Memorandum De provincies maken onderwijs
Boudewijnlaan 20-21 1000 Brussel tel. 02-514 19 00 www.pov.be
BGR-140214def-DOC-PWE
INHOUD 1.
De provincies maken onderwijs........................................................................ 3 Missie provinciaal onderwijs ....................................................................................................... 3 Waarden ...................................................................................................................................... 3 Ambities....................................................................................................................................... 3 1.1
Leerlingen, studenten, cursisten en medewerkers hun talenten maximaal laten ontwikkelen. .... 4
1.1.1 1.1.1.1
Brede interessegebieden in de 1ste graad............................................................................ 4
1.1.1.2
Vernieuwde tweede en derde graad ................................................................................... 5
1.1.1.3
Samen bouwen aan de hervorming van het secundair onderwijs ...................................... 5
1.1.2 1.2
Volwassenenonderwijs ............................................................................................................ 6
Een warme organisatie waar iedereen zich goed voelt .................................................................. 7
1.2.1
Leerlingen en cursisten............................................................................................................ 7
1.2.1.1
Kansen in onderwijs ............................................................................................................ 7
1.2.1.2
Welbevinden ....................................................................................................................... 7
1.2.1.3
Verder op weg naar inclusie ................................................................................................ 7
1.2.1.4
Levenslang en levensbreed leren ........................................................................................ 8
1.2.2
Personeel ................................................................................................................................. 8
1.2.2.1
Jaaropdracht ........................................................................................................................ 8
1.2.2.2
Neveninstromers ................................................................................................................. 8
1.2.2.3
Leerkrachten in het onderwijs houden ............................................................................... 8
1.2.2.4
Koepelcodo’s ....................................................................................................................... 9
1.2.3
1.3
Hervorming secundair onderwijs ............................................................................................ 4
Schoolleiding ......................................................................................................................... 10
1.2.3.1
Beleidsvoerend vermogen................................................................................................. 10
1.2.3.2
Voldoende middelen voor een beleidskader .................................................................... 10
Dé kwaliteitsreferentie en partner zijn voor bedrijven en andere professionele organisaties. ... 11
1.3.1
Profilering en herprofilering van scholen .............................................................................. 11
1.3.2
Groeperingen van scholen en centra .................................................................................... 11
1.3.3
Eén publiek net? .................................................................................................................... 12
1.3.4
Ondersteuning van scholen en centra................................................................................... 13
1.3.4.1
Begeleiding en nascholing op maat ................................................................................... 13
1.3.4.2
Aanbod van ondersteuningsinitiatieven ........................................................................... 13
1.3.4.3
Sterkere scholen en centra................................................................................................ 13
1.3.4.4
Duurzaamheid ................................................................................................................... 13
1
Innovatie ............................................................................................................................ 14
1.3.4.6
Collegiaal leren .................................................................................................................. 14
1.3.5
Het CLB van de toekomst ...................................................................................................... 14
1.3.6
Infrastructuur ........................................................................................................................ 16
1.4
2.
1.3.4.5
1.3.6.1
Gegenereerd door en voor het volwassenenonderwijs .................................................... 16
1.3.6.2
Chronologie van dossiers en toekenning van de middelen .............................................. 16
1.3.6.3
Publiek-private samenwerkingen ...................................................................................... 17
Pionier zijn op vlak van innovatie .................................................................................................. 18
De provincies voeren een flankerend onderwijsbeleid ................................... 19
1. DE PROVINCIES MAKEN ONDERWIJS Op 8 april 2011 keurde de Vlaamse Regering het witboek interne staatshervorming goed. Hierbij besliste de Vlaamse Regering dat de provincies onderwijs konden blijven inrichten. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen startte als koepelorganisatie onmiddellijk daarna met een visieproces voor het provinciaal onderwijs. Hiermee wilden we enerzijds vorm geven aan een sterke identiteit voor het provinciaal onderwijs en anderzijds krachtige ambities formuleren voor de toekomst. MISSIE PROVINCIAAL ONDERWIJS Het provinciaal onderwijs biedt pluralistisch, kwaliteitsvol en betaalbaar onderwijs dat flexibel inspeelt op hedendaagse ontwikkelingen en regionale eigenheden. Professionele medewerkers staan borg voor een brede persoonlijke ontwikkeling van onze leerlingen en cursisten in nauwe samenwerking met alle belanghebbenden. Wij zetten in op innovatie in een eigentijdse infrastructuur. We werken met dynamische leermiddelen en methodieken en hebben bijzondere aandacht voor welzijn, milieu en duurzaamheid. We garanderen een inspirerende en motiverende leer-, leef- en werkomgeving. Wij respecteren eigenheid, waarderen inzet, betrokkenheid en creativiteit. We streven naar het welbevinden van elke persoon en versterken de aanwezige talenten. Wij bieden kansen en uitdagingen voor iedereen. WAARDEN In het provinciaal onderwijs stellen we volgende waarden centraal: respect
betrokkenheid
duurzaamheid
creativiteit
professionaliteit
AMBITIES Vier sterke ambities voor het provinciaal onderwijs:
Leerlingen, studenten, cursisten en medewerkers hun talenten maximaal laten ontwikkelen. Een warme organisatie zijn waar iedereen zich goed voelt. Dé kwaliteitsreferentie en partner zijn voor bedrijven en andere professionele organisaties. Pionier zijn op vlak van innovatie.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen zal de nodige initiatieven nemen om ervoor te zorgen dat het werken aan deze ambities tot op de klasvloer doordringt en zal tegen 2016 alle provinciale scholen en centra ondersteund hebben bij het uitwerken van strategische projecten om deze doelstellingen te halen.
3
1.1 LEERLINGEN, STUDENTEN, CURSISTEN EN MEDEWERKERS HUN TALENTEN MAXIMAAL LATEN ONTWIKKELEN. 1.1.1 HERVORMING SECUNDAIR ONDERWIJS Provinciaal Onderwijs Vlaanderen zet in op innovatie en talentontwikkeling bij leerlingen, cursisten en medewerkers. Het secundair onderwijs biedt jongeren maximale kansen op persoonlijke ontwikkeling en duurzaam maatschappelijk functioneren. Ze leren kritisch reflecteren op de samenleving van nu en morgen. Jongeren worden voorbereid op een loopbaan waar verdere professionalisering en talentontwikkeling belangrijke aspecten vormen. Hoger onderwijs, levenslang leren en/of een vervolmaking tijdens het werken in de arbeidsmarkt kunnen hiervan deel uitmaken. Om optimaal te kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de maatschappij is het nodig dat het secundair onderwijs mee evolueert. Dit kan op verschillende manieren. Werken aan het hervormen van structuren is één aspect. Maar het belangrijkste is de wijze waarop de jongeren hun leerproces ervaren. Elke jongere heeft recht op een leerproces met succeservaringen om optimaal zichzelf te leren kennen en zijn bijdrage aan de maatschappij te kunnen leveren. Het provinciaal onderwijs werkt nu reeds vanuit een visie op talentontwikkeling en innovatie waardoor vernieuwingen in het provinciaal onderwijs reeds vorm krijgen. Om deze vernieuwingen verder te kunnen implementeren is er naast voldoende tijd ook voldoende ondersteuning nodig. De krijtlijnen in het masterplan voor het secundair onderwijs bieden heel wat kansen om een antwoord te kunnen bieden voor de gestelde verwachtingen. Maar we willen tegelijk ook bewaken dat voor alle jongeren een positief motiverend en explorerend leerproces gegarandeerd wordt. De herstructurering zal een positieve waardering voor álle onderwijstrajecten tot gevolg moeten hebben om geslaagd te zijn. Als het hokjesdenken of denken in termen van al of niet horen bij een niveau blijft bestaan, missen we de kans tot een echte hervorming van het secundair onderwijs.
1.1.1.1 BREDE INTERESSEGEBIEDEN IN DE 1STE GRAAD Voor de eerste graad vertrekken we van de volgende uitgangspunten: in het traject dat een leerling zal doorlopen, wordt vertrokken van zijn interesses, talenten en verwachtingen; de algemene en persoonlijkheidsvorming staat centraal; er wordt bijzondere aandacht besteed aan bepaalde basiscompetenties zoals leer- en keuzebekwaamheid; er wordt geleerd binnen bepaalde leercontexten met gevarieerde werkvormen; leerlingen kunnen op hun eigen tempo leren; het welbevinden van leerlingen staat mee voorop. Uit deze uitgangspunten vloeien een aantal minimumdoelstellingen voort. Wat de prestaties van de leerlingen ten aanzien van deze minimumdoelstellingen betreft, wordt rekening gehouden met het principe dat alle, maar in realiteit zoveel mogelijk leerlingen, de minimumdoelstellingen behalen. Excelleren door leerlingen ten aanzien van het geheel of van onderdelen wordt gestimuleerd en tegelijk is er een vangnet om uitval van leerlingen te voorkomen. Scholen moeten het de leerlingen mogelijk maken om in de eerste graad hun keuzevaardigheden uit te diepen en werk maken van de verdere ontdekking van hun talenten en interesses. De eerste graad mag de keuzes niet verengen, maar moet ze zo ruim mogelijk openhouden zodat de leerlingen de kans krijgen om te kiezen met het oog op eigen kennen, eigen kunnen en graag doen. Daarbij moeten alle vormingsaspecten zo breed mogelijk worden betrokken. Dit vergroot de kans op het verwerven van positieve leerervaringen en van een positieve uitgestelde studiekeuze zonder watervaleffect.
4
Leerlingen krijgen een gemeenschappelijke vorming aangeboden en komen daarnaast in aanraking met meerdere interessegebieden of domeinen. Een interessegebied is een geheel van onderling verwante thema’s waarvoor de leerlingen een bijzondere belangstelling en aanleg kunnen hebben en waarin ze zich willen verdiepen. Met het oog op een goede studiekeuze moeten de leerlingen in de gelegenheid zijn om meerdere interessegebieden in de diepte te verkennen. Het is de bedoeling dat de leerlingen na de eerste graad in staat zijn een gefundeerde studiekeuze in de tweede graad te maken, los van de verworven voorkennis en zonder beperking als gevolg van de gekozen interessegebieden. Keuzes, gemaakt in de eerste graad, zijn niet determinerend voor de studiekeuze in de tweede en derde graad. We willen bijzondere aandacht vragen voor de uitbouw van de eerste graad voor die leerlingen die geen getuigschrift basisonderwijs hebben behaald. Ook zij hebben recht op een positief motiverend en explorerend leerproces waar er ruimte is voor de ontwikkeling van hun talenten. Voor de meerderheid van deze leerlingen moet gewerkt worden aan een goede voorbereiding op een arbeidsmarktgerichte opleiding, wat niet mag betekenen dat het terugschakelen naar de A-stroom wordt uitgesloten.
1.1.1.2 VERNIEUWDE TWEEDE EN DERDE GRAAD Scholen worden uitgedaagd om naast het voorop stellen van de vormende waarde van onderwijs, een continuüm aan te bieden van eerder arbeidsmarktgerichte tot eerder doorstromingsgerichte opleidingen, binnen een bepaald domein aan te reiken. Dit biedt extra kansen zoals: het opstromen van leerlingen naar meer doorstromingsgerichte studierichtingen (zalmmodel); de maximale benutting van de middelen voor infrastructuur; een gericht competentie- en talentenbeleid voor het personeel. De vernieuwde structuur moet jongeren de kans geven om via verschillende leerwegen gekwalificeerd uit te stromen. Ook leren en werken en buitengewoon secundair onderwijs verdienen een plaats in deze hervorming. Deze leerwegen bieden jongeren een volwaardige en alternatieve weg in hun opleiding.
1.1.1.3 SAMEN BOUWEN AAN DE HERVORMING VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Uit het voorgaande blijkt dat Provinciaal Onderwijs Vlaanderen mee wil bouwen aan het onderwijs van de toekomst. We willen mee denken, mee werken, mee uitvoering geven aan een hervorming in overleg met alle betrokkenen. Constructief overleg is een voorwaarde om deze hervorming succesvol te laten verlopen. We willen werken vanuit een globale visie op het secundair onderwijs waarin alle onderwijsdossiers vorm krijgen.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen verwacht dat de overheid aandacht schenkt aan alle leerlingen en in het bijzonder voor die leerlingen die het basisonderwijs verlaten zonder getuigschrift basisonderwijs. Alle leerlingen moeten de garantie krijgen om een positief motiverend en explorerend leerproces te kunnen doorlopen. Een vernieuwde structuur moet jongeren de kans geven om via verschillende leerwegen gekwalificeerd uit te stromen. Een dergelijke vernieuwing vraagt de nodige middelen om een grondige en langdurige ondersteuning van scholen mogelijk te maken. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil ten volle betrokken blijven bij het overleg dat gepaard gaat met de uitrol van de hervorming secundair onderwijs.
5
1.1.2 VOLWASSENENONDERWIJS Ook in het volwassenenonderwijs wil Provinciaal Onderwijs Vlaanderen de kaart trekken van talenten en inzetten op talentontwikkeling bij cursisten, leerkrachten en medewerkers. Volgens Provinciaal Onderwijs Vlaanderen draagt het volwassenenonderwijs bij tot de persoonlijke en professionele ontwikkeling en de emancipatie van de deelnemers. Het leidt tot zelfontplooiing en een hoger persoonlijk welbevinden. Het volwassenenonderwijs verhoogt niet alleen de inzetbaarheid en de actieve inbreng in de samenleving, maar ook de maatschappelijke participatie aan de samenleving. Het pleit dus voor een volwassenenonderwijs waar men beroepsopleidingen en beroepsvervolmakingen vindt die leiden tot erkende kwalificaties, maar waar ook plaats is voor opleidingen met een breed vormende en/of tweedekansfunctie. Talenten worden (her)ontdekt, komen tot ontwikkeling en worden ontplooid tijdens een leven lang (levensbreed) leren. Het provinciaal volwassenenonderwijs wil dit ondersteunen en staat garant voor kwaliteit, zowel in de opleiding als in de begeleiding van de cursist. In het kader van de evaluatie van het decreet volwassenenonderwijs wenst Provinciaal Onderwijs Vlaanderen te wijzen op: de lineaire organisatie van onderwijs m.b.t. de rechtspositie van het personeel die haaks staat op de modulaire organisatie van het volwassenenonderwijs; de flexibiliteit nodig om meer individuele trajecten vertrekkende vanuit de leerbehoeften van de cursisten mogelijk te maken stuit op deze nog steeds lineaire organisatie van personeelsmaterie; het gebrek aan een systeem om ‘overtallige’ leerkrachten van studiegebieden die het minder goed doen zoals ICT en talen, op te vangen; een verschraling van het onderwijslandschap, meer bepaald van het onderwijsaanbod en dit voornamelijk in de landelijke gebieden. Het financieringssysteem ‘dwingt’ centra tot het inrichten van de meest ‘populaire’ opleidingen. Toch wil Provinciaal Onderwijs Vlaanderen pleiten voor het recht op een minimaal aanbod voor elke burger. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vraagt dan ook naar: het inzetten van mensen en middelen op een flexibele manier om opleidingen op maat van de cursisten te kunnen inrichten en te kunnen inzetten op verschillende leerbehoeften en verschillende manieren van leren; incentives voor het aanbieden van een volledig traject; een flexibel en duidelijk omkaderingssysteem in functie van doelgroepen en bereikbaarheid en niet (enkel) bepaald door de klasgrootte; een specifieke competentieontwikkeling voor leerkrachten volwassenenonderwijs; een omvattend decreet volwasseneneducatie waarbij alle vormen van volwasseneducatie op mekaar worden gealigneerd.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen pleit voor een kwaliteitsvol, laagdrempelig, zichtbaar een duurzaam aanbod volwassenenonderwijs met een breed vormende functie en een tweedekansfunctie. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil ten volle betrokken blijven bij het overleg rond het algemeen structureel kader waarbinnen volwassenenonderwijs kan worden aangeboden.
6
1.2 EEN WARME ORGANISATIE WAAR IEDEREEN ZICH GOED VOELT 1.2.1 LEERLINGEN EN CURSISTEN 1.2.1.1 KANSEN IN ONDERWIJS Zeker in de huidige economische conjunctuur dient bijzondere aandacht geschonken te worden aan de sociaal zwakkeren in onze maatschappij. Daarom blijft het provinciaal onderwijs streven naar betaalbaar onderwijs voor iedereen, dat naast een brede vorming, voldoende is afgestemd op de arbeidsmarkt, zowel op het vlak van arbeidsattitudes als op het vlak van de verwachte beroepscompetenties. We concluderen dat de zorgnoden van leerlingen de laatste jaren in belangrijke mate toegenomen zijn. Daarom is het versterken van zorg in het onderwijs noodzakelijk. Vandaag is er een breuk inzake zorg tussen de verschillende onderwijsniveaus. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vraagt een versterking van het zorgcontinuüm door: een versterking en structurele verankering van een doorgaande lijn voor zorg van basis- naar secundair onderwijs en van gewoon naar buitengewoon onderwijs; een betere afstemming tussen het basis- en het secundair onderwijs en tussen het secundair onderwijs en het niet-leerplichtonderwijs zodat keuzeprocessen kunnen worden geoptimaliseerd vanuit een trajectbeleving en gebaseerd op positieve keuze; een versterking van het beleid inzake leerlingenbegeleiding en zorg door leerlingenbegeleiding in de school sterker uit te bouwen en de positie van de centra voor leerlingenbegeleiding hierbij te verduidelijken; de doorstroom van basiseducatie naar volwassenenonderwijs in de brede zin van het woord te stimuleren door het uitbouwen en (financieel) ondersteunen van maatwerk en leertrajectbegeleiding. Ook het uitbouwen van remediëring via geletterdheidsmodules en open modules zorgt ervoor dat cursisten hun traject kunnen voleindigen.
1.2.1.2 WELBEVINDEN Het provinciaal onderwijs schenkt bijzondere aandacht aan het welbevinden van leerlingen en cursisten. Dit realiseren we zowel op infrastructureel vlak als op het vlak van de leerlingen- en cursistenbegeleiding. De provincies doen belangrijke inspanningen om een aantrekkelijke en inspirerende leer-, leef- en werkomgeving te voorzien die toegankelijk is voor iedereen. Voor wat de begeleiding betreft van en zorg voor leerlingen worden eveneens extra middelen voorzien – niet alleen voor wie zorg nodig heeft, maar ook voor hoogbegaafde en zeer getalenteerde leerlingen – zodat iedereen kansen heeft op een maximale ontwikkeling. Daarnaast proberen we leerlingen, cursisten, ouders en medewerkers optimaal te betrekken bij het schoolbeleid.
1.2.1.3 VERDER OP WEG NAAR INCLUSIE Provinciaal Onderwijs Vlaanderen heeft zich van bij het begin constructief opgesteld in het proces van beleidsontwikkeling rond het leerzorgkader en staat nog steeds achter de grote lijnen ervan. We vinden het dan ook jammer dat het leerzorgkader onvoldoende draagvlak kende en niet kon geïmplementeerd worden. Het decreet betreffende belangrijke en noodzakelijke maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften beschouwen we als een stap op weg naar inclusie. De hieraan gekoppelde maatregelen op het vlak van competentieontwikkeling, waarbij de pedagogische begeleidingsdiensten en de vzw SNPB het voortouw kunnen nemen zijn noodzakelijk en moeten duurzaam verankerd worden.
7
De volgende jaren zijn nieuwe stappen naar inclusie noodzakelijk. Dit zal echter enkel kunnen wanneer de scholen hiervoor ook de noodzakelijke middelen krijgen, zoals voorzien was in de oorspronkelijke plannen rond leerzorg. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen stelt dat bij de hertekening van het buitengewoon onderwijslandschap via het decreet betreffende belangrijke en noodzakelijke maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften de expertise in de huidige scholen met uitsluitend type 1 (en type 8) niet mag verloren gaan en dat dit een bijkomende parameter moet worden bij de toekenning van het nieuwe type 9.
1.2.1.4 LEVENSLANG EN LEVENSBREED LEREN Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil blijven inzetten op levenslang en levensbreed leren voor iedereen. We pleiten voor kwalitatief hoogstaande opleidingen, ongeacht hun al dan niet beroepsgerichte karakter. Het is immers bewezen dat leren en onderwijs volgen zorgt voor een betere sociale inclusie en integratie, een langer actief blijven en een betere fysieke en mentale gezondheid.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen verwacht van de overheid verdere legistieke stappen in de richting van een meer inclusief onderwijs met aandacht voor de middelen die hierbij voor de scholen noodzakelijk zijn en voor de competentieontwikkeling in het kader van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Zij vraagt eveneens aandacht voor de effecten op het buitengewoon onderwijs.
1.2.2 PERSONEEL 1.2.2.1 JAAROPDRACHT Wij blijven pleiten voor de toekenning van een jaaropdracht aan personeelsleden/leerkrachten. Dit kan enkel de organisatie van een modern en flexibel onderwijs, rekening houdend met de komende onderwijshervorming, mogelijk maken. Naast de kernopdracht van het lesgeven heeft elk personeelslid heel wat bijkomende taken, gaande van ondersteuning over coaching naar begeleiding van de leerlingen/cursisten. Een jaaropdracht waarbij deze en de nascholingsinspanningen van het personeelslid in kaart worden gebracht, geeft een correcter beeld van de opdracht van het personeelslid.
1.2.2.2 NEVENINSTROMERS Mensen die vanuit de privésector kiezen voor een onderwijsloopbaan hebben hiervoor betere voorwaarden gekregen. Op dit moment kan men maximum tien jaar nuttige ervaring meenemen. Dit is een eerste goede stap, maar nog niet voldoende. Het is nodig dat voor mensen met talent voor het onderwijs, de drempels om een onderwijsloopbaan te starten nog meer verlaagd moeten worden. Omdat we tegelijkertijd willen waken over de kwaliteit van het onderwijs, willen we nog meer inzetten op de uitbreiding van het systeem van ‘nuttige ervaring’. De aanzet om de tien jaar nuttige ervaring uit te breiden naar twintig is een goede stap die ook moet gelden voor alle leraren en voor het administratief en ondersteunend personeel. De volgende jaren zal het secundair onderwijs geconfronteerd worden met een specifiek tekort aan leraren. De verhoging van de neveninstroom zal absoluut noodzakelijk zijn om hieraan het hoofd te kunnen bieden.
1.2.2.3 LEERKRACHTEN IN HET ONDERWIJS HOUDEN De provinciale onderwijsinstellingen zullen blijven werken aan een fijne werkomgeving waar leren en zich blijvend professionaliseren centraal staan.
8
Daarnaast pleiten we voor het doorbreken van de vlakke loopbaan van leraar en voor het mogelijk maken van meer horizontale en verticale mobiliteit. De loopbaanladder ‘junior leraar – senior leraar – expert’ zoals voorgesteld in het loopbaandebat vinden we een goede piste. Om meer beginnende leraren en om stagiairs uit de lerarenopleiding beter te kunnen begeleiden moet opnieuw werk gemaakt worden van het mentoraat. We zijn er van overtuigd dat deze maatregelen meer leraren ter beschikking zal houden van het onderwijs en burn-out zal verminderen.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen verwacht van de overheid dat zij het initiatief neemt om het loopbaandebat verder te zetten met alle betrokken actoren.
1.2.2.4 KOEPELCODO’S Vandaag bestaan er slechts kleine restgroepen personeelsleden (voormalige Gesco’s die waren omgezet naar Codo en Gesco’s Brussels Hoofdstedelijk Gewest), overgebleven uit de diverse stelsels Codo. Eén van deze groepen zijn tewerkgesteld bij de representatieve organisaties van inrichtende machten en het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Deze groep personeelsleden blijft verstoken van een aantal sociale verworvenheden die vanzelfsprekend zijn voor alle onderwijsfuncties: het recht op de verwerving, onder welbepaalde voorwaarden, van de vaste benoeming en de daaraan verbonden sociale bescherming; een gunstige pensioenregeling ten laste van de overheid; toegang tot een reeks verlofstelsels en afwezigheden die de combinatie gezin en arbeid in belangrijke mate vergemakkelijken; een systeem van sociale anciënniteit die voorziet in een gunstige regeling in geval van afwezigheid van ziekte (inzonderheid in geval van een afwezigheid wegens ziekte van langer dan 1 maand en in geval van een dienstonderbreking ingevolge zwangerschap en bevalling). Daarnaast vragen wij een debat over de toegepaste barema’s, die wel vergelijkbaar maar net iets minder gunstig zijn dan diegene die gehanteerd worden in het onderwijs voor vergelijkbare functies en waarbij het weddenverschil, dat aanvankelijk gering is, zondermeer beduidend wordt naar het einde van de loopbaan. Een laatste punt van ongelijke behandeling betreft de weddeanciënniteit. Momenteel is het zo dat de anciënniteit van personeelsleden die overstappen van een Codo-statuut naar een andere functie in het onderwijs (leraar, administratief medewerker, …) wordt in rekening gebracht. Onwaarschijnlijk genoeg is dit in de omgekeerde beweging niet het geval. Dit betekent een reële rem op de gebeurlijke aanwerving van ervaren personeelsleden uit het onderwijs in Koepelfuncties. Ook bij aanwerving van nieuwe Codo’s die overstappen uit de privésector, kunnen deze personeelsleden niet tot 10 jaar nuttige ervaring in rekening brengen. Rekening houdend met het gegeven dat Codo’s op de dag van vandaag a.h.w. organieke functies opnemen binnen de organisatie waar zij tewerkgesteld zijn, kan men de Codo’s bezwaarlijk beschouwen als een louter bijzonder tijdelijk en additioneel kader, zoals misschien initieel bedoeld werd. Er werden trouwens voor de functies die deze personeelsleden vervullen, functiebeschrijvingen en een kwaliteitskader ontwikkeld die de modus operandi weergeven van de taken en opdrachten die zij op koepelniveau vervullen. Vaak zijn deze personeelsleden, spijts hun precair statuut, met de jaren uitgegroeid tot werkelijke referentiepersonen inzake de materies of sector(en) die zij opvolgen in opdracht van hun organisatie. In Provinciaal Onderwijs Vlaanderen worden daarenboven 2 Codo’s voltijds ingezet in de pedagogische begeleidingsdienst.
9
Het aantal Codo’s binnen de onderwijskoepels en GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap schatten we op enkele tientallen. De budgettaire kost om een wijziging in statuut door te voeren is bijgevolg minimaal en in het perspectief van het globale budget personeelskosten in het Vlaams onderwijs haast verwaarloosbaar. Het lijkt ons bijgevolg redelijk en billijk dat na de concordantie naar organieke onderwijsfuncties van de grote meerderheid van de voormalige Codo’s, de overheid in de komende legislatuur een kleine inspanning zou doen om de op vandaag ontegensprekelijke discriminatie van de huidige groep personeelsleden die als Codo worden tewerkgesteld ten opzichte van de andere onderwijspersoneelsleden ongedaan te maken. Wat de beperkte groep Gesco’s (Brussels Gewest) betreft: deze personeelsleden werden tot op vandaag nog niet geassimileerd binnen het Codo-statuut. Wij vragen voor deze personeelsleden eveneens een aangepast statuut met vrijwaring van het huidige contigent en de mogelijkheid tot een meer soepele aanwending van de functies.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil een definitieve en billijke regeling voor de personeelsleden met het statuut van Codo of Gesco.
1.2.3 SCHOOLLEIDING 1.2.3.1 BELEIDSVOEREND VERMOGEN Het beleidsvoerend vermogen van de school-/centrumleiding en de daaraan gekoppelde autonomie afstemmen op de verplichtingen van een openbaar bestuur is soms een moeilijke evenwichtsoefening. Daarom heeft Provinciaal Onderwijs Vlaanderen in zijn nascholingsplan de directeurs als prioritaire doelgroep aangeduid. Deze evenwichtsoefening zal nog belangrijker worden bij de komende onderwijshervorming in het secundair onderwijs en ook hier wil Provinciaal Onderwijs Vlaanderen op inspelen door samen met alle onderwijsactoren een flexibel traject op te stellen.
1.2.3.2 VOLDOENDE MIDDELEN VOOR EEN BELEIDSKADER Provinciaal Onderwijs Vlaanderen blijft pleiten voor voldoende middelen om een voldoende ruim middenkader op niveau school/centrum en scholengemeenschap. Dit kader is noodzakelijk om alle uitdagingen, die op beleidsniveau op de school/centrum afkomen, het hoofd te kunnen blijven bieden. Tevens willen we er nogmaals op wijzen dat door gebruik te maken in het leerplichtonderwijs van aanwendingspercentages, de scholen niet krijgen waar ze recht op hebben. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wenst voor het volwassenenonderwijs eveneens de aandacht te vestigen op
het jaar na jaar ‘aftoppen’ van de werkingsmiddelen van de centra voor volwassenenonderwijs; het algemeen gebrek aan omkadering en financiering; het gebrek aan middelen voor trajectbegeleiding; het uitblijven van de aanpassing van de weddeschaal van de adjunct-directeurs volwassenenonderwijs
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vraagt voldoende middelen voor scholen, centra en scholengemeenschappen om een professioneel beleidskader uit te bouwen.
10
1.3 DÉ KWALITEITSREFERENTIE EN PARTNER ZIJN VOOR BEDRIJVEN EN ANDERE PROFESSIONELE ORGANISATIES. 1.3.1 PROFILERING EN HERPROFILERING VAN SCHOLEN Vertrekkende vanuit de ambitie ‘Dé kwaliteitsreferentie en partner zijn voor andere bedrijven en andere professionele organisaties’ is het voor provinciale scholen en centra erg belangrijk opleidingen te kunnen aanbieden, afgestemd op de arbeidsmarkt en op het hoger onderwijs. Daarom moeten benamingen van studierichtingen herkenbaar zijn voor bedrijven en instellingen uit het hoger onderwijs en aantrekkelijk blijven/worden voor de leerlingen. Bij een studierichting als textiel kunnen we ons daarbij vragen stellen. Ondanks het feit dat er heel wat knelpuntberoepen te situeren zijn in de textielsector trekken deze opleidingen, zowel in het leerplichtonderwijs als het vervolgonderwijs, betrekkelijk weinig leerlingen/cursisten/studenten. Samen met de sector willen wij onze schouders zetten onder een actualisering van deze opleidingen en vragen wij de overheid dit te faciliteren door: open te staan voor nieuwe opleidingen en benamingen in deze sector het textielonderwijs, dat zonder meer een niche-onderwijs geworden is in Vlaanderen, met bijkomende omkadering te ondersteunen, naar analogie met het maritiem onderwijs Herprofilering van scholen kan gepaard gaan met fusies en afsplitsingen. Voor de overheid kunnen afsplitsingen als ze geen meerkost met zicht meebrengen. Dit wordt nogal eng geïnterpreteerd en komt erop neer dat een afsplitsing in dezelfde beweging moet gepaard gaan met samenvoegingen zodat de hele operatie budgettair een nuloperatie is. Wij pleiten voor meer creativiteit in deze, zodat ook andere scenario’s die voor de overheid neerkomen op een budgettaire nuloperatie in aanmerking kunnen komen.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen verwacht van de overheid faciliterende maatregelen voor de actualisering van het textielaanbod en openheid voor minder voor de hand liggende voorstellen van herstructureringen, die toch neerkomen op een budgettaire nuloperatie.
1.3.2 GROEPERINGEN VAN SCHOLEN EN CENTRA Eén van de voorgestelde vernieuwingen tijdens de voorbije legislatuur heeft te maken met schaalvergroting, zowel in het leerplichtonderwijs als in het volwassenenonderwijs. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil meedenken om tot een goede vorm van bestuurlijke schaalvergroting te komen, zonder dat de pedagogische entiteiten in het leerplichtonderwijs – en dus ook de leerlingen – hiervan nadelen mogen ondervinden. Daarom pleiten we voor een goed onderbouwd voorstel waarbij de schaalgrootte wordt gemeten aan de hand van het aantal voltijds equivalenten personeelsleden en bepaald op basis van bedrijfskundige criteria. De vraag die hierbij moet gesteld worden is: “Welke bedrijfsgrootte is voor een groepering van scholen nodig om een flexibel personeelsbeleid te kunnen voeren en om performant te zijn in het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs?”. Zowel scholen voor basisonderwijs als scholen voor secundair onderwijs én centra voor volwassenenonderwijs moeten hieraan volwaardig kunnen participeren en bepalen samen de grootte van het samenwerkingsverband. Het is evident dat het volwassenenonderwijs, dat qua opdrachten van het personeel sterk aanleunt bij het secundair onderwijs hierin zijn rol moet kunnen spelen. Ook HBO5 moet kunnen verankerd worden in deze samenwerkingsverbanden.
11
Bij het realiseren van deze schaalvergroting moet interprovinciale en netoverstijgende samenwerking mogelijk zijn, waarbij elk schoolbestuur haar eigenheid kan behouden. Interprovinciale samenwerking moet wel nog decretaal geregeld worden.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen verwacht een participatief overleg in het kader van een schaalvergroting, gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde modellen, waarbij netoverstijgende samenwerking wordt gestimuleerd en waarbij het volwassenenonderwijs een volwaardige partner is.
1.3.3 EÉN PUBLIEK NET? Provinciaal Onderwijs Vlaanderen is geen voorstander voor het samensmelten van het provinciaal onderwijs, het stedelijk en gemeentelijk onderwijs en het GO! onderwijs voor de Vlaamse Gemeenschap. Er bestaat geen enkele wetenschappelijk onderbouwde kosten-batenanalyse waarmee voordelen of nadelen kunnen worden aangetoond. Toch zijn we ervan overtuigd dat de diversiteit aan onderwijsverstrekkers eerder een rijkdom is dan een probleem. De gezonde concurrentie die dit met zich meebrengt, houdt iedereen scherp en werkt motiverend om kwaliteitsvol onderwijs te blijven realiseren. Het samenvoegen van de publieke onderwijsverstrekkers tot één publiek net zal ongetwijfeld een verschraling van het aanbod met zich meebrengen, vooral in de arbeidsmarktgerichte en veelal dure nijverheidsrichtingen. Heel wat ‘niche-opleidingen’, die veelal leiden tot knelpuntberoepen, zullen verdwijnen omdat de Vlaamse overheid niet over voldoende middelen beschikt om deze opleidingen op een kwaliteitsvolle wijze te laten voortbestaan. Provinciebesturen zullen immers geen middelen meer investeren in onderwijsinstellingen waar zij geen bevoegdheid meer hebben. Daarenboven zal het samenvoegen van de publieke onderwijsverstrekkers tot één publiek net, leiden tot een inkrimping van het publiek onderwijs met minder scholen en minder leerlingen dan vandaag. Het is niet vanzelfsprekend dat alle provinciale en gemeentelijke instellingen zullen kiezen voor dit publieke net. Evenmin is het vanzelfsprekend dat alle leerlingen en ouders die keuze zullen maken. De verscheidenheid aan netten en koepels heeft de voorbije decennia geleid tot een harmonieus samenspel op macroniveau. Het Vlaams onderwijs verdelen in twee netten – een vrij en een publiek net – zal dualisering en polarisatie tot gevolg hebben. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen is wel voorstander voor een verder doorgedreven samenwerking tussen de publieke onderwijsverstrekkers. Het aanbod kan nog beter op mekaar afgestemd worden, maar ook op het vlak van infrastructuur, busvervoer, … zijn nog heel wat mogelijkheden.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil met de betrokken partijen verder overleggen om tot een kwaliteitsvolle samenwerking tussen de publieke onderwijsverstrekkers te komen, met behoud van de eigenheid van elk schoolbestuur. De piste van één publiek net, zonder een diversiteit aan schoolbesturen wijzen we af.
12
1.3.4 ONDERSTEUNING VAN SCHOLEN EN CENTRA Als begeleidingsdienst zetten wij in op (nog) sterkere scholen en centra, duurzaamheid, innovatie en collegiaal leren. Dit realiseren wij enerzijds via begeleiding en nascholing op maat en anderzijds via een aanbod van ondersteuningsinitiatieven.
1.3.4.1 BEGELEIDING EN NASCHOLING OP MAAT We geloven erin dat ‘lerenden’ in het algemeen en dus ook leidinggevenden en personeelsleden uit provinciale scholen en centra het best leren als de ondersteuningsvraag van henzelf komt. Deze nood aan ondersteuning en de autonomie om dit zelf aan te geven zorgen er mede voor dat de ondersteuningsinitiatieven effect hebben. Ons streefdoel is echter wel álle provinciale scholen en centra te bereiken. De begeleidingsdienst wacht niet op een vraag tot ondersteuning. Systematisch wordt in elke school of centrum een intakegesprek gehouden en de vraag gesteld waarrond de instelling ondersteuning wenst. Ook na elke doorlichting door de onderwijsinspectie gaat POV op gesprek met de directie van de school of het centrum om de opvolging van de aanbevelingen door de inspectie aan te moedigen, ongeacht het advies gunstig, gunstig beperkt in de tijd of niet gunstig was.
1.3.4.2 AANBOD VAN ONDERSTEUNINGSINITIATIEVEN Naast de begeleiding en nascholing op maat werkt de begeleidingsdienst van POV ook een aanbod van netwerken en projecten uit. De samenstelling van dit aanbod gebeurt op basis van behoeften uit meerdere scholen en centra, van aanbevelingen uit de onderwijsspiegel van de onderwijsinspectie en van beleidstendensen. Op deze manier kan de begeleidingsdienst een aantal ondersteuningsinitiatieven aanbieden, waarvan elke school of centrum de nood (nog) niet aanvoelt maar wel door collega’s en hun ervaringen getriggerd worden tot reflectie erover.
1.3.4.3 STERKERE SCHOLEN EN CENTRA Het finale doel van al onze ondersteuningsinitiatieven is de provinciale scholen en centra (nog) sterker te maken. Hierbij (h)erkennen we de cruciale rol van de directeur met wie we – na een intakegesprek – de begeleidingsovereenkomst afsluiten. Maar een sterke school wordt door een schoolteam gedragen, vandaar dat participatie door middenkader, coördinatoren, leerkrachten en ondersteunend personeel aan de begeleidingsprojecten gestimuleerd wordt. De begeleidingsinitiatieven in de scholen en centra zijn geen losstaande initiatieven, maar ingebed in een systeem. De begeleiders volgen in Brussel ook de lopende dossiers qua belangenbehartiging en de beleidstendensen. Bijgevolg kunnen ze deze input meenemen tijdens de begeleidingssessies, maar ook vice versa: de input van het werkveld meenemen naar Brussel. Nascholing en begeleiding zijn evenmin twee aparte werelden: het is onze ambitie deze twee te laten samen sporen. Wat geleerd werd tijdens een nascholing, kan meegenomen worden tijdens een begeleidingstraject, aangepast aan de context en werking van de school of het centrum. Maar ook omgekeerd, een begeleidingstraject kan aanleiding geven tot het organiseren van een nascholing.
1.3.4.4 DUURZAAMHEID Voor elk begeleidingstraject wordt een begeleidingsovereenkomst opgesteld met (sub)doelen en beoogde resultaten, ondertekend door de directeur van de instelling en de directeur van POV. Een pad wordt uitgestippeld, met mijlpalen en te verifiëren (beoogde) resultaten. Bedoeling is dat wanneer het begeleidingsproject stopt, de ‘inhoud’ van het project niet stopt. Om deze duurzaamheid te bereiken, trachten de begeleiders het project ook structureel in de werking van de school of het centrum in te bedden en het draagvlak via participatie van personeelsleden zo breed mogelijk te maken. Via na-trajecten of nazorgsessies willen wij de duurzaamheid van de projecten een extra impuls geven.
13
1.3.4.5 INNOVATIE Vernieuwing is geen synoniem van geld. Vernieuwing is veel meer dan infrastructurele en personele middelen. Vernieuwing op de klasvloer, vernieuwing in het lesgeven: activerende werkvormen die zowel onze jongeren als de volwassenen in het levenslang leren ‘goesting’ in het leren moeten (blijven) geven. Deze vernieuwing is een veranderingsproces – soms gepaard gaand met weerstand – dat de begeleidingsdienst absoluut wil ondersteunen. Onderwijsinnovaties aanreiken, stimuleren en ondersteunen is dan ook een decretale opdracht waarop POV maximaal wenst in te zetten om op die manier te werken aan het verhogen van de onderwijskwaliteit.
1.3.4.6 COLLEGIAAL LEREN Elke provinciale school of centrum behoort tot het provinciaal net(werk). De begeleiders zullen zowel in de begeleidingstrajecten in de school of het centrum, als in de vele netwerken en projecten de leidinggevenden en hun personeelsleden over het – al dan niet provinciaal – muurtje laten kijken om ervaringen uit te wisselen, competenties te versterken en sterktes te verbinden. Samen sterk in onderwijs. Ook binnen de begeleidingsdienst zetten wij in op talenten en passie. De begeleider met de meeste expertise rond een bepaalde begeleidingsvraag zal de school of het centrum begeleiden, onafhankelijk van de regio. Waar opportuun stimuleren we duo-begeleiding.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen verwacht een stevige en blijvende verankering van de pedagogische begeleidingsdiensten binnen het net of koepel, aangevuld met netoverstijgende ondersteuningsinitiatieven via de vzw SNPB (Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten).
1.3.5 HET CLB VAN DE TOEKOMST In het schooljaar 2011-12 liet minister Smet een set van parameters opmaken om tot een nieuwe verdeelsleutel te komen voor de omkadering van de Centra voor Leerlingenbegeleiding. Deze simulaties leidden tot de meest uiteenlopende resultaten in de periode 2012-2013. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen steunde toen ook de vaststelling van de CLB’s dat de bestaande gesloten enveloppe van meer dan 10 jaar oud, onvoldoende rekening houdt met de huidige noden op het terrein. Gezien deze enorme verscheidenheid aan resultaten in deze simulaties en lopende gesprekken over de toekomstige werking van de CLB’s, vroeg Provinciaal Onderwijs Vlaanderen aan minister Smet (juni 2013) geen definitief besluit rond de CLB-omkadering te nemen. In het licht van de komende uitdagingen (Integrale Jeugdhulp, BNM-decreet, decreet leerlingenbegeleiding, Loopbaandebat, Huizen van het Kind, Leerrecht, enz. …) leek het ons logisch eerst de toekomstige decretale opdracht voor de CLB’ s duidelijk te stellen en daarna de vereiste omkadering te bepalen. Enkel op die manier kunnen we een eerder arbitraire keuze van parameters vermijden en kunnen we terug landen bij een logische en faire berekening van de omkadering afgestemd op de bestaande en gewijzigde decretale opdrachten. In zijn brief van 16/09/2013 beantwoordde minister Smet onze vraag positief: “Gezien de plannen om, in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs, een audit uit te voeren teneinde de gehele werking van de CLB’s qua effectiviteit en efficiëntie door te lichten, lijkt het mij opportuun te wachten met het wijzigen van de omkaderingsregels tot de resultaten van deze audit bekend zijn.” (einde citaat). In afwachting van de beloofde audit van de sector startten vanaf september 2013 zowel VCLB-koepel als de CLB’s van het GO!, OVSG en Provinciaal Onderwijs Vlaanderen een visioningproces op met stakeholders van de CLB-sector. In dit proces staan het macro-verhaal ‘Leerlingenbegeleiding’ en de toekomst van de CLB-sector 2020 centraal. In april 2014 moet dit proces afgerond zijn zodat de resultaten ervan kunnen meegenomen worden naar de volgende regeerperiode.
14
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vraagt aan de toekomstige regering haar uiteindelijke beslissing rond zowel de omkadering als de toekomstige werking van de centra voor leerlingenbegeleiding te nemen in overleg met de representatieve vertegenwoordigers van de sector. Daarbij vraagt Provinciaal Onderwijs Vlaanderen rekening te houden met de bezorgdheden rond de omkadering (zie supra), de resultaten van de audit van de CLB’s in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs, de bijkomende opdracht voor CLB binnen de nieuwe decreten (integrale Jeugdhulp, BNM, …) en de uitkomst van het intern visioningproces van de sector. In functie van de exponentiële stijging van het aantal leerlingen dat door CLB dient begeleid te worden, durft het Provinciaal Onderwijs de nood aan het openbreken van de huidige gesloten enveloppe in de aandacht te stellen. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil in het nieuwe concept voor de centra voor leerlingenbegeleiding vertrekken vanuit de volgende principes. Provinciaal Onderwijs vraagt de overheid deze principes duurzaam te willen verankeren in de regelgeving: Het garanderen van optimale ontwikkelings- en onderwijskansen voor ieder leerrechtige jongere, in het bijzonder voor diegenen die opgroeien in een risicovolle omgeving, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor ouders, school, directe maatschappelijke omgeving en CLB. CLB werkt verbindend tussen deze partijen die vaak tegenstrijdige belangen hebben. Daarbij stelt CLB de rechten van de leerling steeds voorop. Samen met alle actoren maximaal kansen creëren voor alle leerlingen en participeren aan de totale persoonlijkheidsontwikkeling van alle jongeren is de ‘core business’ van CLB; CLB stuurt in het belang van de leerling de maatschappelijke tendens van ‘outsourcing’ van leerlingen met bijzondere noden bij. CLB ondersteunt daarbij de draagkracht van de school. Handelingsgerichte diagnostiek is daarbij een belangrijk wapen in de strijd tegen medicalisering, labeling, groeiende toestroom naar het BuO, ongekwalificeerde uitstroom en spijbelen; CLB staat garant voor respectvolle en participatieve dienstverlening aan leerlingen en ouders. CLB biedt multidisciplinaire hulp die toegankelijk, gratis en effectief is. Daarbij is de onafhankelijke positie van CLB t.o.v. derden van cruciaal belang; CLB is een krachtige speler in het decreet Integrale Jeugdhulp (IJH). CLB-dienstverlening is als gevolg van de CLB-specifieke werkingsprincipes en inbedding tussen onderwijs en welzijn een prototype van vermaatschappelijking van zorg; CLB is een onmisbare partner in het decreet preventieve gezinsondersteuning. CLB biedt door samenwerking met Kind & Gezin enerzijds en ’inbedding’ binnen het Huis van het Kind anderzijds garanties voor een longitudinale opvolging en bevordering van de gezondheid van iedere jongere. In die zin is een duurzame en significante rol van CLB in het expertisecentrum diagnostiek van uitzonderlijk belang; CLB maakt samen met de school het leerrecht voor alle jongeren waar. Een significante en duurzame rol voor CLB in de decretale ontwikkelingen inzake leerrecht en in de Centra voor leerloopbaanbegeleiding is van groot belang; Een multidisciplinaire aanpak, met inzet op het preventief, proactief en curatief beleid zijn een noodzakelijke aanvulling op de beleidsvoering van de school. Het CLB hanteert het zorgcontinuüm, geoperationaliseerd in de protocollen PRODIA als noodzakelijk kader voor leerlingbegeleiding; Bijkomende stimulansen voor CLB om de doelstellingen van het M-decreet waar te maken, zijn nodig om aan alle leerlingen met bijzondere onderwijsnoden de juiste leerzorg te bieden; CLB werkt vanuit haar draaischijffunctie aan krachtenbundeling en ondersteuning. CLB leidt de school toe tot externe netwerken en professionele partnerschappen (met PBD, BUO, GON, revalidatiecentra, buitenschoolse hulp, lokaal beleid, enz.); Het binnen een schoolse context garanderen van een ‘evidence based’ hulpverleningsaanbod aan jongeren en ouders en schoolondersteuning in het uitwerken van een krachtig zorg- en kansenbeleid zet CLB’s onder een sterke innovatieve druk. Innovatie kan niet uitsluitend gedragen worden door ‘positieve inzet van de CLB-medewerkers’ maar vraagt tevens duurzame structurele middelen;
15
Om de bovengenoemde principes te kunnen realiseren, is onder meer een middenkader (HR-manager, kwaliteitszorgcoördinator, ICT coördinator, financieel beheerder, …) noodzakelijk. Het inrichten van zo’n middenkader mag echter het realiseren van leerlinggebonden aanbod, schoolondersteuning, vraagverheldering, diagnose, begeleidingstrajecten binnen het zorgcontinuüm niet in de weg staan. Bovendien moet de anciënniteit opgebouwd in een andere sector kunnen worden meegenomen bij de start van een loopbaan in CLB.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vraagt participatief overleg over de toekomstige werking van de CLB’s.
1.3.6 INFRASTRUCTUUR 1.3.6.1 GEGENEREERD DOOR EN VOOR HET VOLWASSENENONDERWIJS Het decreet volwassenenonderwijs opent de mogelijkheden om subsidies te voorzien voor infrastructurele middelen voor het volwassenenonderwijs. In 2008 heeft de Vlaamse overheid gekleurde middelen ter beschikking gesteld voor infrastructuurwerken in het volwassenenonderwijs. Dit waren geen recurrente middelen, waardoor er daarna geen specifieke middelen meer voorzien waren voor het volwassenenonderwijs. Wij pleiten ervoor dat de overheid bovenop de huidige middelen, voorzien voor de subsidie van scholenbouw, op een structurele wijze middelen voorziet voor de subsidie van infrastructurele werken voor het volwassenenonderwijs, zoals werd aangegeven bij de bespreking van het voorontwerp van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs. Indien het ter beschikking stellen van bijkomende middelen budgettair niet haalbaar is, dient het verdelingsmechanisme voor de bestaande middelen herbekeken te worden, waarbij het volwassenenonderwijs dient meegenomen te worden bij de verdeling. Infrastructuurwerken die meervoudig gebruikt zullen worden (volwassenenonderwijs en secundair onderwijs, onderwijs en lokale gemeenschap, onderwijs en andere opleidingsverstrekkers, …) moeten voorrang krijgen in het subsidiemechanisme. Immers, ook in het volwassenenonderwijs wordt er meer en meer overdag les gegeven, vooral voor beroepsgerichte opleidingen die worden georganiseerd in samenwerking met VDAB en Syntra en voor de opleidingen NT2.
1.3.6.2 CHRONOLOGIE VAN DOSSIERS EN TOEKENNING VAN DE MIDDELEN Wat betreft de toekenning van de middelen voor scholenbouw binnen het (provinciaal) onderwijs, zijn wij van mening dat de overheid hiervoor geen regels dient op te leggen. Nu AGIOn omgevormd is tot een extern verzelfstandigd agentschap kan de raad van bestuur, met vertegenwoordigers uit alle koepels, belanghebbende organisaties en onder toezicht van twee vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering, ingrijpen indien nodig. Om een duidelijk infrastructuurbeleid te kunnen uitstippelen, is het noodzakelijk een meerjarenplanning op te kunnen stellen. Dat kan alleen als er ook een meerjarenbegroting wordt opgesteld voor infrastructuurmiddelen, gekoppeld aan de principes van de nieuwe beleids- en beheerscyclus van de openbare besturen.
16
1.3.6.3 PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKINGEN In 2006 werd beslist tot een grote inhaalactie voor scholenbouw. De eerste stenen binnen het DBFMprogramma werden pas in 2013 gelegd. Hoewel binnen DBFM een aanzienlijk probleem in de schoolinfrastructuur zal worden opgelost, pleiten wij niet voor een herhaling van hetzelfde programma, maar voor een betere ondersteuning van publiek-private samenwerkingen op kleinere (lokale) schaal.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil een volwaardige behandeling van het volwassenenonderwijs in het kader van de AGIOn-subsidiëring.
17
1.4 PIONIER ZIJN OP VLAK VAN INNOVATIE In punt 1.3.3.5 Innovatie onder het deel 1.3.3 Ondersteuning van scholen en centra benadrukten we reeds het belang van innovatie. De pedagogische begeleidingsdienst van POV neemt hieronder heel wat ondersteunende en stimulerende initiatieven. Innoveren is ook experimenteren. De huidige regelgeving geeft heel wat ruimte aan scholen en centra om te kunnen experimenteren. Toch merken we nog een aantal belemmeringen in die regelgeving om boeiende en innoverende projecten mogelijk te maken. Daarom pleiten we voor het opnieuw mogelijk maken om beperkt en tijdelijk af te wijken van bepaalde regelgeving zoals dit eertijds mogelijk was tijdens de ‘proeftuinen’. Ook voor het volwassenenonderwijs vraagt Provinciaal Onderwijs Vlaanderen de overheid ruimte in de regelgeving zodat flexibele trajecten, inspelend op de behoeften van de lerenden, mogelijk worden (bijvoorbeeld kortere modules, volledig afstandsonderwijs,…). Bedoeling is voor de cursisten dergelijke leeromgeving te creëren waar hij/zij mede verantwoordelijkheid opneemt voor het eigen leerproces (empowerment van de cursisten).
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vraagt de mogelijkheid om tijdelijk te kunnen afwijken van de onderwijsregelgeving in functie van innoverende projecten.
18
2. DE PROVINCIES VOEREN EEN FLANKEREND ONDERWIJSBELEID De provinciebesturen bevinden zich op het kruispunt van al wat reilt en zeilt binnen de verschillende beleidsdomeinen in de provincies. Vanuit deze positie zien zij de grote lijnen en tendensen, maar ook de regionale noden en behoeften. Vanuit hun 'helikopterperspectief' ontwikkelen de provincies een onderwijsbeleid met de bedoeling de scholen en hun partners te ondersteunen en te versterken in het kader van de opdrachten die zij krijgen vanuit het Vlaamse onderwijsbeleid met bijzondere aandacht voor plaatselijke noden. De provincies ontwikkelen hiertoe initiatieven, complementair aan initiatieven van de Vlaamse overheid, onderwijskoepels en lokale besturen. Veelal doen zij dit in overleg en in samenwerking met het onderwijs en de betrokken sectoren. Inhoudelijk sluit het onderwijsbeleid van de verschillende provincies naadloos aan bij de speerpunten in het Vlaamse onderwijsbeleid. Gelijke onderwijskansen, het maken van een onderbouwde en passende studiekeuze, de herwaardering van techniek en technisch onderwijs en het levenslang en levensbreed leren zijn duidelijk ook provinciale bekommernissen. De provincies ondersteunen de onderwijswereld op verschillende manieren: via e-zines, educatieve centra, educatieve materialen en methodieken, thematische studiedagen, lerende netwerken en projectsubsidies. Naast deze zichtbare, veelal tastbare, ondersteuning van het onderwijs, nemen de provincies hun verantwoordelijkheid op in vergaderingen van onderwijspartners, soms als voorzitter of (mede)organisator. De provincies spelen een verbindende en coördinerende rol. Ze brengen mensen samen, geven hen de kans te overleggen, elkaar te leren kennen, een netwerk te vormen en van elkaar te leren. Daarbij streven ze steeds naar net-, gemeente- en sectoroverschrijdende samenwerking. Verder faciliteren de provincies afstemming en samenwerking door huisvesting te bieden aan Vlaams structuren als de RTC’s, de consortia voor volwassenenonderwijs en de Huizen van het Nederlands. We vragen de erkenning en verankering van de provinciale rol in het flankerend onderwijsbeleid. Deze rol stelt de lokale besturen, de provincies en de Vlaamse overheid in staat om: een zicht te krijgen op noden en behoeften die regionaal leven; met het eigen flankerend onderwijsbeleid invulling te geven aan die noden; de ervaringen vanuit de noden op een grotere schaal ten dienste stellen van meer onderwijs(gerelateerde) instanties, leerlingen, leerkrachten, intermediairen; vanuit het overzicht dat op deze manier wordt verzameld, het Vlaamse beleid te versterken en het lokale beleid te ondersteunen. Hierbij wordt tegemoet gekomen aan de richting die men uit wil met de aangescherpte provinciale taakstelling in het te wijzigen provinciedecreet: bovenlokale taakbehartiging; ondersteunende taken op verzoek van andere overheden; initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen en samenwerkingsverbanden. Tevens komt het toekennen van de opdrachten aan de provincies, beschouwd als lokale besturen, tegemoet aan volgende verzuchtingen, zoals die zijn opgenomen in het witboek interne staatshervorming.
gebrek aan transparantie, onduidelijkheid op het vlak van bevoegdheden en taakverdeling, probleem van efficiëntie, dubbel werk wat nu geleverd wordt, logica van de twee bestuursniveaus.
19
Het provinciaal flankerend onderwijsbeleid in Vlaanderen verdient een structurele plaats in het bestuurslandschap. Het levert immers een fundamentele bijdrage aan de ontwikkelings- en ontplooiingskansen van kinderen en jongeren en ondersteunt al wie met hen begaan is.
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vraagt een structurele uitbreiding van taken in het flankerend onderwijsbeleid. De provincies zijn het best geplaatst om een aantal Vlaamse taken over te nemen en te ondersteunen (RTC, LOP, consortia, ZOF, …) en zijn goed georganiseerd om interprovinciaal af te stemmen op elkaar. Daarenboven is hun werking transparant en vinden zij in de provincieraad een democratisch verkozen controleorgaan.
20