Memorandum over de financiering van de paardenwedrensector in Belgie
1
2
« Executive Summary » DE BELGISCHE RENNEN (deel 1) De Belgische rennen bestaan uit draf- en galoprennen. De Belgische Federatie voor Paardenwedrennen beheert beide disciplines, de Jockey Club regelt die der galop per delegatie. De sector, die sinds meer dan 180 jaar bestaat, was zeer bloeiend en tot in de jaren '90 van een goed internationaal niveau. Zoals in alle landen werd de sector gefinancierd door de marge die de Renverenigingen op de weddenschappen ervan namen. De sector valt onder de bevoegdheid van landbouw maar er bestaan weinig wettelijke teksten ter zake. De sector had de beschikking over zeer mooie hippodromen waaronder deze van de Brusselse Regio, Oostende en de drafhippodromen van Kuurne en Waregem. Sinds jaren kent de sector een dramatische achteruitgang zowel in het domein van de fokkerij, paarden op training, aantal rennen, prijzengeld, arbeidsplaatsen, financiering en betreffende de hippodromen. De sector heeft zijn imago zien degraderen en zijn plaats zien marginaliseren.
DE PAARDEWEDDENSCHAPPEN (deel 1) De weddenschappen op paardenrennen waarborgden de financiering van de rennen en waren florissant gezien ze slechts onder weinig concurrentie van andere spelen of van illegale concurrentie te lijden hadden. De sector had, in coöperatieve, de Belgische PMU gecreëerd om de onderlinge weddenschappen in de stad aan te nemen en er een aanzienlijke terugvloei van te ontvangen die zijn welvaart en talrijke arbeidsplaatsen waarborgde. De sector heeft aan deze concurrentie het hoofd niet kunnen bieden en de weddenschappen op de Belgische rennen zijn sterk achteruitgegaan tot ze een symbolisch niveau bereikten. De PMU wordt niet meer door de sector gecontroleerd. De reglementering van de weddenschappen is fiscaal. Ook innen de Gewesten de belastingen op de weddenschappen, die aanzienlijke bedragen vertegenwoordigden maar die snel achteruitgingen, waarvan de gewesten het slachtoffer werden. De vicieuze cirkel is de volgende:
Baisse du revenu des paris Baisse du chiffre d’affaires Baisse des prix de courses Moins de chevaux de haut niveau
Baisse de la qualité des courses Moins de parieurs
1
De toegelaten weddenschappen zijn • onderlinge en bookmaking op de Belgische rennen door de renverenigingen die de marge ervan houden. • de weddenschappen op de buitenlandse rennen die voor de hippische agentschappen, (verenigingen met winstoogmerk), zijn gereserveerd die geen bijdrage leveren aan de sector (terugvloei) noch aan het land waar men de weddenschappen aanneemt, noch aan het land dat de gebeurtenis organiseert (de ren en de desbetreffende niet betalende video beelden). Onderlinge weddenschappen op buitenlandse rennen zijn, in tegenstelling tot in de meeste andere landen, niet toegelaten. Wel bestaat er een soort conventionele weddenschap, een Belgische bijzonderheid, waarbij de wedkantoren bookmaking aannemen op buitenlandse rennen met als notering de resultaten van de onderlinge weddenschappen van het buitenland - en dus zonder gemeenschappelijke massa. Hier op wordt er geen bijdrage betaald aan de sector. De bijdrage naar de Belgische sector is marginaal geworden want de buitenlandse weddenschappen zijn van een goed niveau gebleven maar zonder “return” en de Belgische weddenschappen zijn marginaal geworden. Om deze achteruitgang te counteren is er een reactie vanuit Vlaanderen gekomen die in het Decreet Denys van 2004, een “return” naar de sector voorzag, maar het financieel deel ervan werd door het Arbitragehof geannuleerd zodat niets opgelost werd ondanks de oprichting van de Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen waarvan de rol zich actueel tot de fokkerij beperkt. In Wallonië, dat meer ontvangsten uit de belasting op de weddenschappen int, wordt elk jaar een jaarlijkse toelage aan de (enige) vereniging van Ghlin uit gekeerd. In Brussel, zijn er geen rennen meer, hoewel de hippodroom van Bosvoorde een mooi potentieel bezit als Europese vitrine van de rennen. Twee recente initiatieven maken het mogelijk om oplossingen te voorzien - De Vlaamse Minister President heeft een initiatief genomen om de paardensector in het algemeen en die van de rennen in het bijzonder weer te lanceren en voorziet om een financiële oplossing te zoeken als alternatief voor die van het Decreet Denys. - Op federaal niveau werkt men een wet uit om de sector van de weddenschappen onder de controle van de Kansspelcommissie te brengen en om tegelijkertijd de mogelijkheid te bieden om onderlinge weddenschap aan te nemen op buitenlandse rennen en met gemeenschappelijke massa. In Wallonië zoekt men een middel om de huidige toelage te vervangen door een duurzame oplossing. Onderhavige nota heeft tot doel deze initiatieven toe te lichten.
FINANCIERING IN „DE KLEINE LANDEN“ (deel 3) De financiering van de sector wordt internationaal door de weddenschappen en voornamelijk door de marge op de onderlinge weddenschappen verzekerd. De landen waar de onderlinge weddenschappen goed georganiseerd zijn hebben veel spel van kwaliteit en dus een goede rensector. Een vergelijkende studie, hernomen in de slide show van deel 3, bewijst dit krachtige mechanisme. Het beste voorbeeld is Frankrijk net over de grens. Om een resultaat te verkrijgen zijn een aantal voorwaarden noodzakelijk zoals een groot aantal rennen, de verscheidenheid, de controle en de massa van de inzet. Voor de kleine landen zijn deze voorwaarden niet meer mogelijk en deze hebben slechts de mogelijkheid om zich bij de operaties van een sterk land aan te sluiten om ermee met een gemeenschappelijk massa te kunnen spelen.
2
Het is de oplossing die in het Zwitserse Romandië in samenwerking met de “Loterie Romande” werd ontwikkeld, dat een groot succes is en er de rennen gered heeft. Zwitserland, net zoals België, is een buurland van het grootste land inzake paardenrennen en dus is het voorbeeld relevant.
WAAROM DE ONDERLINGE WEDDENSCHAPPEN? (deel 4) De voordelen van onderlinge weddenschappen zoals door de internationale vereniging EPMA geadviseerd, worden bewezen. De « pari mutuel” autoriteiten hebben een verantwoordelijkheid tegenover de rensector op gebied van financiering en integriteit (het verzekeren van de financiering en het verbieden van sommige soorten weddenschappen), tegenover de gebruikers (gecontroleerde offerte, aangepaste instrumenten en controle) en tegenover de maatschappij (respect voor de regels en de fiscale verplichtingen). In Engeland bestaat eigenlijk de bookmaking met een ingewikkeld systeem van return die elk jaar moet onderhandeld worden, dus zonder zekerheid. Het feit dat de winst voor de privé is heeft als gevolg dat daar een aantal internationale privé bookmakers aanwezig zijn die dan in andere landen zijn gekomen (onze wedkantoren). Er wordt meer en meer samengewerkt tussen de landen en over de grenzen. Dit laat grotere massa’s toe, een spel van hoger kwaliteit en kansen op grotere winsten. Er worden nu initiatieven genomen op wereldvlak voor een internationaal renkalender met de grootste rennen wereldwijd. De weddenschappen worden dan globaal genomen met gemeenschappelijke massa (Trifecta) over de continenten met ook de grootste rennen in Australië en Japan (een soort wereldkampioenschap) en de wedsystemen (controle, techniek...) moeten compatibel zijn. De Belgische wetgeving moet toelaten om mee te spelen met deze internationalisering. Indien sommige elementen lokaal zijn zoals aantal en types van operatoren, anderen zijn meer globaal zoals controle op illegale weddenschappen. Volgende principes zijn nodig: -
financiering van de sector is essentieel voor het duurzaam behouden van de activiteit;
-
een strikte regeling is nodig op nationaal niveau om rekening te houden met lokale specificiteiten en taxatie;
-
op Europees niveau moet er gewerkt worden aan verdediging tegen gokverslaving en integriteit van de sport.
Sinds enkele jaren worden weddenschappen langs internet aangeboden door buitenlandse operatoren, meestal vanuit fiscale paradijzen. Deze zijn door niemand gecontroleerd, betalen geen taks en ook geen return. Zij worden de oorzaak van een ramp voor alle kansspelen (men begint nu te wedden op artificiële paardenwedrennen, door de computer uitgegeven!). Er is geen controle of geen middelen hiervoor. Een aantal initiatieven worden genomen in grotere landen en op europees niveau (Parlement, Ministerraad maar nog niet in de Commissie). Hun rapporten hieromtrent onderlijnen het belang van de subsidiariteit maar ook van de financiering. Wat betreft deze financiering is er unanimiteit om de rensector te erkennen en daarvoor moet de organisatie van de weddenschappen twee uitdagingen oplossen:
-
het aanvechten van alle soorten onwettelijke weddenschappen in het bijzonder via Internet, illegale spelen alsook de betrokken sites. Alles wat kan op nationaal en internationaal niveau moet zich richten naar het wettelijk en omkaderd wedden zodat de illegaliteit tegengegaan wordt.
3
-
de financiering van de sector met alle economische partners zoals cijfermatig aangegeven moet gevrijwaard worden gezien het economisch model steunt op de weddenschappen waarbij een deel van de marge naar de sector gaat.
De conclusies sturen er op aan een controle van de concurrentie, met inbegrip van de openstelling van de nationale markten (vooral in Frankrijk waar PMU zijn monopolie zou verliezen) met aanbevelingen erover om een mechanisme op te stellen om de financiering van de paardensector te waarborgen. Frankrijk neemt nu nieuwe maatregelen, evenals trouwens andere landen (zie Deel 4).
OPLOSSING (Deel 1 vervolg) Terugkomend op België, alle argumenten bestaan er om tot de opening van de Belgische weddenschappen voor onderlinge weddenschappen op Europees niveau over te gaan en om een bijdrage voor de sector aan de verschillende operatoren op te leggen. Het Zwitserse model kan gevolgd worden door middel van een internationale overeenkomst waarbij ons land terug op de internationale scène komt. Daarom is het voorontwerp van de wijzigende wet op de weddenschappen zoals voorgesteld en in maart 2009 in een eerste lezing goedgekeurd door de federale regering, absoluut noodzakelijk. Er is nood aan om nog sommige punten op te helderen, voorwaarden op te stellen, te bepalen wie in ons federaal land de bijdrage aan de sector kan opleggen en om sommige beschikkingen van het voorontwerp, die de invoering ervan incompatibel zou maken met het nagestreefde doel, te herevalueren. Deze wet zal door regionale en federale beschikkingen aangevuld moeten worden voor wat betreft de bijdrage, de te evalueren belastingen, het niveau van de voorafname, de internationale overeenkomsten en, zeer belangrijk, de mogelijke operator zoals de Nationale Loterij. De Gewesten zullen vanaf daar tot de aanvullende impulsen kunnen overgaan die zij willen geven. Simulaties kunnen uitgevoerd worden betreffende de bijdragen, de belastingen en andere begeleidingsmaatregelen, in het kader van een business plan voor de heropleving en het beheer van de sector, middels overgangsmaatregelen om de sector al een nieuwe impuls te geven vóór het bereiken van de normatieve resultaten. De politieke context voor een dergelijke opleving is gunstig: •
De Vlaamse autoriteiten willen de dingen doen evolueren
•
De Waalse autoriteiten helpen reeds maar een structurele oplossing zou goed zijn
•
De betrokken plaatselijke gemeenschappen zouden een plaatselijk economisch herstel zien
In Brussel en op Belgisch niveau zou het project het mogelijk maken om België terug op de internationale scène te plaatsen en om, eventueel, de site van Bosvoorde als Europese vitrine te valoriseren.
Bijkomend zou dit project het mogelijk maken om de belastingontvangsten te verhogen en is dus zelffinancierend.
4
INHOUDSOPGAVE
DEEL 1 : SECTOR VAN DE PAARDENRENNEN IN BELGIE 1.1 Wettelijk kader 1.2 De sector 1.3 Weddenschappen op paardenwedrennen In België 1.4 Knelpunten 1.5 Oplossing
DEEL 2 : FEDERALE EN REGIONALE WETSWIJZIGINGEN 2.1 Voorontwerp van wet 2.2 Commentaar en knelpunten 2.3 Aanvullende opmerkingen bij het voorontwerp 2.4 Parameters van het business model van de operatoren 2.5 Business plan van de sector 2.6 Commentaar op de nota van de UPAP van 5/03/2009 2.7 Brief betreffende het Arbitragehof
DEEL 3 : FINANCIERING VAN DE RENNEN & ZWITSERS VOORBEELD 3.1 Financiering van de rennen 3.2 Voorbeeld van « Suisse Romande »
DEEL 4 : INTERNATIONAAL 4.1 Rennen 4.2 Weddenschappen 4.3 Onderlinge weddenschap 4.4 Weddenschappen gezien vanuit Europa 4.5 Enkele landen 4.6 Nieuwe wetgeving in Frankrijk
BIJLAGEN A.1 Renactiviteiten
5
DEEL 1: PAARDENWEDRENNEN IN BELGIE
1.1. WETTELIJK KADER De drie belangrijkste aspecten van de paardenwedrennen nl. de fokkerij, de rennen en de weddenschappen, zijn in min of meerdere mate door de wetgever geregeld.
1.1.1. Fokkerij KB 10 DECEMBER 1992. - Koninklijk besluit betreffende de verbetering van paardachtigen. HOOFDSTUK II. - Algemene doelstelling. Art. 2. § 1. De Minister ( …Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort…) waakt over het naleven en toepassen van de Europese richtlijnen …. Hiertoe kan hij met name : 1° fokkersverenigingen of elke andere vereniging die wedstrijden organiseert, erkennen; MB 16 MAART 2005. - Ministerieel besluit van de Vlaamse Gemeenschap Dit MB heft het MB 23 december 1992 - Ministerieel besluit tot erkenning en betoelaging van verenigingen met betrekking tot paardachtigen - op en kent fokkerijvergunningen toe in het Vlaams Gewest en belast de VCP met een coördinerende rol inzake fokkerij. MB 05 FEBRUARI 2009 - Ministerieel besluit houdende de wijziging van het ministerieel besluit van 16 maart 2005 tot erkenning van verenigingen voor de paardenfokkerij. De Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen wordt erkend als fokkersvereniging voor Belgische draver en de Engelse volbloed.
1.1.2. Rennen KB 10 DECEMBER 1992 Koninklijk besluit betreffende de verbetering van paardachtigen. HOOFDSTUK II. Art. 2. § 1. De Minister ( …Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort…) waakt over het naleven en toepassen van de Europese richtlijnen ……. Hiertoe kan hij met name : 5° de wedstrijden reglementeren...
1.1.3. Weddenschappen Huidige regeling: Gelijkgestelde belastingen, KB 23 november 1965 (fiscale regeling). •
artikels 66 en 67 wat betreft de regeling van weddenschappen en het openen van de renbanen,
•
aangevuld met het KB van 8 juli 1970 (art 39 en volgende) wat betreft de taksen, aangevuld met de daaropvolgende gewestelijke wijzigingen wat betreft de bepaling van de belastingsvoeten die een gewestelijke materie is geworden.
6
Kansspelwet : Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers: geen specifieke voorschriften. Vandaag is de kansspelcommissie niet bevoegd. Tot nu toe zijn de weddenschappen op paardenrennen enkel geregeld door de belastingsregels hierboven. Er is geen andere vergunning voor het organiseren van rennen. Nationale Loterij: pm
1.1.4. Paardenwedrennendecreet (Decreet Denys): 26 maart 2004 Decreet houdende regeling van herstelmaatregelen voor de Vlaamse paardenwedrennen, houdende machtiging aan de Vlaamse regering om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel "Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen" en houdende wijziging en opheffing van sommige bepalingen van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. Met het decreet zou de aanzet gegeven worden om, middels een reeks herstelmaatregelen, de paardenwedrennen in Vlaanderen een nieuw elan te bezorgen. In het decreet is de oprichting van een Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen (VFP) voorzien. Het decreet bestaat in grote lijnen uit twee luiken: - een sportief luik dat aan de VFP een uitgebreide verantwoordelijkheid toekent betreffende het controleren van de rennen in Vlaanderen in het algemeen en het gezonder maken van de sport in het bijzonder. - een financieel luik dat een belastingsvermindering toestond aan de wedkantoren op de weddenschappen in het buitenland die gehalveerd zou worden in ruil voor een terugvloei van 5% van de inzetten op de buitenlandse rennen naar de Vlaamse sector. Op dat ogenblik was die terugvloei in Vlaanderen geschat op ongeveer 2 m€ per jaar. Op 7 januari 2005 werd de VFP (Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen) opgericht en werden de statuten neergelegd op de griffie van de Rechtbank van Koophandel. De datum van inwerkingtreden van het decreet werd echter nog niet vastgelegd en de nodige beheersovereenkomst werd nog niet afgesloten. Midden 2005 dienden twee wedactoren en de federale ministerraad een annulatieberoep in bij het (toenmalig) Arbitragehof. Op 30 juni 2005 heeft het Arbitragehof met arrest 114/2005 van 30 juni 2005 sommige artikelen van het decreet vernietigd. Samengevat kan men stellen dat al de artikelen betreffende het sportieve luik blijven bestaan (maar blijven tot nu toe, door gebrek aan beheerovereenkomst, zonder effect) en dat al de artikelen betreffende het toekennen van vergunningen aan wedactoren en de financiering van de sector vernietigd werden zodat men praktisch nergens staat. De bestreden bepalingen zouden de bevoegdheidverdelende regels tussen de verschillende regeringen schenden. Te noteren dat onder voorzitterschap van de Heer Breyne, Gouverneur van West-Vlaanderen, bepaalde initiatieven getroffen werden om de verschillende betrokken actoren van de sector op één lijn te brengen en ze achter de VFP te scharen die aldus in Vlaanderen als het enige aanspreekpunt van de sector beschouwd dient te worden. In hoeverre een interpretatiefout van het Arbitragehof betreffende het vernietigen van het artikel over de belastingsverlaging (Artikel 28) is rechtgetrokken is onduidelijk (zie hierna 2.7).
7
1.2 DE SECTOR
1.2.1 Vroeger Paardenwedrennen bestaan in België sinds meer dan 180 jaar met steeds grote bloei. Aanvankelijk werden galop en hindernissenrennen in alle grote steden georganiseerd (dit beperkte zich geleidekijk tot een cluster rond het Brusselse en in Oostende, en op evenementwijze in een aantal plaatsen in het buitengebied - hiervan blijft enkel Waregem Koerse over). Later zijn de drafrennen ontstaan en deze hebben een grote populariteit gekend bij een verschillend publiek. België was op hetzelfde niveau als de grote paardenrenlanden en zag prestigieuze deelnames uit gans Europa op onze vermaarde renbanen. Het was een bloeiende sport met prestigieuze fokkerij, hoge prijzengelden, internationale faam, tewerkstelling en veel publiek op de renbaan. Dit was gefinancierd door de weddenschappen die in de moderne tijden specifiek met de rennen waren ontstaan en toen zonder veel concurrentie van andere kansspelen. Deze bloei duurde tot in de jaren 1980 toen geleidelijk een terugval gekomen is die geleid heeft tot de ernstige situatie van vandaag aangetoond door de statistieken van de weddenschappen, de rennen en het fokken. België is een marginaal land geworden op gebied van de paardenrennen en is voorbijgestreefd door de meeste Europese landen, inclusief de kleinere landen en landen van Centraal en Oost Europa. Ook de drafsector heeft het moeilijk. Ons land is in feite het enige dat geen noemenswaardige financiering meer krijgt van de weddenschappen. (lees meer in bijlage A.1)
1.2.2 Organisatie van de sector De Belgische Federatie voor Paardenwedrennen (BFP), met maatschappelijke zetel in 1180 Brussel en administratieve zetel in Ghlin is de huidige overkoepelende federatie die beide disciplines (draf en galop) regelt. De Belgische Jockey Club, eveneens met maatschappelijke zetel in 1180 Brussel, heeft een mandaat van de BFP om deze taken voor de galopdiscipline uit te voeren. De rennen worden vandaag georganiseerd door volgende renverenigingen: • • •
Voor Draf : “Drafwedrennen Kuurne”, “Société Sportive du Demi-Sang”, “Waregemse Ren en Rij vereniging”, “Drafrennen Tongeren” Voor Galop: « Société Hippo Oostende »/ « Société des Steeple-Chase » Gemengd: “Hippodrome de Wallonie à Mons” en “Koninklijke Waregemse Koersvereniging“ (één dag nl. Waregem Koerse)
Actueel zijn er nog vijf operationele hippodromen • •
In Vlaanderen: Kuurne, Waregem, Tongeren (draf), Oostende (galop in de zomer en sporadisch draf), Waregem (galop/hindernissen) In Wallonië Ghlin (draf en galop)
Sterrebeek (bi-disciplinair) en Bosvoorde (galop) zijn reeds een zestal jaar verloren voor de sport en Groenendaal (galop) dreigt, tezamen met zijn hoogst belangrijke oefenpiste, in de zeer nabije toekomst definitief verloren te gaan.
8
In de toekomst en gezien het feit dat de landbouw waaronder de rennen traditioneel in alle landen ressorteren, regionaal is, zou de VFP en eventueel een Federatie in Wallonië een belangrijke rol moeten overnemen, weliswaar in samenwerking met de BFP, om aan de internationale akkoorden die in de paardenrensector bestaan en erkenningen te blijven voldoen. De renactiviteit in al haar aspecten is grensoverschrijdend en in feite internationaal (zoals elders uitvoerig uitgelegd). In begin 2009 werd de VFP door de Minister van Landbouw erkend als fokvereniging wat al een eerste stap is in het activeren. Zij kan ook de stamboeken van de Belgische draver en het Engels volbloed houden.
1.2.3 Fokkerij: De dalende trend van de laatste jaren neemt ondertussen dramatische vormen aan: voor de galopdiscipline waren er in 2008 nog slechts 35 geboortes t.o.v. 85 in 2000, 157 in 1995 en 325 in 1990; voor de drafdiscipline daalde het aantal geboortes tijdens dezelfde periode van 1763 naar 429.
Engelse Volbloed 400 350 300 250 200 150 100 50 0
Belgische Draver
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
1.800 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200
1.2.4 Tewerkstelling Hoewel al meerdere socio-professionelen de moed opgegeven hebben en met de sport gestopt zijn, stelt de sector nog ongeveer 3.000 personen te werk (zowel rechtstreeks als onrechtstreeks). Als er geen heropleving komt worden nog meer van deze arbeidsplaatsen bedreigd. Met een relance van de sector kan de tewerkstelling snel verdubbeld worden tot 6.000 eenheden. Op te merken dat een groot deel van de arbeidsplaatsen ingevuld word door laaggeschoolden.
9
1.2.5 Prijzengeld - Financiering sector De rensector is altijd gefinancierd door de weddenschappen. In Frankrijk bijvoorbeeld is de sector met 50.000 arbeidsplaatsen leefbaar en bloeiend door het bestaan van de Pari Mutuel Urbain (PMU). Al de opbrengsten van de PMU vloeien terug naar de sector (prijzengeld, infrastructuur, commercialisatie, fokkerij, enz….). De Franse PMU is half staat en half renmaatschappijen en verdeelt geen winsten. Wedkantoren daartegenover zijn privé commerciële maatschappijen die in het normaal bedrijfsleven werken. In Europa zijn er 21 landen waar er paardenwedrennen op een georganiseerde manier bestaan. In België is het prijzengeld zodanig gedaald dat het voor de eigenaars quasi financieel ondraaglijk geworden is om met de rensport verder te gaan. De te verwachten dekking van de kosten is niet eens 13 % en daarmee bekleedt België de laatste plaats in Europa. De Waalse Regering bestemt gedurende meerdere jaren een bedrag van ongeveer 1.8 m€ aan de hippodroom van Ghlin.
Evolutie der Prijzengelden Galop in .000€
Evolutie der prijzengelden Draf in .000€
8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 1985
1995
2001
2004
2006
1986 1989 1992 1995 1998 2001 2004 2007
2008
In Frankrijk ligt het prijzengeld per ren gemiddeld 7 maal hoger, in GB 6 keer. De gemiddelde verdiensten per paard (incluis premies) bedragen in FR ±14,5 keer meer en in GB ±10 keer dan in België. Ter vergelijking met het buitenland voor de galoprennen
Gemiddelden
BE
FR
GER
GB
Prijzengeld verdiend/paard
1.289 €
13.258 €
5.596 €
6.852 €
Prijzengeld verdiend/vertrekker
293 €
2.560 €
1.022 €
1.435 €
10
1.2.6 Paardenbestand op training Dravers op training in België
Galoppaarden op training in België 1.000
1650
900 800
1450
700
1250
600 500
1050
400
850
300 200
650
100
450
0
1990
1996
2000
2003 2004 2005 2006 2007 2008
1990
1992
1994
1996
1998
2000 2002 2004
2006 2008
1.2.7 Aantal rennen en deelname van Belgisch getrainde paarden Aantal Drafkoersen in België
Aantal galoprennen in België 1.800
1400 1200
1.600
1000 800
1.400
600 400
1.200
200 0 1985
1990
1995 1996
2000
2004 2006 2008
1.000 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008
Meer en meer in België getrainde paarden nemen deel aan rennen in het buitenland terwijl de deelname aan Belgische rennen daalt. Aantal starts van dravers
Aantal starts van volbloedpaarden 20.000
2000
18.000
1800
16.000 14.000
1600
12.000
1400
Buitenland
1200
Begië
B elgië
10.000
B uitenland
8.000
1000
6.000
800
4.000 2.000
600 2006
2007
2008
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
.
11
1.3 WEDDENSCHAPPEN OP PAARDENWEDRENNEN IN BELGIE
1.3.1 Types weddenschappen in België Er bestaan volgende types weddenschappen op paardenwedrennen: •
Onderlinge weddenschappen (de winnende spelers krijgen de pot of massa na afhouding van de marge). De onderlinge weddenschappen worden georganiseerd enkel op Belgische rennen door de renmaatschappij ofwel op de renbaan (Pari Mutuel Hippodrome - PMH) ofwel erbuiten (Pari Mutuel Urbain – PMU). De PMU is een coöperatieve die de informatica en het verkoopsnetwerk beheert. PMU België is vandaag marginaal geworden maar had vroeger honderden vestigingen vooral bij de dagbladhandelaars en commerciële contracten met de wedkantoren. De opbrengsten van de PMH hangen af van de aanwezigen op hippodroom wat nu niet veel is.
•
Bookmaking of notering: de speler speelt tegen de bookmaker aan een vaste notering. De bookmaking op Belgische rennen wordt op de renbaan door bookmakers genomen. Dit blijft marginaal en is verminderd met de jaren. De bookmakers betalen een bijdrage aan de betrokken renvereniging van 7% op de inzetten. Op beide types weddenschappen hierboven krijgt de renmaatschappij een marge en worden belastingen door de gewesten geïnd.
•
De bookmaking op buitenlandse rennen gebeurt in de wedkantoren die de voorziene taksen betalen. Wel bestaat er een soort conventionele weddenschap, een Belgische bijzonderheid, waarbij de wedkantoren bookmaking aannemen op buitenlandse rennen met als notering de resultaten van de onderlinge weddenschappen van het buitenland - en dus zonder gemeenschappelijke massa. Het volume blijft relatief groot maar er is geen bijdrage voor de financiering van de Belgische noch buitenlandse rensectoren. De wedkantoren hadden ongeveer 700 vestigingen, nu veel minder.
1.3.2 Wettelijk kader: Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WIGB) Artikel 44: In afwijking van artikel 43 wordt de belasting op de weddenschappen op paardenwedrennen die in België plaatsvinden vastgesteld als volgt: Vlaams Gewest Bij de onderlinge weddenschappen
22% op marge (+/- 7,5% op inzetten)
Waals Gewest 10% op inzetten
Brussels Gewest 20% op marge (+/- 7 % op inzetten)
Op de inzetten bij de weddenschappen bij notering
5,5%
6%
5%
Voor de rennen in het buitenland, op de inzetten
15%
10-11%
15%
12
WIGB Artikel 66. § 1 De opening van een paardenwedrenbaan, de inrichting van paardenwedrennen alsmede het aannemen van weddenschappen op paardenwedrennen zijn onderworpen aan de voorafgaande toelating van de Minister van Financiën of van zijn gedelegeerde. § 2 Enkel volgende weddenschappen op paardenwedrennen zijn toegelaten: 1° de “onderlinge” weddenschappen op paardenwedrennen die in België plaatsvinden. De aanneming van deze weddenschappen is voorbehouden aan de inrichter van de koers waarop de weddenschap wordt aangegaan; 2° de weddenschappen “bij notering” op paardenwedrennen die in België plaatsvinden, in de gevallen te bepalen door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde; 3° de weddenschappen met verdeling, hetzij volgens de resultaten van de “onderlinge” weddenschappen aangenomen binnen de omheining der renbanen, hetzij volgens een conventionele notering naar dewelke de partijen verwijzen, in verband met de paardenwedrennen die in het buitenland plaatsvinden. De aanneming van deze weddenschappen is voorbehouden aan de exploitanten van de daartoe toegelaten agentschappen. WIGB Artikel 67 : (Plaats van inzameling) § 1 De gelden bestemd tot de dienst van de “onderlinge” weddenschappen mogen worden ingezameld in om het even welke gelegenheid, met uitzondering nochtans van de drankgelegenheden. Zij moeten worden afgedragen aan de “onderlinge” weddenschappen van de renbanen. § 2 De gelden bestemd tot de dienst van de weddenschappen “bij notering” mogen slechts worden ingezameld binnen de omheining van de renbanen. § 3 De gelden bestemd tot de dienst van de weddenschappen op paardenwedrennen die in het buitenland plaats vinden mogen slechts worden ingezameld in de toegelaten agentschappen.
1.3.3 Statistieken inzetten en belastingen
1985 Omzet bookmakers (op buitenlandse koersen buiten de 50,1 renbaan) 297.472.229
15.700.000 Omzet bookmakers (op Belgische koersen op de 5,5 renbaan)
Opbrengst schatkist ? ? Opbrengst Taxatievoet schatkist ? ? Opbrengst Taxatievoet schatkist ? ? Opbrengst Taxatievoet schatkist
32.640.000
?
Omzet PMU (op Belgische koersen buiten de renbaan)
41,8
247.893.524 Omzet PMH (op Belgische koersen op de renbaan)
ALGEMEEN TOTAAL
593.705.753
2,6
Taxatievoet
? ?
13
2003 Gewest
Omzet bookmakers (op buitenlandse koersen buiten de renbaan)
87,7
Taxatievoet
Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal
116.930.610 40.543.500 42.673.535 200.147.645
58,4 21,3
10,50% 15,00% 15,00%
Gewest
Omzet PMU (op Belgische koersen buiten de renbaan)
7,0
Taxatievoet
Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal
5.942.200 1.927.200 8.190.600 16.060.000
37,0 51,0
10,00% 6,80% 7,48%
Gewest
Omzet PMH (op Belgische koersen op de renbaan)
1,7
Taxatievoet
Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal
525.000 0 3.400.000 3.925.000
13,4 86,6
10,00% 5,60% 6,16%
Gewest
Omzet bookmakers (op Belgische koersen op de renbaan)
3,6
Taxatievoet
Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal
1.260.000 0 6.900.000 8.160.000
15,4
10,00% 5,00% 5,50%
ALGEMEEN TOTAAL
228.292.645
20,3
12,0
0,0
0,0 84,6
Opbrengst schatkist
12.277.714 6.081.525 6.401.030 24.760.269 Opbrengst schatkist
594.220 131.050 612.657 1.337.926 Opbrengst schatkist
52.500 0 209.440 261.940 Opbrengst schatkist
126.000 0 379.500 505.500
26.865.636
2007 Gewest
Omzet bookmakers (op buitenlandse koersen buiten de renbaan)
91,8
Taxatievoet
Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal
105.237.549 36.489.150 38.406.182 180.132.881
58,4 21,3
10,50% 15,00% 15,00%
Gewest
Omzet PMU (op Belgische koersen buiten de renbaan)
2,7
Taxatievoet
Opbrengst schatkist
Wallonië Brussel Vlaanderen
1.942.500 630.000 2.677.500
37,0
10,00% 6,80% 7,48%
194.250 42.840 200.277
Totaal
5.250.000
Gewest
Omzet PMH (op Belgische koersen op de renbaan)
1,8
Taxatievoet
Opbrengst schatkist
Wallonië Brussel Vlaanderen
472.500 0 3.060.000
13,4
10,00% 5,60% 6,16%
47.250 0 188.496
Totaal
3.532.500
Gewest
Omzet bookmakers (op Belgische koersen op de renbaan)
3,7
Taxatievoet
Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal
1.134.000 0 6.210.000 7.344.000
15,4
10,00% 5,00% 5,50%
ALGEMEEN TOTAAL
196.259.381
20,3
12,0 51,0
Opbrengst schatkist
11.049.943 5.473.373 5.760.927 22.284.242
437.367
0,0 86,6
235.746
0,0 84,6
Opbrengst schatkist
113.400 0 341.550 454.950
23.412.305
14
Anders gerekend is de evolutie van de inzetten van 2003 naar 2007: Vlaanderen: van 62 m€ naar 50 m€ waarvan 12 m€ op Belgische rennen Wallonië: van 126 m€ naar 108 m€ waarvan 3,5 m€ op Belgische rennen Brussel: van 43 m€ naar 37 m€ waarvan 0,6 m€ op Belgische rennen Evolutie opbr e ngs te n s chatk is t in .000€
Inzetten op paardenrennen in .000€ 350000 300000 55000
250000 200000
Binnenlandse rennen
150000
Buitenlandse rennen
40000
100000 25000
50000 0 1985
2003
2007
10000 1985
2003
2007
1.3.4 Belgische PMU Gezien de vergunning die de renmaatschappijen hebben om onderlinge weddenschappen aan te nemen op de Belgische rennen, hebben zij die op de renbanen ingericht met hun eigen systeem zijnde wat ment noemt de PMH. Maar om dezelfde weddenschappen aan te nemen buiten de renbanen hebben zij samen, in de jaren 1980, een coöperatieve vennootschap opgericht onder naam PMU-België. In de eerste jaren was dit een succes en heeft de PMU voor een belangrijke bijdrage (financiering) gezorgd voor de sector (30 m€) en belangrijke belastinginkomsten voor de staat (30 m€). Het is waar dat er een achteruitgang vast te stellen is van de inzetten in België op het geheel van de wedrennen en dus eveneens op de buitenlandse wedrennen. De ganse sector van de weddenschappen in de Europese landen lijdt onder de concurrentie van operatoren die niet allemaal aan dezelfde wettelijke of fiscale verplichtingen onderworpen zijn en het wordt tijd om op dit gebied te handelen. Maar het blijft waar dat de daling van de inzetten op de Belgische wedrennen veel dramatischer is. Naast de algemene context, is dit te wijten aan het feit dat de Belgische fiscale wetgeving het niet mogelijk maakte om uit het keurslijf van de mogelijke wettelijke weddenschappen te geraken en dat de vicieuze cirkel die in het memorandum beschreven wordt, onverbiddelijk is geweest. De Belgische PMU, in het kader van deze constante achteruitgang, heeft geprobeerd zijn aanbod naar andere nietpaardenweddenschappen te diversifiëren, zijn netwerk door overeenkomsten in reciprociteit met de wedkantoren uit te breiden en heeft aldus geleidelijk zijn rol van interne financierder van de paardensector verlaten en is een bediener van weddenschappen in het algemeen geworden. De PMU werd niet meer door de sector gecontroleerd, was zelfs indirect verwikkeld in verrichtingen van wedkantoren die inmiddels in faling zijn en ontwikkelde een eigen activiteit zonder belangrijke bijdrage noch synergie vanuit het oogpunt van kwaliteit van de producten wedrennen/ weddenschappen, essentieel zoals beschreven in onderhavig memorandum.
15
1.3.5 Bijdrage voor de sector In alle landen verzekeren de weddenschappen de financiering van de paardenrensector en hoe beter georganiseerd hoe meer bloeiend de sector is. Zij genereren ook de taksen voor de overheid. Gewenste concurrentie tussen verschillende actoren, indien er geen monopolie is, gaat gepaard met een verplichte bijdrage (langs lastenboek of verplichting) voor de sector. In België is, voor het ogenblijk, de bijdrage bijna nul, wat uniek en catastrofaal is: •
De PMH en bookmaking op hippodroom brengen bijna niets op door gebrek aan publiek.(hoogstens return van 1 m€)
•
In het laatste decennium brengt de PMU weinig toegevoegde waarde voor de sector en weinig belastingen zoals blijkt uit de statistieken (bijdrage van 1 m€ en belastingen van minder dan 1 m€). De drafsector heeft geprobeerd een bijkomend zakencijfer te boeken met het inrichten van wat men noemt “Tiercé Unique”, zijnde avonden met één tiercékoers. Dit kon de vaste kosten van de PMU enigszins dekken maar geen oplossing bieden. De PMU België is uit controle gekomen van de rensector en lijdt permanent verlies en brengt nu bijna niets meer op voor de sector (herleid tot 0,3 m€ maximum in de laatste jaren).
•
De wedkantoren die het gros van het zakencijfer maken moeten geen bijdragen betalen aan de sector.
Het Vlaams decreet van 2004 had voorzien dat de Vlaamse taksen op de buitenlandse rennen zouden worden gehalveerd maar dan zouden de wedkantoren 5% moeten bijdragen aan de sector. Dit was redelijk en bracht een hoop voor herstel. Dit deel van het decreet werd door het Arbitragehof vernietigd en dus de financiering is zoek. Geen andere oplossing werd ondertussen gevonden en in Vlaanderen wil men geen overheidstoelage geven hoewel daar wel 6 m€ taksen opgebracht worden. In Wallonië geeft de Waalse regering een jaarlijkse overheidstoelage aan Ghlin van ongeveer 1,7 m€, zijnde een deel van hun taksen op hun veel omvangrijkere weddenschappen (11 m €). De Waalse regering draagt welwillend bij maar een alternatieve bestendige financiering zou goed zijn Deze toelage laat toe dat de rennen in Ghlin in feite de belangrijkste zijn geworden in België en heeft gezorgd voor een nieuwgebouwde (multifunctionele) renbaan. Brussel int de taksen van meer dan 5 m€ maar anders komt er niets voor de sector. Het is een verloren zakencijfer hiervoor.
16
1.4 KNELPUNTEN 1.4.1 Bevoegdheden Vergunningen voor het “gebruik” zoals voorzien in het KB 1992 dienen ook toegekend te worden in het MB 2005 : de Vlaamse Regering dient duidelijk te stellen dat het beleidsdomein landbouw de ganse sector der paardenrennen overkoepelt (niet enkel de fokkerij) zoals dit altijd in België is geweest en zoals het in alle andere Europese landen het geval is. Het domein “Financiën” dient enkel (tot aan een wijziging) het deel “weddenschappen” te controleren maar niet de ganse sector. Staatkundig probleem: • • • •
vergunningen voor aannemen van weddingschappen bleven federale materie; landbouw is sinds één januari 2002 geregionaliseerd; vergunningen voor rennen moeten een regionaal wettelijk kader krijgen; onzekerheid bestaat over wie de verplichte bijdrage door de wedoperatoren voor de rensector kan opleggen.
1.4.2 Financiering van de sector in Vlaanderen - Paardenwedrennendecreet (Decreet Denys) Het is wenselijk dat de financiële voorwaarden die in het decreet voorzien waren op een of andere manier vervuld zouden worden met de bestemming voor de sector van een deel van de ontvangen belastingen op de weddenschappen en dit analoog met de geschrapte artikelen in het Decreet (eventueel mits aanpassing van het bestaande decreet) zodat de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de VFP afgesloten kan worden en de Vlaamse Regering de datum van inwerkingtreding kan bepalen. in Wallonië Sinds een aantal jaren ondersteunt het Waals gewest de rennen in Ghlin. Een subsidie van een klein 1,7 m€ wordt jaarlijks toegekend en laat toe de sector te laten overleven. Jaarlijks wordt er ook een Groep I ren in Ghlin gelopen die een hoge plaats krijgt in het internationaal kalender. De bestendigheid van deze subsidie zou moeten verzekerd worden.
1.4.3 Kansspelwet De federale wetgever heeft vroeger voorstellen gekregen om de bevoegdheid van de kansspelcommissie uit te breiden naar weddenschappen (ook voor paardenwedrennen). Tot nu toe zijn die voorstellen nooit behandeld geweest. Recent werd een nieuw voorstel ingediend in de Senaat en is een voorontwerp tot wijziging van de kansspelwet goedgekeurd door de federale regering. Nieuw is o.a. dat in het voorontwerp nu de mogelijkheid wordt geboden aan de vergunde renmaatschappijen om, onder voorwaarden, onderlinge weddenschappen aan te nemen op buitenlandse rennen (in concreto vooral dan Franse zoals de Fransen trouwens weddenschappen nemen op de Belgische rennen). Dit kadert met de Europese regels en met het feit dat veel Belgische paarden nu in Frankrijk lopen. Deze nieuwe vorm van weddenschappen zou een bijkomende financiering voor de renmaatschappijen (en dus de sector) en bijkomende taksen voor de overheid kunnen opleveren.
17
De sector vraagt een vlugge behandeling van dit voorontwerp en het is vitaal dat de Vlaamse partijen deze aanpassingen steunen; het zou tenslotte een van de gezochte oplossingen voor de financiering van de sector kunnen zijn. Dit voorontwerp wordt verder uitvoerig besproken.
1.4.4 Hippodromen De toestand van de drafhippodromen is bevredigend in Vlaanderen en in Wallonië wat betreft het aantal. Wel moet de infrastructuur verbeterd en onderhouden worden om op het niveau te blijven van de hedendaagse noden. Daarvoor zijn nu de nodige middelen niet beschikbaar. De toestand is heel slecht voor de galopsector want Oostende wordt geleidelijk onbruikbaar en Waregem is bestemd voor Waregem Koerse en heeft dus enkel een hindernissenpiste. Enkel Ghlin heeft een goede multifunctionele renbaan. Bosvoorde zou idealiter een Europese renbaan kunnen worden in het kader van de Europese hoofdstad met steun van de internationale renfederaties. Maar tot nu toe is er geen wil van de Brusselse autoriteiten, die eigenaar zijn, om dit op de site toe te laten. Zij gaan nu in de richting van nieuwe ontwikkelingen en recreatie met een openbare projectaanvraag. De problematiek betreffende het behoud van het hippisch complex van Groenendaal werd reeds tijdens de dialoogdagen over de paardenhouderijen van Minister President Peeters behandeld. Er blijkt een wil te zijn om de onontbeerlijke oefenpiste te behouden maar niet de hoofdpiste. Nochtans is deze problematiek zo belangrijk voor het behoud van de galopsector, dat het hier nogmaals als knelpunt aan bod dient te komen. Groenendaal is sinds 130 jaar erkend als een mooie internationale renbaan van europees niveau maar is nu totaal verwaarloosd en is eigendom van ANB – Administratie van het Vlaams Gewest die sinds begin 2009 het beheer weer in handen heeft. Met het doel de site de herwaarderen werd een vzw opgericht door de betrokken actoren van de sector, van de gemeente Hoeilaert en van de sector recreatie onder de naam van “Recreatieve Site Groenendaal” om de herwaardering van de site voor multifunctioneel gebruik te bespreken.
1.4.5 BTW op paardenactiviteiten De tabel toont het BTW verschil dat de economische competitiviteit in België duidelijk beperkt B.T.W.
tarief
België
21 %
Spanje
12 %
Italië
9%
Duitsland
7%
Nederland
6%
Frankrijk
5,5 % (BTW-plichtig, anders 2,1 %)
Ierland
0%
Groot-Brittannië
0%
18
1.4.6 Imago De sector lijdt aan een zwaar imagoprobleem als gevolg van de achteruitgang in rennen en weddenschappen en is marginaal of onbestaand beschouwd door derden in de laatste jaren. Dit vloeit ook uit van het imago van weddenschappen over het algemeen, van de achteruitgang van de PMU en gebrek aan controle ervan door de sector en het verdwijnen van de renmaatschappijen (meerderen in vereffening) en de renbanen. Ontwikkelingen bij de renbanen in de laatste tijden hebben geen rekening gehouden met de rensector en het gebrek aan zichtbaarheid van de organisatie heeft niet geholpen. De te lage middelen van de sector zijn negatief voor het beheer en hebben soms een vertrouwensbreuk veroorzaakt met de spelers en actoren. De sector is nu duidelijk vragende partij om dit te veranderen.
1.4.7 Sectorspecificiteiten Gezien de verzwakte toestand van de sector zijn een aantal maatregelen in België of in Vlaanderen niet altijd in overeenstemming met de internationale sectorpraktijken alhoewel de doelstellingen dezelfden zijn. Dit is te verklaren doordat de sector te marginaal was bij het opstellen van de maatregelen. Dit is onder meer het geval voor dopingcontrole. Er is geen discussie over de doelstelling en nood voor een strenge controle. Voor de paarden is de controle georganiseerd volgens internationale regels gebonden aan de landbouw. Wat betreft de controle van de jockeys is deze een bevoegdheid van de regionale sport die regels heeft opgelegd, toepasbaar op sportbeoefenaars in het algemeen. Internationaal bestaan er weliswaar voor jockeys controlepraktijken en procedures aangepast aan de specificiteit van de jockeys met een strikte internationale opvolging. Een overleg over de afstemming van die regels, gezien de internationale mobiliteit van die jockeys, is te overwegen.
19
1.5 OPLOSSING
1.5.1 Mogelijke oplossing Een oplossing voor de financiering is een oplossing voor de rennen, de sport, de ganse sector en goed voor de taksen en dus de gewesten. Er is maar een oplossing die ook internationaal als de oplossing voor de kleine landen wordt erkend (zie Zwitsers model in deel 3). •
Het meest deugdelijk systeem is de onderlinge weddenschap. Bookmaking zou liefst niet meegenomen worden maar dit is een nationale beslissing.
•
Men moet met de grootst mogelijke massa spelen. Dit waarborgt de kwaliteit en van tijd tot tijd kan een speler een flinke winst maken (zoals in euromillion). Landen met kleine massa's maken geen kans.
•
Kleine landen moeten steunen op grotere landen, vooral als zij buren zijn en de grote buur welvarend is. Deze buur moet ook een bijdrage krijgen voor zijn eigen sector op de buitenlandse inzetten op zijn rennen. Het gaat over een correcte verloning voor het evenement en voor de geproduceerde videobeelden die aan de organisator van de weddenschappen ter beschikking gesteld worden.
•
Daarbij komt het feit dat er meer grensoverschrijdend gespeeld wordt tijdens grote internationale toprennen (trifecta). Mondialisering speelt hier ook, met alle aanverwante noodzakelijke afspraken op gebied van techniek, veiligheid, controle, verslaving enz. De grote landen werken om dit te verwezenlijken, de kleinen kunnen volgen.
•
Voor goede weddenschappen moeten er frequent gediversifieerde rennen aangeboden worden, van kwaliteit, met redelijke prijzen, voldoende vertrekkers, en met een correct en transparant imago. Om dit te verzekeren moet de operator gecontroleerd zijn door of met de aanbieder van de rennen (renmaatschappijen).
•
Kleine landen die zich isoleren vallen weg omdat zij (zoals in België) geen massa hebben en aan al die vereisten niet voldoen. Zij kunnen ook niet deelnemen in de internationale akkoorden laat staan aan de contoles. De rennen zullen daar verdwijnen met de sport en de taksen. Grote landen zullen overblijven met onderlinge akkoorden, bijdrage voor de sector en een bloeiende sport en fokkerij.
•
Ook in “Suisse Romande” waren zij jaren geleden in een dergelijk hopeloze toestand terecht gekomen. Dank zij de samenwerking tussen de Loterie Romande, de renfederatie en de Franse PMU werd een akkoord getroffen over het aannemen in Suisse Romande van weddenschappen op de Franse rennen via het PMU systeem. Dit akkoord heeft de sector gered en die is nu bloeiend. De renbaan van Avenches in een multifunctioneel paardencentrum met alle paardendisciplines op 100 ha en is een Europees voorbeeld geworden van "paardensynergie" en dit dank zij het hiervoor beschreven systeem.
•
De Loterij genereert een zakencijfer, de Zwitserse rensector ontvangt een return van 3%, de Franse rensector 6%, de Suisse Romande 11% voor taksen of andere doelen. In Suisse Romande met zijn 1,5 m inwoners is de bijdrage nu 2 m€ per jaar!!
•
Wat in Zwitserland kan, kan zeker in België. De Belgische renwereld is zelfs nog meer gericht op Frankrijk en menige Belgische paarden lopen er. België is buur van het bloeiendste paardenrensport land van Europa en nu zijn de grenzen wettelijk gesloten zonder dat men eigenlijk de reden kent.
.
20
1.5.2 Voorwaarden Een aantal voorwaarden laten de oplossing toe. Maar het voornaamste punt is dat de wetgeving de onderlinge weddenschappen in het buitenland met gemeenschappelijke massa zou dienen toe te laten. Er bestaat al lang bij Justitie de wil om de rol van de kansspelcommissie uit te breiden naar weddenschappen (plus andere punten). Verschillende ontwerpen werden neergelegd maar nooit besproken. Er is een nieuw voorstel van Senator Crombé betreffende deze problematiek neergelegd in de Senaat. De nu bevoegde Minister is de Minister van Justitie maar het dossier wordt behandeld bij Staatssecretaris Devlies. Een voorontwerp van wet werd opgesteld door het bevoegd kabinet en is nu goedgekeurd door de federale regering. Dit voorontwerp voorziet in de mogelijkheid voor erkende renmaatschappijen om onderlinge weddenschappen op buitenlandse rennen aan te nemen aan voorwaarden bepaald door de Koning. Het is maar een gedeeltelijke oplossing want de wedkantoren kunnen het hybride systeem verder gebruiken zonder bijdrage noch voor de Belgische rensector, noch voor de sector van het land waar de rennen plaats hebben. Daarbij zijn er nog een aantal knelpunten in het voorontwerp zelf. Dit voorontwerp wordt in deel 2 grondig onderzocht.
1.5.3 Politiek Het wetsontwerp Devlies werd op 27 maart 2009 in eerste lezing goedgekeurd door de federale regering. Het wetsvoorstel Crombé werd neergelegd bij de Senaat. •
De kansspelcommissie blijkt gewonnen te zijn voor de argumenten van dit dossier.
•
In Vlaanderen wil de overheid de paardensector in kaart brengen en ondersteunen. De overleving van de paardenwedrennen is nu onlangs een doelstelling op zich geworden, waarbij er twee sporen worden gevolgd in het Vlaams Actieplan voor de Paardenhouderijen (voorgesteld door Minister President Peeters begin 2009): http://www.vlm.be/algemeen/actueel/nieuws/Pages/detail.aspx?itemId=291&webId=9222fd1bc6cc-41e3-805d-67b877220c47 Actie 10: “overleg in zake herwaarderen paardenrensector” Actie 13: “opmaak nieuwe wetsontwerp over spelen en weddenschappen”. Hierbij wordt bedoeld dat -
enerzijds de doelstellingen van de steun aan de sector voorzien in het decreet Denijs moeten kunnen bereikt worden. Een oplossing is de bijdrage voorwaarden opgelegd aan de weddenschapactoren zoal verder uitgelegd. Een aantal knelpunten die in deel 2 worden beschreven zullen in dit overleg op gewestelijk niveau moeten opgelost worden (bijdrage, taxatievoet, licentie renbanen...).
-
anderzijds de wet op de kansspelen, onder controle van de kansspelcommissie, laat de mogelijkheid toe om de Zwitserse oplossing toe te passen voor de onderlinge weddenschappen.
Hierdoor is de oplossing gevonden die kan bijdragen tot de ondersteuning van de rensector maar eventueel van de ganse paardensector en kan bijdragen tot de verwezenlijking van het actieplan in het algemeen met een soort zelffinanciering via de taksen. Noteer dat de Belgische Confederatie van het Paard werd opgericht met de steun van de renverenigingen en de weddenschappen zijnde indertijd door de PMU.
21
CD&V en VLD, als toenmalige alternatieve meerderheid, hebben het decreet Denys gesteund en waren dus bereid afstand te doen van een deel van de taksen om zuurstof te geven aan de sector. Met het wetsontwerp en aanvullende punten is dit opgelost zelfs zonder bijkomende taksverlaging. •
In Wallonië zou deze oplossing de overheidstoelage kunnen beperken en zelfs vervangen in de toekomst en zou dus de steun kunnen krijgen van alle politieke partijen die op een of andere vorm nu de rennen ondersteunen (huidige meerderheid) of het wetsvoorstel indienen (huidige oppositie). Een consensus kan dus gevonden worden.
•
De mogelijke oplossing zou ook voordelen bieden aan de lokale gemeenschappen waar de renbanen gelegen zijn (Waregem, Kuurne, Mons, eventueel Hoeilaert...) omdat zij de infrastructuren kunnen redden voor paardenwedrennen maar ook voor multifunctioneel paardenactiviteiten zoals bv. in Avenches. Renbanen worden nu meer multifunctioneel gebruikt en kunnen een grote aantrekkingskracht hebben, niet alleen voor de rennen maar voor de ganse lokale samenleving. Nu zijn zij vaak een dode plaats in de gemeente maar met een nieuw impuls en middelen vanuit de financiering kunnen een toegevoegde waarde hebben voor de lokale samenleving.
•
Op Brussels, Belgisch en internationaal niveau is het ook interessant want dan kan opnieuw de Belgische sector op het internationaal toneel spelen. Het zou meer dan normaal zijn dat Bosvoorde een internationale renbaan wordt in het hart van Europa dicht bij de Europese Unie vooral dan dat rennen ressorteren onder landbouw, een Europese bevoegdheid. Landen met een sterke rensector zijn nu al geïnteresseerd om samen te werken voor de opbouw in de hoofdstad van Europa van een vitrine waarbij renevenementen periodiek kunnen georganiseerd worden dichtbij de Europese verantwoordelijken met een of ander topevenement.
De huidige wetstekst of een verbeterde zou zo vlug mogelijk moeten behandeld worden want het is vijf na twaalf voor de sector. Het is een gemakkelijk verdedigbaar dossier, dat “self-supporting” is, de dynamiek is gelanceerd, de theoretische oplossing bestaat en deze redt de sector. Het is ook conform aan de internationale evolutie en opent opnieuw de deur naar onze internationale aanwezigheid. In het kader van haar toekomstig voorzitterschap van de Europese Unie, zal België trachten om initiatieven te lanceren om het spel en de weddenschappen in Europa te harmoniseren; dit dossier, dat België op één lijn zet met het buitenland, is in overeenstemming met deze ambitie. Bijkomende taksen gaan naar de schatkist. Het is een zeldzaam financieel positief dossier voor alle gewesten waarbij nu de concretisatieproblemen moeten aangepakt worden.
22
DEEL 2 : FEDERALE EN REGIONALE WETSWIJZIGINGEN
2.1 VOORONTWERP VAN WIJZIGING VAN WET Dit voorontwerp van wet, tot wijziging van de wet van 1999 op de kansspelen, is in een eerste lezing door de federale regering op 27 maart 2009 goedgekeurd.
2.1.1 Algemene beschikkingen van het voorontwerp Deze wet heeft ten doel bepaalde beschikkingen van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen te wijzigen om ze beter te regulariseren, de online en media kansspelen te reglementeren en om de weddenschappen op een coherente manier onder de bevoegdheid van de Kansspelcommissie, waarvan de werking herzien wordt, te plaatsen. Onderhavige commentaar beoogt in het bijzonder de beschikkingen betreffende de weddenschappen, die, behalve de weddenschappen op paardenrennen, wel door fiscale beschikkingen gereglementeerd, tot nu toe weinig of niet werden gereglementeerd. Art.3 geeft een definitie betreffende de verschillende mogelijke weddenschappen (onderlinge en tegen notering). Art 4 onttrekt aan de toepassing van de wet, de weddenschappen die occasioneel en maximaal vier keer per jaar ingericht worden. Art 6 verbiedt aan iedereen om aan verboden kansspelen deel te nemen. Art 8 voert het begrip kansspelinrichtingen klasse IV in, plaats waar de zogenaamde “reële weddenschappen” geregeld in Art 40, aangegaan worden. Zij zijn ofwel vast (wedkantoor), ofwel mobiel (bookmaker op het terrein). Het internet is geen kansspelinrichting klasse IV. Art 11 plaatst het toekennen van vergunningen, wat de weddenschappen betreft, onder de bevoegdheid van de Kansspelcommissie. Art 24 legt de houders van een vergunning een betaling op van een forfaitaire jaarlijkse bijdrage om de Kansspelcommissie te financieren. Art 27 bepaalt de vergunningen die aan een beperkt aantal organisatoren worden gegeven • D voor het personeel van de kansspelinrichtingen klasse IV, volgens de beschikkingen van artikel 45 en volgende en in het bijzonder wat de vorming betreft. • E voor de levering en diensten van de uitrusting, volgens de beschikkingen van artikel 51 en volgende. F1 voor 9 jaar voor de exploitanten van weddenschappen en F1+ voor degenen die de middelen van de informatiemaatschappij voor dezelfde weddenschappen aanwenden dan degenen die zij in de reële wereld nemen. Deze middelen worden in Art 3 bepaald. De voorwaarden voor F1+ zijn, volgens Art 42, nauw verbonden met deze van F1. F2 voor 9 jaar voor zij die de weddenschappen aannemen. Zij zijn vaste of mobiele kansspelinrichtingen klasse IV, maar kunnen eveneens dagbladhandelaars zijn of renverenigingen. Art 28 preciseert dat de vergunningen niet overdraagbaar zijn en Art 29 dat de overdracht van de organisatie door de Commissie goedgekeurd moet worden.
23
Art 39, 40 en 41 behandelen de paardenweddenschappen (zie verder). Art 42 behandelt online weddenschappen die aan de Koning de macht geven om de modaliteiten ervan te bepalen. De memorie van de toelichting legt uitvoerig de beoogde doelstellingen uit. Art 52 preciseert dat de weddenschappen verboden zijn voor minderjarigen maar laat ze toe aan bepaalde beroepen terwijl kansspelen voor hen in het algemeen verboden is. Art 54 verbiedt de kredietkaarten en terminals in de kansspelinrichtingen Klasse IV en voor de online weddenschappen maar laat debetkaarten toe. Art 61 voorziet in een waarborg die aan de operatoren wordt opgelegd. Art 63 voorziet in een overgangsperiode van 2 maanden om de bestaande operatoren van weddenschappen te regulariseren. Art 66 schaft bepaalde beschikkingen van het Art 66 van WIB af en Art 67 schaft Art 67 van het WIB af. Art 71 stelt de weddenschappen aangenomen door de Nationale Loterij onder de algemene regels voor de weddenschappen, behalve voor wat het toekennen van de vergunning betreft.
2.1.2 Beschikkingen betreffende de weddenschappen op paardenrennen Art 39, 40, 41 die Art 43 en volgende in de wet van 1999 invoegen Nieuw artikel 43 quinquies: De kansspelinrichtingen klasse IV zijn die waar de weddenschappen door houders van een vergunning F2 voor rekening van houders van een vergunning F1 worden aangenomen. Als zij vast zijn, zijn zij gebonden aan beperkingen (aantal, spreiding, verkoop van vaktijdschriften, nietalcoholhoudende dranken…). De mobiele zijn tijdelijk aanwezig op het terrein van het evenement. De Koning legt het aantal vast. De weddenschappen boven een bepaald bedrag, aangenomen met een vergunning F2, moeten geregistreerd worden. Weddenschappen kunnen buiten kansspelinrichtingen klasse IV aangenomen worden. - door dagbladhandelaars met een F2 op de Belgische paardenrennen en sportevenementen, volgens voorwaarden en aantal door de Koning bepaald. - door de renverenigingen met een F2 voor de Belgische onderlinge weddenschappen op hun rennen volgens voorwaarden opgelegd door de Koning en in het bijzonder voor wat de kantines betreft. Zij moeten dus beide vergunningen F1 en F2 hebben. Nieuw artikel 43 sexies bepaalt de voorwaarden om de vergunning F1 of F2 te verkrijgen, 43 septies deze om ze te behouden en octies deze voor het bestuur en de controle.
2.1.3 Nieuwe artikelen 43 ter et quater: tekst betreffende de toegelaten weddenschappen op paardenrennen "Onderafdeling I : Weddenschappen: inrichting van de weddenschappen. Art. 43bis. Het is verboden een weddenschap in te richten omtrent een gebeurtenis of activiteit die strijdig is met de openbare orde of de goede zeden.
24
Het is verboden weddenschappen in te richten op evenementen of gebeurtenissen waarvan de uitslag al gekend is of waarbij de onzekere gebeurtenis reeds heeft plaatsgevonden. Artikel 43ter. Inzake paardenrennen zijn enkel volgende weddenschappen toegelaten : 1°. de onderlinge weddenschappen op wedrennen die in België plaatsvinden en die worden georganiseerd door een renvereniging die erkend is door de bevoegde federatie. 2° de onderlinge weddenschappen op paardenwedrennen die in het buitenland plaatsvinden onder door de Koning te bepalen vooraarden. 3°. de weddenschappen tegen vaste of conventionele notering op wedrennen die in België plaatsvinden die worden georganiseerd door een renvereniging die erkend is door de bevoegde federatie. 4° de weddenschappen op paardenrennen die in het buitenland plaatsvinden, hetzij volgens de resultaten van de onderlinge weddenschappen, hetzij volgens de conventionele notering naar dewelke partijen verwijzen. De aanneming van deze weddenschappen is voorbehouden aan de exploitanten van de daartoe toegelaten agentschappen. Art. 43quater. §1. De inrichters van de weddenschappen moeten beschikken over een vergunning F1. § 2. De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit het maximum aantal toegelaten inrichters van weddenschappen, alsook de procedure en de selectiecriteria die aan te wenden zijn bij het toekennen van vergunningen in geval van vergunningsaanvragen in overtal. § 3 .Inzake paardenwedrennen kunnen : 1° De weddenschappen zoals bedoeld in artikel 43 ter, 1°,lid 1, enkel worden ingericht door of mits toestemming van de renvereniging die de betreffende wedren organiseert. Deze vereniging mag de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk. 2° De weddenschappen zoals bedoeld in artikel 43 ter 1°, lid 2, kunnen enkel worden ingericht onder de door de Koning bepaalde voorwaarden door de renvereniging die is erkend door de bevoegde federatie. 3° De weddenschappen zoals bedoeld in artikel 43ter, 3°, kunnen enkel worden ingericht met toestemming van de renvereniging die de betreffende wedren organiseert.
2.1.4 Commentaar betreffende het nieuwe artikel 43 Het KB vermeld in Art 43 ter 2° is voorzien om een bijdrage voor de sector van de wedrennen te verzekeren. De houder van een F1 (Belgische organisator van de weddenschappen, d.w.z. eventueel de Belgische tussenpersoon van een buitenlandse organisator) en niet die van een F2 is onderhevig aan de taksen. De algemene beschikking betreffende de onderlinge weddenschappen vermeld in artikel 43 ter is van die aard dat het aan de gestelde kwestie in het memorandum kan antwoorden.
25
Het voorontwerp vermeldt echter punten die de praktische realisatie ervan in het gedrang kan brengen, in het licht van de huidige situatie van de sector en van de noodzaak om over een operationeel netwerk te beschikken. Deze punten worden hierna in punt 2.2 vermeld, evenals de vergelijking met het wetsvoorstel “Crombé” dat in de Senaat neergelegd werd, met dezelfde doelstellingen dan in het voorontwerp “Devlies”. Anderzijds worden bepaalde punten, hierna beschreven, niet in het voorontwerp besproken of moeten in het KB van uitvoering of op andere bevoegdheidniveaus, onderzocht worden.
2.2 COMMENTAAR EN KNELPUNTEN IN HET WETSVOORSTEL
Art 3 : definitie van “weddenschappen” Herneemt de definitie van de onderlinge weddenschappen en weddenschappen tegen notering maar niet die van de hybride weddenschap die echter wel in de tekst van Art 43 ter 4° voorkomt, betreffende de weddenschappen van de wedkantoren op de buitenlandse wedrennen. Deze definitie is die van de oude fiscale beschikking die door het Hof van Arbitrage wordt geannuleerd. Het voorstel “Crombé" had in een duidelijkere definitie voorzien: „ de weddenschappen op wedrennen die plaatsvinden in het buitenland, hetzij tegen vaste, hetzij tegen conventionele notering, waarnaar de partijen verwijzen, op het resultaat van onderlinge, buitenlandse weddenschappen”.
Art 3: definitie van “informatiemaatschappij-instrumenten” Tekst : ”elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie, en de opslag van gegevens, en die geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen worden verzonden, doorgeleid en ontvangen.” Hieruit volgt dat met de bestaande installaties, alle systemen van onderlinge weddenschappen met gemeenschappelijke massa, onder deze definitie zullen vallen en dat de vergunningen van de renverenigingen van het type F1+ dienen te zijn met de overeenkomstige kosten tot gevolg.
Art 24: Bijdragen MvT:”Alle vergunninghouders moeten een jaarlijkse bijdrage betalen voor de oprichtings-, personeelsen werkingskosten van de Kansspelcommissie. De enige uitzondering hierop zijn de vergunninghouders klasse D ofwel het personeel van de kansspelinrichtingen klasse I, II en IV. Omdat het hier gaat over een noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen uitoefenen van hun job, zijn zij vrijgesteld van deze jaarlijkse bijdrage. De bestaande regeling moet uitgebreid worden naar de nieuwe vergunningen die door het wetsontwerp worden ingevoerd. Voor de vergunningen klasse F1, F1+, F2, G1 en G2 wordt een jaarlijkse retributie voorzien voor de werkings- en personeelskosten van de Kansspelcommissie. Door de hoeveelheid van weddenschappen en de dagelijkse evolutie hierin, dient ook hier een vast bedrag worden bepaald.” Vraag is hoe hoog zal dat bedrag zijn in verhouding met de draagkracht van de vergunninghouders F1 en F2 die soms individuele personen zijn en vandaag weinig zakencijfer boeken met de weddenschappen. Voorstel Crombé heeft eenzelfde bepaling.
26
Art 28: overdracht van vergunningen Tekst: “Het is eenieder verboden een toegekende vergunning over te dragen.” Vraag is hoe de renmaatschappijen zich zullen kunnen organiseren in samenwerking gezien de onderlinge weddenschappen wel in een uniek systeem en samen met het buitenland moeten kunnen aangenomen worden. De bepaling zou de systeemopbouw niet moeten verhinderen. Voorstel Crombé heeft eenzelfde bepaling.
Art 40: (nieuw 43 quinquies §5), vergunning F2 Tekst: § 5. Buiten voormelde kansspelinrichtingen klasse IV mogen weddenschappen tevens worden aangenomen in de hiernavermelde gevallen: 1° Als nevenactiviteit door de dagbladhandelaars, natuurlijke personen of rechtspersonen, ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen in de hoedanigheid van commerciële onderneming......, op Belgische paardenwedrennen en weddenschappen op sportevenementen andere dan paardenwedrennen en hondenwedrennen. De Koning bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de dagbladhandelaars moeten voldoen. Zij dienen te beschikken over een vergunning F2. Deze beperking tot de Belgische rennen is nieuw en erg nadelig want zij beperkt de reikwijdte van de beschikkingen betreffende de buitenlandse onderlinge weddenschappen. In ieder geval dient deze problematiek door het voorziene KB behandeld te worden. 2° de onderlinge weddenschappen op paardenwedrennen die in België plaatsvinden en die worden ingericht door een renvereniging die is erkend door de bevoegde federatie. De Koning bepaalt de nadere voorwaarden die moeten worden nageleefd voor de aanname van deze weddenschappen.. Dergelijke weddenschappen kunnen echter enkel worden georganiseerd door de renvereniging die de betreffende wedren organiseert. Ook deze vereniging mag uitzonderlijk de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk. De vereniging dient te beschikken over een vergunning F2. Deze beperking is opnieuw nadelig voor de buitenlandse onderlinge weddenschappen die dus door het voorziene KB behandeld dient te worden. Het is niet duidelijk waarom het probleem van de vzw hier aangehaald wordt. Op te merken dat deze juridische vorm verplicht is in de beschikkingen van het decreet Denys.
Art 45 : Vergunning D voor het personeel Er is een individuele vergunning voor het personeel van de kansspelinrichtingen klasse IV voorzien. Dit personeel, met inbegrip van de bookmakers, zal een basisopleiding moeten ondergaan.
Art 51 : Vergunning E voor de uitrusting Er wordt voorzien dat de leveranciers van producten en diensten een geaccrediteerde vergunning zullen moeten verkrijgen (eventueel een buitenlandse) en een waarborg betalen.
27
Art 61: waarborgen MvT: De waarborg van de nieuwe en aanvullende vergunningen wordt begroot als volgt :
- 10.000 euro voor de houders van een vergunning klasse F1 te vermeerderen met : -
9.000 euro per F2 voor de weddenschappen die worden aangenomen in een kansspelinrichting; 4.500 euro per F2 voor weddenschappen die worden aangenomen buiten een kansspelinrichting;
- 75.000 euro voor de houders van een aanvullende vergunning F1+; Het bedrag van die waarborg is zeer hoog gezien de huidige financiële situatie van de renmaatschappijen en het is niet duidelijk welk netwerk van F2 houders kan ingeschakeld worden. Als er honderden verkooppunten F2 zijn, bedraagt de waarborg miljoenen euro’s. Welke F1 inrichter zal betalen als de F2 licentiehouders voor verschillende F1 inrichters weddenschappen aannemen? Deze waarborg zou liefst geleidelijk opgebouwd worden naargelang de draagkracht, gelet op het feit dat er nu geen waarborg wordt gevraagd, zodat een plotse financiering niet haalbaar is. Hetzelfde geldt voor de bookmakers, des te meer dat het niet duidelijk is wie hun waarborg moet betalen. De bookmakers gaan naar meerdere evenementen van verschillende inrichters . Het voostel Crombé hanteert nog hogere bedragen.
Art 63: Overgangsmaatregelen Tekst: §1. “De bestaande inrichters van weddenschappen welke een attest kunnen voorleggen van de FOD Financiën dat zij voldoen aan hun fiscale verplichtingen, kunnen hun activiteiten verder zetten tot op het ogenblik dat de Commissie een beslissing heeft genomen inzake het toekennen van een vergunning klasse F1,onder voorbehoud van het betalen van een waarborg en het neerleggen van een volledig en correct dossier binnen een termijn van 2 maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet.. De vaste en mobiele inrichtingen klasse IV en de bijzondere tussenpersonen bedoeld in artikel 43 quinqies, § 5 die gekend zijn bij de FOD Financiën kunnen hun activiteiten verder zetten tot op het ogenblik dat de Commissie een beslissing heeft genomen inzake het toekennen van een vergunning klasse F 2, onder voorbehoud van het betalen van een waarborg en het neerleggen van een volledig en correct dossier binnen een termijn van 2 maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet..
Deze periode van 2 maanden lijkt bijzonder kort en de nood voor dergelijke korte periode is niet evident. Dezelfde bepaling bestaat in het voorstel Crombé.
28
Art 66: Afgeschafte artikelen: De artikelen 66 en 67 van het WIB zijn enkel afgeschaft voor wat betreft de weddenschappen maar een gedeelte van het artikel 66 blijft bestaan § 1 De opening van een paardenwedrenbaan, de inrichting van paardenwedrennen (opgeheven alsmede het aannemen van weddenschappen) op paardenwedrennen zijn onderworpen aan de voorafgaande toelating van de Minister van Financiën of van zijn gedelegeerde § 3 De Koning regelt de uitvoering van de voorschriften van dit artikel en onder meer: de voorwaarden waaraan het verlenen en het behouden der toelatingen ondergeschikt zijn De handhaving van deze beschikking, die waarschijnlijk door een bevoegdheidsproblematiek geïnspireerd wordt, is onsamenhangend want zij voert een aanvullende vergunning in onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën, terwijl de wedrennen, een landbouwactiviteit, onder regionale bevoegdheid valt. Het is nodig om maatregelen te nemen om deze dubbele procedure te vereenvoudigen. Arrest 114 van het Hof van Arbitrage van 30 juni 2005 geeft toelichtingen op de verdeling van de betreffende bevoegdheden zonder echter de elementen ervan te bespreken uitgezonderd deze die betrekking hebben op de weddenschappen.
2.3 AANVULLENDE OPMERKINGEN BIJ HET VOORONTWERP
2.3.1 Inhoud van het KB omtrent buitenlandse rennen Men kan volgende punten veronderstellen: o
o
waar mogen de weddenschappen aangenomen worden? Op de renbaan? bij de dagbladhandelaars? plaatsen waar er kantines zijn? en waarom niet, zoals in Frankrijk, in gastvrije plaatsen met horecafaciliteiten. Om die weddenschappen aan te nemen moet er een akkoord getroffen worden met de buitenlandse organisatie, o.a. voor de verdeling van de bijdrage (zoals in het Zwitsers model). Misschien zou de kansspelcommissie dit contract moeten kunnen zien.
2.3.2 Regeling van de bijdrage voor de sector Om de bijdrage naar de sector te verzekeren is het voorzien in art 43 ter dat een KB die de bijdrage voor de sector zou regelen. Maar gezien die onderlinge weddenschappen door de sector zelf ingericht worden is de marge op de weddenschappen sowieso voor de sector. Maar indien de sector niet tussenkomt (in geval van concurrentie zoals nu mogelijks in Frankrijk – zie deel 4) of indien het gaat om activiteiten van wedkantoren, moet de bijdrage aan die inrichters opgelegd worden, conform de internationale gebruiken. En daarvoor is dan een KB wel nodig. In een land zonder bevoegdheidsverdeling is dit gemakkelijk. In het federaal land is de vraag wie de bijdrage kan opleggen en wanneer. Het feit dat het Arbitragehof in het Arrest 114 van 30 juni 2005 het artikel 20 van het decreet Denijs omtrent de bijdrage niet vernietigd heeft voor wat niet de vergunningen aanging, laat vermoeden dat de bevoegdheid gewestelijk is.
29
Is het federaal, dan moeten deze bijdrage in de wet voorzien worden. Is het gewestelijk, dan moeten de Gewesten een initiatief nemen, gelijktijdig met de wet en liefst door de drie gewesten op hetzelfde moment en zo identiek mogelijk. De taksverlaging van artikel 28 van het decreet Denijs werd door het Arbitragehof vernietigd alhoewel niet gevraagd door de verzoekende partijen. Het Arbitragehof had blijkbaar het voornemen om een misinterpretatie te corrigeren maar het is niet duidelijk of het gebeurd is (zie hieronder punt 2.7). Frankrijk voorziet een bijdrage van 8% op de inzetten (zie deel 4). Dit is in België niet haalbaar zonder een belangrijke taksverlaging want de taxatievoeten op de buitenlandse rennen zijn nu bijzonder hoog - (15% is boven de internationale norm). Deze verlaging mits bijdrage was de bedoeling van het decreet Denys. De bijdrage kan wettelijk vastgelegd worden maar kan ook contractueel bepaald worden met de wedkantoren. Op te merken dat vandaag veel wedkantorenorganisaties verdwenen zijn en dat, indien de online vergunningen gebonden zijn aan de reële weddenschappen, er dan vandaag een feitelijke monopoliesituatie ontstaat in België bij die wedkantoren.
2.4 PARAMETERS VAN HET BUSINESS MODEL die in het zog van de wet zullen moeten herbekeken worden Voor het aannemen van de onderlinge weddenschappen moeten internationale akkoorden voor onderlinge weddenschappen op het Zwitsers model overeengekomen worden. Het blijkt dat de Franse PMU hiervoor interesse zou hebben, al moet de verdeling van de bijdrage tussen de franse en de Belgische sector haalbaar zijn. Andere operatoren zullen ook op de markt komen met de opening van de Europese markt. De parameters die afgesproken moeten worden en het business model zullen beïnvloeden zijn: de voorafname (marge) in % van de inzetten, de taxatie op die inzetten, de operationele en commerciële kosten van de operator en de bijdrage voor de sector in het buitenland en dan voor de sector in België.
2.4.1 Voorafname Het bedrag van de voorafname (marge) hangt af van het type weddenschappen. De gemiddelde is nu gebruikelijk rond 30/35% in België, maar internationaal hanteert men een voet van tussen 25 en 30%.
Take out rates
Belgium
France
Sweden
Win
24
15.8
20
Place
24
15.8
20
Pick 3
35
33.3
25
Pick 4
35
35
25
Quinté +
35
32
-
V75
-
35 -
show
28
-
Total
33
26
30
30
Op te merken dat in België bij de PMH “win en plaats” 50% vaan de inzetten bedraagt, show 13% en anderen 37%. Bij de PMU is dit respectievelijk 15%, 3%, 82%. Die verdeling zal vergeleken moeten worden met de cijfers in het buitenland om de compatibiliteit van de gemiddelde voorafname te kennen. Een grotere coherentie is wenselijk in het kader van internationale weddenschappen, met een minimale voorafname zoals in de Europese regels voorgesteld (Frankrijk minimum 15 a 20 %)..want enerzijds hebben de illegale concurrenten mindere kosten en verdelen soms 90% van de inzetten maar anderzijds is een hogere voorafname gewenst als middel tegen de verslaving. Indien het zakencijfer verhoogt is er ruimte om, in België, de voorafname te verlagen in het kader van het invoeren van een internationaal systeem. Deze verlaagde voorafname is een parameter voor het business plan van de operator.
2.4.2 Taxatievoeten De taxatievoeten (zie punt 1.3.2) kunnen coherent gemaakt worden tussen de gewesten met internationale benchmarking. De voeten in het buitenland zijn uiteenlopend maar bedragen tussen 7 en 15 %. Het hanteren van een voet van 7 à 10% op de inzetten zou redelijk zijn en de verlaging is onontbeerlijk voor het invoeren van het systeem en kadert in de wil van de gewesten om de heropleving van de sector te steunen. (voor meer info over internationale gegevens zie: http://www.parimutuel-europe.org/B-Members.html). Een verlaagde taxatievoet was al voorzien in het decreet Denys.
2.4.3 Operator Er moet een operator gecontracteerd worden die apparatuur en netwerk heeft voor het aannemen van de weddenschappen. De Belgische PMU kon dit maar is buiten controle gevallen. Een overeenkomst met de gevestigde wedkantoren kan overwogen worden. De Nationale Loterij zou kunnen aangesproken worden (zoals de Loterie Romande), maar tot nu toe is daar geen gehoor gevonden. De Loterie Romande is tevreden met het internationaal akkoord (zie deel 3) en heeft een competitief voordeel gevonden. In andere landen spelen loterijen ook mee. Een objectieve “fee” voor deze operator zou moeten overeengekomen worden. In het buitenland hanteert men een globale” fee” van 5 a 6 %. Dit percentage is natuurlijk hier in het begin niet haalbaar gezien de kleine volumes. Deze fee moet de technische kosten dragen, de marketing en de commissies van het netwerk. Deze laatste zijn nu in België al ongeveer 7 %. De BTW index op deze diensten moet in de vergelijkingen in aanmerking genomen worden.
2.4.4 Bijdrage De Zwitserse oplossing steunt op een verdeling van de marge tussen de sectoren van het land van de rennen en dat van de weddenschappen aanname. De voorwaarden van het contract met de buitenlandse operator zullen instrumentaal zijn in het mogelijk maken van de oplossing. In Zwitserland krijgt de Franse sector 6% van de inzetten, de Zwitserse partner 3%. Waarschijnlijk zal de verdeling ook evolutief moeten zijn. 2.4.5 Business plan van de operator Het business plan van de operator moet opgesteld worden aan de hand van de evolutie van de inzetten in de tijd en van de parameters voorafname, bijdrage, taxatie, operationele kosten, en overblijvende marge te verdelen tussen de twee sectoren . Het is duidelijk dat die parameters in de tijd volgens het volume zullen evolueren. Het financieren van de apparatuur zal hierin een belandrijke vaste kost zijn.
31
De Zwitserse oplossing geldt enkel voor de Suisse Romande, de andere delen van Zwitserland zijn niet betrokken. Het zou kunnen dat, in België, volgens de politiek overeengekomen parameters en akkoorden, een oplossing per Gewest met telkens verschillend business plan moet gezocht worden, alhoewel dit niet wenselijk is.
2.4.6 Simulatie van een theoretisch model Parameters van het model: inzet 100, marge 25, taks 10, “fee” operator 6, bijdrage 9 (3 voor land van inzet, 6 voor land van ren). Suisse Romande heeft inzetten van 80 m€ voor een bevolking van 1,5 m. Voor België zou dit dan 500 m€ jaarlijks zijn. Dit is te vergelijken met huidige inzetten van 200 m€ waarvan 180 m€ van wedkantoren. In 1986 bereikte men inzetten van 600 m€ (met de waarde van het geld van toen). Men kan mikken op een inzetpotentieel in normale omstandigheden van 380 m€. Laat ons nu 180 m€ nemen voor wedkantoren (300 m€ toen, 180 m€ nu), 50 m€ voor onderlinge weddenschappen op Belgische rennen (300 m€ toen, 15 m€ nu) en 150 m€ voor onderlinge weddenschappen op buitenlandse rennen. De bijdrage van de bookmakers op de renbanen wordt hier niet meegerekend want is marginaal (0,5 m€) Men veronderstelt een bijdrage van 5 % voor de wedkantoren (en zij zouden een lager taxatievoet hebben bv. van 15% naar 10 % of zelfs naar 8% op de inzetten), een marge van 6 % voor de onderlinge weddenschappen op Belgische rennen en van 3 % op de buitenlandse rennen. Dit geeft dan een bijdrage van 180 x 5 + 50 x 6 +150 x 3 = 16,5- m€ (1,5 m€ maximum nu), zijnde 9 m€ langs de opgelegde “bijdrage voorwaarden” en 7,5 m€ langs de wetswijziging over onderlinge weddenschappen in het buitenland. Deze bijdrage kan men vergelijken met de bijdrage van de PMU en PMH vroeger van de orde van 30 m€ met de waarde va het geld van toen. Op te merken dat, indien de wedkantoren niet zouden bestaan zoals in andere landen, de bijdrage op inzetten van 380 m€, 13 m€ zou bedragen, maar de reorganisatoren in het buitenland zouden ook 15 m€ krijgen (totale financiering van 28 m€). Als men nu een taxatie voet neemt van 10% op de buitenlandse rennen en 7 % op de Belgische rennen, zou de totale taks ten voordele van al de gewesten 32 m€ bedragen (55 m€ toen en 23 m€ nu). In de laatste jaren was de verdeling van de inzetten tussen de gewesten van 27 % voor Vlaanderen, 55 % voor Wallonië en 18% voor Brussel. De taksinkomsten zouden dan zijn: •
Vlaanderen
8,5 m€ tegenover 6,5 m€ nu met hogere voet van 15 %
•
Wallonië
17,5 m€ tegenover 11,5 m€ nu
•
Brussel
6 m€ tegenover 5,5 m€ nu met hogere voet van 15 %
32
2.4.7 Overgangsmaatregelen Gezien de slechte beginsituatie bij een mogelijke heropleving, zal het niet mogelijk zijn, met de beperkte volumes, om de normatieve operationele kosten (netwerk, materiaal, promotie) te dekken. In een overgangsfase zal deze kost hoger liggen (bv.10 %). De marge zal wel gelijk moeten zijn met die van de internationale partners (25 %). Daarom moet, in die periode, de taxatie door de gewesten het verschil opvangen door een aangepaste voet te gebruiken. De taksinkomsten van de gewesten zullen nochtans hoger blijven dan de huidige en een business plan kan de evolutie ervan naar de norm bepalen.
2.5. BUSINESS PLAN VAN DE SECTOR Nog op te stellen met minimale vereisten voor heropstart, evolutie over de tijd, benchmarking. De te hanteren parameters zijn: • • • • • • • • • •
Rennen: prijzengelden, aantal rennen en vertrekkers Weddenschappen: model van de operator, zie hierboven Commercieel netwerk Organisatie van de sector, controles, beheer Communicatiekanalen (pers, TV, internet...) Business model van de renmaatschappijen Fokkerij, training , tewerkstelling Infrastructuur van de renbanen: investeringen en onderhoud. Projecten Bosvoorde, Groenendaal Effect op lokale economie, platteland, recreatie en multisectoriële synergie.
2.6 COMMENTAAR OP DE NOTA VAN DE UPAP VAN 5/03/2009 De nota betreffende dit voorstel bekritiseert de mogelijkheid die, in het voorontwerp van wet „Devlies“, aan de Belgische renverenigingen wordt gegeven om onderlinge weddenschappen op de buitenlandse wedrennen aan te nemen. De rechtvaardiging van deze beschikking in de wet wordt echter in ruime mate in onderhavig memorandum toegelicht dat door de Belgische paardensector opgesteld werd, die eveneens op de bezwaren inzake bescherming en rechtvaardigheid antwoordt. Het is waar dat er een achteruitgang is van de inzetten in België op het geheel van de wedrennen en dus eveneens op de buitenlandse wedrennen. In deel 1 werd de evolutie en de rol van de PMU uitgelegd. Zoals voor de banken momenteel, moeten de operatoren van paardenweddenschappen, na deze poging tot diversifiëren op een nauwe markt, naar hun „core business“ terugkeren door zich op de paardenweddenschappen te concentreren maar dan internationaal door zich bij de internationale specialisten op dit gebied aan te sluiten en in technische synergie met operatoren van andere weddenschappen. Ziedaar het nagestreefde doel, in de lijn met de beschikkingen van het decreet Denys, en dus in tegenstelling met de gehekelde evoluties in de nota. Op te merken dat het beroep dat bij het Hof van Arbitrage tegen bepaalde beschikkingen van dit decreet door bepaalde leden van UPAP ingediend werd, slechts voor gevolg had de heropleving van de sector te blokkeren, de heropleving die de UPAP trouwens in sterke termen aanbeveelt, en daarbij de rol vergeet aan te halen van sommige van zijn
33
leden in deze situatie. Hij heeft de verkregen maar dalende posities gehandhaafd, zonder bijdrage aan de sector van de Belgische wedrennen. Intussen trouwens, door de verdwijning van het merendeel van de leden van UPAP, blijft er slechts één operator van wedkantoren op de Belgische markt over (buiten online weddenschappen) en is er dus een feitelijke monopolie. Een goed deel van de markt dat de UPAP opeist is reeds, door de verdwijning van operatoren evenals de werkgelegenheid, verminderd. Deze kan slechts door een heropleving van het gehele systeem en behoud of stijging van de totale activiteit van weddenschappen gered worden, In werkelijkheid wordt die markt veel meer in gedrang gebracht door de niet gecontroleerde weddenschappen. Het wordt trouwens niet uitgesloten dat het eventueel mogelijk nieuwe volume, dankzij de wijziging die door het wetsontwerp wordt ingevoerd, in samenwerking met de bestaande operatoren wordt verwezenlijkt, wat hun zou toelaten om hun activiteiten te laten heropleven of om ze te handhaven. Op te merken dat het beroep eveneens door de federale Regering werd ingediend krachtens dat het decreet de macht ervan inzake het toekennen van de vergunningen zou beperkt hebben (die voorafgaandelijk een advies van de regionale regering zou moeten bekomen hebben). Bovendien behandelt het Arrest niet specifiek het vraagstuk van de toekenning van vergunningen voor de onderlinge weddenschappen op de buitenlandse wedrennen, dat niet als dusdanig het onderwerp van het debat was. Wat het becijferde voorstel betreft, dit komt neer om aan de wedkantoren een bijdrage aan de Belgische paardensector op te leggen in ruil voor een belastingvermindering. Dit principe is dat van het decreet Denys dat door het ingediende beroep door dezelfde operatoren gecontesteerd werd. De taxatievoet op de inzetten op paardenrennen zou van de orde van 5% zijn, de „levy“ (of bijdrage naar de Belgische sector) zou 2 tot 3% bedragen. Deze cijfers zijn niet ver van deze die door de Belgische rensector voor de Belgische bijdrage worden vooropgesteld. (Aandacht want de nota refereert naar percentages ten opzichte van de bruto marge). Echter miskent de voorgestelde oplossing het potentieel van de onderlinge weddenschappen met gemeenschappelijke massa (zoals beschreven in het memorandum), de evoluties van internationale gemeenschappelijke massa's, de mogelijkheden van grote winsten, de verschillende voordelen van onderlinge weddenschappen die in het memorandum worden beschreven en het feit dat de wedkantoren nog altijd geen bijdrage leveren aan de organisatoren van de rennen (buitenlands) waarop zij een omzet genereren, hetgeen in strijd is met de Europese aanbevelingen ter zake. De sector van de Belgische rennen ondersteunt de beschikkingen van het voorontwerp van wet „Devlies“ betreffende het aangaan van onderlinge weddenschappen met gemeenschappelijke massa op de buitenlandse wedrennen, dat de enige hoop vertegenwoordigt om de sector in de Europese context te redden. Dit memorandum legt langdurig de redenen ervan uit. Enkele belangrijke beschikkingen moeten in de huidige context van de wedrennen onderzocht worden om de toepassing ervan mogelijk te maken.
34
2.7 BRIEF omtrent de rechtzetting van het artikel 28 van het paarden wedrendecreet in het arrest van het Arbitragehof
35
PARTIE 3: FINANCEMENT - EXEMPLE SUISSE
Financement des courses de chevaux en Europe par M. Jean-Pierre Kratzer Vice-Président de l’UET (Union Européenne du Trot) Président de la Fédération Suisse des Courses
Fédération suisse des courses
Niveau d’activité des courses Le niveau d’activité des courses dans un pays est fonction:
des revenus du sponsoring des subventions de l’Etat de la contribution des paris placés par les parieurs de ce pays.
36
Financement des courses de chevaux en Europe Collectivités Etats Entreprises Privés
Paris
24%
Privés, sponsors et collectivités
30%
50% 12%
70% 14%
Financement du sport
Financement des courses
Fonctionnement du pari mutuel Masse des enjeux
Filière hippique
RBJ
Fiscalité Etat
8.4%
12.2%
5.4%
Frais de fonctionnement
74%
,iwet.
37
Pari à la cote RBJ
Masse des enjeux
Fiscalité Etat ? Frais de fonctionnement ?
?
Bénéfices?
?
PMU – PARI A LA COTE PMU
Pari à la cote
Rapport / cote
Déterminé par les enjeux des joueurs entre eux
Etablie par l’opérateur en fonction de l’appréciation de son risque
« Actionnaire »
Les sociétés de courses La filière hippique
Privé
Retour à la filière
100% après taxes, impôts et frais d’exploitation
Aléatoire – souvent inexistant
38
Le pari hippique Offres jeux
Public
Jeux de loterie Jeux de tables Paris sportifs Paris hippiques ... Comme tous les jeux, le pari hippique doit être: compétitif attractif de qualité
Qualité de l’offre
Chevaux
Un pari pris sur une course où tous les chevaux ont une chance égale de gagner Nombre élevé de chevaux de catégorie différente diversification des courses – galop plat – obstacles – trot
POPULATION DE CHEVAUX IMPORTANTE
Plusieurs disciplines
Propriétaires Elevage Entraîneurs
39
Qualité de l’offre
Evénements
Offre de qualité régulière et fréquente Tous les jours, entre 20 et 30 courses, en réponse aux attentes des joueurs
FILIERE HIPPIQUE
INFRASTRUCTURES
PROFESSIONNELLE
PERFORMANTES
Propriétaires Elevage Entraîneurs
Qualité de l’offre
Type de jeu
Mode opératoire transparent, prévenant tout risque de trucage et de fraude.
PARI MUTUEL
40
Conditions du succès
Courses en quantité et qualité Offre (Taille)
Opérateur
Retour financier à la filière
Comparaisons européennes Pays
Offre Taille
France
Italie Suède
Norvège
Angleterre Irlande
Opérateur principal
T+G
Pmu
T+G T
Pmu
T
Pmu
G G
Bookmakers Privés
Retour
Niveau
Situation
filière
d’activité
financière
727 mios €
Très élevé
saine
395 mios €
Bon niveau
Difficile, Se dégrade
149 mios €
Bon niveau
Saine
64 mios €
Bon niveau
Saine
116 mios £
Bon niveau
Difficile
Stés de courses Etat
Pmu Stés de courses Stés de courses
(128 mios €)
Bookmakers Privés
41
Comparaisons européennes Pays
Offre
Opérateur
Retour
Niveau
Taille
principal
filière
d’activité
Allemagne
insuffisante
Bookmakers ?
Se dégrade
Très difficile
Belgique
insuffisante
Bookmakers aucune
faible
Très difficile Intervention Etat
Autriche
insuffisante
Bookmakers aucune
faible
Très difficile
Bon niveau
saine
Suisse
France
PMU
T+G
CH : 3 mios € FR: 4 mios €
Situation financière
Financement des courses Financement de l’événement (une course)
Financement de la filière hippique (élevage, entraînement, hippodromes, etc.)
Participation financière à l’organisation de l’événement due par l’opérateur
Financement assuré dans le long terme par une part du revenu brut des jeux engagés par les parieurs
42
Comparaisons européennes Pays France
Italie Suède
Norvège
Angleterre Irlande
Offre
Opérateur
Retour
Niveau
Taille
principal
filière
d’activité
financière
727 mios €
Très élevé
saine
395 mios €
Bon niveau
Difficile, Se dégrade
149 mios €
Bon niveau
Saine
64 mios €
Bon niveau
Saine
116 mios £
Bon niveau
Difficile
T+G
Pmu
T+G T
Pmu
T
Pmu
G G
Bookmakers Privés
Situation
Stés de courses Etat
Pmu Stés de courses Stés de courses
(128 mios €)
Bookmakers Privés
Conditions du succès Pour tous les pays européens dont la taille et la filière hippique ne permet pas à ses parieurs de bénéficier d’une offre de courses en qualité et quantité suffisantes, seule l’application du principe de la
masse commune territorialité avec un grand pays hippique lui assurera la pérennité de ses activités hippiques.
43
Accords PMU - Loterie Romande
1991: Accord signé entre le PMU France et la Loterie Romande.
Cet accord est le seul et unique contrat concernant la gestion des paris au-delà des frontières entre deux pays, en masse commune, se 75% basant sur le principe de la territorialité. Ce principe de la territorialité d’un réseau « physique » peut être appliqué demain, de la même manière, à un réseau « virtuel » (Internet)
Cette voie représente la seule chance pour le financement de la filière hippique dans les pays européens.
Accord PMU-Loterie Romande Suisse Romande
France Revenu brut des jeux
25%
Revenu brut des jeux
24%
25% 24%
75% Parieurs
76%
76% Parieurs
75%
Parieurs FR et CH
1 rapport Courses françaises
44
Principe de territorialité de la masse commune Pays A
Pays B RBJ
Pays C RBJ
RBJ
75%
Masse reversée aux parieurs des pays A + B + C Le RBJ est identique en pourcentage dans chacun des pays, où il est réparti de manière différente en fonction des règles dudit pays.
Le taux de redistribution aux parieurs est déterminant pour le RBJ
Fonctionnement du pari mutuel en ligne
RBJ CH
RBJ FRA RBJ GER
76%
Le RBJ de chacun représente toujours 24% des enjeux du pays en question
45
3.2 EXEMPLE SUISSE ROMANDE DANS LE CONTEXTE DE SURVIE DU SECTEUR DES COURSES DANS LES « PETITS PAYS »
Contexte de la solution Suisse Romande: Il a été crée à Avenches, en 1998, un site équestre multifonctionnel, comprenant une infrastructure pour les courses de trot et de galop, des pistes d’entraînement et des infrastructures pour différentes disciplines équestres. Le tout est cohérent et complémentaire. Un grand nombre de manifestations y est organisé chaque année. C’est le seul centre de ce type qui couvre d’ailleurs plus de 100ha. Un accord avait été signé entre la loterie romande, qui a le monopole des paris, et le PMU français en 1990 pour débuter en 1991. De par cet accord, complété par un accord entre la loterie romande et le secteur des courses en Suisse Romande, un retour sur les paris hippiques est assuré au secteur des courses suisses sous le contrôle d’une commission de suivi. Ce retour sert à financer les allocations des courses suisses et a donné l’élan nécessaire à ce secteur, tout en assurant une activité à la loterie romande. La loterie romande s’est intéressée à ces paris comme produit complémentaire et produit d’appel. Ce produit supplémentaire n’a pas empiété sur les masses recueillies via les autres produits, que du contraire. L’accord prévoit (pour l’essentiel) que les parieurs suisses prennent les paris sur les courses françaises en masse commune avec les parieur français. Le retour aux joueurs (de 75% du total) est assuré à l’ensemble de la masse de ces joueurs (donc un suisse peut gagner une grosse somme même si les enjeux suisses sont faibles). Par contre chaque pays garde sa marge (de 25%) et la redistribue selon ses règles propres. Dans le cas présent, en Suisse romande, 5´% va aux frais d’organisation, 11 % va aux impositions (fiscales et autres) romandes, 6% est ristourné au secteur courses français (producteur de l’évènement) et 3 % au secteur courses suisses. Ces 3% sur une masse d’enjeux importante (80.000.000€) signifie actuellement plus de 2 millions d’euros, ce qui est un montant très important. A remarquer que la population de la Suisse romande est de 1,5m. Ceci donne un jeu moyen de plus de 50€ par habitant par an. Avant cet accord avec le PMU français, les enjeux pris sur les courses suisses en ville représentaient à peine 700.000€/an après avoir atteint un maximum de 4.000.000€ à l’heure de gloire. Le CA a donc été multiplié par 100 en 10 ans ! Cet accord donne toute satisfaction aux suisses et aux français. Il est possible car le pari en masse commune est le seul autorisé et il y a un important retour au secteur. En fait tout pari hippique y contribue au développement du secteur. Les facteurs de succès sont essentiellement :
•
Intervention/contrôle des acteurs du secteur hippique dans l’offre du produit pour en assurer la qualité (qualité, diversité et nombre des courses, nombre de partants). Seules les courses françaises peuvent offrir un produit de qualité, en terme de pari sur les courses de chevaux. Il est impossible pour la Suisse ou la Belgique d’offrir un produit de cette qualité au rythme assuré par les hippodromes français.
•
La législation doit tenir compte de la distinction fondamentale entre les paris hippiques et les autres paris sportifs, car le pari est (depuis toujours) la source du financement du secteur ce qui n’est pas le cas des autres secteurs pour qui la recette via les paris est tout à fait marginale.
46
•
Les paris hippiques ne peuvent se maintenir que si l’offre de courses est suffisante, c.à.d. nombre de journées de courses diversifié, de qualité et en suffisance. Ceci est impossible dans le cas de petits pays limités à leur territoire car l’offre y est beaucoup trop faible. Ces pays n’ont aucune chance dans le contexte concurrentiel actuel avec les conséquences de la vulnérabilité du système y sont évidents (baisse des paris – baisse du retour – moins de parieurs – moins de prix aux gagnants de course – baisse de qualité des courses – moins de paris etc.…)
•
L’énorme potentiel que représente la France est la seule solution pour briser ce cercle vicieux. De plus l’offre de courses y est de qualité et diversifiée. De plus encore nos acteurs et joueurs y sont attirés par la proximité et la qualité des courses comme du cheptel. Nos bons chevaux peuvent courir sur les hippodromes français.
•
Le mutuel est le système de paris qui assure le plus de transparence, d’intégrité et de neutralité et est en développement. Il comporte également un frein naturel au montant des mises. Le rôle social du pari mutuel est donc essentiel, comparativement à tous les autres jeux qui poussent les joueurs à augmenter le montant des mises par jeu.
•
Les règlementations doivent s’adapter aux nombreuses évolutions et à l’internationalisation. Les objectifs sont d’avoir les masses les plus grandes possible pour assurer le jeu le plus efficace et ouvert mais aussi d’assurer des chances de gains importants (comme dans d’autres types de jeu) ce qu’un mutuel local d’un petit pays ne peut assurer.
•
Une tendance vers des grandes courses et paris européens et même mondiaux existe (voir Trifecta ailleurs dans ce document).
En fonction des dispositions légales actuelles en Belgique, les pistes à suivre sont: •
Permettre le pari mutuel sur les courses étrangères avec un return, tant pour le producteur de l’évènement que pour la filière locale (du pays où est situé le parieur).
•
Permettre le pari mutuel sur les courses dans des endroits conviviaux, comme c’est le cas en Suisse ou en France.
•
Avoir une législation équitable entre tous les types de paris. Le pari mutuel sur les courses hippiques est de loin, le plus moral, le plus éducatif (nécessite une étude des paramètres de chaque course), le mieux règlementé, le plus rémunérateur pour le joueur (75% de redistribution, contre 55% aux jeux de loterie) et enfin celui qui provoque le moins de problème de dépendance. De tous les types de pari, le mutuel sur les courses de chevaux devrait bénéficier de la législation la plus tolérante. Or en Belgique, c’est exactement l’inverse.
•
Permettre à des organismes, dont le but n’est pas uniquement le profit, de gérer les paris ou d’au moins contraindre les opérateurs à financer la filière hippique. Sachant que nous partons avec une masse d’enjeux d’environ 20€/habitant/an, une législation adaptée assurerait à la filière, un financement encore supérieur à celui dont la filière Suisse bénéficie.
Nous avons tous les atouts pour mettre en place une telle solution car
• •
nous sommes voisins (comme les Suisses) du plus grand pays hippique européen nos meilleurs chevaux courent en France et notre public y suit les courses très activement
Le PMU français serait ouvert à une telle collaboration.
47
PARTIE 4 : INTERNATIONAL
4.1 LES COURSES (INTERNATIONAL) http://www.horseracingintfed.com/ http://www.intertrot.org/ Horseracing is a unique mixture of sport, betting and agriculture activity, and it makes an important economic contribution in many parts of the world. Its funding structure is complex and very different in comparison to other major sports. This is both a function of the wide range of stakeholders involved in the industry but also its strong links to the betting sector, the contribution by owners of racehorses and to a lesser extend the rural economy.
Global racing statistics only exist for 2005: 254,000 different horses participated in 169,000 flat and jump races.
Total
Average horse per race
USA
68,600
8
Australia
31,100
10
Japan
27,700
11
Great Britain
18,200
11
France
13,500
11
There are 42,900 trainers worldwide for a total population of 257 000 horses in training. The total global prize money in In 2005 there were 308,000 owners of racehorses worldwide. Owners invest many own funds in the racing economy, because in most countries, the average owners’ income (prize money and premiums) is considerably lower than the average costs of keeping a horse in training. Total prize money and average prize money per race in some of the main racing nations in million US$ 2004
average
2005
average
United States
924
17200
915
17500
Japan
886
44000
729
40000
Australia
268
13400
n.a.
n.a.
United Kingdom
193
22600
170
19800
France
191
28700
172
25800
48
Hong Kong
87
122100
87
123100
These figures are strongly influenced by currency fluctuations and do not include premiums.
Racecourses: “Over 104 million people went racing in 2005, spread across 1465 racecourses.” Countries have had mixed experiences of attendances. While attendance is growing in some, such as Ireland, UK and Australia, others, notably Hong Kong and Japan have seen declines in attendances. The table below shows the countries with the top 10 racing attendances in 2005. Top 10 countries by total attendance Million USA
32,8
Japan
18,2
Korea
16,2
Malaysia/Singapore
6,0
Great Britain
5,9
Australia
5,3
India
4,8
Brazil
2,0
France
1,9
Hong Kong
1,9
Race meetings can have a substantial impact on the local economy. In addition to the direct impact of hosting a race meeting on the racecourse itself and associated betting activity, there is also an indirect impact from activity associated with the raceday itself such as additional spending by racegoers on travel, accommodation, off-course food and beverages, etc. In addition, racecourses represent important capital investments.
Breeding
In 2005, almost 324 000 horses were involved in the thoroughbred breeding industry, either as stallion, mare or foal. Around 11 000 stallions were responsible for covering 198 000 mares that gave birth to around 115 000 foals. The breeding industry employs tens of thousands of jobs.
49
Top ten countries by amount of thoroughbred horses involved in the breeding sector
USA
96000
29
Australia
46000
14
Ireland
30000
9
Great Britain
20000
6
Japan
20000
6
Argentine
19000
6
France
14000
4
New Zealand
13000
4
Brazil
7000
2
Canada
7000
2
Subtotal
272000
82
51000
18
323000
100
Other countries Total
Note: The second column gives the share (in percentage) of each country in the global total amount of thoroughbred horses involved in the breeding sector. The total value of public bloodstock sales worldwide amounted to almost US$ 2,5 billion in 2005. Ultimately the horses are purchased by the estimated 308 000 global owners. The total value of private bloodstock sales cannot be estimated.
Employment
There are a total of 563,000 full-time employed (Full Time Equivalent – FTE) in the horseracing industry worldwide. People employed by the horseracing industry cover a wide variety of skills and include breeders of race horses, trainers, jockeys, stable staff, administrative staff at tracks and race clubs and people employed in the betting industry.
50
4.2 WAGERING (INTERNATIONAL) http://www.parimutuel-europe.org/ Horseracing and betting are interlinked, with more than US$109 billion bet on horseracing in 2005. The six largest betting nations account for around 88% of the total global betting. Top ten countries by betting volume, in million US$ 2005 Country
Japan
27 636
Great Britain
18 354
USA
16 757
France
9 666
Australia
8 544
Hong Kong
7 709
Korea
4 563
Ireland
3 375
Italy
3 250
Canada
1 490
Total World
109 231
Although some countries have seen steady declines in betting turnover, others are growing. An improved tax system seems an effective fight against illegal betting and a win-win for government and racing. Direct Employment by Profession
12%
0% 23%
o
22%
11%
5%
• • • • • • •
27% = stable staff 23% = breeders 22% = track admin staff 12% = Betting 11% = Trainers 5% = Jockeys Other
27%
51
Taxation Racing often makes a sizeable tax contribution to national economies through betting taxes, employment taxes, value added tax on racecourse generated revenues, value added tax on the sale of racehorses and corporate tax on profits of racing organisations. The most important is the betting tax. The betting tax amounted to over US$ 8.2 billion in 2005. In many countries, a high betting tax has lead to illegal betting, as bettors looked for higher returns on their bets. Lower taxes and tax flexibility have proven to be an effective way to fight illegal betting.
4.3 LE PARI MUTUEL (extrait livre blanc EPMA)
SECTION I : Le rôle du secteur hippique européen et son besoin de revenus issus des paris
Les courses hippiques jouent un rôle important dans le paysage sportif européen et leurs impacts sont perceptibles sur d’autres secteurs économiques grâce à l’activité qu’elles génèrent. En outre, dans de nombreux pays, elles sont aujourd’hui considérées comme faisant partie intégrante de la vie sociale et culturelle, jouissant d’une longue tradition et ayant des répercussions sur les domaines agricole, environnemental, éducatif et des loisirs. Les courses hippiques en Europe constituent un véritable sport de haut niveau visant à améliorer les races équines par la compétition. Il est organisé au niveau local par des sociétés de courses et se trouve au centre d’un secteur économique important. Depuis l’origine, le secteur des courses hippiques s’est trouvé lié aux activités de paris qui constituent sa principale source de revenus.
3.1.1. Le sport hippique et son impact économique L’Europe est le berceau des courses hippiques. C’est le seul continent à proposer des courses à haut niveau dans les trois disciplines, courses de plat, d’obstacles et trot. Plus de 80 000 courses hippiques sont organisées chaque année en Europe sur près de 500 hippodromes et 110 000 chevaux de courses y participent chaque année. Les courses européennes sont diffusées dans le monde entier, notamment aux Etats-Unis, en Australie, en Afrique du Sud et à Hong Kong. Le Prix de l’Arc de Triomphe, fleuron des courses de galop françaises, peut être regardé dans 200 pays et est diffusé vers 200 millions de foyers. Le secteur des courses hippiques emploie directement plus de 200 000 personnes en Europe comprenant des éleveurs, des entraîneurs, des jockeys, drivers et palefreniers, les employés du secteur des paris, etc. Des milliers d’emplois indirects peuvent être ajoutés à ce total.
52
Les courses hippiques soutiennent une activité de paris importante dont les mises se sont élevées à 30 milliards d’€ en 2007. Le chiffre d’affaires des chevaux vendus à titre privé ou en vente publique atteint plus de 800 millions d’€ chaque année pour les seuls purs sang. Les chevaux élevés en Europe sont vendus dans de nombreux pays hors Europe comme les Emirats Arabes Unis, les Etats Unis, le Japon et la Chine (Hong Kong).
3.1.2. Impacts culturels et écologiques Tous les jours, des millions d’amateurs de chevaux et de parieurs regardent les courses en Europe. Parier sur une course hippique constitue une activité de loisir traditionnelle dans de nombreux pays et l’on compte plus de 20 millions de parieurs en Europe. Les parieurs sur les courses hippiques apprécient une compétition de haut niveau dans laquelle interviennent la chance et l’expertise, tout en créant une occasion de tisser des liens sociaux dans les lieux où se prennent les paris et sur Internet. En tant que sport, les courses hippiques encouragent la cohésion sociale. Le “Grand National” par exemple, en Grande Bretagne ou l’Elitloppet en Suède sont considérés comme des événements de portée nationale, de même que Waregem Koerse en Belgique. Les courses hippiques ont un tel pouvoir d’attraction que de nombreuses associations hippiques sont des associations sans but lucratif et que les gens y sont très souvent bénévoles. Les chevaux contribuent à la préservation des paysages ruraux. L’économie des régions rurales d’Europe, comme la Normandie en France ou County Kildare en Irlande, est étroitement liée au secteur des courses hippiques. Le fourrage des chevaux est produit localement et contribue à la création d’emplois et à la demande de produits agricoles. Au moins 100 000 hectares de pairies sont utilisés pour les seuls chevaux pur-sang. Ces terres n’auraient aucun usage économique autrement. Le secteur de l’élevage permet également la protection et la promotion des races existantes, préservant ainsi la diversité des races comme les chevaux à sang-froid dans les pays scandinaves.
3.1.3. Le modèle économique des courses hippiques Elever un champion et organiser des courses de niveau élevé prend des années, requiert des investissements et une expertise dans l’élevage, l’entraînement et la monte. Les structures de petite ou de grande taille qui s’engagent dans cette activité ont besoin de ressources suffisantes pour prospérer et se développer. Leur travail est principalement financé par les propriétaires.
3.1.3.1. Les propriétaires et la couverture de leurs frais L’Europe compte plus de 100 000 propriétaires, qui doivent couvrir les frais d’achat, d’écurie et d’entraînement de leurs chevaux de courses, dans des conditions économiques très variables: d’écuries de renom qui appartiennent à une personne individuelle jusqu’à des syndicats hippiques, où des dizaines de personnes se partagent un seul cheval, en passant par des exploitations familiales rurales. Le prix d’un cheval peut varier considérablement de 10 000 à 50 000 € en moyenne. Les frais d’écurie par cheval sont également élevés, de l’ordre de 1 000 à 1 800€ /mois. Le but du propriétaire consiste à maximaliser son investissement par les prix gagnés par le cheval (montant payé par les associations organisatrices des courses hippiques aux chevaux gagnants) dans des courses ou d’autres activités directement liées aux performances des chevaux en courses, comme l’élevage et les ventes de chevaux.
53
Les montants des prix de courses, qui représentent des sommes importantes chaque année dans la plupart des pays où les courses existent (350 millions d’€ en France - 155 millions d’€ au R-U), tout en ne couvrant que partiellement les besoins financiers, sont déterminants dans toute décision de poursuivre la participation aux courses. Le pourcentage des frais d’écurie et d’entraînement couvert par les prix remportés par chaque cheval varie dans les principaux pays d’Europe de 56% en France à 24% au Royaume-Uni. 3.1.3.2. Frais de gestion des courses Les autorités hippiques, qui organisent les courses, font également face à des coûts opérationnels élevés, tant en investissements qu’en soutien de l’activité. Les hippodromes représentent un investissement en capital important. A titre d’exemple, la rénovation de l’hippodrome d’Ascot entre 2004 et 2006 a coûté € 350 millions. Comme d’autres fédérations sportives, les autorités hippiques sont responsables des prix décernés aux vainqueurs des compétitions avec un total de plus de 1 milliard d’€ payé en 2007. En ce qui concerne les Grands Prix, les autorités hippiques se concurrencent mutuellement avec des prix toujours plus élevés pour attirer les meilleurs champions et pour que leur activité de courses soit parmi les meilleures. Offrir des prix importants aux vainqueurs permet d’éviter que des propriétaires européens ne vendent ou n’exportent leurs meilleurs chevaux vers d’autres destinations comme Hong Kong ou les Etats Unis, où les prix sont particulièrement élevés (cf. Breeders’ Cup). Les prix de course les plus importants en 2008 - comparaison avec les grandes manifestations sportives
Manifestations européennes
COURSES HIPPIQUES (En millions de US $)
AUTRES SPORTS (En millions de US $)
Breeders’ Cup (USA)
24
2007 Wimbledon (tennis - UK)
23,5
Dubai World Cup Festival
21,2
Roland Garros (tennis – F)
21,8
Melbourne Cup Carnival
16
The British Open (golf)
8.5
Japan Cup weekend
8,1
US Open (golf)
7,5
Prix Arc de Triomphe week-end (F)
9,4
US Masters (golf)
7,2
Royal Ascot (UK)
7
Tour de France (cyclisme)
4,5
Cheltenham Festival (UK)
6
Grand National Meeting (UK)
4,3
2007
2007
3.1.3.3. Un système de financement original par le revenu des paris L’économie du secteur des courses hippiques est principalement soutenue par les paris Le Livre blanc européen sur le sport traite des principaux modes de financement du sport par des sources publiques ou privées. Parmi les sources de revenus les plus courantes, citons: •
Les droits de diffusion dans les médias,
•
Le sponsoring,
•
Les produits liés à l’accueil des visiteurs sur hippodromes (tickets, nourriture et boissons, etc.).
54
En outre, le document de la Commission souligne l’importance du financement dans les différents Etats membres “par une taxe ou un droit sur le jeu ou les services de loterie, organisé par l’Etat ou sous licence de l’Etat”. La Commission invite les Etats membres à réfléchir à la meilleure manière de maintenir et de développer un modèle de financement durable en vue d’accorder un soutien à long terme aux organisations sportives.” En vue d’entamer une réflexion sur cette question, la Commission commandera une étude indépendante à la fin 2008.
Ventilation des recettes selon les différents types de sports mondiaux
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Caractéristiques des courses hippiques 42%
19%
34%
36%
23% 43%
27%
51%
20%
65%
20% versés par les propriétaires de chevaux de course 15% sont les recettes des jours de courses, les recettes commerciales de diffusion, publicitaires et autres
65% des recettes totales proviennent des paris 41%
39% 24%
Global sports market
Big 5' European football leagues
22%
British Rugby Union
NFL (American Football)
15% Horseracing
Propriétaires Paris recettes commerciales Broadcast/diffusion images Entrées Courses/match
Contrairement à la plupart des autres sports, dans le secteur des courses hippiques, une légalisation précoce des paris et la reconnaissance du droit des courses hippiques à bénéficier d’une partie des revenus générés, ont fait des paris la principale source de Les courses hippiques et les paris ont toujours été liés. On plaçait déjà des paris sur des courses de chevaux en l’an 600 avant JC à Rome. Les premières courses de galop modernes anglaises ont fait l’objet de paris au 17ème siècle et, à la même époque, en Scandinavie, apparaissaient les premiers paris sur des courses de trot (le premier attelage qui arrivait à l’église). Les courses hippiques sont un sport qui se prête naturellement aux paris: •
Un grand nombre de concurrents s’affrontent, ce qui rend complexe le choix du vainqueur (contrairement à d’autres sports où deux équipes ou deux adversaires seulement sont en compétition),
•
Les courses, brèves dans le temps avec un final émotionnellement intense, se regardent facilement du début à la fin,
•
Les courses permettent une grande variété de types de paris, sur un ou plusieurs concurrents et une ou plusieurs courses.
Les paris sur les courses de chevaux ont graduellement été légalisés dans la plupart des pays à la fin du 19ème et au début du 20ème siècle: en France en 1891, en Allemagne en 1922, en Suède en 1923, en Norvège et en Finlande en 1927, en Italie en 1931, dans 21 Etats des Etats Unis dans les années 30, etc. Les sociétés de courses ont reçu dans la plupart des cas des droits exclusifs en vue d’organiser les paris ou des droits sur les recettes générées.
55
En parallèle, les courses ont évolué pour s’adapter aux exigences des paris •
Amélioration constante de l’élevage de chevaux en vue d’obtenir des champions,
•
Handicaps et autres mesures pour rendre la compétition vraiment intéressante,
•
Augmentation du nombre de courses ouvertes aux paris avec une course dans le monde toutes les trois minutes,
•
Développement dans des réseaux de paris de diffusion simultanée de réunions de course organisées sur différents hippodromes au niveau national ou international, etc.
Le modèle de financement des courses hippiques basé sur les paris fait à présent l’objet d’un examen par d’autres fédérations sportives à la recherche de ressources financières complémentaires (Ligue professionnelle de football française, Fédération française de Tennis, etc.). Sources et affectation des revenus de l’industrie hippique
Processus de fabrication des courses
Propriétaire Owners Elevage Entrainement R e v e n u s
Hippodromes
Courses Hippiques
Paris
sponsoring
Entrées
Activités commerciales
Retransmission
56
SECTION 2 : LES PARIS MUTUELS EUROPEENS
3.2.1 FINANCEMENT DURABLE DU SECTEUR DES COURSES HIPPIQUES EUROPÉEN PAR LE PARI MUTUEL
Les courses hippiques sont étroitement liées aux paris presque partout dans le monde et les autorités sont attentives à la manière dont ceux-ci sont organisés. Il s’agit de la principale contribution financière à leur activité et ils constituent également la meilleure garantie du maintien de l’intégrité du sport. Dans la grande majorité des pays à travers le monde, le modèle du pari mutuel est la principale, sinon l’unique forme de paris. Les contributions apportées par le pari mutuel ont permis de développer les courses hippiques pour en faire une activité économique importante occupant plus de 200 000 personnes en Europe. Les autorités hippiques travaillent en relation étroite avec les opérateurs du pari mutuel. En ce qui concerne plus particulièrement le trot, les membres de 18 pays organisant des courses de trot en Europe ont signé une Déclaration en janvier 2008 demandant "de soutenir la légalité des courses et la transparence des paris et .de maintenir le système du pari mutuel dans nos pays." La Déclaration qui a été adressée aux décideurs nationaux et européens soutient clairement les opérateurs du Pari Mutuel. L’Association des Paris Mutuels européens (EPMA) regroupe les principaux opérateurs présents dans 10 pays. En tant qu’opérateurs de paris, les organismes de Pari Mutuel ont un double objectif, offrir de manière équitable et modérée les meilleurs paris hippiques aux parieurs et soutenir sur le long terme l’industrie des courses hippiques. Une large majorité d’organisateurs de courses reconnaissent le modèle du Pari Mutuel comme le meilleur soutien de leur développement. Les Etats membres européens ont engagé un dialogue sur le sujet des jeux et paris avec l’objectif d’adopter un document d’intérêt commun sur le sujet. L’EPMA soutient cette approche qui pourrait tendre vers l’adoption de principes communs Inventé en 1864 afin de faciliter la prise de paris et de réduire le risque associé pour les opérateurs, le Pari Mutuel est aujourd’hui la forme la plus répandue de prise de paris sur les courses hippiques, puisqu’il représente 78% des paris dans le monde Comparé aux autres sports, les courses hippiques sont essentiellement financées par le revenu des paris, en raison de la légalisation très ancienne de cette pratique et la reconnaissance précoce du droit des sociétés de courses de disposer de cette ressource. Ce lien étroit a permis un développement harmonieux des courses en Europe où les opérateurs de Pari Mutuel sont souvent administrés par les autorités hippiques. L’attitude économiquement et socialement responsable des opérateurs de Pari Mutuel s’est accrue avec l’objectif de proposer une offre de jeu mesurée et d’assurer le développement durable du sport hippique. Les valeurs internes du Pari Mutuel, transparence et neutralité de l’opérateur, respect de l’intégrité des compétitions et égalité entre les parieurs, représentent des atouts reconnus par d’autres Fédérations sportives. Les nouveaux venus sur le marché des paris ne sont pas soumis aux mêmes responsabilités et ont développé leurs activités sur un modèle économique totalement différent. En conséquence, les opérateurs européens ne sont pas tous soumis aux mêmes règles du jeu et la concurrence ne peut fonctionner. Afin de concevoir un marché équilibré, les Etats membres doivent réformer leur approche du marché des jeux et des paris et s’adapter aux évolutions économiques et sociales.
57
La réponse aux changements économiques et technologiques ne peut se faire qu’après une étude d’impact approfondie des avantages et des risques engendrés par ces réformes au niveau national et européen. L’offre de paris, considérée par certains comme une activité au même titre que d’autres services, comporte pourtant des risques inhérents que les législateurs ne peuvent ignorer. Les décideurs européens doivent débattre de ces risques et des principes communs à mettre en œuvre pour le développement d’un marché équilibré. Les principaux opérateurs européens de Pari Mutuel se sont réunis en vue de promouvoir leur modèle économique, le système du Pari Mutuel, en tant que mode de gestion des paris hippiques apportant un soutien vital au secteur cheval en Europe. Les membres de l’EPMA sont présents dans 10 pays, traditionnellement actifs dans l’organisation de courses hippiques et de l’élevage: l’Autriche, la Finlande, la France, l’Allemagne, l’Irlande, l’Italie, la Norvège, la Suède, la Suisse et le Royaume Uni. Ils ont développé des outils efficaces en vue d’assurer la pérennité du secteur hippique, ainsi que l’intégrité et la transparence pour les consommateurs. Sur un chiffre de 14 milliards d’€ de paris, plus de 11 milliards sont retournés aux gagnants et 1,5 milliard d’€ a été versé au secteur hippique. Le secteur revêt une grande importance des points de vue économique, écologique et culturel, avec plus de 40 000 éleveurs en Europe et 200 000 emplois directs, contribuant dans une large mesure au développement rural. Des changements récents du fait du développement des paris sur l’Internet et découlant des procédures légales lancées par la Commission européenne ainsi que de nouvelles propositions législatives nationales, affectent le secteur hippique européen.
3.2.2. Les opérateurs ont conçu un financement adéquat des courses hippiques tout en procurant aux parieurs une offre juste, responsable et attrayante.
Le 6 mars 2008, au Parlement européen à Bruxelles, le secteur européen des courses hippiques a demandé la garantie:
d’un retour équitable des paris sur les courses hippiques sur lesquelles des paris sont encouragés ou proposés,
d’une protection de l’intégrité future du sport.
Une grande majorité des acteurs concernés par les courses hippiques a reconnu les avantages du modèle du Pari Mutuel en tant que meilleur instrument en vue de préserver et de développer leur secteur d’activité. 3.2.2.1. Les valeurs internes du Pari Mutuel Intégrité Le Pari Mutuel est une forme de paris caractérisée par des valeurs internes qui garantissent l’intégrité du sport. En effet, dans le Pari Mutuel, les sommes misées sont additionnées et partagées entre les gagnants, après prélèvement par l’opérateur d’une part des enjeux totalement indépendante du résultat de la course. L’opérateur du Pari Mutuel n’a donc absolument aucun intérêt dans le résultat de la course. Transparence Les paris dans le cadre du Pari Mutuel garantissent la transparence par: L’égalité de traitement entre les parieurs,
58
L’application de règles décidées à l’avance pour établir la part des mises totales qui retournera aux parieurs gagnants, La possibilité pour l’opérateur de mettre toute l’information disponible à la disposition des parieurs sans affaiblir sa position. Comparaison avec d’autres formes de paris Les bookmakers parient contre les parieurs, ce qui implique un risque. Même s’il essaie d’équilibrer son « livre », la rentabilité du bookmaker sera différente suivant le résultat de la course. Le Betting Exchange (proposé seulement sur Internet) permet à chacun d’intervenir comme un bookmaker. Cela signifie que les personnes peuvent proposer des paris sur le résultat d’une manifestation qui doivent être acceptés par d’autres clients du site (on dit que le pari « trouve sa contrepartie »). La technologie met immédiatement en balance les cotes proposées et prises entre différents parieurs – un pourcentage des paris gagnants étant prélevé par l’opérateur. Le système permet à des personnes de parier sur le fait qu’un cheval perdra une course. 3.2.2.2. Une attitude socialement responsable Les opérateurs de jeux et paris ont une responsabilité forte dans le secteur économique dans lequel ils opèrent: une responsabilité vis-à-vis des clients, de leurs partenaires/actionnaires et de la société dans son ensemble. Les membres de l’EPMA exploitent le Pari Mutuel au bénéfice des parieurs et du sport hippique. Outre leurs obligations légales, ils se sont engagés en vue du maintien d’un équilibre entre leur objectif économique et leur responsabilité sociale et encouragent dans ce cadre un comportement responsable des joueurs et le financement des courses. De nombreux nouveaux venus sur le marché, au contraire, ont tendance à exploiter les zones d’ombre de la législation. Les membres de l’EPMA : -
Observent strictement les cadres légaux en vigueur
-
Développent et améliorent des outils de jeu responsable Au fil des années, les opérateurs nationaux de Pari Mutuel ont développé un programme solide et cohérent en vue de promouvoir une forme de jeu responsable : information pour les parieurs, formation des partenaires du réseau, campagnes de prise de conscience, systèmes anti-addiction sur les sites Internet et liens vers les associations qui traitent le jeu compulsif. Quelques exemples:
Le PMU Français, en partenariat avec La Française des Jeux, vont contribuer à hauteur de plus de 1 million d’€ pour les trois années à venir au financement de projets de recherche spécifiques et des centres de prévention de l’addiction dans le but de procurer un meilleur accompagnement thérapeutique du traitement du jeu pathologique en France. Le budget publicitaire est délibérément limité pour tous les membres de l’EPMA à un niveau inférieur à 0.5% du chiffre d’affaires. En Suède, les opérateurs nationaux contribuent à une étude de l’influence de la publicité sur l’addiction. Le UK Tote adhère au Code de conduite pour une publicité socialement responsable du secteur du jeu de la Gambling Commission qui prévoit des normes publicitaires socialement responsables pour les opérateurs de jeux.
59
-
S’engagent en faveur de l’intégrité
-
Les opérateurs de l’EPMA n’autorisent les paris que sur les résultats gagnants. Cela rend difficile le trucage d’une course car cela nécessiterait la complicité de tous les participants. L’intégrité des paris et des courses constitue une condition essentielle en vue de garantir le développement durable des paris. A cet effet, une étroite collaboration avec les autorités hippiques a été mise en place et encouragée. Les opérateurs de l’EPMA sont strictement contrôlés par l’Etat, qui garantit que le traitement des paris se déroule dans des conditions de parfaite transparence.
Financent les courses hippiques de façon optimisée et prévisible
Un financement sans risques : la mise en commun de fonds et l’absence de prise de risque permettent aux membres de l’EPMA d’offrir une large gamme de paris, dont notamment des paris dotés de perspectives de gains très importants et qui attirent de nouveaux parieurs vers les courses de chevaux. Un financement important : plus de 10% des enjeux dans certains pays sont versés au secteur hippique ; au total 1.5 milliard d’€ est retourné au secteur cheval en 2007 (voir tableau en page suivante). Un financement harmonieux des courses sur tout un territoire et des disciplines hippiques sur l’ensemble du pays - La contribution au financement d’autres composantes du secteur équestre (Equipes olympiques, centres équestres, écoles et développement local).
Contribution des membres de l’EPMA en 2007
OPERATEUR PARI MUTUEL
PARIS COLLECTES VOLUME DES
MEMBRES EPMA
€ Millions
RETOUR VERS LE SECTEUR HIPPIQUE € Millions
PMU
8 842
727,2
UNIRE
2 667
395
ATG
1 284
149
NORSK RIKSTOTO
395
64
FINTOTO
209
32,5
UK TOTE
484
24,8
TOTE IRELAND
61
10,6
GERMAN TOTE + TRS
85
8,4
LOTERIE ROMANDE
73
2*
WIENER TRAB
0,6
0,12
14 100,6
1413,6**
TOTAL
60
Etablissent des coopérations entre secteurs des courses hippiques européen et international Les membres de l’EPMA ont constitué des masses communes au niveau européen. Le but en est d’intensifier le programme des courses, de constituer des «masses de paris» attrayantes, tout en évitant que les parieurs ne se tournent vers des offres de paris non contrôlés et en continuant à 12 soutenir l’élevage local et le secteur hippique (notamment le PMU et la Loterie Romande , les pays nordiques) Le modèle promu par l’EPMA a été mis en œuvre dans différents pays en Europe. Il a rencontré un réel succès dans les pays où il est pleinement mis en œuvre. Au Royaume Uni et en Irlande, où les paris sont majoritairement enregistrés par les bookmakers, le financement des courses hippiques s’effectue par le biais d’un pourcentage sur les marges brutes des paris, à un taux convenu, négocié entre les parties et supervisé par le gouvernement (voir annexe 2). Cela peut provoquer des conflits car les bookmakers cherchent inévitablement à minimaliser leur contribution aux courses hippiques au bénéfice de leurs propres actionnaires. 3.2.2.3. La Vulnérabilité du système Le lien symbiotique entre le secteur des courses hippiques et les paris que le modèle de l’EPMA réussit à mettre en œuvre est un lien fragile. Si le niveau de retour financier dans une zone géographique devient inférieur aux attentes, les propriétaires s’installeront dans d’autres zones (ou mettront fin à leurs activités) ce qui peut conduire à une diminution rapide de la compétitivité de l’ensemble du secteur au plan local et mettre en danger l’équilibre dans les zones voisines. Par ailleurs, des courses manquant de moyens financiers découragent les paris car les parieurs veulent des courses avec un nombre suffisant de partants et une réelle compétition. De faibles rapports découragent également les parieurs qui veulent des gains attrayants. Ceci est le cas en Belgique comme on le verra plus loin.
Baisse du revenu des paris Baisse du chiffre d’affaires Baisse des prix de courses Moins de chevaux de haut niveau
Baisse de la qualité des courses Moins de parieurs
Le cas de l’Allemagne illustre la fragilité du système. A cause d’un cadre légal ne demandant aucune contribution des bookmakers au secteur hippique et au développement d’une offre off-shore financièrement attrayante, le secteur hippique allemand n’est plus suffisamment financé par les paris. De ce fait, il connaît un fort déclin depuis 1995. Le nombre de courses a chuté de 44 % en Allemagne, Le nombre de propriétaires a chuté de 40%, Le nombre de juments a diminué de 22% et l’élevage s’est réduit de 30%.
61
Les paris sur les courses hippiques en Allemagne
6.3
143.2
10
124.4
19
96.9
25
86
Mutuel sur courses étrangères Mutuel sur courses allemandes
250
225
200
Bookmaking (estimation)
180
€ million Source: German Tote and TRS Total
400
360
320
291
2004
2005
2006
2007
(estimation)
Il a fallu des siècles pour développer le secteur des courses hippiques et en faire ce qu’il est aujourd’hui en Europe mais quelques années pourraient suffire à le détruire. Il en va de notre responsabilité de préserver ce savoir-faire et ce patrimoine culturel essentiels.
SECTION 3. Défis découlant de l’Internet et du nouveau contexte européen Du fait de l’émergence d’Internet, les parieurs ont aujourd’hui accès à des opérateurs de paris étrangers en ligne.
3.3.1. Nouveaux acteurs et nouvelles formes de paris Les nouveaux opérateurs en ligne choisissent les cadres légaux les plus ouverts, que ce soit dans ou hors de l’Union européenne, où ils peuvent réduire leurs coûts et maximaliser leur profit ainsi que les gains des parieurs en minimisant les taxes et en ne retournant rien au sport. A Malte, la taxation représente 0.5% du chiffre d’affaires, alors qu’elle atteint 11,4 % en Suède et 12 % en France. Cette stratégie leur permet de proposer des offres de paris attrayantes (jusqu’à 95% de retour parieurs) sur leurs marchés nationaux, que ce soit pour des courses hippiques ou d’autres sports, ce qui représente une concurrence déloyale par rapport aux opérateurs historiques et menace le financement du secteur hippique dont ils profitent. Certains opérateurs prétendent vouloir participer au financement du sport, mais, dans la pratique, aucun d’entre eux n’est prêt à payer le niveau de contribution versé par les membres de l’EPMA, qui est totalement incompatible avec leur modèle économique actuel. Les jeux proposés par des opérateurs en ligne se caractérisent par des sollicitations permanentes des joueurs, une grande diversité de l’offre et des campagnes promotionnelles agressives.
62
Un grand nombre de sites de jeux opèrent sans la moindre licence ou avec des licences obtenues dans le cadre de législations n’imposant pas de contrôles sérieux de leur activité, ce qui en fait des outils idéaux pour le blanchiment d’argent et d’autres activités criminelles. D’après Jupiter Research, 90% du marché des jeux en ligne est illégal. Même lorsque le jeu sur les sites Internet étrangers est établi de manière officielle, les parieurs disposent de recours limités en cas de problème
Activités court terme
Les opérateurs en ligne introduisent sur les marchés nationaux de nouvelles formes de paris qui ont été interdites pour cause de manque d’intégrité. A la suite de cette introduction, le marché a vu augmenter les formes de paris irrégulières, qui menacent l’intégrité des compétitions sportives
Réponse modérée
Parieurs
Nouveaux Opérateurs en ligne
Responsabilité long terme
Opérateurs Pari Mutuel
Financement
Réponse excessive
Courses Hippiques
X Pas de financement
3.3.2. Les opérateurs en ligne profitent d’un cadre réglementaire européen incertain Le secteur des jeux et paris a jusqu’ici été réglementé par des législations nationales qui prennent en compte des situations locales influencées par des considérations historiques et culturelles. La plupart des Etats membres requièrent notamment de tout opérateur sur son territoire qu’il obtienne une licence dans sa juridiction et impose des conditions restrictives à l’accès à ces licences. Une telle situation n’a pas été remise en question pendant des décennies, jusqu’à ce qu’Internet ne développe la possibilité de parier en ligne. L’adoption de la Directive Services aurait dû ouvrir un autre débat sur la nature des services de jeux et paris. Toutefois, ce secteur ayant été défini comme très spécifique, il n’a pas été inclus dans le cadre réglementaire sur les services tel qu’adopté en 2006. En l’absence de réglementation spécifique du secteur, la liberté d’accès et d’établissement édictée par le Traité de Rome est la seule règle qui s’applique. De ce fait, certains pays ont de plus en plus de mal à défendre leur marché national du jeu contre des opérateurs étrangers possédant une licence dans un autre Etat, par le biais d’actions en justice. Les pratiques monopolistiques ont été remises en question par les tribunaux à la suite des affaires Gambelli et Placanica, ce qui a contraint les Etats membres à justifier la légitimité de leur cadre légal actuel. En outre, les tribunaux nationaux interprètent de manière divergente les lois nationales et se réfèrent de plus en plus souvent à la Cour Européenne de Justice à travers des questions préjudicielles. Dans un tel contexte, le respect des règles communautaires n’a pas encore été clarifié
63
et bien que nous attendions la prochaine interprétation qui sera donnée de la compatibilité des droits nationaux avec la législation du marché intérieur (les cas de la Ligue de football portugaise et des Winner Wetten en Allemagne), il semble qu’il n’y ait pas de solutions applicables à toutes les situations. A la suite de plaintes émanant d’opérateurs en ligne cherchant à obtenir un accès légitime à des marchés nationaux, depuis 2006, la Commission a entrepris des actions en vue d’éliminer tout obstacle éventuel en intentant des procédures d’infraction à l’encontre de 10 pays européens. Toutefois, l’incertitude juridique demeure et même dans ce contexte, les Etats membres adoptent des stratégies différentes, ce qui met en lumière les nombreux paramètres techniques et sociaux à prendre en considération ainsi que la difficulté à mettre en œuvre un cadre satisfaisant. Les membres de l’EPMA sont inquiets de l’ouverture incontrôlée du marché européen des jeux et paris. L’impact négatif de cette ouverture se fera sentir dans toute l’Europe si l’on n’adopte pas rapidement une approche cohérente. Dans la situation actuelle, la Commission européenne ne peut demander une ouverture du marché sans analyse d’impact approfondie du secteur et sans mécanisme légal en place en vue de protéger les consommateurs et de garantir que tous les acteurs économiques soient bien placés sur un pied d’égalité. Par le passé, la Commission a adopté d’autres méthodes en vue d’ouvrir des marchés. Bien que la situation et le marché ne soient pas totalement comparables, il a fallu 15 ans pour mettre en place un marché unique pour les services postaux – du Livre vert en 1992 jusqu’à l’adoption de la Troisième Directive Postale en première lecture fin janvier 2008. De nombreuses études, analyses d’impact et consultations ont été réalisées, proposant des solutions globales.
SECTION 4. Perspectives et propositions
En tant qu’opérateurs traditionnels, les membres de l’EPMA ont pris en compte les changements économiques tout en maintenant et en développant leur attitude économiquement et socialement responsable. Il conviendrait d’imposer les mêmes exigences à tous les acteurs, mais ce n’est pas le cas aujourd’hui.
3.4.1. Cohérence de l’action au plan communautaire Avant l’été 2008, les Etats membres ont entamé un dialogue sur la question des jeux et paris, dans le but de se mettre d’accord sur un document politique, qui viendrait en soutien de leurs intérêts communs en la matière. L’EPMA soutient cette approche en espérant qu’elle créera les conditions d’une adhésion aux principes communs suivants: Garantir le droit aux Etats membres à définir le modèle national pour l’organisation des paris. Chaque Etat met en œuvre un système de licence adapté aux priorités et spécificités locales. Les Etats choisissent un modèle de paris correspondant aux besoins de financement et de respect de l’ordre public national – le modèle du Pari Mutuel pour les paris hippiques. Les réglementations nationales évitent la concurrence fiscale. Reconnaître le droit aux organisateurs d’événements sportifs à obtenir un retour équitable sur les revenus des paris générés.
64
Mettre en place un système de paris qui prévoit un financement du sport sur lequel les opérateurs de paris s’appuient.
Promouvoir le sport en préservant l’intégrité des compétitions. Het zou ook de infrastrukturen kunnen redden voor paardenrennen maar ook voor multifunctioneel paardenactiviteiten zoals bv. in Avenches. De overleving van de sector hangt ervan af.
Adhérer à l’approche de la Sports Rights Owners Coalition – contrôler et pouvoir interdire les paris ou certaines formes de paris lors des compétitions (interdire les paris qui ne sont pas basés sur le résultat de l’événement par exemple). Prendre en compte le coût du respect de l’intégrité dans le financement des compétitions (éviter de détourner les ressources allant aux structures locales sportives et au développement rural).
Mettre en œuvre des règles communes obligatoires de Jeu Responsable.
Adopter des instruments de mesure de l’impact des jeux et paris. Financer des études sociales et médicales pour la recherche des meilleures mesures préventives.
Organiser de manière efficace et coordonnée les contrôles sur les activités illégales de paris et instaurer des peines élevées pour les contrevenants.
3.4.2. Mettre les acteurs sur un pied d’égalité au plan national Des évolutions législatives récentes dans certains Etats membres montrent que l’on cherche à mettre en place une autorité nationale du jeu chargée de mettre en œuvre un système de licences national. De telles licences sont nécessaires en vue d’intégrer les termes et conditions nationaux, comme: Les sanctions pour les opérateurs qui ne respectent pas les normes, Les règles de publicité, La prévention des formes de paris dangereuses, La prévention et le contrôle de l’addiction. Dans un tel contexte, les membres de l’EPMA veulent contribuer à la formulation de principes de base:
Un régime fiscal équitable pour tous les types de jeux en vue de maintenir la concurrence. Un niveau élevé de contribution aux courses hippiques, aux sports et à tout autre secteur d’intérêt général:
Le principe du “juste retour” – il convient d’en évaluer le niveau minimum, qui correspond au droit intangible du sport sur les paris afin de mettre en place divers mécanismes de financement, notamment en vue de garantir le développement durable du sport et de contrôler l’intégrité de la manifestation. En outre, pour que tout travail législatif éventuel soit basé sur des données économiques pertinentes, les opérateurs du Pari Mutuel européen demandent:
Une évaluation précise de l’impact de l’ouverture du marché en Europe par une étude d’impact indépendante accompagnée d’un débat ouvert sur l’engagement social et économique de tous les opérateurs de jeux, La définition d’indicateurs pour pouvoir suivre l’évolution du marché.
De tels résultats faciliteraient la formulation de principes européens que devraient partager tous les opérateurs du secteur du jeu.
65
4.4 LES PARIS VUS PAR L’EUROPE
4.4.1 EPMA, Conférence du 22 janvier 2009 à Bruxelles Jacques Toubon, Membre du Parlement européen : « Introduction au thème du financement » « ….Pas plus tard qu’hier après-midi à la commission du marché intérieur du Parlement européen, nous avons discuté de la question de l’intégrité du jeu en ligne mais le débat, naturellement concerne l’ensemble du sujet des jeux et des paris quels qu’ils soient. Notre commission parlementaire présentera un rapport sur ce sujet au Parlement d’ici le mois d’avril. Ce débat a bien montré quels étaient les enjeux pour ce qui concerne l’un des deux aspects fondamentaux c’est à dire la question de l’intégrité, de l’honnêteté, de la transparence de toutes les formes de jeux et de paris. De ce point de vue, que j’appellerais un point de vue éthique, il existe deux façons de répondre, une façon très largement majoritaire qui est l’éthique du pari mutuel et aujourd’hui sont réunis ici les représentants de tout ceux qui partagent cette philosophie et qui exploitent des systèmes de paris mutuels mais cet après-midi d’ailleurs le débat portera justement sur ces questions d’intégrité et il est clair que le mouvement est très largement en faveur de reconnaître que la mutualisation des mises et des gains est un élément qui favorise la transparence, le contrôle, l’honnêteté. Et puis il y a un autre système qui est celui de paris à cote fixe, en particulier en Grande Bretagne, et qui est un système dont les tenants ventent les mérites que d’autres au contraire voient plus risqués mais il est clair que dans la perspective qui était celle qui a été défini à l’instant par le président de l’EPMA, nous pensons nous, les décideurs politiques, que la meilleure formule est de laisser aux Etats membres le soin de définir en fonction de leur culture et de leur morale commune la formule à laquelle ils veulent recourir. Sur la question du financement, les débats et les conclusions du 6 mars dernier montrent au contraire une unanimité quant il s’agit de la filière hippique qui est une réalité économique et sportive et qui est que l’organisation des paris des jeux doivent faire face à deux défis : er
→ Le 1 c’est empêcher, contrôler, interdire, lutter contre tout ce qui est illégal et en particulier naturellement l’invasion par les paris en lignes illégaux et donc les sites illégaux, et de ce point de vue il est clair que tout ce qui pourra être fait au plan interne comme au plan européen pour développer des offres légales encadrées et contrôlées sera la meilleure réponse et la meilleure prévention du jeu illégal. → Mais l’autre conclusion majeure s’agissant du financement c’est que ce que représente le cheval, le sport, l’élevage, les métiers qui sont en Europe une valeur considérable, une valeur économique, sociale et culturelle, et que il faut préserver cette valeur en faisant en sorte que les 200 000 emplois de la filière en Europe et l’ensemble de l’économie qui est autour continue à être pour une part financé par des ressources provenant des paris. Le livre blanc de l’EPMA a évoqué le montant de 1,5 milliard € qui sont reversés à la filière c’est de cela qu’il s’agit, une somme absolument énorme et il faut que ce système soit préservé et nous avions le 6 mars conclus unanimement que ce soit ceux qui sont sur le système du bookmaking ou que ce soit ceux qui sont sur le système du pari mutuel, nous avions conclus unanimement qu’une part des recettes liées aux paris doivent revenir au secteur hippique et sportif qui organise les événements sur lesquels ils sont proposés, et c’est à partir naturellement de cela que toute les réflexions pour l’avenir doivent être engagées. S’agissant du financement du sport, la présidence française qui vient de s’achever, a fait effectuer une étude et à tiré un certain nombre de conclusions au mois de décembre sur ce sujet. Il est clair que là aussi on observe de nombreuses convergences dans la situation des différents Etats et l’intervention de l’Etat pour un système de reversement direct ou indirect des paris constituant un des piliers structurels du financement du sport en Europe (25 pays je crois ont un tel système) et on considère que cela peut représenter jusqu'à 30% des financements publics du sport. La Commission
66
va d’ailleurs lancer une étude de ce type cette année et c’est ce que le Parlement en particulier avait demandé lorsque le livre blanc sur le sport à été adopté en juillet 2007. Nous avons d’ailleurs, hier, très largement évoqué les conclusions de ce livre blanc et notamment l’insistance que nous avions mis sur le fait que l’intervention des paris sportifs ne doit pas mettre en cause l’intégrité, la transparence et l’honnêteté des compétitions sportives. J’ajoute que dans l’ensemble de ces dispositifs de prélèvements pour des activités d’intérêt général, que ce soit pour la filière hippique ou pour le sport, se pose par ailleurs une question essentielle : le taux de retour pour les parieurs, dans la mesure où on doit faire des arbitrages délicats entre les prélèvements et le retour sur les gains pour les parieurs et ceci en particulier afin que les différentes formules soit à égalité d’intérêt pour le parieur et que les offres légales ne soit pas désavantageuses pour le parieur par rapport aux offres illégales. C’est un des enjeux majeurs des réformes qui sont en cours dans un certain nombre de pays naturellement d’abord dans le mien, mais nous avons ici un spécialiste plus éminent que moi, c’est Bruno Durieux, puisque c’est lui qui à établit le rapport officiel à partir duquel le gouvernement français est en train de préparer un texte législatif réformant notre système de jeux et de paris. Il est clair que la France va en application des principes du marché intérieur ou de la concurrence ouvrir les jeux et les paris à d’autres opérateurs que les opérateurs publics actuels et le pays entend le faire dans des conditions contrôlées par l’intermédiaire de cahiers des charges extrêmement précis qui feront en sorte que soient préservés certains principes, par exemple celui du pari mutuel, et d’autre part, les financements d’intérêt général à la fois à la filière hippique et au sport. Je rappelle que nous avons des centaines de millions d’€ qui vont à la filière hippique et prés de 200 millions d’€ qui vont au fond de développement du sport dans notre pays et qu’il faudra mettre en œuvre ces principes exactement dans les mêmes conditions pour les opérateurs privés. Un autre pays envisage aussi des scénarios d’ouverture, c’est la Suède qui est un important pays en particulier pour le cheval et qui est un pays très important aussi dans la mesure où il a souvent donné le ton en ce qui concerne les questions d’intégrité et d’honnêteté. Là aussi c’est un chantier qui est ouvert et qu’il faut que nous prenions en considération. Je terminerai en disant que la présidence française de l’UE dans le dernier semestre de 2008 à mis le er sujet à son ordre du jour et a conclu le 1 décembre2008 après toutes les études qui ont été faites que naturellement, nous devions préserver un secteur aux enjeux économiques et sociaux importants notamment dans la contribution substantielle qui se chiffre en milliard d’euro chaque année à des causes multiples (œuvre sociale, caritative, culturelle) soutien au sport ou à la filière hippique et cette er conclusion n’est pas la conclusion de la présidence française mais celle du conseil du 1 décembre. Il est très clair que la majorité du Parlement s’achemine vers une position très favorable à une libéralisation contrôlée accompagnée d’une lutte très ferme contre tout ce qui peut être illégal ou ce qui peut créer de l’addiction, ce qui peut comporter des risques de délinquances ou de criminalité ou d’influence sur les compétitions qu’elles soient hippiques ou sportives. Il est clair qu’après le renouvellement de la Commission et le renouvellement du Parlement, càd à l’automne de cette année, s’ouvrira une nouvelle période où je pense que entre les Etats membres - le conseil - le parlement et la Commission s’instaurera un dialogue qui nous permettra à la fois de poser lorsque c’est nécessaire un nombre de principes communs de l’UE peut être dans une directive ou dans un autre texte de ce type, et d’autre part de confier le soin aux Etats membres d’assurer l’avenir des jeux et des paris et en particulier bien sûr du sport et de la filière hippique à travers des législations nationales à la fois ouverte conforme au principe de liberté qui sont ceux de l’UE mais en même temps offrant toutes les garantis à ceux qui participent à ces compétitions et à ceux qui sur ces compétitions engagent des sommes absolument colossales qui est aussi l’argent de la collectivité et que nous avons la responsabilité de gérer avec le soin d’un bon père de famille mais aussi de ceux qui savent que le sport et la filière hippique sont des secteurs économiques d’avenir qu’il faut préserver mais aussi développer…. »
67
4.4.2 European Parliament on Online Gambling The European Parliament adopted a Report on the integrity of online gambling in committee. Adoption in Plenary is expected to take place on 12 March 2009. This report, which addresses many issues of concern to IFHA members, has no immediate legal implications. It expresses a majority view of the European Parliament. It could have an impact on EU policy making in this area, but considering that both the European Parliament and European Commission (Executive) will be changed after this summer’s election, this impact is difficult to predict. Some relevant points of the report in its current form: •
EU Member States have the competence to regulate their individual gambling market, but cooperation between countries is needed to enforce laws.
•
Online operators should respect the laws of the country in which they offer their services
•
A Code of Conduct for operators can only be used as addition to legislation
•
State revenues of gambling are a main source of income for sports organizations in many countries.
•
Online betting creates increased potential for illegal conduct, like race fixing, which requires extra efforts by enforcement authorities
•
“Lay bets” (exchange betting) makes sports particularly vulnerable to illegal betting behaviour, like race fixing
•
Profits from gambling should be used for the benefit of society
•
The European Commission should investigate various aspects of online gambling such as problems related to youth gambling, revenues to sports and limits to stakes.
On-line gambling: It is up to Member States to stop match-fixing and fraud Rules governing on-line gambling should not be laid down by the EU, as Member States are quite capable of regulating the industry themselves, a majority of MEPs decided. The report as adopted calls on the Council (which represents the Member States) to seek "a potential political solution" to the problems of online and traditional gambling and betting. The report was adopted with 544 votes in favour, 36 against and 66 abstentions. A minority opinion was rejected by the House which argued that gambling is an economic activity to which internal market rules should apply. On-line gambling, which is easier to access than traditional gambling, increases the risk of fraud, crime, gambling addiction, dangers to children and threats to the integrity of sports events. However, under the subsidiarity principle, the EU internal market should not be taken as the basis for regulating this industry, says an own-initiative report adopted by the European Parliament. Regulation, cooperation and pre-paid card The report as adopted calls on the Council (which represents the Member States) to seek "a potential political solution" to the problems of online and traditional gambling and betting. Studies and proposals, submitted by the Commission at the request of the Council, could identify "common objectives" and a "common position" to enable action to be taken to solve the social and public order problems arising from cross-border online gambling such as
68
gambling addiction and misuse of personal data or credit cards. Joint measures could be envisaged to tackle risks relating to illegal betting behaviour and match-fixing, says the report. It also backs the development of standards for online gambling as regards age limits, a ban on credit and other measures or information to protect vulnerable gamblers such as children and gambling addicts. Regarding advertising, MEPs believe self-regulation is not enough. Instead they stress the need for both regulation and cooperation between industry and the authorities. Practical solutions should also be examined for limiting the danger of betting large sums of money. A maximum amount per month that a person can spend on gambling could be laid down or on-line gambling operators could be obliged to make use of pre-paid cards that would be sold in shops, says an amendment tabled by Toine Manders (ALDE, NL). Gambling and the funding of sport MEPs are concerned about the deregulation of gambling, which is by far the most important source of income for sports organisations in many Member States. They also note that bets taken by private operators are a form of commercial exploitation of sports events. They recommend that governments protect sporting competitions from any unauthorised commercial use and take steps to ensure fair financial returns to the benefit of all levels of professional and amateur sport. Minority opinion rejected The coordinator of the EPP-ED group, Malcolm Harbour (UK), announced that a minority opinion would be tabled at the plenary vote - because of divisions of a mainly national character, especially within his group. He himself had signed or co-signed the majority of amendments putting the emphasis on compliance with internal market rules and judgments of the Court of Justice, but these were rejected. The minority in question argues that gambling is an economic activity to which internal market rules should apply, notably freedom of establishment and the freedom to provide services, and that nondiscriminatory access to national markets for operators who meet the requirements should be guaranteed by Member States under Articles 43 and 49 of the Treaty. It also believes that the dangers of on-line gambling, especially the consequences for consumers, such as addiction, are unproven. According to these same MEPs, rulings of the Court of Justice and the ten infringement proceedings under way against Member States show that measures taken by some Member States do not comply with Community law and that a clarification of national and Community powers is needed.
4.5 QUELQUES PAYS
4.5.1 Le modèle français Le 2 juin 1891, le législateur français, a accordé aux autorités hippiques le droit exclusif d’organiser les courses hippiques publiques et les paris sur les hippodromes en Pari Mutuel. A partir de 1930, certaines autorités hippiques ont été autorisées à collecter des paris hors hippodromes. Deux d’entre elles France Galop et Le Cheval Français, sont à l’origine de la réglementation en matière de courses hippiques et des prix aux gagnants pour les courses de plat, d’obstacle et de trot respectivement, avec un équilibre entre les disciplines. Les autorités hippiques ont créé le PMU, un Groupement d’intérêt économique, en vue d’organiser les paris hors hippodrome en leur nom. Les enjeux du PMU se sont élevés à 8.8 milliards d’€ en 2007, ce qui en fait le deuxième plus important opérateur de Pari Mutuel sur les courses hippiques dans le
69
monde et le premier en Europe. Le PMU finance 80% du secteur hippique français, auquel il verse la totalité de son profit net, 727 millions d’€ en 2007. Financement de la filière Cheval grâce aux enjeux collectés par le PMU
PMU : chiffres clés
Prélèvements sociaux CSG/CRDS (1,7 %) 146,1 M€ Sphère publique (12,2 %) 1 073,9 M€
Fiscalité État (10,5 %) 927,8 M€
Enjeux PMU (100 %) 8 841,6 M€ Produit Brut des Paris (24, 3 %) 2 149,9 M€ Marge brute (13,6 %) 1 207,4 M€ Résultat net versé aux Sociétés de Courses (8,2 %) 727,2 M€
Gains reversés aux parieurs (74 %) 6 545,6 M€ Partenaires étrangers (0,2 %) 21,6 M€ Charges de fonctionnement du PMU (5,4 %) 480,2 M€
PMU | 2008 | 5 Profil
4.5.2 Le modèle nordique
En Suède, AB Trav och Galopp s’est vu confier le droit exclusif d’organiser les paris sur les courses hippiques depuis 1974 sous l’égide et l’autorité des organisations hippiques. L’objectif de la société consiste à garantir le développement du secteur hippique en étant attentif à des nécessités comme le soutien des petits hippodromes et le financement équilibré des activités de plat et de trot ainsi que l’organisation de certains types de paris avec une mise limitée. ATG aide les cliniques pour chevaux et la formation équestre. En 2007, 154 millions d’€ ont été distribués aux organisations hippiques sur un chiffre d’affaires total des paris de 1.290 million d’€, soit 12% du total des mises. Norsk Rikstoto a le droit exclusif d’organiser les paris en vertu du Totalisator Act en Norvège. Norsk Rikstoto est une fondation, créée en 1982 par l’organisation norvégienne du trot et le Jockey Club norvégien. Norsk Rikstoto contribue financièrement à toutes les activités équestres en Norvège comprenant le Centre équestre norvégien, une fondation regroupant 17 organisations hippiques et de poneys dans l’ensemble du pays et qui poursuit deux objectifs principaux: l’éducation et l’élevage. Le Centre équestre norvégien tient également les registres des étalons (stud books) et préserve les programmes d’élevage de races de chevaux typiques de Norvège le Døle, Fjord, le Nordlands/Lyngs et le cheval de monte à sang chaud (Warm-blooded). Norsk Rikstoto assume une responsabilité en matière de bien-être des chevaux sur l’ensemble du pays, en établissant un hôpital pour chevaux en novembre 2007, dans le but de procurer une expertise vétérinaire utile pour tous les chevaux de l’ensemble du pays. En 2007, 64 millions d’€, soit 16% du chiffre d’affaires de la société, ont été versés au secteur équestre sans intervention de l’Etat.
70
4.5.3 Le financement des courses hippiques briannique Toutes les organisations de paris au Royaume-Uni sont tenues de payer une contribution/Levy sur les paris qu’elles prennent sur les courses hippiques britanniques. Cela inclut des contributions des bookmakers, du UK Tote (opérateur de Pari Mutuel), des opérateurs de betting exchange et des sociétés de spread betting. Le système actuel régissant les contributions des bookmakers au secteur hippique est basé sur un taux de 10 % de la marge brute. Un nouveau cadre pour le financement futur des courses a été à l’origine de longs débats et en l’absence d’un accord, le système actuel a été prolongé en vue d’inclure le dernier exercice financier. Le montant du Levy pour le dernier exercice financier a atteint £116.5 millions, ce qui représente une augmentation de 17.4% par rapport à l’année précédente; toutefois, 1% de l’ensemble des mises des paris au R-U retourne au secteur des courses hippiques et de l’élevage. La contribution du UK Tote au Levy en 2007: £9 millions (en plus des £11.9 millions de contribution aux courses hippiques par le sponsoring, les dons et le paiement de commissions aux hippodromes). Le Levy Board a fixé une allocation minimale des prix aux gagnants de £65 millions par an de 2009 à 2011, bien que cela dépende de l’obtention d’un accord à long terme sur ce montant entre les opérateurs des paris et le secteur des courses hippiques.
4.5.4 Trifecta : A Global Pari Mutuel initiative Racing is increasingly international International pari-mutuel common pools present the answer of betting One of the key objectives: worldwide pari-mutuel betting offer with life style-changing dividends - Promotion of authorised operators - Promotion of World’s Best Races - Improvements in • Regulation • Best practices • Technology - Promotion of common pool For the « Host » operator: • • • •
Growth of pool size with a potential profit for its own punters Promotion of local big races Fight against illegal betting and response to piracy with « exotics» Development of long term cooperation
For the «Guest » operator: • • • •
Immediate access to a bet with the necessary size of pool to ensure attractive winnings The size of the pool limits dividends variations Specific interest of punters for domestic horses running abroad in big races and for prestigious « Grand Prix » Equality among punters (a single dividend for all)
71
4.6 Nouvelle législation française New French law on online gambling (communication IFHA) On 5 March 2009, the French government presented the long awaited outline of the new online gaming law. The aim of the government is to allow competition in the online gambling market, which has so far been limited to the existing monopolies. The government’s intention is that the law will enter into force on 1 January 2010. The text of the law itself has not yet been revealed, but below is a summary of a government presentation. Lotto
Sports betting
Horseracing
Casinos
Land-based
Remains monopoly
Remains monopoly
Remains monopoly
Remains licensed market
online
Remains monopoly
Opening market:
Opening market:
Opening market:
Fixed odds, including in-play,
Pari-mutuel only
Poker yes, but no slots, roulette
Pari-mutuel, no reference to exchange betting Tax online & landbased
7.5% on volume
7.5% on volume
2% on volume
Levy to sport/racing
1% on volume
8% on volume
-
Maximum return to winning
80-85% of volume
80%-85% of volume
A new Gaming Commission will define the criteria for online gaming licenses and will allocate these to applicants. Licenses will have 5 year duration. The Gaming Commission will define inter alia: • •
The type of bets to be allowed Conditions for financial transactions with customers
A maximum level of return to winners will be set with the aim to fight money laundering and gaming addiction. The level will have to be set by the Gaming Commission and needs to be between 80 and 85% of handle. The level needs to be the same for sports and horseracing in order to avoid “leaking of clients”. Some of the key criteria for licenses will already be put in the draft law, like: • •
Separate accounts for French operations Need for permanent representative in France
Unlicensed operators will be kept of the French market through blocking of IP access and bank transfers.
72
There is an explicit recognition of IP rights of the (sport) event organizer. However, the 1% levy on sports betting is not given to the IP rights holder but a “National Center for the Promotion of Sport”. Sport sponsorship by online operators will be allowed, but there is no precision yet about advertising. A Consultative Committee will make recommendations on various aspects of responsible gaming. Conclusions Effects on horseracing The proposal implies a considerable tax reduction for racing. The new 7,5% rate, applied to on and off-line, effectively means a reduction of over 5% to the 2007 average rate of 12,61%. Horseracing has been allocated a 8% return on volume, which is comparable to the level in 2006 at 8,35%. Effects on online gaming The tax rates are high and turnover based and will discourage online operators. 7,5% compares to: UK 1.5%, Malta 0.5% and Italy 3.5%. The minimum take out level, which will even out fixed-odds sports prices with pari-mutuel race bets, is also high and will be difficult to implement in bookmaking. Unknowns Some of the unknowns will have to be solved by the Gambling Commission, like bet types and level of return to winners. It is unknown whether the Gambling Commission will be ruling on the legality of exchange betting or whether it will be dealt with in the law (to be published end of March). It is yet unknown how the pari-mutuel betting on horseracing will take place; through commingling with PMU and/or through separate pools. A key factor will be the enforceability. The government has opted for the same tools (IP and financial blocking) as those countries that prohibit online gaming (US, Netherlands, Norway, a.o.). How this will work will still have to be defined. The proposed law can be modified in the adoption procedure. It will have to go through the houses of parliament and will be notified to the European Commission
73
BIJLAGE A.1 RENACTIVITEITEN
Het jaar 1773 wordt over het algemeen aanzien als het begin van de rennen in België toen Engelse amateurs in Spa het startschot gaven door hun paarden op de weg van Spa naar Polleur met elkaar te meten. Sindsdien is het doel van de rennen hetzelfde gebleven: het zoeken naar de beste en het opstellen van een hiërarchie. Een permanent zoeken waarin de rol van de mens belangrijk blijft. Rond de fokkers, trainers en jockeys heeft zich een ganse wereld ontwikkeld van dienstverleners, fabrikanten van uitrustingen, sportlieden, organisatoren van competities of weddenschappen met belangrijke indirecte opbrengsten als gevolg. Tijdens een ren, kan een galopper een snelheid van ongeveer zeventig kilometer per uur bereiken. Deze snelheid, gekoppeld aan het uithoudingsvermogen, is een absolute noodzaak opdat het paard in de laatste honderden meters van de proef het peloton achter zich zou kunnen laten. Om een zo best mogelijk resultaat te behalen, is een uiterst strenge selectie noodzakelijk die de vrucht is van veel geduld. De huidige zogenaamde Engelse volbloed komt voort van drie stamvaders uit Arabië: Darley Arabian, Byerley Turk en Godolphin Arabian, en wordt sinds de 18e eeuw, wanneer het geboorteregister (stud-book genaamd) gecreëerd werd, over ongeveer 25 generaties geselecteerd. Zo is het voor elke Engelse volbloed mogelijk om de afkomst ervan terug te vinden vanaf deze stamvaders en een selectie zonder zwakte heeft de wonderlijke atleten geproduceerd die wij nu kennen. De draf is de specialiteit van het halfbloed paard. De draver, volgens zijn kwaliteiten en zijn bouw is ofwel bestemd voor de bereden draf (voornamelijk in Frankrijk), ofwel voor de in een sulky ingespannen draf. De grote fokkerijen bevinden zich in Frankrijk of in de USA. De draver begint zijn actief leven aan 19 maanden bij een trainer en begint zijn renloopbaan aan 2 jaar en tot en met 9/10 jaar. Een galopper loopt aan 2 jaar enkele rennen om zijn debuutseizoen, dat van de „drie jaars“ voor te bereiden. De volledige ontplooiing komt er aan vier jaar maar het is aan de trainer om elk paard te beoordelen en om de toekomstige kampioen van diegene die niets zullen doen te onderscheiden. Het paard loopt een tiental keren per jaar en aan de leeftijd van 10 jaar slaat het de weg van de stoeterij in voor de reproductie. De merries kunnen reproduceren tot aan hun 20 jaar en de hengsten kunnen dekken tot aan hun 25 jaar. Twee personen conditioneren het succes van de paarden gedurende deze lange maanden. De fokker selecteert de fokmerrie en kiest de beste hengst die hem door de resultaten van de kruisingen van volbloeden en halfbloeden die in het stud-book geïnventariseerd zijn, te interpreteren en in de praktijk om te zetten. Hij moet de wereldwijde fokkerij kennen en een grondige kennis van het paard bezitten. Er is echter geen enkele zekerheid om een even schitterende crack te hebben als zijn broer, want de genetica behoudt zijn onafhankelijkheid en de fokker blijft risico's lopen. Vervolgens moet men bijna een jaar op de geboorte van het veulen wachten en het 18 maanden verzorgen alvorens het te kunnen verkopen aan een eigenaar die het onder zijn kleuren zal laten lopen. De fokker levert hem een ruwe materie af die voorzien is van voortreffelijke kwaliteiten die te wijten zijn aan de uitgevoerde selectie en de goede zorgen. Van dit veulen moet de trainer, die door de eigenaar gekozen wordt, een atleet maken. Tijdens het ganse jaar, in iedere weersomstandigheid, moet hij de conditie waarborgen die aangepast is aan het renprogramma, in functie van het paard, van zijn genetische kwaliteiten, zijn temperament en zijn „hart“. Hij staat borg voor het paard en de jockey ten overstaan van de organisatoren van de rennen en de wedders.
74
De ren wordt het meetinstrument bij uitstek betreffende de kwaliteit van het paard, van het succes van de fokkerij en van de zogeheten “verbetering“ van het ras die daardoor aangemoedigd wordt. De andere paardenrassen kunnen ook bij deze fokdieren terecht en aldus wordt het ganse paardenras verbeterd. Dit rechtvaardigt het landbouwkarakter van de rennen. De zwaarste rennen zijn de hindernisrennen, ontstaan uit rennen van kerktoren tot kerktoren in Engeland (crosscountry) en in het bijzonder de steeplechases die van het paard, evenals van de ruiter, een bijzonder uithoudingsvermogen vereisen; de rennen kunnen 7 km lang zijn! Teneinde gelijke kansen aan de startende paarden te garanderen, kent men vaak een handicap toe, d.w.z een veranderlijk gewicht (van 50 tot 65 kg) dat het paard gedurende de ren volgens de toegekende waarde moet dragen, waarbij de begaafdste het meest benadeeld wordt. Dit gewicht wordt door de handicapeur geëvalueerd aan de hand van recente prestaties. Een ander soort rennen zijn de „conditie rennen“ waar enkel het ontvangen prijzengeld, zonder enige andere evaluatie, het gewicht bepaald dat aan het paard wordt toegekend. Deze regels voor gewichten gelden niet voor de draf. Onder het meest briljante galoppers bij ons figureert “Prins Rose” die 16 van zijn 20 rennen won waaronder de zeer prestigieuse “Grand International d’Ostende”. Hij gaf als vererver zeer goede producten die op hun beurt als dekhengst een buitengewone invloed gehad hebben op de Franse en Amerikaanse fokkerij. Dank zij hem bekleedt België een goede positie in talrijke stud-books. De grote Belgische rennen waren: de “Grand Prix de Bruxelles” in Groenendaal, de Belgische Derby in Bosvoorde, de “Prix du Roy” in Sterrebeek….. Allen zijn verdwenen. In de draf kan men de “Grote Winter Prijs” in Sterrebeek en de “Grote Prijs Fernand Talpe” in Kuurne vermelden. In hindernisrennen trekt de “Grote Steeplechase van Vlaanderen” die in Waregem op de dinsdag die volgt op de laatste zondag van augustus gelopen wordt, vandaag nog steeds 40.000 toeschouwers aan.
75