.. .. .. .. ..
9 gemeenten uit de provincie Antwerpen schrijven een
Memorandum t.a.v. de Vlaamse overheid i.v.m. woonwagenterreinen. .
.
.
.
.
.
met steun van:
Contactadres: Prisma vzw, Antwerpsesteenweg 27-31; 2500 Lier.
.
.
.
.
.. .. .. .. ..
Memorandum ondertekend door de gemeente- of stadsbesturen van : Antwerpen
Mortsel
Grobbendonk
Oud-Turnhout
Heist o/d Berg
Puurs
Herentals
St. Kat. Waver
Mechelen en het provinciebestuur vanAntwerpen aan : Vlaams minister-president Kris Peeters, Vlaams minister van Wonen en Inburgering , Marino Keulen, Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen 2
1. SITUERING We zijn met 9 gemeenten die in de provincie Antwerpen beschikken over één of meerdere residentiële woonwagenterreinen: Antwerpen, Grobbendonk, Heist op den Berg, Herentals, Mechelen, Mortsel, Oud-Turnhout, Puurs en Sint-Katelijne-Waver1. We nemen met het voorzien in en het beheer van die terreinen een duidelijk engagement en verantwoordelijkheid tegenover een segment van onze inwoners. Op die manier geven we ook concrete invulling aan het ‘recht op wonen op wielen’ zoals voorzien in de Vlaamse wooncode. Dit recht willen we zeker niet in vraag stellen, integendeel, wij willen pleiten voor een Vlaams beleid dat mensen die kiezen voor deze woonvorm in staat stelt dit recht ook effectief en onder goede voorwaarden uit te oefenen. Een woonwagenterrein, of meerdere, beheren vraagt heel wat van ons. Het diversiteitscentrum Prisma vzw en de provinciale dienst Welzijn organiseerden een bevraging om de knelpunten i.v.m. de residentiële woonwagenterreinen in de provincie Antwerpen te inventariseren. Dit leverde heel wat bruikbare informatie op, maar het deed bij ons ook het besef groeien dat er twee fundamentele randvoorwaarden onvoldoende ingevuld worden om een degelijk gemeentelijk woonwagenbeleid uit te bouwen: bijkomende standplaatsen op nieuwe terreinen en een betere financiering voor gemeenten met een woonwagenterrein. Wij blijven zonder enig voorbehoud onze verantwoordelijkheid opnemen t.o.v. onze woonwagenbewonende bevolking. Wij richten ons echter tot de Vlaamse overheid omdat zij de bevoegdheid heeft om een beleid te ontwikkelen i.v.m. bovenvermelde randvoorwaarden. Meer in het bijzonder denken wij aan de ministers bevoegd voor integratie, minderhedenbeleid, ruimtelijke ordening en huisvestingsbeleid. Vlaanderen heeft nood aan een integraal plan om deze problematiek in een ruimer kader aan te pakken. Wij zien alvast twee beleidsmaatregelen als ruggegraat voor zo’n plan. Deze vindt u verder in dit memorandum.
1
Daarnaast zijn er her en der ook enkele pleisterplaatsen, is er één doortrekkersterrein en vertoeven woonwagenbewoners en andere nomadisch levende groepen o.m. ook op campings.
3
.. .. .. .. .. 2. NOOD AAN BIJKOMENDE STANDPLAATSEN OP NIEUWE TERREINEN Beleidsvoorstel: DE VLAAMSE OVERHEID MOET BIJKOMENDE STANDPLAATSEN CREËREN DOOR DE INPLANTING VAN NIEUWE RESIDENTIELE WOONWAGENTERREINEN IN GEMEENTEN WAAR NOG GEEN TERREIN IS. Er is een overbezetting op verschillende terreinen, meestal werken we met wachtlijsten. Dit haalt de kwalititeit van het wonen naar beneden en tast vaak de leefbaarheid op onze terreinen aan. Het beheer en toezicht alsook individuele sociale begeleiding of emancipatorische projecten worden door de overbevolking bemoeilijkt. Bovendien groeit de kinderrijke woonwagenbevolking snel aan: het standplaatsentekort dat nu reeds manifest aanwezig is, wordt steeds groter en nijpender. We willen een duidelijk signaal geven dat er op de huidige terreinen geen uitbreidingsmogelijkheid is en dat er meer gemeenten een engagement zullen moeten opnemen om het tekort aan standplaatsen op te vangen. Wij constateren dat er een verdelings- en spreidingsprobleem is: slechts 9 van de 70 Antwerpse gemeenten hebben één of meerdere woonwagenterreinen. In de andere Vlaamse provincies is de situatie analoog. Wij kunnen en willen er ons niet bij neerleggen dat wij, omdat we ooit een engagement hebben opgenomen in deze problematiek, als enigen geconfronteerd worden met de gevolgen van het standplaatsentekort in Vlaanderen. We vragen met aandrang aan de bevoegde Vlaamse overheid om een dwingender beleid te voeren dat erop gericht moet zijn dat er in meer gemeenten een woonwagenterrein wordt aangelegd. Onze bestaande terreinen vormen bovendien een aantrekkingspool voor andere woonwagenbewoners die op zoek zijn naar residentiële of doortrekkersterreinen. Dit kan niet de bedoeling zijn. Wij nemen onze verantwoordelijkheid, maar verwachten dat anderen ook hun steentje bijdragen tot een leefbare samenleving. Wij opteren voor een spreiding van de woonwagenterreinen in Vlaanderen. We laten ons daarbij inspireren door het beleid in Nederland waar men kiest voor de deconcentratie van de woonwagenterreinen. Het is voor een gemeente veel haalbaarder een (relatief) klein terrein te beheren, dan een groot. Daarom pleiten we voor bijkomende standplaatsen door de inplanting van nieuwe woonwagenterreinen in gemeenten die momenteel nog geen inspanningen terzake leveren. Uitbreiding van de bestaande terreinen is niet wenselijk en bovendien vaak ook niet mogelijk. Vraag is hoe dit kan gerealiseerd worden. We zien verschillende pistes, maar zoals uit de onderstaande redenering zal blijken, menen wij dat de beste optie die is waarin de Vlaamse overheid als centraal sturende actor optreedt. Ø Eerste logische optie is het spoor van de vrijwilligheid. Deze optie is ideaal, maar werkt in de praktijk niet. Alle voorbeelden die ons bekend zijn, bleven zonder resultaat : het Vlaamse stimuleringsbeleid (90 % subsidiëring van bepaalde kosten2), het rapport van de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten3 2
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2000 (BS 10/8/2000) houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners 3 Een onderzoeksproject uitgevoerd door de VVSG in 2004 en gefinancieerd door Minister Keulen bevestigt ons standpunt. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat vrijwilligheid geen optie is en dat andere maatregelen nodig zijn.
4
(VVSG), de inspanningen van de stad Mortsel om via overleg regionale solidariteit af te dwingen, enz. Belangrijkste redenen voor de magere resultaten van deze piste zijn de politieke gevoeligheid van het thema/de doelgroep, maar ook de hierboven reeds genoemde hoge kostprijs van een woonwagenterrein. Ø Via de provinciale ruimtelijke structuurplannen kunnen provincies druk uitoefenen op gemeenten om op hun grondgebied standplaatsen aan te leggen. Deze methodiek is echter niet sluitend. Niet alle provincies namen dit op. Bovendien heeft deze vorm van politieke druk wisselend succes: sommige gemeenten nemen hun verantwoordelijkheid, andere schuiven de inplanting en aanleg van een terrein op de lange baan of zoeken manieren om er onderuit te komen. De provincies beschikken immers over te weinig middelen om hun ‘eisen’ ook af te dwingen. Op die manier komt een ongelijke spreiding tot stand. In de provincie Limburg worden de beperkingen van deze piste het meest tot uiting.4 Ø De vaststelling dat de bovenstaande sporen al jaren zonder resultaat blijven, brengt ons ertoe veel harder te pleiten voor een dwingendere optie: een Vlaamse spreidingsbeleid waarbij de Vlaamse overheid haar voogdij gebruikt om bepaalde gemeenten te dwingen om een residentieel terrein op hun grondgebied aan te leggen. De Vlaamse overheid is bevoegd voor ruimtelijke ordening, huisvesting én minderheden en kan meer afdwingbare maatregelen treffen. Zij kan bepalen waar er residentiële of doortrekkersterreinen moeten komen en hoeveel standplaatsen aangelegd moeten worden. Die keuze moet afhangen van criteria zoals de regionale behoefte en de context van de woonvorm zelf. Het is belangrijk om goed na te denken over het instrumentarium om zo’n beleid aanvaardbaar en toch ook afdwingbaar te maken (bv. overleg, decretale bepalingen, via het Vlaamse Ruimtelijke Structuurplan, door eigen gronden op te kopen, …).
4
De provincie Limburg legde - binnen de afbakeningen van het klein stedelijk gebied - steden en gemeenten de verplichting op om bij het indienen van het lokale ruimtelijk structuurplan de locatie en het aantal standplaatsen aan te duiden. Waar de goedkeuring van het lokale ruimtelijk structuurplan ook daadwerkelijk aan deze voorwaarde gekoppeld werd, stelt dit de woonwagenbewoners in staat om hun recht op wonen te effectueren. We willen hier zeker geen kritiek uiten op het beleid in de provincie Limburg. De positieve houding en de inspanningen van de provincie Limburg getuigen van verantwoordelijkheidszin en betrokkenheid. Vanuit de vaststelling dat het zelfs in Limburg niet lukte om tot substantiële resultaten te komen, constateren we enkel dat een provinciaal bestuur te weinig druk kan ontwikkelen om tot resultaten te komen.
5
.. .. .. .. .. 3. BETERE FINANCIERING VOOR GEMEENTEN MET EEN WOONWAGENTERREIN
Beleidsvoorstel: DE VLAAMSE OVERHEID MOET DE KOSTEN VERBONDEN AAN EEN WOONWAGENTERREIN ERKENNEN, HERVERDELEN EN/OF SUBSIDIËREN. Een woonwagenterrein heeft een regionale functie. Wij vinden het daarom onaanvaardbaar dat de meerkost van zo’n terrein volledig ten laste valt van de gemeente waar het terrein zich toevallig bevindt. Er is weliswaar een regeling, waarbij de Vlaamse overheid 90 % van de onkosten terugbetaalt voor de aankoop van een woonwagenterrein, voor de installatie van de infrastructuur en voor grote vernieuwingswerken. Daarnaast zijn er echter nog andere uitgaven, die wij volledig dragen en waaraan een hoog prijskaartje hangt. Dit vraagt een aanzienlijke inspanning van ons en is een niet te onderschatten drempel om andere gemeenten te overhalen om ook een engagement op te nemen. Het dwingender spreidingsbeleid, waar we voorstander van zijn, kan maar een succes worden, als tegelijkertijd ook een sluitende regeling wordt uitgewerkt i.v.m. de financiering van de terreinen . We denken dan op de eerste plaats aan volgende kosten: Ø Op een woonwagenterrein zijn er voortdurend kleinere onderhoudswerken nodig. Wij weten uit ervaring dat de gemeentelijke (gereserveerde) budgetten hiervoor niet altijd volstaan. Daardoor is een degelijk onderhoud niet altijd mogelijk en zijn we soms verplicht om ons te beperken tot ‘oplapwerk’ ipv duurzame oplossingen. Ø Beheer en toezicht zijn erg noodzakelijk voor de toewijzing van standplaatsen, de handhaving van de orde en netheid, het samenleven op het terrein en de relatie met de buurt. Dit is arbeidsintensief en dus kostelijk. Momenteel krijgen gemeenten met een woonwagenterrein hiervoor nergens een tussenkomst. Ø De socio-economische positie van de bewoners is vaak precair. Waar nodig is er wel individuele begeleiding door het OCMW. Maar er zijn haast nergens emancipatorische projecten (opbouwwerk), in het bijzonder op het gebied van onderwijs, arbeid en gezondheid. Ook dit vergt immers mankracht en kost dus geld. Het zou veel te ver leiden om binnen dit bestek een hele analyse te maken over het hoe en waarom van deze lacune, maar wij willen vooral opmerken dat het veel gemakkelijker zou zijn om hierin stappen te zetten vanuit inter- of bovengemeentelijke initiatieven en subsidiëring. Samengevat is ons signaal aan de Vlaamse overheid dat de kostprijs van een woonwagenterrein niet enkel en alleen mag afgewenteld worden op de lokale overheden die een woonwagenterrein op hun grondgebied hebben. Nu worden gemeenten die een woonwagenterrein beheren, eigenlijk financieel bestraft voor hun engagement. Wij zijn ervan overtuigd dat dit gegeven andere gemeenten ervan weerhoudt om in deze problematiek ook een engagement op te nemen. Dit memorandum wil enkel benadrukken dat er over de financiering van woonwagenterreinen en de herverdeling van de kosten moet nagedacht worden. De verdere concrete invulling, laten we over aan de bevoegde Vlaamse overheid en haar ministers. Zelf willen we volgende suggesties toch meegeven:
6
Ø Herverdeling kan bv. door subsidiëring van (een deel van) de kosten. Er bestaat reeds een 90%-tussenkomst van de Vlaamse overheid voor de verwerving, installatie en renovatie van woonwagenterreinenen. Het zou o.i. een goede zaak zijn indien deze subsidiëring ook andere kosten5 verbonden aan een woonwagenterrein zou dekken. Ø Een blijk van waardering voor het engagement dat gemeenten met een woonwagenterrein opnemen, zou kunnen zijn dat de overheid bij de verdeling van stedenen gemeentenfonds het criterium van een woonwagenterrein in rekening brengt. Ø Een systeem met een verdeelsleutel, waardoor elke gemeente verplicht wordt om bij te dragen in de kosten van de woonwagenterreinen in Vlaanderen, zou het grote voordeel inhouden dat elke gemeente betrokken partij wordt. Ø In afwachting van concrete maatregelen, zouden de provinciebesturen kunnen gestimuleerd worden om een subsidiereglement voor woonwagenterreinen te ontwikkelen voor die gemeenten die aan bepaalde criteria voldoen.
Hoewel de vergelijking niet helemaal opgaat, willen we toch even de parallel trekken met het asielbeleid. De bevoegde federale overheid heeft voldoende opvangcapaciteit gecreëerd door een aantal maatregelen, die als voorbeeld kunnen dienen voor het beleid dat de Vlaamse overheid zou kunnen ontwikkelen t.a.v. woonwagenterreinen: De federale overheid besliste autonoom over de plaatsen en dus de gemeenten waar er bestaande gebouwen omgevormd werden tot opvangcentra voor asielzoekers. De federale overheid vraagt van elk OCMW een inspanning door aan elk OCMW een quotum op te leggen van asielzoekers waarvoor het moet instaan. Dit quotum wordt berekend op basis van objectieve parameters. Daarnaast worden OCMW’s gevraagd om tegen weliswaar ruime financiering lokale opvanginitiatieven op te richten. Hoewel vele gemeenten met deze beleidsvoering aanvankelijk niet opgezet waren, heeft deze aanpak geleid tot 1) het wegwerken van het tekort aan opvangcapaciteit waardoor mensonwaardige toestanden maar ook overlast vermeden worden en 2) blijft de gevreesde overlast in de desbetreffende gemeenten, o.a. door de goede omkadering van de asielcentra en lokale opvanginitiatieven, uit. Kortom, het kordate optreden van de federale overheid heeft gezorgd voor voldoende opvangcapaciteit en heeft op deze manier preventief ongewenste situaties en overlast vermeden.
zie vorige blz. We denken daarbij op de eerste plaats aan kleinere onderhoudswerken, beheer en toezicht (= personeel) en emancipatorische projecten. 5
7
.. .. .. .. ..
Goedgekeurd in zitting van het schepencollege van de gemeente … op … (+ ondertekening)
Goedgekeurd in zitting van de bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen op … (+ ondertekening)
8