet laat vermoeden. De koning kan immers niets zeggen of beslissen zonder dat de regering daarvoor haar goedkeuring geeft. Hij zet zijn handtekening onder de Belgische wetten en koninklijke besluiten zonder dat hij iets te maken heeft met de totstandkoming van die wetten en elke wet moet door een minister mee ondertekend worden. In de Grondwet staat dat de koning politiek onbekwaam is om alleen te handelen. Dat betekent dat de koning geen enkele persoonlijke verantwoordelijkheid draagt voor de beslissingen van de regering. De federale ministers dragen de volledige verantwoordelijkheid. En alles wat de koning in zijn functie zegt en doet, zoals officiële toespraken en ontvangsten, wordt ook door de regering gedekt.
De premier, 15 ministers en een aantal staatssecretarissen De Federale Regering wordt geleid door de eerste minister of premier. Die behoort uiteraard tot een partij van de meerderheid. De Federale Regering mag ten hoogste 15 ministers hebben. Bovendien moet ze evenveel Franstalige als Nederlandstalige ministers tellen, de eerste minister niet meegerekend. Dat is een garantie die werd gegeven aan de Franstaligen, die feitelijk in de minderheid zijn in België. Er worden ook staatssecretarissen aangesteld voor bepaalde bevoegdheden (bijvoorbeeld asiel en migratie of fraudebestrijding). Een staatssecretaris is altijd ondergeschikt aan een minister. Sinds de grondwetsherziening van 2002 moet de ministerraad ook personen van verschillend geslacht tellen. Doorgaans zijn het federale parlementsleden die minister worden, maar verkozen zijn is geen vereiste. Zo is bijvoorbeeld de minister van Financiën (Koen Geens) in de regering Di Rupo niet verkozen in het federale parlement. Federale parlementsleden die minister of staatssecretaris worden, moeten ontslag nemen in het parlement. Ze worden automatisch vervangen door hun opvolgers op de verkiezingslijst.
Verkiezingen 2014
29
Samen beslissingen nemen Net zoals de Vlaamse Regering, werkt de Federale Regering als een ploeg. Die ploeg moet een beleid voeren en daarvoor de nodige beslissingen nemen. Een groot deel van het beleid wordt vastgelegd tijdens de wekelijkse vergaderingen van de ministerraad met alle ministers en meestal ook de staatssecretarissen. De ministerraad vergadert elke vrijdagmorgen, in de “Wetstraat 16”, onder leiding van de premier. De ministerraad legt de belangrijkste beslissingen vast: maatregelen die de regering zal nemen naar aanleiding van actuele gebeurtenissen, de betrekkingen met het buitenland, wetsontwerpen die bij het parlement ingediend zullen worden, de ontwerpen van koninklijk besluit enzovoort. Ook de Federale Regering beslist in consensus: er wordt beraadslaagd tot alle ministers overeenstemming bereiken. Zodra de beslissing genomen is, zijn alle ministers solidair verantwoordelijk. Ze moeten in het parlement of tegenover de media de beslissing mee verdedigen. Een minister die zich niet bij een beslissing kan neerleggen, neemt meestal ontslag. De besprekingen binnen de regering zijn vertrouwelijk. Na de ministerraad geven de premier en de betrokken ministers een persconferentie. Af en toe vergaderen alleen de eerste minister en de vice-eersteministers om belangrijke politieke knopen te ontwarren. Dat heet het kernkabinet. Een minister werkt met medewerkers en met zijn administratie. De algemene manier van werken in de Federale Regering stemt in grote lijnen overeen met die in de Vlaamse Regering. De federale ministers en staatssecretarissen beschikken over administratieve diensten om hun beleid voor te bereiden en uit te voeren, de vroegere ‘ministeries’ of federale overheidsdiensten (FOD’s) en programmatorische overheidsdiensten (POD’s).
Besturen Een wet legt alleen de grote lijnen van een regeling vast. De regering moet de wet verder uitwerken. Dat doet ze door uitvoeringsbesluiten te schrijven. Wat geldt voor de deelstaten, geldt ook voor de federale regels: uitvoeringsbesluiten mogen bestaande wetten niet wijzigen of ermee in strijd zijn. Ze moeten in overeenstemming zijn met de wet waarop ze gebaseerd zijn en met de Grondwet.
30
In Detail
De volgende uitvoeringsbesluiten zorgen ervoor dat wetten ook in de praktijk omgezet worden: Koninklijke besluiten (KB’s) Een KB voert een wet uit. De bevoegde minister die de wet moet uitvoeren, ondertekent het KB samen met de koning. Maar voordat hij zijn handtekening zet – en zeker als het om een belangrijk politiek item gaat – moet de hele ministerraad het KB goedkeuren. Ministeriële besluiten (MB’s) Een MB voert een wet of een KB uit. Een MB wordt, in tegenstelling tot een KB, niet door de koning ondertekend en bevat alleen aanvullende regels. Omzendbrieven De laatste stap in het uitvoeren van regelgeving is de omzendbrief. Een omzendbrief geeft concreter aan hoe bepaalde regels geïnterpreteerd en toegepast moeten worden. Omzendbrieven zijn bestemd voor de overheidsdiensten. De begroting Een belangrijk aspect van het beleid is het opstellen van de begroting. Daaruit blijken de politieke keuzes en prioriteiten van de regering. Een begroting is een raming van de inkomsten en uitgaven van de federale staat. De begroting geldt telkens voor één jaar, en moet ieder jaar worden goedgekeurd door de Kamer. Het begrotingsontwerp van de regering wordt samen met de beleidsnota’s van de ministers en staatssecretarissen besproken. In hun beleidsnota geven de ministers aan welk beleid ze het volgende jaar willen voeren en welke middelen ze daarvoor willen inzetten.
Verkiezingen 2014
31
Buitenbeentje Brussel De 19 gemeenten van de hoofdstad vormen een gewest op zich: het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De bestuurlijke inrichting zit er ingewikkelder in elkaar dan in de andere deelgebieden. Brussel is wel een apart gewest maar geen aparte gemeenschap. De Nederlandstalige inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest behoren tot de Vlaamse Gemeenschap. De Franstalige inwoners behoren tot de Franse Gemeenschap. In Brussel vloeien de Vlaamse en de Franse Gemeenschap dus samen.
Parlement en Regering Om de 5 jaar kiezen de inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de volksvertegenwoordigers van hun parlement. Het parlement telt 72 Franstaligen en 17 Nederlandstaligen. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bestaat uit een minister-president en vier ministers: 2 Nederlandstalige en 2 Franstalige. Daarnaast zijn er 3 staatssecretarissen van wie minstens 1 Nederlandstalige. Hoewel in Brussel de Vlamingen slechts een kleine minderheid zijn, zijn ze dus ruim vertegenwoordigd in het bestuur.
De negentien gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest
Bevoegdheden Gewestmateries Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is enkel bevoegd voor gewestmateries waaronder ruimtelijke ordening, huisvesting, openbare werken, gewestelijk openbaar vervoer (bus, tram en metro), economisch beleid, arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, leefmilieu, energie (distributie van elektriciteit en gas). Het is ook verantwoordelijk voor de brandweer, de medische hulpdiensten en de huisvuilophaling en -verwerking. De beslissingen over al die materies gelden voor alle inwoners van Brussel, dus zowel Vlamingen als Franstaligen.
32
In Detail
Gemeenschapsmateries Voor de gemeenschapsmateries – onderwijs, cultuur, welzijn en gezondheidszorg – speelt de taal wel een rol. De inwoners van Brussel moeten voor die gemeenschapsmateries terecht kunnen bij Nederlandstalige of Franstalige instellingen. Er zijn in Brussel dan ook Nederlandstalige en Franstalige scholen, Nederlandstalige en Franstalige theaters, Nederlandstalige en Franstalige kinderdagverblijven enzovoort. Daarom is in dit tweetalige gewest een specifieke bevoegdheidsregeling uitgewerkt. Voor de Nederlandstaligen in Brussel zijn er drie instanties bevoegd: 1. Het Vlaams Parlement Het Vlaams Parlement keurt decreten goed voor instellingen van de Vlaamse Gemeenschap zoals de VRT en het onderwijs, die uiteraard ook voor de Nederlandstalige Brusselaars werken. 2. De Vlaamse Gemeenschapscommissie De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) is bevoegd om Vlaamse (ééntalige) instellingen in Brussel op te richten en te financieren, die actief zijn op het gebied van onderwijs, cultuur, welzijn en gezondheidszorg. Ze financiert bijvoorbeeld de Vlaamse scholen en bibliotheken in Brussel, ondersteunt de werking van de Nederlandstalige Brusselse welzijnsinstellingen, kinderdagverblijven, speelpleinen en sportactiviteiten. Ze is belast met de oprichting, werking en financiering van de Ancienne Belgique, de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, het Kaaitheater en de Vlaamse gemeenschapscentra. De VGC krijgt haar middelen grotendeels van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en van de Vlaamse Gemeenschap, aangevuld met een klein deel federale middelen. De Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat uit: • een Raad, waarin de 17 Nederlandstalige volksvertegenwoordigers van het Brussels Parlement zitten; • een College (een beperkte regering), samengesteld uit de 3 Nederlandstalige leden van de Brusselse regering. De Raad en het College van de VGC bepalen samen het beleid op het gebied van onderwijs, cultuur, welzijn en gezondheidszorg voor de Vlamingen in Brussel. Samenwerking met de Brusselse volksvertegenwoordigers in het Vlaams Parlement De 6 parlementsleden van het Vlaams Parlement die in Brussel verkozen worden, werken nauw samen met de 17 Nederlandstaligen van de Raad van de VGC. Ze worden ook uitgenodigd voor de plenaire vergaderingen en de commissievergaderingen van de Raad, maar hebben er geen initiatiefrecht of stemrecht. Die samenspraak tussen de 17 Nederlandstalige leden van de Raad en de 6 Vlaamse volksvertegenwoordigers is bedoeld om het beleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van de Vlaamse Gemeenschap op elkaar af te stemmen.
Verkiezingen 2014
33
De Vlaamse Regering heeft ook een minister voor Brussel. Hij houdt toezicht op de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel en kan de collegevergaderingen met raadgevende stem bijwonen. De band met Vlaanderen is ook duidelijk te zien op het wapenschild en de vlag van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De Vlaamse leeuw en de Brusselse iris staan er zij aan zij op afgebeeld. www.raadvgc.be
3. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie Omdat er in Brussel ook gemeenschapsinstellingen zijn waar Brusselaars in beide talen terechtkunnen (bijvoorbeeld OCMW’s en openbare ziekenhuizen), komen de Nederlandstaligen en Franstaligen samen in een verenigde vergadering. Ze keuren daar ook regelgeving goed over rechtstreekse bijstand aan personen (verzorgingsbeleid binnen en buiten de verzorgingsinstellingen, hygiënische opvoeding, preventieve geneeskunde, hulp aan gehandicapten, ouderen, jeugd, migranten, gezinsbeleid, sociale hulp aan gevangenen enzovoort). In deze vergadering moet er een meerderheid in elke taalgroep zijn om de regelgeving (ordonnanties en verordeningen) goed te keuren.
Foto: Lander Loeckx
Europa Het hoofdstuk over Europa hebben we in het aparte boekje ‘Ontdek Europa In Detail’ uitgewerkt.
34
In Detail
Politieke partijen6 Politieke partijen spelen een hoofdrol in de politiek van vandaag. Zij horen op een haast natuurlijke wijze bij de democratie. Dat komt omdat democratische politiek grootschalig is. Bij de verkiezingen in een klein land als het onze, spreken zo’n 7,5 miljoen kiezers zich uit over hun verwachtingen voor de samenleving. Er is altijd debat, onenigheid en verschil van mening over die verwachtingen. Dat debat is ontzettend belangrijk. Wie deelneemt aan het debat, bepaalt mee hoe het probleem eventueel kan worden aangepakt. Wie deelneemt aan het debat, bepaalt ook mee de toon ervan. Belangengroepen en media spelen een rol in het debat. Bekende personen die een standpunt innemen, wegen mee op het debat. Maar er zijn ook de politieke partijen. Partijen spelen een hoofdrol in het democratische debat. Soms antwoorden ze op vragen of gebeurtenissen, soms lanceren ze zelf het debat. Uiteraard bekijkt elke partij een probleem op haar specifieke manier. Omdat er maar een beperkt aantal partijen zijn, wordt het aantal manieren waarop je een probleem kunt bekijken, beperkt. Partijen ordenen dus de vele ideeën over de samenleving en hoe ze moet worden bestuurd. Dat vergemakkelijkt het praten erover en het vergemakkelijkt het oplossen van die problemen. Die beperking en structurering van het maatschappelijk debat is een belangrijke functie van de partijen. Zij zorgen ervoor dat we weten waarvoor we kiezen. Politieke partijen zijn verenigingen van mensen met min of meer dezelfde politieke opvattingen en ideeën over de vele vragen uit de samenleving. In de loop van de Belgische geschiedenis zijn er diverse politieke partijen ontstaan die allemaal verschillende standpunten innemen over de grote keuzes die in onze samenleving gemaakt moeten worden. Dat kan gaan over heel uiteenlopende thema’s: • • • • • • •
Op welke manier moet de economie worden georganiseerd? Hoe moet de overheid de zorg voor mensen organiseren? Welke taken moet de overheid opnemen en welke niet? Hoe moet het taalgebruik in dit meertalige land geregeld worden ? Wat moet de overheid doen om het milieu te beschermen? Hoe moeten we omgaan met verschillen tussen mensen in onze samenleving? .........
Verkiezingen zijn voor partijen altijd een heel belangrijke gebeurtenis. Op dat moment komen ze immers te weten – en de hele samenleving met hen – welke algemene visies op de samenleving de grootste steun genieten Door de verkiezingen kunnen de partijen politieke macht verwerven om hun programma te realiseren.
6. Bron: Prof. dr. Kris Deschouwer, Een klare kijk op politieke partijen (interview).
Verkiezingen 2014
35
Ideologieën Politieke partijen nemen deel aan het maatschappelijk debat, als vertolkers van de verlangens en belangen van de mensen. Mensen koesteren een aantal waarden, bijvoorbeeld solidariteit, vrijheid, eerlijkheid, respect, enzovoort. Ze hebben ook heel concrete belangen: voldoende geld verdienen, een job hebben, veilig op straat kunnen lopen, hun zaak leefbaar houden. Mensen met dezelfde kijk op de wereld houden er meestal dezelfde ideologie op na. Een ideologie is een geheel van opvattingen, een manier om over de samenleving na te denken. Een ideologie is een visie waardoor je belangrijke dingen kunt onderscheiden van minder belangrijke. Die visie helpt om door een bepaalde bril de wereld te bekijken en te begrijpen. Maar daardoor is een ideologie ook een beperking. Sommige dingen zie je niet. Soms besef je niet meer dat zaken ook anders bekeken en geïnterpreteerd kunnen worden. Een ideologie helpt om dingen te zien, maar een ideologie maakt tegelijk een beetje blind. Een ideologie werkt als een bril én als een stel oogkleppen.
Links of rechts? Om de posities van de partijen te beschrijven, gebruikt men vaak de termen links en rechts. Die termen ontstonden na de Franse Revolutie. Op 1 oktober 1791 zaten in de eerste Franse wetgevende vergadering na de revolutie alle verkozenen samen. De groep die een radicale verandering wilde, zat links in het halfrond. Degenen die het ancien régime van de Franse koning verdedigden, zaten rechts. Sindsdien gebruikt men die opdeling om een onderscheid te maken tussen diegenen die de bestaande samenleving willen veranderen (links of progressief) en diegenen die ze eerder willen behouden (rechts of conservatief). Dat is een handige, maar wel heel algemene manier om het politieke debat te beschrijven en te begrijpen. Links en rechts kunnen immers betrekking hebben op verschillende thema’s. Wie behoudsgezind is in één debat, kan progressief zijn in een ander. Sommigen beweren dat de opdeling in links en rechts voorbijgestreefd is en dat ze niet meer gebruikt kan worden om politieke partijen te duiden. Maar anderen zeggen dan weer dat de opdeling in links en rechts nog steeds heel actueel en bruikbaar is. De termen links en rechts zijn in elk geval vooral een manier van spreken en een manier om complexe debatten een beetje te vereenvoudigen. Openingszitting van de Staten-Generaal, 5 mei 1789, geschilderd in 1839 door Louis Charles Auguste Couder (1789-1873). Bewaard in de kastelen van Versailles en Trianon. © Réunion des musées / Gérard Blot. Ref. nr. 89-000715-02
36
In Detail
De breuklijnen Politieke partijen verschillen van elkaar. Over sommige thema’s liggen de standpunten zelfs tegenover elkaar. Die thema’s noemen we ‘breuklijnen’ zoals in de aardrijkskunde: scheuren in het landschap. Rond die breuklijnen nemen politieke partijen stellingen in. Een eerste - al heel oude - breuklijn gaat over de organisatie van de economie. Aan de ene kant staat het principe dat ondernemers zo vrij mogelijk moeten kunnen ondernemen. De overheid moet niet te veel tussenbeide komen met allerlei regels. Belastingen op wat bedrijven doen, moeten zo beperkt mogelijk gehouden worden zodat bedrijven niet geremd worden in hun activiteiten. De vrije markt is een goed systeem, dat het beste resultaat oplevert. Aan de andere kant staat de idee dat de vrije markt en het vrije handelen van bedrijven het algemeen belang niet dient. Bedrijven willen zoveel mogelijk winst maken en dat komt vooral de aandeelhouders ten goede. Maar niet de werknemers of de hele samenleving. Dus moet je in de economie ingrijpen. De overheid moet regels opleggen en zelf taken opnemen om het belang van de samenleving te dienen. De overheid moet bijvoorbeeld de lonen en de duur van de werkdag regelen door wetten. Dat is de tegenstelling tussen economisch liberalisme en economisch socialisme. Dat zijn twee verschillende ideologieën langs de economische breuklijn. Daarnaast heb je in onze samenleving ook een ethische breuklijn. Die breuklijn heeft betrekking op de moraal, op wat goed en fout is, op wat mag en wat niet mag. Daar heb je ook twee visies. Aan de ene kant heb je de conservatieve visie op de moraal. Die gaat ervan uit dat mensen keuzes moeten maken op basis van algemene waarden in de samenleving. De tegenpool daarvan is de liberale visie op moraal, die uitgaat van de individuele keuze van elk persoon. Die visie zegt: ik mag zelf kiezen. Ik, als individu, mag zelf bepalen wat goed of fout is. Die tegengestelde visies uiten zich in verschillende dingen: bijvoorbeeld in het gebruik van drugs, van alcohol, van tabak. Een liberale individuele visie zal zeggen: ik heb het recht om daar voor mezelf keuzes over te maken. Ik heb het recht om te bepalen wat ik met mijn lichaam doe. De conservatieve visie daarop zegt: nee, je hebt als individu dat recht niet. Daar zijn algemene waarden en regels voor. Die regels zorgen dat er in de samenleving respect is voor elkaar, dat je rekening houdt met de anderen en dat je niet alleen maar aan je eigen keuze denkt. Die tegengestelde visies uiten zich op heel veel vlakken: op de manier waarop je je lichaam kunt gebruiken, op het vlak van grote thema’s zoals abortus of euthanasie. Telkens zie je tegengestelde visies die gebaseerd zijn op die ethische breuklijn.
Verkiezingen 2014
37
De derde breuklijn – specifiek voor een land als België maar ze bestaat ook in andere landen – is de communautaire breuklijn. België is een tweetalig land met een Nederlandstalig noorden en een Franstalig zuiden. Waar die twee elkaar raken heb je spanningen. Er zijn conflicten over de vraag welke taal er kan gesproken worden, waar de grens precies ligt tussen de talen, wat die grens precies betekent, of je je moet aanpassen aan die grens of niet, of je als burger vrij bent om altijd en overal de taal te spreken die je wilt of niet. Daar zijn verschillende visies over tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in ons land. Deze drie grote, oude breuklijnen geven al minstens zes verschillende posities waarop partijen standpunten innemen. Recentere maatschappelijke ontwikkelingen passen niet in die oude breuklijnen. Zij vragen aandacht voor dingen die recenter van belang geworden zijn, zoals het milieu, het klimaat, de manier waarop we met grondstoffen omgaan en andere landen beïnvloeden in hun ontwikkeling. De groene ideologie profileerde zich niet op de traditionele breuklijnen omdat ze recenter tot ontwikkeling is gekomen. Ze plaatst zich duidelijk aan de kant van een duurzame visie op leefmilieu en economische groei. Een ander maatschappelijk thema dat recenter voorwerp is van politiek debat is het thema van de immigratie. Er bestaan verschillende visies over de aanpak van de diversiteit aan culturen die deel zijn gaan uitmaken van onze samenleving. Mensen die immigreren hebben vaak een andere godsdienst en andere gebruiken. Hoe moet je dat aanpakken? Hoe kun je daarmee omgaan? Is het mogelijk dat zij zich integreren in onze samenleving met hun eigen cultuur? Of kan dat niet en moeten zij zich helemaal aanpassen? Of is dat niet mogelijk en moet je ervoor zorgen dat mensen in hun eigen land blijven? Politieke partijen nemen op elk van die breuklijnen en maatschappelijke thema’s standpunten in, die van elkaar verschillen. Ze hebben allemaal wel een verschillende combinatie van visies op hoe onze wereld er zou moeten uitzien.
Partijen zijn organisaties De meeste partijen organiseren zich in lokale en regionale afdelingen met een nationaal bestuur. De lokale organisatie draait grotendeels op vrijwilligers maar de meeste grotere partijen hebben ook mensen in dienst. De partijvoorzitters staan aan het hoofd van de partijen. Zij hebben veel macht. Dat zie je vooral wanneer de regering gevormd wordt en de ministers aangeduid worden. Het zijn de partijvoorzitters die hierover de knoop doorhakken.
38
In Detail
Je zou de kenmerken van politieke partijen zo kunnen samenvatten: • Politieke partijen baseren zich op een gemeenschappelijke mens- en maatschappijvisie. • Ze streven naar deelname aan de macht door mee te doen aan verkiezingen en zoveel mogelijk politieke mandaten te veroveren. • Het zijn ledenorganisaties (bovendien kun je in principe slechts lid zijn van één enkele partij).
Wist je dat... ... er bij het opstellen van de Belgische Grondwet in 1831 geen politieke partijen waren, enkel individuele parlementsleden. Enkele jaren later vormden zich reeds de eerste partijen, toen de parlementsleden met gelijklopende ideeën gingen samenwerken. Ook buiten het parlement ontstonden organisaties die een deel van de politieke macht wilden veroveren en daarvoor politieke partijen oprichtten.
Verkiezingen 2014
39
Christendemocratisch & Vlaams (CD&V) CD&V is een christendemocratische partij, voor wie de christelijke waarden zoals zorgzaamheid en solidariteit een inspiratiebron zijn. CD&V is een partij die gelooft in een samenleving waar de mens en de zorg voor de medemens centraal staat. Het is ook een partij die zichzelf een ‘centrumpartij’ noemt. Wat de organisatie van de economie betreft, is CD&V geen voorstander van een sterke vrijemarkteconomie, maar evenmin van een sterk gestuurde economie. De Christendemocratie streeft ook daar eerder naar verzoening, naar overleg en samenwerking tussen werkgevers en werknemers. Een goed en structureel overleg vermijdt conflict en de scherpe kanten van de vrije markt. CD&V pleit voor een ethiek, voor samenlevingswaarden die in de traditie geworteld zijn. De partij is terughoudend voor beslissingen die alleen maar gebaseerd zijn op wat het individu voor zichzelf wil. Dat komt vooral tot uiting in politieke discussies over ethische thema’s als abortus, euthanasie en druggebruik. Het collectieve, de samenleving, de gevolgen van wat je doet voor de samenleving is voor CD&V belangrijk. Zo hecht CD&V ook veel belang aan het gezin, het verenigingsleven en alle vormen die de samenhang tussen burgers versterken. www.cdenv.be
Socialistische Partij Anders (sp.a)
Partijvoorzitter Bruno Tobback
40
In Detail
De sp.a staat voor ‘socialistische partij anders’. Als socialistische partij komt sp.a op voor sociale rechtvaardigheid en een belangrijke rol van de overheid in het bijsturen van de vrijemarkteconomie. Het socialisme in het algemeen, en dus ook de sp.a in Vlaanderen, streeft ernaar om de burgers en de werknemers zo goed mogelijk te beschermen door regels van de overheid. Er moeten duidelijke regels zijn over de manier waarop het werk georganiseerd wordt, over het loon dat uitbetaald kan worden. De socialistische partij streeft ook naar een goede sociale zekerheid. In dat systeem krijgen mensen die niet werken (door werkloosheid) of niet meer werken (door ziekte of ouderdom) toch een inkomen. Dat kan alleen wanneer iedereen verplicht bijdraagt aan de sociale zekerheid. Socialisme verdedigt heel sterk dat de grootste inkomens het meest bijdragen en dat de overheid regels moet opleggen om de welvaart zo gelijk mogelijk te verdelen. Voor de sp.a is de beste manier om een sociaal rechtvaardige samenleving te bereiken een overheid die voldoende investeert in de welvaartstaat: onderwijs, huisvesting, bejaarden- en kinderopvang, sociale zekerheid, openbaar vervoer, betaalbare gezondheidszorg. www.s-p-a.be
Partijvoorzitter Wouter Beke
De Vlaamse Liberalen en Democraten – Partij van de Burger (Open Vld) Open Vld staat voor ‘open Vlaamse liberalen en democraten’. Open Vld is een liberale partij, waar de vrijheid centraal staat. Op het vlak van de economie wil dat zeggen dat de overheid heel terughoudend moet zijn en zo weinig mogelijk regels mag opleggen. Zo kunnen ondernemers hun bedrijven het best ontwikkelen, nieuwe activiteiten opzetten en op die manier bijdragen tot onze welvaart. Open Vld zal er ook voor pleiten om geen te hoge belastingen te heffen. Belastingen betekenen immers een deel van je inkomen afstaan aan de overheid. Dat remt de creativiteit en het ondernemerschap. De overheid moet geen activiteiten ontplooien die door ondernemingen kunnen gedaan worden via de concurrentie op de vrije markt. Open Vld pleit voor een liberalisering van de markt en een terugdringen van de overheid. Een ander belangrijk thema voor Open Vld is de burgerdemocratie. We zien hier opnieuw het centrale idee van de vrije mens opduiken. De invloed van overlegorganen en van allerhande belangengroepen moet teruggedrongen worden. Democratie is een zaak tussen de overheid en de individuele burgers. Open Vld staat essentieel voor vrijheid, voor liberalisme. www.openvld.be
Partijvoorzitter Gwendoline Rutten
Libertair Direct en Democratisch (LDD) LDD staat voor ‘libertair direct en democratisch’. Het is een partij die afgescheurd is van Open Vld. Het waren vooral Jean-Marie Dedecker en een aantal andere leden van Open Vld die meenden dat Open Vld niet liberaal genoeg was. Het programma van LDD is Vlaams en liberaal. LDD verdedigt het absolute recht op vrije meningsuiting, en laat iedereen volledig vrij in ethische kwesties. De partij komt op voor een zelfstandig Vlaanderen, waarin de overheid zich beperkt tot een aantal kerntaken. Overheidsdiensten moeten worden afgeslankt. LDD verdedigt resoluut de belangen van zelfstandigen en kmo’s en wil de belastingen sterk verminderen. De partij wil ook de vrije markt bevorderen. LDD is pleitbezorger voor directe democratie in de vorm van het referendum op initiatief van de burgers. www.ldd.be
Partijvoorzitter Jean-Marie Dedecker
Verkiezingen 2014
41
De Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) De N-VA is de opvolger van wat vroeger de Volksunie was en staat voor ‘Nieuw-Vlaamse Alliantie’. Belangrijkste punt van de N-VA is het streven om Vlaanderen op termijn onafhankelijk te laten worden, dus België stilaan uit elkaar te laten groeien en ervoor te zorgen dat er een nieuwe staat gevormd kan worden: Vlaanderen. De N-VA gaat ervan uit dat de politieke en culturele verschillen tussen Noord en Zuid in België zo groot zijn dat je daar nooit een goede oplossing voor kunt vinden. De beste oplossing is op termijn te komen tot een onafhankelijke Vlaamse staat. De N-VA is ook een partij met een visie op de economie. Dat is eerder een liberale visie, die een beetje aansluit bij de visie van Open Vld. De N-VA pleit dus nogal sterk voor een vrije markt, voor vrij ondernemerschap, voor een overheid die weinig regels oplegt aan ondernemers. Zo pleit de N-VA ook voor een beperking van de werkloosheidssteun in de tijd en van de uitgaven van de overheid in het algemeen. Daarnaast is de N-VA eerder een centrumpartij als het gaat om het verdedigen van waarden, van ethische principes in de samenleving. www.n-va.be
er itt sien Groen! z r voo Be rtij r Van a De groenen halen overal in Europa hun kleur uit datgene waar ze in eerste instantie voor P te u Wo opkomen: de natuur. Groen vraagt aandacht voor de manier waarop we leven, produceren en energie verbruiken. Dat heeft vandaag belangrijke negatieve gevolgen voor het leefmilieu, voor het klimaat en de klimaatverandering. Niet alleen voor ons, maar ook voor de volgende generaties en ook voor andere delen van de wereld. De groene partijen pleiten ervoor om onze samenleving en economie zo te organiseren, dat we geen schade berokkenen aan het leefmilieu. Het ecologisch denken wil onze handelingen in een globale context plaatsen en er álle gevolgen – niet alleen die met betrekking tot de economische kostprijs – uit trekken. Onze westerse welvaart mag niet gebouwd worden op de kosten – sociaal, economisch, cultureel en ecologisch – van de derde wereld. Grenzen tussen landen en culturen zijn overigens niet zo relevant. De problemen van de wereld gaan ons allen aan. Groen verdedigt ook zeer nadrukkelijk dat verschillende volkeren en culturen naast en met elkaar kunnen wonen. Het groene denken pleit ook sterk voor inspraak, voor participatie, voor betrokkenheid van iedereen bij het politieke debat en bij de politieke besluitvorming. www.groen.be
42
In Detail
Partijvoorzitter Bart De Wever
Het Vlaams Belang
Partijvoorzitter Gerolf Annemans
Het Vlaams Belang is ontstaan als een Vlaams nationale partij en dat is ze nog steeds. Een van de belangrijke punten van Vlaams Belang is dat Vlaanderen zo snel mogelijk onafhankelijk moet worden. We moeten zo snel mogelijk ophouden met de Belgische constructie en Vlaanderen een onafhankelijke staat laten worden. Daarnaast heeft Vlaams Belang ook heel veel aandacht voor het immigratie-thema: hoe ga je om met groepen mensen of individuen die vanuit het buitenland – vaak uit armere landen – naar Vlaanderen komen en hier proberen een nieuw leven op te bouwen? Vlaams Belang staat daar zeer kritisch tegenover. De partij is van mening dat immigratie van mensen met een andere cultuur – en vooral van mensen met een islamitische cultuur- zeer verstorend werkt voor onze samenleving. Het betekent dat er meer werkloosheid en meer criminaliteit is in onze samenleving. Het betekent dat de islam alsmaar belangrijker wordt in onze samenleving, die traditioneel christelijk is. De samenleving zoals we die altijd gekend hebben, verdwijnt stilaan en wordt bedreigd door immigratie. Samengevat: Vlaamse onafhankelijkheid en zo weinig mogelijk immigratie en zo veel mogelijk de negatieve effecten ervan proberen te vermijden. www.vlaamsbelang.be
Andere politieke partijen Het Belgische politieke landschap is zeer gevarieerd. Wat we hierboven op een rijtje gezet hebben, zijn de partijen die op dit ogenblik verkozenen hebben in het Vlaams Parlement. Maar zelfs in het Vlaams Parlement heb je nog een partij: de Union des Francophones (UF), die de belangen van de Franstaligen in Vlaanderen, vooral in Vlaams-Brabant, verdedigt. Wie gaat stemmen, zal op zijn stembrief of op het computerscherm vaak nog heel wat andere partijen zien. Dat zijn partijen die de vorige keer niet voldoende stemmen kregen om verkozenen te halen of nieuwe partijen. Daarbij horen ook wat radicalere partijen. De Partij van de Arbeid bijvoorbeeld is een zeer radicale socialistische partij. Ze haalt niet zoveel stemmen, maar doet wel elke keer mee aan de verkiezingen. Ze is een resoluut tegenstander van de vrijemarkteconomie, ook in de gecorrigeerde vorm zoals die vandaag in Europa bestaat. Ze stelt dat wij in een kapitalistische maatschappij leven, die gedomineerd wordt door de kapitaalbezitters. Voor PVDA komt het erop aan die overheersing te breken door te strijden tegen de bezitters. Je hebt ook partijen die heel radicaal pleiten om België bij elkaar te houden of om van België opnieuw een unitaire staat te maken. Die halen ook niet zoveel stemmen. Je hebt soms ook partijen – en dat wisselt van de ene verkiezing tot de andere – die specifiek opkomen voor vrouwenbelangen, partijen die opkomen voor de belangen van de dieren, er bestaat een natuurwetpartij die af en toe aan de verkiezingen deelneemt. Er zijn er een hele reeks, maar slechts een beperkt aantal daarvan haalt voldoende stemmen om verkozenen te hebben. Voor partijen geldt over het algemeen een vaste regel: wie er niet in slaagt voldoende stemmen te behalen, verdwijnt op langere termijn. Verkiezingen 2014
43
De kritiek op politieke partijen Politieke partijen zijn instellingen die veel kritiek moeten incasseren. Vele burgers zeggen dat zij geen vertrouwen hebben in politieke partijen. Daar zijn verschillende redenen voor. De belangrijkste is dat partijen een zeer zichtbaar aspect van de politiek zijn. Partijen communiceren voortdurend, worden voortdurend om uitleg en verklaringen gevraagd. Partijen debatteren met elkaar over het beleid dat gevoerd moet worden. En partijen laten zich regelmatig – bij verkiezingen – beoordelen. Als er iets fout loopt, zullen daar altijd op een of andere manier politieke partijen bij betrokken zijn. Ze zijn een zichtbaar en daardoor zeer makkelijk mikpunt van kritiek. Zij worden verantwoordelijk gesteld voor alle dingen die we graag anders en beter zouden willen (en uiteraard ook voor de dingen die we goed vinden, maar die vallen altijd minder op). Als je kijkt naar hun geschiedenis, zie je dat partijen eigenlijk heel wendbare organisaties zijn. Ze passen zich voortdurend aan de maatschappelijke ontwikkelingen aan. Maar dat gaat relatief traag, en op elk moment van de geschiedenis hebben we het gevoel dat ze ‘het niet begrepen hebben’ of dat ze ‘zich moeten moderniseren’. Er zijn nog wel een aantal concretere redenen waarom partijen niet de meest geliefde politieke instellingen zijn. We bekijken er een viertal.
De dubbele rol van politieke partijen Partijen zijn aanwezig in de besluitvorming, waar regels gemaakt worden die de samenleving moeten sturen. Maar partijen voeren ook het debat over de besluitvorming. Beide rollen zijn vatbaar voor kritiek. Als partijen stevig met elkaar in debat gaan, zeggen critici dat ze beter met elkaar moeten samenwerken en samen een goed beleid moeten voeren. Wanneer ze hun tweede rol vervullen – het samen met andere partijen besturen – dan zeggen de critici dat ze hun principes inslikken en niet doen wat ze beloofden toen ze met elkaar in debat gingen. Partijen die niet besturen zitten niet in die dubbele rol en hoeven niet uit te leggen waarom ze compromissen maken.
De interne werking van partijen Partijen zijn grote organisaties, die moeten geleid en gestuurd worden. Bij partijen gebeurt dat in het algemeen erg centraal. Dat wil zeggen dat de partijleiding – een beperkte groep personen – de belangrijkste beslissingen neemt. Omdat partijen met elkaar in competitie zijn, én omdat zij voortdurend met elkaar moeten onderhandelen, is het nodig om snel op de bal te spelen en met één stem te spreken. Dat zorgt ervoor dat partijen heel strakke en centraal geleide organisaties zijn. Ze zijn zoals de Oostenrijkse socioloog Robert Michels al in 1911 schreef – oligarchieën, organisaties die bestuurd worden door een kleine en beperkte elite. Vooral de groene partijen hebben geprobeerd om aan die ‘ijzeren wet van de oligarchie’ te ontsnappen, maar ook zij ondervinden dat het niet makkelijk is om tegelijk politiek succesvol te zijn én intern heel open en democratisch.
44
In Detail
Partijen hanteren een nogal strakke interne discipline. Van de vele afzonderlijke politici in de partij wordt verwacht dat ze op één lijn staan. Als verkozenen in het parlement een stem uitbrengen, is dat de stem die binnen de partij is afgesproken. Soms kan die stem afwijken van hun persoonlijke voorkeur, maar meestal staan ze wel achter de standpunten van hun partij. Daarom zijn ze natuurlijk ook lid van die partij. Het grote voordeel van de interne discipline en strakke leiding in politieke partijen is dat het politieke debat geen onoverzichtelijke confrontatie is van honderden visies en meningen, maar van een handvol grote ideologieën. Wie niet van partijen houdt, verwijst gemakkelijk naar de collectieve druk, naar partijen als grote machines die weinig ruimte laten voor individuele afwijkingen.
De financiering van partijen Partijen hebben studiediensten, communicatiediensten en heel wat medewerkers. Dat kost geld en de vraag is waar het geld daarvoor vandaan moet komen. De bijdragen die de leden van partijen betalen volstaan absoluut niet om die kosten te dekken. Partijen gaan dan ook op zoek naar geld, en dat is in zowat alle landen af en toe verkeerd gelopen, met grote schandalen tot gevolg. Het gebeurde dat een bedrijf in ruil voor de ‘juiste’ beslissing de partij een flinke som geld toestopte. Om corruptie te vermijden, werd in de meeste landen gekozen voor een systeem van subsidies door de overheid, en een verbod op (grote) giften door burgers of door organisaties. Maar ook dat is geen ideale oplossing. Partijen zijn dan erg afhankelijk van de overheid, en zijn relatief zeker van hun inkomsten zolang ze verkozenen in het parlement hebben.
Dringen in het centrum Een laatste kritiek op de politieke partijen is dat partijen eigenlijk niet (meer) op fundamentele punten met elkaar van mening verschillen. Ze gelijken inhoudelijk veel te veel op elkaar. Partijen zijn op een aantal historische tegenstellingen (zoals de tegenstelling tussen katholieken en vrijzinnigen of de tegenstelling tussen voor- en tegenstanders van de vrijemarkteconomie) inderdaad dichter bij elkaar gekomen. Maar dat is een direct gevolg van de democratie. Besturen gebeurt in een democratie door een consensus te zoeken en die vind je meestal dichtbij het midden. Partijen weten dat en passen zich dan ook aan. Zo komen ze inderdaad langzaam dichter bij elkaar. Dat wil echter niet zeggen dat ze precies hetzelfde beweren en beloven. Wie de moeite neemt aandachtig te luisteren, en wie weet wat de fundamentele uitgangspunten van de verschillende partijen zijn, kan best wel zien waar de verschillen zitten. Bovendien ontstaan er regelmatig nieuwe grote debatten, nieuwe grote tegenstellingen en dus nieuwe politieke partijen. En die dwingen de bestaande partijen ook om nieuwe standpunten in te nemen. Het partijlandschap blijft op die manier voortdurend in beweging.
Verkiezingen 2014
45
Verkiezingen organiseren Kieskringen De bekendste kieskring in ons land was ongetwijfeld Brussel-Halle-Vilvoorde, die intussen is afgeschaft. Maar wat is een kieskring nu precies? Verschillen de kieskringen voor federale verkiezingen van die voor Vlaamse verkiezingen? En hoe zit het met het Europees Parlement? Een kieskring is het grondgebied waarbinnen de partijen die meedoen aan de verkiezingen een kandidatenlijst kunnen voordragen. Per kieskring zijn er zetels te verdelen. Hoeveel zetels dat zijn, hangt af van het inwonersaantal. Hoe meer inwoners, hoe meer zetels. In het Vlaams Parlement zijn er 124 zetels te verdelen. Antwerpen heeft daarvan met 33 het grootste aantal zetels, Brussel met 6 het minste. Ook belangrijk om weten is dat we in België, voor alle parlementen, werken met een evenredigheidsstelsel. De zetels worden verdeeld volgens het percentage stemmen van het totaal. Een partij met een derde van de geldig uitgebrachte stemmen, heeft dus in principe recht op een derde van de zetels. Niet alle landen hebben een evenredigheidsstelsel. In de Verenigde Staten van Amerika en in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, is er een meerderheidsstelsel. Wie de meeste stemmen binnenhaalt, krijgt ook de zetel van de kieskring. “First-past-the-post” of “winner takes all”, heet dat systeem.
Hele kleine kieskringen Stel dat je een heel klein grondgebied afbakent, met een beperkt aantal inwoners en dus ook een beperkt aantal zetels te verdelen, dan is dat voor de lokale kandidaten voordelig. Zij zijn namelijk bekend in hun eigen stad of streek en kunnen daar veel stemmen halen. Maar voor de bekende namen, de grote stemmentrekkers van de partijen, is zo’n kleine kieskring dan weer een nadeel. Want zij kunnen veel meer gebruik maken van hun bekendheid in de hele provincie of het hele gewest. Lange tijd waren de kieskringen in ons land relatief klein. Sinds 2003 zijn ze groter en vallen de kieskringen voor de Vlaamse verkiezingen samen met de provincies (met uitzondering van de kieskring Brussel).
46
In Detail
Hele grote kieskringen Stel dat je voor heel België één grote kieskring organiseert, waar zowel Franstalige als Nederlandstalige kandidaten zich in heel het land kunnen presenteren aan de kiezers. Over zo een federale kieskring is al veel inkt gevloeid. Zo worden politici verplicht om met de andere taalgemeenschap rekening te houden, zeggen de voorstanders. Maar de tegenstanders vrezen een terugkeer naar het unitaire België. Voor zo’n federale kieskring bestaat er in elk geval nu geen politieke meerderheid.
Kieskringen voor de Europese verkiezingen In het Europees Parlement heeft België 21 zetels van de 751. In de meeste Europese lidstaten dienen de partijen een lijst in voor het hele land. De kieskring is dan landelijk. Landen zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk kiezen voor een opdeling in regio’s. Zo heb je bijvoorbeeld vertegenwoordigers voor Schotland, Londen en The West Midlands aan Britse zijde en zijn er drie parlementsleden voor de Franse overzeese gebieden (Outre-Mer). De Belgische Europarlementsleden worden verkozen in drie kieskringen (eigenlijk kiescolleges7): een Franstalig, een Nederlandstalig en een Duitstalig, hoewel dat laatste maar één vertegenwoordiger telt.
Het verkiezingsprogramma Partijen zijn heel actief bij verkiezingen. Zij stellen een kandidatenlijst op en proberen in de verkiezingscampagne kiezers te overtuigen om op hen te stemmen. De concrete thema’s van zo’n verkiezingscampagne kunnen zeer verschillend zijn. Soms gaat het over de sociale zekerheid, een andere keer over veiligheid, of over internationale politiek. Partijen interpreteren die concrete dingen vanuit hun eigen visie en ideologie en proberen hun eigen thema’s naar voren te schuiven in de campagne.
De kandidaten Voor de verkiezing van het Vlaams Parlement wordt het Vlaamse Gewest ingedeeld in vijf provinciale kieskringen en Brussel. In elk van die kieskringen kunnen de politieke partijen een lijst voordragen. Politieke partijen die in heel Vlaanderen en Brussel willen deelnemen aan de verkiezingen, moeten dus in elke kieskring een andere lijst met kandidaten voordragen. Op de lijsten moeten evenveel mannen als vrouwen staan en op de eerste twee plaatsen moeten kandidaten van verschillend geslacht staan. Wie verkozen wil worden voor het Vlaams Parlement, moet aan wettelijke voorwaarden voldoen en moet:
7. Een kieskring is een geografisch afgebakend gebied. Een kiescollege is een groep kiezers. Het Nederlandstalig kiescollege = de Nederlandstalige kiezers van Vlaanderen en Brussel.
Verkiezingen 2014
47
• • •
•
al zijn burgerlijke en politieke rechten hebben op de dag van de verkiezing, de volle leeftijd van 18 jaar bereikt hebben op de dag van de verkiezing, 6 maanden voor de verkiezing zijn woonplaats hebben in een gemeente van het grondgebied van het Vlaamse Gewest en ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van die gemeente, niet uitgesloten of geschorst zijn van het kiesrecht op de dag van de verkiezing.
Hoe een kandidatenlijst tot stand moet komen, staat niet in de wet. Elke partij doet dat volgens eigen inzicht. Meestal stelt het partijbestuur een kandidatenlijst voor waarover de leden zich mogen uitspreken. Die wordt doorgaans goedgekeurd, soms met kleine wijzigingen. In andere partijen beslist het partijbestuur hoe die lijst er moet uitzien. Wie bovenaan de lijst staat, wordt de lijsttrekker genoemd. De laatste plaats op de lijst is die van de lijstduwer. Kandidaten bovenaan de lijst hebben de grootste kans om verkozen te worden. De partijen moeten ten laatste 5 weken (op 27 april 2014) voor de verkiezingsdag hun kandidatenlijsten per kieskring hebben ingediend. Op elke lijst mogen maar net zoveel kandidaten (of minder) staan als er zetels te verdelen zijn. Elke lijst moet ook nog eens vergezeld gaan van een lijst met kandidaat-opvolgers. Die nemen de plaats in van een verkozene als die ontslag zou nemen of zou overlijden. Ook als een verkozene minister wordt, neemt de opvolger zijn of haar plaats in het parlement in.
De verkiezingscampagne Maanden voor de eigenlijke verkiezingen stijgt bij de partijen de verkiezingskoorts. Ze willen zich zo sterk mogelijk profileren. De eigenlijke campagne start 3 maanden voor de verkiezingen. Dan gaat de sperperiode in, waarbij er strikte regels gelden voor het voeren van campagnes. De sperperiode voor de verkiezingen van 25 mei begint op 25 februari 2014. Twee maanden voor de verkiezingen (op vrijdag 21 maart 2014) krijgen de grote partijen een bepaald lijstnummer. Die nummers worden geloot. In alle kieskringen draagt de lijst dan hetzelfde nummer. Kleine partijen die zich niet overal presenteren, krijgen een nummer per kieskring. Vooral de laatste 2 à 3 weken voor de verkiezingen bereikt de campagne haar hoogtepunt. Verkiezingscampagnes kosten heel veel geld. In de jaren zeventig ontstond er een ware uitgavenwedloop onder de partijen. Veel partijen kwamen daardoor in geldnood en keken iets minder nauw toe op de herkomst van het geld. Zo ontstond er een grijze zone waarin het niet meer zo duidelijk was of het nu om giften ging dan wel om mogelijke corruptie. Nu zijn giften aan partijen gereglementeerd. Ze zijn niet meer fiscaal aftrekbaar en voor bedrijven zijn ze verboden.
48
In Detail
In 1989 keurde het federale parlement de wet D’hoore goed om de verkiezingsuitgaven te beperken en te controleren. Die wet bepaalt onder meer welke financieringskanalen al dan niet geoorloofd zijn. De partijen krijgen ook geld van de overheid. Om daarvoor in aanmerking te komen moet een partij minstens één verkozene hebben. De partijen moeten hun verkiezingsuitgaven laten controleren. De verkiezingscampagnes zijn namelijk ook aan regels onderworpen. Zo zijn borden van 20 vierkante meter verboden, mag men geen gadgets uitdelen en is de totale som die men aan een verkiezingscampagne mag besteden, begrensd tot 1 miljoen euro. De partijen en de kandidaten moeten bekendmaken hoeveel zij aan hun campagne hebben besteed. Zij moeten daarvoor een financieel verslag aan een parlementaire controlecommissie voorleggen. Critici hebben al aangevoerd dat op die manier de politici zichzelf controleren.
Verkiezingen 2014
49
Stemmen Stemmen kan vanaf 18 jaar. Kiezen betekent je voorkeur uitspreken voor een politiek programma.
Wie mag stemmen? Wie mag stemmen, beschikt over actief stemrecht. In België bezitten de burgers stemrecht of kiesrecht voor de parlementsverkiezingen als ze: • • • • • •
•
de Belgische nationaliteit bezitten. De niet-Belgen uit de EU kunnen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement deelnemen; 18 jaar zijn op de dag van de verkiezingen; ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een gemeente van het kiesgebied; niet uitgesloten zijn wegens criminele feiten, of onbekwaam zijn verklaard. Wie veroordeeld is tot een criminele straf (doodstraf, dwangarbeid, hechtenis of opsluiting) is uitgesloten van het stemrecht (dus definitief). Wie geschorst is, kan tijdelijk zijn stemrecht niet uitoefenen. Geschorst zijn: mensen met een veroordeling tot een gevangenisstraf van ten minste vier maanden, behalve in geval van inbreuk op de artikelen 419 en 420 Strafwetboek (onvrijwillige slagen en verwondingen) of onbekwaamheid. Wie op de dag van de verkiezingen niet in vrijheid is, maar ook niet is geschorst of uitgesloten, kan een andere kiezer volmacht geven om in zijn naam te stemmen. De directie van de inrichting waar de betrokkene zich bevindt, moet schriftelijk bevestigen dat de kiezer in kwestie op de dag van de verkiezing van zijn vrijheid is beroofd.
Het algemeen stemrecht Dat iedere Belg vanaf 18 jaar mag stemmen lijkt vanzelfsprekend. Toch is voor het algemeen stemrecht hevig strijd gevoerd en bestaat het in België nog maar sinds 1948. In 1830, bij de oprichting van België, mochten alleen diegenen stemmen die minstens een bepaald minimum aan belastingen (cijns) betaalden. Op de 4,3 miljoen Belgen waren er toen maar 46.000 cijnskiezers, nauwelijks iets meer dan 1 procent dus. In de loop van de negentiende eeuw werd de minimumcijns weliswaar verlaagd, maar dat verleende toch nog altijd maar stemrecht aan 2 procent van de Belgen. Bovendien mochten alleen mannen kiezen.
50
In Detail
Onder druk van onder meer de socialisten en de progressieve liberalen werd in 1893 het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen ingevoerd. Elke man van minstens 25 jaar kreeg één stem. Als je een bepaalde cijns betaalde, gezinshoofd was of een erkend diploma had behaald, kreeg je een tweede en soms zelfs een derde stem. Maar alleen wie rijk was, betaalde cijns en kon een diploma behalen. De rijke burgerij bleef nog altijd bevoordeeld. En nog altijd mochten alleen mannen stemmen. De socialisten en de progressieve liberalen wilden het gewone enkelvoudige stemrecht invoeren: één man, één stem. Ze ondervonden echter te veel weerstand en ze hadden geen meerderheid in het parlement. Ze bleven er wel verder voor strijden. Na de Eerste Wereldoorlog kon men nog moeilijk anders dan het enkelvoudig stemrecht invoeren: elke mannelijke Belg één stem. De regering kon niet met goed fatsoen van de gewone Belg eisen dat hij gedurende 4 jaar in de verschrikkelijkste omstandigheden het land zou verdedigen, en dan van hem verwachten dat hij genoegen zou nemen met een stem die twee tot drie keer minder waard was dan die van de beter gesitueerden die de oorlog veilig waren doorgekomen. In 1919 keurde het parlement het algemeen stemrecht voor mannen vanaf 21 jaar goed. Toen waren het de socialisten en de liberalen die zich verzetten tegen het stemrecht voor vrouwen. Ze vreesden dat vrouwen veel traditioneler zouden stemmen en dus voor de katholieken zouden kiezen. Alleen oorlogsweduwen en moeders van gesneuvelde soldaten kregen stemrecht. Voor de gemeenteraadsverkiezingen kregen de vrouwen wel stemrecht en mochten ze zich ook verkiesbaar stellen.
Foto AMSAB-Instituut voor Sociale Geschiedenis Optocht voor algemeen stemrecht, Gent, 1899
Verkiezingen 2014
51
Stemrecht voor vrouwen Pas in 1948 werd het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd: vrouwen kregen nu ook stemrecht op alle niveaus. Dat vrouwen vandaag zowel actief stemrecht (het recht om te stemmen) als passief stemrecht (het recht om zich verkiesbaar te stellen) hebben, heeft echter nog niet met zich meegebracht dat ze net zo talrijk in de parlementen, provincieraden en gemeenteraden vertegenwoordigd zijn als mannen. In de jaren negentig werd gepoogd om via nieuwe regelgeving meer vrouwelijke verkozenen te krijgen: vanaf 1 juni 1996 bepaalde een wet dat een vierde van de plaatsen op de kandidaten lijsten moest worden toegewezen aan vrouwen. Vanaf 1 januari 1999 werd dat een derde. Voor de verkiezingen van het Europees Parlement werd in 2002 vastgelegd dat op de eerste twee plaatsen personen van verschillend geslacht moeten staan. Als overgangsmaatregel werd voor de eerstvolgende verkiezingen (in 2004) toegestaan dat op de eerste drie plaatsen van de lijst personen van verschillend geslacht moeten staan. Voor de verkiezing van de deelstaatparlementen en voor de verkiezingen van de Kamer en de Senaat werd ook in 2002 bepaald dat op de kandidatenlijsten evenveel mannelijke als vrouwelijke kandidaten moeten staan, en de eerste twee plaatsen van de lijst moeten worden bezet door kandidaten van verschillend geslacht. De verplichting om een vrouw op een van de eerste twee plaatsen te zetten, trad echter pas in werking vanaf de verkiezingen van 2009. Nochtans leidde dat niet tot een spectaculaire stijging van het aantal verkozen vrouwen. De verklaring daarvoor vind je in de kandidatenlijsten. De lijsttrekkers zijn nog steeds overwegend mannen. Vrouwen krijgen doorgaans minder verkiesbare plaatsen.
Vrouwenbetoging in Gent op 13 juni 1949 naar aanleiding van de parlementsverkiezingen van 26 juni 1949, de eerste parlementsverkiezingen waar vrouwen aan deelnamen, foto AMSAB
52
In Detail
EXTRA Stemrecht of opkomstplicht? Samen met het meervoudig algemeen stemrecht werd in 1893 ook de opkomstplicht ingevoerd. Opkomstplicht betekent dat iedere stemgerechtigde burger zich op de dag van de verkiezingen in een stembureau moet aanmelden. De stemming is geheim. Opkomstplicht was vooral een idee van de socialisten. Die vreesden namelijk dat de rijke burgerij, als werkgever, wel eens druk zou kunnen uitoefenen op haar arbeiders om niet te gaan stemmen. De socialisten gingen er immers van uit dat ze hun stemmen in de eerste plaats zouden halen bij de arbeiders. Maar er speelden ook andere overwegingen mee. Tot dan daagde gemiddeld 25 tot 30 procent van de kiezers niet op. Velen vonden dat zo’n groot absenteïsme de legitimiteit van de verkiezingen aantastte. De opkomstplicht staat voortdurend ter discussie. De verschillende politieke partijen hebben over stemrecht of opkomstplicht een uiteenlopende mening.
De verkiezingsdag In het stembureau De voorzitter van een stembureau wordt aangewezen. In principe kan dat elke stemgerechtigde burger zijn. De voorzitter krijgt een lijst met de namen van een aantal burgers waaruit hij zijn bureau moet samenstellen: de bijzitters. De voorzitter en bijzitters moeten ervoor zorgen dat de stemverrichtingen ordelijk verlopen en dat er geen fraude wordt gepleegd. Partijen hebben het recht om kiesgetuigen naar de stembureaus te sturen om daar op toe te zien. Om geldig te stemmen moet de kiezer met het rode potlood dat zich in het stemhokje bevindt de nodige bolletjes inkleuren, of met de stemcomputer zijn stem uitbrengen.
Geldig stemmen kan als volgt: 1. 2.
Bovenaan een lijst: dat is dan een lijststem of kopstem. De kiezer geeft daarmee te kennen dat hij voor die lijst stemt en dat hij akkoord gaat met de volgorde van de kandidaten op die lijst. Hij geeft geen voorkeur voor een individuele kandidaat aan. Een lijststem op twee verschillende lijsten uitbrengen, is ongeldig. Bij de naam van één of meerdere kandidaten en/of plaatsvervangers van dezelfde lijst: dat is een voorkeurstem of naamstem. Om geldig te stemmen moet je in elk geval binnen één lijst blijven.
Verkiezingen 2014
53
Een combinatie van lijststem en voorkeurstem(men) binnen één lijst mag ook, maar dan gelden alleen de voorkeurstemmen. Wie op zijn stembrief schrijft of er iets op aanbrengt, maakt zijn stem ongeldig. Wie een niet-ingevulde stembrief in de stembus stopt, stemt blanco. Met de computer kun je niet ongeldig stemmen, wel blanco. Een blanco stem is niet ongeldig, maar ze telt uiteraard niet mee. Blanco en ongeldige stemmen tellen niet mee bij de zetelverdeling. Wie gestemd heeft, krijgt een stempel op zijn oproepingsbrief, waarmee de kiezer kan bewijzen dat hij is gaan stemmen. Hij kan dus ook geen tweede maal gaan stemmen.
Volmacht geven Sommige kiezers die niet persoonlijk kunnen gaan stemmen omdat ze ziek zijn, moeten werken of in het buitenland verblijven, kunnen hun stem uitbrengen door een volmacht te geven aan een andere kiezer. De kiezer die de volmacht verleent, wordt ‘volmachtgever’ genoemd en de ‘volmachtdrager’ is de kiezer die de volmacht aanvaardt. De volmachtdrager stemt dus in plaats van de volmachtgever.
Boete voor wie niet komt opdagen Wie op de dag van de verkiezingen zonder rechtsgeldige reden niet op het stembureau komt opdagen, riskeert in elk geval een boete. De vervolgingen en de straffen worden voorgeschreven in artikel 209 en 210 van het Algemeen Kieswetboek.
Boete ka n door ge rechtsko Gepeperd sten e rekenin g voor afw oplopen tot 600 e uro ezige bijz itters
KORTRIJ K/DEERL IJK zaakten aa n hun plich - Dertig mensen die t al op 14 okto bank moet ber 2012 v en verantw s bijzitter hebben zi erch gisteren oorden. Ze door de ger voor de re riskeren b echtskosten chtoetes tot 3 van democr kan dat op 00 euro, m lopen tot 6 atische ver aar 00 plichtingen gisteren vo ’, dat is waa euro. ‘Het niet uitv or de Kort rijkse rech r beschuldig d e d er tig bijzitter oeren tbank moes d. Allemaa sd ten versch lw gemeenteijnen van w ie en provinci aren ze opgeroepen orden om op 14 eraadsverk bureau. M o kto ie aar stuk vo or stuk kw zingen, als bijzitter te ber, de dag van de amen ze te zetelen in laat of daa ‘Afwezige gden ze gew een stembijzitters zi oon niet o jn een dram zegt advoca p. a voor de at Marnix voorzitters Lefevere. de voorzit van een st Hij leidde ters op. ‘Z emb in de weken e brengen de hele pla voor de ver ureau’, nning in d kiezingen Ongeveer e war.’ twin rechter. Het tig van de dertig bek laagden ver re dedigden zi wat beklaag gende dan ook argu menten en ch gisteren den bewee uitvluchte rden zich o voor de oppas voo n in de rech verslapen r hun kind tbank. Hee te er hebben, an café. en of waren l deren hadd nog maar en geen net thuis v an hun wer k in een ©Het Nieu wsblad, K aren Verhu lst
54
In Detail
Na de verkiezingen De verdeling van de zetels Tot 1899 gold voor de zetelverdeling het meerderheidsstelsel, waarbij per kieskring de kandidaten met de meeste stemmen, die ook de absolute meerderheid hadden, verkozen werden. In 1899 werd het evenredigheidsstelsel (systeem-D’Hondt) ingevoerd. Dat houdt in dat de zetels over de partijen worden verdeeld in verhouding tot de behaalde resultaten. De zetelverdeling geeft aan hoeveel zetels iedere partij krijgt in het parlement. Sinds 13 juni 2004 wordt het systeem D’Hondt gecombineerd met een kiesdrempel van 5 procent in elke provinciale kieskring. Dat wil dus zeggen dat een partij minstens 5 procent van de geldige stemmen moet behalen om te kunnen meedingen naar een zetel. Voor de Europese verkiezingen is er echter geen kiesdrempel. De kiesdeler is het getal dat aangeeft hoeveel stemmen je moet hebben voor één zetel. Om het systeem-D’Hondt duidelijk te maken volgt hierna een voorbeeld van een berekening van de zetelverdeling in een fictieve kieskring:
Zetelverdeling Stap 1 In een kieskring zijn er 144.000 ingeschreven kiezers. Er zijn 11 zetels te behalen. 5 lijsten hebben aan de verkiezingen deelgenomen. In totaal werden er 130.000 geldige stembiljetten in de stembus gestopt. De 8.700 blanco en ongeldige stemmen tellen niet mee voor de zetelverdeling. Stap 2 Er wordt geteld hoeveel geldige stembiljetten er voor elke partij zijn uitgebracht. Voor lijst 1 hebben 54.000 kiezers een geldig stembiljet in de stembus gestopt (met een lijststem of verscheidene voorkeurstemmen). Er zijn dus 54.000 stembiljetten voor lijst 1. Voor lijst 2 zijn er 40.000 geldige stembiljetten. Voor lijst 3 zijn er 21.000 geldige stembiljetten. Voor lijst 4 zijn er 9.800 geldige stembiljetten. Voor lijst 5 zijn er 5.200 geldige stembiljetten. De kiesdrempel van 5% werd door lijst 5 niet gehaald. De lijst wordt niet meegeteld bij de zetelverdeling. Stap 3 Hier volgt de berekeningswijze van het systeem-D’Hondt. Je deelt het totale aantal stembiljetten voor elke lijst door achtereenvolgens de noemer 1 – 2 – 3 – 4 – 5 – 6 – enzovoort. Verkiezingen 2014
55
Het resultaat van die delingen zijn quotiënten: Lijstnummer
Lijst 1
Lijst 2
Lijst 3
Lijst 4
Lijst 5
Aantal geldige stembiljetten Noemer: 1 2
54.000
40.000
21.000
9.800
5.200
Quotiënten: 54.000 (1) 40.000 (2) 27.000 (3) 20.000 (5)
3
18.000 (6)
13.333 (8)
4
13.500 (7)
10.000 (11)
5
10.800 (9)
8.000
6
9.000
6.666
7
7.714
21.000 (4) 9.800 10.500 (10) 4.900 7.000
Stap 4 Je zet nu alle quotiënten in volgorde van groot naar klein, en verdeelt dan de zetels tot er geen meer over zijn (in dit voorbeeld zijn er 11 zetels). Je krijgt nu de volgende reeks: Zetel
Lijst 1 2 3 4 5
54.000 40.000 27.000 21.000 20.000
1 2 1 3 2
6
18.000
1
7 8 9 10 11
13.500 13.333 10.800 10.500 10.000
1 2 1 3 2
Het laatste quotiënt dat recht geeft op een zetel (in dit voorbeeld dus 10.000) wordt de kiesdeler genoemd. Nu zijn alle zetels verdeeld. Het resultaat is:
Lijst 1: 5 zetels
Lijst 2: 4 zetels
Lijst 3: 2 zetels
Lijst 4 had niet genoeg stemmen om aan de kiesdeler te komen en heeft dus geen zetel behaald. In dit voorbeeld had je 10.000 stemmen nodig op een totaal van 130.000 geldige stembiljetten. Dat wil zeggen dat je 7,69 procent van de stemmen moest hebben om een zetel te behalen.
56
In Detail
Wie is verkozen? Als de stemmen zijn geteld, en de zetels verdeeld, moet nog worden nagegaan welke kandidaten de zetels mogen innemen. In principe krijgen de kandidaten met de meeste stemmen de zetels. Maar heel wat kiezers geven enkel een lijststem, waarmee ze aangeven dat ze akkoord gaan met de volgorde van de lijst. Die stemmen worden natuurlijk ook (voor de helft) meegerekend om te bepalen wie er echt verkozen werd. Wanneer men én een lijststem én een of meer voorkeurstemmen heeft uitgebracht, vervalt de lijststem.
De vorming van een nieuwe regering Na de verkiezingen spelen de partijen nog altijd de belangrijkste rol. Tijdens de campagne kunnen de partijen heel duidelijke taal spreken en zeggen wat volgens hen de juiste aanpak is van de maatschappelijke problemen. Maar als geen enkele partij groot genoeg is om helemaal alleen te besturen (wat in ons land meestal het geval is), moeten een aantal partijen met elkaar samenwerken en een coalitie vormen. Terwijl ze tijdens de campagne heel sterk hun onderlinge verschillen in de verf zetten, moeten ze na de verkiezingen op zoek naar gelijkenissen en overeenkomsten en moeten ze proberen compromissen te sluiten.
Onderhandelen over een regeerprogramma Bij de vorming van de Vlaamse Regering spelen de partijen de belangrijkste rol. Na de verkiezingen beginnen de voorzitters en andere kopstukken van de partijen met elkaar te onderhandelen over een mogelijke regeringscoalitie en de prioritaire programmapunten. De partij met de meeste zetels neemt in de praktijk het initiatief. De onderhandelingen zijn een delicate fase in de regeringsvorming. Elke partij wil zoveel mogelijk programmapunten realiseren. Geen enkele partij kan het zich veroorloven te grote toegevingen te doen maar moet tegelijkertijd ook de andere partijen laten scoren. Het resultaat van die onderhandelingen wordt vastgelegd in een regeerprogramma of regeerakkoord. De term regeerakkoord laat al uitschijnen dat het om veel meer gaat dan een loutere opsomming van wat de regering wil realiseren. Het kan bijna als een contract tussen de verschillende coalitiepartners worden beschouwd. Zodra de regering effectief in het zadel zit, zien de coalitiepartners er nauwlettend op toe dat iedereen zich aan het akkoord houdt. Zo waakt iedere partij erover dat haar programmapunten worden gerealiseerd. Ministers die zaken proberen door te drukken die niet in het regeerprogramma staan en waarover geen consensus bestaat, worden door de andere coalitiepartners snel tot de orde geroepen. De vorming van de Federale Regering volgt een scenario dat in grote lijnen gelijk loopt met de vorming van de Vlaamse Regering: onderhandelingen tussen de partijen leiden tot een regeerprogramma. Nadat de partijen zich hebben uitgesproken, wordt in het parlement een
Verkiezingen 2014
57
debat gehouden over het regeerakkoord, gevolgd door een vertrouwensstemming. Het grootste verschil met de Vlaamse regeringsvorming zit in de rol van de koning: formeel stuurt hij de onderhandelingen rond de vorming van de Federale Regering aan en benoemt hij de ministers.
Cartoon: Eric Meynen
Partijcongressen Vooraleer tot de nieuwe coalitie toe te treden, raadplegen de partijen hun achterban op partijcongressen. Een dergelijk partijcongres is niet altijd een formaliteit. Het gebeurt dat een deel van de achterban gekant is tegen bepaalde toegevingen of vindt dat de onderhandelaars onvoldoende punten in het programma hebben gekregen. De partijleiding moet zich dan verantwoorden en moet soms met krachtige argumenten komen om het akkoord goedgekeurd te krijgen.
58
In Detail
Wie wordt minister? Naast de onderhandelingen over een regeerakkoord, onderhandelt de partijleiding ook over de samenstelling van de regering. Wie krijgt welke portefeuille (bevoegdheid)? Als vuistregel geldt dat rekening wordt gehouden met de verkiezingsuitslag van de coalitiegenoten. Een partij die veel zetels heeft behaald, kan meer ministerposten claimen dan een partij die het minder goed deed. Niet alleen het aantal ministerposten speelt een rol, ook de bevoegdheid – de inhoud van de portefeuille- is belangrijk. Bepaalde bevoegdheden zijn essentieel voor het realiseren van de programmapunten van een bepaalde partij. Het is ook gebruikelijk om een zekere spreiding van ministers over de verschillende provincies en een evenwichtige man-vrouwverhouding na te streven.
Het Vlaams Parlement benoemt de Vlaamse Regering Zodra de onderhandelingen over een nieuwe regering afgerond zijn, wordt aan de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement de regeringsverklaring voorgelezen en de lijst met ministernamen voorgesteld. Dan volgt het zogenoemde investituurdebat: de discussie in de plenaire vergadering over de regeringsploeg en zijn programma. Bij de stemming krijgt de regering altijd het vertrouwen van het parlement. Dat is logisch. Ten eerste beschikken de coalitiepartners over de meerderheid van de zetels in het parlement en ten tweede zijn de samenstelling van de regering en het regeerprogramma het resultaat van lange onderhandelingen tussen de partijen. Na de stemming leggen de minister-president en de andere ministers de eed af voor de voorzitter van het Vlaams Parlement. Daarna legt de minister-president de eed af voor de koning. Ook voor de Federale Regering verloopt de procedures op een gelijkaardige manier. Nadat er een akkoord is gesloten met partijen die samen een meerderheid in het parlement hebben, legt de eerste minister in de Kamer de regeringsverklaring af. Daarin staan de grote lijnen van het regeerakkoord. Na de regeringsverklaring volgt het debat daarover. Tot slot geeft de Kamer het vertrouwen aan de nieuwe regering. De federale ministers en staatssecretarissen leggen wel allen de eed af voor de koning.
Verkiezingen 2014
59
En nu…. wachten tot de volgende verkiezingen? Verkiezingen zijn niet de enige methode om invloed uit te oefenen op het bestuur van de samenleving. Als burger beschik je in een democratie nog over heel wat mogelijkheden om op de besluitvorming te wegen. Maar zelden kun je dat echt rechtstreeks. Meestal gaat dat via de talrijke organisaties waarvan je lid bent. Sociologen noemen al die organisaties soms het middenveld omdat ze een schakel vormen tussen de individuele burger en de overheid. De middenveldorganisaties zorgen ervoor dat de politici in contact komen met de eisen en belangen van de bevolkingsgroepen die zij verenigen. Sommige drukkingsgroepen nemen deel aan het formele overleg met de overheid of zetelen in officiële adviesorganen.
Minder formeel, maar zeker zo sterk als drukkingsmiddel is het mobiliseren van de burgers, bijvoorbeeld in acties of betogingen. Drukkingsgroepen kunnen tal van actiemiddelen gebruiken zoals het uitdelen van pamfletten, het rondsturen van internetpetities, het voeren van ludieke acties. Maar drukkingsgroepen zullen evengoed proberen om de agenda van de politiek te beïnvloeden door een slim gebruik van de media en hun contacten met politici. Hoe sterker de dossiers van de drukkingsgroepen en hoe meer aandacht er is voor de problematiek die zij aankaarten, hoe groter de kans dat ook politici rekening zullen houden met hun eisen.
60
In Detail
Agendasetting en lobbying Vaak gebeurt de beïnvloeding van politici informeel, achter de schermen. Organisaties en invloedrijke personen leggen persoonlijke contacten met beleidsmensen of andere leidinggevende figuren en proberen zo hun standpunten door te drukken. Ze trachten een of andere beslissing te beïnvloeden. Die vorm van beïnvloeding heet lobbyen. Om te lobbyen heb je niet echt een drukkingsgroep nodig aangezien lobbyen juist betekent dat je die machtige figuren rechtstreeks bij de arm neemt. Je kunt lobbyen voor je hoogst persoonlijke eigenbelang, maar de meeste lobbying gebeurt door groepen: wapenfabrikanten lobbyen in de VS voor het behoud van de vrije verkoop van wapens, de tabakslobby bestookt de Europarlementariërs wanneer de wetgeving op sigarettenverkoop op de agenda staat, ondernemers lobbyen wanneer men iets aan de vennootschapswetgeving wil veranderen. Een lobby zou je kunnen definiëren als een persoon of een groep die buiten de officiële structuren om het beleid tracht te beïnvloeden in naam van particuliere belangen. Maar het onderscheid tussen een drukkingsgroep en een lobby is niet altijd duidelijk. Als een werkgeversorganisatie overleg pleegt met de vakbonden en de regering, spreken we over drukkingsgroepen. Als de voorzitter van de werkgeversorganisatie een vertrouwelijk telefoongesprek voert met een minister, zitten we in de sfeer van de lobbying. Een drukkingsgroep opereert doorgaans in de sfeer van de openbaarheid, terwijl de lobby eerder achter de schermen bezig is. Om die reden hebben lobby’s hier geen goede naam. In een poging om het verschijnsel wat meer in de openbaarheid te brengen en transparanter te maken, moeten lobbyisten bij het Europees Parlement zich laten registreren.
Pro en contra Maar ook de drukkingsgroepen worden dikwijls negatief beoordeeld. Tegenstanders vinden dat ze net als lobby’s een staat binnen de staat vormen. Ze oefenen macht uit maar ze hoeven zich niet voor de kiezer te verantwoorden. Ze beheren soms aanzienlijke geldstromen. De begroting van de grootste drukkingsgroepen en zuilorganisaties loopt in de honderden miljoenen euro per jaar. Toch vervullen drukkingsgroepen een aantal belangrijke politieke en maatschappelijke functies. Als de burgers zich alleen maar konden uitspreken via hun stem, dan zou hun politieke invloed heel beperkt zijn. Als patiënt, als werknemer, als zelfstandige, als vrouw, als werkloze, als jongere, als cultureel geïnteresseerde, als ouder, als deelnemer aan het verkeer enzovoort hebben burgers een oneindig aantal specifieke belangen. Drukkingsgroepen kunnen die belangen en thema’s begrijpelijk voorstellen en bij de volksvertegenwoordigers aankaarten. Ideaal zou zijn dat er zo een wisselwerking ontstaat tussen drukkingsgroepen en onafhankelijke verkozenen. Maar dat blijft al om minstens één reden een ideaal. Voor nogal wat mensen bestaat er geen sterke drukkingsgroep met veel middelen en invloed. Meestal gaat het om minderheden of
Verkiezingen 2014
61
mensen die maatschappelijk in een zwakke positie staan: daklozen, mensen met een weinig voorkomende ziekte, armen, psychiatrische patiënten, vluchtelingen, alleenstaanden, woonwagenbewoners, slachtoffers van rampen, gedupeerden van moeilijk op te sporen commerciële wanpraktijken enzovoort. De rij is eindeloos, en wat meer is, iedereen kan er vroeg of laat in terechtkomen.
Media Agendasetting gebeurt ook door de media. De berichtgeving over bepaalde onderwerpen en de commotie die erover door de media wordt veroorzaakt, zorgen ervoor dat de politici niet altijd even vrij zijn om te oordelen welke punten ze prioritair zullen behandelen. Maar ook het omgekeerde gebeurt. Politici gebruiken de media ook om zelf aan agendasetting te doen. Een zogenaamd perslek of een goed getimede primeur kunnen wonderen doen. De politicus rekent erop dat de krant of de omroep zijn informatie met de nodige nadruk in het nieuws zal brengen. De concurrerende media zien zich dan genoodzaakt om op dat nieuws in te gaan. Vervolgens reageren andere politici of organisaties. Uiteindelijk is iedereen ervan overtuigd dat het om iets heel belangrijks gaat. Ook andere maatschappelijke groepen proberen de media te gebruiken voor hun agendasetting, bijvoorbeeld werkgeversorganisaties, vakbonden, milieugroeperingen, culturele organisaties, kortom de drukkingsgroepen uit het middenveld. Wie dus spreekt over de media als over de vierde macht, moet goed beseffen dat achter die macht soms weer andere machten schuilgaan. Hoe dan ook, de pers neemt in elk geval aan het openbare debat deel.
62
In Detail
Colofon De Kracht van je Stem is de educatieve dienst van het Vlaams Parlement. De Kracht van je Stem biedt een ruime waaier aan educatief materiaal over democratie en burgerzin. Leraren kunnen bij ons terecht voor lespakketten, spelmateriaal, een vormingsaanbod voor leraren en studenten in de lerarenopleiding en een dagprogramma voor scholen in het Vlaams Parlement. Meer informatie over het educatieve aanbod van De Kracht van je Stem vind je op www.dekrachtvanjestem.be
De Kracht van je Stem Vlaams Parlement 1011 Brussel Tel 02 552 45 34
[email protected] Puzzel Brussel, Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie Puzzel Brussel is de dienst informatie en educatie van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Puzzel Brussel laat kinderen en jongeren op een speelse manier kennismaken met de werking van een parlement. Puzzel Brussel is er voor alle Nederlandstalige scholen in Brussel, en heeft voor elke leeftijd een fijne formule in de aanbieding. Het volledige overzicht vind je op www.puzzelbrussel.be Raad Vlaamse Gemeenschapscommissie Puzzel Brussel - dienst informatie en educatie Lombardstraat 67 1000 Brussel Tel 02 213 71 95
[email protected] Ryckevelde vzw, beweging voor Europees burgerschap Ryckevelde vzw zorgt er voor dat jong en oud de Europese Unie en bij uitbreiding ‘Europa’ begrijpen. Bovendien zetten ze mensen aan om Europa zelf te ervaren en mee te ontwerpen. Ze doen dit vanuit de overtuiging dat bewuste burgers de basis vormen voor een goede democratie. Meer informatie vind je op www.ryckevelde.be, Tel 050 352720
[email protected] Deze samenwerking was mogelijk dankzij de steun van het LLP Programma van de Europese Commissie. Eindredactie: Kris Van den Bremt Redactie: De Kracht van je Stem, Puzzel Brussel en Ryckevelde vzw Lay-out en tekeningen: CIBE communicatie V.u.: Julie Clément, Vlaams Parlement, 1011 Brussel Indien u delen uit deze uitgave overneemt, vermeld dan uw bron aub.
Verkiezingen 2014
63
De Kracht van je Stem Vlaams Parlement in samenwerking met Puzzel Brussel en Ryckevelde vzw