MELKERT MISLEIDDE BEATRIX MuskensBroden op doktersRecepten worden voedselbanken
Nizaar Makdoembaks Het Tribunaal Mission: 5
Colofon ISBN: 978-90-810890-3-6 eerste druk 2007 © Nizaar Makdoembaks
Dit boek is een uitgave van Het Tribunaal Het boek is te bestellen via het mailadres:
[email protected]
Bij de omslagfoto’s: 1. Koningin Beatrix in gesprek met de heer Harrald Axwijk (voorzitter StIDA, rechts) bij haar bezoek in 2000 in de Bijlmermeer (Arena Academie) Foto: Jan van der Woning, multimedia audiovisueel fotografie 2. Mgr. M.P.M.M. Muskens, de bisschop van Breda, in de raadzaal van de Bijlmermeer (Amsterdam-Zuidoost), bij de beëdiging in 1998 van Nizaar Makdoembaks tot gemeenteraadslid van Solidariteit Zuidoost Foto: Augusto Uitenwerf
MELKERT MISLEIDDE BEATRIX MuskensBroden op doktersRecepten worden voedselbanken
Nizaar Makdoembaks Het Tribunaal Mission: 5
“U zendt een afschrift van een stukje uit een niet nader genoemd blad, waarin wordt gesteld dat er alleen al in de Bijlmer 50.000 personen onder de ‘armoedegrens’ leven. Ik moet u zeggen dat dit artikeltje mij zeer heeft verbaasd. Het is mij ook niet duidelijk uit welke bron de betreffende arts zijn gegevens heeft geput en wat hij onder armoedegrens verstaat. (...) (...) (...) Het beeld dat door de betreffende arts wordt geschetst vind ik nogal tendentieus en niet tot harde gegevens herleidbaar. Het artikeltje geeft in ieder geval geenszins de realiteit van de Nederlandse samenleving weer. Graag spreek ik de hoop uit dat ik uw zorg op dit gebied heb kunnen wegnemen,” aldus minister Ad Melkert aan o.a. het kabinet der Koningin.
INHOUD
INLEIDING
17
I PROLOOG 1.1 ‘DE LEUGEN REGEERT’ 1.1.1 DE LEUGENS VAN DE PARTIJ VAN DE ARBEID 1.2 ARMOEDE DOOR WERKLOOSHEID 1.2.1 BURGEMEESTER COHEN (PVDA) WORDT TE LAAT WAKKER 1.2.2 ARMOEDE EN MUSKENSBRODEN 1.2.3 MASKERING VAN ARMOEDE 1.2.4 MELKERTBANEN ALS WERKGEVERSSUBSIDIE EN MASKERING VAN ARMOEDE 1.2.5 SLOPEN VAN WIJKEN ALS STEUN AAN DE BOUWSECTOR EN MASKERING VAN ARMOEDE 1.3 ARMOEDE EN GEZONDHEID 1.3.1 HUISARTSEN ZUIDOOST NEGEREN SOCIALE VRAAGSTUKKEN II
21 21 22 25 25 26 27 27 28 28 29
MELKERT LEGT BASIS VOOR VOEDSELBANKEN 32
2.1 MUSKENS EN ARTSEN NAAR PARLEMENT IN STRIJD TEGEN ARMOEDE PREMIER KOK KOMT ZIJN BELOFTE NIET NA 32 2.2 MINICONFERENTIE MET BISSCHOP MUSKENS EN PROFESSOR COUTINHO CONFRONTERENDE NOODOPROEP IN AMSTERDAMZUIDOOST 34 2.2.1 MUSKENS LEGT VERBAND TUSSEN ARMOEDE EN REBELSE JEUGD 37 III
MELKERT EN KOK NEGEREN OPROEP ARTSEN EN BISSCHOP MUSKENS ZIEKTEN DOOR ARMOEDE EN TWEEDELING IN ACHTERSTANDSWIJKEN
39
3.1 ALTERNATIEVE TROONREDE VOOR DE ZIEKEN IN ARME WIJKEN: ‘DE ZORGREDE’ 39 3.2 POLITIEK KAN ARMOEDE IN NEDERLAND NIET MEER ONTKENNEN 41 3.2.1 PRONKS PVDA INTRODUCEERT SPREIDINGSBELEID VOOR KANSARMEN IN DE BIJLMER 42 3.2.2 MUSKENSBRODEN OP DOKTERSRECEPTEN WORDEN VOEDSELBANKEN 44 3.2.2.1 SOCIAALDEMOCRAAT WIM KOK ‘GRONDLEGGER’ VAN VOEDSELBANKEN 45 3.2.3 TOENAME ARMOEDE: NA VOEDSELBANKEN OOK KLEDINGBANKEN 46 IV BEATRIX KRIJGT BRIEVEN UIT ZWITSERLAND OVER HONGER IN HET WELVAREND NEDERLAND
48
4.1 KONINGIN BEATRIX: BRIEF I MINISTER MELKERT VAN SOCIALE ZAKEN 48 4.1.1 REKENKAMER KRAAKT ARMOEDEBELEID PAARSE KABINETTEN AF 52 4.1.2 OOK HET SOCIAAL CULTUREEL PLANBUREAU LAAT WEINIG HEEL VAN HET PAARSE ARMOEDEBELEID 52 4.1.3. MELKERT MAAKTE ZICH KWETSBAAR DOOR TE WIJZEN OP ZIJN DOELLOZE NETWERKFUNCTIES 53 4.1.4 SOCIALE DIENSTEN HOUDEN VOOR BIJZONDERE BIJSTAND HANDEN OP DE KNIP 54 4.1.5 LEERZAME CASUS BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MINISTER MELKERT 54 4.1.6 GEZINNEN MET KINDEREN DE DUPE VAN MELKERTS ARMOEDEBELEID 55 4.1.7 HONDERDEN GEZINNEN AFHANKELIJK VAN VOEDSELBANKEN 57 4.1.8 MELKERTS AMSTERDAMSE COLLEGA ONDERSCHRIJFT TEKORTKOMINGEN VAN PAARSE KABINETTEN 57 4.1.9 GEMEENTEN VAAK NIET OP DE HOOGTE VAN COMPLEXE ARMOEDEREGELINGEN 59
4.2 KONINGIN BEATRIX: BRIEF II MINISTER MELKERT VAN SOCIALE ZAKEN 4.2.1 WEDEROM GEEFT MELKERT DE ZWITSERSE BRIEVENSCHRIJFSTER EN BEATRIX EEN ONJUIST BEELD 4.2.2 MELKERT LIJKT IN DE WAR TE ZIJN, MAAR HET SCP BRENGT DE MINISTER BIJ ZIJN VERSTAND 4.2.3 RAPPORTEN BEVESTIGEN SOCIALE ACHTERUITGANG IN AMSTERDAM 4.2.4 PVDA VERANTWOORDELIJK VOOR GROEIENDE EN HARDNEKKIGE ARMOEDE 4.2.5 MELKERTBANEN RESULTEERDEN IN WERKENDE ARMEN EN WERKGEVERSSUBSIDIE OP ARBEID 4.2.6 VOORAL MIGRANTEN BLIJVEN IN HARDNEKKIGE ARMOEDE GEFIXEERD 4.3 DANKZIJ PAARSE BEZUINIGINGEN BITTERE ARMOEDE VLUCHTELINGEN 4.4 PAARS’ SOCIAAL BELEID FAALT EN RESULTEERT IN ARMOEDE EN OPKOMST PIM FORTUYN 4.4.1 MELKERT BEKENT GEFAALD TE HEBBEN EN WORDT OP EEN LEUGEN BETRAPT 4.4.2 ILLUSTRATIES VAN HET FALENDE PAARSE ARMOEDEBELEID 4.4.3 AMSTERDAMSE BURGEMEESTER COHEN (PVDA) GEEFT LATER EEN BETER BEELD OVER DE GEVOLGEN VAN DE BEZUINIGINGEN VAN DE PAARSE KABINETTEN V MELKERT EN PVDA LEGGEN BASIS VOOR STRUCTURELE ARMOEDE: WERKLOOSHEID DOOR FRAUDE MET ESF-GELDEN
60 62 62 64 65 65 66 67 70 71 71
73
76
5.1 ARBEIDSVOORZIENING EN SUBSIDIE UIT EUROPEES SOCIAAL FONDS (ESF) 76 5.1.1 WERKLOOSHEID DOOR ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN ESF-GELDEN 77 5.1.2 REKENKAMER UIT KRITIEK OP MELKERT 78
5.2 OVERHEID (CDA, PVDA) VERSPILDE HONDERDEN MILJOENEN BIJ DE VERZELFSTANDIGING VAN DE ARBEIDSBUREAUS (1991-2001) 5.3 MINISTER AD MELKERT BEZUINIGT EN MISLEIDT MET ESF-SUBSIDIES: ITALIAANSE TOESTANDEN 5.3.1 MELKERT EN DE BEL AIR-DEAL IN 1994 5.3.1.1 HOTEL BEL AIR 5.4 BEZUINIGING OP ARBEID EN ITALIAANSE TOESTANDEN GRONDSLAG VOOR STRUCTURELE ARMOEDE ONDER SOCIAAL ZWAKKEREN 5.5 MELKERT WIST AL IN 1998 VAN GEROMMEL MET EU-SUBSIDIE 5.5.1 FRAUDE OP HOOG NIVEAU, MAAR PVDA WEET VAN NIETS NIEMAND KON VERLEIDING VAN ESF-MILJARDEN WEERSTAAN 5.5.1.1 FRAUDE: SCHUIVEN MET EU-GELD WAS PUBLIEK GEHEIM 5.6 ESF IS EEN PVDA-PROBLEEM 5.6.1 NEDERLAND LOOPT TEGEN DE LAMP IN 1999: ESF-BOM BARST CRISIS ARBEIDSVOORZIENING ONDER PVDAMINISTERS 5.7 VERZELFSTANDIGING ARBVO MISLUKT ZOEKEN NAAR ZONDEBOKKEN: ACHTERGRONDEN INVAL BIJ STIDA 5.7.1. GELD BESTEMD VOOR DE AANPAK VAN HET WERKLOZENVRAAGSTUK MISBRUIKT 5.7.2 ARBVO VOERT EUROPESE WERKGELEGENHEIDSPROGRAMMA ESF UIT 5.7.3 ONREGELMATIGHEDEN EN FRAUDE BIJ UITVOERING ESF-PROJECTEN: BRUSSEL EIST ESF-GELD 5.7.4 REGIONALE ARBEIDSBUREAUS GEBRUIKEN ESF-GELD ONEIGENLIJK 5.7.5 MINISTER DOET AANGIFTE VAN FRAUDE: OPMAAT POLITIE-INVAL STIDA
78 79 81 82 86 88
88 90 91
92 93 94 95 96 98 99
5.7.6 POLITIE-INVAL STIDA ALS AFLEIDINGSMANOEUVRE EN TER GERUSTSTELLING VAN BRUSSEL 101 5.8 REKENKAMER KRAAKT MET ESF-RAPPORT HARDE NOTEN OVER DE WIJZE WAAROP MELKERT CONTROLEERDE 103 5.9 MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN BELET POLITIE EN JUSTITIE FRAUDEONDERZOEK 104 5.10 ESF-ONDERZOEK MET CONTOUREN VAN DOOFPOT: COMMISSIE KONING 105 5.10.1 COMMISSIE KONING SELECTIEF 106 VI PVDA GEBRUIKT BEATRIX EN DE BIJLMER OM GEVOLGEN ARMOEDE TE VERBERGEN
108
6.1 PATIJN DE JUISTE HEER OM BOZE BIJLMER IN HET GAREEL TE HOUDEN 108 6.2 HET KONINGSHUIS WEET DE NAZATEN VAN HUN SLAVEN IN TE PALMEN 109 6.2.2. BEATRIX BIEDT NOG GEEN EXCUSES AAN NAZATEN SURINAAMSE SLAVEN 110 6.2.3 KONINGSHUIS ONDERSTEUNT RACISTISCHE VOOROORDELEN VAN WETENSCHAPPERS 110 6.3 POLITIEK BEDENKT PIJNLIJKE SITUATIES VOOR KONINGIN BEATRIX 111 6.4 KONINGIN BEATRIX VOOR DE PVDA-WAGEN GESPANNEN 112 6.4.1 HARE MAJESTEIT LAAT ZICH MAKKELIJK VOOR BLOK ZETTEN 113 6.4.2 PAARSE KABINET DOET ONGESTRAFT GREEP IN DE KAS VOOR DUUR OVERHEIDSCADEAUTJE 114 6.4.3 PVDA-BURGEMEESTER COHEN DOET GEEN AANGIFTE TEGEN AUTOCHTONE WETHOUDER 114 6.4.4 PVDA-COMMISSARIS PATIJN GEEN ONBEKENDE VOOR HET KONINGSHUIS: CETECO-AFFAIRE 115 6.4.5. ZWART BERAAD EN STIDA ALS REACTIE OP FALEND ARMOEDEBELEID PVDA-BURGEMEESTER C.S. 115 6.4.6 BEATRIX ONTMOET AXWIJK, GRONDLEGGER EN STRIJDER TEGEN DISCRIMINATIE EN WERKLOOSHEID 116 10
6.5 HET KONINGSHUIS IN HISTORISCH PERSPECTIEF 6.5.1 BEATRIX EN WILLEM ALEXANDER NAAR DE BIJLMER GEDIRIGEERD 6.5.2 MYTHE ROND NEDERIGHEID VAN SLAVENNAZATEN VOOR DE MONARCHIE 6.5.3 KONING WILLEM II WAS TEGEN DE AFSCHAFFING VAN SLAVERNIJ 6.5.4 EX-SLAVEN IN VERLEIDING VII ONDERMAATS ONDERWIJS LEGT BASIS VOOR ARMOEDE 7.1 WERKLOOSHEID EN ARMOEDE DOOR TWEEDELING IN ONDERWIJS 7.1.1 ZWARTE SCHOLEN LEGGEN BASIS VOOR ARMOEDE 7.1.2 ONDERWIJS ARENA ACADEMIE: POLITIEK SCHANDAAL IN ARMOEDEBESTRIJDING VIII ONDERWIJS-URBAN-PROJECT: STICHTING ARENA ACADEMIE 8.1 ARENA ACADEMIE EN HET VERRAAD VAN HET ZWART BERAAD 8.2 ONDERWIJS ALS MELKKOE VOOR HBO/VMBOFRAUDEURS DE ONDERGANG VAN DE ARENA ACADEMIE 8.2.1 HBO-FRAUDEURS EN HOGER ONDERWIJS 8.2.2 VMBO-FRAUDEUR EN ARENA ACADEMIE 8.3 FRAUDE PVDA-DIRECTEUR ARENA ACADEMIE: DE ZAAK 8.4 VU: FRAUDEONDERZOEK ARENA ACADEMIE DEUGT NIET WETHOUDER PAULINE KRIKKE WEIGERT FRAUDEONDERZOEK 8.5 MEDE DOOR FRAUDE VALLEN RESULTATEN ARENA ACADEMIE TEGEN
11
117 118 120 121 122 123 123 125 126 128 128 129 130 130 131
133 135
IX MELKERT ONDER POLITIEKE DRUK: POLITIEACTIE STIDA IS BLIKSEMAFLEIDER 9.1 POLITIEK DEN HAAG HUIVERIG: STIDA GAF ARMOEDE EEN POLITIEK GEZICHT 9.2 OPENBAAR MINISTERIE BESLUIT TOT POLITIE-INVAL 9.3 BIJLMEROPROER LEGT VIADUCT BIJLMERDREEF IN DE AS 9.4 STIDA-INVAL ALS ESF-EXCUUS? 9.5 BLUNDERS OVERHEID IN ZAAK STIDA
136 136 137 138 139 141
X MELKERT EN VAN THIJN MAKEN KNIEVAL VOOR BIJLMERBEWONERS EN STIDA-DIRECTEUR HARRALD AXWIJK: EEN MINUUT STILTE 143 XI PVDA = GEEN PARTIJ VOOR DE ARMEN HET LEVEN VAN NEDERLANDERS ONDER HET MINIMUM 145 11.1 MINISTER MELKERT MISLEIDT WERKZOEKENDE ARMEN HET KWARTJE VIEL NA FORTUYN EN DE KAMERVERKIEZINGEN VAN 2002 11.2 PVDA EN WIM KOK LEGGEN BASIS VOOR STRUCTURELE ARMOEDE ONDER SOCIAAL ZWAKKEREN VAN NIET-WESTERSE AFKOMST 11.3 PVDA EN WIM KOK NEMEN AFSTAND VAN DE SOCIALISTISCHE IDEOLOGIE EN VERGROTEN DE KLOOF TUSSEN RIJKEN EN ARMEN XII
147 147 149
ARMOEDE DOOR UITSLUITING VAN ARBEID` 152
12.1 ARMOEDE DOOR ARBEIDSDISCRIMINATIE MIGRANTEN 12.1.1 BEATRIX EN TOPPOLITICI NEMEN STELLING TEGEN RACISME EN DISCRIMINATIE 12.1.2 ANONIEMEN BEKENNEN GEEN KLEUR 12
153 154 155
12.1.3 SELECTIE VOOR ARBEID BEGINT REEDS IN HET ONDERWIJS 12.1.4 OOK HOOGOPGELEIDE KLEURLINGEN BLIJVEN WERKLOOS OF HEBBEN LAGERE LONEN 12.1.5 CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK ZIET HET SOMBER IN VOOR MIGRANTEN 12.2 UITSLUITING: WEINIGEN UIT DE BIJSTAND NAAR WERK 12.2.1 KOSTEN/BATENANALYSE: MIGRANTEN EEN KOSTENPOST? 12.2.2 MINISTER REKENT ZICH RIJK MET GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTEN 12.3 DISCRIMINATIE BIJ ZOEKEN NAAR STAGEPLAATS EN WERK 12.4 ANONIEME SOLLICITATIE NAAR FRANS VOORBEELD TEGENGEWERKT 12.4.1 ANONIEM SOLLICITEREN BIJ STADSDEEL WESTERPARK 12.5 MINISTER ONTKENT BESTAAN VAN WERKENDE ARMEN 12.6 AMSTERDAM-ZUIDOOST FAALT IN TERUGDRINGEN VAN ARMOEDE URBAN- EN ESF-GELDEN MISBRUIKT XIII ARMOEDE IN NEDERLAND MUSKENSBRODEN OP DOKTERSRECEPTEN WORDEN VOEDSELBANKEN 13.1 DEFINITIES VAN ARMOEDE 13.2 BEZUINIGING PAARS LEIDT TOT STRUCTURELE ARMOEDE 13.2.1 FINANCIËLE PROBLEMEN 13.2.2 BRODEN OP RECEPT EN VOEDSELBANKEN 13.2.3 VOEDSELBANKEN IN NEDERLAND 13.2.4 HUISARTSEN SCHRIJVEN MAALTIJDEN OP RECEPTEN VOOR 13.3 POLITIEK IS NERVEUS OMDAT VOEDSELBANKEN ARMOEDE ZICHTBAAR MAKEN 13
156 158 160 160 161 162 163 164 166 166 169
171 171 172 175 176 177 179 180
13.4 POPULATIE VAN RISICOGROEPEN 180 13.5 ARMOEDE BLIJFT GROEIEN IN SPECIFIEKE GROEPEN 182 13.5.1 EENOUDERGEZINNEN EN ALLEENSTAANDEN IN DE BIJSTAND 184 13.6 DALING ARMOEDE IN 2006 GELDT NIET VOOR NIET-WESTERSE MIGRANTEN 185 13.7 KERK IN ACTIE TEGEN ARMOEDE 186 13.8 DRAMATISCHE GEVOLGEN VAN STRUCTURELE ARMOEDE 187 13.8.1 GAS EN ELEKTRICITEIT AFGESLOTEN 188 13.8.2 WATER AFGESLOTEN 190 XIV
SCHULDHULPVERLENING
14.1 NEDERLANDER DIEPER IN RODE CIJFERS 14.2 MEER BANKSCHULDEN EN WINKELKREDIETEN 14.2.1 WINKELKREDIETEN JAGEN MINIMA OP HOGE KOSTEN 14.2.2 PANDHUIZEN BELENEN TEGEN WOEKERRENTES 14.3 SCHULDHULPVERLENING EN VOEDSELBANK 14.4 GEMEENTEN NIET SUCCESVOL IN SCHULDHULPVERLENING XV
KINDERARMOEDE
191 192 192 193 195 196 198 200
15.1 OOK IN NEDERLAND AMERIKAANSE EN AFRIKAANSE TOESTANDEN 201 15.2 SOCIALE SITUATIE VAN KINDEREN 202 15.3 MINIMA MET KIND FINANCIEEL IN DE KNEL 203 15.4 SCHOLEN EN ARMOEDE: ANTROPOLOGE T. VAN DER HOEK EN PUBLICATIE UNICEF 204 15.4.1 SPORT SOMS TE DUUR VOOR KINDEREN 205 XVI
ARMOEDE IN AMSTERDAM
207
16.1 PVDA-WETHOUDERS GEVEN ELKAAR DE SCHULD VAN FALEND BELEID 208 14
16.1.1 PVDA-WETHOUDER VAN DER AA DRINGT IN ZIJN BELEID INVLOED MIGRANTEN TERUG 16.1.2 GEMEENTE GOOIT GELD VAN ARMEN OVER DE BALK MEGABANENFLOP LEVERT PVDA-WETHOUDER GEEN WINDEIEREN OP 16.2 ABOUTALEBS RE-INTEGRATIEBELEID HIELD WERKLOZEN AAN HET LIJNTJE 16.3 GROTESTEDENBELEID RESULTEERT IN TOENAME ARMOEDE 16.3.1 ERNSTIGE SOCIAAL-MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN SCHULDEN 16.3.2 GEZINNEN IN ARMOEDE 16.3.3 SCHULDHULPVERLENING AAN MENSEN MET EEN MINIMUMINKOMEN 16.4 VOEDSELBANK IN BIJLMERMEER: BASISSCHOOL DE POLSSTOK XVII
CONCLUSIE EN AANBEVELING
17.1 ARMOEDEBESTRIJDING IN BASISPAKKET ZORGVERZEKERAARS: ‘BRODEN OP RECEPT’ 17.2 VOORKEURSBEHANDELING VANWEGE ARMOEDE
209
210 212 215 217 219 221 223 225 225 226
/////////////////////////////////////////
BIJLAGEN
BIJLAGE I 1 ARTSEN, SPECIALISTEN EN GGD NEGEREN BIJLMERARMOEDE 2 ARMOEDE, CHRONISCHE ZIEKTEN EN KORTERE LEVENSVERWACHTING
15
227 229
BIJLAGE II FALENDE MIGRANTENHULPVERLENING BUITEN KANTOORUREN IN DE BIJLMER 1 INLEIDING 2 POLITIECOMMISSARIS: BIJLMER EEN STORTPLAATS VAN MENSELIJK AFVAL TWEEDELING IN VEILIGHEID EN DIENSTVERLENING 3 GEDOOGDE CRIMINALITEIT EN FALENDE HULPVERLENING 4 NACHTDIENST MET EEN BODYGUARD
234 236 239
243
BIJLAGE IV
GEMEENTELIJKE BEZUINIGINGEN EN INTERNE PROBLEMATIEK VERANTWOORDELIJK VOOR BELEID GGD
223
BIJLAGE III
GGD EN STADSDEEL AMSTERDAM-ZUIDOOST: MEDISCH VOORLICHTINGSPROJECT UBO: WETHOUDER EN GGD WIJZEN PLANNEN AF
223
245
BIJLAGE V
BESTUURLIJKE PROBLEMEN GGD ACHTER HET IJZEREN GORDIJN
254
BIJLAGE VI
BROODRECEPTEN: BETAALDE FACTUREN
255
NOTENLIJST (BRONVERMELDINGEN)
257
16
INLEIDING
Het was in 1995 dat koningin Beatrix in haar troonrede voor het eerst sprak over armoede in Nederland. En niet veel later verscheen de armoedenota van de toenmalige minister Melkert. Hoewel de armoede in Nederland natuurlijk al veel langer bestond, staat het onderwerp sindsdien op de politieke agenda. (Zie notenlijst nummers 1 en 2.) In deze studie toon ik aan dat ons staatshoofd, Hare Majesteit koningin Beatrix, in 1998 door haar minister van Sociale Zaken, de heer Ad Melkert, voorzien werd van onjuiste en niet op waarheid berustende informatie over de armoede in Amsterdam. De grote bezuinigingen samen met de fraude van Paars I met gelden van het Europees Sociaal Fonds (ESF) verklaren de armoede en het leed in de onderklasse. Ik pleit ervoor om voedselverstrekking als preventieve zorg in het basispakket van zorgverzekeraars op te nemen. Financiering moet uit de pot van probleemwijken van PvdAminister Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie) komen. Zij gaat de komende tien jaar jaarlijks 250 miljoen euro besteden in probleemwijken aan onder andere sociale activiteiten, dit op basis van achterstandscijfers (o.a. van werkloosheid en scholingsniveau). (3; 4) Melkert bagatelliseerde de noodzaak van mijn Muskensbroden op doktersReceptenproject ter verlichting en openbaarmaking van het leed en de armoede onder kinderen in zijn verslag aan koningin Beatrix. In mijn rol als huisarts en armoedebestrijder vernederde de minister mij en deed het Broodproject af als een actie van Solidariteit Zuidoost in het kader van de verkiezingscampagne. Opmerkelijk is dat de koningin deze leugens accepteerde, waardoor de armoede anno 2007 onrustbarende proporties heeft aangenomen. Het aantal door armoede getroffen gezinnen (met kinderen!) is aanzienlijk gestegen. 17
De levensverwachting van relatief rijke mensen met een hoge opleiding en baan is al vijf jaar langer dan die van armere mensen, maar door het kwaliteitsverschil van het leven van armere mensen met een lage opleiding, zonder werk en wonend in een achterstandswijk wordt hún leven in gezondheid nog eens met tien jaar extra verkort. (5; 6) In 1998 toonden de kille cijfers van de Armoedemonitor van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek dat de armoedebestrijding door Paars weinig resultaten had opgeleverd. Rond één miljoen huishoudens bevond zich op of onder het sociaal minimum; een half miljoen kinderen groeide op in een arm gezin. (1) Een Kamermeerderheid (PvdA, CDA en Groen Links) wilde dat het tweede paarse kabinet een reeks extra maatregelen voor armoedebestrijding zou nemen. (7) Pas een paar dagen na de door Beatrix voorgelezen troonrede in 2007, beloofden de regering en een PvdA-Kamerlid actie te zullen gaan ondernemen voor de 310.000 kinderen in Nederland die nog steeds in armoede leefden. (8; Radio I Journaal, 19 september ’07) Echter: de rampzalige gevolgen van de bezuinigingen van Paars zijn hardnekkig gebleken en galmen nog na. Het SCP bevestigt dat de leefsituatie van de Nederlandse burger (lees: autochtoon, NM) de afgelopen tien jaar over de gehele linie is verbeterd, maar dat er bevolkingsgroepen zijn met een slechte financiële situatie – met name bij mensen met een inkomen onder de lage inkomensgrens, niet-werkenden, niet-westerse allochtonen en mensen met een lage opleiding. (9) De Raad van Economische Adviseurs van de Tweede Kamer – bestaande uit zes vooraanstaande universitaire economen – bevestigt dat de Nederlandse arbeidsmarkt onder meer langdurige werkloosheid en discriminatie naar etniciteit kent en dat het Nederlandse niveau van discriminatie tot de ‘hoogste in Europa’ behoort. (10) De oorzaken van armoede zijn alom bekend. Leden van minderheden worden in een aantal lidstaten van de Europese Unie (EU) vooral achtergesteld op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en huisvesting. Dit blijkt uit een rapport van het in Wenen gevestigde Agentschap van de EU voor Fundamentele Rechten (FRA), het 18
voormalige Europese Waarnemingscentrum voor racisme en xenofobie. Nederland telt volgens het rapport na België, Luxemburg en Finland overigens de hoogste werkloosheid onder niet-westerse migranten. (11) Ruim 440 miljoen euro aan ESF-subsidies werden door het eerste paarse kabinet niet voor concrete werkgelegenheidsprojecten gebruikt zoals de Europese Commissie had geëist, maar om Haagse bezuinigingen te compenseren. (12) Reden was dat minister Melkert van Sociale Zaken door bezuinigingsmaatregelen op arbeidsgebied in een spagaat terechtgekomen was met zijn sociale partners. Ad Melkert was medeverantwoordelijk voor Italiaanse toestanden (fraude, NM) en kon de gevolgen van de omvangrijke bezuiniging op het gebied van werkgelegenheid niet opvangen. Eind 1994 paste Melkert een begrotingstruc toe. (13; 14) Niet alle ESF-miljarden uit deze periode 1994-1999 die bedoeld waren voor scholing en re-integratie kwamen op die plekken terecht. (13) Met de politie-inval op StIDA, een uitvoerder van ESF-gesubsidieerde banen, trachtte Ad Melkert de aandacht van de ESF-fraude door Sociale Zaken van zich af te wenden. Paars I (1994-1998) boekte 1,6 miljard bezuinigingen in op arbeidsvoorziening. Werkgevers- en werknemersorganisaties dreigden met juridische acties, stakingen en opstappen. Maar vlak voor Kerst 1994 kwamen de sociale partners samen in het Haagse hotel Bel Air. In de onderhandelingen sloot Melkert een deal met: Stekelenburg (FNV), Westerlaken (CNV), Rinnooy Kan (VNO), Blankert (NCW) en Kamminga (MKB). De bezuiniging bleef overeind. In ruil daarvoor wees de minister de sociale partners op het ESF-fonds. Ook Van der Beek, voorzitter van arbeidsvoorziening, verklaarde in mei 2001 dat volgens Melkert de bezuiniging deels kon worden opgevangen door gebruik te maken van ESF-gelden. En in juli 2001 meldden bovendien sociale partners dat niet alleen Melkert, maar ook premier Kok eerder eenzelfde suggestie had gedaan. (15). Uit dit potje van arbeidsvoorziening was volgens de accountant “bij voortduring geld doorgesluisd naar de eigen middelen.” (16) 19
Het is niet verwonderlijk dat de heer Ad Melkert, in 2007 in functie bij de ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties (UNDP), door het gezaghebbende Amerikaanse blad The Wall Street Journal van lafheid beticht wordt. (17) Bovendien komt deze voornoemde toonaangevende krant tot de conclusie dat Adrianus Petrus Wilhelmus Melkert “een glibberige Nederlander is, die het met de waarheid niet zo nauw neemt.” (18) Deze lafheid toonde Melkert ook in 2001 als PvdA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer aan zijn eigen partijgenoot premier Wim Kok. Hij vond dat Kok tijdens zijn leiderschap van de PvdA niet altijd voldoende de koers van de partij had bepaald. (…) “Wim heeft in zijn Den Uyllezing (in 1994, red.) laten zien dat de ideologische veren moesten worden afgeschud. Maar dat daaronder nog een hart klopte, of dat er weer wat zou aangroeien, aan dat perspectief heeft het soms ontbroken,” aldus Melkert. (19) Ook heeft Ad Melkert tot tweemaal toe, namelijk eerst in het kader van de Bijlmer- en later de Bouwfraude-enquête, zijn fractiegenoot Rob van Gijzel publiekelijk vernederd en hem een spreekverbod opgelegd. Dit om te voorkomen dat de ministers Borst respectievelijk Korthals in verband met hun falend beleid zouden moeten aftreden. (20) Ad Melkert ligt zwaar onder Amerikaans vuur bij de UNDP. Hij wordt beschuldigd van slecht management en van het wegwerken van een Albanees die uit de school klapte over misstanden bij de missie in Noord-Korea. De oud-PvdA-leider stopte volgens de medewerker alles in de doofpot en regelde dat de klokkenluider geen nieuw contract kreeg aangeboden. (21)
20
I
PROLOOG
Als huisarts in Amsterdam maakte ik in 1998 de onderklasse van Nederland als een van de puinhopen van de sociaaldemocraten zichtbaar. Europa en koningin Beatrix waren getuige van de gevolgen van het onthouden van gelijke rechten aan nietwesterse migranten. Na aanvankelijke ontkenning van PvdAminister Melkert en zijn kabinet van het bestaan en van de ernst van achterstelling in voeding, onderwijs, arbeid, en gezondheid, beloofde de regering met een armoedebeleid het tij te keren. Echter, in 2007 is de armoede omvangrijker en erger geworden en is de kloof tussen rijk en arm, blank en zwart, nog nooit zo groot en zichtbaar geweest. Bij de presentatie van de begroting voor 2008 constateerde burgemeester Job Cohen van Amsterdam onder meer dat “de situatie alleen maar slechter geworden is om de segregatie langs scheidslijnen van huidskleur, afkomst, inkomen en onderwijs op te heffen.” Zijn wethouder Asscher (PvdA, Financiën) die veel geld heeft vrijgemaakt om armoede en onveiligheid in de stad aan te pakken, bevestigde dat in sommige buurten de helft van de kinderen geen Cito-toets kan doen en “dat deze achterstand een kleur heeft gekregen.” (22) 1.1
‘DE LEUGEN REGEERT’
Brood op doktersRecept voor armen en toprestaurant met subsidies voor rijken MINISTER MELKERT MISLEIDT KONINGIN BEATRIX Begin 1998 maakte de Algemene Nederlandse Persdienst wereldkundig dat ik als huisarts in de Bijlmermeer aan arme patiënten brood op recept verstrekte. Twintig Surinaamse puntjes en een heel brood. Kinderen gingen met een lege maag naar school en de politiek keek de andere kant uit. In binnen- en buitenland besteedden de media massaal aandacht aan 21
dit MuskensBroden op doktersReceptenproject en de armoede onder de sociaalzwakkeren in Nederland. In Den Haag en Amsterdam stelde de Nederlandse overheid alles in het werk om de beschreven situatie en verschijnselen te bagatelliseren. Ook koningin Beatrix werd vanuit Zwitserland in haar hoedanigheid als staatshoofd benaderd om tekst en uitleg te geven. Zij schoof de hete aardappel naar de minister van Sociale Zaken en Arbeid, de heer Melkert, die door de koningin voor 100 procent vertrouwd werd, waardoor zij naar hem toe minder kritisch was dan zoals zij dat wel was naar de Nederlandse media. Met haar uitspraak ‘De leugen regeert’ maakte ze wereldnieuws. (23) Zij liet zich al te gemakkelijk op het verkeerde been zetten door Melkert. Bijna tien jaar later is de armoede alleen maar omvangrijker en ernstiger geworden. 1.1.1 DE LEUGENS VAN DE PARTIJ VAN DE ARBEID ONDER HET MOM VAN BIJDRAGE AAN GEZOND EETPATROON In de zomer van 2005 was er schokkend nieuws voor de honderden arme bewoners van de Bijlmer die afhankelijk waren van de voedselbank van mevrouw Mac Nack. Zij vernamen dat hun stadsdeel EU-subsidie overhad voor een zeer duur restaurant. Voor de zakelijke en particuliere bovenlaag is in 2005 in Amsterdam-Zuidoost aan de oever van de Gaasperplas het Zomerrestaurant van start gegaan. Het is het domein van de chefs van gerenommeerde restaurants als Bokkedoorns, Christophe en Ciel Bleu. De prijs per couvert bedraagt 45 euro. (24) Het stadsdeel Zuidoost betaalde de helft van de totale investering en verstrekte voor dit toprestaurant een subsidie van € 140.000. Een belangrijk deel van het budget kwam uit het Hermezfonds, een potje van de Europese Unie (EU) voor de versterking van stedelijk gebied. De verdeling van de gelden is door de EU neergelegd bij de gemeenten zelf. In juli 2005 maakte de afdeling Economische Zaken van het stadhuis bekend dat het project Culinair Gaasperplas, ondergebracht in de categorie ‘city promotion en toerisme’, op € 110.000 kon rekenen. (24) Om in aanmerking te komen voor de subsidie, had Zuidoost in de aanvraag de ideële motieven van het Zomerrestaurant dik aangezet. 22
De komst van een tijdelijk toprestaurant zou een bron van inspiratie zijn voor locale horecaondernemers. Zo zou moeten blijken welke producten aanslaan bij de markt en welke participanten geschikt zijn voor het ondernemerschap. Een ander argument was het aanleren van een lekker en gezond eetpatroon. Het eetpatroon van de allochtone bevolking in het stadsdeel was vrij eenzijdig, hetgeen leidde tot een groot aantal diabetici in Zuidoost (werkloosheid, armoede, en stress veroorzaken voedselbanken, bloeddruk en diabetes mellitus, NM). Dat leek een onnodige les voor verwende eters die zich een maaltijd van 100 euro konden veroorloven. (24) Dit gezondheidsargument deed denken aan een verordening van de gemeente Amsterdam. In 2004 nam de gemeenteraad van Amsterdam een ‘bijzondere subsidieverordening integratie en participatie’ aan. Als criterium voor het verkrijgen van subsidie door vrijwilligersorganisaties gold voortaan dat ze zich ten doel moesten stellen ‘het bereiken van meer dan één etnische minderheid’ of het bevorderen van ‘de acceptatie van homoseksuelen door etnische minderheden’ of ‘participatie van vrouwen uit etnische minderheden’ of ‘het tegengaan van seksueel en huiselijk geweld tegen vrouwen uit etnische minderheden’. Terecht merkte journalist John Jansen van Galen toen op dat ‘zulke activiteiten vooropstellen als criterium voor subsidieverlening gelijk staat aan uitlokking van fraude, of minstens misleiding’. (24) In oktober 2006 gaf staatssecretaris Van Gennip (Economische Zaken) toe dat de controle op de besteding van 900 miljoen euro Europese subsidies voor regionale ontwikkeling tekortschoot. (26)
GESCHIEDENIS HERHAALT ZICH IN OMGEKEERDE RICHTING Koningin Beatrix en minister Melkert maakten in wezen dezelfde aspecten van armoede mee welke zich in historisch perspectief in omgekeerde richting voltrokken. (27): ‘De 17-jarige Jan Poppen uit Amsterdam voer samen met zijn vader op Sint-Christoffel (Caribisch gebied, NM). In december 1664 schreef hij een brief aan zijn nicht Elsje Schonhoven te Amsterdam. Zij 23
zorgde voor zijn moeder die in armoedige omstandigheden verkeerde. Jan: “Gij schrijft mij dat mijn moeder zo in armoede leeft, dat als gij het niet deed, dat zij haast van honger en dorst zou omkomen.” Voor Jan viel het moeilijk te verkroppen dat men er in Amsterdam van uitging dat hij en zijn vader in weelde leefden. Dat was allerminst het geval. Jan: “Denk maar vrij dat mijn vader en ik ook niet genoeg de kost krijgen. Dan is het hier wat verlies, dan is het daar wat verlies. En altijd is het verlies. Stel je eens voor hoe het hier toegaat! (…) Verder zou het beter zijn dat alle mensen zich bemoeien met hun eigen zaken. Maar ik weet niet waarom de mensen zo liegen, dat ze zeggen dat hij (vader) daar (op Sint Christoffel) vrijburger is. En dat is niet waar!” “Sint-Christoffel – tegenwoordig St. Kitts – was een Caribisch eiland, tien kilometer ten zuiden van Sint-Eustatius, waar de Engelsen en Fransen de Spanjaarden hadden verdreven. Zij legden er tabaks- en later suiker- en katoenplantages aan. Nederlanders onderhielden intensieve handel met dit eiland. Zij brachten gebruiksvoorwerpen, levensmiddelen en luxeartikelen aan en voeren terug met suiker, tabak, katoen en indigo. Daarnaast onderhielden ze de onderlinge handel tussen Sint-Christoffel en andere Caribische eilanden, waar Curaçao en Sint-Eustatius de belangrijkste Nederlandse vestigingen werden.” (27) Uit een andere brief van Jan Poppen, geschreven op dezelfde dag aan zijn moeder: (27): “Men schrijft mij dat gij (moeder) zo armoedig leeft dat de mensen er schande van spreken. Ik heb daarover met mijn vader gesproken en hij zei dat hij jou goederen gestuurd heeft, maar desalniettemin heeft hij mij last gegeven om wat suiker aan u te sturen. (…) Ik zal altijd mijn best doen, al wat ik kan, want ik weet dat ik het schuldig ben.” (27) De meeste niet-westerse migranten hebben, netals Jan Poppen in de 17e eeuw, om economische redenen voor Nederland gekozen. Terwijl de thuisblijvers gouden bergen verwachten van hun familie in het beloofde land, proberen de emigranten hun hoofd boven water te houden. De berichten over tegenslagen en armoede bereiken het thuisfront niet. Over en weer wordt veel verzwegen en langdurig gelogen om de schande van mislukking en armoede te overwinnen. 24
1.2
ARMOEDE DOOR WERKLOOSHEID
Niet minister Ad Melkert of koningin Beatrix, maar bisschop Tiny Muskens heeft de publieke aandacht weten te vestigen op de arme kant van Nederland. (28) Via de Raad van Kerken voeren de kerken sinds eind jaren tachtig campagne ten behoeve van ‘de Arme Kant van Nederland’. Maar de kerken vinden al die jaren geen gehoor bij de politieke leiders van kabinetten met of zonder PvdA. (28) De hoge werkloosheid ten gevolge van discriminatie onder nietwesterse migranten is een belangrijke verklaring voor de armoede onder deze mensen. En alleen omdat de werkgevers vast blijven houden aan oude vooroordelen. Allochtonen zijn anders, dus lastig, een risico, en je moet flink investeren voor ze meedraaien. Dat beeld leeft nog volop bij werkgevers, zegt Justus Veenman, bijzonder hoogleraar arbeidsmarkt en maatschappelijke ongelijkheid in Rotterdam. (29) Veenman meent dat deze beelden het felle verzet van werkgevers tegen de wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen, (BEAA) verklaren. (29) En om de werkgevers tegemoet te treden kondigde minister Ad Melkert van Sociale Zaken eind 1996 aan de wet BEAA te zullen veranderen. (29) 1.2.1. BURGEMEESTER COHEN (PVDA) WORDT TE LAAT WAKKER Pas in 2006 vraagt burgemeester Cohen van Amsterdam aandacht voor het vraagstuk van de armoede in de hoofdstad en nu zonder het probleem te bagatelliseren. Hij stelt een structurele kwestie aan de orde. Cohen: “Zodra mensen niet alleen arm zijn maar ook structureel kansarm, dan moeten wij als samenleving ingrijpen.” Job Cohen erkent dat multi-etnische Amsterdam een gesegregeerde stad dreigt te worden, waarin sommige migrantengroepen met blijvende achterstand kampen en in relatieve armoede leven. (30; 31) Bestrijding van armoede en sociale ongelijkheid wordt daarmee een zaak van levensbelang, ook voor de beter gesitueerde burger. Echte emancipatie zal pas mogelijk zijn als de samenleving minderheden 25
in staat stelt zich op te werken. Dat is pas mogelijk bij een betere toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt. Job Cohen: “Werk is hét middel tot integratie. Die kansen worden nog lang niet genoeg benut. Discriminatie op de arbeidsmarkt speelt hierin een rol.” (30; 31) De door de ILO, de VN-organisatie voor arbeid, bekritiseerde en anno 2007 nog steeds vaak voorkomende discriminatie op de werkvloer en de arbeidsmarkt, wordt door de Nederlandse minister van Sociale Zaken, Donner (minister van Justitie, 2002-2006), erkend. (32) Na gesprekken in het land concludeert Donner dat discriminatie niet alleen het resultaat is van vooroordelen. “Ook ingesleten clichés bij de werving en selectie van werknemers, spelen een rol,” aldus Donner. (33) 1.2.2 ARMOEDE EN MUSKENSBRODEN Het ministerie van Sociale Zaken gaf o.a. prof. dr .G. Engbersen, hoogleraar sociale ongelijkheid aan de universiteit van Utrecht, opdracht jaarrapporten over armoede in Nederland te maken. Ruim een jaar vóór mijn MuskensBroden op doktersReceptenproject, op 22 oktober 1996, ontving minister Melkert van Sociale Zaken het eerste jaarrapport ‘Arm Nederland’. Uit het rapport blijkt dat ongeveer 22.000 huishoudens te weinig geld hebben om elke dag te kunnen eten. Een grotere groep van 43.000 huishoudens kan zich door geldgebrek niet elke dag een warme maaltijd veroorloven. Ruim een half miljoen mensen met een minimuminkomen kunnen geen nieuwe kleding kopen. (33) “Dit rapport is een ondersteuning van de uitspraak van bisschop Muskens dat de armoede in Nederland zodanig is, dat dat het stelen van een brood rechtvaardigt,” zegt prof. dr. G. Engbersen. (33) Engbersen, die al veel onderzoek heeft gedaan naar armoede in Nederland, zegt geschrokken te zijn van het feit dat in “Nederland mensen zijn die soms geen eten kunnen kopen en dus in feite honger hebben.” (33) Ook het bestaan van zogenaamde ‘uitkeringswijken’, waar veertig 26
procent van de mensen van een uitkering leeft, was voor prof. Engbersen een nieuw fenomeen. Het rapport maakte melding van vijftig van deze buurten, waarvan de helft in Rotterdam ligt, zeven in Den Haag, zes in Amsterdam en twee in Utrecht. (33) 1.2.3 MASKERING VAN ARMOEDE Politici zijn handig in het onzichtbaar maken van groepen met problemen. Soms doen ze dat letterlijk. Bijvoorbeeld met arme groepen migranten die psychiatrische ziektebeelden ontwikkelen. Dure behandelingen in psychiatrische klinieken worden hen onthouden door hen onbehandeld in gevangenissen (34) te verstoppen. Oud-vicepremier Dijkstal (VVD) krijgt gelijk. De onderzoekers Martin Moerings en Miranda Boone, respectievelijk van de universiteit van Leiden en van Utrecht, concluderen in 2007 dat Nederland is “verworden tot een land dat zijn problemen met minderheidsgroepen en probleemgroepen oplost door hen op te sluiten.” (35) En om het beeld van de politiek nog fraaier te maken, probeert ze de bal terug te kaatsen naar de nog niet opgesloten burgers. Bos’ PvdA stelt “strengere eisen aan migranten, ze moeten productief zijn en krijgen niet meer meteen alle sociale rechten.” (36) 1.2.4 M ELKERTBANEN ALS WERKGEVERSSUBSIDIE EN MASKERING VAN ARMOEDE Voor de uitgesloten onderklasse introduceerde Melkert gesubsidieerde tijdelijke banen als overstap naar vaste banen. De doorstroming naar het goed betaalde werk mislukte. De werknemers in de zogenoemde Melkertbanen behielden hun armoedig bestaan. Minister De Geus (Sociale Zaken) bevestigde begin 2005 het bestaan van armoede als gevolg van werkloosheid in Nederland. “Een eeuw geleden kenden we ook bij ons nog het verschijnsel van de ‘working poor’”, zei hij in een toespraak voor ontwikkelingsorganisatie Novib. “Het verrichten van werk betekende in die tijd niet vanzelfsprekend 27
het genot van een inkomen dat je vrijwaarde van armoede. Armoede en werk konden heel goed samengaan. Nu zien we in Nederland dat een volledige baan tenminste minimale bestaanszekerheid biedt. Armoede gaat in ons land vaak juist samen met werkloosheid: ‘not working poor’”, aldus De Geus. (37) 1.2.5 S LOPEN VAN WIJKEN ALS STEUN AAN DE BOUWSECTOR EN MASKERING VAN ARMOEDE Begin jaren negentig kwam de ‘sociale vernieuwing’ op de agenda. (38) Het tweede kabinet Kok heeft in Amsterdam de armoede willen aanpakken door te trachten de kansarmen onzichtbaar te maken door hun woningen te slopen en de armen te laten verhuizen. Politiek Den Haag probeert sociale problemen op te lossen met fysieke ingrepen: slopen, en nieuwe woningen bouwen voor de middenklasse. (39) Sako Musterd, hoogleraar geografie aan de Universiteit van Amsterdam: “Door te sleutelen aan de etnische en sociale samenstelling van de buurten hoopt men ze in de lift te krijgen.” (39) Godfried Engbersen, hoogleraar Sociologie te Rotterdam en Sako Musterd pleiten voor een aanpak die zich meer op de onderklasse als geheel richt. (38) Dat lukt soms, maar alleen omdat kansarmen moeten verhuizen, en hun problemen meenemen naar andere buurten. Musterd: “Voor een individuele werkloze helpt die herstructurering nauwelijks. Een rijke buurman en een nieuw huis maken mensen niet minder crimineel of kansrijker op de arbeidsmarkt. Slopen is een buitengewoon kostbare en omslachtige manier om een miniem effect te bereiken.” (39) 1.3
ARMOEDE EN GEZONDHEID
Sinds 1980 is er in heel Europa veel onderzoek gedaan naar de samenhang tussen sociaaleconomische status en gezondheid. In Nederland werd in 1994 tussen arm en rijk een verschil in levensverwachting vastgesteld van vijf jaar. Die kloof is sindsdien niet gedicht. Sterker, er zijn aanwijzingen dat hij groeit. (5) Langdurige armoede in Amsterdamse stadsdelen veroorzaakt behalve 28
een kortere levensverwachting, tevens een slechtere kwaliteit van leven bij grote groepen bewoners. (5) Werkloosheid, lage inkomens en psychische factoren liggen hieraan ten grondslag. Minister Vermeend (Sociale Zaken) was het eens met conclusies uit het armoedemonitorrapport van de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Sociaal Cultureel Planbureau in 2000. Volgens Vermeend is de kern van de aanpak van de armoede het aan het werk helpen van mensen. (40) 1.3.1. HUISARTSEN ZUIDOOST NEGEREN SOCIALE VRAAGSTUKKEN De Werkgroep Deskundigheidsbevordering Huisartsen ( WDH ) Amsterdam-Zuidoost had de verantwoordelijkheid voor de bijscholing van de regionale huisartsen van Amsterdam-Zuidoost (Bijlmermeer). De specifieke medische problemen op basis van sociaaleconomische factoren van de kleurrijke patiëntenpopulatie heeft de werkgroep systematisch links laten liggen. Mijn pogingen om verandering in deze beleidskeuze te brengen is keer op keer tegengewerkt. Ik constateerde dat er sprake was van een duidelijk andere relatie tussen armoede, chronische ziekten (diabetes, hypertensie) en levensverwachting onder niet-westerse migranten in de Bijlmermeer dan onder autochtonen. Deze situatie met de gevolgen van diabetes en cardiovasculaire aandoeningen onder migranten is vergelijkbaar met de effecten van deze aandoeningen onder Afro- en Euro-Amerikanen in de Verenigde Staten. (41) De WDH wilde alleen aan het medisch-theoretisch en -technisch aspect van de kennisverrijking en kennisoverdracht van huisartsen werken. Op een congres van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst bevestigde minister Borst (Volksgezondheid) dat in de massaliteit van het huidige medische onderwijs het accent te sterk lag op de vaktechniek. (Het Parool, 19 november 1994) De indruk bestond dat artsen en instituten sinds de jaren tachtig de oorzakelijke factoren van misstanden van veel maatschappelijk leed 29
en ziekte in de voornamelijk door sociaalzwakkeren bewoonde wijk Bijlmermeer inadequaat benaderden. Sedert het begin van de jaren negentig heb ik als huisarts getracht de deskundigheid van mijn collega’s toe te laten nemen op het gebied van de specifieke allochtonenproblematiek, ook in sociaal-maatschappelijke opzicht. Deze artsen lieten echter blijken zich vooral medisch-technisch te willen laten bijscholen. Een bepaald ziektebeeld tot in de details willen leren beheersen wat betreft diagnostiek en behandeling heeft weinig zin indien de boodschap niet overgebracht kan worden op de mensen voor wie het bedoeld is. Hiervoor moet je de cultureel-religieuze en sociaalmaatschappelijke achtergrond van deze patiënten wel kennen, want anders is jouw behandelplan tot mislukken gedoemd. En dit is goed te merken in de Bijlmermeer. De toegankelijkheid naar de tweede lijn van de gezondheidszorg voor onverzekerde, zieke illegalen was toen al sterk beperkt en leverde gezondheidsrisico’s op voor de patiënt en zijn omgeving. Het aantal patiënten met een verhoogde bloeddruk en/of suikerziekte is in deze arme regio ruim vier keer groter dan landelijk het geval is, om maar enkele in deze regio veel voorkomende gezondheidsproblemen te noemen. In de jaren negentig benaderde de plaatselijke coördinator van de WDH, Bijlmerhuisarts Kees van der Post mij en stelde zich voor als een huisarts die sedert vijf jaar werkzaam was in het Gezondheidscentrum Venserpolder en sedert vier jaar lid van de WDH Zuid-Oost. Hij wees mij op het belang van nascholing voor huisartsen en van het contact met collega-huisartsen en specialisten. “De afgevaardigde huisarts kan ideeën en wensen van de waarneemgroep overbrengen in de werkgroep. De werkgroep vergadert ongeveer één uur per zes weken. De werkgroepleden stellen samen met de plaatselijke coördinator aan de hand van de wensen uit de regio de nascholingsagenda vast en bereiden de nascholingen voor. Dit gebeurt onderling of in samenwerking met een geconsulteerde specialist,” vervolgde dokter Kees van der Post. Hierna somde deze plaatselijke coördinator een lange lijst op met 30
medische kwesties waarmee een huisarts te maken zou kunnen krijgen in de Bijlmermeer. Ik trachtte dokter Van der Post te overtuigen van beleidsverandering van de WDH voor de Bijlmer. Het gesprek verliep zeer collegiaal en amicaal en er werden positieve verwachtingen gewekt voor de patiënten van Amsterdam-Zuidoost ( Bijlmermeer ). Maanden later liet Kees van der Post mij weten dat de andere huisartsen geen wijzigingen zullen aanbrengen in de keuze van de onderwerpen (medisch-technisch) op de onderwerpenlijst voor de stedelijk te organiseren nascholingen. Zo gezegd zo gedaan.
31
II MELKERT LEGT BASIS VOOR VOEDSELBANKEN ‘Broeder van de armen’ wordt bisschop Muskens van Breda in Nederland genoemd. Zijn stem en zijn motto zijn voor politiek Den Haag en goed gesitueerden alom gevreesd. Maar de gemarginaliseerden, artsen en zieken van ‘Arm Amsterdam’ dragen hem als icoon van de armenkerk nog altijd op handen. In zijn kruistocht tegen onrecht en armoede bezocht hij in de jaren negentig ook Amsterdam-Zuidoost als steun in de rug voor het werk van vrienden en sympathisanten. 2.1 MUSKENS EN ARTSEN NAAR PARLEMENT IN STRIJD TEGEN ARMOEDE PREMIER KOK KOMT ZIJN BELOFTE NIET NA De Raad van Kerken bracht op 1 juni 1996 tweeduizend mensen in Den Haag bijeen om tegen armoede en tegen verrijking te demonstreren. (28) De kerken in Nederland zijn vanaf midden jaren tachtig bezig de groeiende tweedeling aan de kaak te stellen. (28) Kort voor de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer (september 1996, NM) hekelde Martinus Petrus Maria Muskens in het blad Zeggenschap het optimisme van de regering over de ontwikkeling van de economie. “Het gaat alleen nog maar om import- en exportcijfers, niet meer om mensen,” aldus de prelaat. Enkele weken later zei hij in het VPRO-programma Veldpost dat hij begrip kon opbrengen voor mensen met een uitkering die zwart werken. Muskens: “Als iemand zo arm is dat hij noch zichzelf noch zijn kinderen te eten kan geven, dan mag hij van Onze-Lieve-Heer van een ander een brood wegpakken.” (42; 28) Prof. dr. K.H. Merks van de Theologische Faculteit Tilburg, wees erop dat de katholieke moraaltheologie altijd heel sterk is geweest in het ‘inscherpen en aanscherpen’ van wetten en normen. Hele systemen werden ontwikkeld, maar die systemen kenden hun grenzen. In geval 32
van twijfel mocht men zich aan de regels van de moraal onttrekken, met een goed geweten, aldus Merks. (43) Premier Kok toonde zich geïrriteerd over de uitspraken van Muskens die hij een ‘ernstige belediging’ noemde voor wie moeilijk rond kan komen, maar desondanks nooit zou willen stelen. Op initiatief van de premier vond er op 28 oktober 1996 een gesprek plaats tussen hem en de prelaat Muskens. (42) In dit gesprek stelde Kok dat hij zich ‘als mens en als politicus’ aangesproken voelde door de oproep van de bisschop om meer aandacht te besteden aan het armoedeprobleem. Hij zei de bisschop niet als criticaster, maar als een bondgenoot te beschouwen. De concrete armoedeproblemen van vier groepen stonden op de agenda van de bijeenkomst: alleenstaande oudere vrouwen, alleenstaande moeders, werklozen tussen 35 en 55 jaar en mensen onder de armoedegrens. (42) Kok wees de bisschop erop dat het kabinet in de komende jaren bijzondere regelingen zal treffen om ouderen met alleen AOW of met een klein pensioen tegemoet te komen. Over de vraag of bijstandsgerechtigden meer mogelijkheden moesten krijgen om bij te verdienen, zei Kok dat daarover eerst nog een verder debat nodig is. (42) Deze studie toont het tegendeel aan waartoe het beleid van de kabinetten waarin Kok zitting had hebben geresulteerd. De structurele armoede laat diepere sporen na. De voedselbanken schieten als paddenstoelen uit de grond. Bisschop Muskens (1935) bleef eind jaren negentig hard op het aambeeld van armoede en zorg slaan. Hij werd pleitbezorger van de armen. Toen Tiny Muskens in 1994 (Paars I, premier Kok, NM) in Breda bisschop Hub Ernst opvolgde was hij in Nederland relatief onbekend. Hij had jarenlang in Rome en in Indonesië (acht jaar bisschop) gezeten en tussen de bedrijven door de hele wereld afgezworven. (44) Naast het ‘broodje, dat iemand die honger heeft gerust mag stelen om in leven te blijven’, liet Muskens duidelijk weten hoe hij dacht over onrecht, de arme kant van Nederland en de zorgmalaise in het algemeen. (44) Hierdoor spurtte hij hier zijn ambtsbroeders in 33
bekendheid en durf voorbij. Reeds in 1997 vond Muskens dat politiek Den Haag zestig miljard gulden moest vrijmaken om de armoede te bestrijden en een tweedeling in de maatschappij te voorkomen. (45) De bisschoppen bepleitten in hun gesprekken met politieke partijen en in hun openbare brieven aan de formateurs van de kabinetten Lubbers I en II (later Paars I en II, NM) concrete maatregelen ter bestrijding van de toenemende armoede – waaronder het structureel verbeteren van de inkomenspositie van de minima en verbetering van de toegankelijkheid van gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting voor de minder draagkrachtigen. (28) 2.2 MINICONFERENTIE MET BISSCHOP MUSKENS EN PROFESSOR COUTINHO CONFRONTERENDE NOODOPROEP IN AMSTERDAM-ZUIDOOST De uitvoering van gericht gezondheidszorgbeleid voor de Bijlmerbewoners door de Werkgroep Deskundigheidsbevordering Huisartsen (WDH) was mislukt. (Zie Proloog.) Ik probeerde alsnog enkele hoofdrolspelers in de eerstelijns- en tweedelijnsgezondheidszorg te interesseren voor de aanpak van de aan armoede gerelateerde specifieke medische problematiek in Amsterdam-Zuidoost – nu via een openbare miniconferentie. ACTIE TEGEN DE TWEEDELING IN DE GEZONDHEIDSZORG Tien maanden vóór de start van het Muskensbroden op doktersReceptenproject organiseerde ik op 20 februari 1997 een drukbezochte miniconferentie in de raadszaal van het stadsdeelkantoor van de gemeente Amsterdam-Zuidoost. Gelijkwaardige medische zorg voor iedereen was het uitgangspunt van de conferentie. Meer dan 200 belangstellenden discussieerden over de vraagstukken. Een keur van deskundigen en politici was als sprekers aanwezig. Ik bracht de bewoners en andere functionele groepen met elkaar in contact om over de knelpunten in de gezondheidszorg in AmsterdamZuidoost in relatie met werkloosheid en armoede te praten. Op deze 34
manier hoopte ik dat in de toekomst de problematische aspecten van de gezondheidszorg eerder vanuit de basis (bottom-up) aangekaart zouden worden in plaats van van boven (top-down), zoals nu met de medische zorg buiten kantooruren. De bevolking zou dan samen met de gemeente Stadsdeel Zuidoost in overleg kunnen treden met de huisartsenorganisaties om naar oplossingen te zoeken. Ik zou dan niet steeds de hete kolen uit het vuur hoeven te halen en steeds mijn nek te hoeven uitsteken. Mgr. Dr. M.P.M. Muskens van Breda, die het immers opnam voor de ‘arme drommel’ (46), was eregast en de belangrijkste spreker (delen van paragraaf uit Grenzeloos Ziek, website Solidariteitzo. nl/publicaties). Tiny Muskens behartigde de belangen van de door armoede getroffen bewoners en prof. dr. Roel Coutinho, directeur van de divisie Gezondheidszorg van de hoofdstedelijke GGD zou in eerste instantie de relatie tussen armoede en de epidemiologie van infectieziekten uiteenzetten.
35
Mgr. Muskens tijdens miniconferentie
Dr. Coutinho tijdens dezelfde conferentie
1997
De opening van de conferentie werd verricht door de PvdA-wethouder van Onderwijs, mevrouw Helen Burleson-Esajas. Mgr. Dr. M.P.M. Muskens sprak over de relatie van armoede en gezondheid. Hij ging in op gelijke, eerlijke verdeling van welvaart voor de maatschappij. “Armoede beïnvloedt de houding van de maatschappij op de armen. Ze worden ‘neergekeken’. In de individuele maatschappij waarin we leven is het belangrijk dat we behulpzaam zijn en helpen hun sociale positie te verbeteren, onder andere ter voorkoming van ziekten. Op materieel gebied dient dus hun situatie verbeterd te worden,” aldus bisschop Muskens. Monseigneur Muskens ging ook in op de uitholling van de thuiszorg, waardoor vooral de ouderen getroffen zouden worden. Hij stelde dat er meer waardering diende te komen voor de laagopgeleiden, daar zij het sociale gezicht van Nederland zijn. Na twee (lichte) herseninfarcten in 1999 moest Tiny Muskens ‘een flinke jas uitdoen’. Maar hij is nog alert, scherp, geen slapte in het hoofd. Op 26 november 2004 verscheen zijn levensverhaal ‘Wees niet bang’, 36
opgetekend door Arjan Broers (ISBN 9056251791). De bisschop van Breda legt binnenkort zijn ambt neer en bereidt zich voor op zijn overstap naar de Paulusabdij, een Benedictijner klooster in Teteringen, waar hij begin 2008 als monnik intreedt. (47) Prof. dr. R. Coutinho, ging oppervlakkig in op infectieziekten in het algemeen, maar kaartte deze problematiek bij vooral bepaalde grote groepen niet-westerse migranten niet aan. Ook ging hij niet in op het door mij aangehaalde falende preventiebeleid van gezondheidszorginstellingen met betrekking tot de diverse besmettelijke infectieziekten in Amsterdam en omgeving. De heer B.P.M. Schweitzer, voorzitter van de Amsterdamse Huisartsen Vereniging en huisarts in Diemen, gaf een uiteenzetting over het ontstaan van een tweedeling in de maatschappij, de economische situatie en het wegvallen van de sociale zekerheid in relatie tot het stijgen van gezondheidsklachten. Ik wees op de tweedeling in de achterstandswijken, de kloof tussen arm en rijk, de slechte resultaten in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. De paneldiscussie die hierna volgde was zeer levendig en soms emotioneel. Na evaluatie werden er oplossingen aangedragen. De verant woordelijkenen beloofden velerlei acties te zullen gaan ondernemen. Ook deze bijeenkomst leverde in de jaren hierna geen verbeteringen op van de grote knelpunten in de gezondheidszorg. 2.2.1 MUSKENS LEGT VERBAND TUSSEN ARMOEDE EN REBELSE JEUGD Zoals eerder vermeld ontving minister Melkert van Sociale Zaken in oktober 1996 de nota ‘Arm Nederland’, het eerste jaarrapport over armoede in Nederland. Daaruit bleek dat duizenden huishoudens zo weinig bezaten dat zij soms onvoldoende eten hadden. Meer dan 40.000 huishoudens konden niet dagelijks warm eten. En meer dan een half miljoen huishoudens had geen geld voor nieuwe kleren. (48; 33) Midden jaren negentig voorspelde de prelaat Muskens aan politici de 37
relatie tussen armoede en de toename van rebelse jongeren. (48) Jaren later, in 2005, bevestigde prof. Erik Snel dezelfde vraagstukken onder arme kinderen, maar dan omvangrijker en in ernstiger vorm. (49) Met andere woorden: de bisschop vocht tegen de bierkaai. Muskens: “Als ik het over armoede hier heb, dan heb ik het over een zodanig gebrek aan financiële middelen dat men sociaal geïsoleerd raakt. Kinderen kunnen niet meer dezelfde kleren met die merkjes kopen als andere kinderen op school. Deze mensen sterven niet van de honger, maar kunnen sociaal niet meedoen. Mensen moeten zich toch een krant kunnen veroorloven, publiek transport betalen. Als je dat allemaal niet kunt en er zijn kinderen in huis dan kan dat leiden tot een gevaarlijke situatie. Armoede als voedingsbodem voor asociaal gedrag. Als je daar niet iets aan doet, werk je toe naar asociale mensen in de volgende generatie. Je krijgt een rebelse jeugd,” aldus Muskens. (48)
38
III MELKERT EN KOK NEGEREN OPROEP ARTSEN EN BISSCHOP MUSKENS ZIEKTEN DOOR ARMOEDE EN TWEE DELING IN ACHTERSTANDSWIJKEN Bisschop Muskens van Breda heeft de gemeenschap op de (Nederlandse) landkaart gezet met zijn ‘kruistocht’ tegen de verarming én de verrijking. Hij prikte de zelfgenoegzaamheid van Paars door. Politici verzwegen doelbewust het bestaan van armoede en wilden er niet over praten. Ze reageerden boos op de aantijgingen van de bisschop. Premier Kok voorop. (50) In de achterstandswijk Bijlmermeer was ik sinds 1984 huisarts en zag de duidelijke relatie tussen hoge bloeddruk (hypertensie), suikerziekte (diabetes mellitus), psychische aandoeningen en armoede. Hierdoor hadden niet-westerse migranten een gemiddeld vijf jaar kortere levensverwachting en een ruim tien jaar korter leven in kwalitatief goede gezondheid dan autochtonen Het paarse poldermodel was funest voor de zieken in de arme wijken. Hoofdstedelijke politici en de door hen ingepalmde Amsterdamse Huisartsen Vereniging bagatelliseerden het vraagstuk waardoor een adequate aanpak achterwege bleef. Behalve voedselbanken kwamen er ook kledingbanken de mensen te hulp om het leed enigszins te verzachten. Ik was van mening dat het tijd werd dat politiek Den Haag haar verantwoordelijkheid moest tonen. De hulp van Mgr. Muskens kwam hierbij goed van pas. 3.1 ALTERNATIEVE TROONREDE VOOR DE ZIEKEN IN ARME WIJKEN: ‘DE ZORGREDE’ In 1997 vroeg een aantal collega-artsen werkend in achterstandswijken van zeven grote steden met mij aan bisschop Muskens van Breda of hij zijn stem wilde geven aan ons inzicht 39
dat een belangrijk deel van de gezondheidsproblematiek een gevolg is van armoede en tweedeling. Wij verzochten de bisschop van Breda hiertoe omdat hij ons inziens als woordvoerder van de Arme Kant van Nederland in staat was deze problematiek meer onder de (publieke en politieke) aandacht te krijgen. De bisschop pakte ons verzoek positief op. Hij was daartoe bereid en samen bedachten we daarvoor een vorm die ik nuttig en sympathiek vond. Op 2 september (eerste dinsdag) 1997 sprak Muskens in het Gezondheidscentrum ‘De Rubenshoek’ in de Schilderswijk in Den Haag een zogenoemde ‘zorgrede’ uit. De zorgrede werd aangeboden aan beleidsmakers en politici (premier Kok, de ministers Melkert en Borst en de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer) en uitgesproken in het bijzijn van ongeveer honderd werkers in de zorg in probleemgebieden en bewoners uit de Schilderswijk. Voorafgaand aan ‘de zorgrede’ stelde Muskens vast dat er een ‘soort machtsstrijd’ gaande was tussen de arme kant van Nederland en politici. De laatsten probeerden de meerderheid van de kiezers ‘in slaap te sussen’ door het poldermodel toe te juichen en te benadrukken hoe goed het in het land gaat. Maar haalde Muskens uit: “Het is de bedoeling van veel politici om de armoede weg te drukken. Dat is systematisch. Ze hebben te lang geprobeerd de armoede weg te duwen.” Elk kritisch geluid deden politici af met de opmerking “dat het bijvoorbeeld in het jaar 2002 wel beter zal gaan.” Daarom wilde de bisschop, en met hem de strijders tegen verarming en verrijking, er alles aan doen om de publieke opinie “gealarmeerd te houden over wat er werkelijk in de samenleving gebeurt.” ‘De zorgrede’ was een van de middelen. (51) ‘De zorgrede’ betrof een pleitnota tegen de verdubbeling van de tweedeling in de zorg. Wij wezen de bewindslieden erop dat arme mensen niet alleen meer dan rijken zorgbehoevend waren, maar dat zij bovendien minder toegang tot die zorg kregen. We deden een dringend beroep op de politici maatregelen te treffen die deze verdubbelde tweedeling zouden doen verminderen. (52) Zorgrede (53): “In de gezondheidszorg tekent zich een dubbele tweedeling af. Niet alleen zijn arme mensen ongezonder dan rijke mensen, het 40
rijke Nederland is bovendien in toenemende mate bezig de zorg voor armen weg te renoveren. Voor armen wordt de zorg ontoegankelijk gemaakt,” zei Muskens. “Waardevolle diensten als thuiszorg groeien niet mee met de behoefte. Gevolg: lange wachtlijsten. Het toenemende aantal eigen bijdragen en eigen risico’s en het uitkleden van het ziekenfondspakket treft met name de mensen zonder geld. Voor hen wordt noodzakelijke hulp onbetaalbaar. Doordat de voorwaarden om hulp te krijgen worden aangescherpt, krijgen mensen die nét niet aan de eisen voldoen, niet de hulp die zij feitelijk nodig hebben,” meende Muskens. “Ook wordt het voor mensen met weinig opleiding en een laag inkomen steeds moeilijker om hulp te krijgen, doordat de zorgsector zich ontwikkelt tot een ontoegankelijke jungle.” (53) “De mensen haken af doordat het contact tussen hulpzoeker en hulpverlener niet tot stand kon komen. (…) Degenen die hulp vragen, begrijpen vaak niet hoe het in de hulpverlening toegaat. Wordt het niet eens tijd dat regering, parlement en beleidsmakers de zorgverlening meer afstemmen op de mogelijkheden van de hulpzoekende en dat ze gaan rekenen vanuit de portemonnee van de armen?” aldus de bisschop. De bisschop pleitte in Den Haag niet zozeer voor meer geld, dan wel voor een mentaliteitsomslag die leidde tot meer solidariteit. “Het poldermodel laat de heftige stromen van de markt te veel hun gang gaan en bewaakt de dijken voor de lager gelegen delen volstrekt onvoldoende. Bij zorgbehoevende armen staat het water al tot de lippen. Solidariteit in de zorg is niet alleen een kwestie van beschaving, maar draagt op de lange termijn het meest bij tot de cohesie en dus tot de politieke stabiliteit. Bestuurders die dit veronachtzamen gedragen zich als gevaarlijke tovenaarsleerlingen,” aldus Muskens. (53) 3.2 POLITIEK KAN ARMOEDE IN NEDERLAND NIET MEER ONTKENNEN Mijn MuskensBroden op doktersReceptenproject in de Bijlmermeer (Amsterdam-Zuidoost) had veel stof doen opwaaien in 41
Nederland en daarbuiten. Eindelijk kon men de kloof tussen arm en rijk en de gevolgen ervan zien in het welvarend geachte Nederland. In Franse, Duitse en Zwitserse bladen is er aandacht besteed aan het project en de armoede in Nederland. De structurele armoede in Nederland was van dien aard dat in 2005 voedselbanken aan grote aantallen mensen voedselpakketten verschaften. De mensen hadden veelal geen geld om eten te kopen. C. Sies van de stichting Voedselbank Nederland stelde dat steeds meer mensen ver onder het minimumbedrag voor een aanvraag zaten. Zo mocht een eenpersoonshuishouden maximaal 150 euro overhouden om te eten, een tweepersoonshuishouden 200 euro. Maar meestal hielden mensen veel minder over, aldus de Voedselbank. (54) Enkele jaren na mijn broodproject durfden de hoofdstedelingen met de gevolgen van hun armoede naar buiten te treden. In 2005 gaf de Amsterdamse PvdA-fractievoorzitter Lodewijk Asscher toe dat er 40.000 kinderen in Amsterdam in armoede leefden doordat het echt fout gegaan was in het beleid. Asscher: “Die kloof tussen de mensen. Steeds meer mensen gaan in hun eigen wereld wonen. De verwijdering tussen arm en rijk hoort daar ook bij. Er is veel armoede in de stad. Ik ga vooral werken aan de armoede, veiligheid en kansen voor kinderen.” (55) De Voedselbank Amsterdam verspreidde eind 2005 in zes stadsdelen voedselpakketten onder de minima. (56) 3.2.1 PRONKS PVDA INTRODUCEERT SPREIDINGSBELEID VOOR KANSARMEN IN DE BIJLMER Reeds in 1993 debatteerden de Tweede Kamer en het kabinet (PvdA, coalitiegenoot van CDA, NM) over het feit dat tien jaar terug gettovorming nog on-Nederlands leek en dat de enorme werkloosheid onder allochtonen in de oude wijken van de grote steden op straat zichtbaar was. (57) Een overschot aan werk trok in de jaren zestig duizenden buitenlandse mannen naar Nederland; nu is een op de drie allochtonen werkloos. Van de Turkse en Marokkaanse beroepsbevolking 42
zit zelfs 40 procent zonder werk. Ter vergelijking: bij de autochtonen bedraagt de werkloosheid zeven procent. Inmiddels toonde wetenschappelijk onderzoek aan dat bij sollicitaties wel degelijk werd gediscrimineerd. Wie van buitenlandse afkomst was moest opboksen tegen een reeks van vooroordelen. (57) De concentratie van armoede in gettowijken ging de PvdA aanpakken door deze groepen onzichtbaar te maken. Minister Pronk (Ontwikkelingssamenwerking) vond dat er een spreidingsbeleid voor allochtonen moest komen. Pronk: “Ik ben voor spreiden. Ik wil geen getto’s en dat betekent: sturen, spreiden over heel Nederland. Als de regels dat op dit moment niet toelaten, moeten de regels worden veranderd.” (58) Een spreidingsbeleid zou neerkomen op discriminatie en dat is ongrondwettig. (58) Pronks PvdA voerde het spreidingsbeleid in de Bijlmer uit via een kostbare omleiding. Honderden miljoenen Europese subsidies werden er in tien jaar besteed voor sloop, nieuwbouw en renovatie in het verpauperde stadsdeel. De bewoners van de sociale huurwoningen waren genoodzaakt te verhuizen. Hiervoor in de plaats kwam er bijna 40 procent minder aan sociale woningen terug. In juli 2007 toonde de studie Aandacht voor de wijk van het SCP aan dat onder meer in Bijlmer-Oost, “sloop van oude woningen en de bouw van nieuwe huizen nauwelijks effect hebben op leefbaarheid en veiligheid in een buurt.” De SCP-onderzoekers deden het onderzoek voordat er gesloopt en gebouwd werd (1998-2003) en daarna. Ze constateerden dat het aandeel laagste inkomens in de wijken, vaak niet-westerse allochtonen, afnam. De onderzoekers concluderen dat “de problemen van de bewoners zelf er nauwelijks door opgelost worden.” Criminaliteit en verloedering namen niet méér af dan elders. Het rapport concludeerde dus dat herstructurering geen grote sociale veranderingen in gang zette. (59; 60) “Dat komt,” zegt onderzoeker Karin Wittebrood van het SCP, “doordat problemen in de wijk samenhangen met individuele problemen van mensen. En die worden niet opgelost door herstructurering. Het is makkelijker om een huis te veranderen dan een mens.” Minister 43
Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie, PvdA) nam het SCP-rapport in ontvangst. Ze constateerde dat met het slopen van woningen vaak ook de sociale structuur van de buurt verloren ging. Door de herstructurering verhuisde een deel van de mensen met een lager inkomen en niet-westerse allochtonen naar elders. “Daarmee krijgen meer buurten in een stad te maken met kansarmen,” zegt Wittebrood. “De pijn wordt eerlijker over de stad verdeeld.” (59; 60) 3.2.2 MUSKENSBRODEN OP DOKTERSRECEPTEN WORDEN VOEDSELBANKEN Eind 1997 werd het MuskensBroden op doktersReceptenproject in Zuidoost in de strijd tegen de armoede versterkt door een voedselbank voor honderden mensen en gezinnen, opgericht door Regina Mac Nack, een voormalige patiënte van mijn huisartsenpraktijk. In het bijzijn van koningin Beatrix werd Mac Nack op 30 april 2005 geridderd. Zij werd ook door het stadsdeel Zuidoost onderscheiden voor haar werk. (61) Naar aanleiding van het onderzoek van Engbersen e.a. maakte de hoofdredactie van Het Parool korte metten met politici die de gevolgen van structurele armoede trachtten te bagatelliseren. Enkele passages: Toch moet armoede steeds worden beschouwd in de context van ons welvarende land, waarin het bezit van een televisie, wasmachine of fiets niet als luxe geldt, maar vanzelf spreekt. Het is heel goed mogelijk dat in een huishouden waar deze goederen als onmisbaar aanwezig zijn, geld ontbreekt voor kleding, telefoon of voldoende verwarming ’s winters. Daarop wordt dan bezuinigd, en dat wordt wel degelijk als armoede ervaren. (…) Een van de opvallende constateringen van het in oktober 1996 gepresenteerde rapport is (…) dat de armoede wel scherper aan het licht treedt. Dit is onder meer het gevolg van groter wordende inkomensverschillen: de ‘armen’ worden armer en de ‘rijken’ rijker. Lastenverzwaringen hebben mensen met de laagste inkomens de laatste jaren verhoudingsgewijs ernstiger getroffen dan mensen met 44
een hoger inkomen. Aan deze zorgelijke gevolgen van zijn eigen maatregelen moet het kabinet in elk geval een eind maken.’ Aldus de hoofdredacteur van Het Parool. (62) 3.2.2.1 SOCIAALDEMOCRAAT WIM KOK ‘GRONDLEGGER’ VAN VOEDSELBANKEN Mensen durfden in het openbaar te praten over slecht eten door armoede en ook in andere Nederlandse steden werd het broodproject de opmaat voor de oprichting van voedselbanken. In verband met de Tweede Kamerverkiezingen bevestigde premier Balkenende tijdens het lijsttrekkersdebat op 15 november 2006 dat de voedselbanken in 1999 onder premier Wim Kok (PvdA) zijn ontstaan. (63) ‘In 2001 werd in Rotterdam de Stichting Voedselbank opgericht door het echtpaar Clara en Sjaak Sies. In 2006 was dit uitgegroeid tot een landelijk netwerk met 65 uitdeelpunten door heel Nederland.’ (64) In 1996 stelde Kok zich in de Kamer te weer tegen de kritiek dat de paarse coalitie te weinig doet voor die mensen die door armoede dreigen buiten de samenleving te vallen. Het kabinet is bezig een armoedebeleid van de grond te tillen. (65) De Algemene Rekenkamer evalueerde het armoedebeleid uit de jaren 1995-2000 en concludeerde dat het armoedebeleid van de beide paarse kabinetten zo oncontroleerbaar was dat niet viel vast te stellen of het effectief was geweest. (…) “Voor de 800.000 arme huishoudens in Nederland had met het geld misschien meer gedaan kunnen worden,” schreef de Rekenkamer. (66) En terwijl iedereen de broekriem moest aanhalen liet de sociaaldemocratische premier Kok, onder protest van de Socialistische Partij, de tuin rond zijn ambtswoning, het Catshuis, renoveren voor een slordige 3,3 miljoen euro. Het Catshuis zelf liet hij verbouwen voor 15 miljoen euro en er is 1,7 miljoen euro uitgetrokken om de binnenboel opnieuw in te richten. (67)
45
3.2.3 TOENAME ARMOEDE: NA VOEDSELBANKEN OOK KLEDINGBANKEN De armoede neemt toe, zeggen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Volkskredietbanken. Vooral doordat er te hoge leningen worden afgesloten en woonlasten hard stijgen. Na de opkomst van voedselbanken maakt Nederland nu in hoog tempo kennis met kledingbanken. Er zijn er al zeven, en vijftien nieuwe kledingbanken zijn in oprichting. (67) Mensen met een laag inkomen of hoge schulden kunnen daar terecht voor een broek, jas, trui en schoenen. Een jaar geleden ging in het Limburgse Simpelveld de eerste kledingbank open, nu zijn er in het hele land zeven. (68) In vijftien andere steden zijn er initiatieven om een kledingbank te openen. Dat zegt Loes Lamers, coördinator van de kledingbanken in Nederland. In een afgedankte school aan de rand van Amersfoort opende ze afgelopen voorjaar zelf een kledingbank. Ze loopt langs honderden bananendozen vol kleding. Ze heeft alles: onderbroeken, sokken, kinderkleding, schoenen en zelfs avondjurken. In alle kleuren en maten. Komende zomer hoopt ze speelgoed te kunnen aanbieden aan de allerarmsten. “Die moeten vaak rondkomen van 30 of 40 euro per week.” (68) Onder alleenstaande vrouwen tussen 45 en 64 jaar is de armoede het grootst. Dat heeft het CBS in februari 2007 bekendgemaakt na analyse van de inkomenssituatie in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Het CBS spreekt van armoede wanneer een huishouden jaarlijks minder dan 9.250 euro te besteden heeft. In de meeste gevallen gaat het om mensen met alleen bijstand of AOW. In 2004 had 15 procent van de huishoudens in de vier grote steden zo’n laag inkomen. Landelijk was dat 9 procent. In januari 2007 maakte de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) bekend dat het aantal mensen met een schuldregeling de afgelopen vijf jaar was gestegen van 23.000 naar 43.000. In die periode was de gemiddelde schuld opgelopen van 16.000 naar 22.000. (68) “De mensen schamen zich erg,” zegt Lamers. Dertig vrijwilligers verzamelen de kleding die ze gratis krijgen en voor niets weggeven. 46
Bij het Leger des Heils en zaken in tweedehands kleding moet worden betaald. Kledingbanken zijn er voor degenen die helemaal geen geld hebben. (68) Lamers heeft elke week rond de vijftien klanten, die vaak met hun gezin komen. Kledingbanken hebben geen landelijke leiding, maar werken volgens ongeveer hetzelfde principe: gratis kleding die klanten mogen ophalen als ze een verwijsbriefje meenemen van hun dokter (vergelijkbaar met Muskensbroden op doktersrecept, NM), school, sociale dienst, predikant of thuiszorgorganisatie. Veel kledingbanken geven ook speelgoed weg. “Je maakt kinderen zo gelukkig,” zegt Lamers. “Je ziet dat ze voor het eerst in lange tijd iets nieuws krijgen. Ouders hebben nooit meer wat gekocht voor hen. Als ik ze bijvoorbeeld vraag naar de maten van hun kinderen, zitten ze meestal flink te laag.” (68) Mogelijk opent in Hoogeveen de volgende kledingbank, de achtste. De drijfveer van Initiatiefneemster Marilon: niet alleen de armoede zien, maar er zelf iets aan doen. “Er hebben zo veel mensen geen geld voor kleding. Dat zou niet moeten kunnen in Nederland.” (68)
47
IV BEATRIX KRIJGT BRIEVEN UIT ZWITSERLAND OVER HONGER IN HET WELVAREND NEDERLAND In binnen- en buitenland was mijn openbaarmaking van aan honger lijdende kinderen verbazingwekkend. Zo’n kwestie werd in Afrika verwacht maar niet in het rijke Holland. Voor iemand uit adellijke kringen in Zwitserland en een bekende van het koningshuis, mevrouw M.C.F. Hazelzet-d’Hersigny, was een artikel hieromtrent in een krant die berichtte dat ik als huisarts MuskensBroden op doktersRecepten in Amsterdam (Bijlmermeer) uitschreef, aanleiding om in maart 1998 koningin Beatrix te verzoeken nader geïnformeerd te worden. Het kabinet der Koningin droeg het verzoek over aan minister A.P.W. Melkert van Sociale Zaken. (69) De bewindsman ontkende de ernst van het armoedevraagstuk. Met een scala aan bestaande achterhaalde en niet functionele ambtelijke regelgeving met betrekking tot armoede trachtte Melkert zich teweer te stellen. Echter haalden het Sociaal Cultureel Planbureau en de Rekenkamer de argumenten van de minister onderuit. Ook zijn partijgenoot burgemeester Cohen van Amsterdam bevestigde enkele jaren later de ernstige gevolgen van armoede onder duizenden stedelingen. Mijn broden op receptenproject was de opmaat voor voedselbanken in heel Nederland. 4.1 KONINGIN BEATRIX: BRIEF I MINISTER MELKERT VAN SOCIALE ZAKEN In april 1998 schreef minister Melkert aan mevrouw Hazelzetd’Hersigny en het kabinet der Koningin onder meer het volgende: “U zendt een afschrift van een stukje uit een niet nader genoemd blad, waarin wordt gesteld dat er alleen al in de Bijlmer 50.000 personen onder de ‘armoedegrens’ leven. Ik moet u zeggen dat dit artikeltje mij zeer heeft verbaasd. Het is mij ook niet duidelijk 48
uit welke bron de betreffende arts zijn gegevens heeft geput en wat hij onder armoedegrens verstaat. Ik kan u alleen maar zeggen dat in ons land iedereen die werkt recht heeft op tenminste het minimumloon. Daarnaast kent ons land een uitgebreid stelsel van sociale wetgevingen, dat in beginsel een bestaansminimum garandeert aan iedereen die legaal in Nederland verblijft en zelf niet of niet helemaal in het eigen levensonderhoud kan voorzien. Verder kent ons land nog aanvullende vormen van ondersteuning. Daarbij kunt u bijvoorbeeld denken aan huursubsidie – een tegemoetkoming in de woonlasten – en bijzondere bijstand. Dit is een vorm van bijstand die kan worden verstrekt als iemand door bijzondere omstandigheden met noodzakelijke kosten wordt geconfronteerd waarin het inkomen niet voorziet, en waarvoor redelijkerwijs niet gereserveerd kon worden. Natuurlijk zijn er ook in Nederland mensen die het financieel niet gemakkelijk hebben. De regering heeft dit ook onderkend en heeft een reeks van maatregelen getroffen om de minderbedeelden in onze samenleving te ondersteunen. Het gaat daarbij ook om regelingen die de terugkeer naar de arbeidsmarkt bevorderen. Het beeld dat door de betreffende arts (auteur, NM) wordt geschetst vind ik nogal tendentieus en niet tot harde gegevens herleidbaar. Het artikeltje geeft in ieder geval geenszins de realiteit van de Nederlandse samenleving weer. Graag spreek ik de hoop uit dat ik uw zorg op dit gebied heb kunnen wegnemen,” aldus minister Ad Melkert. (69) Melkert viel mij onterecht en ongenuanceerd aan en trachtte de koningin en mevrouw Hazelzet-d’Hersigny op het verkeerde been te zetten. In augustus 1998, enkele maanden na de brief van de minister, werden mijn bevindingen over het armoedevraagstuk wederom door de krant de Echo van Zuidoost bevestigd. “De armoede in AmsterdamZuidoost, waaronder ook de Bijlmer valt, is zó groot dat gemiddeld elke dag een gezin het huis wordt uitgezet omdat het de huur niet kan opbrengen,” aldus een bericht in de landelijke media. Toch is dit eigenlijk helemaal niet nieuw. Sinds jaar en dag heeft Woningcorporatie 49
Nieuw Amsterdam, de grootste verhuurder in de Bijlmermeer, te kampen met wanbetalers. De woningcorporatie neemt maar liefst 220 huisuitzettingen, van de in totaal 360 in de hele Bijlmermeer, voor haar rekening. Ondanks dat het geen nieuws is, zijn dit schokkende cijfers, die vooral te wijten zijn aan de armoede in Zuidoost. Zeker 75 procent van de huurders (Zuidoost telt ongeveer 88.000 bewoners, NM) leeft op of net onder het minimuminkomen’. (70) Enkele jaren later maakte de Algemene Rekenkamer gehakt van de bovenstaande misleiding van Beatrix door minister Ad Melkert. Het eerste paarse kabinet nam de armoede in 1995 ‘zeer serieus’ zo stelde de Algemene Rekenkamer op 10 november 2003 vast in het rapport Armoedebestrijding, de financiële ondersteuning. Het kabinet-Lubbers III sprak niet van ‘armoede’ maar van ‘achterstand’. Het kabinet-Kok I erkende wel volmondig dat er armoede in Nederland bestond en probeerde daar iets aan te gaan doen met gericht beleid – onder de naam De andere kant van Nederland. (75) Naast de paar prijzende woorden kraakte de Algemene Rekenkamer dit beleid op belangrijke punten af: het was oncontroleerbaar en onduidelijk welk effect het precies heeft gehad. Niet vast te stellen is hoeveel geld nu precies aan armoedebestrijding is uitgegeven en of geld wel bij de juiste doelgroepen terecht kwam. (75) Het leek allemaal zo helder. Na 1995 kwam jaarlijks een Armoedemonitor en een rapport met de titel Arm Nederland uit, jaarlijks ook werden Sociale Conferenties gehouden. Onderzoeksprogramma’s liepen, gemeenten monitorden hun armoedebeleid. Het kabinet-Kok stelde zich ten doel dat alle huishoudens zouden moeten kunnen ‘rondkomen’. De financiële ondersteuning werd uitgebreid met tal van maatregelen: algemene (zoals de Zalmsnip) en specifiek voor de onderkant (bijzondere bijstand). Ook werden de Ziekenfondswet en de kinderbijslag aangepast en kwamen er gunstige fiscale regelingen voor arme huishoudens. Daadkracht alom, was de suggestie (zoals Melkert in zijn schrijven aan Beatrix en mevrouw M.C.F. Hazelzet-d’Hersigny beweerde, NM). (75) 50
In oktober 1998, een half jaar na de bovenstaande brief van Melkert, verscheen de Armoedemonitor, een boekwerk van het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarin wordt aan de hand van het inkomen beoordeeld of een huishouden onder de armoedegrens valt. De Armoedemonitor hanteert twee inkomensgrenzen: 1. het sociale minimum (in 1996 was dit 1976 gulden voor een echtpaar zonder kinderen) en 2. de lage inkomensgrens (ligt gemiddeld 250 gulden per maand hoger dan het sociale minimum). (76) In 1996 ontvingen 973.000 huishoudens een inkomen onder de lage inkomensgrens. Dat is 16 procent van alle huishoudens. Hiervan leefden er 655.000 van een inkomen op of rond het sociale minimum. (76) Een groot deel van het geld dat huishoudens met een laag inkomen ontvingen, ging op aan woonlasten, zoals huur en stookkosten. Dat aandeel was de laatste jaren toegenomen, waardoor er maandelijks minder geld overbleef voor voeding, kleding, een nieuwe wasmachine of het lidmaatschap van een club. In 1980 was een huishouden met een laag inkomen 39 procent daarvan kwijt aan woonkosten, in 1990 was dit percentage gestegen naar 41, en in 1996 ging bijna de helft (48 procent) van de maandelijkse inkomsten naar woonlasten. Ter vergelijking: voor huishoudens met een hoger inkomen lag het aandeel woonkosten in 1980 op 34 procent en in 1996 op 39 procent. (76) Tussen 1990 en 1995 vond een op de zes mensen met een bijstandsuitkering een baan. Bij de arbeidsongeschikten gold dat voor 1 op 25. Daarnaast lukte het vaak ook niet om aan de armoede te ontsnappen, omdat de banen die deze mensen kregen, niet goed betaalden. Ter verduidelijking: de totale groep uitkeringsontvangers met een laag inkomen was 400.000. Hiervan vond 11 procent, 44.000 mensen, een baan. Van hen stegen slechts achtduizend mensen boven de armoedegrens uit. (76) In de hoofdstad nam de armoede meer toe dan elders. Begin 2002 leefde 20 procent van de Amsterdamse huishoudens onder of op de armoedegrens. Het betrof 77.000 mensen – meer dan 10 procent van de stadsbevolking – die moesten rondkomen van nauwelijks 1000 euro of minder. Het hoogste percentage minima woonde in stadsdeel Zuidoost (27,8). Voor 15,3 procent van de huishoudens gold dat langer 51
dan drie jaar geleefd werd op een inkomen tot 105 procent van het sociaal minimum. (77) 4.1.1 REKENKAMER KRAAKT ARMOEDEBELEID PAARSE KABINETTEN AF Melkert sloeg de plank volkomen mis met zijn antwoord aan Beatrix en mevrouw Hazelzet-d’Hersigny. Zijn eigen Rekenkamer kwam tot heel andere conclusies van zijn armoedebeleid. Feitelijk ontbrak het echter aan helder geformuleerde doelstellingen en was er geen sprake van duidelijk onderbouwde beleidskeuzes. Het ontbrak aan ‘richting en samenhang’ in beleid, doelgroepen waren ‘onvoldoende afgebakend’. Er was ‘een beperkte organisatorische inbedding’ en slechts weinig relevante informatie over de resultaten van het beleid. Het is Rekenkamertaal voor: er deugde weinig van. De beide paarse kabinetten zijn er noch in geslaagd om de armoede echt gericht te bestrijden, noch om werk lonender te maken, zo luidt de conclusie. Weliswaar nam het aantal armen in de onderzochte periode af, maar de 79 maatregelen die er volgens de Rekenkamer in totaal waren voor het armoedebeleid vormden een ‘wirwar’ waarvan onmogelijk vast te stellen was of ze hadden gewerkt. De Rekenkamer onderzocht 49 regelingen die naar schatting 4,5 miljard euro kostten in 2000 alleen al. Conclusie: er was nauwelijks een touw vast te knopen aan ‘de veelheid en verscheidenheid’ van maatregelen en het is onduidelijk waarom die zijn genomen. “Het hadden evengoed andere kunnen zijn,” stelt de Rekenkamer. Onder het mom van armoedebestrijding werd kinderbijslag verhoogd, zo stelt de Rekenkamer. Maar dit geld, 45 miljoen euro in Paars I, kwam grotendeels verkeerd terecht – namelijk bij de mensen die het niet nodig hadden. (75) 4.1.2 OOK HET SOCIAAL CULTUREEL PLANBUREAU LAAT WEINIG HEEL VAN HET PAARSE ARMOEDEBELEID Het Sociaal en Cultureel Planbureau had in 2001 ook al scherpe kritiek op het paarse beleid. Het hoofddoel ‘werk, werk, werk’ was wel 52
waargemaakt, maar de enorme banengroei in de jaren negentig had slechts een beperkt effect op de armoede. De 1,3 miljoen banen die er tussen 1990 en 2000 waren bijgekomen, kwamen nauwelijks terecht bij de huishoudens die onder of op het sociaal minimum leefden. (75) Het is met terugwerkende kracht een pijnlijke constatering voor de paarse kabinetten, en met name voor de PvdA: het werk kwam niet aan de onderkant terecht, en al het geld dat aan het armoedebeleid was besteed had meer effect kunnen hebben als het beter bij de juiste mensen terecht was gekomen. (75) 4.1.3. MELKERT MAAKTE ZICH KWETSBAAR DOOR TE WIJZEN OP ZIJN DOELLOZE NETWERKFUNCTIES Door te wijzen op falende vangnetfuncties van de overheid strooide Melkert zand in de ogen van de koningin en mevrouw Hazelzetd’Hersigny. De minister durfde zijn tekortkoming niet toe te geven en wilde ook niet bevestigen dat het overheidsbeleid de sociaalzwakkeren niet bereikte. Burgers konden nergens via de afdeling voorlichting of gemeentelijke website achterhalen waar ze recht op hebben, bleek uit onderzoek dat de Volkskrant (hierna volgend) liet doen. (78) Uit het rapport Geld op de plank van het SCP naar de uitvoer van vijf toeslagregelingen in 2003 bleek dat de regelingen als te omslachtig werden ervaren of ze waren onbekend. (79) Ondanks deze wetenschap ontwikkelde de overheid geen actief beleid om specifieke kwetsbare groepen te bereiken. In 2005 liet de Volkskrant door bureau Inzicht BV onderzoek doen naar het armoedebeleid van de gemeenten. Uit dit onderzoek bleek dat alle Nederlandse gemeenten tekortschoten in de voorlichting over hun regelingen. (78) Pas in 2007 beloofde Melkerts collega staatssecretaris Aboutaleb (Sociale Zaken) dat wel te zullen gaan doen bij de armoedebestrijding. (79) Bijzondere bijstand is nodig om te voorkomen dat mensen inkomen verliezen wanneer ze vanuit de bijstand gaan werken, of wanneer inkomens door werkloosheid of uitkering plotseling terugvallen. 53
(78) De uitvoering van de bijstand en bijzondere bijstand is door het Rijk uitbesteed aan de gemeenten, maar die blijken daarin laks te zijn. Van de 402 miljoen euro die in 2004 voor bijzondere bijstand in het gemeentefonds werd gestort, is slechts 182 miljoen aan dat doel besteed. (78) Anno 2007 zijn er nog steeds veel mensen in Amsterdam-Zuidoost die een beroep doen op schuldhulpverlening en op de voedselbank. (80) 4.1.4 SOCIALE DIENSTEN HOUDEN VOOR BIJZONDERE BIJSTAND HANDEN OP DE KNIP Melkert wees Beatrix op de bijzondere bijstand als lokaal vangnet. Enkele jaren later kreeg Melkert steun van voorzitter Tof Thissen van Divosa, de koepel van directeuren van Sociale Diensten, die gemeenten opriep actief campagne te voeren voor de bijzondere bijstand. (80) In oktober 1997, een paar maanden vóór de gewraakte brief van de PvdA-minister aan de koningin, moest de president van de Amsterdamse rechtbank mr. I. van Berkel eraan te pas komen om bijzondere bijstand door de Sociale Dienst te laten verlenen aan minima’s die bedreigd werden met huisuitzetting, gedwongen boedelverkoop of afsluiting van gas of licht. Hiervoor weigerde de Amsterdamse Sociale Dienst bijzondere bijstand te verlenen aan deze categorie armen. (82) 4.1.5 LEERZAME CASUS BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MINISTER MELKERT Wat Melkert de koningin niet mededeelde volgt hierna als dossiernummer RA0409921 van de Amsterdamse ombudsman Nora Salomons. (83) Het is illustratief voor de meerderheid van de aanvragers van de bijzondere bijstand: ‘Man, suikerziekte en praktisch blind, stuurt eind februari 2004 via een gemachtigde twee brieven naar de Amsterdamse Sociale Dienst met een verzoek om bijzondere bijstand. De ene aanvraag betreft een koelkast, bij de andere aanvraag gaat het om kosten in verband met zijn handicap, zoals telefoon, pedicure, dieet en bewassing. Drie weken later stuurt de dienst een 54
aanvraagformulier voor de ijskast terug. Op 1 april volgt een bezoek van de GG&GD vanwege de andere aanvraag en op 6 april dient de gemachtigde nog een extra aanvraag in voor extra energiekosten. Dan wordt het stil. Als de gemachtigde begin juni nog niets gehoord heeft, wendt hij zich tot de ombudsman. Die belt met de Sociale Dienst, waar wordt gemeld dat de man voor zijn ijskast eerst naar de Gemeentelijke Kredietbank moet, omdat hij geen schulden heeft. Onduidelijk blijft waarom hem dat niet onmiddellijk werd meegedeeld en evenmin waarom twee maanden na het bezoek van de GG&GD nog steeds geen beslissing over de uitkering is genomen. Half juni komt er dan toch een gedeelte van het geld. Op de vraag waarom de zieke man niet is toegelaten tot de Regeling chronisch zieken en gehandicapten, meldt de medewerkster van de dienst dat zij deze regeling niet kent. Een ander meldt dat er een wachtjaar geldt. Als dat laatste niet blijkt te kloppen, stuurt de Sociale Dienst alsnog een formulier voor toelating met het verzoek om daarbij te verwijzen naar de aanvraag van eind februari. Vier weken later wordt de man afgewezen ‘omdat onduidelijk is wat u exact wenst aan te vragen. In uw schrijven verwijst u naar het advies van de GG&GD. Wij hebben echter reeds conform het advies van de GG&GD gehandeld…’(83) 4.1.6 GEZINNEN MET KINDEREN DE DUPE VAN MELKERTS ARMOEDEBELEID Over dezelfde periode waarover PvdA-minister Melkert zijn antwoord aan Beatrix en mevrouw Hazelzet-d’Hersigny baseerde, presenteerde de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) de resultaten van een onderzoek onder kinderen die in armoede leven. Hieruit bleek dat een op de tien kinderen in Nederland in armoede leefde. En het aantal kinderen onder de achttien jaar dat in armoede opgroeide is tussen 1990 en 1998 toegenomen met bijna vijftigduizend. In 1998 leefden in dit land in totaal 354.000 kinderen in armoede, aldus de EUR. (84) In Amsterdam leefden in 2007 ongeveer 40.000 kinderen in armoede, van wie er zo’n 25.000 onder de leerplicht vielen. (85) Het onderzoek duidde leven in armoede aan als leven in een gezin met 55
een minimuminkomen of minder dan dat. In 1998 schatte de heer G. van Goudoever, interim-manager van Maatschappelijke Dienstverlening in Amsterdam-Zuidoost, het jaarlijkse aantal huisuitzettingen door huurschulden op 350. Daarnaast maken er elk jaar tussen de 250 en 300 mensen gebruik van een betalingsregeling van hun huurschuld. (86) De meeste mensen komen in de problemen door de kosten van de eerste levensbehoeften. Voor mensen met een minimuminkomen zijn de woonlasten gestegen van 31 naar 45 procent van hun maandelijkse uitgaven. (86) Gert Jan Goudoever maakte zich oprecht zorgen over de enorme schuldenlast die mensen in Zuidoost dragen. Van de schulden bij de gemeentelijke kredietbank Crediam kan 70 procent niet worden gesaneerd. Als redenen noemde hij onder meer de werkloosheid die bestaan blijft en het langdurig van een minimuminkomen moeten leven. (87) Volgens onderzoekster T. van den Hoek (EUR) lijkt de belangrijkste oorzaak van de groeiende armoede onder minderjarigen te schuilen in de toename van het aantal eenoudergezinnen. Vaak zijn kinderen van allochtone ouders de dupe. Vergeleken met van oorsprong Nederlandse kinderen leven drie keer zoveel Surinaamse kinderen in armoede, vier maal zoveel Turkse en vijf keer zoveel Marokkaanse. (84) In een op de vier armoedegezinnen kan niet iedere dag een warme maaltijd worden klaargemaakt. Ouders schamen zich daar meestal voor. (84) Begin 1998 verklaarde de Riagg in Amsterdam-Zuidoost dat ze steeds meer mensen uit Zuidoost kregen die kampten met onoplosbare schulden. Volgens cijfers van het gemeentelijk bureau voor Onderzoek en Statistiek hebben 17.000 huishoudens in Zuidoost schulden. Dat komt neer op 20 procent van de bevolking in dit stadsdeel. (88) Van degenen die echt in de problemen komen en een beroep doen op het maatschappelijk werk, blijkt 72 procent een inkomen te hebben op bijstandsniveau. Ruim driekwart heeft een niet-Nederlandse achtergrond. Caro Hulshoff, preventiemedewerkster van de Riagg Zuidoost legt uit: “Schulden hebben is een beladen onderwerp, het is voor veel mensen een groot taboe.” De psychische gevolgen van 56
schulden kunnen groot zijn. Paniek, depressie, overspannenheid, problemen met de kinderen, ziekteverzuim, het komt allemaal voor. Dan komt vaak de Riagg in beeld. (88) 4.1.7 HONDERDEN GEZINNEN AFHANKELIJK VAN VOEDSELBANKEN Sinds 1996 zijn er in de Bijlmer particulieren, zoals Regina MacNack, die warme maaltijden aan armen uitdelen. Enkele jaren na de armoede-ontkennende brief van Melkert aan Beatrix, werd in Amsterdam-Zuidoost bij Klieverink, hetzelfde gebouw van waaruit ik tot 2004 de MuskensBroden op doktersRecepten distribueerde, het eerste uitdeelpunt van de Voedselbank Amsterdam formeel geopend. Van hieruit delen vrijwilligers onder leiding van Regina MacNack voedselpakketten uit aan negenhonderd huishoudens die onder het bestaansminimum leven. (89) In februari 2005 richtte Gerard Smith van de stichting Netwerk met verschillende verwante partijen de Voedselbank Amsterdam op. Woordvoerder Merlijn Hasselt wil deze Voedselbank snel uitbreiden in Amsterdam. “Vanuit de hele stad zoeken mensen contact met ons. Zelfs in Oud-Zuid is honger. We overleggen nu met bestaande particuliere initiatieven in verschillende stadsdelen. Ook daar willen we distributiepunten openen,” aldus Hasselt. (89) 4.1.8 MELKERTS’ AMSTERDAMSE COLLEGA ONDERSCHRIJFT TEKORTKOMINGEN VAN PAARSE KABINETTEN Melkerts partijgenoot en vertrouweling van PvdA-coryfee Wouter Gortzak, mevrouw Hannah Belliot, koningin van de Bijlmer, was tussen 1998 en 2002 voorzitter van het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost, waaronder de Bijlmermeer ressorteert en daarna tot maart 2006 wethouder Welzijn in Amsterdam. Vóór 1998 heeft Belliot jaren gewerkt met arme gezinnen in de wijk. Toen was zij directeur van het Pedagogisch en Pedologisch Instituut in Amsterdam. In andere wijken stond zij dagelijks bij het vuur en zou de vragen van mevrouw M.C.F. Hazelzet-d’Hersigny het best kunnen beantwoorden. Amsterdam 57
ligt er niet al te best bij, ziet Belliot. Belliot: “Armoede schreeuwt om aandacht. Er zijn grote groepen kinderen die ’s ochtends kunnen kiezen tussen jam of niks. En tussen de middag weer dat witte brood eten van de Aldi van 29 cent. En de hele week moeten teren op bruine bonen van 39 cent per blik. En rijst, hopen rijst, omdat dat goedkoop is. En ’s winters op katoenen schoentjes naar school moeten.” (90) Wethouder Belliot vervolgt: “Ik zag dat er armoede werd geleden. Ik kwam kinderen tegen die uit hun mond roken, omdat ze geen ontbijt hadden gehad. (…) Het armoedebeleid. Er zijn kinderen in Noord die niet te eten hebben, terwijl er geld voor het armoedebeleid overblijft. Dat doet mij verdriet.” (91) De reactie van Paul Scheerder, directeur van Leefkringhuis Noord in Amsterdam-Noord zou ook verhelderend zijn geweest voor mevrouw M.C.F. Hazelzet-d’Hersigny. De GGD zat op dezelfde lijn als minister Melkert en trachtte zijn kop in het zand te steken. Scheerder: “Ik heb Jeugdgezondheidszorg van de Amsterdamse GGD hoog in het vaandel staan en moet dus aannemen dat een of andere onbenul in een vlaag van verstandsverbijstering de scholen in Zuidoost heeft voorgeschreven dat zij kinderen die niet hebben ontbeten, van school moeten sturen. Al gehoord van de voedselbank, die in Zuidoost (en hopelijk binnenkort ook in Noord) talloze gezinnen van voedselpakketten moet voorzien? En van het Leefkringhuis, dat al jaren in Noord brood uitdeelt? Dat gebeurt echt niet omdat ouders het te druk hebben! En van de Leerplichtwet? Gelukkig kan deze gezondheidsbeambte scholen helemaal niets voorschrijven. Wat een gezwets allemaal! aldus directeur Paul Scheerder. (92) AMSTERDAM NIET BLIJ MET SUCCES UITKERING ARMOEDETOELAGE Door een efficiëntere aanpak heeft de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam in 2006 ruim 22.000 van de 25.000 leerlingen een armoedetoelage betaald. In 2006 slaagde DWI er voor het eerst in al het beschikbare armoedegeld echt uit te geven. In het verleden bleven jaar na jaar vele miljoenen op 58
de plank liggen omdat mensen de weg naar de voorzieningen niet wisten te vinden. De dienst slaagde er voor het eerst in bijna alle scholieren te bereiken die recht hebben op zo’n uitkering. (85) Dit is een tegenvaller voor de gemeente. Ze had namelijk bescheiden verwachtingen van de scholierenvergoeding: men wilde maximaal 13.000 uitkeringen. (85) Ouders van schoolgaande kinderen tot achttien jaar met een minimuminkomen kunnen voor hun kinderen een vergoeding krijgen van maximaal 350 euro per kind in het voortgezet onderwijs en 225 euro per kind in het basisonderwijs. Zij kunnen dat geld gebruiken voor schoolkosten of activiteiten op het gebied van sport en cultuur. Probleem is dat ouders om het geld te krijgen een declaratieformulier of een formulier voor de aanvraag van een voorschot moeten invullen. Bij armoedevoorzieningen als pc-vergoedingen, de langdurigheidstoeslag of de plusvoorziening 65-plus komt het daar vaak niet van. In het geval van de scholierentoeslag viel vorig jaar een bereik van 95 procent te noteren, aldus een woordvoerder van DWI. (85) 4.1.9 GEMEENTEN VAAK NIET OP DE HOOGTE VAN COMPLEXE ARMOEDEREGELINGEN De armoede in Brabant, Groningen en Amsterdamse achterstandswijken is vergelijkbaar. In opdracht van Provinciale Staten deden Brabantse statenleden in hun provincie een onderzoek naar de armoedesituatie. ‘Het voortouw van armoedebeleid ligt bij het Rijk en de gemeenten. Uit het onderzoek van de statenleden bleek dat gemeentelijk armoedebeleid vaak blijft steken in goede bedoelingen en het geld komt niet op de juiste plek of wordt niet besteed.’ Wat de onderzoekers opviel is dat de arme mensen te maken hebben met een woud aan regels die eerder contraproductief uitpakken. Een voorbeeld: van het aantal mensen dat voor subsidie en kwijtschelding van heffingen in aanmerking komt is circa 40 procent daar niet van op de hoogte. Een ander voorbeeld: het voorschotbeleid. “Mensen moeten dingen eerst zelf betalen en kunnen dan pas een vergoeding aanvragen. Ze krijgen een gratis kaartje voor de Efteling, maar de korting op het openbaar vervoer 59
moeten ze voorschieten. Dan kunnen ze nog niet weg. Zo erg is het.” Of de legitimatieplicht: “Gezinnen met vier of vijf kinderen kunnen die kosten onmogelijk voorschieten.” (…) “Gemeenten hebben vaak geen inzicht in het gebruik van armoederegelingen.” Zo weet tussen de 80 en 90 procent van de Brabantse gemeenten niet hoeveel mensen, die daar recht op hebben, gebruik maken van de Bijzondere Bijstand, aldus de onderzoekers. (93) Ook in het Noorden van ons land is de armoe nog aan het toenemen. De sinds de jaren van de paarse kabinetten bestaande structurele armoede in Groningen groeit nog steeds. “Uit onderzoek van de Provinciale Staten blijkt dat bijna een derde deel van de bevolking op de rand van armoede leeft en tien procent leeft in armoede. Groningers komen vaker in de schuldhulpverlening terecht dan mensen elders. Ook is het gemiddelde schuldbedrag in Noord-Nederland tot 30 procent hoger dan elders in Nederland,” aldus een woordvoerder. “Vooral eenoudergezinnen, werklozen en WAO’ers hebben problemen. Het meest wordt bezuinigd op uitgaan, kleding, vakantie, kranten en tijdschriften.” (94; 95) “De gemeente Reiderland in Oost-Groningen, is de armste gemeente van Nederland. De regionale voedselbank telt 400 cliënten. De onderkant van de Groningse samenleving kent veel schoolverlaters, laagopgeleiden, uitkeringsgerechtigden en mensen met schulden. (…) In Oost-Groningen is er geen werk. Grote fabrieken (meel, glas en karton) zijn nagenoeg verdwenen. Economische impulsen zijn er nauwelijks. (…) Laagopgeleiden blijven hier. Ze hebben geen geld voor een eigen huis en blijven dus thuis. Ze komen uit een gezin waar pa en opa geen werk hadden en worden dus niet gestimuleerd. De armoede gaat van generatie op generatie.” (95) 4.2 KONINGIN BEATRIX: BRIEF II MINISTER MELKERT VAN SOCIALE ZAKEN MELKERT ONTKENT ARMOEDE IN DE BIJLMER EN DE STRUCTURELE BROODUITDELINGEN VAN HUISARTS Mevrouw Hazelzet-d’Hersigny was niet helemaal tevreden met het 60
antwoord op de eerste brief van minister Melkert en verzocht begin mei 1998 de bewindsman een antwoord op enkele specifieke vragen als gevolg van de armoede in de Bijlmer. Een paar weken later in juni antwoordde minister Melkert mevrouw Hazelzet-d’Hersigny en het kabinet der Koningin als volgt: “Opnieuw ontving ik van u een brief waarin u mijn aandacht vraagt voor de situatie in de Bijlmer, zoals die in een door u meegezonden artikel werd geschetst. U verzoekt mij na te gaan of de daarin verstrekte informatie op waarheid berust en zo niet, die te weerleggen. In antwoord op uw verzoek wil ik eerst opmerken dat, indien het artikel bij u de suggestie wekt dat in Nederland bij voortduring groepen mensen voor hun eerste levensbehoeften afhankelijk zijn van voedseluitdelingen, ik uw zorg op dit gebied kan wegnemen. De brooduitdeling betrof een eenmalige actie van de betreffende arts in het kader van een verkiezingscampagne voor de deelraad in Amsterdam-Zuidoost. Wel kent de Bijlmer een aantal specifieke problemen, die echter niet representatief zijn voor de situatie in de rest van Nederland. Deze worden veroorzaakt doordat er in het stadsdeel – al dan niet legaal – veel mensen van verschillende nationaliteiten wonen met een relatief zwakke positie. Ook vormen de relatief hoge woonlasten in de wijk soms een probleem voor mensen met een minimuminkomen. De problemen in de Bijlmer zijn genoegzaam bekend. Door de (lokale) overheid wordt daar de nodige aandacht aan besteed. Ik vertrouw erop uw brief hiermee voldoende te hebben beantwoord,” aldus minister Melkert in zijn antwoord. (96) Melkert trachtte met zijn vorenstaande verklaring de door de overheid ingezette forse bezuinigingen in de publieke sector als oorzaak van de structurele armoede onder de sociaalzwakkeren te verdoezelen door deze terug te brengen tot een lokaal specifiek probleem van een wijk, de Bijlmer.
61
4.2.1 WEDEROM GEEFT MELKERT DE ZWITSERSE BRIEVENSCHRIJFSTER EN BEATRIX EEN ONJUIST BEELD Ten onrechte beweerde Melkert dat de lokale overheid de nodige aandacht besteedde aan het armoedevraagstuk in Amsterdam. De ingezette armoede anno 2007 eist nog steeds zijn tol. Marjet van Zuijlen, secretaris van het fractiebestuur van de PvdA, stelde dat fractievoorzitter ‘Machiavelli-Melkert’ opportunistisch en autoritair opereerde. (97) Melkerts partijgenote en collega Hannah Belliot (wethouder Welzijn in Amsterdam, 2002-2006) is tenminste eerlijk over de gevolgen van het bestuur in de periode van minister Melkert (Sociale Zaken). Belliot: “Het stadsbestuur heeft gefaald met het armoedebeleid. We hebben hard opgetreden, de Sociale Dienst gesaneerd, maar in deze collegeperiode is met de PvdA ook armoede ontstaan. Nu kinderen honger lijden, kan ik het niet uitleggen.” (98 99) Theo Fransman, voorzitter van de Voedselbank Amsterdam, zegt in een brief aan de gemeente dat ze alle leerlingen in het basisonderwijs tussen de middag van een warme maaltijd moet voorzien. “Te veel scholieren krijgen thuis onvoldoende goede voeding en moeten op een lege maag leren,” aldus Fransman. “Als de ouders er niet toe in staat blijken te zijn, moet de gemeente zorgen dat kinderen voldoende goede voeding binnenkrijgen.” (100) Sommige scholen in Amsterdam verzorgen nu al maaltijden voor de kinderen. Een woordvoerder van De Achtsprong in Zuidoost: “Wij zorgen voor brood en drinken voor onze leerlingen. Het is een hele organisatie, maar het is belangrijk om te doen.” (100) 4.2.2 MELKERT LIJKT IN DE WAR TE ZIJN, MAAR HET SCP BRENGT DE MINISTER BIJ ZIJN VERSTAND Minister Ad Melkert van Sociale Zaken in 1995: “Eigenlijk moeten we ons schamen dat er in Nederland armoede heerst. Het beleid van de afgelopen jaren heeft helaas niet kunnen voorkomen dat mensen over de rand vallen.” Toen deelde hij 62
mee dat er 800 miljoen gulden werd ingezet om arme mensen aan het maatschappelijk verkeer te laten deelnemen. (101) Dit geld zorgde voor meer banen maar verminderde de tweedeling niet. De grote toename van het aantal banen in de jaren negentig heeft de armoede niet doen afnemen, was de conclusie van het SCP in 2001. (102) Dit bleek uit een studie van onderzoeker P. de Beer van het SCP over de maatschappelijke betekenis van arbeid vanaf de jaren negentig. In 1990 was het inkomen bij huishoudens met werk gemiddeld 31 procent hoger dan bij huishoudens zonder werk. In 1997 was dat verschil gegroeid naar 33 procent. Ook steeg het aantal ‘arme werkenden’ van 5 procent van de huishoudens naar 7 procent acht jaar later. (103) De armoedegrens wordt geacht vijf procent boven de bijstandsnorm (het sociale minimum) te liggen. (103) Het rapport van P. de Beer van het SCP Over werken in de postindustriële samenleving verscheen begin juni 2001: De werkgelegenheid is tussen 1990 en 2000 in een recordtempo gegroeid. Er kwamen 1,3 miljoen banen bij, een groei van 23 procent. Deze banen kwamen echter nauwelijks terecht bij de mensen uit een huishouden dat onder of rond het sociaal minimum leefde, maar vooral bij herintredende vrouwen en jongeren. Bij slechts een op de zes à zeven arme huishoudens slaagt er jaarlijks een volwassene in om aan het werk te komen. Het aandeel huishoudens zonder arbeidsinkomen, ofwel de ‘nulverdieners’ die afhankelijk zijn van een sociale uitkering of een pensioen, daalde van 40 procent in 1990 naar 39 procent in 1997. Bij mensen onder de 65 jaar daalde het aantal ‘nulverdieners’ in deze periode van 23 tot 22 procent. (102) De conclusie van SCP-onderzoeker P. de Beer, komt overeen met de uitkomsten van de ‘armoedemonitor’ die in oktober 2000 uitkwam. Onderzoekers van de Erasmusuniversiteit en het SCP stelden daarin dat armoede ‘een akelig stabiel probleem’ is. Het aantal ‘minimumhuishoudens’ nam tussen 1990 en 1998 toe van 606.000 naar 673.000. De harde kern van ‘arme’ gezinnen bestaat volgens de armoedemonitor uit circa 250.000 huishoudens: zij moeten langdurig rondkomen van een minimuminkomen. (102) Om de sociale ongelijkheid en de armoede aan te pakken, dient volgens 63
onderzoeker De Beer niet meer alle heil te worden verwacht van een groei van de arbeidsdeelname. (102) Lage inkomensgrens: de grens is netto f.1.620 voor een alleenstaande, f.2.090 voor een eenoudergezin met één kind en f.2.180 voor een echtpaar zonder kinderen zonder huursubsidie. (105) 4.2.3 RAPPORTEN BEVESTIGEN SOCIALE ACHTERUITGANG IN AMSTERDAM In 1998, een paar maanden na de tweede brief van Melkert aan mevrouw Hazelzet-d’Hersigny, berichtte het SCP dat zestien Amsterdamse wijken deel uitmaken van de tophonderd van sterk in sociale status gedaalde wijken in Nederland. Het SCP rapporteerde over de sociaalruimtelijke ontwikkeling van wijken tussen 1971 en 1995. De wijken bevinden zich voornamelijk in de stadsdelen Noord en Zuidoost en de westelijke tuinsteden en behoren tot de sterkste dalers op de sociale ladder. Het SCP hanteert inkomen, opleiding en werkgelegenheid per postcodegebied als maatstaf. De wijken worden bevolkt met mensen die door lage opleiding of gering inkomen niets te kiezen hebben. (106) Achterstanden blijken hardnekkig. De werkloosheid onder niet-westerse allochtonen blijft bijvoorbeeld hoog, ondanks de toegenomen werkgelegenheid. Terwijl andere groepen profiteren van de economische vooruitgang. (…) In 2006 groeide de economie 2,9 procent. Net als in 2004 is de leefsituatie het slechtst in de stadsdelen Zuidoost, Geuzenveld-Slotermeer en in Noord. Noord en Zuidoost gaan wat werk betreft verder achteruit, Zuidoost ook op onderwijsgebied. De onderzoekers noemen het opvallend dat de situatie in Zuidoost, ondanks de vele beleidsinspanningen, verder afzakt. (107) Midden 2007 bleek uit het rapport De Staat van de Stad, van de hoofdstedelijke gemeentelijke dienst Onderzoek en Statistiek, een tweejaarlijks onderzoek naar het welzijn in de stad, dat de kloof tussen arm en rijk wederom is gegroeid. Vooral de laagopgeleide Amsterdammer met weinig inkomen heeft het nakijken: zijn welzijnsniveau ging de afgelopen twee jaar verder achteruit. (107) 64
In de vorige editie werd een groeiende tweedeling geconstateerd – en dat beeld wordt dit jaar bevestigd. Met de groepen waar het al goed mee ging, gaat het vaak beter, met de groepen die achterbleven, gaat het overwegend slechter. 4.2.4 PVDA VERANTWOORDELIJK VOOR GROEIENDE EN HARDNEKKIGE ARMOEDE Begin december 2005 publiceerden het SCP en het CBS de Armoedemonitor 2005. Daaruit bleek dat van de 680.000 Nederlandse huishoudens 10,5 procent een laag inkomen heeft. Laag is 850 euro netto per maand voor een alleenstaande, en 1.595 euro voor een gezin met twee kinderen. In een vervolg op de publicatie van het SCP en het CBS liet de Volkskrant door het bureau Inzicht BV, ook nog in december, het beleid van de gemeenten onderzoeken. Dat, meldde die krant op 23 december, schiet tekort. “Geen enkele gemeente heeft een samenhangend beleid.” Uit het verslag doemt een beeld van verwarring op. “Burgers kunnen nergens via een afdeling voorlichting of gemeentelijke website achterhalen waar ze recht op hebben.” Armoede op zichzelf is al ellendig. Een daaraan toegevoegde radeloosheid maakt deze toestand verschrikkelijk. (108) In deze studie wordt deze misleiding onderuit gehaald. Dit bezuinigingsbeleid nam een aanvang en een grote sprong onder leiding c.q. verantwoordelijkheid van de PvdA vanaf de participatie van deze partij in de regeringscoalities tussen 1989 en 2002 (Lubbers III, Paars I en II). De groei van werklozen in de onderklasse trachtte Melkert te verdoezelen door het creëren van perspectiefloze gesubsidieerde banen: de ‘Melkertbanen’. 4.2.5 MELKERTBANEN RESULTEERDEN IN WERKENDE ARMEN EN WERKGEVERSSUBSIDIE OP ARBEID Melkert erkent overigens dat zijn imago als kille, technocratische politicus nog te wensen overlaat. (19) Niet voor niets kwam PvdAminister van Sociale Zaken Melkert midden jaren negentig in aanvaring 65
met zijn partijgenoot Paul de Beer, econoom en medewerker van het Sociaal Cultureel Planbureau. De Beer meent dat vroeger armoede taboe was en dat nu politici er simpelweg geen aandacht voor hebben. Armen zijn niet aantrekkelijk. Paul de Beer (2005, Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies) voorzag de Haagse politiek van kritische kanttekeningen. Zijn mening over de ‘Melkertbanen’ met een beloning rond het minimumloon zonder de verplichting voor deelnemers door te stromen naar beter betaald werk. (109) Paul de Beer: “Tja, achteraf gezien kun je dat zien als creatie van een groep werkende armen. Dat was een gemiste kans, zeker toen de arbeidsmarkt eind jaren negentig zo sterk aantrok en die mensen toch in de Melkertbanen bleven zitten.” (109) Mensen in de bijstand werden met de jaren armer. De Beer: “In 1979 had de bijstand het hoogste niveau in koopkracht. Sindsdien is de koopkracht van de uitkeringen achteruit gehold, net zoals het minimumloon. Per saldo daalden die in de jaren tachtig zo’n 15 procent. Nu nog is de koopkracht van uitkeringen en het minimumloon lager dan in 1979, terwijl de welvaart en de lonen wel fors zijn gestegen. De verhogingen van uitkeringen en minimumloon met de gemiddelde loonstijging, de koppeling, heeft in de jaren negentig voorkomen dat de kloof nog groter nog groter werd.” (109) 4.2.6 VOORAL MIGRANTEN BLIJVEN IN HARDNEKKIGE ARMOEDE GEFIXEERD Armoede is bij uitstek een probleem van de allochtone bevolking. Dat concluderen het Centraal Planbureau en het SCP in de op 22 november 2001 verschenen Armoedemonitor 2001. (De onderzoeksperiode liep tot en met 1999.) (104) De armoede onder allochtonen is hoog: van de huishoudens met een niet-westerse allochtone kostwinner heeft 40 procent een laag inkomen. (110) Van de totale groep Nederlandse huishoudens met een laag inkomen vormen de allochtonen 17 procent. Eenoudergezinnen lopen het grootste risico in armoede te vervallen: bij bijna de helft van de armen gaat het om zo’n gezin. (104) 66
Het percentage arme kinderen in Nederland – kinderen beneden de achttien die opgroeien in een gezin met zo’n laag inkomen – bedraagt vijftien. (104) Ook de Armoedemonitor van eind 1999 toonde een grote welvaart en uitgebreide sociale zekerheid, maar nog altijd aanzienlijke clusters van mensen in armoede. Het aantal huishoudens dat moet rondkomen van een minimuminkomen of een inkomen nét iets daarboven, is ondanks de stormachtige banengroei van de afgelopen jaren nagenoeg constant gebleven. Uit de cijfers van de Armoedemonitor blijkt bijvoorbeeld dat van alle eenoudergezinnen met minderjarige kinderen maar liefst de helft moet rondkomen van een minimuminkomen. In Nederland doet zich – in navolging van de Verenigde Staten – een ‘feminisering’ van de armoede voor: alleenstaande moeders en oudere vrouwen vormen wat lage inkomens betreft de kwetsbaarste groepen. (105) De Armoedemonitor biedt ook inzicht in de ongelijke etnische en geografische spreiding van de armoede in Nederland. De sterkste concentratie doet zich voor onder allochtonen. Gemiddeld 43 procent van de huishoudens uit niet-Westerse landen, en zelfs 60 procent van de vluchtelingen behoort tot de groep met lage inkomens. Ter vergelijking: van alle Nederlandse huishoudens leeft gemiddeld ‘maar’ tien procent onder de armoedegrens. Verder is de langdurige armoede geconcentreerd in de grote steden. (105; 111) Melkert had kennelijk toch te weinig geld ter beschikking, want amper een jaar later meldde bisschop Muskens dat een arme die geen kant meer uit kan, een brood mag stelen. Ook na Muskens blijft de nood hoog. (101) Mijn MuskensBroden op doktersReceptenproject is tot 2004 voortgezet en was geen verkiezingsstunt zoals Melkert suggereerde. Hierna zijn er voedselbanken in het leven geroepen om de gevolgen van de armoede op Amsterdamse scholieren enigszins op te vangen. 4.3 DANKZIJ PAARSE BEZUINIGINGEN BITTERE ARMOEDE VLUCHTELINGEN PvdA-fractieleider Ad Melkert dacht niet aan het welzijn van de honderden kinderen toen hij in 1999 voorstelde om opgevangen 67
asielzoekers uit de opvang de illegaliteit in te sturen. (112) Waar deze kleintjes zouden slapen en hoe deze kinderen aan hun voeding zouden komen kon Adrianus Petrus Wilhelmus Melkert waarschijnlijk niet deren. Bij kinderen van asielzoekers, die in Nederland niet aan gezond eten kunnen komen of als ze helemaal niet kunnen eten, kan dat later blijvende schade voor hun gezondheid veroorzaken. Asielzoekers in de opvangcentra ontvangen van de overheid een maandelijkse toelage om van te leven. Zij mogen maar enkele weken per jaar tot een bepaald bedrag bijverdienen. Deze vluchtelingen ontvangen weinig geld om te voorkomen dat hun gezondheid op korteen lange termijn schade zou kunnen oplopen. De asielzoekers passen hun eet- en leefgewoonten zodanig aan, dat ze met het ontvangen geld rond kunnen komen. De toelage waar asielzoekers van rond moeten komen, is zelfs in december 2004 nog veel te laag. Van het eetgeld dat ze wekelijks krijgen, kan amper gezond worden gegeten. Asielzoekers moeten zelf voor eten en kleding zorgen. In vrijwel alle asielzoekerscentra maken asielzoekers hun eigen eten klaar. Vaste lasten – zoals huur, energiekosten en verzekeringspremies – hoeven ze niet zelf te betalen. Een asielzoekerskind jonger dan elf jaar krijgt wekelijks 3,63 euro om van te eten. Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft uitgerekend wat een dag gezond eten kost. Voor een kind is dat per dag al 3,84 euro. Daarbij is het Nibud uitgegaan van het Voedingscentrum dat heeft omschreven hoe een dag gezond eten eruit moet zien. “Dat zijn heel eenvoudige maaltijden waarbij je je dagelijks benodigde stoffen binnen krijgt. Luxe eten is er dan niet bij. (113; 114) Gewoon twee boterhammaaltijden, een warme maaltijd en een paar tussendoortjes”, aldus een Nibud-woordvoerster. De toelage bestaat uit een deel eetgeld en een deel leefgeld. Een volwassene krijgt per week in totaal 39,04 euro, vanaf volgend jaar dus 40,04 euro. Daar moeten dan ook kleding, toiletartikelen, eventuele reiskosten of een dagje uit van worden betaald. Bij binnenkomst in een centrum krijgt elke asielzoeker 36 euro om wat kleding en kookgerei te kunnen kopen. 68
“Het is zo verschrikkelijk weinig dat je er amper een óngezonde maaltijd van kunt bereiden,” zegt een woordvoerster van VluchtelingenWerk. De organisatie is een actie begonnen om de lage toelages onder de aandacht te brengen. “We krijgen al heel lang te horen dat het geldgebrek grote problemen oplevert. Asielzoekers gaan bijvoorbeeld zwart werken om toch wat geld binnen te krijgen. En ze krijgen vaak dingen toegestopt van kerken of andere maatschappelijke organisaties. Ook van het COA (Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers) horen we dat het inderdaad voor veel problemen zorgt.” Opmerkelijk is dat de toelagen sinds 1997 (Paars I) niet meer zijn aangepast, ook niet aan de inflatie. Overigens: als die indexering wel plaats had gehad, zouden de toelagen nog steeds erg laag zijn. Het kind dat nu nog 3,63 euro eetgeld per week krijgt, zou – als er sinds 1997 wel geïndexeerd was – nu 4,32 euro krijgen. Een woordvoerster van minister Verdonk (VVD, Vreemdelingenzaken) meldt dat de toelagen vanaf volgend jaar met 1 euro per week omhooggaan. “Ook zal er vanaf volgend jaar geïndexeerd worden,” aldus de woordvoerster. Waarom de toelagen de afgelopen jaren niet zijn verhoogd, kan zij niet verklaren. (113; 114) Een gezin van vader, moeder en twee kinderen van 6 en 14 jaar in een asielzoekerscentrum krijgt 96,69 euro per week. Dat bestaat uit een deel eetgeld en uit een deel leefgeld. Het eetgeld voor dit gezin per week komt neer op bijna 56 euro. Volgens het Nibud heeft dit gezin eigenlijk 124 euro nodig om fatsoenlijk en gezond te kunnen eten. Dat is dus meer dan twee keer zoveel als het gezin nu krijgt. “En dat zijn dan heel eenvoudige maaltijden,” meldt het Nibud. “Zo’n gezin heeft volgens onze normen per maand 656 euro nodig – 522 euro huishoudgeld en nog eens 134 euro voor kleding en schoeisel.” Dit gezin in een asielzoekerscentrum krijgt nu een kleine 390 euro. Asielzoekers mogen twaalf weken per jaar werken. Zolang ze niet meer dan 71,40 euro per maand verdienen, krijgen ze daarnaast ook hun wekelijkse toelage. Gaan ze tot 191,50 euro verdienen, dan moeten ze de helft van de toelage inleveren. Wie meer dan 191,50 euro salaris int, krijgt geen toelage meer. (113; 114)
69
4.4 PAARS’ SOCIAAL BELEID FAALT EN RESULTEERT IN ARMOEDE EN OPKOMST PIM FORTUYN Het beleid van Melkert c.s. resulteerde in een sterke toename van het aantal achterstandswijken in de grote steden die synoniem waren voor verloedering. De gegoede klasse voelde zich fysiek en medisch onveilig door de hoge prevalentie van besmettelijke ziekten en criminaliteit. Deze ontwikkelingen waren verantwoordelijk voor de opkomst van Pim Fortuyn om paal en perk te stellen aan het beleid van deze politici. PUINRUIMEN BLIJFT ACHTERWEGE De ‘puinhopen’ van de PvdA werden door het kabinet Balkenende I en II na 2002 voortgezet tot 2007. Onbedoeld werden deze feiten door Melkerts partijgenoot en collega Bos in 2006 bevestigd. Terecht merkte PvdA-leider Wouter Bos tijdens een verkiezingsdebat in november 2006 op “dat er sinds het aantreden van het eerste kabinetBalkenende veel meer voedselbanken zijn gekomen.” (115) De PvdAleider baseerde zijn kritiek op feiten uit de in november 2006 verschenen jaarlijkse Armoedemonitor van het SCP. Bos vond in dit rapport het bewijs dat de armoede onder Balkenende met 20 procent is toegenomen tot 680.000 huishoudens. (Tussen 2002 en 2005 is de armoede toegenomen. (116) Bos: “Armoede is de schandvlek van Nederland. Ik leg me daar niet bij neer, zoals dit kabinet wel heeft gedaan.” (116) In 2005 had 11 procent van de huishoudens, ofwel 1,5 miljoen mensen, een inkomen beneden de armoedegrens. Volgens het CBS en het SCP is iemand arm als hij 860 euro per maand of minder te besteden heeft (alleenstaande zonder kinderen). (…) Het Nibud ziet dat mensen met een laag inkomen steeds moeilijker rondkomen. (117; 118) Wat Bos niet zei is dat de basis van de geconstateerde feiten in 1989 gelegd werd door de forse bezuinigingsoperaties in de publieke sectoren van de toenmalige minister van Financiën (PvdA) in het kabinet Lubbers III, de heer Wim Kok en dat dit beleid werd voortgezet door premier Wim Kok in de kabinetten Paars I en II. Treffend vatte Pim Fortuyn de gevolgen van dit PvdA-beleid samen als De puinhopen van acht jaar Paars. 70
4.4.1 MELKERT BEKENT GEFAALD TE HEBBEN EN WORDT OP EEN LEUGEN BETRAPT Jaren later erkende PvdA-leider Ad Melkert dat hij in 2002 verkeerd heeft gereageerd op de opkomst van Pim Fortuyn. “Ik heb mezelf te veel in de toren van de bestuurder verschanst,” zei hij in het IKONtelevisieprogramma van Paul Rosenmöller. Ook erkende hij dat zijn optreden daardoor ‘iets bevoogdends’ kreeg. De boodschap was volgens hem te veel ‘we gaan de komende jaren op dezelfde manier door en zullen ervoor zorgen dat het goed blijft gaan’. (118) Maar een goede lezer kon Melkert een maand later wederom op een leugen betrappen. Melkert zou namelijk niet op dezelfde manier door willen gaan. In oktober 2001 sloot Melkert in het geheim een overeenkomst met VVD-leider Dijkstal over de doorstart van Paars, maar dan zonder D66. (120) Melkert gaf toe dat hij in een onmogelijke situatie verkeerde, doordat veel mensen hem daar niet op vertrouwden omdat ze iets hadden van ‘we hebben er nou even niks mee te maken dat het goed is gegaan afgelopen jaren, er zijn heel andere dingen gaande en ik wil dat je daar iets op zegt.’ Na het grote verlies van de PvdA en de flinke winst van Leefbaar Rotterdam onder aanvoering van Pim Fortuyn bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 gaf Melkert toe dat hij ‘te veel ontkende wat die revolutie was die zich in Rotterdam afspeelde’. (119) Bij de Kamerverkiezingen in mei 2002 viel de PvdA terug van 45 naar 23 zetels. Het kabinet-Balkenende met de LPF was een feit en Melkert zag zich gedwongen naar de Verenigde Staten te vertrekken, waar hij voor de Verenigde Naties ging werken. 4.4.2 ILLUSTRATIES VAN HET FALENDE PAARSE ARMOEDEBELEID Van artsen van de Amsterdamse GGD, Riagg, leerkrachten van scholen en hulpverleners van de logopedie en de diëtist ontvang ik zeer regelmatig signalen over patiënten die sociaal-maatschappelijk gered hadden kunnen worden. 71
Illustratief voor de gevolgen van structurele armoede voor de duizenden gezinnen van de Bijlmermeer zijn de hier volgende casussen zoals Melkert die in zijn tweede brief schreef te kennen. Casus I Van dokter C. Gottschal, GGD-arts Speciaal Onderwijs (Van Houtschool, Amsterdam) ontvang ik op 15 juni 1999 de volgende brief: ‘Betreft: N.O.R., geboren 1987, Geachte collega, Bij N. is al bij herhaling vastgesteld dat haar visus slecht is. Ze moet dringend een bril. Begin februari 1999 is ze bij collega Landvreugd (oogarts Amsterdamse Poort, NM) geweest en kreeg ze een recept mee, maar het meisje heeft nog steeds geen bril. Reden zou zijn dat moeder er geen geld voor (over) heeft. Wij hebben al heel veel pogingen gedaan moeder te bereiken en te motiveren, maar niets lukt! Telefoon doet het niet, N. durft er zelf thuis niet meer over te beginnen, al onze pogingen lopen dood. N. heeft dringend een bril nodig! Kunt u helpen / aktie ondernemen / thuis langsgaan? Met collegiale groet.’ Casus II STELEN VAN BROOD Op 19 december 2002 ontving ik een brief (kenmerk 02/0159/9174750/ MdK/WvB) van psychiater A.J. Fouwels van de Amsterdamse MFO Psychiatrie AMC / De Meren: In verband met het stelen van een brood op Schiphol werd de 29-jarige patiënt E. door de politie aangehouden. Toename geestelijk zieke migranten op straat of in de gevangenis Nederland telde in 2007 per 100.000 inwoners bijna 160 veroordeelden in de gevangenis, en dit is evenveel als in de Verenigde Staten. Veertig jaar geleden was dit 40 veroordeelden per 100.000 mensen, aldus strafrechtadvocaat Anker. (Anker is pleite, Radio I, 2 oktober 2007) 72
Sinds midden jaren negentig is er een toename van het aantal patiënten in acute psychische nood als gevolg van uitzichtloze financiële schulden. Dit uit zich frequent in zelfmoordpogingen of uiting van geweld. Bij de hier volgende patiënt zal de multidisciplinaire achtergrond en complexiteit de revue passeren: ‘De heer E. had veel psychosociale problemen en wilde zijn vrouw en kind vermoorden. Sinds twee jaar wordt hij door de Riagg behandeld in verband met psychische klachten. De voorgeschreven medicatie gebruikt hij waarschijnlijk niet. Patiënt verbleef bij zijn vriendin waarmee nu de relatie is verbroken. De heer E. werkte bij de PTT. Twee weken vóór het stelen van het brood was hij ontslagen. Hij heeft nu geen uitkering omdat hij die niet kan aanvragen zonder paspoort, dat hij verkocht heeft om schulden af te betalen. Hij heeft 2000 euro schuld bij een man waarvan hij bang is dat die hem zal vermoorden. Hij slaapt momenteel in het kantoor van een vriend en heeft geen geld. Hij heeft recent ruzie gehad met zijn (ex-)vriendin; ze hebben elkaar geslagen en patiënt heeft een mes gepakt om zijn vriendin te steken, maar heeft zich ingehouden. Hij had een brood gestolen op Schiphol omdat hij honger had. Patiënt is boos en wanhopig. Hij is bang om gek te worden. Hij is ook bang voor voodoo. Hij heeft een dicteerapparaatje in zijn broekzak. Als hij het echt niet meer ziet zitten, wil hij een liedje zingen en opnemen voor zijn moeder; daarna springt hij dan voor de trein. Patiënt heeft in het verleden bolletjes cocaïne geslikt en gesmokkeld om aan geld te komen. Hij overweegt dit weer te gaan doen, maar hij twijfelt, want als hij in de gevangenis zou komen, zou hij zich suïcideren’, aldus het schrijven van dokter Fouwels. 4.4.3 AMSTERDAMSE BURGEMEESTER COHEN (PVDA) GEEFT LATER EEN BETER BEELD OVER DE GEVOLGEN VAN DE BEZUINIGINGEN VAN DE PAARSE KABINETTEN Eind 2006 leefde nog een kwart van de inwoners van AmsterdamZuidoost onder de armoedegrens. (71) Pas begin 2006 erkenden de PvdA-kopstukken dat er in Amsterdam sprake was van structurele 73
armoede onder niet-westerse migranten. Toen zei de burgemeester van Amsterdam, Job Cohen (PvdA), dat blijvende armoede fel bestreden moest worden. (72) ‘Als oorzaken van armoede erkende Cohen de geringe groei van het aantal banen, werkloosheid en het gevoel bij sommige groepen dat zij in de maatschappij worden buitengesloten. Cohen: “Vele Amsterdammers knopen maar net de eindjes aan elkaar, of eigenlijk net niet. Want om na aftrek van de vaste lasten jezelf en twee kinderen te moeten voeden en kleden van zeventig euro in de maand is onbegonnen werk.” (72) Cohen waarschuwt dat armoede in toenemende mate een bedreiging vormt en kan leiden tot een tweedeling in de samenleving en tot radicalisering. (73) Enkele jaren hiervoor ontkende de partijgenoot van burgemeester Cohen, de heer Ad Melkert, minister van Sociale Zaken in het kabinet Kok (PvdA), dat er sprake was van zodanige armoede in Amsterdam dat kinderen zonder ontbijt naar school moesten. Naar school met een lege maag ‘Bleek gezicht, kringen onder de ogen. Veel leerlingen op basisschool De Botteloef in Amsterdam-Noord groeien op in onrust en armoede. Werkloosheid en criminaliteit dreigen, zo blijkt uit het rapport ‘Jong en Kwetsbaar in Amsterdam’. Het is niet eenvoudig hongerige kinderen iets te leren. Nee, hij heeft niets gegeten vanochtend, antwoordt de 11-jarige uit Afrika afkomstige leerling uit Amsterdam-Noord. “Echt geen tijd voor gehad,” zegt hij. Hij moest ook zijn jongere broertje en zusje aankleden en naar school brengen. Zijn vader woont niet thuis. En zijn moeder? Hij fluistert: “Mama slaapt soms nog, ze is een beetje ziek nu.” Directeur Eddy Nan van de rooms-katholieke basisschool De Botteloef in de wijk Banne weet beter: er is geen eten in huis. Ongeveer zestig procent van de leerlingen van De Botteloef is allochtoon. “Veel ouders leven op bijstandsniveau, sommigen hebben schulden.” Nan vertelt dat uit onderzoek van de school is gebleken dat 40 procent van de kinderen ’s morgens nuchter in de klas zit. De kinderen moeten iets meenemen en dat wordt om elf uur gegeten. Scheidende directeur (na 74
dertien jaar) van de school Diana Bakker: “Het is wel eens voorgekomen dat er een koud patatje of een halve frikadel in een broodtrommeltje zat. Dat was het enige wat er aan eten in huis was.” Het is niet eenvoudig hongerige kinderen iets te leren, vult Diana Bakker aan. “Je moet uitleggen hoe de d’s en de t’s werken in het Nederlands, terwijl een deel van de klas met een rammelende maag en een te lage suikerspiegel zit.” Logisch dat die leerlingen zich niet kunnen concentreren en een achterstand oplopen, stelt zij. (…) Er zijn niet veel ouders die uit zichzelf om financiële hulp komen vragen, hoewel de school die soms wel kan bieden. Nan: “Ze komen wel om steun voor de ouderbijdrage, of om met het schoolreisje mee te kunnen. Daar zijn regelingen voor. Ook voor sport zijn er voorzieningen. Als de kinderen lid willen worden van een sportvereniging, dan kan dat ook. Maar het gekke is: de mensen van wie we zien dat ze echt weinig hebben, die komen niet aankloppen. Uit schaamte, denk ik.” (…) Diana Bakker denkt dat het al een enorme stap zou zijn als de kinderen ’s ochtends op school ontbijt kregen: “Ze zouden dan een goede start maken. Wij willen het graag uitdelen, maar iemand anders moet het betalen en aanleveren, daar kunnen we als school niet aan beginnen.” (74)’ Burgemeester van Amsterdam Job Cohen in zijn nieuwjaarstoespraak begin 2006: “Er is wél actie nodig. Actie om de toenemende armoede, gevoelens van uitsluiting en werkloosheid die de stad momenteel teisteren te lijf te gaan.” Volgens de burgemeester is het niet voor iedereen even gemakkelijk erbij te horen en mee te doen in die opwerkfabriek. Vooral de armoede speelt daarbij een grote rol. “Vele Amsterdammers knopen maar net de eindjes aan elkaar, of eigenlijk net niet.” Hij waarschuwde dat deze groep in een neerwaartse spiraal kan raken. “Zodra mensen niet alleen arm zijn, maar ook structureel kansarm, dan moeten wij als samenleving ingrijpen. Instroom van armoede: akkoord, dat kan de stad aan, dat zit in het karakter van de stad. Maar reproductie van armoede moeten wij koste wat het kost voorkomen.” (74)
75
V MELKERT EN PVDA LEGGEN BASIS VOOR STRUCTURELE ARMOEDE: WERKLOOSHEID DOOR FRAUDE MET ESF-GELDEN Werkloosheid legde sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw de basis voor langdurige structurele armoede onder grote delen van de bewoners van Amsterdam. Dat werkzoekenden buiten de boot vielen kwam o.a. en vooral door lage scholing en opleiding. Deze positie zorgde voor een langdurige gemarginaliseerde maatschappelijke positie en sociaal isolement en armoede. Minister Ad Melkert (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) had in 1994 zelf de aanzet gegeven tot het verkeerd gebruik van subsidies uit het ESF. Begin 2001 kwam naar buiten dat door fraude en gerommel met ESF-gelden het uiteindelijke doel niet gehaald is. (16; 121; 122; 123) Bezuinigingen op arbeid en onderwijs met honderden miljoenen guldens door de kabinetten Lubbers III (1989-1994) en Paars I en II (1994-2002) vormden de grondslag voor structurele werkloosheid en sociale uitsluiting onder tienduizenden burgers met een sociale achterstand. Door oneigenlijk gebruik van ESF-gelden door minister Melkert en Arbeidsvoorziening werden tienduizenden huishoudens in armoede gedompeld. Het leeuwendeel van de gelden van het Europees Sociaal Fonds waren bedoeld ter bestrijding van de werkloosheid maar kregen met medeweten van minister Ad Melkert een andere bestemming. 5.1 ARBEIDSVOORZIENING EN SUBSIDIE UIT EUROPEES SOCIAAL FONDS (ESF) Arbeidsvoorziening was in 1991 in Nederland de publieke organisatie ter bestrijding van de werkloosheid. Toen er gelden vanuit Brussel beschikbaar kwamen juist voor dat doel, gingen die dus naar 76
Arbeidsvoorziening. Arbeidsvoorziening mocht rechtstreeks gelden bij Brussel (ESF-fonds) declareren. (124) EUROPEES SOCIAAL FONDS EN MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN De Europese Unie heeft het Europees Sociaal Fonds opgezet om mensen aan een baan te helpen of om te scholen, als ze hun baan dreigen te verliezen. (125) Al vanaf 1991 ontving Nederland geld uit het ESF om werklozen die moeilijk een baan konden vinden, zoals minderheden, vrouwen met een uitkering, jongeren en gedeeltelijk arbeidsongeschikten, aan werk te helpen. (126) ‘Arbeidsbureaus, stichtingen, bedrijven en gemeenten kunnen er een beroep op doen, bijvoorbeeld als zij een cursus organiseren voor werkzoekenden. In ruil voor het geld eist de EU administratieve en financiële verantwoording. Daaraan schort het veelvuldig in Nederland.’ (125) (126): ‘De uitvoering van de subsidieregeling ligt in handen van Arbeidsvoorziening, die daarvoor een contract heeft gesloten met het ministerie van Sociale Zaken. Arbeidsvoorziening heeft het zogeheten eerstelijns toezicht, Sociale Zaken moest daar weer op toezien. Het ministerie, achtereenvolgens onder leiding van de PvdA-ministers Ad Melkert, Klaas de Vries en Willem Vermeend, is uiteindelijk verantwoordelijk. Tussen 1994 en 1999 gaat het om ruim 8000 projecten. Daarbij ging een hoop mis.’ (126) 5.1.1 WERKLOOSHEID DOOR ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN ESF-GELDEN Honderden miljoenen guldens Europese subsidies, ESF-gelden, die bestemd waren voor werkgelegenheidsprojecten voor de categorie arme werklozen zijn tussen 1991 en 2002 door de overheid niet voor dit doel besteed. Dit geld werd onder meer gebruikt om de gevolgen van bezuinigingen op instituten als Arbeidsvoorziening op te vangen. In 2001 kwamen vele details van de onregelmatigheden bovendrijven. Ambtenaren bij de Europese Commissie keken met enige verbazing naar het politieke drama dat zich in Nederland leek te ontwikkelen. 77
“Het gaat ons eigenlijk maar om één ding: de wetenschap dat geld, bestemd om mensen om en bij te scholen, is gegaan naar niet-bestaande studenten en besteed aan niet-bestaande cursussen,” aldus een ambtenaar. (127) Vanaf 1991, toen CDA’er Bert de Vries minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was (PvdA’er Kok was minister van Financiën, kabinet Lubbers III, 1989-1994 en in Paars I en II premier van 1994 tot 2002), werd ESF-geld aangewend door Arbeidsvoorziening. (128) ‘Accountants van het ministerie van Sociale Zaken hebben vanaf 1992 tot en met 2000 jaar in jaar uit kritische opmerkingen gemaakt en op hardnekkige structurele gebreken gewezen over de besteding van subsidies uit het Europees Sociaal Fonds. ESF-geld wordt niet aan de aangewezen projecten besteed. Maar de ministers van Sociale Zaken (Bert de Vries, Ad Melkert en Klaas de Vries, NM) negeerden de waarschuwingen van de accountants.’ (129; 130) 5.1.2 REKENKAMER UIT KRITIEK OP MELKERT Volgens de Algemene Rekenkamer (H. Koning, voorzitter) staat wel vast dat Melkert er na 1994 nauwelijks op heeft toegezien hoe het ESF-geld in de praktijk werd besteed. Dat verwijt treft Melkert even hard als zijn opvolgers Klaas de Vries en Vermeend. De Rekenkamer heeft keer op keer vastgesteld dat het ook onder die twee op Sociale Zaken heeft ontbroken aan organisatie, coördinatie en regie en dat het ministerie tot ver in 2000 nauwelijks wist wat er met het ESF-geld gebeurde. (125) 5.2 OVERHEID (CDA, PVDA) VERSPILDE HONDERDEN MILJOENEN BIJ DE VERZELFSTANDIGING VAN DE ARBEIDSBUREAUS (1991-2001) Prof. dr. Lenze Koopmans, de laatste bestuurder van Arbeidsvoorziening (Arbvo), maakte een analyse die een onderzoek bevatte van de politiekbestuurlijke omstandigheden waaronder Arbvo moest opereren. Dat stuk, ‘Tien jaar tripartiete’, van hoogleraar P. van der Heijden, advocaat 78
L. van den Blink en accountant P. Neeleman, legde de vinger op diverse zere plekken. Arbvo is niet alléén een financieel fiasco, het is ook een bestuurlijke en politieke mislukking. (131) ‘De verzelfstandiging van Arbeidsvoorziening is mislukt. Extra kosten van honderden miljoenen,’ schrijven onderzoekers, ‘de leiding van Sociale Zaken die fraude pleegde en bestuursleden die zich schuldig maakten aan belangenverstrengeling. Zo erg heb ik het bij de overheid nog nooit gezien.’ (131) Als minister van Sociale Zaken was Bert de Vries (CDA, 19891994) verantwoordelijk voor Arbeidsvoorziening. De koepel van Arbeidsbureaus, in 1991 verzelfstandigd, had de naam een slordige administratie te voeren. (…) Tien jaar later, bij het einde van Arbeidsvoorziening, was de financiële wanorde gebleven. Huisaccountant Deloitte, Touche vermeldde het laatste jaar dat Arbvo volwaardig draaide, bij de jaarrekening 2000, dat men niet instond voor ‘de volledigheid en de juistheid’ van de cijfers. Het financieel jaarverslag kon ‘omissies en tekortkomingen’ bevatten die de accountants door de gebrekkige administratie van Arbvo niet hebben kunnen achterhalen. Een goedkeurende verklaring was daarom achterwege gebleven. Zo zal het formeel altijd onbekend blijven waaraan Arbvo in zijn laatste jaar zijn budget van circa 860 miljoen euro (1,9 miljard gulden) heeft opgemaakt. Daar komt bij dat, volgens de nu bekende gegevens, de staat honderden miljoenen euro’s kwijt is aan de erfenis van Arbvo. Tekorten uit het verleden, wachtgelden, terugvordering van geld uit het ESF en gedwongen aandelenkoop in geprivatiseerde onderdelen van Arbvo. Het gaat nu om 678 miljoen euro (ruim anderhalf miljard gulden) en het kan minder worden, maar evengoed meer. (131) 5.3 MINISTER AD MELKERT BEZUINIGT EN MISLEIDT MET ESF-SUBSIDIES: ITALIAANSE TOESTANDEN De structurele armoede ten gevolge van achteruitgang in inkomsten door werkloosheid is in gang gezet door verdere grote bezuinigingen in de publieke sector van minister van Financiën en tevens vice-premier 79
Wim Kok (PvdA) en uitgevoerd door de PvdA-staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mw. E. ter Veld en drs. J. Wallage in het Kabinet Lubbers III (1989-1994). (132) Tijdens deze regeerperiode kreeg het kabinet te maken met verdere bezuinigingen op de andere sociale voorzieningen. (132) Melkert was niet de eerste die gebruik van ESF-geld suggereerde om gaten in de begroting op te vangen. (133) Kort nadat ‘Arbeidsvoorziening’ (arbeidsbureaus, NM) in 1991 werd gevormd, bezuinigde het kabinet 100 miljoen gulden op het budget zegt Piet Hazenbosch, CNV-bestuurslid van Arbvo. “De centrales waren boos. Maar Kok zei: vrienden, maak je niet druk, Nederland claimt meer geld uit de Europese structuurfondsen – die 100 miljoen kan je gemakkelijk uit Brussel halen,” aldus Hazenbosch, (123) Niet alleen de centrales waren boos om de bezuiniging van 100 miljoen gulden op de begroting van Arbeidsvoorziening. Ook toenmalig voorzitter R. de Boer beklaagde zich daarover bij de minister van Financiën Kok en kreeg hetzelfde te horen als Hazenbosch. De Boer ging akkoord met de bezuiniging. (133) Dit bezuinigingsbeleid werd voortgezet door het Paars-I-kabinet onder leiding van premier Wim Kok en veroorzaakte ruzie met de sociale partners. (123) Het eerste paarse kabinet had als motto: werk, werk, werk. Vooral PvdA-minister Melkert van Sociale Zaken had grote plannen. Hij bedacht ambitieuze en naar later bleek succesvolle banenplannen voor werklozen: de Melkertbanen. Om zijn plannen te kunnen financieren bedong Melkert in de formatie dat de Arbvo minder geld uit de staatskas kreeg. Het kabinet boekte een bezuiniging in van vier maal 400 miljoen gulden. (134) Dit onderdeel van het regeerakkoord, de bezuiniging van 400 miljoen gulden op Arbvo, dreef bonden en werkgevers tot woede. De arbeidsbureaus zijn sinds 1991 losgemaakt van de overheid en worden bestuurd door werkgevers, werknemers en overheid gezamenlijk. “Door de bezuiniging verloor ‘Arbvo’ een kwart van haar budget. Terwijl ‘werk, werk, werk’ het kabinetsmotto heette te zijn. En terwijl Wim Kok, als minister van Financiën en collega Bert de Vries (Sociale 80
Zaken, CDA), in de vorige kabinetsperiode (Lubbers III, 1989-1994, NM) een convenant hebben getekend waarin staat dat Arbvo buiten nieuwe bezuinigingen blijft. (…) We voelden ons belazerd”, zei Westerlaken (voorzitter vakbond CNV). (123) Om de bovenstaande grote bezuiniging wilden werkgevers (VNONCW: Sip Nieuwsma) en bonden (FNV: Simon van de Pol) uit het Arbvo-bestuur stappen. De enige die zich verzette was Ad Melkert. Die bleef maar zeggen: de pijn is heus wel te verzachten, laten we praten. Zo belegden de centrales en minister Ad Melkert een informele bijeenkomst in het toenmalige Berg Hotel in Amersfoort. In dit overleg wist Melkert de centrales ervan te overtuigen dat een formele aanpassing van de bezuinigingen onbegonnen werk was. “Anders had hij gedonder gekregen met defensie en onderwijs.” Zo lukte het Melkert werkgevers en bonden van de aantrekkelijkheid van informele arrangementen te doordringen, van varianten die Arbvo extra geld opleverden zonder dat dit direct bleek uit wat op papier werd gezet, vertelde CNV-voorzitter Anton Westerlaken. “Daarom was het ook in ons belang dat de werkelijkheid – verzachting van de bezuinigingen – niet al te helder op papier kwam. Onze inzet was het activiteitenniveau van Arbvo op peil te houden.” (123) 5.3.1
MELKERT EN DE BEL AIR-DEAL IN 1994
Twee dagen voor Kerst, in 1994, stuurde toenmalige minister Melkert (Sociale Zaken) een brief naar de Tweede Kamer. De brief ging echter niet als officieel stuk naar het parlement, met daarbij een nummer op onderwerp zodat de brief gemakkelijk was terug te vinden. De brief legde hij op 23 december ter inzage. De bewuste brief handelde over de ‘partijenovereenkomst’ die Melkert had gesloten met vakbonden en werkgeversorganisaties {FNV, CNV, MHP en VNO, NCW, MKB, (134)} om honderden miljoenen aan bezuinigingen op Arbeidsvoorziening, de arbeidsbureaus, te verzachten. De problemen met het Europees Sociaal Fonds vloeiden voort uit deze overeenkomst. Melkert veroorzaakte zo zelf het oneigenlijk gebruik van het ESF-geld. (135) Tijdens de onderhandeling tussen Melkert, vakcentrales en de 81
werkgevers zei minister Melkert dat het mocht van Brussel. Arbvo wordt met het akkoord plots gebruiker van ESF-geld en dus belanghebbende. (134) Uit diverse bronnen viel op te maken dat de jaren daarna (1994, NM) het toezicht van Melkerts toenmalige ministerie ernstig tekortschoot. Er werd niet of nauwelijks gereageerd op signalen van de Europese Commissie. (136) Bij de brief van 23 december voegde Melkert een afschrift toe van De partijenovereenkomst inzake hoofdlijnen toekomst Arbeidsvoorziening. Hoewel ESF de grootste post vormde waarmee de bezuinigingen werden verzacht, werd in de tekst van de overeenkomst ESF niet genoemd. Alleen in een bijgevoegd staatje met inkomsten en uitgaven stonden voor de jaren 1995 tot 1999 bedragen van 105 tot 120 miljoen gulden aan ‘inkomsten’ uit ‘ESF’ geboekt. Volgens directbetrokkenen was dit geld opgevat als financieringsbron voor Arbeidsvoorziening en niet als geld dat naar concrete projecten moest worden doorgeleid. En dat was in strijd met Europese regels. Een maand later lichtte Melkert de Tweede Kamer opnieuw in over de partijenovereenkomst. Het kabinet had er inmiddels ook mee ingestemd. Ook in deze brief wordt het Europees Sociaal Fonds niet aangehaald. (…) Dat er ESF-geld gebruikt zou worden als financieringsbron om het activiteitenniveau van Arbeidsvoorziening op peil te houden, en waarbij er dus geen sprake was van concrete projecten, schreef Melkert de Kamer niet. (…) Toch zou het geld uiteindelijk worden gebruikt om de gaten in de begroting van Arbvo te dichten. (135) Melkert had de Tweede Kamer dus, zij het summier, ingelicht over de overeenkomst met de sociale partners. Daarmee was de Tweede Kamer niet medeverantwoordelijk voor het door de Europese Commissie vastgestelde oneigenlijk gebruik van ESF-geld. In het Nederlands staatsbestel is de minister verantwoordelijk. (135) 5.3.1.1 HOTEL BEL AIR In een laatste poging een dreigende breuk te lijmen, vergaderde op woensdag 21 december 1994 Ad Melkert in het Haagse hotel Bel 82
Air met de voorzitters van werkgevers en werknemers, onder wie Westerlaken, Johan Stekelenburg (FNV) en Hans Blankert (NCW). Voor de centrales was een korting van 400 miljoen onaanvaardbaar, voor Melkert was het onmogelijk onder het regeerakkoord uit te komen dat een korting van 400 miljoen voorschreef. (123) Eerder had het kabinet, met name Wim Kok, al gewezen op de structuurfondsen van de Europese Commissie om bezuinigingen op Arbvo te verlichten (zie vorenstaand verklaring van Piet Hazenbosch, destijds voor het CNV bestuurlid van Arbvo). (123) In een soortgelijke denktrant bleek de bijeenkomst van december 1994 te zijn voorbereid. Melkert presenteerde de centrales anderhalf A-viertje tekst en een cijferreeks die suggereerde dat de 400 miljoen bezuinigingen nagenoeg weggewerkt konden worden. Een groot deel haalde hij binnen door Arbvo in staat te stellen voortaan geld te vorderen van gemeenten en bedrijfsverenigingen voor het bemiddelen van werknemers (zogeheten ‘gedwongen winkelnering’), het andere grote deel, een bedrag dat van 105 miljoen oploopt tot 120 miljoen gulden per jaar, boekte hij als ‘inkomsten’ voor Arbvo uit ‘ESF’. De werkgevers waren geneigd het bod van Melkert te accepteren. Bij de FNV en CNV is de boot aan. De voorzitters Stekelenburg en Westerlaken wilden de deal van Melkert accepteren. Maar hun specialisten, Van de Pol (FNV) en Hazenbosch (CNV), beiden actief in het bestuur van Arbvo, zien er niets in. (123) Van de Pol signaleert achteraf dat het ESF-geld wordt geboekt als ‘inkomsten’, “wat strikt genomen niet kan”, zegt hij: de Europese Commissie stelt ESF-subsidie alleen beschikbaar voor concrete projecten en op voorwaarde dat de Nederlandse overheid de helft van zo’n project co-financiert. “Ik herinner me zeer levendig dat Hazenbosch en ik tegen elkaar zeiden: dit leidt tot gedoe, dit loopt verkeerd af, hier haal je een kankergezwel mee binnen. De gedwongen winkelnering plus ESF-projecten als landelijke directie zelf gaan uitvoeren – dat kon niet goed aflopen. Ik vond dat we dit akkoord niet moesten sluiten. (…)” Piet Hazenbosch was zonodig scherper in zijn verzet dan Van de Pol. “Dat je van iedere gulden twee gulden kan maken met Europese 83
subsidie – dat is een kunstje voor Zuid-Italië. Te fraudegevoelig. Ik heb er nooit iets in gezien. Maar de Europese integratie is tenslotte zo goed verlopen dat wij dankzij ESF Italiaanse toestanden hebben geïmporteerd.” Want ook Hazenbosch wist zijn voorzitter, Westerlaken, niet te overtuigen. “Ik vond de marge te smal om te breken”, zegt Westerlaken. “Maar achteraf hebben Van de Pol en Hazenbosch natuurlijk groot gelijk gekregen.” (123) Na het akkoord, het werd 22 december gesloten, om vijf over half een ’s nachts, werd binnen Arbvo het woord ‘ESF eigen organisatie’ een vast begrip. Volgens de Brusselse formaliteiten kon het geld alleen worden aangewend voor concrete werkgelegenheidsprojecten. Maar in de praktijk van alle dag lag dat minder helder. Arbvo-bestuurslid Sip Nieuwsma van VNO-NCW: “De term ‘ESF eigen organisatie’ vind je ook terug in allerlei officiële stukken. Dat was het geld waarmee we na de bezuinigingen van 1994 de gaten vulden en de exploitatie mee rond maakten. Het is destijds geen punt van bespreking geweest of deze aanwending van ESF-geld mocht. ESF was een middel om de gaten te vullen en het kwam bij mij niet op om te vragen: mag dat ook? De deskundigen kwamen ermee, dan denk je: dat zit wel goed.” (123) ‘Ook Arbvo-bestuurslid Van de Pol (FNV) beaamt dat de term ‘ESF eigen organisatie’ pas na het akkoord met Melkert opgeld doet. “’ESF eigen organisatie’ werd binnen Arbvo beschouwd als eigen geld, maar het wás Brussels geld – alleen, dat besef was zwak ontwikkeld.” (123) Het besef was zo zwak ontwikkeld dat het maar langzaam tot Arbvo én Sociale Zaken doordrong dat zich een steeds groter probleem vormde met de controleurs van de Europese Commissie. Pas toen het, onthuld door het Radio I Journaal, medio 1999 de nationale politieke agenda haalde, drong het in volle omvang door. Toen was het ruim te laat voor tegenactie. En als daarna de problemen met de Europese Commissie over ESF zich blijven opstapelen, en de Brusselse controles en terugvorderingsacties steeds omineuzere vormen aannemen, geeft de algemene directie van Arbvo begin dit jaar (2001, NM) opdracht een ‘inventarisatie’ te maken van het handelen van het Arbvo-bestuur inzake ESF. (123) 84
Tien interne betrokkenen worden geïnterviewd door Raymond Potsdammer, begin jaren negentig algemeen secretaris bij Arbvo. In hoofdstuk I staat: “Uit de interviews komt de opvatting naar voren dat de minister van Sociale Zaken Arbeidsvoorziening (Arbvo) [met het akkoord in 1994, red.] tegemoet wilde komen bij het voorkomen van de als gevolg van deze bezuiniging ontstane liquiditeitsproblemen. Daartoe werd aan de begroting van Arbvo in 1995 onder meer 105 miljoen gulden ESF-geld toegevoegd ten behoeve van aanwending binnen de eigen organisatie.” (123) Gevolg is, aldus het rapport, dat binnen Arbvo onheldere geldstromen ontstaan. Door de aanhoudende Europese controles krijgt Arbvo daardoor steeds ergere problemen, “omdat geen duidelijk onderscheid te maken was tussen (-) geld bestemd voor de exploitatie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en anderzijds Europees subsidiegeld.” De gevolgen zijn in ieder geval desastreus, leert het stuk. Want het zijn vooral de ESF-subsidies die voor de ‘eigen organisatie’ zijn aangewend die bij controles tegen de lamp lopen. In het stuk van Potsdammer staat dat van alle gecontroleerde gelden die Arbvo voor ‘eigen organisatie’ aanwendde, “tachtig procent van deze declaraties niet voldeden aan de eisen, ofwel tachtig procent van de projecten dienden te worden afgekeurd.” (123) Piet Hazenbosch meent zich te herinneren dat Melkert voor een camera over de ESF-affaire eens zei “dat hij het schandalig vond, of zoiets, dat dit geld zo is besteed. Dan denk ik: nóu Ad, je hebt het zelf mede bedacht.” (123) Een en ander staat haaks op uitspraken die Melkert deed als minister van Sociale Zaken in 1995. In overleg met de Tweede Kamer in april van dat jaar wees Melkert er nadrukkelijk op dat ESF-gelden alleen voor werkgelegenheidsprojecten mochten worden gebruikt. (…) Bestuurders van de vakcentrales CNV en FNV beweren dat Melkert in 1994 het gebruik van ESF-geld aanmoedigde voor de exploitatie van de Arbeidsvoorziening. Dit om de forse bezuinigingen van 400 miljoen gulden per jaar te verzachten. (137) 85
Uit een ambtelijk stuk dat Sociale Zaken steeds weigerde vrij te geven blijkt dat Ad Melkert in 1994 dringende waarschuwingen van zijn ambtenaren over de besteding van miljardensubsidies uit het Europees Fonds voor Werkgelegenheidsprojecten in de wind sloeg. Ambtenaren van Sociale Zaken meldden Melkert, een maand eerder aangetreden als minister, dat veel scherpere controle op de besteding nodig was. (…) Het interne rapport belandde in een la op het departement. (‘In vijf jaar tijd krijgt Arbeidsvoorziening 570 miljoen gulden uit het ESF voor de reguliere begroting. Melkert heeft over de deal overlegd met ambtenaren van de Europese Commissie: zij bedingen als voorwaarde dat Arbeidsvoorziening de miljoenen alleen mag gebruiken voor scholing van werklozen en werkgelegenheidsprojecten. Het gevolg van het akkoord is dat Arbvo niet langer alleen uitvoerder van ESF is, maar tevens gebruiker wordt van ESF-geld. De gebruiker moet zijn eigen projecten controleren en beoordelen.’ (134) De voorspelling is uitgekomen. Brussel eist wegens onregelmatigheden 447 miljoen gulden terug van Nederland, 40 procent van de ESFsubsidie over de jaren 1993, 1994 en 1995. (…) De uitvoering berustte bij Arbeidsvoorziening, maar omdat de minister van Sociale Zaken de eindverantwoordelijkheid droeg tegenover de Europese Commissie, had hij een cruciale rol in het toezicht. In de praktijk leunde Sociale Zaken echter zwaar op Arbeidsvoorziening. “Het toezicht en de controle door Arbeidsvoorziening en het toezicht vanuit Sociale Zaken voldoen niet aan de minimale eisen,” concludeerden de ambtenaren. (121) 5.4 BEZUINIGING OP ARBEID EN ITALIAANSE TOESTANDEN GRONDSLAG VOOR STRUCTURELE ARMOEDE ONDER SOCIAAL ZWAKKEREN De regering heeft de laatste acht jaar miljarden guldens verspild aan nutteloze projecten voor langdurig werklozen. Dat stelt een commissie van topambtenaren van enkele departementen (rapport Aan de Slag) die onderzoek heeft gedaan naar de effectiviteit van ‘arbeidsmarktinstrumenten. (138; 139) 86
De uitgaven voor banenplannen bedragen inmiddels ongeveer twaalf miljard gulden per jaar, terwijl de langdurige werkloosheid met slechts dertien procent is gedaald. De commissie heeft ook kritiek op de zogeheten Melkertbanen. Mensen met zo’n baan blijken in de praktijk maar moeilijk door te stromen naar een echte baan. (In 1993 bleek ook al na onderzoek dat slechts twee procent van de banenpoolers doorstroomde naar een reguliere baan, 140). Conclusie: Melkert heeft er een potje van gemaakt. VVD-Kamerlid Henk Kamp houdt er ‘de indruk aan over dat Melkert er met de haren wordt bijgesleept’. “Als je ziet hoeveel laag opgeleide buitenlanders de laatste jaren zijn toegetreden tot de groep langdurig werklozen, die moeilijk bemiddelbaar zijn, dan is de dertien procent die aan een baan is geholpen, al een hele prestatie. Het is gewoon een heel hardnekkig probleem.” Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de minister van Sociale Zaken, PvdA’er Willem Vermeend. Het rapport, dat via het NOSJournaal is uitgelekt, is opnieuw een tegenvaller voor Ad Melkert, PvdA-fractievoorzitter en oud-minister van Sociale Zaken. Hij moet zich binnenkort in de Tweede Kamer verdedigen tegen het verwijt dat miljarden guldens Europese subsidie oneigenlijk zijn gebruikt.’ (138; 139) Deze langlopende zaak van fraude en onregelmatigheden met subsidies uit het Europees Sociaal Fonds is voor de minister van Sociale Zaken, Vermeend (2000 – 2002, NM), een “migrainedossier”, zoals hij het zelf op 24 januari 2001 in een debat met de Tweede Kamer noemde. Maar het lijkt nog meer een zaak met politieke risico’s voor Ad Melkert, PvdA-fractieleider en beoogd opvolger van partijleider Wim Kok. Hij was destijds verantwoordelijk voor de controle op de werkgelegenheidsprojecten die met ESF-geld werden gefinancierd. (123) Het NRC Handelsblad kopt op 24 juli 2001: ‘Hoe Melkert “Italiaanse toestanden” importeerde’. In juli 2001 erkende het ministerie van Sociale Zaken dat minister Melkert van dit ministerie in 1994 geen toestemming heeft gevraagd aan de Europese Commissie om geld uit het Europees Sociaal Fonds te gebruiken om een bezuiniging bij Arbeidsvoorziening te verzachten. 87
Sociale Zaken meldde eerder dat Melkert op ambtelijk niveau had laten vragen of de constructie was toegestaan. Nu blijkt dat de minister dit niet heeft gedaan. (14) De Europese Commissie ontkent dat zij heeft goedgekeurd dat geld uit het ESF werd gebruikt voor ondersteuning van de begroting van Arbeidsvoorziening. (127) 5.5 MELKERT WIST AL IN 1998 VAN GEROMMEL MET EUSUBSIDIE Melkert wist in 1998, aan het eind van zijn periode als minister van Sociale Zaken, dat het goed fout was gegaan met Europese sociale subsidies. (…) Hij had zelf juist weinig prioriteit gegeven aan de problemen. De Rekenkamer signaleerde in 1995 voor het eerst dat de controle op de Europese subsidies niet deugde. Vervolgens stelde Melkert dat er anno 1998 weinig is veranderd. (17). 5.5.1 FRAUDE OP HOOG NIVEAU, MAAR PVDA WEET VAN NIETS NIEMAND KON VERLEIDING VAN ESF-MILJARDEN WEERSTAAN Nederland betaalt per jaar ruim 13 miljard gulden aan de Europese Unie en krijgt daar onder meer in de vorm van landbouw- en ESFsubsidies bijna 4 miljard van terug. (136) De gehele episode van de besteding van deze ESF-gelden legt het feilen van de Nederlandse bestuurscultuur bloot. Voor de besluitvorming wordt iedereen, in de beste traditie van het poldermodel, medeverantwoordelijk gemaakt; met als gevaar dat uiteindelijk niemand verantwoordelijk valt te houden, omdat alle betrokkenen meedelen in de schuld. (141) Sinds de begrotingstruc van Melkert van eind 1994 is het ESF verworden tot een nauwelijks te controleren geldstroom waarin vele miljarden omgaan. Tot 1999 ontving Nederland al zo’n 3 miljard gulden. Hiervan stak Melkert uiteindelijk bijna 600 miljoen gulden ESF-geld in Arbeidsvoorziening, (14), tot eind 2006 komt daar nog 4 miljard 88
bij. (13) Dit terwijl begin 1998 in Brussel nog een slordige drie miljard gulden op Nederlandse projectvoorstellen wacht. (142) De ESF-miljarden uit de periode 1994-1999 waren bedoeld voor scholing en re-integratie van werkzoekenden en werklozen. Maar lang niet alles kwam ook daadwerkelijk op die plekken terecht. (Brussel constateerde onregelmatigheden bij een op de vier door Nederland opgevoerde werkgelegenheids- of scholingsprojecten tussen 1994 en 2000: 15) Een deel van de ESF-miljarden verdween met medeweten van alle betrokkenen (overheid en sociale partners, NM) richting de Arbeidsvoorziening, de opvolger van de Arbeidsbureaus; een ander deel ging in de zak van projectontwikkelaars die bijvoorbeeld de scholingscursussen voor hun rekening namen. (13) Ineens moesten werkgelegenheidsprojecten uit twee bronnen worden betaald: boven op elke 45 cent die door de Europese Unie werd betaald moest Nederland 55 cent leggen. De toestroom van ESF-geld ging vergezeld van een flinke dosis bureaucratie. Uitvoerders van projecten kregen te maken met regels van Brussel, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening, het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening en vaak ook nog met regels van de gemeente die uit hun bakken de namen van werklozen aanleverde. (13) Toezicht kwam uit Brussel en Nederland. In Brussel zat de Europese Toezichthouder ESF, waarin vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid, werkgevers en werknemers zitting hadden. De sociale partners lieten bij deze Brusselse toezichthouder veelal verstek gaan. Het ministerie ging toch, dus we waren vertegenwoordigd, aldus een toenmalig bestuurder. (13) In Nederland waren twee comités voor toezicht op het ESF-geld. Daarin zaten dezelfde partijen als bij de Europese toezichthouder. Maar ook dat toezicht werd slechts mondjesmaat, bijna met tegenzin uitgevoerd, herinnert een bestuurder zich. “Wij hadden onze handen vol aan Arbeidsvoorziening. ESF konden we er helemaal niet bij hebben.” (13) Bij het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening (CBA) stond elke maand het ESF op de agenda. “Maar ik kan me niet herinneren dat we het er 89
ooit over hebben gehad,” zegt de bestuurder. Zelfs toen in 1996 uit Brussel signalen kwamen dat het toezicht niet goed functioneerde, was dat voor het CBA geen aanleiding de werkwijze te herzien. Het riep de regionale besturen slechts op beter toe te zien. Bovendien twijfelde niemand aan de projecten die ESF-geld kregen. In het CBA zaten immers tussen 1994 en 1996 de directeuren–generaal van de ministeries van Onderwijs, Economische Zaken en Sociale Zaken. Via hen droegen drie ministeries medeverantwoordelijkheid voor ESF-bestedingen. Voor de vakbeweging en de werkgevers was dat voldoende garantie: het zat wel goed. (13) 5.5.1.1 FRAUDE: SCHUIVEN MET EU-GELD WAS PUBLIEK GEHEIM Sociale Zaken meldt dat Melkerts voorganger, de CDA’er Bert de Vries, ook al ESF-geld had gebruikt voor Arbeidsvoorziening. Volgens Sociale Zaken stak De Vries in 1991 (1989-1994, Lubbers III, Kok minister van Financiën, NM) 61,8 miljoen aan ESF-geld in Arbeidsvoorziening; in 1992 en 1993 was dat respectievelijk 92 en 111,5 miljoen. (14) De Europese Commissie is achteraf niet tevreden over de Nederlandse aanpak. De Europese subsidie is bedoeld als co-financiering, het geld is pas beschikbaar als een andere financier (in de praktijk vaak de lokale overheid) eenzelfde bedrag op tafel heeft gelegd. Maar dat doet Nederland niet goed vindt de Europese Commissie. In de hoop dat Nederland zich zal beteren, wordt de subsidie voor 1994 kort geblokkeerd. (143) In 1994 treedt Koks eerste paarse kabinet aan met de slogan ‘werk, werk, werk’. Arbeidsvoorziening wordt gezien als een grote hinderpaal op weg naar dat doel, blijkt uit het regeerakkoord. In weerwil van beloften die minister De Vries én minister van Financiën Kok in 1993 deden, boekt Paars I 1,6 miljard bezuinigingen in op Arbeidsvoorziening. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn woedend over deze woordbreuk en dreigen met juridische acties, stakingen en opstappen. Maar vlak voor Kerst 1994 sluiten de kemphanen zichzelf op in het Haagse hotel Bel Air. In de laatste 90
fase van de onderhandelingen worden alle mindere goden van tafel gestuurd en sluit Melkert een deal met de topmannen van het poldermodel: Stekelenburg (FNV), Westerlaken (CNV), Rinnooy Kan (VNO), Blankert (NCW) en Kamminga (MKB). De bezuiniging blijft overeind, zij het dat de eerste klap wordt vertraagd. In ruil daarvoor wijst de minister de sociale partners op het ESF-fonds. (Ook Van der Beek, voorzitter van Arbeidsvoorziening verklaarde in mei 2001 dat volgens Melkert de bezuiniging deels kon worden opgevangen door gebruik te maken van ESF-gelden. (15) En in juli 2001 meldden bovendien sociale partners dat niet alleen Melkert, maar ook premier Kok eerder eenzelfde suggestie had gedaan, 15) Opgeteld levert dit fonds over vier jaar een mooie 400 miljoen op. Dat dit slechts 15 miljoen meer is dan over de hele voorgaande periode, valt de sociale partners niet op. (De Rekenkamer constateerde in 1995 al dat de controle op deze subsidies slecht was geregeld. In 1999 was de controle volgens de Rekenkamer nog niet veel verbeterd, 15.) In 1999 bezoeken Europese controleurs 20 met Europese subsidie gefinancierde projecten in de Rijnmond en Gelderland. Bij de meeste projecten constateren zij onregelmatigheden: de ESF-affaire is geboren, 143.) 5.6
ESF IS EEN PVDA-PROBLEEM
(144): ‘Een ding is duidelijk: het ESF is een PvdA-probleem. Dat is ook niet verwonderlijk. Sociaaldemocraten hebben van oudsher sterke banden met het maatschappelijk middenveld. Veel PvdA’ers maakten carrière via de vakbeweging, de FNV voorop. Zo kwam premier Kok in de politiek en Johan Stekelenburg in de Eerste Kamer en in de Tilburgse burgemeestersstoel. Stekelenburg droeg als FNVvoorzitter medeverantwoordelijkheid voor het akkoord dat Melkert in 1994 sloot met de sociale partners: ESF-geld zou worden gebruikt om een gat in de begroting van Arbeidsvoorziening te dichten. Een heikel besluit omdat het riekt naar oneigenlijk gebruik van Europees geld. Een van de hoofdrolspelers, Stekelenburg, wil of kan zich nu nog maar weinig herinneren, een kwaal waar opvallend veel 91
PvdA’ers aan lijden. (…) Allereerst zijn het drie opeenvolgende PvdA’ers die als minister verantwoordelijkheid dragen voor het werkgelegenheidsbeleid: Melkert, De Vries en Vermeend. De top van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie was al in PvdAhanden. En ook de ambtelijke leiding van Arbeidsvoorziening heeft banden met de PvdA. Algemeen directeur P. Swildens is de echtgenoot van PvdA-Kamerlid W. Swildens.’ (144) 5.6.1 NEDERLAND LOOPT TEGEN DE LAMP IN 1999: ESF-BOM BARST CRISIS ARBEIDSVOORZIENING ONDER PVDA-MINISTERS Chagrijn en argwaan domineren de laatste jaren de leiding van Arbeidsvoorziening. Er is ‘een crisis waaruit blijkt dat het centraal bestuur weinig vertrouwen in de regio’s heeft,’ aldus de notulen van de ‘concernraad’ – de landelijke directie plus de regiodirecteuren – van 23 februari 1999. Desondanks ontvangt Arbvo grote sommen ESFgeld van Sociale Zaken: datzelfde jaar zal het garantiebedrag verhoogd worden van 100 miljoen gulden naar 250 miljoen. (145) Niet dat de financiële huishouding van Arbvo op orde is. Budgetten zijn, blijkens de notulen, soms ‘gebaseerd op drijfzand’. Dankzij knipen plakwerk met ESF-geld worden gaten gedicht. Voor ‘knelpunten vraagzijde arbeidsmarkt’ is de oplossing: ‘budget 45 miljoen ophogen met 30 miljoen ESF-geld’, aldus de notulen. Of het verstandig is? In de concernraad weet men ook: ‘Een groot risico wordt gelopen indien men ESF ophoogt met ESF-financiering.’ (145) Klaas de Vries, augustus 1998 beëdigd op Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) (maart 2000 vertrek naar Binnenlandse Zaken; Willem Vermeend gaat naar SZW), treft Arbvo bijna bankroet aan. De maand daarvoor heeft voorganger Ad Melkert Arbvo uit de liquiditeitsproblemen gehaald door in 1999 160 miljoen gulden te betalen uit het budget-2000. Deze truc, in jargon de kasschuif, passen zijn opvolgers De Vries en Vermeend later ook toe. (145) Het zijn achteraf belangrijke ingrepen. Want behalve financiële 92
problemen heeft Arbvo een ander structureel mankement. Sinds het akkoord dat Melkert in december 1994 sloot met vakbonden en werkgevers over Arbvo en ESF, ontvangt de organisatie een gegarandeerde som van 100 miljoen gulden ESF-geld. Maar tot begin 1999 wordt niet voldaan aan twee basale Brusselse regels. ESF is voor concrete werkgelegenheidsprojecten, dus vraagt Europa een projectenadministratie: die heeft Arbvo niet. En om zichtbaar te houden dat ESF geen verkeerde aanwending krijgt, moet Arbvo van Brussel de ESF-inkomsten op een aparte bankrekening binnen laten komen: ook die heeft Arbvo tot eind 1998 niet, leert een brief van directeur financiën J. Nieuwhoff van Arbvo op 23 oktober 2000 aan Sociale Zaken. (145) Zo staat Arbvo er voor kenners fragiel voor als 31 maart 1999 via het Radio 1 Journaal de bom barst. Bekend wordt dat Nederland tegen de lamp is gelopen bij Europese controles op ESF-bestedingen. Gebleken is van onregelmatigheden met honderden miljoenen guldens, er zijn zelfs vermoedens van fraude – en de derde keer in vijf jaar blokkeert de Commissie de ESF-tegoeden van Nederland. (145) ‘(…) Minister Vermeend onthult alsnog de ware bedoeling met het Europese geld. Het ESF-geld was niet in de eerste plaats bedoeld voor ESF-projecten, maar nodig om de exploitatie van Arbvo op peil te houden (145). 7.7 VERZELFSTANDIGING ARBVO MISLUKT ZOEKEN NAAR ZONDEBOKKEN: ACHTERGRONDEN INVAL BIJ STIDA NIET GEKWALIFICEERDE ORGANISATIES, ZOALS DE STIDA E.A., KRIJGEN ZONDER ADEQUAAT TOEZICHT EN BEGELEIDING TE VEEL EN TE ZWAAR HOOI OP HUN VORK De verzelfstandiging van Arbvo geldt eind jaren tachtig als een zaak voor ideologische fijnproevers. Het CDA domineert de landspolitiek. Het aloude beginsel van ‘gespreide verantwoordelijkheid’ wordt door de christendemocraten opgepoetst: de overheid moet zo dicht mogelijk in de buurt van de burger opereren, en overheidstaken dienen 93
in handen te komen van burgers zelf dan wel hun belangengroepen, ofwel ‘het maatschappelijk middenveld’. Het directoraatgeneraal Arbeidsvoorziening geeft vanuit Sociale Zaken leiding aan de Arbeidsbureaus in Nederland. Dat is dus verkeerd, het departement staat te ver van het middenveld af. Bovendien functioneren de Arbeidsbureaus niet goed. Ze sluiten niet aan bij de wensen van werkgevers en burgers. Als de werkgevers en de vakbonden bij Arbvo betrokken worden gaat het beter, is de veronderstelling. Vooral werkgevers zullen zorgen voor betere afstemming op de arbeidsmarkt. Dat lukt ook, zegt Ria Jaarsma, voorzitter van Arbvo in Flevoland: “We gingen bondjes sluiten met werkgevers, dat werkte wonderwel.” (131) 5.7.1. GELD BESTEMD VOOR DE AANPAK VAN HET WERKLOZENVRAAGSTUK MISBRUIKT De nieuwe Arbvo wordt in 1991 met zwier gepresenteerd. “We worden de beste Arbeidsvoorzieningsorganisatie van Europa,” klinkt het bij de officiële start. Maar de eerste ruzie met het kabinet is er snel. De coalitie moet bezuinigen en besluit in 1991 100 miljoen op het budget van Arbvo te korten. “Precies 58 dagen nadat de overheid de arbeidsvoorziening heeft losgelaten, doet het alweer een greep in de kas,” zei voorzitter Rients de Boer destijds misnoegd. Ook duiken er snel berichten op dat de nieuwe organisatie niet goed werkt. Arbvo beschikte destijds nog steeds over bijna twee miljard gulden per jaar maar presteert matig. Commerciële uitzendbureaus beleven topjaren met arbeidsbemiddeling en Arbvo voegt daar voor die twee miljard weinig aan toe, zo is de kritiek. Arbvo is er in de eerste plaats voor de moeilijk plaatsbare werklozen. Het idee is om deze groep te laten ‘meeliften’ met de makkelijk plaatsbaren: een groot marktaandeel van het arbeidsbureau en een intensief contact met werkgevers in de regio zou automatisch leiden tot meer kansen voor de harde kern werklozen. Maar in maart 1995 concludeert een commissie onder leiding van oudminister Kees van Dijk hierover: ‘beperkte betekenis voor de praktijk’. Arbvo krijgt grote sommen per jaar – maar onduidelijk blijft of daar iets 94
bijzonders voor wordt gepresteerd. (…) De commissie Van Dijk komt met het voorstel Arbvo ingrijpend anders te organiseren. Het ministerie van Sociale Zaken bezet zetels in het bestuur van Arbvo, financiert Arbvo, en is bovendien wetgever en toezichthouder. Dat zijn te veel (tegenstrijdige) taken, zegt Van Dijk. Hij erkent ‘constructiefouten’ die zijn partijgenoot Bert de Vries (nu partijvoorzitter van het CDA) bij de start van Arbvo heeft gemaakt. Het ministerie moet uit het bestuur stappen en de verhoudingen binnen Arbvo – tussen de regio’s, de directie en het bestuur – mogen niet langer tot grensconflicten leiden. De onderzoekers van ‘Tien jaar Tripartiete’ vatten het advies van Van Dijk uit 1995 zo samen: “De conclusie kon slechts zijn: zo moet het niet.” Maar radicale maatregelen worden niet genomen. Minister Melkert voert wel veranderingen door, maar de onderzoekers signaleren dat die weinig goeds teweegbrengen. De nieuwe wet die de minister in 1996 door de Kamer krijgt, “heeft de zaak er alleen maar erger op gemaakt,” aldus het onderzoek. (…) Het tripartiete bestuur blijft intact, de vertegenwoordigers van de overheid worden vervangen door onafhankelijke kroonleden. (…) Vanaf de eerste dag van haar bestaanop-eigen-benen is Arbvo niet in staat geweest op de centen te passen. De grootste tragiek is misschien wel dat alle betrokkenen – de directie, het bestuur, het ministerie – dit altijd hebben geweten, en er nooit een instantie is geweest die ingreep. Vanaf 1991 maken accountants ieder jaar kritische opmerkingen. Vooral de “hardnekkigheid van de beheersmatige problemen” is opvallend, aldus het onderzoek. (…) (131) 5.7.2 ARBVO VOERT EUROPESE WERKGELEGENHEIDSPROGRAMMA ESF UIT Bij dit alles is Arbvo vanaf 1991 door het ministerie opgedragen namens de overheid het Europese werkgelegenheidsprogramma van ESF uit te voeren. In een rapport van september 1994 zet een dienst van het departement alle feiten binnen Arbvo uiteen; het is achteraf een stuk van angstige precisie. Zo heeft Arbvo nog niet eens een aparte bankrekening om het ESF-geld op te ontvangen. Maar als een paar 95
weken later een nieuw ESF-programma start, en Nederland over vijf jaar 2,5 miljard gulden in het vooruitzicht gesteld krijgt, blijft Arbvo het door het ministerie aangewezen ontvangst- en verdeelpunt. En intussen voert Arbvo ook zelf ESF-projecten uit. Sterker, vanaf december 1994 (dezelfde partijenovereenkomst) krijgt Arbvo van Melkert per jaar een vast bedrag oplopend tot 120 miljoen gulden toegezegd waarvoor men ESF-projecten mag uitvoeren. Melkerts opvolger Klaas de Vries ziet in de aanhoudende stroom kritische geluiden over de ESF-uitvoering geen bezwaar om najaar 1999 het aandeel ESF-projecten van Arbvo op te schroeven naar 250 miljoen gulden. Toch is er nog datzelfde jaar door de externe accountant op gewezen dat Arbvo ESF slecht administreert. Dat gaat zodanig willekeurig, aldus het onderzoek, “dat naar een meer gewenste uitkomst toegewerkt kan worden.” (131) 5.7.3 ONREGELMATIGHEDEN EN FRAUDE BIJ UITVOERING ESF-PROJECTEN: BRUSSEL EIST ESF-GELD Al vanaf 1995 zijn waarschuwingen geuit voor problemen rond besteding van het geld uit het Europees Sociaal Fonds. Die werden echter genegeerd tot er enkele jaren geleden berichten kwamen dat met de Europese gelden werd gefraudeerd. In maart 1995 waarschuwde het rapport van de commissie-Van Dijk dat niet kon worden vastgesteld dat het Europese geld alleen werd gebruikt voor projecten waarvoor het nadrukkelijk was bestemd. Vanaf 1991, toen CDA’er Bert de Vries minister van Sociale Zaken was, werd ESFgeld aangewend door Arbeidsvoorziening. Het KPMG Bureau voor Economische Argumentatie, dat een deelonderzoek verrichtte voor de commissie Van Dijk (oud-CDA-minister, Ontwikkelingssamenwerking, Binnenlandse Zaken, 146), schreef: “Het risico dat bij verscherping van de regelgeving problemen ten aanzien van de rechtmatigheid van de besteding van ESF-gelden zouden kunnen ontstaan, is niet denkbeeldig.” (128) Het toezicht op ESF-projecten en de aanwending van ESF-middelen door Arbvo wordt in het onderzoek “illustratief voor het algemene 96
opereren van Arbvo” genoemd. De eerste tegenvaller is sinds een paar weken officieel – over de jaren 1994-1996 vordert Brussel 157 miljoen euro terug (= 345 miljoen gulden, een kwart minder dan de oorspronkelijke eis van 447 miljoen gulden, 147). De tweede tegenvaller – inzake 1997-1999 – is door Lenze Koopmans, de laatste bestuurder van Arbvo en binnenkort topman van Rabobank, de jongste maanden berekend. (…) Binnen Arbvo wordt bevestigd dat hij uit is gekomen op een te voorziene terugvordering van minimaal 95 miljoen euro (210 miljoen gulden), exclusief voorschotten van tientallen miljoenen euro’s die zijn ontvangen op inmiddels door Nederland ingetrokken ESF-projecten. (…). De verzelfstandiging van Arbvo is mislukt, stellen de onderzoekers in ‘Tien jaar Tripartiete’. Iedereen – ministers, het parlement, de sociale partners – was daarvoor verantwoordelijk, zo blijkt uit hun slotsom. Vermeend wekt de laatste week een ander beeld. Hij laat weten de financiële schade te willen verhalen op regionale Arbvo-bestuurders, omdat hij hen verantwoordelijk vindt voor het uitblijven van een goedkeurende accountantsverklaring. Zijn partijgenoot Jaarsma: “Het zou de ministers die Arbvo de laatste periodes in portefeuille hebben gehad sieren als ze zeiden: we hebben het ook verkeerd gedaan. Dan heb ik het over Melkert en Vermeend. Maar het gebeurt niet. Ze hébben een cruciale weeffout in de wet laten zitten, ze hébben te weinig toezicht gehouden. Maar om zijn eigen rol te maskeren wentelt Vermeend zijn problemen af op de regio’s. Dan zeg ik: Vermeend, zorg eerst even dat je zelf de zaak op orde hebt. Wel in het wilde weg van alles roepen aan andermans adres maar niet toegeven dat de problemen onder jouw verantwoordelijkheid vallen. Nou, denk ik dan: dát is de reden dat mensen niet meer in de politiek geloven.” (131) Melkerts opvolger Vermeend lijkt met nieuwe aangiftes aan te geven dat hij serieus werk maakt van het onderzoek naar misbruik of oneigenlijk gebruik van de miljarden die Nederland afgelopen jaren kreeg van de EU. (133) ‘ESF staat voor veel Brusselse bureaucratie, zeggen alle betrokkenen. 97
Toch is het niet alleen de Brusselse regelgeving die het ESF moeilijk beheersbaar maakt. Ook Nederland bedenkt steeds weer nieuwe regels waar werkgelegenheidsprojecten aan moeten voldoen. Vaak worden regels met terugwerkende kracht gewijzigd. Bovendien woedt er in de beginjaren een stammenstrijd tussen het ministerie van Sociale Zaken en Arbeidsvoorziening: als de ene partij vindt dat een project voor subsidie in aanmerking kan komen, zegt de andere nee. Daar komt bij dat de controle uiterst moeizaam verloopt. Tot 1997 zijn de regionale besturen van Arbeidsvoorziening verantwoordelijk voor het toezicht op en de uitgaven van ESF-geld. Een wethouder uit een stad die tevens bestuurslid is van Arbeidsvoorziening moet dan als toezichthouder ESF-projecten controleren waarvoor hij als wethouder politiek verantwoordelijk is. Het zal tot 1997 duren voordat deze constructie wordt gewijzigd. Voortaan is niet langer het bestuur van Arbeidsvoorziening verantwoordelijk voor ESF, maar de directie.’ (134) De Europese Commissie eist 440 miljoen gulden van Nederland terug voor fraude en onregelmatigheden met ESF-geld in de periode 1994-1996. {‘Over de periode 1997-2000 eiste de Europese Commissie enkele miljoenen euro’s terug van Nederland. (148)} De begrotingstruc van 1994 kan Melkert politiek in de problemen brengen als blijkt dat deze zet heeft geleid tot oneigenlijk gebruik van ESF-gelden. De minister van Sociale Zaken Vermeend (PvdA) vordert alleen al over 1997 26 miljoen gulden terug van Arbeidsvoorziening. De sociale partners zeggen nu dat zij indertijd wel bedenkingen hadden bij de constructie, maar er op vertrouwden dat Melkert wist wat hij deed. Een direct gevolg van gebruik van ESF-geld voor Arbeidsvoorziening was dat die dienst niet langer alleen uitvoerder en controleur was, maar ook gebruiker werd van de ESF-regeling. (133) 5.7.4 REGIONALE ARBEIDSBUREAUS GEBRUIKEN ESF-GELD ONEIGENLIJK “Sommige Regionale Arbeidsbureaus (RBA’s) stellen zich zeer ‘zuiver in 98
de leer’ op, door alle of nagenoeg alle ESF-gelden die zij coördineren, aan derden te verstrekken,” schrijven de KPMG-onderzoekers. “Andere RBA’s streven een specifieke verdeling van de gelden tussen de eigen organisatie en derden na.” Dat laatste mocht niet van Brussel. (146) (128): ‘In het tweede deelonderzoek van het Nederlands Economisch Instituut (NEI), stond dat de RBA’s 40 procent van het geld voor zichzelf gebruikten en dus niet voor werkgelegenheidsprojecten. (Dat is in strijd met de Europese regels. ESF-geld mag alleen aangewend worden voor concrete werkgelegenheidsprojecten, 146). “Het sterke vermoeden bestaat dat ESF-middelen in plaats zijn gekomen van reguliere RBAmiddelen.” Volgens het rapport zei ruim een op de drie RBA’s dat de ESF-gelden geheel of gedeeltelijk in het totale RBA-budget kwamen en niet of slechts gedeeltelijk waren toe te rekenen aan specifieke projecten of instrumenten. Ook was gebleken dat het ESF voor een deel werd aangewend voor de financiering van reguliere activiteiten. (…) Toenmalige minister Ad Melkert heeft er toen op gewezen dat voor dit soort projecten ESF-geld kon worden gebruikt. (128) Melkert gaat niet in op het daadwerkelijk door NEI en KPMG vastgestelde misbruik van ESF-gelden. (146) 5.7.5 MINISTER DOET AANGIFTE VAN FRAUDE: OPMAAT POLITIE-INVAL STIDA Melkerts opvolger Vermeend doet komende weken in tien gevallen aangifte van mogelijke fraude met ESF-geld. Eerder werd het Openbaar Ministerie al ingeschakeld om twee ESF-projecten in Rotterdam en een in Goes tegen het licht te houden. (133) Wynand Riemslag, in Flevoland (de Europese Commissie merkt Flevoland aan als achterstandsregio) directeur van het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening herinnert zich vergaderingen van de ‘concernraad’ (alle RBA-directeuren en de landelijke directie) van Arbeidsvoorziening waarin problemen met ESF aan de orde kwamen. “De landelijke directie,” zegt hij, “heeft nooit iets gedaan om de integriteit in de omgang met ESF-geld te bevorderen. Wie naast het potje piste, wie de 99
regels overtrad, werd nooit zichtbaar door de directie aangesproken.” (149) Illustratief zijn besprekingen in de concernraad over terugvorderingen van ESF-geld door de Europese Commissie. “De landelijke directie zei dan niet: voorkom misbruik of verkeerd gebruik, neen, de directie zei: voorkom dat misbruik of verkeerd gebruik tot problemen leiden.” Diezelfde landelijke directie krijgt na het akkoord van Melkert met vakbonden en werkgeversorganisaties, december 1994, de garantie van een ‘ESF-omzet’ van honderd miljoen gulden per jaar – bovenop de ESFprojectaanvragen die via de regionale directies lopen. Die geldstroom, binnen de Arbeidsvoorziening aangeduid als ‘ESF eigen organisatie’, wordt na 1994 niet apart gehouden van de overige financiële stromen. Niettemin worden de problemen met de foutieve aanwending van ESF-geld al vanaf 1994 stelselmatig door controleurs gesignaleerd. Consequente klokkenluider is de Europese Commissie. Die trekt al aan de bel als in 1994 de periode 1989-1993 is onderzocht, dan reeds blijkt bijvoorbeeld dat ‘fondsvorming’ plaatsvindt: er wordt ESF-geld aangetrokken waarvoor geen (volledige) projecten voorhanden zijn. Een zware overtreding van de Europese regels, die er al in 1994 toe leidt dat de Nederlandse ESF-rechten ten dele door Brussel worden geblokkeerd, zo laat het departement van Sociale Zaken de Kamer later weten. (149) Niet dat het helpt. In 1996 blokkeert de Commissie alweer Nederlandse ESF-tegoeden, om dezelfde redenen. Het is “een soort verloedering,” zegt landelijk Arbvo-bestuurder Simon van der Pol (FNV). “Je begint met virtueel geld, je stapt over naar grijs en je eindigt met zwart geld. En dan zeggen: wij frauderen niet, dat doen ze allemaal in ZuidEuropa.” Het failliet van het ESF-beheer in Nederland wordt in 1996 vastgesteld. Dan blijkt na nieuwe controles uit Brussel dat voor ESFprojecten afgegeven accountantsverklaringen “geen waarborg zijn voor een deugdelijke einddeclaratie en de rechtmatigheid van de uitgaven.” (149) In datzelfde jaar, leren eerder geopenbaarde ESF-dossierstukken, treedt minister Melkert actief op tegen Arbvo. Per brief eist hij van Arbvo betere uitvoering van ESF, waaronder intensievere 100
controle, waaraan Arbvo ook gevolg geeft: in 1997 worden 700 van de 1500 gesubsidieerde projecten gecontroleerd. Het effect is beperkt. Als de Algemene Rekenkamer in 1998 rapporteert over een onderzoek inzake de twee voorgaande jaren, is het beeld even dramatisch. De “spreiding van de tekortkomingen (is) dermate groot dat ze bij alle projecten kunnen voorkomen. (…) Ook de projecten van Arbvo zelf voldeden niet” (dus ook de projecten van StIDA zullen de onderzoekers gedacht hebben, NM). (149) {Over de periode 1997-2000 eiste de Europese Commissie enkele miljoenen euro’s Europees geld voor werkgelegenheidsprojecten terug van Nederland. (…) Over de periode 1997-2000 werd Nederland vijf keer gemaand ESF-geld terug te betalen. Nederland betaalde circa 2,5 miljoen gulden terug. (…) In 2000 meldde Nederland op eigen initiatief méér projecten waar onregelmatigheden werden vermoed in andere EU-landen, met uitzondering van Frankrijk. Nederland kwam met 223 gevallen op de proppen. (148) In een interne notitie van Arbeidsvoorziening van maart 2001 wordt opgemerkt dat een herhaling van deze problemen dreigt. “Er zijn beschikkingen afgegeven en betalingen verricht in 2000 zonder e.e.a. in de financiële administratie vast te leggen,” aldus de notitie, waardoor “het gevaar aanwezig is (-) dat het weer misgaat,” 150}. 5.7.6 POLITIE-INVAL STIDA ALS AFLEIDINGSMANOEUVRE EN TER GERUSTSTELLING VAN BRUSSEL Het ministerie heeft altijd het standpunt verdedigd, zo leren stukken aan de Kamer, dat onregelmatigheden pas in Brussel hoeven te worden gemeld als over een project een eindafrekening is gemaakt. Voordien kunnen onregelmatigheden nog worden hersteld. Dat betekent: ESFgeld niet uitbetalen of terugvorderen en die onregelmatigheden niet melden in Brussel zodat die Nederlandse inkomsten uit ESF niet lager worden; een opstelling die de Europese Commissie betwist. Maar in de praktijk gaat het soms anders. Arbvo neemt onregelmatigheden pas serieus als controle uit Brussel dreigt, zo blijkt uit een politieverhoor van een ex-medewerker van Interne Controle/Operational Audit, de afdeling 101
die sinds 1997 binnen Arbvo de controle op ESF-bestedingen verricht. De man wordt op 29 januari 2001 gehoord in een fraudeonderzoek naar een Rotterdams/Antilliaans ESF-project. Onder ede verklaart hij dat controles niet alleen gebruikt zijn om fouten op te sporen – maar ook om deze te maskeren voor de plaaggeesten uit Brussel. (Met de politie-inval bij StIDA, een uitvoerder van ESF-gesubsidieerde banen, wilde men hoogstwaarschijnlijk Brussel laten zien dat er serieus opgetreden wordt tegen overtreders van de regels.) Hij legt de politie uit dat met negatieve bevindingen en aanbevelingen van zijn afdeling “over het algemeen niets gedaan” werd door de leiding van Arbvo tot het moment dat de Europese Commissie een project selecteerde voor controle. Dan werd er gekeken of zo’n controle grote problemen zou geven met Brussel. “In dat geval werd het project verwijderd uit de ESF-registers en vond geen declaratie plaats.” Hetzelfde project kon dan volgens de ex-medewerker betaald worden uit een ESF-pot met overgebleven geld van andere projecten. Deze overschotten vormden “een wazige geldstroom binnen Arbeidsvoorziening,” zegt de exmedewerker. De verklaring, die in maart (2001, NM) uitlekt aan het Algemeen Dagblad, leidt tot vragen in het Arbvo-bestuur. Daar worden zijn woorden niet hoog aangeslagen. (…) Nochtans blijkt een controleur van de Europese Commissie de getuigenis zeer te appreciëren. Eerder legde hij exact dezelfde analyse in een interne rapportage vast. Deze Brusselse ambtenaar speelt een cruciale rol in het ESF-dossier. Door zijn aanhoudende controles in Nederland vanaf 1994 wordt de omvang van het ESF-probleem, zeker na Melkerts vertrek in 1998, steeds duidelijker, waarbij het voorlopige saldo nu staat op een terugvordering van 440 miljoen gulden. Tijdens het bewind van Melkert, constateert de Rekenkamer februari 2000, is het “toezicht van het ministerie op de besteding van de ESFgelden globaal en afwachtend geweest.” Binnen Arbvo zelf, zo leert een deze week uitgelekt intern document van maart waarin de ESFhistorie tussen 1994 en 1999 wordt geanalyseerd, doet men dezelfde waarneming. “Er had in een veel eerder stadium sprake moeten zijn van een centrale aansturing bij (…) de tenuitvoerlegging van de ESFsubsidieregeling,” staat er. “De uitvoering was slecht georganiseerd. 102
Er was geen sprake van afstandelijke landelijke coördinatie. (…) Dat er thans sprake is van een ernstige ontsporing heeft Arbvo aan zichzelf te wijten. Dat SZW dit in haar toezicht houdende functie heeft laten ontstaan en voortduren is verbazingwekkend.” (149) 5.8 REKENKAMER KRAAKT MET ESF-RAPPORT HARDE NOTEN OVER DE WIJZE WAAROP MELKERT CONTROLEERDE Zoals eerder vermeld (134), sluit op donderdag 22 december 1994 minister Melkert (PvdA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het Bel Air hotel in Den Haag een deal met werkgevers en werknemers over de inzet van Europese werkgelegenheidssubsidies uit de ESFpot (in vijf jaar tijd 570 miljoen gulden) voor de financiering van Arbeidsvoorziening. Melkert meldt de overeenkomst over Arbeidsvoorziening een dag later per brief aan de Tweede Kamer. Die accepteert het gebruik van ESF-geld voor de reguliere begroting van Arbeidsvoorziening. Jaren later, nadat de Europese Unie is begonnen met het terugvorderen van ESF-geld van Nederland, vragen Kamerleden zich af of de Europese werkgelegenheidssubsidies wel zo hadden mogen worden ingezet. Maar dan is het mei 2000 en heeft het bestuur van Arbvo in een rapport van de Algemene Rekenkamer toegegeven dat ESF-geld wordt gebruikt voor het in stand houden van de eigen activiteiten. De Kamer vraagt minister Vermeend (PvdA) van Sociale Zaken om uitleg. De subsidiestroom komt vanaf 1994 goed op gang. Tegen die tijd heeft Nederland al bijna drie miljard gulden uit het Europees Sociaal Fonds ontvangen. (134) In juli 2000 schreef de Rekenkamer minister Vermeend dat uit de overeenkomst die Melkert in 1994 met Arbeidsvoorziening sloot “niet blijkt dat ESF-subsidie gebruikt zou worden om de korting op de Rijksbijdrage te dekken.” De brief is het gevolg van het ESF-rapport uit 1998. (151) Melkert (PvdA-fractievoorzitter) is midden 2001 onder vuur komen te liggen, omdat hij juist met die overeenkomst in 1994 zou hebben 103
aangezet tot misbruik van de Europese werkgelegenheidssubsidies. Het Rekenkamerrapport kraakt harde noten over de wijze waarop de minister invulling heeft gegeven aan zijn controle-verantwoordelijkheid. In het rapport wordt gesteld dat de visie van Arbeidsvoorziening op de ESF-gelden volledig in strijd is met de Brusselse regels. De mening van de Rekenkamer blijkt helder uit de stapel rapporten: Het toezicht en de controle van Sociale Zaken is jaar op jaar ondermaats geweest. (151) 5.9 MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN BELET POLITIE EN JUSTITIE FRAUDEONDERZOEK Drie betrokkenen bij de recherche en het Openbaar Ministerie hebben bevestigd dat het ministerie van Sociale Zaken in 1995 en 1996 heeft belet dat politie en justitie een onderzoek konden beginnen naar misbruik van het Europees Sociaal Fonds. De recherche en het OM wilden vanaf eind 1994 preventief onderzoek doen om de kwetsbaarheid voor fraude aan te wijzen met de miljarden ESFsubsidies die Nederland van de Europese Commissie toegekend had gekregen. Maar de justitiële aandacht voor het ESF kwam in 1994 en 1995 voor Sociale Zaken op een slecht moment. Al in 1994 had de Europese Commissie ESF-tegoeden geblokkeerd omdat subsidie onreglementair was aangewend. Dat kon opnieuw gebeuren als uit OM-onderzoek onregelmatigheden zouden blijken. Toenmalig minister Melkert sloot eind 1994 een precair akkoord met de vakbonden en werkgevers, waarin ESF-geld een rol speelde. De Europese Commissie vordert inmiddels 440 miljoen gulden terug voor onregelmatigheden met ESF in de periode 1994-1996. Het Rotterdamse OM wilde een zogeheten ‘fenomeenonderzoek’ uitvoeren om het Openbaar Bestuur te attenderen op risico’s van fraude en corruptie met ESF. In het overleg met Sociale Zaken in 1995 weigerde het OM de garantie af te geven dat het geen strafrechtelijk onderzoek zou beginnen. Sociale Zaken vroeg zo’n garantie, aldus de betrokkenen. Het conflict liep zo hoog op dat het Rotterdamse parket procureurgeneraal D. Steenhuis inschakelde om Sociale Zaken tot medewerking te verleiden. Steenhuis schreef op 10 juni 1996 aan directeur-generaal 104
D. Mulock Houwer van Sociale Zaken dat in het overleg van het OM met het departement “niet de gewenste resultaten zijn bereikt.” Mulock Houwer ontkende in een retourbrief van 5 juli 1996 dat het departement medewerking weigerde en zei bereid te zijn op vragen van de recherche in te gaan, mits die schriftelijk werden ingediend. Volgens betrokkenen bij Politie en Justitie zijn daarop grote aantallen vragen ingediend die het ministerie nooit heeft beantwoord; het ministerie zei gisteren op 27 juli 2001 die vragen niet in het archief te kunnen vinden. Ook zei het departement dat nadien door De Beaufort nog een brief is geschreven waarin hij aangeeft te overwegen het onderzoek mogelijk niet te willen voortzetten. Volgens betrokkenen bij Politie en Justitie was men de tegenkanting van Sociale Zaken zo beu dat er geen vertrouwen meer was in de medewerking van het ministerie. Het Openbaar Ministerie in Rotterdam weigert officieel commentaar nu de commissie-Koning de zaak in onderzoek heeft, aldus de persofficier. (152) 5.10 ESF-ONDERZOEK MET CONTOUREN VAN DOOFPOT: COMMISSIE KONING Op 14 juli 2001 schreef waarnemend president P. Zevenbergen van de Algemene Rekenkamer in een brief (‘persoonlijk’) aan minister Vermeend (Sociale Zaken) dat de overeenkomst die toenmalig minister Melkert in 1994 met vakbonden en werkgevers sloot over besteding van geld uit het Europees Sociaal Fonds niet in strijd was met de Europese voorschriften. (153) Vermeend had om de brief gevraagd nadat in de Tweede Kamer twijfel rees over conclusies in een rapport van de Rekenkamer van februari 2000. Daarin staat dat de overeenkomst die Melkert sloot, en waarbij ESF-geld werd ingezet om bezuinigingen op Arbeidsvoorziening te verzachten, naar Europees recht niet onrechtmatig was. In dit rapport wordt vastgesteld dat de interpretatie die Arbvo aan het akkoord heeft gegeven – met ESF-geld “in stand houden van het activiteitenniveau” – wel onrechtmatig is. De brief van Zevenbergen maakt ook duidelijk dat de Rekenkamer meent dat Arbvo in de fout is gegaan bij het 105
uitvoeren van projecten met ESF-geld. Deze projecten zijn na de overeenkomst met Melkert geïntroduceerd om te vermijden dat Arbvo ‘omzetverliezen’ zou leiden. Binnen Arbvo zijn deze projecten ‘ESF eigen organisatie’ genoemd; in een interne reconstructie stelde Arbvo eerder dat dit geld ook is aangewend voor de exploitatie, wat strijdig zou zijn met de Europese regels. (153) Voor aanwending van subsidie uit het ESF bestaan twee belangrijke voorwaarden. Het geld moet additioneel worden uitgegeven, ergo, ESFmiddelen mogen niet worden ingezet als vervanging van structurele bezuinigingen. En het geld moet worden opgemaakt aan concrete projecten: niet aan bureaus, managers en andere overhead. Toenmalig minister Melkert (Sociale Zaken) kwam december 1994 met werkgevers en werknemers overeen dat bezuinigingen op Arbeidsvoorziening zouden worden verzacht met ESF-geld. Na die deal ontstond binnen Arbvo het begrip ‘ESF eigen organisatie’. Arbvo liet het ESF-geld, bedoeld voor projecten, opgaan in de lopende geldstromen. Daarom konden met de subsidies, blijkens een interne analyse die Arbvo maart 2001 liet maken, ook liquiditeitstekorten worden aangevuld. De subsidie kwam niet (altijd) bij projecten terecht. (…) Uit overzichten van incorrecte ESF-aanwendingen, in het verleden opgemaakt bij Arbvo en de Europese Commissie, komt steeds naar voren dat vooral Arbvo zélf hoog scoort in de categorieën onreglementaire en onzichtbare aanwendingen van ESF. Dat gaat dus om ‘ESF eigen organisatie’. De Rekenkamer deed hiernaar geen onderzoek. “Het Rekenkameronderzoek bij de projecten had niet ten doel het vaststellen van onregelmatigheden,” aldus Zevenbergen in genoemde brief. (154) 5.10.1 COMMISSIE KONING SELECTIEF De VVD’er Koning (commissie-Koning) kreeg van minister Vermeend van Sociale Zaken de erg breed geformuleerde opdracht onderzoek te doen naar de perikelen met de ESF-werkgelegenheidssubsidies. Voormalige bestuurders van Arbeidsvoorziening zijn verwonderd dat ze niet gehoord zijn door de commissie-Koning. Het rapport van de 106
commissie verschijnt al deze maand (binnen twee weken, NM). De commissie heeft volgens hen geen gebruikgemaakt van de kennis van oud-bestuurders en -directieleden. Waar velen van hen een uitnodiging van Koning hadden verwacht, bleef het stil. Voormalig landelijk directeur B. Troost, die van 1993 tot en met 1999 voor Arbeidsvoorziening werkte, werd niet gehoord. Hetzelfde gaat op voor de bestuurders van Arbvo, afkomstig van werkgeversverenigingen en vakbonden. Juist deze laatsten zwengelden onlangs de discussie over de bezuinigingsingreep van voormalig minister Melkert nog eens aan. Een zegsman van de FNV liet weten dat er ook geen stukken zijn opgevraagd. Maar ook de – in de ESF-opzet heel belangrijke – leiding van de regionale afdelingen van Arbvo werd niet om toelichting gevraagd. Voormalig directeur H. Droppert van Arbeidsvoorziening Limburg stelde gisteren (16 augustus 2001, NM) wel een uitnodiging van Koning verwacht te hebben. “Inderdaad ben ik verbaasd. Laatst sprak ik er nog met een landelijk directielid over. Ook hij was verwonderd dat hij niets heeft gehoord.” Overigens werd minister Melkert wel gehoord door de commissie. De vanwege de ESF-problematiek aangevallen PvdA-fractieleider diende daartoe zelf een verzoek in. (155)
107
VI PVDA GEBRUIKT BEATRIX EN DE BIJLMER OM ARMOEDE TE VERBERGEN Leden van het koningshuis hebben een verlammende invloed op de boosheid van arme niet-westerse migranten. Door de eeuwen heen is het de autoriteiten keer op keer gelukt om met behulp van de monarchie georganiseerd verzet onder de nazaten van de Nederlandse slaven te voorkomen of te breken. 6.1 PATIJN DE JUISTE HEER OM BOZE BIJLMER IN HET GAREEL TE HOUDEN Sinds enige tijd borrelt de sociale onrust onder de nazaten van de slaven in de Bijlmer omhoog. De autoriteiten maken zich zorgen en willen een nieuw Zwart Beraad voorkomen. Door PvdA-burgemeester Schelto Patijn e.a. wordt er in maart 2000 voor onder anderen de heren Axwijk en Van B., twee prominente PvdA-activisten in de Bijlmermeer een ontmoeting gearrangeerd met Hare Majesteit koningin Beatrix in de Arena Academie in de Bijlmer. De Stichting Interculturele Dienstverlening Amsterdam (StIDA) en haar directeur Harrald Axwijk zijn in de Bijlmer bekende begrippen. Met ESFsubsidies laat de StIDA langdurig werklozen in de Bijlmermeer met succes na opleiding en begeleiding weer deelnemen in het arbeidsproces. Prof. Lolle Nauta, de ideoloog van de PvdA, waarvoor hij een beginselprogramma redigeerde, vond dat “we in een wereld leven, waarin de mensenrechten niet voor iedereen gelden.” (156; 157) Hierbij refereerde hij in De Groene Amsterdammer in wezen ook aan de gevolgen van de Nederlandse slavernij. Nauta: “Er zijn tendenties in de richting van een menswaardiger wereld, bijvoorbeeld het Joegoslaviëtribunaal. Een ander voorbeeld is de slavernij. Die wordt officieel niet langer geaccepteerd, maar dat betekent niet dat zij volledig is verdwenen. Maar ja, de slavernij is pas iets meer dan een eeuw geleden afgeschaft. Dit soort processen gaat nu eenmaal heel langzaam. We hebben nog een lange weg te gaan,” aldus de PvdA-ideoloog. (157) 108
Een paar Amsterdamse wethouders en burgemeester Schelto Patijn waren begin 2000, vóór deze ontmoeting van Beatrix met de PvdAprominenten van de Bijlmer, reeds op de hoogte van vermoedens van fraude bij de StIDA (158: Bijna alle aantijgingen bleken ongegrond te zijn) en bij de Arena Academie. Overheidsgeld dat bestemd was voor de opleiding en stage van kansloze scholieren liet de Surinaamse directeur R. van B. van de Arena Academie door politieke blunders en gebrek aan toezicht onbenut. Het geld verdween via zijn zak en de kassa’s van casino’s in de staatskas terug. Burgemeester Schelto Patijn van Amsterdam (1994-2001) { jaren zeventig lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, voormalig danspartner van koningin Beatrix en haar Commissaris van Zuid-Holland (19841994), zoon van Conny Patijn, kamerheer bij de moeder van Beatrix, koningin Juliana (159)}, speelde een voorname rol voor de ontmoeting in 2000 van Beatrix met de directeuren van StIDA en van de Arena Academie in de Bijlmermeer. (160) 6.2 HET KONINGSHUIS WEET DE NAZATEN VAN HUN SLAVEN IN TE PALMEN ‘Gert Oostindie schreef al veel over het in Nederland zo opvallend onbekende en onbeminde koloniale verleden. Ditmaal (De parels en de kroon. Het koningshuis en de koloniën. 2006, NM) gaat het om de welhaast georkestreerde onwetendheid van het vorstenhuis inzake het overzeese volksdeel, dat op zijn beurt geen idee had van de werkelijke rol van de Oranjes. Op geen moment is dat duidelijker dan in 1863, toen in de West de slavernij werd afgeschaft. Willem III had een jaar daarvoor, in 1862, de daarop betrekking hebbende Emancipatiewet als een soort routinehandeling ondertekend – het lot van de slaven, in heel christelijk-liberaal Europa een kwestie, interesseerde hem absoluut niet, schrijft Oostindie. Desondanks werd de persoon van de koning de verzinnebeelding van een vorst die het beste met zijn arme zwarte onderdanen voor had. “Hij maakte ons arme negers vrij,” en “Lang leve Heer Wimpie,” zong men in Suriname en op Curaçao. Het beeld van de goede Oranjes is er sindsdien onuitroeibaar. “Juliana, 109
maar vooral Wilhelmina, waren goden voor ons. Je moet niet vergeten dat Wilhelmina’s vader de slaven in Suriname heeft vrijgemaakt.” Zo zei een oudere Surinaamse dame het in 1975.’ (161) 6.2.2. BEATRIX BIEDT NOG GEEN EXCUSES AAN NAZATEN SURINAAMSE SLAVEN De landelijk bekendste bewoner van de Bijlmer, de Afro-Surinamer met een Nederlandse naam de heer Roy Groenberg, voorzitter van de stichting Eer en Herstel Betaling Slachtoffers van Slavernij in Suriname, zit te wachten tot koningin Beatrix eindelijk eens publiekelijk excuses maakt voor het Nederlands slavernijverleden. (162) De onvrede onder de Bijlmerbewoners en de kritiek van groepen en instituten uit andere regio’s trachtten politici en beleidsmakers te kanaliseren en onder controle te krijgen door gebruik te maken van het gezag en respect die de koningin van Nederland geniet onder deze mensen uit de voormalige koloniën. Voor veel critici is deze nederigheid van de ex-gekoloniseerden niet te begrijpen en te plaatsen. Het koningshuis blijkt in werkelijkheid weinig te weten van deze onderdanen uit de koloniën. 6.2.3 KONINGSHUIS ONDERSTEUNT RACISTISCHE VOOROORDELEN VAN WETENSCHAPPERS ‘In de jaren vijftig van de vorige eeuw telt Nederland nog altijd maar enkele duizenden Surinamers en Antillianen. Tot die tijd worden zij als een ware sensatie beschouwd. Zeker zolang ze voldoen aan het clichébeeld van de beetje dommig-kinderlijke, altijd vrolijke, enigszins onderdanige, maar ook fysiek sterke tropenmens.’ (Alex van Stipriaan Luiscius, e.a., 163) Sommige Nederlandse deskundigen willen heel ver gaan om de inferioriteit van anderen te bewijzen en daarmee de eigen superioriteit te benadrukken. De oma van Beatrix, koningin Wilhelmina, financierde projecten van wetenschappers die trachtten aan te tonen dat ‘het blanke Europese ras het hoogst haalbare beschavingsniveau zou 110
vertegenwoordigen, het hoogtepunt van vooruitgang en ontwikkeling. “Lagere rassen” zouden aan het andere uiteinde van deze ontwikkeling staan. Hoe lager het ras (oftewel: hoe donkerder de huidskleur), hoe dierlijker, hoe dichter bij de apen en dus hoe langer de weg naar de beschaving’. Koningin Wilhelmina levert in 1907 tegen het advies van de minister persoonlijk een financiële bijdrage aan een experiment waarbij gorilla’s en chimpansees kunstmatig zullen worden geïnsemineerd met het sperma van Afrikanen. Hiermee wil bioloog Bernelot Moens de ‘onbetwistbare verwantschap tusschen antropomorphe apen en de menschen (vooral de vertegenwoordigers der lagere menschenrassen)’ aantonen.’ (Alex van Stipriaan Luiscius, e.a., 163) Zes jaar later slaat koningin Wilhelmina wederom de plank mis. ‘In 1913 wordt de in 1860 als slaaf geboren Cornelis Winst Blijd ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de afschaffing van de slavernij uitgenodigd voor een reis naar Nederland. Op het Christelijk Nationaal Zendingsfeest spreekt hij in het bijzijn van koningin Wilhelmina zijn dank uit voor het goede zendingswerk onder het volk in Suriname en voor ‘alle zegeningen die het heeft mogen genieten onder Hare Majesteits regering’. Vlak voordat hij terugreist, nodigt de koningin hem uit voor een gastmaal aan het hof. De Nederlandsche Zendingsbode verslaat de ontmoeting als volgt: ‘Hare Majesteit, die het hem veroorloofde heel dicht bij Haar te mogen staan, deed hem de eigenaardige vraag: “Zijn er meer zulke ontwikkelde menschen van uw ras in Suriname?” En Blijd antwoordde: “O Majesteit, er zijn velen van groote ontwikkeling, ik ben slechts een eenvoudige prediker.”‘ (Alex van Stipriaan Luiscius, e.a., 163). 6.3 POLITIEK BEDENKT PIJNLIJKE SITUATIES VOOR KONINGIN BEATRIX Koningin Beatrix wordt keer op keer door politici en topfiguren gevraagd om zich persoonlijk in te zetten voor zaken die later blijken omstreden te zijn. Een belangrijk aspect van deze studie laat zien hoe makkelijk hierdoor ons staatshoofd haar hoofd moet stoten. Het kwaad is dan al geschied en de consequenties voor de doelgroepen kunnen desastreus 111
zijn. De hier volgende casus laat zien hoe dat in zijn werk gaat. Het komt vaker voor dat de koningin gezichtsverlies leidt doordat de politiek het staatshoofd voor haar karretje laat spannen in kwesties met een criminele achtergrond. De PvdA (oud-rechter Aleid Wolfsen) en andere politieke partijen vinden dat Nederlanders die in een niet-westers land gevangen zitten, niet langer aan hun lot mogen worden overgelaten, maar zij moeten naar Nederland kunnen worden overgebracht. (164) Voor de Nederlandse regering, die via VVD-Europarlementariër Jules Maaten e.a. zware druk uitoefende en Beatrix tijdens haar staatsbezoek aan Thailand in januari 2004 zeker ook achter de schermen adviseerde, moest zij zich bij de bevriende koning Bhumipol inzetten om de doodstraf (in 2003) voor drugshandel van twee Nederlanders te laten omzetten in levenslang. (165; 166) Bhumipol zette zich persoonlijk in voor Beatrix en de Nederlandse regering om de doodstraf voor beide veroordeelde landgenoten om te zetten in levenslang. Echter blijkt na twee jaar dat Beatrix bij de neus genomen is. Eén van de veroordeelden is geen Nederlander. Hij was met een vals Nederlands paspoort naar Thailand gereisd. (165) 6.4 KONINGIN BEATRIX VOOR DE PVDA-WAGEN GESPANNEN Sinds jaar en dag wordt door veiligheidsdiensten alles in het werk gesteld om het koningshuis niet in contact te laten komen met duistere figuren of criminelen. Om vergelijkbare redenen heeft Tjibbe Joustra, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCT), alle Nederlandse hoofdredacteuren van dagbladen en tijdschriften gevraagd om geen foto’s meer te plaatsen van koninklijke optrekjes. Het verzoek is medeondertekend door de directeur-generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst Gerard van der Wulp. (167) ‘De brief is volgens een woordvoerster van de NCT vooral bedoeld dat de media zich realiseren dat deze mensen onder zeer zware beveiligingsmaatregelen leven.’ (167) Echter ondanks vorenstaande zorgvuldigheid en voorzichtigheid is om 112
partijpolitieke belangen Beatrix toch nog op 7 maart 2000 in de Arena Academie in de Bijlmermeer (Amsterdam-Zuidoost, 160) in contact gebracht met een mogelijke crimineel. Weken hiervoor, reeds begin 2000, hadden burgemeester Patijn (PvdA) en de wethouders Jaap van der Aa (PvdA) en Pauline Krikke kennis genomen van vermoedens van fraude door een van de directeuren die Beatrix in maart ontmoette en lang sprak. (158) 6.4.1 HARE MAJESTEIT LAAT ZICH MAKKELIJK VOOR BLOK ZETTEN De koningin kan een bedrijf, vereniging of instelling het recht geven om het predicaat Koninklijk te voeren. (168) Voor grote instellingen die zich schuldig maken aan fraude doet koningin Beatrix niet moeilijk. Zo heeft Hare Majesteit op advies van het ministerie van Economische Zaken besloten dat supermarktconcern Ahold zich Koninklijk mag blijven noemen. Dit ondanks het boekhoudschandaal (topmannen Cees van der Hoeven, Michiel Meurs, NM) van de onderneming dat begin 2003 naar buiten kwam. (168) Juriste Els Unger, Deken van de Nederlandse Orde Van Advocaten is duidelijk: “Persoonlijk vind ik dat ex-topman Cees van der Hoeven in de Aholdzaak gevangenisstraf had moeten krijgen.” Van der Hoeven kreeg van de rechters een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden opgelegd en een boete van 225 duizend euro (dit bedrag is een schijntje voor hem) (…) “Als je ziet welke belangen ermee gemoeid waren, vele duizenden beleggers zijn door deze affaire gedupeerd en het vertrouwen in het grote bedrijfsleven is enorm geschaad, vind ik voorwaardelijke straffen geen zware straf. Van zo’n uitspraak moet een reinigende werking uitgaan,” aldus Unger. (169) Frauderen hoort niet en zeker niet voor een ‘groot gegroeid’ bedrijf, waar veel kleine landgenoten hun spaarzegeltjes en aandeeltjes in staken, reageerde de verbaasde H.C.R.Hupkes-Wolfson uit Amersfoort. (170) De PvdA bracht het aanzien van het koningshuis op vergelijkbare wijze schade toe in 1995. Premier Kok haalde toen de zoon van 113
Beatrix, kroonprins Willem Alexander, over om vlak na de val van de moslimenclave Srebrenica in Bosnië, waarbij duizenden ongewapende moslims werden vermoord, samen met minister van Defensie Voorhoeve, generaal Couzy, luitenant-kolonel Karremans en Dutchbat III-militairen, een feestje en receptie te bouwen in Zagreb. (171) 6.4.2 PAARSE KABINET DOET ONGESTRAFT GREEP IN DE KAS VOOR DUUR OVERHEIDSCADEAUTJE De opinie van de buitenwereld kan door de media sterk beïnvloed worden in de vorming van een goedkeurende of afkeurende mening bij de beoordeling van kwesties en politici als machtsmisbruik, belangenverstrengeling en fraude. Zo kwam het voor dat in dezelfde periode dat in Amsterdam kinderen door armoede met een lege maag naar school gingen, premier Kok (PvdA) in 1997 op de hoogte was maar niets deed tegen het ontoelaatbare en zonder medeweten van de Tweede Kamer schenken van 80 miljoen euro door De Nederlandse Bank (DNB) en Koks minister van Financiën de heer Gerrit Zalm aan de Nederlandse Stichting Nationaal Kunstbezit voor de aankoop van een schilderij van Mondriaan, Victory Boogie Woogie (172; 173). DNB en minister Zalm regelden de deal voor het peperdure schilderij toentertijd in het geheim. (173) Deze vorm van machtsmisbruik had geen negatieve gevolgen voor minister Zalm. Zalm kon het zonder consequenties goed vinden met de PvdA. In het verleden was de VVD-minister Zalm enkele jaren voorzitter van de PvdA in Enkhuizen (174). In 1997 heeft het Paars I-bewind (1994-1998) op het gebied van onderwijs en welzijn flink moeten bezuinigen om de overheidsuitgaven in evenwicht te brengen met de belastinginkomsten. 6.4.3 PVDA-BURGEMEESTER COHEN DOET GEEN AANGIFTE TEGEN AUTOCHTONE WETHOUDER De politieke cultuur van de hoofdstedelijke PvdA is in vele opzichten grenzeloos. Wat het PvdA-kopstuk en burgemeester van Amsterdam 114
Job Cohen betreft had de wegens belastingontduiking (175) in 2005 afgetreden autochtone wethouder van Financiën, de VVD’er Frits Huffnagel, op zijn post in Amsterdam mogen blijven. (176) Zo probeerde Cohen in Amsterdam de boel bij elkaar te houden. 6.4.4 PVDA-COMMISSARIS PATIJN GEEN ONBEKENDE VOOR HET KONINGSHUIS: CETECO-AFFAIRE Eerder had burgemeester Patijn Beatrix ook teleurgesteld. ‘In de functie van Commissaris van de koningin zorgde Patijn in 1988 door een besluit op 30 augustus voor de opmaat tot de beruchte Cetecoaffaire. Gedeputeerde Staten hoefden voortaan aan Provinciale Staten geen toestemming meer te vragen voor het gedurende korte termijn uitzetten van geld. De grens lag bij 200 miljoen gulden per transactie.’ (159) 6.4.5. ZWART BERAAD EN STIDA ALS REACTIE OP FALEND ARMOEDEBELEID PVDA-BURGEMEESTER C.S. Ook tijdens het burgemeesterschap van Patijn liep het in de Bijlmer flink uit de hand. Om meer greep te krijgen op de situatie in stadsdeel Zuidoost organiseerde hij in 1997 een ambtswoninggesprek. (177) Patijn uitte zijn visie nadat het Zwart Beraad een jaar eerder kritiek had op bestuurders en politici op de besteding van Europese gelden: ‘De afgelopen tijd heeft de verhouding zwart-wit in de belangstelling gestaan. Maar meer dan over een tegenstelling tussen zwart en wit blijkt het daarbij te gaan om het gezamenlijk zoeken van oplossingen voor de grote problemen in de Bijlmermeer. Emancipatie en participatie blijken daarbij belangrijke begrippen te zijn.’ (177) ‘Als sociaaldemocraat stelt Axwijk zich steeds ten doel om op te komen voor de zwakkere groepen in de samenleving. (…) In 1996 richt Harrald Axwijk, Pero voor intimi, samen met Roel Luqman de Stichting Interculturele Dienstverlening Amsterdam (StIDA) op. De StIDA heeft ook dezelfde doelstelling: mensen in de zwakke groepen 115
van de maatschappij omhoog helpen. Dit kan door middel van werk en opleiding. Axwijk werkt samen met eenieder die zich wil inzetten om sociale uitsluiting en marginalisering van deze groepen tegen te gaan. (…) Met eigen minimale fondsen zijn ze begonnen in een klein bouwvallig en onbewoonbaar verklaarde woning in de flat Groeneveen (hoogbouw Bijlmermeer) en hebben het kantoor toen ingericht met meubels die zij van het grofvuil haalden.’ (178) Sinds haar oprichting is de StIDA in Amsterdam-Zuidoost een begrip omdat deze door migranten bestuurde Stichting actief betrokken is bij het begeleiden van langdurig werklozen naar gesubsidieerde banen (Melkertregeling), ID-banen (In- en Doorstroombanen). De hiervoor verantwoordelijke projecten worden gesubsidieerd met ESF-gelden. 6.4.6 BEATRIX ONTMOET AXWIJK, GRONDLEGGER EN STRIJDER TEGEN DISCRIMINATIE EN WERKLOOSHEID Stida-directeur Axwijk is zeer succesvol in zijn aanpak en wordt hiervoor in binnen- en buitenland alom geprezen. Ook ons staatshoofd koningin Beatrix is hierover geïnformeerd en wilde in een persoonlijk gesprek met Axwijk achter meer details komen. Op dinsdag 7 maart 2000 vindt het informele – en informatieve gesprek van directeur Harrald Axwijk met Hare Majesteit koningin Beatrix plaats in de Arena Academie (omslagfoto) in de Bijlmermeer (Amsterdam-Zuidoost, 160). Bij dit gesprek valt het Axwijk op dat Beatrix reeds zeer goed op de hoogte is van het werklozenvraagstuk en de, ten gevolge van de hierdoor ontstane armoede, secundaire gevolgen voor de bewoners van de Bijlmermeer. (179) Beatrix stelde vragen aan Axwijk over alleenstaande moeders die van de arbeidsmarkt uitgesloten zijn en hoe ze te begeleiden en aan het werk te krijgen, met name de regelingen rond opleiding, kinderopvang, werkgeversbemiddelingen, schuldhulpverlening. (179)
116
Henk Molleman (1935 - 2005), PvdA-Tweede-Kamerlid en grondlegger van het mislukte Minderhedenbeleid. Van links af Harrald Axwijk, Henk Molleman, Nizaar Makdoembaks, Prem Radhakishun. Foto Nizaar Makdoembaks.
6.5
HET KONINGSHUIS IN HISTORISCH PERSPECTIEF
BEATRIX, SYMBOOL VOOR DE VOC-MENTALITEIT EN TEGEN DE ARMOEDE Hoog geklasseerd als nieuw woord van 2006 (Van Dale jaarboek taal 2007) is VOC-mentaliteit, dankzij premier J.P. Balkenende. (180) ‘Van die instelling (“Over grenzen heen kijken! Dynamiek!”) gaf Nederland weer blijk, riep de premier in de Kamer uit. Hem moet ontschoten zijn, dat VOC óók synoniem is met slavenhandel, uitbuiting en winstverslaving.’ (180) ‘Dankzij deze VOC-mentaliteit stijgt het salaris van koningin Beatrix in 2007 naar ruim 4 miljoen euro. In 2006 waren haar inkomsten 3,8 miljoen.’ (181) Ondanks het feit dat rijke landgenoten in het verleden aan den lijve hadden moeten ervaren hoe wreed en onmenselijk slavernij was, hebben juist zij en de voorvader van koningin Beatrix, namelijk koning 117
Willem II, alles in het werk gesteld om hun slavernij te behouden en te laten voortduren. Ter illustratie van bovenstaande ervaring het volgende: In het Caribisch gebied, vlakbij de Nederlandse slavenkolonie Suriname, ‘dwongen op Tobago de Spanjaarden gevangengenomen vooraanstaande Nederlandse kolonisten op de plantages te werken: ‘moedernaeckt den meesten deel, gelijck de negers ende indiaensche slaeven met meer slaeghen als eten’. (2007, Martine Gosselink, Land in zicht, 182) Onze kolonisten waren boos op de Spanjolen alleen maar omdat ze hongerig en naakt gezweept werden. Echter hield de VOC-mentaliteit ook in dat deze gevangengenomen Nederlandse slavenhouders in de Cariben hun slaven als straf levend aan een vishaak ophingen tot de dood erop volgde. De Gouden Eeuw van ons vaderland was voor een belangrijk deel voortgekomen uit de winsten van internationale slavenhandel en slavernij in de koloniën. De voorzaten van Beatrix, kortweg de Oranjes, waren met een vermogen van ƒ 25.000.000,- een van de 250 rijksten van de Gouden Eeuw. (183) Achter dit vermogen zit er veel ongerechtigheid. Maar geld maakte toen kennelijk deugdzaam, in elk geval fatsoenlijk. (183) 6.5.1 BEATRIX EN WILLEM ALEXANDER NAAR DE BIJLMER GEDIRIGEERD De koningin en de kroonprins zijn zeer geliefd onder de AfroAmsterdammers. In 1965 ging Beatrix, toen nog kroonprinses, vermomd met pruik, hoofddoek en bril de Wallen (Amsterdam) langs op bezoek bij arme gezinnen. (184) De indruk bestaat dat de koningin en haar zoon als bindende factor voor het karretje van de hoofdstedelijke PvdA gespannen werden. Door een bezoek aan deze gemeenschap kon op een eenvoudige manier de goodwill van de Afro’s gewonnen worden. Een goedkope manier om voor openbare orde en rust te zorgen onder deze verpauperden van de samenleving. En de beste garantie voor politiek Den Haag om een opleving van het Zwart Beraad te voorkomen. Want er is reden voor Zwart Verzet. 118
In het bedrijvenpark in de buurt van de Arena werkt bijna niemand die daar woont. Het witte personeel komt al jaren met de metro naar de wijk, de zwarte bevolking is grotendeels werkloos. (185) ‘Hare Majesteit koningin Beatrix en prins Willem Alexander brachten in 2000 op respectievelijk 7 maart en 7 november een bezoek aan Amsterdam-Zuidoost (Bijlmermeer). De vorstin bezocht onder andere de Arena Academie waar vijftig merendeels Surinaamse en Antilliaanse jongeren worden opgeleid voor een baan in de dienstverlening. Bij die gelegenheid gaven twee directeuren, nazaten van Surinaamse slaven, respectievelijk StIDA-directeur Harrald Axwijk en Arena Academiedirecteur Romeo van B. voor het hoge bezoek een uiteenzetting over de ‘multiculturele samenleving’ in Zuidoost en de positie die ‘multietnische’ maatschappelijke organisaties daarin innemen.’ (186; 187) Willem Alexander bracht een werkbezoek aan het kerkcentrum De Nieuwe Stad in de Bijlmermeer. Het ministerie van Binnenlandse Zaken organiseerde voor de kroonprins een informatief gesprek met tien leden van Samen Kerk In Nederland (SKIN). De prins liet zich informeren over de situatie van de migrantenkerken in Nederland, in het bijzonder in Amsterdam-Zuidoost. (188) Wetende dat er een grondwettelijke scheiding is tussen kerk en staat, had kroonprins Willem Alexander geen moeite met de informatie van het CDA-Tweede Kamerlid Kathleen Ferrier, coördinator van SKIN, dat in AmsterdamZuidoost ook kerken en religieuze organisaties in aanmerking komen voor subsidies van de gemeente. (188) SKIN is een onafhankelijke vereniging van migrantenkerken en organisaties van migrantenchristenen in Nederland. Willem Alexander liet zich uitvoerig informeren over de plaats van de migrantenkerken in de samenleving, in het bijzonder over de sociale betrokkenheid en integratie met behoud van eigen identiteit. (188) De activiteiten van de SKIN kunnen ook vertaald en doorgetrokken worden tot de gedachtegang en oprichting van onderwijsfaciliteiten zoals de Arena Academie.
119
6.5.2 MYTHE ROND NEDERIGHEID VAN SLAVENNAZATEN VOOR DE MONARCHIE Onder de marinetop is de historische verklaring van de houding van de ex-gekoloniseerden ten opzichte van het koningshuis nog een goed bewaard geheim. Dit bleek ook in het geval van Adolf Christiaan Hendrik Kuyck tijdens zijn verhoor door de Parlementair Enquête Commissie van het Regeringsbeleid tijdens de Tweede Wereldoorlog. (189) Voorzitter van de Enquête Commissie Algera verhoorde Kuyck op dinsdag 14 juni 1949. In 1942 was Kuyck in Londen benoemd tot oudstaanwezend zeeofficier in Suriname. Hij werd toegevoegd aan Gouverneur Kielstra in Paramaribo, om Zijne Excellentie te adviseren in zake de veiligheid van Suriname, zulks in verband met van Engelse en Amerikaanse zijde gerezen klachten. (189) Voorzitter: “Van welke kant kwam die roddelarij?” Kuyck: “Daarvoor moet u eigenlijk Suriname kennen. Het is een kleine gemeenschap. De bevolking heeft een soort van haat tegen alles wat blank is. Die haat is niet zo erg, wanneer men daar tegenover staat met de nodige tact en daardoor de bevolking voor zich weet te winnen. Het koningshuis staat boven al; men is zeer koningsgezind en toen Prins Bernhard en naderhand Prinses Juliana daar kwamen, hebben zij dan ook blijken gegeven van ontzettende gehechtheid aan het koningshuis. Dit vindt zijn grond in het feit, dat Koning Willem III de slavernij daar heeft afgeschaft, waarvoor ze enorm dankbaar zijn. Aan de andere kant verguist men iedere gezaghebber die van Nederlandse zijde daarheen wordt gezonden. Nederlanders, die daar komen, worden zeer gereserveerd ontvangen. Ik heb zelf ondervonden, dat men in de eerste dagen in winkels bijvoorbeeld onhebbelijk wordt behandeld. Wanneer ze echter in de gaten krijgen, dat men hen beschouwt als medemensen en dat men niet op hen neerziet, omdat ze zwart zijn, dat men geen rassenhaat heeft, zijn ze zeer geschikt. Wanneer men echter het woord neger daar noemt, nemen ze dat heel kwalijk. Ze zijn Surinamers en wanneer men enig blijk geeft van rassendiscriminatie, heeft men daar zijn kans verspeeld,” aldus Adolf Kuyck. (189) 120
6.5.3 KONING WILLEM II WAS TEGEN DE AFSCHAFFING VAN DE SLAVERNIJ Tot 1880 kende ons land geen politieke partijen. Bezorgde burgers troffen elkaar in verenigingen met hooggestemde idealen. 1848 was het jaar van de liberale grondwet van Thorbecke. (…) Nederland zat in een diepe economische crisis en er werd uitgebreid gediscussieerd over de oorzaken van, en oplossingen voor de heersende armoede. (190) (…) In haar proefschrift De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880, schetst Janse de opkomst en ondergang van verschillende idealistische verenigingen in de jaren 1840-1880; zoals de Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij, (…) en de Maatschappij tot Nut van den Javaan (tegen het cultuurstelsel in Nederlands-Indië). Volgens Janse hebben die verenigingen een nieuwe manier van denken over de politiek geïntroduceerd en zijn ze daarom van cruciaal belang: Na de Gouden Eeuw was ons land in verval geraakt, het was ingedut, zo vond men. De afscheiding van België in 1830 en de economische recessie hadden die identiteitscrisis verergerd. Die verenigingen kwamen met eenvoudige antwoorden: schaf de slavernij af, verbied de sterke drank, en ons land wordt weer een hoogstaande en welvarende natie. (…) Maar verenigingen waarvan iedereen lid kon worden, met één enkel doel, waren nieuw. Toen ze eenmaal ontstonden, was er sprake van lichte paniek. Zo’n vereniging voor afschaffing van de slavernij bijvoorbeeld, die ging tegen de regering in. Daar kon alleen maar onrust of revolutie van komen. Willem II vroeg aan zijn ministers: wat kunnen we daartegen doen? Maar er was geen wet die zoiets verbood. (190) Voor de nette burger was toetreding dus een riskante zaak. Verenigingen werd vaak verweten dat ze partijpolitiek bedreven. Dat hoorde in de Tweede Kamer thuis. Dat maakte dat veel van die verenigingen uiterst omzichtig te werk gingen. (…) Het is natuurlijk zuivere speculatie, maar als de antislavernijbeweging in het revolutiejaar 1848 iets meer had doorgezet, iets meer stampij had gemaakt, hadden Thorbecke en zijn geestverwanten de afschaffing 121
van de slavernij misschien toen al in de grondwet meegenomen, aldus Maartje Janse in haar proefschrift. (190) 6.5.4
EX-SLAVEN IN VERLEIDING
In de 18e eeuw, de slaventijd, werden de voorouders van Beatrix ook wel eens geconfronteerd met vrijgekochte slaven die zich niet altijd konden houden aan de regels en verleiding die de gulle vrije wereld hun plotseling boden. Zo ook met Kwassie. Hij werd omstreeks 1690 geboren in Afrika en als slaaf naar Suriname gebracht waar hij in ieder geval in 1712 al aanwezig was. Later werd hij gekocht door gouverneur Mauricius die hem o.a. inzette voor het voeren van vredesonderhandelingen met de marrons (verzetstrijders van weggelopen slaven, NM) en hem ook gebruikte als leermeester voor zijn kinderen. In 1755 werd Kwassie vrij verklaard. Toen genoot hij reeds grote bekendheid als kruidenkenner, vooral door de kwassie bita waarvan hij de medicinale werking heeft ontdekt. Hij voerde onder meer correspondentie met universiteiten in Zweden en werd door de geleerden daar erkend als een groot kruidendokter. (191) In 1776 maakte Kwassie een reis naar Nederland waar hij o.a. werd ontvangen door de toenmalige Stadhouder Willem V. Later werd Kwassie ontmaskerd als een bedrieger, maar niettemin bleef hij grote bekendheid en waardering genieten onder de slaven en kolonisten. Kwassie overleed in 1787. (191)
122
VII ONDERMAATS ONDERWIJS LEGT BASIS VOOR ARMOEDE Twee jaar vóór de briefwisseling in 1998 tussen koningin Beatrix en minister Melkert (Sociale Zaken) over het Brood op Doktersreceptproject tegen de armoede in de Bijlmer van mij, publiceerde onderzoeker en politicoloog dr. Chan Choenni (nazaat van Nederlandse contractarbeiders uit India in Suriname, na de afschaffing van de slavernij) de oorzakelijke factoren van deze armoede in de Bijlmermeer (Amsterdam-Zuidoost). (192) Choenni rondde in de zomer van 1996, in opdracht van het stadsdeelbestuur van Zuidoost, een onderzoek af naar de aanpak van het voortijdig schoolverlaten in het stadsdeel. In Zuidoost ligt het percentage voortijdige schoolverlaters veel hoger dan in de rest van Amsterdam. Volgens Choenni is het ‘schrijnend’ dat slechts ‘een handjevol allochtonen’ in de nieuwe Amsterdam Arena werkzaam is. Hij zag alleen dat de werknemers van McDonald’s een goede afspiegeling vormden van de samenleving in Zuidoost. Maar de hostessen en kaartjescontroleurs zijn bijna allemaal blank. Terwijl dat heus geen banen zijn op hoog niveau, aldus politicoloog Choenni. (192; 193) De overheid en politiek bleven opvallend stil. Choenni is werkzaam geweest aan de Universiteiten van Leiden en Utrecht. (192) 7.1 WERKLOOSHEID EN ARMOEDE DOOR TWEEDELING IN ONDERWIJS Dr. Chan Choenni, onderzoeker op het gebied van de multiculturele samenleving en arbeidsmarkt: “De politiek en het bedrijfsleven doen te weinig om allochtonen in Amsterdam-Zuidoost in hun omgeving aan een baan te helpen. Er wordt willens en wetens een bevolkingsgroep gemarginaliseerd, wat wellicht kan leiden tot discriminatie,” aldus Choenni. (193) Ruim 40 procent van de leerlingen in Zuidoost verlaat de school 123
zonder diploma, tegenover gemiddeld 37 procent in de rest van Amsterdam. (192) Politicoloog C. Choenni constateerde in wezen de gevolgen van structurele uitsluiting van niet-westerse migranten in het onderwijs en op de werkvloer. Tien jaar later, in 2006, stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek vast dat de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen nog altijd 15,5 procent bedraagt terwijl die onder autochtonen maar 4,3 procent bedraagt. (194) Arme migranten verkeren in een vicieuze cirkel van armoede en slechte schoolresultaten. Leven op of onder het sociaal minimum betekent lagere schoolprestaties die dan verantwoordelijk zijn voor een grotere kans op werkloosheid of op slecht betaalde banen. In 2007 heeft in het basisonderwijs bijna een op de vijf leerlingen een achterstand: van 1,5 miljoen leerlingen op de basisschool geldt dat voor 163.000 autochtone (op een totale bevolking van de 14,5 miljoen autochtonen is dat 1 op de 87, NM) en 187.000 allochtone (op een totaal van 1,5 miljoen allochtonen is dat 1 op de 8, NM) leerlingen. De meerderheid van de allochtone leerlingen woont in de grote steden in het westen van het land. (196) De Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (Oeso) constateert dat het Nederlands onderwijs slecht uitpakt voor allochtonen. Zij komen te vroeg op het vmbo en stromen daarna niet door. (195) In Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag samen hebben 64 van de 118 vmbo-scholen meer dan vijftig procent allochtonen. Op havo en vwo geldt dat maar voor 18 van de 79 scholen. Deze laatste cijfers illustreren wat de Oeso al drie jaar over Nederland roept: in het Nederlands voortgezet onderwijs wordt de segregatie versterkt doordat Nederland kinderen al op 12-jarige leeftijd selecteert. Op basis van de Cito-toets worden kinderen uit achterstandsmilieus meestal doorverwezen naar het vmbo. (196) De onderwijssociologie weet al meer dan veertig jaar dat niet etniciteit maar inkomen en opleidingsniveau van de ouders bepalend is voor de prestaties van een leerling. Weinig inkomen en weinig opleiding hebben een negatieve invloed. Dat bleek in 1966 al uit het Coleman 124
Report dat de Amerikaanse socioloog James Coleman maakte in opdracht van het Amerikaanse Congres. Etniciteit is niet bepalend voor schoolprestaties, maar armoede en een donkere huidskleur gaan in onze westerse samenlevingen wel vaak samen. (196) Vele duizenden talentvolle allochtone studenten bereiken het hoger onderwijs niet, omdat ze op jonge leeftijd naar het vmbo gaan. Het onderwijs dreigt hiermee een sociale tweedeling langs etnische lijnen te veroorzaken. Dat constateert de Oeso in een onderzoek naar het Nederlands hoger onderwijs dat minister Plasterk (Onderwijs) in mei 2007 naar de Tweede Kamer stuurde. De selectie voor het voortgezet onderwijs op 12-jarige leeftijd is nadelig voor de integratie van immigranten, constateert de groep van Oesodeskundigen die het hoger onderwijs onder de loep namen. Want zit je eenmaal op het vmbo, dan blijkt doorstromen via havo of mbo naar uiteindelijk het hbo of de universiteit bijna niet mogelijk. Wie vroeg wordt voorgeselecteerd voor havo of vwo, is daarentegen goed af in Nederland. Die komt gemakkelijk terecht op hogeschool of universiteit. (195) Tweederde van de allochtone leerlingen in Amsterdam verlaat de school zonder diploma. Een rampzalige situatie want 60 procent van de jongeren onder de twintig jaar is in Amsterdam allochtoon (niet-westerse migrant, NM). Ook in Rotterdam en Den Haag is de meerderheid van de jongeren nu van andere etnische afkomst. Personeelsschaarste noopt de bedrijven energie te gaan steken in het werven van jongeren zonder diploma. (185) 7.1.1
ZWARTE SCHOLEN LEGGEN BASIS VOOR ARMOEDE
Op vele scholen in de vier grote steden gaan witte en zwarte kinderen grotendeels gescheiden naar school. Vooral in achterstandswijken wordt de segregatie op scholen door politiek Den Haag getolereerd. Sinds de jaren tachtig zijn de Onderwijsinspectie en de bewindslieden van Onderwijs op de hoogte van kwalitatief slecht onderwijs op zwarte scholen. De verklaring hiervoor lag voor een belangrijk deel 125
aan slecht presterende schoolbesturen en ondermaatse leerkrachten. Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit op deze scholen misten hun doel en zijn nog steeds niet effectief. Op witte scholen zijn de investeringen in kwaliteit effectief. Volgens Guuske Ledoux van het Kohnstamminstituut voor onderzoek van opvoeding en onderwijs blijkt dat de leerprestaties van zwarte leerlingen significant verbeteren als ze naar een witte school gaan. (197) Naast vooroordelen zijn lage opleidingen of het verlaten van de school zonder diploma voor een substantieel deel verantwoordelijk voor de hoge werkloosheid onder niet-westerse migranten. Het goedkope niet-adequate onderwijs aan deze specifieke groep leerlingen is medeverantwoordelijk voor de lage opleidingen. Hierop is dan ook de structurele armoede onder deze burgers gebaseerd. Het vraagstuk werd toen al gebagatelliseerd. Er werd omfloerst gesproken over scholen met verschillende populaties. Inspecteur Jan Teuwen benadrukt het verschil dat scholen kunnen maken. “De ene school boekt met dezelfde populatie aantoonbaar betere resultaten dan een andere school.” (197) Kinderen uit welvarende, witte wijken maken een grote kans op kwalitatief goed onderwijs, terwijl kinderen die opgroeien in zwarte achterstandswijken een grote kans hebben om op een zwakke school terecht te komen. (197) 7.1.2
ONDERWIJS ARENA ACADEMIE: POLITIEK SCHANDAAL IN ARMOEDEBESTRIJDING
Anno 2007 ondervinden niet-westerse migranten na dertig jaar nog steeds de tegenwerking en nadelen van ernstige vormen van structurele discriminatie in de maatschappij. Uit cijfers die het CBS in februari 2007 bekend maakte blijkt dat niet-westerse allochtonen banen hebben op een lager niveau dan autochtonen. Hun opleiding maakt daarbij nauwelijks verschil uit. Ook wanneer hun opleiding vergelijkbaar is, werken allochtonen in alle leeftijdsgroepen in lagere functies, meldt het CBS. (198) Het ook in februari 2007 verschenen rapport Basisschooladviezen 126
en etniciteit wijst uit dat allochtone leerlingen van Amsterdamse basisscholen sneller naar het vmbo worden gestuurd dan autochtone leerlingen, ook als hun niveau hetzelfde is. (199) Tijdens het kabinet-Kok I ontwikkelde PvdA-staatssecretaris Tineke Netelenbos de plannen voor het vmbo (mavo en lager beroepsonderwijs opgegaan in vmbo). In 1999 voerde het kabinet-Kok II de onderwijsvorm daadwerkelijk in. (200) Kritiek van deskundigen toentertijd sloeg het kabinet in de wind. Begin 2006 volgde in Amsterdam 70 procent van de leerlingen dit type onderwijs. Burgemeester Job Cohen van Amsterdam, partijgenoot van Netelenbos en zelf kortstondig staatssecretaris van Onderwijs, vindt nu dat minister Van der Hoeven van Onderwijs (CDA) hoognodig het vmbo op de schop moet nemen. Het is te vaak onderwijs dat tot niets leidt. Een opleiding in het vmbo leidt niet tot een zogenoemde startkwalificatie, een diploma waarmee leerlingen de arbeidsmarkt op kunnen. (201) De PvdA probeerde mooi weer te spelen met deze onderwijsvorm voor haar achtergestelde achterban. In het verlengde hiervan trachtte de partij een succesverhaal van de vmbo te visualiseren in de snel bij elkaar ‘getimmerde’ opgerichte Arena Academie in Amsterdam-Zuidoost (Bijlmermeer). Op deze wijze werd er zand in de ogen gestrooid van de buitenwereld. In eerste instantie was er sprake van een cosmetisch succes. In binnen- en buitenland ontwikkelde zich grote belangstelling voor deze school. (187) En om het geheel meer body en duurzaamheid te geven, werden zelfs de keizer van Japan en de koning van België tijdens hun staatsbezoek aan Nederland verleid om in 2000 een bezoek aan de Arena Academie af te leggen. (187) En om het sprookjesverhaal te completeren kon een bezoek van onze koningin Beatrix nu niet meer uitblijven.
127
VIII ONDERWIJS-URBAN-PROJECT: STICHTING ARENA ACADEMIE De Stichting Arena Academie, een onderwijsinitiatief in Amsterdam-Zuidoost, is een van de projecten van het Arena Initiatief. (202) De Arena Academie is op 22 november 1999 met vijftig tieners, zwart op een enkele witte uitzondering na, van start gegaan en moest zorgen voor een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en opleiding. (203; 185) Achterkamertjespolitiek van de PvdA, falend beleid en het ontbreken van deskundigheid, toezicht en verantwoordelijkheids gevoel deed dit project vroegtijdig mislukken. 8.1 ARENA ACADEMIE EN HET VERRAAD VAN HET ZWART BERAAD Keerpunt in politieke invloed van de zelfbenoemde leden van de actiegroep Zwart Beraad in de Bijlmer is de door fraude ingeluide ondergang van de Arena Academie. De Arena Academie is een gezamenlijke initiatief van het bedrijfsleven, het stadsdeel Zuidoost, de gemeente Amsterdam en enkele scholengemeenschappen (Interconfessionele Scholengemeenschap Amsterdam, ISA). Het biedt leerlingen van 14 tot 16 jaar uit vmbo een extra lesprogramma om de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt te verbeteren. (202) De Arena Academie biedt in feite een verlenging van de schooldag voor de komende twee jaar aan de vijftig leerlingen van het laagste niveau, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) van het Augustinus College. (185) In 1997 begon het overleg tussen een aantal bedrijven in AmsterdamZuidoost, de wethouder van Economische Zaken Pauline Krikke en de ‘zwarte scholen’ in de buurt. “We moeten ze oppakken als ze nog een paar jaar leerplicht voor de boeg hebben,” was de conclusie van de bedrijven. De leiding van de scholen in de buurt is het daarmee eens. Men wil voorkomen dat leerplichtige scholieren drop-outs worden. (185) 128
Twaalf bedrijven uit Amsterdam-Zuidoost – winkels, schoonmaakbedrijven, catering, het AMC-ziekenhuis, het stadion zelf – hebben de Arena Academie samen met de gemeente Amsterdam opgericht. De bedrijven nemen twintig procent van de kosten voor hun rekening. Het Augustinus College is verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijs. (185) De primaire doelstelling van het Arena Initiatief werd in 1997 geformuleerd als: Laat maximaal de nieuwe werkgelegenheid ten goede komen aan de inwoners van Amsterdam-Zuidoost, met de nadruk op de kansen voor langdurig werklozen. Daarvan was afgeleid de sterke behoefte om tevens de diep ervaren psychologische kloof tussen oost (waar wordt gewoond) en west (waar wordt gewerkt) te doorbreken. Zo werd het Arena Initiatief óók de poging om het totaalbeeld van Zuidoost en het imago van het stadsdeel te verbeteren. (204) Het grootste deel van de financiering van het Arena Initiatief vond plaats met URBAN-gelden (uit het Europees Fonds voor Ruimtelijke Ontwikkeling, EFRO). Binnen de sociaaleconomische vernieuwing van de Bijlmermeer zijn projecten gedefinieerd die onder het zogenaamde URBAN-programma vallen. Dit programma stimuleert en subsidieert sociaaleconomische vernieuwingsprojecten vanuit het EFRO en de Grote Steden Beleid (GSB)-middelen. (205) Totaal bedroegen de kosten van het Arena Initiatief € 572.681 waarvan € 325.816 uit het EFRO kwam, het stadsdeel Zuidoost € 83.957 en de gemeente Amsterdam € 162.908 meefinancierden. (206) 8.2 ONDERWIJS ALS MELKKOE VOOR HBO/VMBOFRAUDEURS: DE ONDERGANG VAN DE ARENA ACADEMIE Regelmatig halen bestuurders in het onderwijs op frauduleuze wijze overheidsgelden binnen. Er wordt soms gebruikt gemaakt van mazen in de wet of een gebrek aan toezicht. Het geld komt meestal ten goede aan de instelling. Echter bij instellingen in achterstandswijken en met niet-gekwalificeerde bestuurders is de kans aanwezig dat de gelden voor eigen gewin gestolen worden. 129
De leerlingen zijn meestal de dupe van deze frauduleuze handelingen. Illustratief voor het vorenstaande zijn de hbo-fraudezaak en de Arena Academie-fraudezaak. 8.2.1
HBO-FRAUDEURS EN HOGER ONDERWIJS
In de hbo-fraudezaak hebben Nederlandse universiteiten en hogescholen met een ‘ongewenste constructie’ gedurende jaren miljoenen euro’s ontvangen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Welzijn (OCW). De Nederlandse instellingen kregen het geld voor studenten die niet in Nederland woonden en ook niet hier hun onderwijs volgden. Het onderwijs volgden de studenten in het land van herkomst op een instelling die een contract had afgesloten met de Nederlandse instelling. De Raad van State oordeelde dat de constructie grotendeels onrechtmatig was. (207; 208) Het OCW eist het geld terug. In totaal eist het ministerie 108 miljoen euro terug van verschillende instellingen. Slechts 29 miljoen euro is terugbetaald. (207) Met een spoedwet wil het kabinet voorkomen dat universiteiten en hoge scholen nog langer gebruik kunnen maken van deze ‘ongewenste constructie’. Het kabinet vindt, blijkens een persverklaring, “dat het nooit de bedoeling kan zijn geweest dat met Nederlands belastinggeld buitenlandse studenten worden gefinancierd die op geen enkele wijze onderwijs in ons land volgen.” (207) 8.2.2
VMBO-FRAUDEUR EN ARENA ACADEMIE
Met enige regelmaat worden frauderende ambtenaren werkzaam in de Bijlmer ontmaskerd. Al te makkelijk wordt, vaak uit partijpolitieke motieven, besloten om de poes op de melk te laten oppassen. De slachtoffers van deze criminelen zijn vaak de inwoners die ten onder gaan aan de gevolgen van armoede en die door de instelling van deze figuren geholpen zouden moeten worden. Arena Academie-directeur R. van B. (38), geboren in Suriname, opgegroeid in Nederland, carrière gemaakt als manager bij Start, het 130
uitzendbureau van de overheid (185), kwam in deze stad in een mand met rotte appels terecht. De verleiding en de kans was zeer groot dat ook hij net als de vele andere hoofdstedelijke ambtenaren in de fout zou gaan. R. heeft uiteindelijk dezelfde weg bewandeld als zijn collega’s. Hij heeft zich al te graag laten verleiden en is er met het geld van de schoolkinderen vandoor gegaan. De Amsterdamse politiek en de ambtelijke top moeten zich beter bewust zijn van hun voorbeeldfunctie, zegt criminoloog Hans Nelen, co-auteur van een rapport over corruptie in het openbaar bestuur. (209) Het onderzoek naar corruptie van Nelen en hoogleraar integriteit van bestuur Leo Huberts, beiden verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, is het grootste in zijn soort van de laatste decennia. Vastgesteld is dat jaarlijks bij overheidsinstanties 130 interne onderzoeken naar corruptie worden gestart. In circa 50 gevallen mondt dat uit in een strafzaak. (…) “Wij hebben vastgesteld dat 70 tot 80 procent van de overheidsinstanties de laatste jaren geen enkel intern onderzoek naar corruptie of fraude heeft uitgevoerd. We vinden het ongeloofwaardig dat daar al die tijd niets is voorgevallen.” (209) 8.3
F RAUDE PVDA-DIRECTEUR ARENA ACADEMIE: DE ZAAK
Directeur R. van B. van de Arena Academie, heeft bekend verantwoordelijk te zijn voor de verdwijning van een groot geldbedrag. Vermoed wordt dat de man (prominente PvdA-activist en belangenbehartiger onder Surinamers in de Bijlmer, NM), die op staande voet is ontslagen, voor ruim acht ton (420.000 euro, 203) heeft gefraudeerd. Het bestuur van de Academie heeft aangifte gedaan. (187) In juli 2001 kwam de gokverslaving van R. van B. aan het licht. In december 1999 had hij al een eerste greep gedaan in de kas van de Arena Academie, die drie maanden daarvoor was geopend. De verwachtingen waren hooggespannen, het opleidingsinstituut zou wel eens laten zien hoe snel de werkloosheid in de Bijlmer kon worden teruggedrongen. Derdejaars vmbo-leerlingen verschenen in pak en stropdas op school, waar ze werden klaargestoomd voor hun stagejaar. 131
Koningin Beatrix kwam kijken en liet de Belgische koning Albert trots zien hoe Zuidoost aan de slag ging met de problemen. Maar Van B. vond het niet soepel lopen. (…) Van B. sloeg aan het gokken. De schuld liep op tot bijna een miljoen gulden. (…) Op 19 juni 2003 in de rechtszaal duizelde officier van Justitie S. Hoogerheide van de bedragen die directeur Van B. in handen kreeg. De tonnen gingen over zijn tong alsof hij het over broodjes kaas had. (210) De onregelmatigheden kwamen aan het licht tijdens de voorbereiding van de eerste jaarrekening van de Stichting Arena Academie. (…) De directeur stond bekend als iemand met hart voor de school en de leerlingen. (…) De Arena Academie is ongeveer twee jaar geleden opgericht, bedoeld om jongeren een op de arbeidsmarkt gerichte opleiding te geven. De leerlingen krijgen de garantie dat er een baan op hen wacht als zij hun diploma eenmaal op zak hebben. (187) ‘“Ik was echt van plan het terug te betalen, maar uiteindelijk verloor ik alles,” aldus in de rechtszaal in 2003 de ex-directeur zonder advocaat netjes in krijtstreeppak, onberispelijk met stropdas en keurige schoenen. Dat verbaasde voorzitter van de rechtbank G. van Dijk niets. “Al die casino’s (in beheer van de staat, winsten stromen terug in ‘s lands kas, NM) hebben prachtige gebouwen met tapijt erin, dat komt allemaal van de opbrengst van de klanten.” Van B. wist het zelf ook wel. Hij knikte voortdurend, ondersteund met veel ‘ja, ja’s’, een tik die hij overigens met de rechter gemeen had. En zo zaten ze tegenover elkaar. Ja-knikkend. De feiten waren immers langer bekend. (210) Sinds januari 2003 loopt Van B. bij de stichting Anonieme Gokkers. “Ik weet dat de verslaving in me zit. In de Surinaamse gemeenschap is het heel normaal een beetje bingo te spelen. En mijn vader deed het ook.” Eigenlijk zou het beter zijn als Van B. bij de Jellinekkliniek in therapie zou gaan, vond Hoogerheide, die wel begrip kon opbrengen voor de situatie. Aanleg voor gokverslaving, een verantwoordelijke baan waarmee hij geen ervaring had en dan ook nog de politieke druk om van de academie een succes te maken. “De kans op herhaling is groot als u zich niet onder behandeling laat stellen. U bent in het verleden immers al vaker tegen gokproblemen opgelopen.” 132
De eis – 240 uur werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar – werd dan ook aangevuld met een bijzondere voorwaarde: Van B. moest contact houden met de reclassering. De eis van Hoogerheide werd ingewilligd. “Er komt nog een vordering aan voor het gemeenschapsgeld dat Van B. ontvreemdde,” waarschuwde Van Dijk. (…) Van B. verliet, net zo eenzaam als hij gekomen was, de zaal. (210) 8.4 VU: FRAUDEONDERZOEK ARENA ACADEMIE DEUGT NIET WETHOUDER PAULINE KRIKKE WEIGERT FRAUDEONDERZOEK ‘Platte’ ambtenaren en politici zijn van alle tijden, niet alleen in derdewereldlanden, ook in West-Europa, zo blijkt uit een in 2007 gepubliceerd onderzoek naar criminaliteit in Europa. Het onderzoek stond onder regie van de Nederlandse hoogleraar victimologie Jan van Dijk. (211) Op 22 februari 2007 is er op een congres van steden met een lokaal integriteitsbeleid, georganiseerd door de Vrije Universiteit van Amsterdam en het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam, een overzicht van het gemeentelijk Bureau Integriteit van Amsterdam gepresenteerd. (211; 212) Uit dit overzicht blijkt dat ‘de afgelopen drie jaar ruim driehonderd ambtenaren van de gemeente betrapt zijn op integriteitsschendingen, vooral fraudezaken, maar ook diefstal en misbruik van gemeenteeigendom.’ (212) Amsterdam heeft een lange traditie op het gebied van integriteits schendingen door ambtenaren: fraude met parkeervergunningen, gesjoemel bij aanbestedingsprocedures, illegale handel in paspoorten. In de jaren negentig verdwenen miljoenen als gevolg van fraude of andere onregelmatigheden bij onder meer het openbaarvervoerbedrijf GVB en bij de afdeling Parkeerbeheer van de dienst Stadstoezicht. Bij die affaires had het stadsbestuur nauwelijks greep op dergelijke praktijken. (211) 133
De hoogleraren Hans van den Heuvel en Leo Huberts van de Vrije Universiteit, die in opdracht van burgemeester Job Cohen het fraudeonderzoek van Bureau Integriteit hebben geëvalueerd, concluderen het volgende: “In het gemeentelijk onderzoek naar fraude bij de Arena Academie in Amsterdam-Zuidoost zijn belangrijke vragen niet of onduidelijk beantwoord. Zo is het de vraag of penningmeester R.M. niet de omstandigheden ernaar maakte dat de gokverslaafde directeur ruim 400.000 euro verduisterde. Bureau Integriteit heeft dit ‘te vergoelijkend’ behandeld.” (213) De hoogleraren stellen ook dat twee andere punten “niet echt opgelost zijn in het fraudeonderzoek”: een extra subsidie van 2,4 miljoen gulden aan de Arena Academie zonder bestuurlijke goedkeuring en 1,3 miljoen gulden aan kosten die de academie had gemaakt, maar die ten laste kwamen van de gemeente. Bovendien is de verantwoordelijkheid van toenmalige wethouder Pauline Krikke (Economische Zaken) buiten schot gebleven. Zij weigerde mee te werken aan het gemeentelijke onderzoek. (213) R.M. was als topambtenaar op het stadhuis subsidiegever aan de academie, waar hij tegelijkertijd penningmeester was. Van den Heuvel en Huberts wijten de diepere oorzaken van de fraude ook aan “een falend gebrek aan regels en procedures en een ontbrekend gemeentelijk integriteitsbesef.” Volgens hen heeft de gemeente “de medewerker wegens desinteresse in de steek gelaten.” (213) R.M.’s baas, Freek Ossel (1998-2002, secretaris stadsdeel AmsterdamZuidoost, PvdA, betrokken bij subsidie/totstandkoming Arena Academie als lid van het UBO, NM), was fel gekant tegen een nader onderzoek door het Bureau Integriteit, nadat Ossel eerder zelf al om een onderzoek had gevraagd. De VU-hoogleraren verbazen zich over het feit dat het fraudedossier aanvankelijk in handen lag van Ossel. Hij was als directeur van R.M.’s afdeling verantwoordelijk voor de subsidies aan de Arena Academie. Bovendien is Ossel korte tijd zelf voorzitter van het bestuur van de Arena Academie geweest. (213) Volgens burgemeester Cohen (PvdA) hebben de onderzoekers zich niet aan de opdracht gehouden. Het was niet de bedoeling om inhoudelijk nog eens op de zaken in te gaan, aldus Cohen. (213) 134
8.5 MEDE DOOR FRAUDE VALLEN RESULTATEN ARENA ACADEMIE TEGEN Het aantal leerlingen op de Stichting Arena Academie heeft niet de oorspronkelijke doelstelling gehaald. Bij de start van het project werd nog gerekend op 525 leerlingen. Uit de eindrapportage Arena Academie blijkt dat het er 249 zijn geworden. De stichting is opgeheven en de onderwijsactiviteiten worden voortgezet door de Interconfessionele Scholengemeenschap Amsterdam (ISA). (203) De belangrijkste oorzaak van de tegenvaller is dat de scholen in het schooljaar 2001-2002 minder leerlingen aan de Academie leverden door een verschil van mening over het onderwijsconcept. Door de grote politieke en maatschappelijke druk om de Arena Academie in uiterst korte tijd te realiseren, was er in de aanloopfase onvoldoende tijd en aandacht om in samenspraak met de partners het onderwijsconcept concreet uit te werken (politieke keuze van personeel dat niet gekwalificeerd en ondeskundig was, en waarbij geen adequate antecedentenonderzoek heeft plaatsgevonden, NM). (203) Daarnaast kwam medio 2001 de voormelde fraudezaak aan het licht waardoor de Arena Academie in een kwaad daglicht kwam te staan. De Academie heeft na de fraudezaak een doorstart gemaakt, waarbij een onderwijsconcept is ontwikkeld van ‘leerlingondernemingen’. Dit concept om jongeren te motiveren aan hun toekomst te werken en een startkwalificatie op niveau 2 mbo te verkrijgen is succesvol gebleken. (203) De totale kosten van de Arena Academie bedragen € 3,6 miljoen. Hiervan heeft de gemeente € 3,1 miljoen voor haar rekening genomen. Dit is inclusief een eenmalige bijdrage van het toenmalige college van B&W in 1999 van € 420.000 door fraude van de toenmalige directeur van de Academie. (203)
135
IX MELKERT ONDER POLITIEKE DRUK: POLITIEACTIE STIDA IS BLIKSEMAFLEIDER De Stichting Interculturele Dienstverlening Amsterdam (StIDA) is een in juli 1997 door de in de Bijlmermeer wonende Surinaamse activisten Roel Luqman en Harrald Axwijk opgerichte organisatie. Doel is om de gevolgen van armoede voor de Bijlmerbewoners aan te pakken. De organisatie helpt langdurig werklozen in Amsterdam-Zuidoost aan werk en is ook actief voor andere diensten zoals schuldhulpverlening, training en opleiding, wervingscampagnes en leefbaarheidsprojecten. (214) 9.1 POLITIEK DEN HAAG HUIVERIG: STIDA GAF ARMOEDE EEN POLITIEK GEZICHT De grass-rootsaanpak van StIDA is succesvol. Uit binnen- en buitenland kwamen beleidsmakers, ministers en premiers op bezoek om kennis op te doen van de werkformules. Op 6 september 1999 bracht PvdA-minister Jan Pronk (VROM) een werkbezoek aan de flat Grunder om zich te laten informeren over het huisvuilzakkenproject van StIDA. Enkele weken later, op 1 oktober, bezocht een grote delegatie Antilliaanse Statenleden de stichting. Zij toonden zich enthousiast over de aanpak van StIDA om onder anderen Antilliaanse werkzoekenden in Amsterdam-Zuidoost aan het werk te helpen. Vervolgens arriveerden op 13 oktober zo’n 25 projectleiders van arbeidsbureaus, sociale diensten en andere overheidsinstellingen in Duitsland op het hoofdkantoor van StIDA. De Duitse gasten waren zo enthousiast over de informatie en het bezoek, met name over het huisvuilzakkenproject, dat zij spontaan de projectleiders uitnodigden voor een tweedaagse seminar in het Ruhrgebied in het nieuwe jaar. Grote interesse toonde ook de delegatie van Amerikaanse politici, journalisten en managers die op 28 oktober bij StIDA over de vloer waren. De Amerikanen waren met name geïnteresseerd in de integrale aanpak om langdurig werklozen weer aan een baan te helpen. Het 136
Amerikaanse bezoek was in Nederland in het kader van het Marshall Memorial Fellowship, een uitwisselingsverband ter bevordering van de samenwerking tussen de Verenigde Staten en Europa. (214) Echter werd politiek Nederland (lokaal en landelijk) huiverig voor de groei en invloed die de StIDA openbaarde. Het Openbaar Ministerie was behulpzaam bij het steken van een stok tegen deze ongunstige ontwikkeling. Deze actie was tevens een steun in de rug voor minister Melkert c.s. voor het vinden van een schuldige en het tonen van een belangrijke aanwijzing voor zijn ESF-debacle. 9.2
OPENBAAR MINISTERIE BESLUIT TOT POLITIE-INVAL
Door de Amsterdamse driehoek – burgemeester Schelto Patijn, hoofdofficier van Justitie en korpschef van politie – is opdracht gegeven tot nader onderzoek naar StIDA, en dat heeft tot vervolging geleid. (158) Op dinsdagochtend 13 februari 2001 wordt de niet-westerse migrantengemeenschap in Nederland opgeschrikt met de massale inval van Justitie bij zeven kantoren van de Stichting Interculturele Dienstverlening Amsterdam in AmsterdamZuidoost, de woning van Axwijk en de arrestatie van StIDAdirecteur de heer Harrald Axwijk (sociaaldemocraat en lid van de PvdA). (178) De gehele administratie van de StIDA en Axwijk wordt in beslag genomen. In de media verschijnen verklaringen van het Openbaar Ministerie, waarbij de indruk wordt gewekt dat NV Werk en het GAK voor tonnen waren benadeeld en dat StIDA-directeur, Harrald Axwijk, € 770.000 had verduisterd. Ook zou er sprake zijn van grootscheepse fraude bij het in dienst nemen van Melkertmedewerkers. Het minutieus onderzoek van de administratie van StIDA werd gevolgd door een uitgebreid rechercheonderzoek, waarbij een groot aantal medewerkers en ook bestuursleden werden gehoord. Het Openbaar Ministerie heeft inmiddels alle aanvankelijke zware beschuldigingen moeten intrekken, aangezien deze op geen enkele manier konden worden aangetoond. (215) 137
De advocaat van Axwijk, André Haakmat, zei direct na de invallen door Justitie in februari 2001 ook al dat de hoofdstedelijke PvdA had besloten tot de vervolging van StIDA: “Men is bang voor de invloed van StIDA, bang dat die politiek wordt aangewend in een nieuw Zwart Beraad.” (158) 9.3 BIJLMEROPROER LEGT VIADUCT BIJLMERDREEF IN DE AS SCHADEPOST VAN RUIM ZEVEN MILJOEN GULDEN MEDIA OP HET VERKEERDE BEEN LATEN ZETTEN Zwarte Bijlmerbelievers kwamen enkele uren na de vernederende massale inval van Justitie in de kantoren van StIDA in opstand. Het belangrijkste viaduct in het stadsdeel werd dinsdagavond 13 februari 2001 in brand gestoken. Een brand met verstrekkende gevolgen woedde tussen de plafonds van slooprijpe winkels in het voormalige winkelcentrum Fazantenhof onder de Bijlmerdreef en de dreef zelf. De politie ontving via de Alarmcentrale melding van een brand aan de Flierbosdreef, in de lager gelegen winkels. (216) “De brand bleek omvangrijk te zijn,” weet een woordvoerder van de brandweer. “Door de bouwconstructie konden wij de vuurhaarden moeilijk bestrijden. De brand werd onmiddellijk opgeschaald tot ‘middelbrand’. Rond tien uur ’s avonds kon het sein brand meester worden gegeven. Vanaf dat moment zijn we drukdoende geweest alle vuurhaarden ook daadwerkelijk uit te krijgen en is er lang nageblust.” (216) Over dit doelwit, het viaduct van de Bijlmerdreef, is heel goed en met militaire strategie nagedacht en uiteindelijk uitgekozen. Het ligt vlak bij het centrum van de politieke –justitiële – en economische macht, respectievelijk het stadsdeelkantoor van Amsterdam-Zuidoost, en het hoofdbureau van politie (Flierbosdreef) van stadsdeel Zuidoost en is als verkeersader een belangrijk economische object vlak bij het winkelcentrum Fazantenhof en het winkelcentrum Amsterdamse Poort. Een zeer betrouwbare bron (bekend bij de auteur) binnen Justitie 138
bevestigt dat er onomstotelijk is vastgesteld dat sprake was van opzettelijke brandstichting. Zoals voormeld heeft ook de woordvoerder van de brandweer verklaard dat er verschillende vuurhaarden waren ontdekt (216). ‘Verzetsstrijders’ maakten gebruik van benzine. De officiële lezing naar de media toe was dat er sprake was van een ongelukje van drugsverslaafden die slordig zijn omgegaan met hun aansteker bij het opwarmen van de heroïne op het zilverpapiertje. ‘De schade bleek zo ernstig dat er geen doorgaand verkeer over het viaduct meer mogelijk was en dat de Bijlmerdreef deels moest worden afgesloten. Het is gebleken, dat de draagkracht van de liggers door de hitte die de brand veroorzaakte grotendeels is verdwenen. Dat betekent, dat delen van het viaduct moeten worden gesloopt. Er moeten nieuwe liggers voor het viaduct worden geplaatst en vervolgens worden afgewerkt en voor het verkeer gereed gemaakt. Er zijn omleidingsroutes, maar voor de bereikbaarheid van het winkelcentrum Amsterdamse Poort is het van groot belang, dat de normale routes zo spoedig mogelijk worden opengesteld. Het spoedige herstel van het viaduct is tevens van belang voor het openbaar vervoer, waarvan een groot aantal inwoners uit het stadsdeel afhankelijk is.’ (217) November 2001 schatte het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam dat ‘de gedeeltelijke sloop van het viaduct en de totale renovatie naar verwachting tussen de zes en zeven miljoen gulden zal kosten. (217; 218) Pas na anderhalf jaar kon het viaduct voor het verkeer worden opengesteld. (218) 9.4
STIDA-INVAL ALS ESF-EXCUUS?
StIDA heeft ruim 200 langdurige werklozen in dienst en ontvangt jaarlijks 35.000 gulden subsidie per Melkertier, die daarmee wordt uitbetaald. (158) StIDA-directeur Harrald Axwijk: “Voor de beheersbaarheid groeien wij niet verder. In die vier jaar zijn er al 420 mensen in dienst geweest die zijn ingestroomd, uitgestroomd naar een andere sector of doorgestroomd naar een reguliere baan.” (219) In wezen was er bij StIDA alleen sprake van procedurefouten en 139
kleine administratieve vergissingen. Maar officier van Justitie Petra van Laere beweerde dat StIDA een schuld van 400.000 euro had bij de belastingdienst. (Ook op dit punt heeft de rechter het OM teruggefloten en StIDA in het gelijk gesteld, NM). De aanvankelijke zware verdenkingen, zoals verduistering van 1,4 miljoen gulden subsidie en benadelen van subsidieverstrekker NV Werk en het GAK met respectievelijk 1,1 miljoen gulden en zeven ton, zijn geschrapt. Axwijk: “Er is een berg werk verzet, maar de berg heeft niet eens een muis gebaard.” (158) StIDA-advocaat Prem Radhakishun benadrukte verder dat de Sociale Dienst en NV Werk zelfs na aandringen van het Openbaar Ministerie geen aanklacht tegen StIDA wilden indienen, omdat zij zich niet benadeeld voelen en StIDA zelfs steunen. De raadsman van StIDA vroeg vergelijkend onderzoek bij andere werkgevers van Melkertiers, zoals Stadstoezicht en het GVB, en om een expert van het ministerie van Sociale Zaken. Deze verzoeken wees de Amsterdamse rechtbank af. (158) Voor de overheid was hij de juiste persoon en StIDA de ultieme organisatie om als zondebok voor het ESF-misbruik door Sociale Zaken en Arbeidsvoorziening te dienen. Tweede helft jaren zeventig is Harrald Axwijk ten onrechte in opspraak geraakt na gebleken malversaties bij de Stichting Interim Beheer in Amsterdam. Maar ‘in het onderzoeksrapport van de accountantsdienst van de gemeente Amsterdam wordt hij op geen enkele wijze in verband gebracht met vermeende malversaties.’ (178) Bovendien werd Harrald Axwijk met behulp van de StIDA een politiek obstakel (Zwart Beraad, zie elders) voor de hoofdstedelijke én landelijke Partij van de Arbeid. De populariteit van Axwijk bepaalde de politieke lijn in de Amsterdamse centrale stad. Sinds 1994, ten tijde van het ontkiemen van het Zwart Beraad, werd door de hoofdstedelijke PvdA en ambtenaren (Jaap van der Aa, wethouder Sociale Zaken, PvdA) en stadsdeel Zuidoost (Ronald Jansen, oud-voorzitter, Wouter Gortzak, oud-fractievoorzitter en oudKamerlid, PvdA) (179) getracht zijn politieke macht te breken. 140
Advocaat Prem Radhakishun na de vrijspraak in de rechtszaak tegen de StIDA in februari 2003. Foto Nizaar Makdoembaks
9.5
BLUNDERS OVERHEID IN ZAAK STIDA
Op 27 februari 2003 werd STIDA op twee onbetekenende details na door de Amsterdamse rechtbank vrijgesproken van alle door Justitie ingebrachte beschuldigingen van vermeende onregelmatigheden met overheidsgelden. De zware beschuldigingen van fraude, verduistering en oplichting leidden tot niets. Het bleek dat het loze kreten waren die niet op feiten waren gebaseerd. De rechtszaak vormde het sluitstuk van twee jaar onderzoek van Justitie. STIDA-directeur Axwijk: “Naarmate de tijd voortschreed kregen wij gelijk. De Officier van Justitie, die regelmatig de pers had opgezocht om StIDA zwart te maken, moest gaandeweg de ene na de andere zware beschuldiging intrekken. Uiteindelijk bleven slechts administratieve fouten overeind waarvoor de rechter een in feite symbolisch vonnis oplegde. Axwijk kreeg € 1500 boete als verantwoordelijke voor administratieve tekortkomingen. Voor hetzelfde werd StIDA als organisatie veroordeeld tot een voorwaardelijke boete van € 12.020. De eis van de openbare 141
aanklager was acht maanden cel en € 60.000 boete voor Axwijk. De rechter heeft in zijn vonnis laten meewegen de zware negatieve publiciteit tegen StIDA en de eveneens negatieve wijze waarop de Officier van Justitie deze organisatie en haar leiding heeft afgeschilderd. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep aangetekend. Ook dit proces ziet StIDA met vertrouwen tegemoet. (220) Het hoofdstedelijk uit het verzet geboren dagblad schreef over het bovenstaande het volgende. (Het Parool, 1 maart 2003, 221): ‘EEN OPENLIJK EXCUUS zou meer op zijn plaats zijn, maar het Openbaar Ministerie meende te moeten verklaren dat het juist heeft gehandeld in de fraudezaak tegen StIDA, omdat directeur Harrald Axwijk niet geheel is vrijgesproken. Dat is kinderachtig. Wie de feiten van de laatste jaren op een rij zet, kan niet anders dan concluderen dat Justitie de plank heeft misgeslagen. Dat betekent eerherstel voor Axwijk, de man die volgens sommigen al vóór het bestaan van StIDA in kwade reuk stond vanwege zijn rol bij de Surinaamse Stichting Interim Beheer (SIB), die begin jaren tachtig failliet ging en waar tonnen verdwenen. Axwijks rol daarbij is onduidelijk. Vast staat wel dat hij niet is veroordeeld. Toch is het goed mogelijk dat de naam van Axwijk of de waas van subsidiefraude die rondom Surinaamse Welzijnsinstellingen is ontstaan, een rol heeft gespeeld bij het optreden van Justitie twee jaar geleden. Toen werden circa zestig opsporingsambtenaren ingezet om zeven kantoren van StIDA – die in de Bijlmer langdurig werklozen met Melkertbanen aan het werk helpt – binnen te vallen. In Axwijks huis werd tot in de koelkast gezocht. Het veroorzaakte veel commotie in de Bijlmer, waar StIDA achter de schermen een sturende rol speelt in de politiek. ‘Zwart’ werd zijn succes niet gegund, heette het. Dat gaat erg ver. En een dergelijke aantijging valt ook niet te bewijzen. Wel moest Justitie al snel haar belangrijkste verdenkingen laten vallen. Van de fraude van drie miljoen gulden bleef driehonderdduizend euro over. Maar ook die kon de Officier van Justitie niet bewijzen. De rechter liet weinig van de eis heel. (…) Bestuurssecretaris Hans Keune is vrijgesproken. Terecht overweegt hij een schadeclaim. Justitie heeft geblunderd,’ aldus Het Parool. (2003, 221) 142
X MELKERT EN VAN THIJN MAKEN KNIEVAL VOOR BIJLMERBEWONERS EN STIDA-DIRECTEUR HARRALD AXWIJK: EEN MINUUT STILTE Op maandag 19 februari 2001, zes dagen na de grote politieactie met 60 rechercheurs in de StIDA-kantoren in de Bijlmer, presenteerde het prominente PvdA-lid en de Paroolcolumnist John Jansen van Galen zijn boek Het Suriname syndroom. De PvdA tussen Den Haag en Paramaribo. Tijdens de boekpresentatie ‘overtuigde’ ik Ad Melkert, Ed van Thijn, Wouter Gortzak en andere PvdA-toppers ervan om een minuut stil te zijn voor de door de politieactie getraumatiseerde StIDA-werknemers en Bijlmerwerklozen. (222) Het boek van Van Galen gaat over de sociaaldemocratie en Suriname, en behandelt de ambivalente houding van de sociaaldemocraten ten opzichte van Suriname in de periode tussen 1900 en 1975. Het boek werd geschreven op verzoek van de Wiardi Beckman Stichting. De presentatie vond plaats in de verzamelkerk ‘De Nieuwe Stad’ aan het Luthuliplein in de Bijlmermeer. Het eerste exemplaar van het boek werd in ontvangst genomen door Ad Melkert, voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de PvdA. Vervolgens vond er een paneldiscussie plaats met Ad Melkert, John Jansen van Galen, Hugo Fernandes Mendes en Ed van Thijn, onder leiding van Wouter Gortzak over de verhouding tussen de PvdA en Suriname en de daarover in het Suriname syndroom neergelegde opvattingen Axwijk was present, met zijn vrienden (auteur/huisarts NM, advocaat André Haakmat). Bijlmerbewoners beschouwden het tafereel met de PvdA-toppers als een uiterste vorm van provocatie. PvdA-Kamerlid Wouter Gortzak, zag ertegenop om de bijeenkomst te leiden. Want men had die dagen in Zuidoost iets anders aan het hoofd. De inval van de recherche verleden week bij de StIDA was er het gesprek van de dag en hij vreesde dat ook de aanwezigen in De Nieuwe Stad die op luidruchtige wijze aan de orde zouden stellen. (222) John Jansen van Galen: “Toen Gortzak als voorzitter het sein tot de opening gaf, vroeg onverhoeds de Surinaamse arts Makdoembaks het 143
woord voor ‘een huishoudelijke mededeling’. Hij is een emotionele man, zeer begaan met de bewoners van het stadsdeel Zuidoost en ook een vriend van Axwijk. Je weet nooit wat hij zal zeggen. Makdoembaks begon over patiënten die werk hebben gevonden via StIDA en door het gebeurde van verleden week ‘getraumatiseerd’ zijn. Ze hebben kennelijk het gevoel dat ze nu te kijk staan als werknemers van een criminele organisatie. Makdoembaks vroeg voor hen één minuut stilte in acht te nemen. Het mooie van het vragen van een minuut stilte is dat niemand je zal tegenspreken. Niemand durft het aan het aangeroepen leed niet au sérieux te nemen. Wel zag ik enige opgetrokken wenkbrauwen, maar niettemin zaten we, enigszins ongemakkelijk, zestig seconden zwijgend bijeen. Naast mij hoorde ik Gortzak opgelucht fluisteren: “Stilte is beter dan herrie.” En zo was het. Door het onderwerp in de sfeer van plechtigheid te trekken had Makdoembaks, vermoedelijk ongewild, de lont uit het kruitvat gehaald. Niemand begon vervolgens meer over witte acties tegen zwarte instellingen. Althans niet plenair. In spanning wachten we nu de afloop af,” aldus John Jansen van Galen. (222) PvdA-prominenten kijken angstig om zich heen gedurende de ‘Eén minuut stilte’ in het kerkcentrum De Nieuwe Stad in de Bijlmermeer. Van rechts af: Melkert, Amzand, Van Thijn en Fernandes Mendes. Foto Nizaar Makdoembaks.
144
XI PVDA = GEEN PARTIJ VOOR DE ARMEN HET LEVEN VAN NEDERLANDERS ONDER HET MINIMUM Het thema van Document Nederland, de jaarlijkse foto-opdracht van NRC Handelsblad en het Rijksmuseum Amsterdam, is in 2006 de verborgen armoede in Nederland. De opdracht is verleend aan Magnum-fotograaf Geert van Kesteren (1966). Hij bezocht mensen die letterlijk onder het minimum moeten leven, van een bijstandsuitkering of van alleen hun AOW. Mensen die vaste klant zijn bij de voedselbank omdat levensmiddelen van de supermarkt te duur zijn en voor wie het leven letterlijk schraal is. En welzijnwerkers en anderen, die in het dagelijks leven de armoede bestrijden door hulp te bieden. (223) Toen het Rijksmuseum Van Kesteren vroeg ‘verborgen armoede’ in Nederland te fotograferen, had hij geen idee wat hij zou aantreffen. “Armoede in dit land? Bestaat die dan? En zo ja, hoe moet je die vergelijken met het buitenland? Het kwartje bij mij viel pas toen ik mensen ontmoette die na aftrek van vaste lasten moesten leven van 35 tot 70 euro per week,” zegt Van Kesteren. (224) De cijfers gaven hem een koude douche, kouder dan hij had verwacht. Naar schatting 515.000 huishoudens – zo’n 8 procent – leeft in ons land op of onder de armoedegrens. Zo’n 150.000 tot 200.000 gezinnen zijn door schulden in grote problemen beland. Als gevolg daarvan werden 24.000 mensen in 2005 voor kortere of langere tijd afgesloten van gas en licht. (224) Van Kesteren vond zijn geportretteerden in arme wijken van Emmen, Venlo, Breda, Den Haag, Heerlen en elders. Hij beperkte zich met opzet tot verborgen armoede onder ‘witte Nederlanders’: “Want ik wil laten zien dat criminaliteit en depressiviteit ook bij autochtonen voorkomen en ook zijn gerelateerd aan armoede en niet aan een extreem geloof. Armoede leidt altijd en overal tot sociaal isolement en dat is helaas een probleem dat veel mensen nog steeds doorgeven 145
aan hun kinderen. Ze kunnen niet anders, ze zitten in de val.” (224) Van Kesteren ontdekte bijvoorbeeld Natalie, een alleenstaande moeder met drie kinderen die de was met de hand moest doen, omdat ze de reparatie van de wasmachine niet kon betalen. En Yvonne – met drie kinderen uit drie huwelijken met wie ze nog nooit met vakantie was geweest – die op haar veertiende door haar ouders werd gedumpt op een internaat. Yvonne gaf haar zoontje na een dagje Slagharen met Jantje Beton alleen een boterham. Onderweg had hij immers een zakje patat gehad. (…) Johanna leefde zonder twee voortanden, omdat ze de tandarts niet kon betalen. Enzovoort. Toen hij eenmaal ‘op dreef’ was, kon Van Kesteren putten uit een deprimerende mix aan ellende. (224) “Dat mensen uit deze groep de Sociale Dienst of het ‘gas en licht’ als de vijand ervaren, kan ik me nu goed voorstellen,” zegt hij. “Want begrip tonen, laat staan een arm om iemand heen slaan, dat gebeurt zelden, hoorde ik vaak. Die instanties behandelen hen veelal repressief, met dwang en drang. Een uitkering lijkt wel een veroordeling.” (224) Als voorbeeld noemde hij de vrouw die geen geld kreeg om haar koelkast te vervangen. “Ze kreeg te horen dat ze het eten maar op het balkon moest zetten. Dat kon best, het was toch winter. Ook sprak ik een incasseerder bij de Sociale Dienst die écht vond dat hij een wereldbaan had.” (224) Zelfs vlak na de dood slaat de armoede toe en raken de nabestaanden hun dierbaren op een ongebruikelijke manier kwijt. Doordat steeds meer Nederlanders besluiten hun lichaam na hun dood ter beschikking te stellen aan de wetenschap is er anno 2006 zelfs een overaanbod. (225) Soms spelen onder meer financiële motieven een rol: want in tegenstelling tot een begrafenis of crematie is ‘de derde bestemming’ gratis. “Dit argument geldt voor een kleine minderheid,” benadrukt Henk Groenewegen, hoogleraar anatomie aan het Amsterdamse VU Medisch Centrum. (225) 146
11.1 MINISTER MELKERT MISLEIDT WERKZOEKENDE ARMEN HET KWARTJE VIEL NA FORTUYN EN DE KAMERVERKIEZINGEN VAN 2002 Minister Ad Melkert van Sociale Zaken (PvdA, 1994-1998) heeft een soort aversie tegen armoede en toont weinig inlevingsvermogen te hebben voor mensen die in een achterstandspositie gefixeerd raken. Door zijn adviseur en later Tweede Kamerlid (PvdA) mevrouw Gerdi Verbeet werd bevestigd dat de bewindsman ‘een afstandelijk overkomende’ persoon is die een ‘cynisch glimlachje de wereld inzendt’. Bij het onderstaande signaal over de gevolgen van armoede weigerde Melkert om scherp te reageren. De gevolgen voor de PvdA in 2002 tijdens het debat met Pim Fortuyn waren even desastreus toen hij het ook naliet om scherp te zijn. Hij kon dat moeilijk zijn omdat hij wederom ‘een grote blunder maakte door onderweg naar het debat rustig te gaan slapen. (226) 11.2 PVDA EN WIM KOK LEGGEN BASIS VOOR STRUCTURELE ARMOEDE ONDER SOCIAAL ZWAKKEREN VAN NIET-WESTERSE AFKOMST Bezuinigingsoperaties in de publieke sector (arbeid, onderwijs, zorg) van diverse PvdA-ministers troffen in vergelijking met de hogere inkomensgroepen de sociaalzwakkeren in onder meer Amsterdam onevenredig zwaar. Deze meedogenloze en vooral de gegoede klasse ontziende bezuinigingen drongen de hoofdstedelijke achterstandsgroepen in alle sectoren terug in structurele armoede. Anno 2007 zijn de gevolgen van de operatie Kok nog steeds in sterke mate merkbaar. Erik Snel, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Twente en universitair docent en onderzoeker aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, medeauteur van het boek ‘Kinderen in armoede. Opgroeien in de marge van Nederland’, merkte in 2005 het volgende op: “We lijken weer terug bij af. Terwijl de kerken roepen dat er weer armoede in ons land is en steeds meer arme mensen een gratis voedselpakket 147
bij de voedselbank afhalen, zegt de verantwoordelijke minister De Geus (CDA) dat het allemaal zo’n vaart niet loopt. “De overheid garandeert een fatsoenlijk bestaansminimum,” antwoordt de minister op Kamervragen. En: “De minima met kinderen en ouderen zijn er minder op achteruit gegaan dan andere inkomensgroepen.” Dit roept herinneringen op aan de jaren ’80. Terwijl de armoede in Nederland hoog opliep, zei toenmalig staatssecretaris De Graaf (partijgenoot van De Geus) dat de bodem nog niet was bereikt. Ministers durven kennelijk niet toe te geven dat armoede bestaat en dat er gaten in het vangnet zitten,” aldus prof. Erik Snel. (49) ‘Prof. Lolle Wibe Nauta, van 1971 tot zijn emeritaat in 1994 hoogleraar wetenschapsfilosofie en sociale filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen, was de ideoloog van de PvdA. Hij redigeerde het beginselprogramma van deze partij en droeg bij aan politieke en culturele discussies. Ook Nauta vond dat sinds de opkomst van Wim Kok de PvdA “visieloos” was.’ (156; 227) ‘Tot 1986 was Wim Kok secretaris en voorzitter van de Bouwbond NVV en voorzitter van de werknemersvakbond FNV. In het kabinet-Lubbers III was hij van 1989 tot 1994 minister van Financiën en tevens vicepremier. Kok voerde tijdens dit ministerschap op Financiën een stringent ombuigingsbeleid. Hiermee zette hij het beleid van zijn voorgangers voort, dat gericht was op terugdringing van het financieringstekort en stabilisering van de collectieve lastendruk. In 1990 had Kok een groot aandeel bij het opstellen van de ombuigingsoperatie (“de Tussenbalans”).’ (228) ‘Nooit eerder werd er zo veel bezuinigd op de overheidsuitgaven als onder Kok. Tien miljard euro.’ (229) ‘De bezuinigingen werden bereikt door vermindering van overheidssubsidies, een huurverhoging van 5,5 procent, tariefsverhogingen in het openbaar vervoer, verhoging van accijnzen en motorrijtuigenbelasting (“kwartje van Kok”), en door een grote efficiencyoperatie. Beperking van het ziekteverzuim moest 1 miljard gulden opleveren. Ook in de gezondheidszorg, bij defensie en in de welzijnssector werd bezuinigd. Een voorgenomen verlaging van de btw ging niet door.’ (228) Klaas de Vries, hier op de foto met Nizaar Makdoembaks en Roy Wouter, twee leden
148
van de door Harrald Axwijk opgerichte en door PvdA-prominenten gecontroleerde en gedomineerde Debating Club van de Stichting Interculturele Dienstverlening Amsterdam (StIDA), wijt het feit dat Afro-Nederlanders van Surinaamse afkomst tot de armste bevolkingsgroep van Nederland behoren aan de leiders van hun eigen groep zelf, 22 november 2002.
11.3 PVDA EN WIM KOK NEMEN AFSTAND VAN DE SOCIALISTISCHE IDEOLOGIE EN VERGROTEN DE KLOOF TUSSEN RIJKEN EN ARMEN De grote bezuinigingen van de jaren negentig legden de rijken geen windeieren. De groei van de Nederlandse economie betekende geen verbetering van de positie van de werkloze niet-westerse migrant, maar zorgde wel voor 9 procent meer rijken. Het aantal Nederlanders (autochtonen, NM) dat een miljoen dollar of meer bezit is in 2006 met bijna 10.000 toegenomen. Het totale aantal is nu 117.400. Wereldwijd staat Nederland hiermee op de veertiende plaats. (230) De rijken profiteerden van de economische groei, de beursgangen en toenemende winsten van bedrijven. (230) Tussen 1994 en 1998 (Paars I) en 1998 en 2002 (Paars II) is Wim Kok 149
premier van Nederland. Hij stabiliseert de maatschappelijke positie van het bedrijfsleven en hogere klasse door ten koste van de arbeiders, hun gezinnen en de uitkeringstrekkers (228: loonmatiging, verder saneren van de overheidsfinanciën, financiële meevallers gebruiken voor verminderen van de staatsschuld) de economie te laten groeien. Om dit doel te bereiken pleegde Kok in wezen een ideologische coupe in de PvdA. Op 11 december 1995 verklaarde hij tijdens de Den Uyl-lezing dat “een werkelijke vernieuwing van de PvdA begint (…) met een definitief afscheid van de socialistische ideologie; met een definitieve verbreking van de ideologische banden met andere nazaten van de traditionele socialistische beweging.” (228) Kok werd door het bedrijfsleven flink beloond voor zijn antisocialistische opstelling bij de bezuinigingsoperaties tijdens zijn bewind. Oud-PvdA-premier Wim Kok ontving in 2007 een salarisverhoging van 18 procent voor zijn commissariaten. (231) In 2003 aanvaardde Kok enkele commissariaten, bij de ING Bank, TPG Post (TNT), Shell en de KLM. (228) Voor deze functies vult de ex-socialist zijn zakken overdreven goed. Per commissariaat verdient hij tussen de 22.000 euro (bij KLM) en 104.000 euro (bij Shell) per jaar. (229) Dit was nog het begin. De beloningen van de bedrijven zijn twee of vier of tien keer zo hoog geworden. In 2004 is er een verhoging doorgevoerd van de beloningen van de ING-bestuurders. (229) Dit is geen fraude waaraan sommige PvdAbestuurders zich schuldig maken, maar straffeloze exhibitionistische zelfverrijking. ‘In het eerste paarse kabinet werd het beleid met betrekking tot overheidsfinanciën, dat onder verantwoordelijkheid van Kok in het derde kabinet Lubbers al was gevoerd, doorgezet. (…) Vanaf 1994 begon de economie weer te bloeien. Op deze manier kon Nederland voldoen aan de eisen voor deelname aan de Europese Monetaire Unie.’ (228; 229) ‘In het laatste jaar van Koks regeerperiode ontstond een steeds grotere antipaarse stemming. Deze stemming werd niet in de minste plaats gevoed door Pim Fortuyn, die rond die tijd snel opkwam. In Fortuyns boek De puinhopen van acht jaar Paars, uitte hij forse kritiek op de kabinetten Kok. Naast de lange wachtlijsten in de zorg en problemen 150
in het onderwijs, kregen de paarse kabinetten vooral de schuld van het snel groeiende gevoel van onveiligheid dat in Nederland ontstond. (…) Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 werd de PvdA weggevaagd (228) (door Pim Fortuyn, NM). Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006 leed de PvdA wederom een fors verlies (van 42 naar 33 zetels) en de Socialistische Partij was de grootste winnaar (van 9 naar 25 zetels). In augustus 2007, na een half jaar regeren zakt de PvdA van 33 naar 23 zetels. (232) De PvdA kwam in een bijna bestuurloze periode terecht. Oud-minister Jan Pronk wil zelfs voorzitter van de PvdA worden om er weer een echt linkse partij van te maken die “duidelijk” is. (…) Pronk heeft een wat andere opvatting (dan Wouter Bos, NM) over hoe “de sociaaldemocratie vertaald moet worden in economisch beleid.” Pronk vindt bijvoorbeeld dat de ongelijkheid in de maatschappij “veel te groot” is geworden. Hij vindt dat “de uitwassen van het kapitalisme” aangepakt moeten worden. Dat klinkt ouderwets links. En dat is precies de bedoeling.’ (2007, 524)
151
XII ARMOEDE DOOR UITSLUITING VAN ARBEID Nog steeds is de werkloosheid onder niet-westerse migranten ruim drie keer hoger dan onder autochtonen. Dit blijkt uit door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2007 gepresenteerde cijfers. Ondanks de aantrekkende economie was 13 procent van de allochtonen werkloos in het eerste kwartaal van 2007. Onder autochtonen ligt de werkloosheid op 4 procent. (234) Werkloze niet-westerse allochtonen profiteren nauwelijks van de aantrekkende economie. (CBS, 235) Begin 2007 bevestigde het CBS dat niet-westerse allochtonen tot nu toe minder hebben geprofiteerd van de daling van de werkloosheid dan autochtonen. (236) Cijfers van het CBS toonden aan dat de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen boven de 25 jaar niet daalde (terwijl die onder de autochtonen wel daalde, NM). In 2006 was de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen 15,5 procent, onder autochtonen 4,3 procent. (194) “Het verschil tussen allochtonen en autochtonen kun je nog steeds dramatisch noemen,” zegt Michiel Vergeer, onderzoeker van het CBS. (235) Uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2004 16 procent van de nietwesterse allochtonen werkloos was. In 2003 was dat nog 14 procent. Onder autochtonen bedroeg de werkloosheid 5,2 procent. (237) Sil Hoeve van detacheringsbureau Brunel Engineering noemt als verklaring voor de zeer hoge werkloosheid onder werknemers van buitenlandse afkomst enerzijds het gemiddeld lager opleidingsniveau van allochtonen dan van autochtonen. Anderzijds schromen bedrijven nog steeds om personeel van buitenlandse afkomst in dienst te nemen. “Dat heeft voornamelijk te maken met de bekende vooroordelen onder werkgevers,” zegt Hoeve. “Ze blijven bang voor cultuurverschillen. Ze nemen liever een autochtoon in dienst, dat geeft meer zekerheid.” (234) 152
Iedere keer als bankier Tom de Swaan (topman ABN Amro) de krant openslaat en iets leest over de problematiek rond allochtone jongeren in Nederland, gaan zijn grijze haren overeind staan. “Ik vind de richting van de discussie daarover heel verkeerd op dit moment. Te veel wij tegen zij.” Om ‘minderheidsgroepen’ zoals hij het noemt, te laten integreren in de samenleving, moeten zij volgens De Swaan gewoon een baan krijgen. “Daarin moet het bedrijfsleven een pro-actieve rol spelen.” (238) Uit een representatieve steekproef bij Nederlandse werkgevers door de Universiteit Utrecht blijkt dat maar 23 procent (77 procent niet, NM) personeel uit etnische minderheden zou kiezen indien ze zouden kampen met personeelstekorten. (239) Van de allochtone jongeren is 40 procent werkloos, dat zijn er twee keer zoveel als autochtone jongeren, aldus onderzoeker Jacob Dagevos van het Sociaal Cultureel Planbureau. (240) Uitsluiting voor het genereren van inkomsten door werkgevers van grote groepen inwoners speelt een belangrijke oorzakelijke rol in het ontstaan van armoede onder deze mensen. Deze mensen zijn dan veroordeeld om hun hand te gaan ophouden voor een aalmoes: Bijstand. Er zijn ministers, politici, bestuurders, werkgevers en andere topmensen die er een zeker plezier aan beleven en bij tijd en wijle op cynische wijze naar buiten treden met desinformatie. 12.1
ARMOEDE DOOR ARBEIDSDISCRIMINATIE MIGRANTEN
Discriminatie aan de poort is een oorzakelijke factor van de hoge werkloosheid onder etnische minderheden. Door vooroordelen komen niet-westerse migranten vaak niet door de eerste selectie van de werkgever. Vaak spreekt de sollicitant goed Nederlands en heeft hij verstand van zaken. Sollicitanten worden vanwege hun afkomst afgewezen. De gemeente Nijmegen bedacht een list. Uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2005 ruim 16 procent van de nietwesterse migranten en 5 procent van de autochtonen werkloos zijn. 153
In 2005 was de jeugdwerkloosheid onder niet-westerse migranten tussen 15 en 24 jaar 26 procent en onder autochtone leeftijdsgenoten kwam dat uit op 11 procent. (241) Anonieme sollicitatie tegen discriminatie: De gemeente Nijmegen wil sollicitatiebrieven die zij ontvangt anonimiseren. Zo hoopt het college van burgemeester en wethouders dat allochtonen evenveel kans hebben als autochtonen op een uitnodiging voor een gesprek. De gemeente wil het goede voorbeeld geven aan het bedrijfsleven om zo de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Bij het anonimiseren van de sollicitatiebrieven haalt de personeelsafdeling de naam en geboorteplaats van de sollicitant weg. (242) 12.1.1 BEATRIX EN TOPPOLITICI NEMEN STELLING TEGEN RACISME EN DISCRIMINATIE In 1995 tijdens een bijeenkomst in de Ridderzaal riep koningin Beatrix de bevolking op stelling te nemen tegen het toenemende racisme, de oprukkende onverdraagzaamheid en haatgevoelens tegenover minderheden. Beatrix hield de toespraak in aanwezigheid van premier Kok (sociaaldemocraat) en de voorzitters van beide Kamers, Tjeenk Willink en Deetman, parlementariërs en leden van het koninklijk huis. (243) De Bijlmervliegramp in 1992 toonde de kloof tussen zwart en blank, arm en rijk. Veel mensen in achterstandswijken zitten opgesloten in een wereld van schulden, psychosociale problemen en werkloosheid, aldus Melkerts partijgenoot Jan-Willem Duyvendak. (38) In 2004 waarschuwde voormalig lid van het paarse kabinet, vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken de heer Dijkstal (VVD), voor de gevaren en gevolgen van vooroordelen, die kunnen leiden tot discriminatie, die op haar beurt kan leiden tot fascisme. (Radio I, VPRO, Marathon-interview, 9 juli 2004.) Prominent PvdA-lid John Jansen van Galen verwoordde n.a.v. het debat in 2000 rond ‘Het multiculturele drama’ van de PvdA-ideoloog Paul Scheffer het discriminatievraagstuk als volgt: “Onze culturele zelfhaat ziet hij (Paul Scheffer, NM) als oorzaak van de problemen der 154
migranten. Maar het voornaamste probleem is hun werkloosheid en dat is een sociale kwestie: uitsluiting op de arbeidsmarkt.” (244) Het onderzoek van Frank Bovenkerk c.s., waaruit bleek dat migranten bij gelijke capaciteiten 35 procent minder kans op een baan hebben dan autochtonen, is nooit weerlegd. (245) Ook Hugo Fernandes Mendes, oud-topambtenaar voor het Integratiebeleid op Binnenlandse Zaken, is furieus: “Voor een deel moeten we niet tevreden zijn met de resultaten van 20 tot 30 jaar antidiscriminatiebeleid. Bijvoorbeeld als het gaat om institutionele discriminatie.” Fernandes Mendes doelde onder meer op moeilijkheden die allochtonen nog vaak ondervinden bij bedrijven, bijvoorbeeld als ze solliciteren. (246) De verschillen tussen arm en rijk in Nederland zijn groter dan ooit. De toegenomen armoede staat in scherp contrast met de economische opleving sinds 2001. De gemiddelde lonen blijven echter achter bij de flink toegenomen arbeidsproductiviteit, terwijl de bedrijfswinsten en topinkomens blijven stijgen. Deze ontwikkeling zien we ook in de Verenigde Staten. (247) 12.1.2 ANONIEMEN BEKENNEN GEEN KLEUR Uit een onderzoek van TNS NIPO dat in opdracht van uitzendorganisatie Manpower en de Taskforce Jeugdwerkloosheid is uitgevoerd blijkt dat discriminatie tijdens solliciteren voorkomt en dat anoniem solliciteren een goed hulpmiddel is om discriminatie tijdens de sollicitatieprocedure te voorkomen. (248) Uit onderzoek blijkt dat discriminatie op de arbeidsmarkt een van de belangrijkste problemen blijft voor allochtonen (niet-westerse migranten). (249) Discriminatie is een belangrijke verklaring dat de werkloosheid onder niet-westerse migranten circa vier keer zo hoog is als bij autochtonen in Nederland. Ondanks die bijna vier keer hogere werkloosheid, kampen in januari 2001 Midden- en Kleinbedrijven (MKB) met 150.000 openstaande vacatures. In 2000 had een werkgroep, onder leiding van Ed Nijpels, becijferd dat 19.000 allochtonen die bij de Arbeidsbureaus zijn 155
ingeschreven, zo aan het werk kunnen. Nog eens 11.000 konden met een beetje hulp aan de slag. In april 2000 spraken werkgeversorganisatie MKB Nederland, Arbeidsvoorziening en ministers Vermeend en Van Boxtel af om binnen een jaar 20.000 allochtonen bij MKB-bedrijven aan het werk te krijgen. Begin 2001 wordt duidelijk dat de uitzendbureaus die meewerken aan het banenplan voor werkzoekende allochtonen in het midden- en kleinbedrijf, tot nu toe nauwelijks mensen hebben bemiddeld. Van de 6000 vacatures die zij voor 1 mei moeten hebben vervuld, zijn er tot nu toe slechts 317 ingevuld. (250) “Dat aantal halen we niet,” erkent MKB-voorzitter Hans de Boer nu. MKB-Nederland had afgesproken in een jaar 30.000 vacatures aan te melden. Ondernemers hebben ongeveer 21.000 functies aangemeld. Maar de bemiddeling van allochtonen is moeilijker dan gedacht, omdat vooroordelen bij werkgevers de migrantensollicitanten parten spelen. (250) 12.1.3 SELECTIE VOOR ARBEID BEGINT REEDS IN HET ONDERWIJS “In Amsterdam is sprake van een groeiende tweedeling. De ringweg A10 om de stad is daarbij de grens. In de gebieden binnen de ring gaat het goed, de gebieden daarbuiten blijven achter,” zei burgemeester Job Cohen op 10 oktober 2007 bij de presentatie van de begroting voor volgend jaar. (22) Behalve werkgevers maken ook scholen zich nog steeds schuldig aan keiharde openlijke discriminatie van migranten. Februari 2007 kwam het rapport Basisschooladviezen en etniciteit uit. Dit zoveelste rapport wijst uit dat allochtone leerlingen van Amsterdamse basisscholen sneller naar het vmbo gestuurd worden dan autochtone leerlingen, ook als hun niveau hetzelfde is (gelijke Citoscore). De Amsterdamse wethouder van Economische Zaken Asscher is verontrust. “Docenten moeten het beste uit een kind halen, ongeacht de huidskleur,” aldus Asscher. (199; 251) In het onderzoek zijn 25.000 Cito-scores uit 2005 naast de 156
schooladviezen gelegd in opdracht van de gemeente Amsterdam. Voor middelbare scholen telt het advies van de basisscholen zwaar. Zes op de tien leerlingen krijgen een advies dat afwijkt van het Citoresultaat. Van de kinderen met een Cito-score tussen 538 en 541 punten bijvoorbeeld krijgt 31 procent van de Nederlandse kinderen het advies om naar havo/vwo te gaan, terwijl dat voor de Surinamers/ Antillianen, Marokkanen en Turken op respectievelijk 22, 17 en 19 procent ligt. (199; 251) Migranten zijn laaggeletterd. ‘Drie van de vier laaggeletterden zijn werkloos’ (252) en kosten hierdoor de maatschappij meer. Laaggeletterdheid van 11 procent van de bevolking kost de Nederlandse samenleving jaarlijks zo’n 537 miljoen euro. De Amsterdamse economen prof. Henriëtte Maassen van den Brink en prof. Wim Groot hebben dit uitgerekend voor de stichting Lezen en Schrijven in een poging de economische gevolgen te schetsen van het grote aantal mensen dat onvoldoende kan lezen en schrijven. (252; 253) De onderzoekers hebben geprobeerd de achterstand van analfabeten op de terreinen werk en inkomen, zorg en gezondheid, criminaliteit en maatschappelijke participatie zichtbaar te maken. (252) Vooral op de eerste twee terreinen zijn de verschillen aanzienlijk. Van de laaggeletterden heeft 5 procent helemaal geen inkomen, en meer dan 71,5 procent geen betaalde baan. Slechts 2 procent behoort tot de hoogste inkomens. “Uit het rapport blijkt dat als je het aantal laaggeletterden met 1 procent kunt terugdringen, dit een daling van de werkloosheid van 2 procent oplevert,” zei minister Wijn (Economische Zaken). “Het geeft aan hoe groot de gevolgen hiervan voor de sociale zekerheid kunnen zijn.” (252) Ook in hun gezondheid doen de laaggeletterden het slechter. Harten vaatziekten en diabetes komen in deze groep veel vaker voor dan onder hooggeletterden. (252) Anderhalf miljoen laaggeletterden telt Nederland. Als je dat aantal terugdringt, zeggen voornoemde economen, scheelt dat honderden miljoenen aan zorg- en uitkeringsuitgaven. (252; 253) ‘Het CBS maakte begin 2007 bekend dat allochtonen drieënhalf keer zo vaak werkloos zijn als autochtonen. (254) Dit ondanks de 157
miljarden euro’s aan investeringen in gesubsidieerde arbeid afgelopen tien jaar. Deze subsidies aan werkgevers (Melkertbanen, InstroomDoorstroombanen, etc.) die tot vaste banen moesten leiden hebben hun doel niet bereikt. In 2007 zoeken nog steeds 400.000 mensen naar werk, en leven er ruim 1,3 miljoen van een uitkering voor arbeidsongeschiktheid (800.000), of werkloosheid (220.000), of zitten ze in de bijstand (311.000; in 1996 kregen 500.000 mensen Bijstand).’ (254) 12.1.4 OOK HOOGOPGELEIDE KLEURLINGEN BLIJVEN WERKLOOS OF HEBBEN LAGERE LONEN Ook een academische opleiding helpt allochtonen niet vanzelf aan een baan. Als werkgevers kunnen kiezen nemen ze een autochtoon. (255) Bijna tien procent van de niet-westerse allochtone afgestudeerden is anderhalf jaar nadat ze hun diploma halen nog werkloos. Dat is ruim twee keer zoveel als andere afgestudeerden in het wetenschappelijk onderwijs. Allochtonen die een studie techniek, rechten of sociale wetenschappen achter de rug hebben, zijn zelfs drie keer zo vaak werkloos als hun voormalige studiegenoten van Nederlandse komaf. Dat blijkt uit de zogeheten WO-monitor. Een onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de vereniging van universiteiten VSNU, onder academici die ongeveer anderhalf jaar geleden zijn afgestudeerd. (255) Uit onderzoek van het weekblad Intermediair blijkt dat hoogopgeleide (hbo’ers en academici) allochtonen nog steeds twee keer zo vaak werkloos zijn. Ze moeten langer naar een baan zoeken en werken vaker onder hun niveau als ze eenmaal een baan hebben. (256) Sinds de jaren negentig is dit werkloosheidsvraagstuk van hoogopgeleide migranten bekend. In plaats van dat dit discriminatievraagstuk met het Nederlandse bedrijfsleven hier werd aangepakt trachtte het paarse kabinet deze hoogopgeleiden met ontwikkelingsgelden en gesubsidieerde Melkertbanen naar hun land van herkomst te laten remigreren. In 1996 vertrokken in dit kader vele Melkertremigranten naar Suriname. In Wageningen werd via het Melkertplan 20 toegelaten hoogopgeleide vluchtelingen uit landen als Irak, Iran en voormalig 158
Joegoslavië een nieuw bestaan geboden in Suriname. Het project in Amsterdam richtte zich op werkloze Surinaamse academici of hbo’ers. Met behoud van uitkering zouden ze in Suriname kunnen werken. De Amsterdamse projectmanager R. Meyer ontving 500 aanschrijvingen. Meyer: “We vragen ons af hoe ze in godsnaam al een jaar werkloos kunnen zijn.” (257) Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat het gemiddelde inkomen van niet-westerse allochtonen 20 procent lager is dan dat van autochtone werknemers. De CBS-onderzoekers wijten dit aan de overwegend lagere opleidingen. (256) Echter geven deze onderzoekers geen verklaring voor het feit dat dit verschil zich ook voordoet bij gelijke opleidingen: Gemiddeld verdient een autochtone hbo’er zo’n 18 euro bruto per uur, voor academici ligt dit 3,7 euro hoger. Bij de allochtone collega’s gaat het om respectievelijk 16,1 en 20,1 euro per uur, een verschil van 10,1 en 7,4 procent. (256) Zowel in het bedrijfsleven als bij de Rijksoverheid worden niet-westerse migranten buiten de deur gehouden. Het weekblad Volkskrant Banen deed met het adviesbureau GITP onderzoek onder 415 werkgevers en 497 hoogopgeleide werknemers naar het diversiteitsbeleid. Tweederde van de werkgevers vindt dat organisaties een afspiegeling van de samenleving moeten zijn. Dat betekent dat van elke zes werknemers er een allochtoon moet zijn. Maar dat is bij 81 procent van de bedrijven niet het geval en 13 procent heeft geen enkele allochtoon in dienst. En slechts een derde van de bedrijven heeft een allochtoon op een managementpositie. De praktijk bij de overheid wijkt niet wezenlijk af van die in het bedrijfsleven. Dat is pijnlijk, omdat de overheid al jaren het afspiegelingsbeginsel bepleit. (258) Niet-westerse allochtonen hebben banen op een lager niveau dan autochtonen. Hun opleiding maakt daarbij nauwelijks verschil uit. Ook wanneer hun opleiding vergelijkbaar is, werken allochtonen in alle leeftijdsgroepen in lagere functies, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. (198) Zelfs academici onder niet westerse migranten hebben gemiddeld een lager beroepsniveau dan autochtonen met een vergelijkbare 159
opleiding. (…) Dat blijkt uit cijfers van het CBS. (…) “Discriminatie op de arbeidsmarkt bestaat al dertig jaar,” zegt directeur Cemile Sezer van Sezer Consult, een bureau dat maatschappelijke projecten ontwikkelt en uitvoert. (…) Werkgevers zijn nog altijd huiverig om allochtonen in dienst te nemen. (259) 12.1.5 CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK ZIET HET SOMBER IN VOOR MIGRANTEN Discriminatie ligt voor een belangrijk deel ten grondslag aan de armoede van niet-westerse migranten in Nederland. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek spelen ook vooroordelen van werkgevers nog steeds een rol. (235) “We constateren dat allochtonen vaker moeten solliciteren dan autochtonen voordat ze een baan vinden,” aldus Michiel Vergeer van het CBS (235). Uit een in juni 2007 gepresenteerde Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)-Arbeidsmarkt-prognose 2007-2012 blijkt dat vooral langdurig werklozen, lager geschoolden en ouderen lastig aan werk te helpen zijn, terwijl vacatures tot in 2008 op een recordhoogte van circa 1,1 miljoen per jaar staan. (260) Zelfs voor laaggeschoold arbeid laten werkgevers de Nederlandse migranten links liggen. In juni 2007 bevestigde uitzendorganisatie Randstad dat ze ‘op dit moment met India bezig zijn om daarvandaan mensen hierheen te halen voor laaggeschoold arbeid.’ (261) 12.2
UITSLUITING: WEINIGEN UIT DE BIJSTAND NAAR WERK
Tijdens een redevoering begin jaren negentig van de vorige eeuw voor studenten bedrijfseconomie aan de gerenommeerde Erasmus Universiteit in Rotterdam zei voormalige topman van Fokker Frans Swarttouw dat “Jan Modaal in Nederland meer dan vijftig procent van zijn overuren moet afdragen om thuisblijvenden, doofstommen, blinden, werklozen en Turken te betalen.” (262) Het betoog van Swarttouw, een kenner van het netwerk van zijn collega’s, is illustratief voor het standpunt van vele grote ondernemingen. Deze werkgevers voelen er niet veel voor om te helpen mensen uit de 160
bijstand te krijgen. Ondanks grote investeringen en inspanningen slagen gemeenten er niet in om veel mensen uit de bijstand aan het werk te helpen. Slechts 17 procent van de bijstandsgerechtigden die de afgelopen jaren een re-integratietraject volgde, heeft een echte baan gevonden. (263) Volgens afspraak met het Rijk zouden gemeenten eind 2004 via deze trajecten 40 procent aan het werk helpen. Dat is mislukt, zo blijkt uit cijfers van staatssecretaris Van Hoof (Sociale Zaken). (263) Uit de tussenstand van de zogeheten Agenda voor de Toekomst blijkt dat er bij de dertig grote gemeenten tussen 2002 en juli 2004 in totaal 111.932 trajecten zijn gestart om bijstandsklanten te re-integreren naar werk. Daarvan waren volgens opgave van gemeenten op dat moment nog geen 20.000 aan een duurzame baan geholpen. In totaal hadden de 30 grootste gemeenten eind 2003 zo’n 210.000 bijstandsgerechtigden. De belangrijkste reden voor het achterblijven van de prestatieafspraken is volgens de gemeenten de recessie en het schrappen van de gesubsidieerde arbeid door het Rijk. (263) 12.2.1 KOSTEN/BATENANALYSE: MIGRANTEN EEN KOSTENPOST? Wetenschappers en politici menen dat een mensenleven in geld is uit te drukken. Alleen praten zij daar liever niet in deze termen over, zodat het net lijkt alsof ze geen economische afweging maken. (264) Algemeen is het bekend dat ook het bedrijfsleven die economische afweging maken en om die reden is de werkloosheid onder nietwesterse migranten bijna drie keer hoger dan onder een vergelijkbare groep autochtonen. Ook onder anderen de bekende econoom Paul de Beer, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, vindt dat “in de praktijk het onvermijdelijk is dat we aan een mensenleven een bepaalde geldwaarde toekennen en dat in de gezondheidszorg pijnlijke afwegingen onontkoombaar zijn.” (264) Zijn collega Govert den Hartog, hoogleraar ethiek ook aan de Universiteit van Amsterdam dient hem van repliek: “Het blinde vertrouwen van de Raad voor de Volksgezondheid (RVZ) dat cijfers 161
altijd beter zijn dan kwalitatieve inschattingen, vind je tegenwoordig overal in het beleid terug, met name ook om de prestaties te meten waarop de zorg, het onderwijs of de politie worden afgerekend,” aldus prof. Den Hartog. (265) De RVZ bracht op 27 juni 2006 aan minister Hoogervorst het rapport uit ‘Zinnige en duurzame zorg’. Hierin bepleit de raad om de kosten van een medische behandeling die wordt betaald uit de collectieve middelen, te binden aan een maximum. Dit maximum wordt bepaald door het aantal gewonnen gezonde levensjaren (QALY – qualified adjusted life year), waarbij een QALY niet meer dan 80.000 euro mag kosten. De waarde van een jaar gezond leven wordt hiermee dus gelijkgesteld aan 80.000 euro, zodat een heel mensenleven van 75 gezonde jaren volgens de RVZ zes miljoen waard is. (264) Keuzes maken tussen wel of geen abortus wordt vooral door de tijd bepaald. Dit kan ook gezien worden als een vorm van verlenging van leven. Interessant is dat deze gedachtegang en redenering in belangrijke mate gesteund gezien mogen worden door een citaat van de voornoemde prof. Govert den Hartogh: “Hoe gaan we die keuzes maken? Om te beginnen moet zorg bewezen effectief zijn. Van belang zijn verder de ernst van de ziekte of aandoening die om zorg vraagt, en de verhouding tussen de kosten en wat die opleveren aan verlenging van het leven en vergroting van de kwaliteit daarvan.” (265) 12.2.2 MINISTER REKENT ZICH RIJK MET GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTEN Met de aantrekkende economie nemen de kansen van gedeeltelijk arbeidsongeschikten op werk ‘verder toe’, denkt minister De Geus (Balkenende III, Sociale Zaken). De minister schetst een te rooskleurig beeld. Het gaat juist bergafwaarts. (…) De demissionaire bewindsman baseert zich op een rapport van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) dat hij eind vorige week (januari 2007, NM) naar de Tweede Kamer stuurde. (…) (266) De Geus verwijst naar de eerdere schaarse onderzoeken over de landelijke re-integratie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten, met 162
slagingspercentages van 33 en 29: inderdaad minder dan de 44 procent in het jongste onderzoek. Maar dat is een wankele basis voor het enthousiasme van De Geus over het langetermijnsucces van de 600 re-integratiebedrijven, die arbeidsgehandicapten met bijscholing, sollicitatietrainingen, coaching en proefplaatsing weer aan het werk proberen te krijgen. (…) (266) De Inspectiedienst heeft ook cijfers over 1999 en 2000 verzameld. Van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten uit die jaren wist respectievelijk 54 en 47 procent een baan te vinden. Zodoende ontstaat – voor zover er al een vergelijking te maken valt – een veel minder rooskleurig beeld dan De Geus schetst: sinds het einde van de vorige eeuw gaat het alleen maar bergafwaarts, van 54 procent (1999) naar 29 procent (2003).’ (266) 12.3 DISCRIMINATIE BIJ ZOEKEN NAAR STAGEPLAATS EN WERK Discriminatie is een belangrijke oorzaak van de problemen die allochtone leerlingen in het beroepsonderwijs hebben bij het zoeken naar een stageplek. Dat zei inspecteur-generaal F. Mertens van de onderwijsinspectie midden 2000 in de Tweede Kamer. (267) De inspectie concludeert in het jaarlijkse onderwijsverslag dat allochtonen moeite hebben om een goede leerarbeidsplaats te vinden. Dat zou een van de oorzaken zijn waardoor relatief weinig van deze leerlingen terechtkomen in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl, het vroegere leerlingwezen). Voor leerlingen in deze bbl is een stageplaats onmisbaar. (267) Mertens zegt “schrijnende voorbeelden” te kennen van scholen en leerlingen die vergeefs bij bedrijven aankloppen. “Dit heeft in belangrijke mate te maken met de appreciatie van deze categorie leerlingen in bepaalde sectoren van het bedrijfsleven,” aldus Mertens. (267) Het SCP heeft ons hard met de neus op de feiten gedrukt. De laatste jaren is de sociaaleconomische positie van niet-westerse migranten niet beter, maar juist veel slechter geworden. (268) Volgens het SCP was 163
van de jongeren uit de niet-westerse gemeenschap begin 2006 bijna 40% werkloos. Het SCP deed in 2005 onderzoek in de 50 grootste steden van Nederland en vergeleek die met de resultaten van het Centraal Bureau voor de Statistiek over 2004. (269) De werkloosheid onder deze niet-westerse migranten is sinds 2001 meer dan verdubbeld. (270) Onder Afro-migranten van Surinaamse en Antilliaanse afkomst steeg de werkloosheid met ongeveer 5% en bedraagt 22 respectievelijk 16%, tegen de 9% onder de autochtone beroepsbevolking. (269; 270) Ronduit zorgwekkend is de werkloosheid bij jongeren van de niet-westerse migranten. Het percentage van tegen de 40 dat geen werk heeft is twee keer zoveel als bij autochtone jongeren. (270; 271) Hun buitenlandse naam levert steevast een weigering op. (271) Volgens de Oeso is de achterstand van deze jongeren op de arbeidsmarkt nergens zo groot als in Nederland. Hun kwalificaties schieten vaak tekort. En als ze wel voldoende papieren hebben, leggen ze het veelal af tegen sollicitanten die de werkgever nu eenmaal vertrouwder voorkomen. Het leidt geen twijfel dat er discriminatie heerst op de arbeidsmarkt. (268) Het kabinet liet meteen weten dat het geen extra beleid overweegt. Terwijl deze situatie zo alarmerend is dat alles en iedereen moet worden ingeschakeld om te voorkomen dat er een verbitterde, verarmde en gedesillusioneerde generatie migrantenkinderen ontstaat. (268) Na correctie voor verschillen in opleidingsniveau, leeftijdsverdeling en geslacht blijven de kansen op werk voor niet-westerse migranten beduidend kleiner dan voor autochtonen. Onder meer door discriminatie en koudwatervrees in het aannamebeleid komen vraag en aanbod niet bij elkaar. (270) 12.4
ANONIEME SOLLICITATIE TEGENGEWERKT
Minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken) dacht de discriminatie van migranten bij sollicitatie bij het Rijk te kunnen aanpakken door de mensen anoniem te laten solliciteren. (272) Deze poging zal door de Tweede Kamer van tafel worden geveegd. Een ruime meerderheid in 164
de Tweede Kamer schoot haar voornemens op dit punt onverbiddelijk af. Ook haar CDA-collega Donner (Sociale Zaken) is tegen. Volgens hem is het geen effectief middel om discriminatie tegen te gaan. (273) Landelijk heeft de PvdA moeite met anoniem solliciteren. (274) Een jaar eerder hadden de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland én staatssecretaris Van Hoof (Sociale Zaken) in harde bewoordingen het voorstel van anonieme sollicitatie van SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan van tafel geveegd. (275) Uit onderzoek in 2007 van TNS NIPO in opdracht van Taskforce Jeugdwerkloosheid en Manpower Nederland blijkt dat maar 20 procent van de werkgevers aan anoniem solliciteren wilde meewerken. (249) Vorig jaar bleek de helft van de ruim duizend ondervraagde werkgevers te denken dat discriminatie voorkomt tijdens sollicitatieprocedures. (276) De eerste resultaten van een proef met anoniem solliciteren bij de gemeente Nijmegen vallen gunstig uit voor allochtonen. Allochtone sollicitanten maken een grotere kans te worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek als hun naam, nationaliteit, geboorteplaats en land van herkomst zijn weggelakt uit sollicitatiebrieven. (277) Hoofdredactionele commentatoren van de Volkskrant maakten reeds in 2005 kritische opmerkingen omtrent het bovenstaande. ‘De praktijk is weerbarstig. De werkgeversorganisatie VNO/NCW kan nog zo plechtig beloven dat ze in eigen kring de discriminatie van allochtone scholieren op zoek naar een stageplaats te lijf zal gaan, in de praktijk is het zo dat veel werkgevers Jan prefereren boven Ali,’ aldus de Volkskrant. (278) Meldpunt discriminatie van de FNV heeft in drie maanden 88 klachten genoteerd. Het merendeel speelt rond het verkrijgen van een baan. Omdat ze onder meer een vreemde achternaam hebben, krijgen ze bij sollicitaties geen kans, melden tal van klagers. Een werknemer, al tien jaar in dienst van zijn bedrijf en buiten Nederland geboren, kreeg bij een beoordelingsgesprek te horen dat hij geen kans op promotie heeft vanwege zijn ‘achtergrond’. (279) Ruim de helft van de stagiairs denkt dat er wordt gediscrimineerd op afkomst of ras bij het zoeken naar een stage. (276) Tijdens een proef met 150 fictieve sollicitaties bij vooral bedrijven in 165
de Randstad, kregen 51 van de 75 autochtone sollicitanten een baan aangeboden. Van de 75 allochtone sollicitanten kregen slechts twee de functie. Het onderzoek werd uitgevoerd door een jongerensite, samen met een wervings- en selectiebureau en enkele arbeidsmarktspecialisten. (280) 12.4.1 ANONIEM SOLLICITEREN BIJ STADSDEEL WESTERPARK Stadsdeel Westerpark maakte in juli 2007 bekend te gaan experimenteren met anoniem solliciteren. De proef zal een half jaar duren. Initiatiefnemer Rutger Groot Wassink vindt dat bij overheidsinstellingen alle mogelijke vooroordelen vermeden moeten worden. Groot Wansink hoopt dan ook dat andere stadsdelen en gemeenten zullen volgen. Een vergelijkbare proef in Nijmegen (oudburgemeester Ter Horst) leverde immers positieve resultaten op voor de allochtonen sollicitanten. (274) 12.5
MINISTER ONTKENT BESTAAN VAN WERKENDE ARMEN
Nederland kent een onderklasse van working poor. En hun aantal neemt in rap tempo toe. “Werk is geen garantie om aan de armoede te ontsnappen.” Het aantal huishoudens waar wel gewerkt wordt, maar nauwelijks genoeg is om van te leven, is in vijftien jaar verdubbeld. In 1990 waren er 131.000 huishoudens met een inkomen onder de armoedegrens die het ministerie van Sociale Zaken hanteert: ruim 7000 bruto per jaar voor een alleenstaande en ruim 14.000 euro voor een echtpaar met kinderen (exclusief kinderbijslag). Het aantal is inmiddels gestegen tot 250.000, becijferde economisch onderzoeksbureau Nyfer vorig jaar in het rapport Werkend en toch arm. Nyfer schreef het rapport in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken. (37) Volgens gegevens uit de Armoedemonitor van het Sociaal Cultureel Planbureau zitten er 237.000 huishoudens gevangen in de armoedeval. Daaronder bevinden zich 57.000 eenoudergezinnen. (281) Sociaal raadsvrouw Joos Schepens kent ze wel, de alleenstaande 166
moeders die werken maar toch met moeite het hoofd boven water kunnen houden. Bij Doras, een instelling voor maatschappelijk werk en schuldhulpverlening in Amsterdam-Noord, staan ze regelmatig aan de balie. “Vaak zijn het allochtone vrouwen, die na de bijstand zijn terechtgekomen in een laag betaald baantje in de horeca of de schoonmaak. Ze spreken slecht Nederlands en klimmen dus niet verder omhoog. Ze knopen de eindjes aan elkaar, maar er komt een dag dat ze het niet meer redden. En wat doen ze dan? Bij de Sociale Dienst kloppen ze niet aan, die doen alleen maar moeilijk als ze een keer op vakantie willen. Dus dan komen ze bij ons.” (37) Schepens heeft een voorbeeld paraat van zo’n alleenstaande moeder, in dit geval een autochtone vrouw. “Ze heeft drie kinderen en ze werkt op een kinderdagverblijf. Daarmee verdient ze netto 1.100 euro in de maand, waarvan ze haar vaste lasten betaalt: huur, elektriciteit, ziekenfonds, telefoonrekening. Voor andere uitgaven is ze aangewezen op de kinderbijslag, want ze ontvangt geen alimentatie. Haar ex zwerft op straat.” Een netto salaris van 1.100 euro per maand, dat is maar 60 euro meer dan het bedrag dat een alleenstaande moeder met een bijstandsuitkering heeft te besteden. “En het vervelende van dat bedrag is dat je net niet meer in aanmerking komt voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen,” vertelt Joos Schepens. “Zo kwam deze vrouw uiteindelijk bij ons, met een schuld van 6.376 euro die ze in drie jaar tijd had opgebouwd. Ze wordt nu geholpen door onze afdeling Schuldhulpverlening, wat betekent dat wij haar salaris inhouden en daar alles voor haar van betalen. Zelf krijgt ze maar 70 euro per week, plus de kinderbijslag van zo’n 90 euro per kind per maand. Dat is echte armoede.” (37) Volgens Leo van Geest, directeur van Nyfer, zijn er twee verklaringen voor de opkomst van deze nieuwe ‘onderklasse’. “Aan de ene kant doet zich de internationale tendens voor dat er steeds grotere inkomensverschillen ontstaan tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden. Dat is in Nederland ook het geval, heel sterk zelfs. De laatste jaren zijn er wel veel banen bijgekomen, maar met name voor hoogopgeleiden. Doordat de vraag naar laagopgeleiden achterblijft, blijft deze groep ook in inkomen achter.” 167
De andere verklaring is de flexibilisering van de arbeidsmarkt, zegt Van Geest. “Vroeger had je een baan voor het leven, voltijds, nu zijn banen steeds vaker tijdelijk en in deeltijd. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt leidt dat tot ‘draaideurbanen’, kleine slechtbetaalde baantjes die weinig perspectief bieden op een volwaardige loopbaan. Het zijn de zwaksten op de arbeidsmarkt die hierin terechtkomen: alleenstaande ouders, kleine zelfstandigen, allochtonen. Ze komen in een negatieve spiraal terecht van tijdelijk werk, ontslag, uitkering, weer een tijdelijk baantje, etcetera. Dat kan een inkomen onder de armoedegrens opleveren. Werk is geen garantie om aan de armoede te ontkomen.” (37) De onderzoekers van Nyfer van het rapport Werkend en toch arm deden ook aanbevelingen, onder meer om de heffingskorting voor laagbetaalde werknemers die arbeid en zorg combineren (de zogenoemde combinatiekorting) te verhogen. Die maatregel was vooral bedoeld om alleenstaande ouders te helpen. Het ministerie (Sociale Zaken, NM) heeft de aanbevelingen niet overgenomen. Sterker, minister De Geus ontkende begin dit jaar nog het bestaan van werkende armen in Nederland. “Een eeuw geleden kenden we ook bij ons nog het verschijnsel van de ‘working poor’”, zei hij in een toespraak voor ontwikkelingsorganisatie Novib. “Het verrichten van werk betekende in die tijd niet vanzelfsprekend het genot van een inkomen dat je vrijwaarde van armoede. Armoede en werk konden heel goed samengaan. Nu zien we in Nederland dat een volledige baan tenminste minimale bestaanszekerheid biedt. Armoede gaat in ons land vaak juist samen met werkloosheid: ‘not working poor’.” “De Geus heeft geen adequaat beeld van de werkelijkheid,” zegt Dirk Kloosterboer, onderzoeker bij de vakcentrale FNV. “Het probleem is juist dat Nederland een zeer grote groep arbeidskrachten kent die in deeltijd werkt. Mensen met kleine baantjes zonder loopbaanperspectief. Dat hoeft geen probleem te zijn, wanneer bijvoorbeeld de partner werkt. Maar wanneer het de enige inkomstenbron is, kan het leiden tot armoede.” (37)
168
12.6 AMSTERDAM-ZUIDOOST FAALT IN TERUGDRINGEN VAN ARMOEDE URBAN- EN ESF-GELDEN MISBRUIKT Tussen 2000 en 2006 kon Nederland aanspraak maken op 1,5 miljard euro van de Brusselse subsidiepot ESF. Men kon aanvragen indienen om scholings- en werkgelegenheidsprojecten via het Europees Sociaal Fonds te laten financieren. Oktober 2005 liet staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken plotseling weten dat de subsidiepot leeg is. (282) Landelijk ontvingen in september 2006 ongeveer 311.000 mensen een bijstandsuitkering. Dit aantal ligt een derde lager dan in januari 1996. Dit blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek bekendmaakte. (283) Echter heeft deze daling als gevolg van de aantrekkende economie en de inspanningen van gemeenten om het aantal bijstandsuitkeringen te verlagen weinig effect op de armoede en de negatieve gevolgen daarvan onder de niet-westerse migranten in Amsterdam. Bij veel gemeenten is het onbekend of discriminatie vaak voorkomt. Er is nauwelijks onderzoek, aldus Amnesty International. (284) Van de 443 gemeenten in Nederland hebben de meeste geen idee hoe er binnen hun grenzen wordt gediscrimineerd. “Ze voelen geen urgentie te onderzoeken wat er zich afspeelt,” zegt Nicole Sprokel van Amnesty International. Maar liefst 58 procent van de gemeenten heeft nog nooit zelf onderzoek gedaan. “Nu zie je een discrepantie,” zegt Sprokel. “Ministers geven aan dat ze hard willen optreden tegen discriminatie op sportvelden, in de horeca of op de werkvloer, maar verwijzen vervolgens voor de uitvoering naar gemeenten waarvan bijna geen enkele een antidiscriminatie beleid heeft opgezet. 92 procent van de gemeenten heeft bestrijding van discriminatie niet in het collegeprogramma staan.” (284) In 2005 verlieten meer Afro-Amsterdammers van Surinaamse en Antilliaanse afkomst de hoofdstad om in het buitenland te wonen dan dat er over de grens hierheen kwamen. Onder meer om het economische klimaat vertrokken deze burgers naar het buitenland. (285) 169
Sinds de jaren negentig zijn miljoenen subsidiegelden door besturen en politici in Amsterdam-Zuidoost ondoelmatig besteed om de gevolgen van armoede terug te dringen. Landelijk is er in 2006 sprake van een sterke afname van mensen in de bijstand (140) terwijl het aantal mensen in de bijstand of uitkering in dit stadsdeel jaren óf op hetzelfde niveau blijft óf stijgt (286; 297). Eind september 2006 ontvingen 311.000 werklozen jonger dan 65 jaar een bijstandsuitkering, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat is een daling van bijna 29 procent in vergelijking met 1998. (288) Met de invoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) in 2004 werden gemeenten verantwoordelijk voor de bijstandsgerechtigden. Jaarlijks krijgen zij een vast bedrag voor deze groep. Tekorten moeten zelf worden aangevuld en overschotten mogen deels vrij worden besteed. (289) Men zou verwachten dat de gemeente stadsdeel AmsterdamZuidoost er belang bij heeft mensen met bijstand strenger te controleren en snel aan een baan te helpen. Het effect van de WWB zal zich niet doen gelden in de Bijlmer. Ondanks de jaarlijkse besteding van meer dan 20 miljoen euro aan welzijnssubsidies en een hoger bedrag uit de grotere Europese en Rijksfondsen door Zuidoost is het de bestuurders en politici niet gelukt de laag opgeleide werkloze inwoners van het stadsdeel geschikt te maken voor de gangbare arbeidsplaatsen. Echter lukt dit wel in steden waar er doelmatiger bestuurd wordt. Mart Toet, directeur van de Rotterdamse Sociale Dienst, verklaart de spectaculaire daling van het aantal mensen in de bijstand in zijn stad als volgt: “De daling komt deels door de aantrekkende economie en deels doordat we strenger zijn aan de poort. Bij jongeren zoeken we snel naar werk of naar scholingsmogelijkheden.” (288)
170
XIII ARMOEDE IN NEDERLAND MUSKENSBRODEN OP DOKTERS RECEPTEN WORDEN VOEDSELBANKEN “Brood is de ziel van de beschaving,” is een oneliner van de Franse topbakker Lionel Poilâne. (290) Opeenvolgende regeringen met sociaaldemocraten hebben vanaf de jaren tachtig grootschalige bezuinigingen doorgevoerd in de sociale sector. Sinds de jaren negentig is er sprake van structurele armoede in specifieke groepen. Dit armoedevraagstuk is hardnekkig, langdurig en wordt omvangrijker en ernstiger. De kloof tussen arm en rijk wordt groter en de armoede treft veel meer mensen dan enkele jaren geleden. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek van eind 2003 blijkt dat huishoudens met lage inkomens twee keer zo vaak bezuinigen op eerste levensbehoeften zoals voeding als mensen met hoge inkomens. (291) Priesters en artsen zijn hulpverleners die als eersten de maatschappelijke effecten van armoede op mensen signaleren. In 1996 zei bisschop Tiny Muskens van Breda dat het stelen van een brood geoorloofd is als iemand zo arm is dat hij van honger dreigt om te komen. (292) Een jaar later maakte ik de Amsterdamse armen zichtbaar en dus bespreekbaar door hen broden op doktersrecept voor te schrijven. De laatste jaren nemen de gevolgen van armoede dramatische vormen aan. In heel het land schieten de voedselbanken als paddenstoelen uit de grond. 13.1
DEFINITIES VAN ARMOEDE
(117): ‘De definitie van armoede wordt veel bediscussieerd. De huidige definitie, zoals gebruikt in het Armoedebericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal en Cultureel Planbureau, stamt uit 1979. Destijds lag de koopkracht voor bijstandsgerechtigden op het hoogste niveau. Deze zogenoemde lage-inkomensgrens is geschikt 171
voor vergelijkingen door de jaren heen. Een andere manier om armoede te meten, is de beleidsmatige grens, deze ligt 105 procent boven het sociaal minimum. Het SCP stelde in augustus 2006 twee nieuwe definities voor, waardoor het aantal armen sterk zal afnemen. Het zijn een lage variant en een hoge variant. In de lage variant gelden alleen de kosten van een basispakket voor voeding, kleding en wonen. In de hoge variant is ook ruimte voor bijvoorbeeld huisdieren, een krant of een tijdschrift. Het CBS en het SCP hebben in het Armoedebericht gekozen voor de lage-inkomensgrens, omdat die de afgelopen jaren is gehanteerd. De huidige lage-armoedegrens (in 2006, NM) ligt voor alleenstaanden op 860 euro per maand, voor een stel met twee kinderen op 1.610 euro en voor eenoudergezinnen met twee kinderen op 1.290 euro.’ (117) 13.2 BEZUINIGING PAARS LEIDT TOT STRUCTURELE ARMOEDE Prof. Erik Snel (Universiteit Twente en Erasmus Universiteit Rotterdam), deed onderzoek naar de gevolgen van armoede onder kinderen en is medeauteur van het boek ‘Kinderen in armoede. Opgroeien in de marge van Nederland’. (49) Erik Snel: “Opgroeien in financiële armoede heeft grote gevolgen voor kinderen. Uit mijn onderzoek onder arme kinderen bleek onder meer dat bij een kwart van de gezinnen niet altijd een warme maaltijd op tafel kwam. In veel gezinnen is er geen geld voor verse groenten of fruit. (…) Juist deze sociale armoede vreet aan de ziel van kinderen die hiermee opgroeien. Het is ook niet verwonderlijk dat kinderen uit gezinnen met een laag inkomen ruim drie keer zo vaak psychosociale problemen hebben als kinderen uit rijkere gezinnen – zoals onlangs bleek uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (…) Kinderrijke gezinnen treffen we juist in de stedelijke achterstandswijken en bij allochtone groepen,” aldus prof. Erik Snel. (49) Directeur Paul Schnabel van het SCP en VVD-leider Dijkstal zeiden in 2000 dat armoede geen groot maatschappelijk probleem meer is. Prof. 172
Snel is het er niet mee eens. “Er zijn honderdduizenden mensen die zich dingen moeten ontzeggen die we gebruikelijk zijn gaan vinden.” (293) Na vergelijking van lonen met uitkeringen tussen 1977 en 1997 concludeerde het CBS dat de inkomensongelijkheid de afgelopen 20 jaar sterk is toegenomen. Het minimumloon van 1985 tot 1994 is ‘bevroren’ geweest en de uitkeringen zijn aan het minimumloon gerelateerd. Huishoudens die hun inkomen uit arbeid haalden, zagen hun inkomen evenwel met 13 procent stijgen. (294) “Tussen 1990 en 1998 groeide het aantal kinderen in huishoudens met een inkomen op of onder het sociaal minimum met 15 procent tot 354.000. Een op de tien kinderen groeit op in armoede (CBS-gegevens uit 2003 laten een toename zien: één op de negen kinderen tot 15 jaar leeft in een minimumhuishouden, 49) De kans op armoede bij kinderen is bij etnische minderheidsgroepen drie tot vijf keer zo hoog als bij autochtone, Nederlandse minderjarigen,” aldus Leo Mudde in het magazine van de Vereniging van de Nederlandse Gemeenten. (295) Mudde bespreekt in het voornoemde artikel tevens het vorenstaande rapport ‘Kinderen in armoede. Opgroeien in de marge van Nederland’ van onderzoeker Erik Snel. Dit onderzoek hebben medewerkers van de Erasmus Universiteit gedaan in opdracht van de Interdepartementale Commissie Jeugdonderzoek (CJO) van het ministerie van VWS. (295) ‘Het onderzoek schetst hier en daar een schrijnend beeld. Zo slaagt een kwart van de gezinnen die moeten leven van een bijstandsuitkering er niet in, dagelijks een warme maaltijd op tafel te zetten. Ruim 80 procent van de ouders zegt dat hun kind wegens geldgebrek niet op vakantie of een dagje uit kan. Zeventig procent geeft aan niet voldoende kleding voor hun kind te kunnen kopen en meer dan de helft zegt dat er geen geld is voor een club of vereniging. Bij bijna de helft van de gezinnen kan ook geen verjaardagspartijtje worden gevierd, met als gevolg dat hun kind ook niet bij vriendjes of vriendinnetjes wordt uitgenodigd. Een op de vijf ondervraagde ouders zegt dat er geen geld is voor de benodigde medicijnen, waaronder dure hulpmiddelen als een beugel. Het onderzoek van de Erasmus Universiteit werd gepresenteerd in Amsterdam. Een van de aanwezigen 173
was het PvdA-Kamerlid Saskia Noorman-Den Uyl (collega van minister Melkert, NM), die geschokt reageerde op de uitkomsten.’ (295) Gemeenten en vereniging van directeuren van sociale diensten, Divosa, maken zich grote zorgen over de invoering van het nieuwe zorgstelsel begin 2005. Momenteel heeft 10 tot 15 procent van de bijna 340.000 bijstandsgerechtigden een forse betalingsachterstand voor de ziektekostenverzekering. (296) ‘Eind 2006 gepubliceerde jaarcijfers van het Continu Vakantie Onderzoek (CVO) wijzen uit dat bijna een miljoen Nederlanders nooit op vakantie gaat. Of ze hebben er het geld niet voor (over) of ze willen niet. Het is niet bekend of onder deze groep naar verhouding meer allochtone of autochtone Nederlanders zijn.’ (297) Uit de vakantiegeldenquête van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) blijkt dat een kwart van de Nederlanders in 2005 niet met vakantie ging. In 2004 sloeg 17 procent van deze mensen de vakantie over. (298) Veel ondervraagden gaven in het onderzoek aan niet genoeg geld voor een jaarlijkse vakantie te hebben. Meer dan de helft van de huishoudens met een inkomen onder de 1000 euro netto per maand gaat niet met vakantie. Degenen die wel gaan, bezuinigen op hun uitje. Ruim 41 procent poogt zo min mogelijk geld uit te geven. Van de iets rijkere huishoudens, die maximaal 1.500 euro per maand te besteden hebben, gaat 35 procent niet op reis. (298) Het jaarlijkse vakantiegeld dat werknemers ontvangen, wordt steeds minder vaak gebruikt voor vakantie. Van de ontvangers besteedt minder dan de helft (46 procent) het geld aan vakantie. In 2004 was dat nog 49 procent en het jaar daarvoor 51 procent. Veelal gaat het vakantiegeld op aan het aflossen van schulden of het betalen van rekeningen. (298) Het beleid van de paarse regeringen I en II tussen 1994-2002 heeft tot structurele armoede geleid onder grote groepen burgers in het noorden en in de Randstad. Er is niet adequaat en niet optimaal geïnvesteerd in onderwijs en opleiding van burgers uit sociaalzwakke groepen. De gevolgen voor werkgevers en werkzoekenden waren tot in 2006 nog duidelijk merkbaar. 174
Ondanks de sterke groei van het aantal vacatures nemen de kansen voor laaggeschoolden nauwelijks toe. Uit een onderzoek dat het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) heeft laten uitvoeren tussen juni 2005 tot en met juli 2006 telde het CWI in alle sectoren (bouw, de industrie en de zorgsector) samen een miljoen vacatures. Als daar de uitzendbanen bij worden opgeteld, ontstaan er ruim 2 miljoen nieuwe vacatures. (299) ‘Werkgevers in deze sectoren hebben echter grote moeite met het vinden van gekwalificeerd personeel. Zij zoeken veelal naar werknemers met een opleiding op mbo- tot hbo-niveau met werkervaring, en die zijn lastig te vinden. Uit het CWI-onderzoek blijkt tevens dat laaggeschoold personeel op grote schaal wordt verdrongen door werknemers met een hogere opleiding. Het CWI verwacht dat het in de toekomst nog moeilijker zal worden voor personeel zonder opleiding om een baan te vinden, ondanks de voorspelde krapte op de arbeidsmarkt.’ (199) 13.2.1 FINANCIËLE PROBLEMEN Meer financiële problemen: In 2005 zijn opnieuw meer consumenten in financiële problemen beland. In 2005 stapten 43.000 mensen naar een gemeentelijke kredietbank voor een schuldregeling, tien procent meer dan in 2004. In 2004 waren dat er nog 39.000. Dit blijkt uit cijfers die de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) heeft gepubliceerd. Vooral meer ouderen kwamen in de schuldproblemen. In 2004 vormden zij nog geen 12 procent van het aantal schuldenaren; vorig jaar was dat bijna 15 procent. Consumenten tussen de 25 en 45 jaar vormen met zestig procent nog altijd de grootste groep schuldenaars. Het aantal schuldenaars dat hulp zoekt bij de volkskredietbank, stijgt al jaren sterk. “De kabinetsplannen van de afgelopen jaren werken door. Steeds meer mensen komen daardoor in de problemen. Hun inkomen is niet meer toereikend voor hun uitgaven,” stelt NVVK-voorzitter Ger Jaarsma. Desondanks willen mensen volgens hem niet buiten de boot vallen, zij willen consumeren. Vooral alleenstaanden in de AOW of de bijstand hebben het de laatste jaren erg moeilijk, aldus Jaarsma. Van alle 175
schuldenaren is zeventig procent alleenstaand. Ruim tachtig procent heeft de Nederlandse nationaliteit. (300; 301) 13.2.2 BRODEN OP RECEPT EN VOEDSELBANKEN Volgens het CBS bezuinigen huishoudens met lage inkomens het eerst op voeding, drank, kleding en genotmiddelen (291) Voor de Adviesen Meldpunten Kindermishandeling in de regio Amsterdam is er sprake van fysieke verwaarlozing indien het bij een kind ontbreekt aan goede zorg, zoals kleding, voeding en toezicht. (302) In 1997 besloot ik als praktiserend huisarts in de Bijlmermeer in het stadsdeel Amsterdam-Zuidoost kinderen die uit armoede zonder ontbijt naar school gingen te voorzien van brood uit eigen middelen. Sinds jaren en nog steeds zijn er duizenden huishoudens in Amsterdamse arme wijken die het hoofd amper boven water kunnen houden. De gevolgen voor de schoolgaande kinderen zijn zeer ernstig. Om het leed van een deel van deze kinderen te lenigen en de kinderen een ontbijt met brood mogelijk te maken schreef ik ze als huisarts een recept voor. Met dit recept konden ze bij een bakkerij in de buurt 20 Surinaamse puntjes en een brood naar keuze ophalen. Een andere reden van deze activiteit was de buitenwereld op de hoogte te brengen hoe ernstig de gevolgen van armoede en uitsluiting konden zijn. Het project heeft tot oktober 2004 geduurd en ruim € 13.000,= gekost (Bijlage VI) en is betaald uit eigen zak. ‘Het Broden op DoktersRecepten-Bijlmerproject wordt breder voortgezet in de vorm van voedselpakketten (Voedselbank) door een voormalige patiënte van de dokter, mevrouw Mac Nack. Onder protest zijn haar taken in 2007 overgenomen door de gemeente Amsterdam gesubsidieerde Voedselbank Amsterdam. Ongeveer 150 inwoners van Zuidoost demonstreerden hiertegen bij het stadsdeelkantoor op het Anton de Komplein.’ (303) ‘Regina Mac Nack begon met haar warme-maaltijdactiviteiten als vrijwilliger bij stichting Jepie Pikin in Amsterdam-Zuidoost die sinds april 2000 bestaat. (304) Thelma Purperhart en haar man 176
Huib van Eenennaam zijn de drijvende krachten achter Jepie Pikin. Ze hadden jarenlang een boekenkraam op de Bijlmermarkt. Als ze daar ’s middags met het bord op schoot zaten te eten, kwamen er vaak kinderen vragen of ze ook wat mochten: ze hadden zo’n honger. Purperhart en haar man besloten eens per week te gaan koken voor kinderen uit hun eigen buurt. Verschillende mensen hebben gevraagd of Jepie Pikin (Surinaams voor Help de kinderen) ook in andere wijken kan komen koken.’ Eind 2006 werd bekend dat ‘het aantal gebruikers van de voedselbank is verdubbeld ten opzichte van het jaar ervoor (eind 2004 waren 102.600 Nederlanders miljonair met een vermogen van 253 miljard euro, dat is 2,4 procent meer dan een jaar eerder, 305) Dit betekent dat momenteel circa elfduizend gezinnen uit het hele land geregeld een voedselpakket krijgen. In Amsterdam krijgen wekelijks circa 1700 mensen een voedselpakket uitgereikt op een van de tien uitgiftepunten. Willem Langendijk van de Amsterdamse Stichting Voedselbank verwacht dat het aantal klanten de komende jaren verder zal toenemen.’ (306) Het armoedetaboe werd doorbroken en tot 2007 werden er ook elders in Nederland voedselbanken opgezet. In 2002 begon de eerste Voedselbank in Nederland in Rotterdam, gevolgd door vestigingen in onder meer, Middelburg, Gorinchem, Breda, Amsterdam (2003), Helmond, Groningen, Den Haag, Venlo en Meppel. (307; 308) Er zijn verschillende uitdeelpunten per plaats. In deze voedselbanken kregen de mensen behalve een brood ook een voedselpakket met de volgende inhoud (307): -een pak rijst of pasta of aardappelen -een pond verse groenten -een pak soep -een pakje thee of koffie -iets extra’s – een blik ingemaakte groenten of slagroom -iets lekkers voor kinderen: snoep of koek 13.2.3 VOEDSELBANKEN IN NEDERLAND “Voedselbanken in Nederland voorzien arme mensen van voedsel en goederen. De Stichting Voedselbank Nederland (SVN) heeft contact 177
met 77 voedselbanken in Nederland. In 2005 en 2006 maakten de voedselbanken een stormachtige groei door,” zegt Clara Sies, voorzitter van de SVN. Volgens de regels mag de hulp alleen worden aangevraagd via instanties als Thuiszorg, Riagg of Schuldsanering. Mensen met een laag inkomen (vrij besteedbaar tot maximaal 200 euro per maand voor een echtpaar) mogen drie jaar een beroep doen op een voedselbank. (309) “Politici moeten voedselbanken niet willen opheffen, omdat ze zich schamen. Laat ze bestaan als signaal. Arme mensen zullen er altijd zijn,” zegt Clara Sies van Stichting Voedselbank Nederland. (310) Eerder zei, als PvdA-wethouder, de aankomende staatssecretaris van Sociale Zaken Ahmed Aboutaled (zoon van arme gastarbeiders uit Marokko), dat hij zich ‘schaamt’ dat in een land als Nederland voedselbanken nodig zijn. (311) De Partij van de Arbeid heeft zich tijdens de verkiezingscampagne (22 november 2006, NM) afgezet tegen de noodzaak van voedselbanken (311), maar pikant is dat deze partij een cruciale rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de structurele armoede. ‘De meeste armoede zit in de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, zo blijkt uit cijfers van het CBS. In 2004 had 15 procent van de huishoudens in de vier grote steden een laag inkomen, terwijl dat landelijk 9 procent was. In de vier grote steden komt armoede relatief veel voor onder alleenstaanden van 45 tot 64 jaar, eenoudergezinnen en paren met minderjarige kinderen. Van de huishoudens in Amsterdam had 17 procent een laag inkomen. In Rotterdam was dat 16 procent, in Den Haag 14 procent en in Utrecht 11 procent. Onder alleenstaande mannen van 45 tot 64 jaar en paren met minderjarige kinderen was het armoederisico in Amsterdam het hoogst.’ (312) Clara Sies: “In Rotterdam zijn we vier jaar geleden (2002, NM) begonnen met 30 gezinnen. Nu hebben we in de regio Rijnmond 46 uitdeelpunten met 2300 gezinnen per week. (…) Landelijk hebben we tussen 11.000 en 12.000 gezinnen per week. Ongeveer 27 procent is allochtoon, de rest bestaat uit Nederlandse kaaskoppen. (…) En er is sprake van een nieuwe groep nouveaux pauvres.” (310) Tot deze nieuwe groep 178
behoren “vooral eenoudergezinnen en 65-plussers. Bejaarden met alleen AOW die een of twee keer per week een warme maaltijd op tafel krijgen. Dat vind ik schrijnend. Bij de eenoudergezinnen gaat het bijna altijd om vrouwen met een minimuminkomen. Een eenoudergezin in de bijstand krijgt 300 euro minder dan een tweeoudergezin. Maar de huur wordt niet lager als je met zijn drieën of vieren bent. De vaste lasten blijven hetzelfde. (…) We hebben 20 procent mensen die werken maar die niet genoeg verdienen om hun rekeningen te betalen en eten te kopen. Er zijn gevallen van mensen met inhoudingen op hun uitkering voor schuldsanering. Dan berekent een malloot van de sociale dienst dat er 9,85 euro overblijft voor een vrouw met twee kinderen om een maand van te leven. Dan weet je toch: dat kan niet. (…) Natuurlijk is werken de oplossing. Maar ik kan moeiteloos een aantal vrouwen uit mijn bestand halen die zich suf solliciteren en die overal ‘nee’ te horen krijgen,” aldus Clara Sies van de Stichting Voedselbank Nederland. (310) 13.2.4 HUISARTSEN SCHRIJVEN MAALTIJDEN OP RECEPTEN VOOR Terwijl de sociaaldemocraten hun uiterste best doen om het armoedevraagstuk in Amsterdam te bagatelliseren, lukt het de Rotterdamse sociale dienst de huisartsen te betrekken bij het voorschrijven van gratis maaltijden op recept. (313) In april 2004 schreven huisartsen in Rotterdam maaltijden voor aan daklozen. De Rotterdamse sociale dienst en de GGD stelden tienduizend maaltijden ter beschikking voor het project. Huisartsen konden de maaltijden voorschrijven via een recept. Vervolgens konden daklozen de maaltijden ophalen bij verschillende uitgiftepunten. (313) Het project is bedoeld om de slechte gezondheid van veel daklozen, waarvan de meeste verslaafd zijn aan verdovende middelen, te verbeteren. “Veel dak- en thuislozen zijn ondervoed”, zei Luuc Krol van de GGD in Rotterdam. (…) Het is een proefproject, dat bij goede resultaten een blijvende karakter krijgt. (313)
179
13.3 POLITIEK IS NERVEUS OMDAT VOEDSELBANKEN ARMOEDE ZICHTBAAR MAKEN Clara Sies van Stichting Voedselbank Nederland merkte in 2006 op: “Armoede is er altijd geweest, de voedselbanken maken het zichtbaar. Dat is de grote schrik in Den Haag. (…) Kijk, onze klanten hebben hun schaamte moeten overwinnen om bij ons aan te kloppen. De politiek in Den Haag moet ook over haar schaamte heen stappen. (…) Ik vind het wel van de gekke dat huisartsen in Nederland aan ons doorgeven dat ze kinderen met ondervoedingsverschijnselen tegenkomen. Het is onrechtvaardige armoede.” (310) In 2006 was er in de arme wijken van grote steden nog steeds sprake van achterstelling van grote groepen migranten. Het Sociaal Cultureel Bureau schrijft dat ‘een bron van zorg blijft de groeiende ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen. Die ongelijkheid doet zich in de steden nog sterker voor dan in de rest van het land. Het slechtst gaat het met jongeren, laag opgeleide mensen en gezinnen met één ouder,’ aldus het SCP. (314) 13.4
POPULATIE VAN RISICOGROEPEN
‘Het aantal alleenstaande ouders is sinds 1996 gestegen met ongeveer 15 procent. Nederland telt 444.000 eenoudergezinnen en het Centraal Bureau voor de Statistiek verwacht dat dit aantal nog verder toe zal nemen: tot meer dan 500.000 in 2020. Het aantal gezinnen met twee ouders is in diezelfde periode gelijk gebleven. De toename is vooral groot onder allochtonen. Zo’n 18 procent van de Nederlandse huishoudens is een éénoudergezin. Een derde daarvan is allochtoon. Ongeveer 40 procent van de Antilliaanse vrouwen en ruim 30 procent van de Surinaamse vrouwen rond 40 jaar is een alleenstaande moeder. Het aandeel alleenstaande moeders onder autochtone vrouwen is 12 procent lager. In vergelijking met tien jaar geleden werken alleenstaande ouders steeds vaker. In 2004 was 65 procent actief op de arbeidsmarkt tegen 54 procent in 1996. Van de alleenstaande vaders participeert bijna 80 procent op de arbeidsmarkt. Maar de meeste alleenstaande 180
moeders en hun kinderen hebben een inkomen dat onder de officiële armoedegrens ligt.’ (315) Er zitten ruim 750.000 mensen in de WW en in de bijstand samen. Van de 900.000 WAO’ers zijn 55.000 mensen herkeurd. Van 19.000 mensen uit die groep werd de uitkering verlaagd of beëindigd. Slechts 4,7% daarvan vond werk. Van de bedrijven is 70% niet van plan een ex-WAO’er aan te nemen. (316) Uit het rapport Verborgen armoede van het Verwey-Jonker Instituut blijkt dat het aantal 65-plussers met een onvolledige AOW de komende jaren verdubbelt. Nu zijn dat er nog ruim 200.000. Veel ouderen hebben een inkomen onder het bestaansminimum. Een op de zeven 65-plussers krijgt gemiddeld de helft van de AOW-uitkering. (317) Veel ouderen met een staatspensioen (AOW-uitkering) leven in stille armoede. Uit cijfers blijkt dat niet-westerse allochtonen veel vaker een onvolledige AOW-uitkering krijgen dan autochtonen. Van de Surinamers, Antillianen en Arubanen met AOW ontving eind januari 2007 ruim 85 procent een onvolledige uitkering. Bij de Turkse en Marokkaanse ouderen gold dit zelfs voor bijna iedereen. (318) In 2000 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een steekproef gehouden bij de WAO-uitkeringen. Het is voor het eerst dat de WAOcijfers zijn uitgesplitst naar etnische afkomst. Het CBS heeft de WAObestanden vergeleken met gegevens uit de bevolkingsregisters van gemeenten. Het CBS onderzocht alleen de 884.000 WAO-uitkeringen die worden uitgekeerd aan burgers die in Nederland wonen. Daarvan gaan er 732.000 naar autochtone Nederlanders, 85.000 naar westerse allochtonen en 67.000 naar niet-westerse allochtonen (Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en asielzoekers). (319) De groep met een onvolledige AOW bestaat voor het grootste deel uit allochtone immigranten, waarvan de meerderheid vrouw is. Daarnaast gaat het om autochtone Nederlanders die enkele jaren buiten Nederland hebben gewoond. Zij missen jaren in de opbouw van een AOW-pensioen. (317) Voor een volledige AOW-uitkering moeten mensen tussen hun 15e en 65e jaar in Nederland hebben verbleven. Voor elk jaar buiten Nederland wordt 2 procent op de AOW gekort. De gemiddelde korting in 2009 zal 51 procent bedragen. (320) 181
In het voormelde rapport van het Verwey-Jonker Instituut staat dat steeds meer ouderen te maken hebben met schulden, onverantwoord beknibbelen op voeding en in sociaal isolement en relatieproblemen geraken. (320) Als deze ouderen door hun lage AOW-uitkering onder het sociaal minimum belanden, hebben ze recht op aanvullende bijstand. Maar vaak vragen ze dat niet aan, uit onwetendheid of schaamte, of omdat ze de procedure te ingewikkeld vinden. (320) 13.5
ARMOEDE BLIJFT GROEIEN IN SPECIFIEKE GROEPEN
Anno 2007 wil de overheid de signalen nog steeds niet oppakken voor een duurzame structurele aanpak van het armoedevraagstuk. Het Brood op Receptproject bood de minister van Sociale Zaken en maatschappelijke instellingen een kans die mensen en gezinnen op het spoor te komen die voorzieningen mislopen door bureaucratie, tegenwerking, ziekte, sociale isolement. Volgens Ruud Muffels, hoogleraar arbeidsmarkt en sociale zekerheid aan de Universiteit van Tilburg, “hebben door een streng beleid ten opzichte van bijvoorbeeld arbeidsongeschikten en werklozen de mensen aan de onderkant van de samenleving het de afgelopen jaren moeilijker gekregen.” (118) Inderdaad, beaamt Gabriëlla Bettonville van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). (118) In 2007 leefde volgens de definitie van het SCP 10 procent van de Nederlandse bevolking in armoede (zo’n 680.000 huishoudens). (321) In 2000 was gebleken dat de armoede in Nederland ondanks de economische groei en het gerichte armoedebeleid sinds 1990 niet is afgenomen. In 1990 leefde van alle Nederlandse huishoudens 10,6 procent rond of onder het sociaal minimum, in 1998 was dat ook zo. (40) Het aantal ‘minimumhuishoudens’ nam zelfs toe van 606.000 naar 673.000. (40) Dat blijkt uit het rapport Balans van het armoedebeleid, de vijfde armoedemonitor die is opgesteld door onderzoekers van de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Sociaal Cultureel Planbureau. Het armoedebeleid waar de vorige minister van Sociale Zaken, 182
Melkert (in 2000 minister Vermeend, NM), in 1995 mee is begonnen heeft volgens het rapport maar beperkt effect gehad. (40) In het bovenstaande rapport wordt gesteld dat allochtonen grote kans hebben op armoede. Heeft 12 procent van autochtone huishoudens een laag inkomen, onder Surinamers is dat 30 procent en onder Marokkanen 43 procent. (322) Van de 673.000 gezinnen leven 250.000 langer dan vier jaar op het armoedeniveau, hun inkomen kwam niet boven het bijstandsniveau uit. (…) Voor kinderen en jongeren is de situatie verslechterd. Het aantal minderjarigen in minimumhuishoudens is gestegen van 307.000 naar 354.000. Er zijn meer arme éénoudergezinnen gekomen. (40) Uit het recente rapport Bestedingen van Ouderen van het Nibud blijkt bijvoorbeeld dat het voor 65-plussers die afhankelijk zijn van een AOW-uitkering de afgelopen zes jaar lastiger is geworden rond te komen. Vooral de gestegen energieprijzen, huren en zorgkosten drukken zwaarder op hun inkomen. (118) Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat in 2004 de inkomensachterstand ongeveer even groot was als in 2000. Ruim een op de tien huishoudens in Nederland moet rondkomen van een minimuminkomen. De helft van hen heeft een inkomen dat lager is dan 9800 euro per jaar. Van de 660.000 huishoudens die in 2004 een minimuminkomen hadden, was twee derde aangewezen op een uitkering of pensioen. Een derde had inkomen uit loon of uit eigen onderneming. Bijna de helft (42 procent) van de huishoudens met een minimuminkomen zei in 2004 minder geld te ontvangen dan zij minimaal nodig achtten. (323) Volgens schattingen van het Sociaal Cultureel Planbureau leven in 2006 630.000 huishoudens in Nederland onder de armoedegrens. (324) Uit het Armoedebericht, een in 2006 gepresenteerde rapport van het SCP en het CBS, blijkt dat het aantal huishoudens dat onder de lageinkomensgrens leefde vanaf 2002 is toegenomen met 2 procent naar 11,1 procent in 2005. (118) Ook het aantal huishoudens met schulden nam de afgelopen jaren toe. In 2002 kampte een op de drie huishoudens met een laag inkomen met 183
schulden. In 2004 gold dat voor de helft. In de eerste acht maanden van 2006 is het aantal mensen dat schulden moet maken om rond te komen gestagneerd, aldus het Armoedebericht. (118) 13.5.1 EENOUDERGEZINNEN EN ALLEENSTAANDEN IN DE BIJSTAND Uit officiële rapporten (cijfers van 2004) is op te maken dat Nederland in de Europese Unie tot de groep van vijf landen met het laagste armoederisico behoort. (325) Echter is de werkelijkheid voor specifieke categorieën burgers weerbarstig. Delen van de toespraak die Dick van Eijk, redacteur NRC Handelsblad, hield tijdens het debat over armoede in Nederland: “In 1996 rekende het Centraal Bureau voor de Statistiek nog ruim 15 procent van de huishoudens tot de armen, in 2000 was dat 11,9 procent, in 2004 10,3 procent. Enkele categorieën huishoudens keren in de armoedestatistieken telkens weer terug, zoals eenoudergezinnen en alleenstaanden. Volgens het meest recente Armoedebericht van Sociaal Cultureel Planbureau en CBS is bijna 40 procent van alle eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen arm. Verder zijn alleenstaanden tot 65 jaar oververtegenwoordigd.” (325) “Veel armen hebben een uitkering. Van alle huishoudens zit 4 procent in de bijstand, van de arme huishoudens 32 procent. Omgekeerd zijn veel mensen met een uitkering arm: drie kwart van alle huishoudens in de bijstand is arm.” (325) Regerende politieke partijen met hun bestuurders ontkennen het bestaan en de gevolgen van armoede. “Armoede bestaat wel degelijk en op grote schaal,” bevestigt het Sociaal Cultureel Planbureau. SCP: zo’n 636.000 Nederlanders moeten alles doen van 800 euro netto per maand. Dat zijn mensen die leven van een bijstandsuitkering, een AOW-uitkering of sommige WAO-uitkeringen. (307)
184
13.6 DALING ARMOEDE IN 2006 GELDT NIET VOOR NIETWESTERSE MIGRANTEN Er is sprake van etnisering van de armoede. Door de oplevende economie en door de koopkrachtverbetering van 65-plussers, neemt het aantal armlastigen in 2006 voor het eerst in vier jaar af, maar dit geldt niet voor niet-westerse migranten. Ook is de mate van armoede toegenomen. Volgens Ruud Muffels, hoogleraar arbeidsmarkt en sociale zekerheid aan de Universiteit van Tilburg, “neemt het aantal armen in Nederland af, maar de ernst van de armoede is toegenomen.” (118) Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud, rapport november 2006, Bestedingen van Ouderen): “De daling van het aantal armen en de diepte van de armoede zijn twee aparte ontwikkelingen.” (118) Zoals eerder vermeld komt armoede het meest voor onder eenoudergezinnen. In 2004 hadden vier op de tien (40 procent, NM) alleenstaande ouders minder te besteden dan het normbedrag. Huishoudens met een niet-westerse kostwinner zijn relatief ook vaker arm. Bijna een op drie gezinnen (33 procent, NM) kampt met geldproblemen, tegen 8 procent van de autochtone huishoudens. (117) Er zijn armen in Amsterdam en Flevoland die zelfs een baan op kantoor of in de zorg hebben, maar toch nooit nieuwe kleren of geen sinterklaascadeaus voor hun kinderen kunnen kopen. (326) “Armoede zie je er van de buitenkant niet aan af,” ontdekte onderzoeker Kitty Roukens. Roukens, van de Universiteit van Amsterdam, volgde voor de Volkskrant een jaar lang huishoudens in Amsterdam en Flevoland. Zij verdienden tussen minimum en modaal. In de CBS-statistieken staan zij daarmee niet als arm te boek. Maar cijfers vertellen niet het hele verhaal. Roukens: “De feitelijke armoede is groter. Het Nibud geeft normhuren waarvoor in een stad als Amsterdam geen huis te krijgen is. Mensen geven daar echt veel meer voor uit.” (…) Mensen met werk in de zorg of een administratieve baan. Juist deze categorie verraste de onderzoekster. “Zij bleken echt heel weinig te verdienen. Bedragen in de orde van 18.000 euro, ver onder modaal. Dat zijn dan vrouwen in de veertig, die geen enkel zicht op verbetering hebben.” (326) 185
‘In 2005 had 11 procent van de huishoudens, ofwel 1,5 miljoen mensen, een inkomen beneden de armoedegrens. Over heel 2006 daalt dit percentage naar 9,7 procent.’ (117) Dat blijkt uit het Armoedebericht van het CBS en het SCP. Naar verwachting zet deze trend zich in 2007 voort. Het aandeel arme huishoudens zal dan zijn gedaald tot 8,8 procent. De daling is te danken aan de huidige hoogconjunctuur, waardoor het aantal werklozen daalt.’ (117) Dat geldt echter niet voor niet-westerse migranten. Zoals eerder gemeld blijft de werkloosheid onder deze categorie met 16 procent ruim drie keer hoger dan onder autochtonen. (CBS, 241) Vooral met het inkomen van 65-plussers blijkt het beter te gaan. (117) Echter bij deze 65-plussers is dezelfde ontwikkeling tussen autochtonen en niet-westerse migranten te zien. ‘Michiel Vergeer van het CBS verklaart dat het aantal ouderen dat onder de armoedegrens leeft, sinds 2000 daalt. In dat jaar stond 12 procent van deze groep te boek als arm. In 2007 zal dit voor ruim 3 procent van de 65-plussers gelden.’ (117) “Steeds meer gepensioneerden hebben een aanvullend pensioen. Bovendien hebben fiscale maatregelen veel AOW’ers over de armoedegrens getild,” zegt Vergeer.’ De groep overgebleven arme ouderen bestaat grotendeels uit alleenstaande vrouwen en allochtonen die in de jaren zeventig en tachtig als gastarbeider naar Nederland zijn gekomen. (117) “Veel allochtone AOW’ers hebben een AOW-gat, sommigen hebben ook geen pensioen opgebouwd,” stelt Vergeer. “Deze groep zal de komende jaren groeien.” (117) 13.7
KERK IN ACTIE TEGEN ARMOEDE
Ook de kerken constateren dat steeds meer arme Nederlanders een beroep op hen doen. (327) Dat blijkt uit het rapport Armoede in Nederland van Kerk-in-actie (onderzoeker Hazeleger, website: kerkinactie.nl), de hulpverleningsinstantie van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat op 18 november 2006 aangeboden is aan minister Geus van Sociale Zaken. Van de 2200 protestantse diaconieën doet een 186
overgrote meerderheid aan armoedebestrijding in Nederland. Ruim 40 procent is betrokken bij voedselbanken. Ze geven geld en voedsel en helpen met het invullen van formulieren. In 2006 werd ruim 10.000 keer een beroep gedaan op de diaconie, een toename van een derde. Per geval werd aanmerkelijk méér geld gevraagd. Het hulpbedrag liep op tot ruim 7 miljoen euro, een stijging van 60 procent. (…) Uit de op 16 november 2006 gepresenteerde Armoedemonitor van het CBS en CPB bleek dat ouderen het dit jaar beter hebben gekregen. Hazeleger: “Dat klopt, maar de financiële situatie van alleenstaanden met kinderen, werklozen en asielzoekers is onverminderd moeilijk.” (…) Volgens Kerk-in-actie vormen ouderen echter nog steeds een ‘knelgroep’. Jan Evert Hazeleger: “Misschien hebben de ouderen het iets beter gekregen. Maar uit ons onderzoek blijkt dat niet zo te zijn voor alleenstaanden met kinderen, werklozen en asielzoekers.” (327; 328) Sinds 1997 deelt een kerkelijke organisatie voedselpakketten uit aan minima in Rotterdam-Ommoord. Een aanzienlijk aantal gezinnen kan de eindjes maar moeilijk aan elkaar knopen. De medewerkers (dominee Koelman, Liesbeth Ros, e.a.) vinden het erg dat zoiets noodzakelijk is in een van de rijkere landen ter wereld. (329) In een jaar tijd is hun situatie aanzienlijk verslechterd. Ze kampen langdurig met een laag inkomen en met schulden. Die schulden groeien flink, het rapport laat een toename van een kwart zien. (327) Dat het voor ouderen moeilijk is om rond te komen, blijkt ook uit cijfers van het Nibud. Dat stelt dat er een groep ouderen is die, alleen al om alledaagse levensbenodigdheden te bekostigen, interen op hun spaargeld of moeten lenen (‘overlevingsschulden’). (327) 13.8 DRAMATISCHE GEVOLGEN VAN STRUCTURELE ARMOEDE “Veel huishoudens kunnen het niet meer bolwerken,” zegt in februari 2006 G. Jaarsma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), die mensen helpt met problematische schulden. “Duizend mensen – en vermoedelijk meer – leven zonder licht, gas of 187
water,” zegt hij. Dit zijn volgens hem lang niet altijd mensen met een gat in hun hand, maar huishoudens waarvoor de maandelijkse vaste lasten, zoals de energierekening, simpelweg te hoog zijn. (330) Extra hulp voor mensen die niet met geld kunnen omgaan, is nodig. Maar een bewindvoerder aanstellen is een “te zwaar middel”, zegt voorzitter Ger Jaarsma van de NVVK, waarbij onder meer 38 gemeentelijke kredietbanken zijn aangesloten, in reactie op het PvdAplan om schulden te voorkomen. Een bewindvoerder is volgens hem eigenlijk alleen voor mensen die vanwege dementie of een verstandelijke handicap niet met geld kunnen omgaan. “Het is kostbaar, ook omdat de rechter er aan te pas moet komen.” (331) Voor mensen met een gat in hun hand is budgetbeheer een goede en goedkopere oplossing, stelt Jaarsma. Bij veel kredietbanken is dat beheer van de vaste lasten al onderdeel van de schuldhulpverlening. Het leeuwendeel van deze cliënten – 35.000 inmiddels – krijgt alleen nog dat geld in handen dat ze vrij kunnen besteden aan eten en andere zaken, totdat ze op eigen benen kunnen staan. Een groeiend aantal cliënten blijft zelfs permanent ’onder curatele’ om te voorkomen dat ze weer in de schulden raken, zegt Jaarsma. (331) 13.8.1 GAS EN ELEKTRICITEIT AFGESLOTEN Te weinig geld voor gas en licht (januari 2006, 332): ‘Enkele duizenden Nederlanders leven permanent zonder elektriciteit en vaak ook zonder gas. Ze leven bij kaarslicht, koken op geïmproviseerde stelletjes en liggen vaak in bed om zich warm te houden. Door hun lage inkomen kunnen ze de heraansluitingskosten niet betalen. Een inventarisatie van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) onder schuldhulp verlenende instanties leverde ruim duizend huishoudens op die maanden tot zelfs twee jaar zijn afgesloten van gas en/of licht. Het betreft vooral alleenstaande ouderen en bijstandsgerechtigden, maar ook gezinnen met kinderen. Volgens de voedselbanken zijn er daarnaast ook gezinnen die zijn afgesloten, maar nog niet in een schuldsaneringstraject zijn opgenomen. De drie grote energieleveranciers Eneco, Essent en Nuon sloten in 2005 circa 24.000 huishoudens af. Voorzitter Jaarsma van de 188
NVVK vreest dat het aantal mensen dat verstoken blijft van energie fors zal oplopen. Van de grote groep die in de gevarenzone zit, komt nu nog maar tien procent bij de schuldhulpverleners terecht. De andere negentig procent blijft vooralsnog uit de schulden door drastisch te bezuinigen. Ze eten veel minder vaak warm en zetten de verwarming structureel laag. Diverse organisaties bevestigen dit beeld.’ (332) Toch afsluitingen van stroom: De afgelopen wintermaanden zijn huishoudens wél afgesloten van energie, hoewel minister Brinkhorst van Economische Zaken (2003-2006) toezegde dat dat niet zou gebeuren. Dat bevestigt Energiened, een koepel van energiebedrijven. (301) Gas en licht worden steeds duurder. Een gemiddeld huishouden is in een kleine drie jaar 30 procent meer kwijt: van 1674 euro in 2004 tot 2186 euro in 2007. De energierekening van een gemiddeld huishouden stijgt in 2007 met 117 euro, ofwel tien euro per maand. De prijsstijging die Nuon doorvoert, treft veel Amsterdamse gezinnen. Ruim 90 procent van de huishoudens in de stad heeft een aansluiting bij deze energieleverancier. (…) Verbruik van gas kost in 2007 ruim 10 procent meer. (333) Zelfs gezinnen die een betalingsregeling hebben getroffen met energiebedrijven worden in de hoofdstad afgesloten van gas en licht. Dit ondanks het feit dat minister Wijn van Economische Zaken (20062007) in najaar 2006 bepaalde dat deze bedrijven gas en licht niet mogen afsluiten bij klanten die hun schuld willen aflossen. (334) Begin 2007 werd bekend dat Nuon duizenden huishoudens in Amsterdam die een betalingsregeling hebben getroffen met het bedrijf toch afsluit van gas en licht. Dat stelt de Bijstandsbond, die gezinnen bijstaat. De bond dreigt met een kort geding als Nuon deze ‘goedwillende families’ niet snel weer van energie voorziet, aldus advocaat M. van Hoof van de Bijstandsbond. (334) Bij de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet is volgens voorzitter Ger Jaarsma een ‘aantal’ gevallen bekend van huishoudens die de afgelopen maanden van energie verstoken waren, omdat zij de rekeningen niet konden betalen. Eneco, in grootte het derde 189
elektriciteitsbedrijf, heeft in de maanden november, december en januari 1054 huishoudens afgesloten. Nuon en Essent kunnen of willen geen gegevens verstrekken. (301) In veel huishoudens is de maandelijkse energierekening tegenwoordig een beladen onderwerp. Vergeleken met december 2005 is de rekening van een gemiddeld huishouden voor gas en elektriciteit met 7,5 procent gestegen, zo blijkt uit op 13 februari 2006 gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ten opzichte van 2000 is de energierekening in februari 2006 65 procent hoger. (330) Essentbaliemedewerker William Doggen ziet hoe huishoudens in de problemen komen. “Steeds meer mensen krijgen een betalingsregeling vergeleken met enkele jaren geleden.” Als de schulden te hoog worden – in de orde van duizenden euro’s – verwijst het energiebedrijf mensen door naar professionele schuldhulpverlening zoals schuldsaneringbureaus of kredietbanken. (330) 13.8.2 WATER AFGESLOTEN Uit cijfers van de watermaatschappijen in Nederland blijkt dat tussen de acht- en tienduizend huishoudens in 2006 zijn afgeloten van de watervoorziening omdat ze de rekening niet hadden betaald. (335) Het aantal afsluitingen blijkt veel hoger dan de regering de Tweede Kamer meldde. In 2005 zei toenmalig minster Brinkhorst (Economische Zaken) dat in dat jaar tweeduizend huishoudens waren afgesloten. Naar nu blijkt waren het er ruim achtduizend. Nog eens negenduizend mensen voorkwamen vorig jaar op de valreep afsluiting door alsnog hun rekeningen te betalen. (335)
190
XIV SCHULDHULPVERLENING Er is een miljoen mensen die van de mogelijkheid gebruik maakt om bij postorderbedrijven, winkels en warenhuizen nu te kopen en pas later te betalen. Van hen komen jaarlijks enkele tienduizenden in onoplosbare problemen en zij moeten aankloppen bij de gemeentelijke volkskredietbanken voor schuldhulpverlening. Deze groep groeit met 15 tot 20 procent per jaar. Hun financiële lasten komen voor een deel op rekening van de samenleving. (336) ‘Het aantal gezinnen dat bij de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) aanklopt met problematische schulden, is de afgelopen vijf jaar verdubbeld tot 46.000. Dat zei voorzitter Ger Jaarsma van de NVVK, de brancheorganisatie van Gemeentelijke Kredietbanken en schuldhulpverleningsbureaus, begin 2007. (337; 338) In 2004 zaten nog circa 35.000 mensen bij de NVVK-leden in een traject om hun schuldproblemen op te lossen. (338) Daarvan is meer dan de helft tussen de 25 en 45 jaar. Bijna 12 procent is ouder dan 55 jaar. Negen van de tien aanvragers hebben een inkomen beneden modaal en vijftig procent heeft een uitkering. De gemiddelde schuld bedraagt 16.000 euro bij gemiddeld twaalf schuldeisers. Kredietbanken hebben in 2004 een netto krediet verstrekt van 91 miljoen euro. In 2003 was dat nog 51 miljoen euro.’ (339) ‘Volgens Jaarsma houdt een steeds grotere groep mensen na het betalen van de huur en de elektriciteitsrekening nauwelijks geld over om leuke dingen te doen. Het aantal schuldhulpaanvragen is in 2006 met 6 procent gestegen ten opzichte van 2005. De jaren daarvoor was die stijging nog 12 procent. Het gemiddelde schuldbedrag is de laatste jaren gestegen van 16.000 euro in 2004 tot 22.000 euro in 2006, aldus Jaarsma.’ (2007, 310) ‘Jaarsma wijt de groei van mensen met grote problemen ook aan het overheidsbeleid. “De uitkeringen waren jarenlang bevroren. De huren zijn gestegen maar de huursubsidie niet.” 191
Verder heeft de liberalisering van de energiemarkt niet voor lagere prijzen gezorgd.’ (340) 14.1
NEDERLANDER DIEPER IN RODE CIJFERS
Rood staan is voor velen een manier om krediet op te nemen. Nederlandse huishoudens staan bijna 7 miljard euro rood op hun gezamenlijke betaalrekeningen. Het bedrag aan persoonlijke leningen, zo’n 17 miljard euro, blijft constant en het negatieve saldo op betaalrekeningen is toegenomen met 12 procent. Het zijn er 35.000 meer dan in 2004, in totaal gaat het om 2,74 miljoen rekeningen. De ‘roodstaanders’ hebben op de betaalrekeningen gemiddeld een negatief saldo van 2.500 euro. Econoom Michiel Vergeer van het Centraal Bureau voor de Statistiek: “Rood staan op de betaalrekening is een gemakkelijke vorm van kredietverlening, er zijn geen ingewikkelde voorwaarden zoals bij andere kredietverstrekkingen.” (341; 342) 14.2
MEER BANKSCHULDEN EN WINKELKREDIETEN
Begin 2005 noemde Ger Jaarsma een andere belangrijke reden als verklaring van het vorenstaande. Hij zei dat “banken mede schuldig zijn aan de sterke toename van het aantal minima met schuldproblemen. Zij verkopen agressief zo groot mogelijke leningen aan mensen met een krappe beurs. Als die vervolgens problemen krijgen bij het terugbetalen van de lening, geeft de bank niet thuis.” (338) In 2000 hadden mensen die aanklopten bij de schuldhulpverlening nauwelijks leningen bij een bank lopen. Hun betalingsproblemen waren meestal een opeenstapeling van huurachterstanden, onbetaalde energierekeningen en schulden bij postorderbedrijven. Dat beeld is sindsdien radicaal veranderd, zegt Jaarsma. “In vijf jaar tijd is het aandeel van banken en financieringsmaatschappijen in de schuldenproblematiek sterk gegroeid.” “Banken hadden in het verleden een adviserende rol,” zegt hij. “Maar ze kijken nu vooral naar wat ze aan een klant kunnen verdienen. En willen dus hoge leningen verschaffen. Wettelijk is het allemaal in orde, 192
maar moreel gezien is het discutabel.” Het steekt Jaarsma ook dat de banken zich hard opstellen bij betalingsproblemen. De combinatie van makkelijk krediet geven en hard incasseren, maakt de problemen voor mensen die niet tegen de verleiding zijn opgewassen, alleen maar groter. (338) Volgens de NVVK-voorzitter hebben de banken de rol van de gemeentelijke kredietbanken overgenomen en daar een eigen, commerciële invulling aan gegeven. Zij zijn in het gat gesprongen. De regels voor het uitlenen van geld door overheden, waaronder de gemeentelijke kredietbanken vallen, zijn de laatste jaren veel strenger geworden. Bovendien hebben banken de afgelopen jaren de minima ontdekt als groep waaraan goed te verdienen valt. “Als iemand met een kleine beurs bij de bank of financieringsmaatschappij komt omdat zijn wasmachine kapot is, dan zegt de bank niet: ‘Hier heb je 500 euro voor een nieuwe machine,’ maar probeert de maximale lening te slijten. En dat blijft zo. Neem ABN Amro: daar gaan ze het personeel bonussen geven als die veel verkopen. De gevolgen voor de minima laten zich zo uittekenen.” (338) 14.2.1 WINKELKREDIETEN JAGEN MINIMA OP HOGE KOSTEN Minima die een beroep doen op financiële hulpverlening hebben in de helft van de gevallen een duur winkelkrediet afgesloten. Zij gebruiken daarvoor een kredietkaart van Comfort Card of PrimeLine. (343) Deze bedrijven, goed voor 2,5 miljoen klanten, verkopen kredieten via winkeliers of klantenpassen van warenhuizen en winkelketens. De kredietgevers brengen rentes in rekening die oplopen tot het wettelijk maximum van 21 procent. Ger Jaarsma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, zegt dat de kredieten die gekoppeld zijn aan de aankoop van een nieuwe televisie, bankstel of camera, vooral minima ertoe hebben verleid boven hun macht te lenen. Volgens Jaarsma, tevens directeur van de Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland, staan de namen PrimeLine en Comfort 193
Card vermeld in zeker de helft van de dossiers van cliënten die bij hem aankloppen. Jaarsma denkt dat dit voor heel Nederland geldt. Het aantal particulieren dat een beroep doet op de gemeentelijke schuldhulpverlening steeg vorig jaar met 13 procent. Volgens de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland groeit het aantal leningen dat op de winkelvloer wordt afgesloten sterk. Directeur Maarten Thissen van Comfort Card schaamt zich er niet voor 21 procent rente in rekening te brengen. ‘Onze kaart versterkt de impulsaankoop. Als je bij de witgoedwinkel een lening kunt afsluiten, koop je een grotere tv of een mooiere wasmachine.’ Ongeveer 2,5 miljoen consumenten bezitten een Comfort Card of een andere klantenkaart waarmee geld kan worden geleend. De klant kan aan de kassa binnen enkele minuten een krediet afsluiten. De klantenpassen van grote winkelketens zoals V&D, Dixons en Kruidvat worden door Comfort Card of PrimeLine geleverd. De bedrijven zijn onder meer architect van het concept ‘nu kopen, over een jaar betalen’. (343) De maximaal toegestane rente op aankopen op krediet moet omlaag. Nu komen minima in grote financiële problemen doordat kredietverleners tot 21 procent rente vragen van op de pof gekochte spullen. Kredietverstrekkers mogen bij aankopen van bijvoorbeeld wasmachines, tv’s of telefoons niet langer torenhoge rentes heffen. De Tweede Kamer wil een eind maken aan de woekerrentes voor op de pof gekochte spullen. Het percentage wil men snel verlagen naar een procent of 7 à 8. Een meerderheid van de Kamer wil met de lagere rentes voorkomen dat mensen zich tot hun nek in de schulden steken. (344; 345) Vooral postorderbedrijven en uitgevers van klantenkaarten en creditcards zijn tegen een scherpe verlaging van de wettelijke maximale rente die ze in rekening mogen brengen. (346) Het aantal incassobureaus neemt in hoog tempo toe. Ze spelen in op het feit dat steeds meer mensen met schulden kampen en stapels rekeningen onbetaald blijven. Het aantal incassobureaus is in vier jaar tijd met bijna 30 procent toegenomen tot 746. Eind 2004 waren er 703, in 2001 waren het er 579. (347) 194
14.2.2 PANDHUIZEN BELENEN TEGEN WOEKERRENTES Voor mensen in acute geldnood is het de enige uitweg: spulletjes verpanden aan bedrijven als Cash Converters of Cash4Goods. De lommerds varen wel bij de toenemende armoede. De gemeentelijke pandjeshuizen, de Amsterdamse Stadsbank van Lening (SBL) en het Pandhuis in Den Haag, hadden in 2004 samen voor meer dan 106 miljoen euro aan beleningen uitstaan. In 2002 was dit 89,6 miljoen euro. In 2000 had de SBL 59 miljoen euro aan beleningen uitstaan en in 2004 was dit opgelopen tot 83 miljoen euro. (348) In Nederland is er een jaarlijkse groei van kredietverlening in ruil voor een onderpand in particuliere pandhuizen. De meeste particuliere pandhuizen vragen bijzonder hoge rentes over de beleende goederen. Rentepercentages van rond de 20 procent per maand zijn eerder regel dan uitzondering. “Een zorgelijke ontwikkeling,” volgens Jan van de Hulst van de Haagse gemeentelijke kredietbank. “Pandhuizen profiteren zo van het geldgebrek van hun klanten.” (349) Niet alleen in grote steden als Rotterdam en Den Haag, ook in de plattelandsgebieden als Groningen en Friesland. De exacte groei van het aantal lommerds is moeilijk in kaart te brengen, omdat de wet die registratie verplicht stelt, is verouderd. Eline Vulsma van de Stadsbank van Lening in Amsterdam: “Uit krantenknipsels die we de laatste twee jaar hebben bijgehouden, tellen wij zo’n 26 namen. Maar waarschijnlijk zijn het er meer.” Opvallend is dat de meeste nieuwkomers hogere rentes over de beleningen vragen, waartegen hun – vaak arme – klanten weerloos zijn. (349) Pandjeshuiseigenaren wijten de toename van het aantal pandhuizen aan het groeiend aantal allochtonen in Nederland. Vrijwel alle pandhuiseigenaren geven aan voornamelijk klanten onder de lagere inkomens te bedienen. Schrijnende gevallen van armoede bestaan daar nog steeds. Zo had Pandhuis Hooidrift in Rotterdam onlangs een klant die 15 euro wilde lenen voor een blikje babyvoeding. (349)
195
14.3
SCHULDHULPVERLENING EN VOEDSELBANK
Minister Zalm (tijdens het kabinet-Balkende van Financiën, NM) zei dat armoede relatief is, omdat het anno 2005 heel anders is dan in de jaren ’50. (…) PvdA-senator Han Noten: “Er zullen altijd mensen zijn die buiten de samenleving vallen of in nood komen. Dat is een normaal onderdeel van het bestaan.” (…) Gemeenteraadsleden riepen hun wethouders op de voedselbank te steunen en meer aan armoedebestrijding te doen. Die wethouders antwoordden steevast dat niemand in Nederland zonder brood hoeft te zitten, want deze probleemgevallen kunnen bijzondere bijstand of een voorschot op hun uitkering krijgen. Dat mag in theorie zo zijn, de praktijk is weerbarstiger. (350) Nederland telt 250.000 mensen die problematische schulden hebben. In 2005 zochten 44.000 mensen hulp voor een schuldsaneringstraject, een stijging van 50 procent in drie jaar tijd. In 2004 vonden 7166 uithuiszettingen plaats vanwege huurachterstand, drie jaar eerder waren dat er nog 5310. Van de mensen die schuldsanering aanvroegen kon vorig jaar slechts 9 procent door de gemeente via een ‘minnelijk’ traject worden geholpen. In 2002 lukte dat nog bij 20 procent. Tussen 2003 en 2004 nam het aantal gerechtelijke uitspraken voor schuldhulpverlening wel toe van 10.900 naar 14.000. De gemiddelde schuld bij zo’n uitspraak bedroeg 15.000 euro. Dit bedrag is verspreid over gemiddeld elf schuldeisers. (351) De gemeente Rotterdam heeft onderzocht waarom voedselbankklanten hun eigen eten niet meer kunnen kopen. Daaruit blijkt onder meer dat 20 procent in acute ‘broodnood’ zit omdat ze zes tot acht maanden op een bijstands-, ziektewet-, ww- of wao-uitkering wachtten. Hierover zijn nu afspraken gemaakt met de uitkeringsinstanties. Er wordt voortaan een voorschot gegeven om de vaste lasten te betalen. Maar in andere gemeenten gebeurt dat nog niet. (350) ‘Schuldsaneren faalt voor klant voedselbank’: De eerste voedselbanken werden al onder het kabinet-Kok opgericht (Gerda Verburg, lid Tweede Kamer, 352). Klanten van voedselbanken maken te weinig gebruik van de mogelijkheden om hun schulden te saneren. De samenwerking 196
tussen betrokken hulpverlenende instanties moet daarom worden verbeterd. Dat schrijft staatssecretaris Van Hoof (Sociale Zaken, VVD) aan de Tweede Kamer. Hij baseert zich op een onderzoek van het bureau Regioplan dat in opdracht van zijn ministerie is uitgevoerd. (353) Volgens de onderzoekers ontvangt niet meer dan 27 procent van de klanten bijzondere bijstand. Van de mogelijkheid tot kwijtschelding van gemeentelijke belastingen maken nog minder klanten gebruik: 25 procent. 36 procent maakt gebruik van een schuldhulpverleningstraject. De zorgtoeslag (66 procent), de huurtoeslag (54 procent) en de kinderbijslag (41 procent) worden vaker ontvangen. (353) Van Hoof noemt het onvermogen van voedselbankklanten om schuldverlichting te vinden “bevreemdend”, omdat ze wel in staat zijn de weg te vinden naar andere vormen van hulpverlening. 84 procent van de klanten ontvangt een of meer vormen van hulpverlening, zoals maatschappelijk werk, sociale raadslieden of ambulante geestelijke zorg. De onderzoekers deden onderzoek naar de kenmerken van de klanten van de 28 voedselbanken in Nederland. (...) Ruim 80 procent van de klanten heeft schulden. (301) Voedselbank Nederland verzamelt “volwaardige goederen die om welke reden dan ook niet in de winkel terechtkomen maar zullen worden vernietigd.” Dat kan bijvoorbeeld gebeuren, schrijft Voedselbank Nederland, omdat “in de productie wel eens wat mis wil gaan: verkeerde sticker, foute codering, tekstfout op de verpakking.” Gemeenten zijn meestal niet betrokken bij de oprichting van voedselbanken, maar geven soms wel subsidie of huisvesting. Voedselbanken hanteren de regel dat iemand die minder dan 150 euro per maand heeft te besteden aan leefgeld (bijvoorbeeld voedsel en kleding), gebruik kan maken van voedselhulp. Ze moeten dan wel een verwijzing hebben van hulpverlenende instanties, bijvoorbeeld de maatschappelijke dienstverlening of huisarts. De precieze eisen verschillen per gemeente. De voedselbank is geen exclusief Nederlands fenomeen. Bij de Europese federatie van voedselbanken zijn voedselbanken uit veertien landen aangesloten. (353)
197
14.4 GEMEENTEN NIET SUCCESVOL IN SCHULDHULPVERLENING Uit een studie van onderzoeksbureau SGBO blijkt dat gemeenten niet succesvol zijn bij de hulpverlening aan mensen met schulden. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de gemiddelde schuld van mensen die hulp krijgen bij het beheren van hun geld en betalingen in vier jaar (van 2002 tot en met 2005) is gestegen van 16.413 euro naar 21.786 euro. (354) Het onderzoeksbureau SGBO is gelieerd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De studie is uitgevoerd in opdracht van 69 gemeenten. Een van de oorzaken van de toegenomen schulden is de consumptiedrang, zegt SGBO-onderzoeker Carla Vianen. “Mensen worden constant verleid. Ze geven veel geld uit aan mobieltjes en flatscreens.” Een andere oorzaak is volgens haar psychosociaal. “Veel mensen kunnen niet goed met geld omgaan.” Ook zijn de wachtlijsten voor schuldhulpverlening niet afgenomen. “Daardoor nemen de problemen alleen maar toe.” (354) Volgens Vianen moet de schuldhulpverlening van gemeenten effectiever worden. In 2003 werd nog de helft van de schuldzaken succesvol afgesloten. Dit lukt in 2006 nog maar in 31 procent van de gevallen. Maar liefst 48 procent van de mensen die een beroep doen op de gemeenten – volgens een berekening van het SGBO in Nederland bestaat het totaal uit ongeveer 80.000 mensen – ontvangt geen schuldhulpverlening. Dat komt onder meer omdat zij niet aan de eisen voldoen. Maar ook veel mensen trekken zich terug vanwege de strenge eisen, zegt onderzoeker Vianen. De resultaten van het SGBO-onderzoek verschillen van de in april gepresenteerde cijfers van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Volgens de NVVK is de schuldhulpverlening in Nederland steeds succesvoller. In 2006 werd bij zeven van de tien gezinnen die bij verschillende kredietinstellingen aanklopten een schuldregeling begonnen. In 2005 was dit nog 42 procent. Vianen heeft geen verklaring voor de grote verschillen. Ze wijst erop dat het SGBO-onderzoek zich voornamelijk richt op 2005, en het NVVK-onderzoek op 2006. (354) 198
Onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken laat zien dat er honderd- tot honderdzestigduizend mensen achterlopen met het betalen van hypotheek, gas, water en licht. Vermoedelijk heeft de schuldhulpverlening dus bij niet meer dan een kwart van de mensen met schulden enig succes. (355)
199
XV KINDERARMOEDE Eind 1997 besloot ik als huisarts de gevolgen van de armoede in Amsterdam te bestrijden door deze zichtbaar te maken en naar vermogen aan te pakken. Ik hoopte dat door deze confrontatie beleidsmakers zich genoodzaakt zouden voelen om dit vraagstuk structureel en duurzaam aan te pakken. Kinderen gingen zonder een ontbijt met een lege maag naar school. Bij de meerderheid lag de oorzaak in de structurele armoede van de gezinnen waarin deze kinderen opgroeiden. Moeders gingen op voedsel bezuinigen. Om vorenstaande redenen besloot ik deze kinderen en hun moeders van brood te voorzien. Ieder arm gezin van Amsterdam-Zuidoost kreeg een doktersrecept voorgeschreven. Bij een plaatselijke bakker kon men hiermee broden in ontvangst nemen. Tien jaar later, een dag na de Troonrede in september 2007 beloofde de regering wederom meer te zullen gaan doen voor de ongeveer 310.000 kinderen die in armoede opgroeien. Deze kinderen leven op of onder het sociaal minimum. Het vierde kabinet Balkenende wil in 2008 en 2009 totaal 80 miljoen euro uittrekken voor de bestrijding van armoede onder kinderen. (Radio I Journaal, 19 september 2007; 8) Kamerleden vinden dit bedrag karig. (8) In 2006 blijkt nog steeds dat de aandacht voor bestrijding van kinderarmoede afneemt. De Stichting Ideële Reclame (Sire) is vanaf december 2006 een campagne gestart op radio, televisie, in de bioscoop en in de bladen. De boodschap van Sire is dat kinderleed niet zichtbaar is, maar verborgen. Men vraagt aandacht voor kinderen die opgroeien in armoede, voor zwerfjongeren, verwaarlozing en kinderprostituees. En weer tegen de lange wachtlijsten in de kinderhulpverlening. (356) Zoals eerder in deze studie vermeld blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) dat een op de tien kinderen in Nederland in armoede leeft en dat het aantal 200
kinderen onder de achttien jaar dat in armoede opgroeit tussen 1990 en 1998 toegenomen is met bijna vijftigduizend. In 1998 leefden in dit land in totaal 354.000 kinderen in armoede, aldus de EUR. (84) In 2005 leefden in Amsterdam 39.080 kinderen in gezinnen met een minimuminkomen. (357) 15.1 OOK IN NEDERLAND AMERIKAANSE EN AFRIKAANSE TOESTANDEN Ondervoede of slecht gevoede jonge kinderen in het westen ten gevolge van armoede komt steeds vaker voor. Uit onderzoek van de Oxford Universiteit blijkt dat Britse kinderen gedragsproblemen en leerstoornissen hebben door slechte voeding. In hun eetpatroon ontbreken vitale voedingsstoffen die de hersenen nodig hebben om normaal te kunnen functioneren. (358) Terwijl twee derde van de Amerikaanse bevolking aan overgewicht lijdt, vertonen steeds meer baby’s en kleine kinderen in de VS tekenen van ernstige ondervoeding. Uit recente cijfers blijkt dat 11,2 procent van de gezinnen in de VS in 2003 honger heeft geleden. (359) Volgens artsen zijn er in de VS kinderen die er net zo slecht aan toe zijn als ondervoede kinderen in Afrika. Ondervoeding heeft niet altijd te maken met een tekort aan voeding, maar kan ook worden veroorzaakt door eenzijdigheid of slechte kwaliteit van het eten. “Er zijn ouders die hun baby voeden met frites en frisdrank,” zegt kinderarts Deborah Frank. (359) Frank heeft een kliniek opgezet die is gespecialiseerd in de opvang van ondervoede baby’s. Zij wijst op het gevaar van gebrekkige voeding voor de ontwikkeling van de hersenen. “Iemand die als baby te weinig of te eenzijdige voeding heeft gehad, kan zijn leven lang kampen met leerproblemen of gedragsstoornissen.” (359) In Nederland zijn er in de grote steden arme wijken waar zich bovenstaande Amerikaanse toestanden reeds voordoen. De armoede in Amsterdam is in 2004 opnieuw toegenomen. Van de Amsterdamse huishoudens leeft nu 18,5 procent op of onder het minimum, blijkt uit de Armoedemonitor, die onderzoeksbureau O+S maakte in opdracht van de gemeente. Dat zijn 75.348 alleenstaanden en gezinnen. (360) 201
Het aantal kinderen dat opgroeit in armoede is gestegen van 39.097 in 2003 naar 40.560 in 2004, een toename van 1.481 kinderen. Van die kinderen leven er 32.600 al meerdere jaren op of onder het minimum: een jaarlijks inkomen van 14.346 netto voor het gezin. In 2004 waren in Amsterdam 11.560 minimahuishoudens met schulden. Dat is ruim zestien procent van alle minima. In 2003 had 12,9 procent van de minimahuishoudens schulden. Als er kinderen in het spel zijn, is er ook vaker sprake van schulden. De meeste minimahuishoudens wonen in de stadsdelen Noord en Zuidoost. De hoogste percentages zijn echter te vinden in de stadsdelen Bos en Lommer en Geuzenveld-Slotermeer. (360) 15.2
SOCIALE SITUATIE VAN KINDEREN
Maatstaven van kinderarmoede: Volgens Nederlandse maatstaven is een gezin met twee kinderen arm wanneer het moet rondkomen van 1.610 euro per maand. (117) Uit het onderzoek Kinderen in Tel van het Verwey-Jonker Instituut in samenwerking met zeven organisaties zoals Unicef, Defence for Children en Jantje Beton uit 2004 is gekeken onder meer naar armoede, gezinssituatie, kindersterfte, jeugdcriminaliteit en -werkloosheid, kindermishandeling, schoolverzuim, tienermoeders en openbare speelruimte. (361; 362) Rotterdam, Amsterdam en Den Haag staan in de top vier van slechtste gemeenten, omdat er in grote steden meer achterstandsgezinnen wonen. (361) In achterstandswijken groeien kinderen op in een buurt met veel laagopgeleide gezinnen, werklozen en mensen die van een klein inkomen moeten rondkomen. In heel Nederland wonen 575.000 kinderen in achterstandswijken. (362) Begin 2007 bleek uit de tweede editie van de studie Kinderen in Tel het aantal kinderen in achterstandswijken toegenomen. Hoofdonderzoeker Majone Steketee: “We zien nu dat er bijna 600.000 kinderen in achterstandswijken opgroeien. Zij hebben te maken met slechte leefen familieomstandigheden, onder meer door armoede. Bovendien zien we sinds 2000 een stijgende lijn.” (363) “Opgroeien in een achterstandswijk betekent een risico voor kinderen,” 202
reageert Wim Slot, pedagoog en hoogleraar kinderbescherming aan de Vrije Universiteit Amsterdam. “De kans op het ontwikkelen van probleemgedrag is daar groter. In zo’n wijk is vaker schooluitval, crimineel gedrag en hoge jeugdwerkloosheid. Het is goed om te weten waar de risicokinderen zitten: naast de grote steden dus in NoordNederland.” (362) Het percentage kinderen dat in Amsterdam en Rotterdam in een achterstandswijk woont ligt in beide steden boven de 60, terwijl het landelijk gemiddelde 16 procent is. Het aantal kinderen dat in bijstandsgezinnen woont bedraagt 240.000. “De effecten van armoede op kinderen zijn schrijnend,” zegt Stan Meuwese, directeur van Defence for Children International Nederland, een van de opdrachtgevers van het onderzoek. “Er is dan geen geld voor kleding, verjaardagsfeestjes en zelfs niet voor iedere dag een warme maaltijd.” (362) 15.3
MINIMA MET KIND FINANCIEEL IN DE KNEL
Uit onderzoek van het Nibud (maart 2005), het onafhankelijke bureau voor budgetonderzoek, blijkt dat gezinnen met kinderen die van een inkomen op bijstandsniveau moeten rondkomen, dat haast niet meer kunnen. Als ze zich niet in de schulden willen steken, moeten ze welhaast op de gekste dingen bezuinigen. (364) “De kinderbijslag blijkt voor de lagere inkomensgroepen niet toereikend,” concludeert Nibud-directeur Gerjoke Wilmink. “Voor het eerst zien we bij de sociale minima dat huishoudens met meerdere schoolgaande kinderen tekort komen.” Afgaande op cijfers van het CBS gaat het om grote aantallen mensen. In Nederland hebben 178.000 mensen huishoudens met een of meer minderjarige kinderen een inkomen lager dan 14.326 euro per jaar. Een andere CBS-statistiek duidt erop dat er 111.000 huishoudens met kinderen zijn die van een uitkering moeten rondkomen. Van die huishoudens met kinderen verkeren er 30.000 al langdurig op dat sociale minimum. (364)
203
15.4 SCHOLEN EN ARMOEDE: ANTROPOLOGE T. VAN DER HOEK EN PUBLICATIE UNICEF Verslag NRC Handelsblad, Nely van Dam (2006, 365): Behalve huisartsen zien ook scholen wat het voor een kind betekent als er thuis nooit geld is. Armoede treft kinderen gemiddeld vaker dan volwassenen. Volgens het Armoedebericht 2006 leefden vorig jaar in Nederland 416.000 kinderen in een huishouden op of onder de armoedegrens. Dit is bijna 14 procent en 9 procent van de volwassenen. Van alle allochtone minderjarigen groeit meer dan een derde op in armoede. De kinderen zijn leerling van een school waar veel aan armoedebestrijding wordt gedaan omdat er veel van die kinderen in de klassen zitten. Vaker echter zitten ze stilletjes tussen de (iets) meer welgestelden. Hun woonplaats bepaalt of zij een computer hebben of niet. Scholen hebben soms weinig oog voor armoede onder hun leerlingen, zegt cultureel antropologe Tamara van der Hoek, die onderzoek deed naar armoede onder Nederlandse kinderen tussen 6 en 16 jaar. Unicef publiceerde haar werk in 2005. Het is tot nu toe de enige publicatie waarin kinderen vertellen wat het betekent dat er in je omgeving dag in dag uit geschipperd moet worden met geld. Zij hoorde over het overslaan van warme maaltijden, bedanken voor uitnodigingen om geen cadeautje te hoeven geven en zelf geen partijtje kunnen geven. Een klasgenoot mee naar huis nemen durfden sommigen ook niet uit schaamte: geen frisdrank en haveloze huisraad. Zij hoorde over het verlangen zelf eens met vakantie te kunnen. “Desnoods verzint er één een complete vakantie tijdens het kringgesprek in de klas om maar niet in alles afwijkend te zijn.” Eén meisje had haar eigen dansclubje opgericht, waarmee ze op een veldje trainde, maar haar ideaal was hetzelfde te doen bij een vereniging, in een zaal. Veel scholen kijken er niet van op als leerlingen van Turkse of Marokkaanse komaf geen verjaardagen vieren, want dat zijn hun families van oudsher niet gewend. Evenmin vinden zij het uitzonderlijk als deze leerlingen niet mee mogen op schoolreis of excursie. “Maar daar zou ik me niet zo snel bij neerleggen als school, want ik vermoed 204
dat achter zo’n weigering veel vaker armoede schuil gaat dan je geneigd bent te denken. Ik heb van allochtone ouders ook gehoord dat ze bijvoorbeeld Sinterklaas juist wel wilden vieren, omdat de kinderen zich zo graag aanpassen. Maar dat kost veel geld, dat ze eigenlijk niet kunnen missen, zeker niet als het in de buurt valt van het Suikerfeest, dat ook al zo duur is.” Van der Hoek hoorde dat leeftijdgenoten genadeloos zijn als de kleding niet aan de standaard beantwoordt. Kon ze zelf aan hen zien dat dit arme kinderen waren? “Af en toe wel, aan een te krappe of te korte broek of kapotte schoenen. Maar aan anderen zie je niets. Die kennen een adres voor leuke kleren of vinden die voor weinig geld op de markt.” Die ouders of oudere kinderen zijn dus handiger en ze beschikken zoals Van der Hoek het noemt, over een goed sociaal netwerk waarmee ze ook de andere minpunten van het minimumbestaan beter kunnen hanteren: eens ergens mee-eten als thuis de kasten leeg zijn, met een vriendje mee op een uitstapje of daar af en toe de computer gebruiken. Vanaf een jaar of twaalf, dertien beginnen sommige jongeren aan een baantje, veelal kranten of folders bezorgen. Ze betalen er zaken van die je móét hebben om erbij te horen, en ze ‘lenen’ hun ouders ervan om schoolkosten te dekken. De meeste zorgen maakt Van der Hoek zich over de kinderen die de gedeprimeerdheid van hun ouders volledig overnemen, in een isolement raken en een teruggetrokken bestaan gaan leiden. “Bij die stille kinderen zou de school erop bedacht moeten zijn, want kinderen zijn meesters in het verbergen van armoede.” (365) 15.4.1 SPORT SOMS TE DUUR VOOR KINDEREN Ongeveer 400.000 kinderen in Nederland kunnen geen lid worden van een sportclub omdat hun ouders de contributie niet kunnen betalen. De gezinnen waarin de kinderen opgroeien, leven onder de armoedegrens en hebben het geld niet, stelde het Jeugdsportfonds aan de vooravond van de Nationale Sportweek, die vandaag (13 april 2007, NM) begint. (366) Volgens het fonds blijven die kinderen zowel fysiek als mentaal achter bij leeftijdgenoten die wel op een sportclub zitten, omdat zij ‘de 205
positieve effecten van sport’ moeten missen. “Veel gezinnen zijn al blij als er eten op tafel staat. Dan is er geen geld voor sport,” zegt voorzitter Johan Wakkie van het Jeugdsportfonds. (366) Het Jeugdsportfonds zamelt geld in om voor kinderen de contributie te betalen. Inmiddels hebben nog zes provincies een eigen fonds: Drenthe, Zuid-Holland, Utrecht, Brabant, Limburg, Gelderland. (366) Het idee ontstond in 1999 in Amsterdam. Een kind dat was getraumatiseerd door de Bijlmerramp bleek baat te hebben bij sport. Een hulpverlener regelde geld om hem lid te maken van een sportclub. Het fonds helpt nu jaarlijks 4000 kinderen. (366)
206
XVI ARMOEDE IN AMSTERDAM Uit de eind 2003 door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde cijfers bleek dat huishoudens in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag twee keer zo vaak een bijstandsuitkering ontvingen als in de rest van de Nederlandse gemeenten. Eind maart werden in totaal 325.000 bijstandsuitkeringen verstrekt. Hiervan gingen er 106.000 naar inwoners van de vier grote steden. In Amsterdam en Den Haag kreeg een op de negen huishoudens bijstand, terwijl het gemiddelde per gemeente een op de 21 was. Rotterdam spande volgens het bureau de kroon. Eind maart ontving daar een op de zes huishoudens bijstand. (367) Volgens de onderzoeker van het CBS is de concentratie van etnische minderheden “de belangrijkste verklaring” voor het hoge aantal bijstandsuitkeringen in met name Rotterdam en Amsterdam. “Zij hebben gemiddeld een slechtere arbeidspositie. Daarnaast hebben ze als groep minder arbeidsverleden. Hierdoor kunnen ze minder aanspraak maken op de WW als ze ontslagen worden. Zij stromen sneller naar de bijstand.” (367) Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Universiteit van Amsterdam blijkt dat het vertrek van autochtone bewoners uit de vier grote steden van 1999 tot 2003 geleid heeft tot een aanzienlijke daling van het fiscale jaarinkomen in die steden. Per saldo is de bevolking armer geworden, namelijk 194 miljoen euro. Het inwonertal van alle steden is in dezelfde periode juist toegenomen. (368) De vier grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, zijn de afgelopen vijftig jaar almaar armer geworden in vergelijking met de rest van Nederland. Het was al bekend dat groepen die gemiddelde of hogere inkomens hebben, wegtrekken uit de steden, vooral jonge gezinnen. Niet-westerse allochtone migranten vestigden zich daarentegen in groten getale in de stad omdat ze zich voegen bij de al aanwezige familie of daar de bescherming van eerdere 207
migranten zoeken. Ze blijven daar volgens CBS-demograaf Jan Latten ook relatief lang wonen omdat het vele jaren duurt voordat ze ongeveer evenveel verdienen als de autochtone bevolking. (368) “Het verlies aan koopkracht is voor een stad nadelig,” zegt Latten. “Omdat het de mogelijkheden voor lokale economische groei inperkt. In vrijwel alle steden zijn omvangrijke ‘herstructureringsoperaties’ aan de gang die ervoor moeten zorgen dat er in arme wijken meer dure huizen komen zodat de middenklasse in de stad blijft wonen.” (368) 16.1 PVDA-WETHOUDERS GEVEN ELKAAR DE SCHULD VAN FALEND BELEID Lage opleiding door slechte schoolprestaties, hoge werkloosheid en politieke onwil vormen de grondslag van de structurele armoede in de hoofdstad. De Amsterdamse wethouder van Onderwijs, Jaap van der Aa (PvdA), was sinds de jaren negentig op de hoogte van de slechte resultaten van scholen in de achterstandswijken, maar nam geen adequate maatregelen. Van der Aa werd fel bekritiseerd door de zwarte wethouder van Onderwijs Helen Burleson (stadsdeel Zuidoost). Volgens Burleson was de bezetting van de afdeling Onderwijs bij de overgang naar het stadsdeel buitengewoon slecht geregeld. Zo kreeg Zuidoost voor vijftienduizend leerlingen een leerplichtambtenaar toegewezen door de centrale stad, op een formatieplaats van 28 uur. (369) De slachtoffers van uitsluiting worden meestal door vrijwillige hulpverleners zichtbaar en bespreekbaar gemaakt. Zo een vrijwilliger is mevrouw Mac-Nack. Regina Mac-Nack is coördinator van de Voedselbank in AmsterdamZuidoost. Haar cliënten zijn meer dan duizend daklozen, verslaafden, bejaarden en gezinnen zonder geld. Zij krijgen wekelijks een gratis voedselpakket uitgereikt. “Ik ken mensen die na aftrek van de vaste lasten 35 euro overhouden om van rond te komen,” aldus Mac-Nack. (370)
208
16.1.1 PVDA-WETHOUDER VAN DER AA DRINGT IN ZIJN BELEID INVLOED MIGRANTEN TERUG Minister Vermeend van Sociale Zaken had de gemeentelijke Sociale Diensten die de bijstand uitvoeren onder druk gezet om betere controle uit te oefenen en actiever te streven naar doorstroming van bijstandsgerechtigden naar de arbeidsmarkt, zo meldt het NRC Handelsblad in oktober 2002. (371) Niet-westerse migranten vormden in Amsterdam de grootste groep die in aanmerking zou moeten komen voor dit beleid. Zonder adequate participatie uit de groep was succes niet gegarandeerd. Echter nam de PvdA beslissingen die contraproductief waren voor de doelgroep. Participatie uit de onderklasse, voornamelijk minderheidsgroepen, was politiek niet wenselijk. Onder regie van wethouder Van der Aa, die acht jaar lang met strakke hand de teugels van de Amsterdamse PvdA heeft gevoerd, is er in de hoofdstad een revolutie ontketend ten aanzien van het lokale minderhedenvraagstuk. Dat gebeurde niet met knallende retoriek en turbulentie in de media, maar juist fluisterzacht, achter de deuren van de vergaderzalen, zo geleidelijk dat bijna niemand er iets van merkte. Totdat het te laat was. (372) Als wethouder Sociale Zaken begon het voormalige schoolhoofd Van der Aa acht jaar geleden (1994, NM) aan een ambitieus saneringsprogramma ten aanzien van het minderhedenbeleid. Hij legde de subsidiëring van organisaties voor etnische minderheden via een grootscheepse ‘herijkingsoperatie’ aan banden, schafte tal van Turkse en Marokkaanse centra voor stedelijk jongerenwerk af en liquideerde ook het Bureau Strategisch Minderhedenbeleid, dat jaarlijks cijfers produceerde over de stand van zaken binnen de diverse etnische bevolkingsgroepen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Alles moest anders, zo luidde Van der Aa’s devies. Hóé bleef echter lang een mysterie. In 1999 kwam dan eindelijk de langverwachte nieuwe formule. In de nota De kracht van een diverse stad introduceerde Van der Aa het leerstuk van het ’diversiteitsbeleid’. Het doel daarvan was niet minder dan het slechten van de etnische barrières in ’s lands meest culturele stad. 209
Als houder van de nieuwe portefeuille Diversiteitsbeleid zou Van der Aa de stad naar een nieuwe toekomst voeren, waarin niet langer in de traditionele termen van etnische afkomst zou worden gedacht. ‘Met het diversiteitsbeleid wil de gemeente Amsterdam een nieuwe richting inslaan,’ zo heette het in de nota. ‘Met een nieuw beleid dat beter aansluit en inspeelt op nieuwe ontwikkelingen in de Amsterdamse samenleving. (…) De gemeenteraad ging begin 2002 op voorstel van Van der Aa over tot afschaffing van de vijf adviesraden die de gemeenteraad op het gebied van het minderhedenbeleid terzijde staan. (…) Met één pennenstreek was de gemeente Amsterdam overgegaan tot de liquidatie van de traditionele minderhedenbolwerken.’ (372) Echter resulteerde het Diversiteitsbeleid zoals wethouder Van der Aa het liet uitvoeren, tot het terugdringen c.q. tegengaan van participatie van niet-westerse migranten in het bestuurlijk en ambtenarenapparaat van de gemeente Amsterdam en de stadsdelen. Het Diversiteitsbeleid van Van der Aa hield namelijk op bij de secretaresses, liefst zonder hoofddoek, en reiniging. Hugo Fernandes Mendes (van Surinaamse afkomst, secretaris stadsdeel Zuidoost, NM): “De realiteit is dat er de afgelopen jaren weinig nadruk heeft gelegen op diversiteit. Het was allemaal veel te vrijblijvend. De politieke leiding moet laten weten dat men er daadwerkelijk belang aan hecht. Dan sijpelt dat wel door naar de organisatie.” (373) Eind 2006 hebben van de honderd topambtenaren in Amsterdam slechts drie een niet-Nederlandse achtergrond. Dat is veel te weinig, stelt Hugo Fernandes Mendes van Zuidoost. (374) Volgens de zwarte topambtenaar Fernandes Mendes “is de slechte score van Amsterdam mede te wijten aan een gebrek aan politieke en bestuurlijke daadkracht. De behoefte aan diversiteit werd wel met de mond beleden, maar verder was er veel vrijblijvendheid.” (374) 16.1.2 GEMEENTE GOOIT GELD VAN ARMEN OVER DE BALK MEGABANENFLOP LEVERT PVDA-WETHOUDER GEEN WINDEIEREN OP De gemeente Amsterdam heeft het groots aangepakt. In 2001 begon de Megabanenmarkt, een prestigeproject van toenmalig PvdA-wethouder 210
Van der Aa met de ambitie om tienduizend uitkeringsgerechtigden aan een baan te helpen. Veel van de bijna 40.000 bijstandsgerechtigden in Amsterdam kwamen niet opdagen (door de schriftelijke wijze waarop zij benaderd waren, NM). Toen de markt in oktober 2002 sloot, waren 1.292 cliënten aan een baan geholpen, iets meer dan het aantal Amsterdamse bijstandstrekkers dat in dezelfde periode op eigen kracht weer werk vond. De directe kosten worden geschat op 72 miljoen euro, ofwel 55.728 euro per succesvol begeleide klant. De Amsterdamse politiek spreekt niettemin van een succes. Hoezo, als amper 13 procent van de doelstelling gehaald wordt? (371) Wethouder Van der Aa is inmiddels vertrokken. Het succes telt zich vooral uit voor de managementconsultants, uitzendbureaus, automatiseerders en re-integratiebedrijven die tientallen miljoenen euro’s aan de Megabanenmarkt hebben verdiend. (371) Het voormelde succes leverde Van der Aa zeker geen windeieren op. Eind 1996, tijdens een actie van het Zwart Beraad rond het URBANprogramma, liet wethouder Van der Aa van de centrale stad aan het stadsdeel Zuidoost via een persbericht weten dat hij bereid was zich als voorzitter van het Comité van Toezicht ten volle in te zetten voor openheid van besluitvormingsstructuren, waarbinnen nieuwe plannen van ‘zwarte groepen’ op gelijkwaardige wijze mee konden concurreren. (375) Deze openheid van Van der Aa was echter onvoldoende om zelf niet beschuldigd te kunnen worden door critici. Topambtenaren in het Openbaar Bestuur schatten dat in Nederland een op de twintig (5,2 procent) politici corrupt is. Ook 3,2 procent van de ambtenaren zou corrupt zijn, zo bleek uit een rondvraag van onderzoekers van de Vrije Universiteit in Amsterdam onder de top van het Openbaar Bestuur in 2005. (376) Onder corruptie wordt verstaan “het verschaffen, vragen of verkrijgen van private gunsten of beloften met het oog op wat zo iemand in functie deed, doet of zal doen.” Gedrag dat net niet aan de definitie van corruptie voldoet maar er in de buurt komt, zoals vriendjespolitiek en belangenverstrengeling, gaat de overheid beter aanpakken. (376) 211
Het blad Binnenlands Bestuur beschuldigde in 2002 de wethouder van belangenverstrengeling. Van der Aa zou naar een baan hebben gesolliciteerd bij twee adviesbureaus waarvan hij toen nog opdrachtgever was. Het ging om de in Amsterdam gehuisveste bureaus CBE en Boer & Croon, die beide door de gemeente Amsterdam werden ingehuurd (voor vele miljoenen euro’s) voor de organisatie van Van der Aa’s veel bekritiseerde megabanenmarkt. (…) Binnenlands Bestuur beriep zich op ‘zeer betrouwbare bronnen’ binnen CBE en Boer & Croon. (372) 16.2 ABOUTALEBS RE-INTEGRATIEBELEID HIELD WERKLOZEN AAN HET LIJNTJE De pogingen van de gemeente Amsterdam werklozen weer aan het werk te krijgen zijn “duidelijk niet goed genoeg geweest.” Dat zegt PvdA-wethouder Lodewijk Asscher van Sociale Zaken, die daarmee afstand neemt van zijn voorganger Ahmed Aboutaleb (PvdA). (377) Tot midden februari 2007 was Ahmed Aboutaleb (PvdA) wethouder Sociale Zaken (Dienst Werk en Inkomen, voorheen Sociale Dienst) in Amsterdam en daarna is hij benoemd tot staatssecretaris Sociale Zaken in Balkenende IV. Begin 2004 moest Rob Oudkerk wegens drukke bezigheid op de Theemsweg vertrekken van zijn eigen PvdA. De mannetjesputter was binnengehaald om een einde te maken aan 20 jaar chaos bij de Sociale Dienst. (…) De bijstandscijfers bleven onverminderd slecht. (…) Het is niet heel raar te veronderstellen dat Oudkerk was weggestuurd vanwege zijn falen de Sociale Dienst op orde te krijgen als de tippelzone niet net iets eerder in de weg had gezeten. (378) In 2001 werd wethouder Frank Köhler van Groen Links door de PvdA aan de dijk gezet. Ook hier draaide het om de bijstand. Köhler zou van de Sociale Dienst een zootje hebben gemaakt, omdat hij halsstarrig vasthield aan het standpunt dat de dienst er vooral was om mensen aan een fatsoenlijke uitkering te helpen. (378) Köhler, vond de PvdA, zou eens wat meer moeten doen aan het ‘activeren’ van mensen. Hij zou er met zijn ‘uitkeringsfabriek’ voor moeten zorgen dat ze weer aan het werk gingen. Hij zou, met andere 212
woorden, wat moeten doen aan de re-integratie van werklozen. Köhler gaf er uiteindelijk zelf maar de brui aan. En nu ligt er dan een fraai afscheidscadeautje voor Ahmed Aboutaleb: een rapport (Re-integratie: begeleiding van bijstand naar werk, 379) van de onafhankelijke Amsterdamse Rekenkamer dat gehakt maakt van zijn beleid op het terrein van Sociale Zaken. Meer specifiek: zijn activiteiten om bijstandsklanten aan het werk te krijgen. De cijfers zijn wederom verbijsterend. (378) De gemeente is al sinds januari 2004 verantwoordelijk voor uitvoering van de Wet Werk en Bijstand. ‘Zowel het grote aantal cliënten als het grote budget voor re-integratie rechtvaardigt alleen daarom al een onderzoek twee jaar na invoering van die wet.’ (380) De Rekenkamer concludeerde in het onderzoek ‘Re-integratie: begeleiding van bijstand naar werk’ van februari 2007 dat er de afgelopen jaren miljoenen in re-integratietrajecten werden gepompt, maar dat maar weinig mensen echt werk vonden. (381) Amsterdam heeft 41.000 bijstandsgerechtigden. (379) De Rekenkamer nam de kosten en baten van re-integratie onder de loep. Ze deden op eigen initiatief onderzoek naar de periode sinds de invoering van de Wet Werk en Bijstand (januari 2004), toen de gemeenten geheel verantwoordelijk werden voor de bijstand, tot juli 2006. Ze becijferden dat het Amsterdam per saldo 17.000 euro – anderhalf jaar bijstandsuitkering – kost om één cliënt aan regulier werk te helpen. En dat geldt nog voor de meest kansrijken. (382) Directeur Victor Eiff van de Rekenkamer heeft alleen gekeken naar de categorieën werklozen die volgens de criteria van de gemeente zelf een goede kans maken weer aan de slag te gaan. (377) De hoofdstad heeft jaarlijks 200 tot 300 miljoen euro voor re-integratie van bijstandsklanten, inclusief subsidiebanen. Ongeveer 80 miljoen ging de afgelopen jaren naar trajecten (cursus, training of stage, 378) voor degenen die het meest kansrijk (21.000 bijstandsgerechtigden,) worden geacht op de arbeidsmarkt. In de onderzochte tweeëneenhalf jaar kreeg slechts 11 procent van deze kansrijksten na re-integratie een baan. Zeventig procent bleef in de uitkering ondanks hulp bij het aanleren van extra vaardigheden en solliciteren. (382) 213
De ambtenaren van Aboutaleb, ieder overladen met een werklast van 150 klanten, weten volgens de Rekenkamer nauwelijks waar ze het over hebben als het gaat om begeleiding naar werk. (378) “Het meest ontluisterende” is volgens directeur V.L. Eiff van de Rekenkamer dat slechts 9 van de 163 re-integratiecontracten voor deze groep leidden tot het gewenste resultaat. Via deze 9 trajecten kwam meer dan 35 procent van de deelnemers aan het werk. Maar liefst 57 contracten hadden een slagingspercentage van nul. (382) Aangezien veel van de betrokken re-integratiebedrijven ook elders en zelfs nationaal werken, acht Eiff het waarschijnlijk dat ook in andere gemeenten heel beperkte successen worden geboekt. Hij wijst ook op onderzoek van de Rekenkamer in Utrecht waar vorig jaar een vergelijkbaar beeld naar voren kwam. (382) In een reactie op de Rekenkamer laat het college van burgemeester en wethouders weten dat re-integratieactiviteiten als sollicitatietraining, computerles, taalcursussen of stages niet altijd bedoeld zijn om mensen onmiddellijk aan het werk te krijgen. Het gaat er ook vaak om dat Amsterdammers ‘weer meedoen aan de samenleving.’ (...) (380) Volgens de Rekenkamer is het wel degelijk de bedoeling met reintegratietrajecten zo veel mogelijk mensen zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Zo staat het althans in de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB), die bij invoering door de gemeente Amsterdam met enthousiasme werd omarmd. (377) De ingeschakelde re-integratiebedrijven worden bijkans slapend rijk. Bonussen worden vrolijk rondgestrooid, ook al wordt een werkloze slechts van de ene naar de andere gesubsidieerde baan doorgeschoven. (378) De reactie van het college van burgemeester en wethouders is dat het geld wel nuttig is besteed. (379) Emre Ünver, woordvoerder van de gemeente, vroeg om een strengere controle van re-integratiebedrijven, die veel geld verdienen met cursussen en stages voor werklozen. (377) Frank Köhler was er niet mee weggekomen. Rob Oudkerk ook niet. (378) De verdediging van Aboutaleb is ronduit beschamend. Al die dure cursussen zouden helemaal niet zijn bedoeld om mensen snel aan het werk te krijgen, maar om ze weer een beetje mee te laten doen. 214
(378) Directeur Victor Eiff van de Rekenkamer Amsterdam: “Dit staat echter niet in de doelstellingen; het doel van re-integratie is om zoveel mogelijk mensen te begeleiden naar werk. Als sociale activering een van de doelstellingen is, moet dat specifiek worden toegevoegd. Het is nu nog onduidelijk of de deelnemers aan de re-integratietrajecten daadwerkelijk sociaal geactiveerd zijn. Dat zouden we de volgende keer kunnen onderzoeken.” (379) 16.3 GROTESTEDENBELEID RESULTEERT IN TOENAME ARMOEDE De positie van kinderen en jongeren in de grote steden wordt slechter. Er bestaat nog steeds een tweedeling in steden als Amsterdam en Rotterdam, waarbij sommige kinderen in veel gunstigere omstandigheden opgroeien dan andere. Uit een in maart 2007 gepubliceerd onderzoek Kinderen in Tel van het Verwey-Jonker Instituut, blijkt dat in 2005 weinig is verbeterd in de algehele situatie van kinderen in Nederland. ‘In de grote steden zijn er meer werkloze jongeren en de grote steden scoren hoog met jeugdcriminaliteit en is het schoolverzuim relatief gestegen. Bovendien groeien er landelijk meer kinderen op in een achterstandswijk: van 574.575 kinderen in 2004 naar 594.575 in 2005. (…) Zoals eerder vermeld leeft in grote steden als Amsterdam en Rotterdam meer dan 60 procent van de kinderen in een achterstandswijk, terwijl het landelijk gemiddelde 17 procent is’, aldus de onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut. (383) Het in 1994 ingevoerde Grotestedenbeleid (Melkert, minister Sociale Zaken en Werkgelegenheid, NM) heeft er niet toe geleid dat hardnekkige problemen effectief zijn aangepakt. Dat het de grote steden economisch beter gaat is niet te danken aan specifiek rijksbeleid maar meer aan de conjunctuur. (384) Dat concluderen het Ruimtelijk Planbureau (RPB) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in studies die 12 oktober 2006 zijn verschenen. Volgens de bureaus heeft het beleid zijn beste tijd gehad, en verdienen zeker de vier grote steden meer aandacht en geld. De planbureaus 215
vrezen dat de kloof tussen rijk en arm groter wordt. Een doel van het stedenbeleid was juist de achterstanden aan te pakken. De aandacht is steeds meer komen te liggen op economische groei, aldus de studies. (…) Echte problemen bleken ongevoelig voor de economische groei, zegt het RPB. (384) Het blijft niet goed gaan met de armoede in Amsterdam. Het aantal huishoudens dat langdurig in armoede leeft, neemt toe. Dit blijkt uit de Armoedemonitor 2005 (385; 386) In Amsterdam bevinden zich anno 2007 al elf voedselbanken. (387) Er zijn de laatste jaren ongeveer 75.000 minimahuishoudens, ofwel 141.612 personen. Meer dan de helft (ruim 55 procent) van deze huishoudens bestaat uit alleenstaanden. Eenoudergezinnen vormen met bijna 20 procent de tweede groep. Van alle eenoudergezinnen in de stad moet 40 procent van een minimuminkomen zien rond te komen. Van alle Marokkaanse huishoudens leeft 36,4 procent onder de minimumgrens (inkomen van hooguit 105 procent van het wettelijk sociaal minimum). Onder Surinamers is dit 30 procent. Het gemiddelde in Amsterdam is 19,4 procent. Maar de ernstigste constatering is dat het aantal langdurige minima blijft groeien. In 2003 leefde van de huishoudens met een minimuminkomen 65 procent al drie jaar of langer in deze armoede. Vorig jaar was dat gestegen tot 72 procent. Van de jongeren in een minimahuishouden is ruim 84 procent allochtoon. (385; 386; 387) In Amsterdam zijn er voedselbanken in Zuidoost, Noord en Zeeburg. Joost de Jager van de overkoepelende organisatie Voedselbank Amsterdam heeft de ervaring dat mensen vaak zeggen dat er geen armoede is. (388) De armoede in Amsterdam neemt toe, blijkt in 2006 uit cijfers van de gemeente. Van de bijna 140.000 Amsterdamse kinderen onder de 18 jaar groeien er ruim 40.000 op in een gezin met een minimuminkomen. Meer dan de helft van hen groeit op in een eenoudergezin. Twee derde van de minimajongeren leeft al meer dan drie jaar op het minimum. Zes van de tien minimahuishoudens in Amsterdam is niet-westerse migrant. (389) Sinds jaren is de armoede in de hoofdstad heel groot. Ook cijfers begin 2000 lieten een verontrustend beeld zien. Ongeveer een derde van de inwoners leefde langdurig in armoede en 38.000 Amsterdammers 216
leefden onder het sociaal minimum. Uit de groep armsten kwam minder dan de helft uit Nederland en het merendeel was alleenstaand. De helft leefde langdurig van bijstand of een werkloosheidsuitkering. Ze waren merendeels laag opgeleid. Wethouders F. Köhler (Sociale Zaken) zei dat hij hooguit inkomens kon aanvullen. “Ik pleit in Den Haag voortdurend voor structurele herbezinning ten behoeve van minima. Met weinig succes tot dusverre.” (390) Armoedebeleid is pas twee jaar echt onderwerp van gesprek in de politiek, terwijl de basis voor toenemende armoede tien jaar geleden is gelegd, aldus PvdA-fractievoorzitter E. van der Laan in 1997. Van der Laan wees op de tegenstellingen in de stad. Amsterdam is niet alleen een sterke, maar ook een grimmige stad. Een stad waar een terminale kankerpatiënt met een huurachterstand zijn huis uit moet terwijl hij in het ziekenhuis ligt. Een stad ook waar het zesjarige meisje Lena door haar buren wordt opgevangen terwijl haar vader thuis aan een overdosis is overleden. De dag nadat dit bekend was geworden, werd de boedel van het gezin verkocht wegens schulden. (391) Kees Hulsman (hoofd Beleid van de Sociale Dienst, Amsterdam): “De definitie die wij hanteren voor armoede: Iedereen die minder dan 105% van het wettelijk sociaal minimum te besteden heeft valt in deze categorie. Op dit moment leeft in Amsterdam 18,5 procent van de huishoudens onder de armoedegrens, dat percentage is gestegen. Het betreft 75.000 gezinnen. Binnen die gezinnen leven 40.000 jongeren die nauwelijks extra dingen meekrijgen van thuis, zoals sportclubs en computer. Het beleid van de gemeente is erop gericht om deze gezinnen te helpen, niet alleen met geld, maar ook met een computer voor gezinnen met kinderen op school, bijdrage in de contributie voor sportclubs, etc. Twee derde van de mensen in armoede zitten al langer dan drie jaar onder het maatschappelijk sociaal minimum. Voor hen wordt het steeds moeilijker om eruit te komen.” (PvdA, oktober 2005, 392) 16.3.1 ERNSTIGE SOCIAAL-MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN SCHULDEN Gedwongen huisuitzettingen stijgt: ‘Harry Does (Leger des Heils): “In 217
2004 waren er 6000 vonnissen tot ontruiming in Amsterdam, 2 procent van de gehele sociale huursector! In 2001 vonden er 1159 gedwongen huisuitzettingen plaats, dit groeide tot 1469 in 2004. Negentig procent daarvan had een financieel karakter veelal gecombineerd met andere problemen. Drie maanden huurachterstand betekent vertrekken! Zestien procent van die uitzettingen betrof gezinnen. 55 procent van de uitzettingen leidt tot een dakloos bestaan, 39 procent heeft na drie maanden nog geen dak boven het hoofd.” (PvdA, 22 oktober 2005, 392) VOEDSELBANK AMSTERDAM-ZUIDOOST Degenen die op een tropische donderdagavond in de wijk Klieverink (van 1998 tot 2004 uitdeelpunt van MuskensBroden op doktersRecepten, NM) in Amsterdam-Zuidoost hun beurt voor een voedselpakket afwachten, blijken een doorsnee van het stadsdeel waar ze wonen. Er zijn meer allochtonen dan blanke Nederlanders en relatief veel alleenstaande vrouwen. De 56-jarige Dick is een van de handvol blanke Nederlanders. Twee maanden geleden werd hij klant (bij de Voedselbank van de Bijlmer, NM). Ruim een halfuur voordat de deur opengaat, staat hij als eerste te wachten. (…) Dick raakte zijn baan kwijt. Nu rekent hij voor: van zijn uitkering van 720 euro gaat 560 euro op aan huur en andere vaste lasten. “Ik zit 150 euro onder het minimum en heb al drie weken geen karbonaadje meer gehad. Dat lijkt me wel weer eens lekker.” (308) Shanti, die studeert voor grondstewardess, (…) de vader van haar kinderen liet haar achter en zegt fel schulden te hebben gemaakt. (…) Na schuldsanering en vaste lasten houdt ze 56 euro leefgeld per week over, plus 195 euro kindertoeslag van de belastingdienst per maand. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning van de Voedselbank, moet een eenpersoons huishouden minder te besteden hebben dan 150 euro per maand na aftrek van alle vaste lasten. (308) Onder de klanten bevinden zich ook mensen met een baan die door schulden of echtscheiding onder het minimum terecht zijn gekomen. Anders dan voorheen hebben zij geen reserves meer. (308) Eind 2006 leeft nog steeds een kwart van de bevolking van Amsterdam-Zuidoost onder de armoedegrens. (286) Het gaat om 218
9.400 huishoudens, waarvan het merendeel bestaat uit alleenstaande vrouwen met kinderen. Bijna driekwart zit al drie jaar of langer op het minimum. Zestien procent is door schulden in de problemen gekomen. De meeste van deze huishoudens leven van een bijstandsuitkering. Dit betekent dat ruim 6.600 kinderen onder de achttien jaar in armoede leven, ongeveer een derde van alle jongeren in Zuidoost. Volgens het stadsdeel is die armoede niet alleen blijvend, maar neemt hij ook toe. In heel Amsterdam hebben bijna 75.000 huishoudens een minimuminkomen. Een op de vijf huishoudens heeft schulden, meldt de Armoedemonitor 2005 van de gemeente. De groep met schulden groeit snel. In 2002 had twaalf procent een schuld, in 2004 was dit zestien procent en in 2005 twintig procent. (393) De tweedeling in de samenleving werd in 2005 treffend verbeeld toen stadsdeel Zuidoost het initiatief nam voor de vestiging van een tijdelijk toprestaurant aan de oever van de Gaasperplas. Met de exploitant maakte het stadsdeelbestuur de afspraak dat voor elk verkocht diner een paar euro zou worden afgedragen aan de plaatselijke voedselbank. (286) De oprichting van de voedselbank was geen initiatief van het stadsdeel, maar van Regina Mac Nack (oud-patiënte van de auteur, NM), in 2005 door de lezers van Het Parool uitgeroepen tot Amsterdammer van het jaar. Er staan inmiddels bijna 1000 gezinnen bij haar ingeschreven. Zij krijgen elke donderdag een krat met brood, groenten, fruit en andere levensmiddelen. De bejaarden en mindervaliden krijgen het aan huis bezorgd. (286) 16.3.2 GEZINNEN IN ARMOEDE “De allochtone jeugd is een grote, zichtbare groep geworden in Amsterdam,” zegt onderzoeker Simone Crok van het bureau Onderzoek en Statistiek, gelieerd aan de gemeente. “Je hebt gewoon 65 procent allochtone kinderen,” aldus Crok in 2003. (394) Een op de drie jongeren in de hoofdstad leeft volgens de Sociale Dienst in armoede. In heel Nederland is dat een op de tien. In Amsterdam gaat 219
het vooral om kinderen in Surinaamse en Antilliaanse eenoudergezinnen en Turkse en Marokkaanse kinderen in de grotere gezinnen. (394) TV-Nederland 2, NCRV zond eind 2006 een tweedelige documentaire De cirkel van armoede uit. (286): ‘Documentairemaker Joost Seelen volgt een van die gezinnen, de 35-jarige alleenstaande moeder Celine Barnwell en haar twee kinderen. Barnwell leeft van een WAO-uitkering. Het kost de Surinaamse de grootste moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Ook Barnwell ontvangt elke week een pakket van de voedselbank. Het doet pijn aan de ogen om te zien hoe de jonge moeder het krat in de woonkamer samen met haar kinderen uitpakt om alle artikelen te bestuderen, alsof het een kerstpakket van de baas betreft. Barnwell werkt zelf als vrijwilliger bij de voedselbank. Ze helpt wel mee de levensmiddelen in de buurt te bezorgen, steeds met een bemoedigend woord voor de afnemers. De film laat zien dat Barnwell toch al een druk leven heeft. Naast haar werk voor de voedselbank is ze ook actief als vrijwilliger bij de Stichting Service Platform Amsterdam, een organisatie die buurtbewoners met financiële problemen bijstaat. (In het 12-jarig bestaan van het Platform hebben 30.000 cliënten uit Zuidoost, maar ook steeds vaker uit andere stadsdelen en de regio rondom Amsterdam, er hulp gezocht, 287) Vanuit een sjofele flat met enkele bureaus, verouderde computers en telefoons, onderhandelen Barnwell en de andere vrijwilligers elke dag opnieuw met de verantwoordelijke instellingen om een dreigende huisuitzetting te voorkomen, een afsluiting van gas, water of licht ongedaan te maken, een voorschot op de uitkering te regelen of een betalingsregeling af te spreken. De cliënten van het Platform hebben een opvallend onvermogen om enige greep op hun leven te ontwikkelen met elkaar gemeen. Uit de gesprekken in de documentaire blijkt dat de meesten geen benul hebben van hoe zij in de problemen zijn geraakt of hoe zij uit de ellende moeten zien te komen. Zij zijn volstrekt afhankelijk van de vrijwilligers, die met prijzenswaardige inzet optreden als gids in het woud van instanties en regelingen.’ (…) Joost Seelen lijkt armoede te beschouwen als een afschuwelijk gegeven, iets dat kwetsbare mensen overkomt in een harder wordende samenleving. Hij toont mensen in kommervolle omstandigheden, maar 220
onderzoekt niet de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Armoede is verschrikkelijk, maar de vraag mag worden gesteld waarom het mensen in een welvarend land als Nederland niet lukt uit die cirkel te breken’, vraagt Patrick Meershoek van Het Parool zich af. (286) ‘Doordat politici hun verantwoordelijkheden niet naar behoren ter hand nemen en uitvoeren en het vraagstuk nog steeds niet willen erkennen uit angst dat zij hun falen zullen blootgeven’ is het antwoord op de bovenstaande vraag van verslaggever Meershoek. In deze studie wordt op enkele aspecten ingegaan om Patrick Meershoek ter wille te zijn. De armoede in Amsterdam-Zuidoost staat niet op zichzelf. Volgens de Armoedemonitor van het Sociaal Cultureel Planbureau is sinds 2002 het aantal huishoudens met een laag inkomen gegroeid, van bijna 580.000 tot 680.000 in 2005. (287) 16.3.3 SCHULDHULPVERLENING AAN MENSEN MET EEN MINIMUMINKOMEN De stijging bij de aanvragen van schuldhulpverlening van de afgelopen twee jaar (2003 en 2004, NM is in Amsterdam groter dan in de rest van het land. Het is bovendien het topje van de ijsberg. Hoe groot het werkelijke probleem is, blijft onduidelijk, zegt Rob de Vos van de Sociale Dienst. “Mensen lopen nou eenmaal niet met hun armoede te koop.” (395) In 2007 concludeerde de Gemeentelijke Ombudsman dat de schuldhulpverlening in Amsterdam faalt. Voor veel mensen met schulden zijn de eisen van de schuldhulpverlening te zwaar. Bestrijding van armoede is een van de kernpunten van het gemeentebestuur. Maar door het slechte functioneren van de hulpverlening wordt dat doel volgens de ombudsman niet gehaald. De gemiddelde schuld van de cliënten bij de Amsterdamse schuldhulpbureaus bedraagt 17.675 euro, dat is iets hoger dan het landelijke gemiddelde van 17.000 euro. (296) Amsterdam telt 135.100 inwoners die van een minimuminkomen moeten rondkomen. Zeventien procent van de huishoudens, 71.565, zit tot vijf procent boven dat minimum. (395) 221
Wie met weinig moet rondkomen, moet over een ijzeren discipline beschikken. Niet iedereen heeft die. Vaak wordt dan het ene gat met het andere gedicht. Elk jaar worden ongeveer 700 woningen ontruimd vanwege huurschuld. Volgens de Sociale Dienst zal de teller van het aantal Amsterdammers dat dit jaar (2004, NM) schuldhulpverlening heeft aangevraagd oplopen tot 7.844. Tot 23 december 2004 ging het in het arrondissement Amsterdam in 823 van de particuliere gevallen en bij 233 aan de grond zittende ondernemers via het zogenoemde wettelijk traject. De schuldenaar gaat daarbij een contract aan waarbij hij binnen drie jaar van zijn schulden wordt afgeholpen. Wie voortijdig uitstapt, wacht faillissement. In 2002 kwamen er 4.695 aanmeldingen voor schuldhulpverlening binnen. Dat aantal steeg in 2003 naar 7.223 en zal dit jaar met 7.844 op een record komen. In 2003 was sprake van een groei van 53 procent en dit jaar stevent af op bijna 9 procent groei, aldus Rob de Vos van de Sociale Dienst. (395) Acht bureaus houden zich in Amsterdam bezig met schuldhulpverlening. Daarin werken het maatschappelijk werk, de wijkpost voor ouderen en de sociale raadslieden samen. Daarnaast houden ook steeds meer woningbouwverenigingen zich ermee bezig. (395) De aanvragers van hulp bij de acht bureaus zijn voor 38 procent mensen met een bijstandsuitkering, drie procent heeft AOW, 19 procent behoort tot de overige minima en 40 procent zit tussen minimum en modaal in. Wie de hulp vraagt, moet pijnlijke keuzes maken. Vrijwel altijd moet de auto weg. Maar ook op bijvoorbeeld bellen naar het buitenland komt een stop. Wie schulden heeft, moet zijn uitgavenpatroon veranderen. Als dat rond is, gaat het dossier naar de Gemeentelijke Kredietbank. Die onderhandelt met de schuldeisers over het bedrag dat in 36 maanden af te lossen is. Wanneer de schuldeisers akkoord gaan, betaalt de Kredietbank het bedrag en zet het om in een lening aan de cliënt. Wanneer de schuldeisers niet akkoord gaan, komt de zaak voor de rechter. Die houdt overigens dezelfde criteria aan als de Kredietbank. (395)
222
16.4 VOEDSELBANK IN BIJLMERMEER: BASISSCHOOL DE POLSSTOK SCHOOL WIL POLITIEK WAKKER SCHUDDEN IN DE STRIJD TEGEN ARMOEDE Verslag NRC Handelsblad, Nely van Dam (2006, 365): ‘Marijke Blijleven, adjunct-directeur van basisschool De Polsstok in Amsterdam (Develstein 34, Bijlmermeer, NM), weet dat veel van haar leerlingen thuis op het minimum leven, want de school is behulpzaam bij het aanvragen van tegemoetkomingen van rijk en gemeente. Bovendien weet ze welke kinderen illegaal zijn: “Die zijn altijd arm en hebben nergens recht op.” Ze ziet het ook: “Mijn zoon heeft wel tien broeken, maar bij deze leerlingen zie je steeds dezelfde setjes voorbijkomen. Onder kleuters is Cars, zo’n Disneyfiguurtje, ontzettend populair, maar weinig van mijn leerlingen hebben zo’n shirtje met Cars erop.” Een paar jaar geleden heeft De Polsstok enige tijd onderdak geboden aan een voedselbank (Te beschouwen als voortzetting van het Brood op Receptproject van de Bijlmerhuisarts en auteur, NM.), die een plek zocht voor de wekelijkse uitdeling van pakketten levensmiddelen. “Wij hadden een lokaal over en zij hadden eten.” Hoe nodig de pakketten waren bleek toen de afhalers, onder wie veel ouders van De Polsstok, op een gegeven moment in een lange rij op het plein stonden. Inmiddels is de voedselbank elders gehuisvest. Hoewel Blijleven, zoals zo veel leerkrachten, vindt dat voedselverstrekking geen taak is voor het onderwijs, staat ze nog altijd achter hun toenmalige bereidwilligheid. “Wij vonden het hoog tijd dat iemand iets deed aan de armoede. De politiek is erdoor wakker geschud. We hebben nu een platform armoedebestrijding in ons stadsdeel en er gebeurt van alles.” Met kerkelijke en gemeentelijke organisaties is het contact geïntensiveerd. Ouders kunnen tegenwoordig bijvoorbeeld cursussen budgettering en schuldsanering volgen en via de gemeente begint een geldstroom aan te zwellen om allerlei zaken buiten het directe onderwijs om te financieren, zoals naschoolse activiteiten, waarmee kinderen zich breder kunnen ontwikkelen. De Polsstok had daarvoor 223
eerder al een eigen geldschieter gevonden, een sponsor die anoniem wil blijven. Daardoor kunnen de leerlingen elke middag na schooltijd gratis deelnemen aan onder meer breakdance, yoga, ballet en schilderen. Deze activiteiten lopen in de zomervakantie door, zes weken lang. Daarnaast organiseert de school in de zomer een kamp voor de leerlingen en allerlei familie-uitjes: “Deze zomer zijn we naar Dierenpark Amersfoort, het Dolfinarium en naar de Apenheul geweest.” Gemeenten kunnen zelfstandig kiezen voor manieren van armoedebestrijding. De stadspas voor minima is in opkomst. Daarmee kunnen mensen, als zij een laag inkomen hebben, voor weinig of geen geld culturele activiteiten ondernemen, sporten, naar de bibliotheek en de dierentuin. Soms valt vergoeding van de schoolreis eronder, of muziekles. Ook beseffen steeds meer gemeenten dat een computer onontbeerlijk is in het voortgezet onderwijs aangezien er bijna geen lesboek meer verschijnt zonder cd-rom met oefeningen en opdrachten. (…) IJsselsteiner Bertus Hoenselaar had bij een grote instelling honderd pc’s weten te ritselen onder het motto: “Jullie kunnen ze naar Afrika sturen, maar hier is ook nog genoeg armoede.” (365)
224
XVII CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 17.1 ARMOEDEBESTRIJDING IN BASISPAKKET ZORGVERZEKERAARS: ‘BRODEN OP RECEPT’ Voor arme mensen moeten alledaagse voeding en diëten als preventieve zorg in het basispakket van zorgverzekeraars komen. Huisartsen moeten betrokken worden bij de armoedebestrijding. Het geld voor deze sociale plannen moet komen van minister Vogelaar (PvdA) van Wonen, Wijken en Integratie. De minister gaat de komende tien jaar in probleemwijken jaarlijks 250 miljoen euro besteden aan onder andere scholing en sociale activiteiten. (3) Vogelaar heeft besloten deze miljoenen te verdelen op basis van de achterstandscijfers (o.a. criminaliteit, werkloosheid en scholingsniveau) én de plannen die de gemeenten in samenspraak met de wijken hebben opgesteld. (4) Armoedebestrijding is preventieve zorg en moet in het basispakket komen. Huisartsen moeten extra geschoold worden en betrokken worden bij het voorkomen van ziekten (diabetes, hypertensie, psychische aandoeningen) die in relatie staan met een laag inkomen. Onderzoek van een Bredaas ziekenhuis toonde aan dat een kwart van de patiënten al ondervoed is op het moment dat zij bij de polikliniek aankloppen. Ondervoede patiënten zijn niet per definitie broodmager. “Als iemand er uitgemergeld uitziet, weet je het wel,” zegt diëtiste Floor Neelemaat van het VU Medisch Centrum in Amsterdam. “Maar een patiënt die in korte tijd van tachtig naar zeventig kilo gaat, kan er nog goed uitzien.” (397) Dike van de Mheen zocht in 1998 naar de verklaring van de groeiende kloof tussen arm en rijk. (5) In haar proefschrift Ongelijkheid in de gezondheidszorg, wordt vervolgd? Komt ze tot de slotsom dat gedrag een heel belangrijke rol speelt en dat de basis voor een lang leven al bij de geboorte wordt gelegd. Kinderen uit arme milieus krijgen dan al een achterstand op leeftijdgenoten die met de spreekwoordelijke gouden lepel in hun mond geboren zijn. “Ze leven 225
in slechtere woonomstandigheden, krijgen meer ziektes, minder goede voeding,” zegt de wetenschapper. (5) ‘Broden op Recept’ In het kader van preventieve zorg moeten er ‘Broden op Recept’projecten komen om na te gaan of het doelmatig is om patiënten op kosten van de verzekering naar de supermarkt voor voeding te sturen. Met datzelfde doel moeten er ook projecten komen ter ondersteuning van hulpverlening bij schulden, scholing en arbeidsparticipatie. Er moeten heldere indicatieprotocollen komen en de interventies moeten kosteneffectief zijn. 17.2 VOORKEURSBEHANDELING VANWEGE ARMOEDE Mensen die in armoede leven dienen in het onderwijs en bij sollicitaties voor werk een voorkeursbehandeling te krijgen.
226
BIJLAGEN I T/M VI BIJLAGE
I
1 ARTSEN, SPECIALISTEN EN GGD NEGEREN BIJLMERARMOEDE Amsterdamse medici en de GGD zijn door middel van onderzoeksrapporten reeds jaren op de hoogte van de gevolgen van structurele armoede in arme wijken. Echter blijven adequate maatregelen achterwege. Hierdoor zijn de levensverwachting en de kwaliteit van leven voor tienduizenden vooral migranten vele jaren korter. Anno 2007 lijden 860.000 mensen aan hart- en vaatziekten. In Nederland geldt dit nog altijd als doodsoorzaak nummer een. Een derde – jaarlijks 45.000 – overlijdt ook aan een hart- of vaatziekte. (398) Mannen met alleen lager onderwijs leven nu gemiddeld vijf jaar korter en leven ook tien jaar korter in gezondheid dan hooggeschoolde mannen, aldus prof. Johan Mackenbach (Erasmus MC) en prof. Lans Bovenberg (Universiteit van Tilburg) in Economische Statistische Berichten. (6) Zelfs de hoofdredacteur van het NRC Handelsblad is op de hoogte van het feit dat ongezond eten samenhangt met matige scholing en een laag inkomen. (399) Van Amsterdamse artsen zouden we mogen verwachten dat zij zich ervan bewust zijn dat structurele armoede een basis is voor stress en overgewicht (door verkeerde en/of te weinig voeding) die uiteindelijk kunnen leiden tot chronische ziekten als hypertensie (verhoogde bloeddruk) en diabetes mellitus (suikerziekte). “Wie beter eet wordt sneller beter en de huisarts zou ondervoeding in een vroeg stadium op het spoor moeten komen,” stelt dr. Jaap van Binsbergen in 2006 voor op een symposium over voeding in Ede. (400) Van Binsbergen is bijzonder hoogleraar voedingsleer en huisartsgeneeskunde aan het Universitair Medisch Centrum Radboud in Nijmegen. (400) 227
Van Binsbergen: “(…) Huisartsen herkennen verschijnselen van ondervoeding niet. Vaak komen zij (bij opname in instellingen als ziekenhuizen, NM) al ondervoed binnen. Dus is het logisch nu ook in de huisartspraktijk te gaan kijken naar ondervoeding. (…)” (400) “Vaak komt ondervoeding hier aan het licht als patiënten lijden aan een lichte bloedarmoede of als zij een tekort hebben aan vitamine C of D.” Van Binsbergen pleit ervoor om huisartsen de risicogroepen structureel te laten screenen op ondervoeding. (400) Uit onderzoeken van TNS-Nipo en de Universiteit van Tilburg en van Clingendael blijkt dat de Nederlander zich zorgen maakt om een toenemende tweedeling in het land. De burger denkt dat over een aantal jaar niet iedereen meer gelijk is voor de gezondheidszorg. (401) ‘Wie geld heeft, krijgt meer zorg’. Ook onder huisartsen en andere medici is het vertrouwen in het gezondheidszorgsysteem afgenomen. (401) Migranten in Amsterdam-Zuidoost hebben een relatief ongunstige sociaaleconomische positie. Via onder andere ongunstige arbeids- en woonomstandigheden en ongezonde voeding is sociaaleconomische status negatief met gezondheid geassocieerd. Hierdoor zullen ook sociaaleconomische factoren deels het risicoprofiel van allochtonen verklaren. (402) Armoede onder niet-westerse migranten heeft belangrijke consequenties voor de volksgezondheid. De samenhang tussen etniciteit en gezondheid is sterker gebaseerd op de sociaal-maatschappelijke dan op de biologische factoren. Artsen van het Academisch Medisch Centrum (AMC) (semioverheidsinstelling met basiszorggebied Amsterdam-Zuidoost) publiceerden eind 2005 de resultaten van het SUNSET-project, (SUrinamers in Nederland: Studie naar gezondheid en Etniciteit) waarin de relatie werd onderzocht tussen gezondheid en etniciteit (AMCMagazine november 2005). Van de Surinamers in Amsterdam (Zuidoost en Oost) tussen 35-60 jaar bleek maar liefst 28 procent van de Hindoestanen en 16,1 procent van de Afro’s diabetes mellitus te hebben. Onder de vergelijkbare groep autochtonen was dit percentage 8,1. Hypertensie kwam vaker voor 228
onder Surinamers dan onder autochtonen. (403) De cijfers waren verontrustend. Beroeps- en beleidsmatig zouden acties hier in Amsterdam ondernomen worden indien bij deze verontrustende epidemiologische ontwikkelingen ook autochtonen betrokken zouden zijn. In plaats hiervan zijn de AMC-artsen naar Suriname vertrokken om er hun collega’s en medische studenten te informeren over de beste behandeling van hoge bloeddruk en diabetes. (AMC-Magazine november 2005.) Een laag opleidingsniveau en werkloosheid spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van chronische ziekten bij Surinamers en Antillianen. Ongeschoolden zonder werk sporten niet, hebben minder beweging (zittend leven) en eten niet regelmatig, gebruiken eten met een slechte (goedkope) voedingssamenstelling (vetzucht). Deze voedingsgewoonten (bezuinigen op voeding) en langdurige stress liggen aan de basis van diabetes mellitus, hypertensie en psychiatrische ziektebeelden. Surinaamse Amsterdammers eten minder gezond dan autochtone Amsterdammers. Het ontbijt wordt vaker overgeslagen en er wordt minder groente en fruit gegeten (bezuiniging, NM). (404) Ook de hoofdstedelijke Gemeentelijke Gezondheidsdienst tracht systematisch de gevolgen van armoede onder grote groepen kinderen te verbergen en te bagatelliseren. De GGD onderzocht in 1998 en 1999 5740 schoolkinderen in Amsterdam en concludeerde dat allochtone schoolkinderen minder vaak ontbijten dan autochtone klasgenootjes. (405) Echter zwijgt de dienst over de armoede als belangrijke oorzaak van hun bevindingen en is zij van mening dat het bij het niet kunnen ontbijten van schoolkinderen ‘vaak gaat om ingesleten gewoonten binnen een gezin’. (405) 2 ARMOEDE, CHRONISCHE ZIEKTEN EN KORTERE LEVENSVERWACHTING Goede regulatie van de suikerziekte en de bloeddruk blijven achterwege. “De United Kingdom Prospective Diabetes Study (UKPDS) heeft invloed gehad op de (onderbouwing van) streefwaarden voor glucoseregeling en bloeddruk. In dit grootschalige langetermijnonderzoek is uiteindelijk 229
ook voor type 2-diabetes mellitus onomstotelijk bewezen dat goede glucoseregulatie en bloeddrukbehandeling van eminent belang is,” aldus S. Verhoeven e.a. (406) Hart- en vaatziekten vormen de belangrijkste doodsoorzaak van patiënten met diabetes mellitus type 2 en zijn de oorzaak voor de kortere levensverwachting van diabetespatiënten. Hyperglykemie vormt een onafhankelijke risicofactor voor macrovasculaire complicaties. Bovendien gaat diabetes mellitus veelal gepaard met andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten, met name hypertensie en hyperlipidemie. Door goede glucoseregulatie nemen vooral de microvasculaire complicaties retinopathie, nefropathie en neuropathie af. In de UKPDS, een grootschalig prospectief onderzoek naar het effect van bloedglucoseregulatie en hypertensiebehandeling bij nieuw vastgestelde type 2-diabetes, is aangetoond dat een bloeddrukregulatie met een streefwaarde <150/85 mmHg een significante afname van zowel micro- als macrovasculaire complicaties geeft. Het effect van deze ‘strenge’ bloeddrukregulatie was zelfs gunstiger dan van stringentere diabetesregulatie. Verder is gebleken dat het risico van een vaataccident bij een diabetespatiënt zonder bekend coronair lijden ongeveer even hoog is als bij een niet-diabetespatiënt met coronair lijden. Diabetespatiënten met coronair lijden hebben een veel slechtere prognose en hebben het meeste baat bij cholesterolverlagende therapie. Concluderend: diabetes mellitus is meer dan louter een glucosestofwisselingsstoornis, méér dan ‘suikerziekte’. Adequate behandeling van de veelvuldig voorkomende hypertensie en dyslipidemie is van minstens even groot belang als een goede bloedglucoseregulatie. (407) VERKORTE LEVENSVERWACHTING Patiënten met diabetes mellitus type 2 hebben een kortere levensverwachting in vergelijking met de rest van de bevolking. Een persoon van 45 jaar bij wie diabetes wordt vastgesteld, leeft gemiddeld 10 jaar korter en iemand van 65 jaar heeft een ongeveer 5 jaar kortere levensverwachting als de diagnose gesteld wordt. Bovendien komt er een aanzienlijke morbiditeit voor door vroegtijdig coronair lijden, 230
cerebrovasculaire accidenten en perifeer vaatlijden met claudicatio intermittens en ischemische voetcomplicaties. Deze verhoging van het cardiovasculaire risico geldt nog meer voor vrouwen dan voor mannen. Waar vrouwen zonder diabetes een risico van hart- en vaatziekten hebben dat ongeveer de helft is van het risico van mannen zonder diabetes, blijken vrouwen met diabetes mellitus een cardiovasculair risico te lopen dat even hoog is als het al verhoogde risico van mannen met diabetes. Het hebben van diabetes houdt voor mannen een ongeveer tweemaal en voor vrouwen een ongeveer viermaal verhoogd risico in. (407) Het bovengenoemde gunstige effect van lagere streefwaarden bij bloeddrukbehandeling in het UKPDS-onderzoek was eerder al gebleken in het in 1998 verschenen Hypertension Optimal Treatment (HOT) onderzoek, waarin verschillende streefwaarden voor bloeddrukbehandeling werden vergeleken. Hierbij bleek dat met name bij diabetespatiënten een lagere streefwaarde voor de diastolische bloeddruk tot zelfs <80 mmHg in vergelijking met een streefwaarde <90 mmHg minder cardiovasculaire complicaties gaf, aldus prof. dr. G.E.H.M. Rutten e.a. (407) HYPERTENSIE Hypertensie is een asymptomatische aandoening waarvan het belang vooral ligt in de orgaanschade die op lange termijn ontstaat. (408) Wetenschappers van Framingham in de VS en andere onderzoekers geven duidelijk aan dat de aanwezigheid van bloeddrukverhoging, al dan niet in aanwezigheid van andere risicofactoren, in deze groep gecorreleerd is aan coronaire morbiditeit, mortaliteit en CVA. Dit risico is gunstig beïnvloedbaar door behandeling van de hypertensie. (409) Zonder behandeling krijgt per jaar ongeveer 9 procent van de patiënten die een transient ischaemic attack (TIA) of een kleine beroerte hebben doorgemaakt, een nieuwe cardiovasculaire complicatie, waarvan één derde fataal is. Binnen vijf jaar krijgt 15 procent van de patiënten die een TIA hebben gehad een hartinfarct. Meestal worden TIA’s veroorzaakt door atherosclerose. De beste manier om het risico op nieuwe complicaties te verkleinen is daarom het bestrijden van risicofactoren voor atherosclerose. Preventieve maatregelen die deze kans reduceren, 231
zijn daarom van het grootste belang. (…) (410) Herseninfarcten komen viermaal vaker voor dan hersenbloedingen. Een beroerte is verantwoordelijk voor ongeveer 10 procent van het totale aantal sterfgevallen in Nederland en vormt hiermee de derde doodsoorzaak. Risicofactoren: Atherosclerose is bij de meeste patiënten het basale proces dat aanleiding geeft tot het ontstaan van een beroerte. De belangrijkste risicofactoren voor atherosclerose zijn: hypertensie, roken, overgewicht, vetstofwisselingsstoornissen, diabetes mellitus. Hypertensie is de voornaamste risicofactor voor het krijgen van zowel herseninfarcten als hersenbloedingen. Een verhoogde bloeddruk – zowel systolisch als diastolisch – verhoogt het risico op het krijgen van een beroerte met een factor drie.’ (411) ‘Verhoogde bloeddruk is een van de belangrijkste risicofactoren voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Behandeling van hypertensie heeft een bewezen gunstig effect op de prognose van patiënten met een afname van cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit.’ (412) Echter, ondanks het groeiend percentage onderkende hypertensiepatiënten en ondanks een breed arsenaal van beschikbare antihypertensiva, is slechts bij 30% van de behandelde hypertensiepatiënten de bloeddruk onder controle. (412; 413)
232
BIJLAGE
II
FALENDE MIGRANTENHULPVERLENING BUITEN KANTOORUREN IN DE BIJLMER 1
INLEIDING
De groei van de structurele armoede tijdens de paarse kabinetten ging gepaard met een sterke toename van de criminaliteit in de verwaarloosde wijken. Er werd flink bezuinigd (cellen, personeel) bij het Openbaar Ministerie en de Rechterlijke macht. Bewoners van de Bijlmer werden aan hun lot overgelaten. Hulpverleners (huisartsen, posbodes, en andere dienstverleners) durfden de bewoners niet meer in hun flatwoning te bezoeken. Inspectie, politie en de politiek zwegen in alle talen. Ik greep in en liet de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Amsterdamse Huisartsen Vereniging de medische hulpverlening buiten kantooruren herstellen. Deze onderneming is mij door de autochtone huisartsen nimmer in dank afgenomen. In november 2006 boden Janneke Oppelaar en Karin Wittebrood, onderzoekers van het Sociaal Cultureel Planbureau, hun bevindingen in het rapport ‘Angstige burgers?’ aan de ministers Ernst Hirsch Ballin (Justitie) en Johan Remkes (Binnenlandse Zaken) aan. Hieruit bleek dat niet-westerse allochtonen zich vaker onveilig voelden dan autochtonen (33 tegen 25 procent) en dat de reden vooral was dat zij in ‘slechtere’ wijken woonden. Ook flatbewoners voelden zich relatief onveilig. “’s Avonds is men over het algemeen banger dan overdag,” aldus de onderzoekers. (414) De door deze wetenschappers bevestigde en gedoogde criminele problematiek doet zich sinds de jaren tachtig in ernstiger mate voor in zwarte Amsterdamse wijken. Deze ontwikkeling heeft ernstige gevolgen voor de dienst- en hulpverlening aan de bewoners van voornamelijk niet-westerse afkomst. In januari 1996 kwamen de Bijlmerhuisartsen bijeen om te spreken over waarnemingen bij ziekte of anders en over avond233
, nacht- en weekenddiensten. De artsen waren georganiseerd in drie huisartsengroepen die overlegorganen (de zogeheten Huisartsengroep Regio Overleg, Hagro’s) van de wijk vormden. Elke Hagro bestond in die tijd uit zes huisartsen. Auteur dezes liet zijn Hagro behalve voor voormelde activiteiten voor het eigen belang van de individuele huisartsen, tevens activiteiten ontwikkelen ten goede van de verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg c.q. hulpverlening aan de Bijlmerbewoners. Op 28 december 1995 werd ik tot voorzitter van deze Hagro gekozen (415). Ik heb deze functie gedurende tien maanden actief en zeer vruchtbaar ingevuld. INFERIEURE HULPVERLENING BUITEN KANTOORUREN IN DE BIJLMER Sinds 1985 was de regering (VWS, Justitie, Binnenlandse Zaken), via Ziekenfonds Amsterdam en Omstreken (ZAO), Amsterdamse Huisartsen Vereniging (AHV), Landelijke Huisartsen Vereniging, Politiekorps, Inspectie, Medisch Tuchtcollege, op de hoogte van de haast ontbrekende en falende huisartsen- en verloskundige hulpverlening buiten kantooruren in de Bijlmer. Deze dwaling van onze overheid heeft ook de dienstverlening door huisartsen ernstig geschaad. Dit was voor mij als huisarts aanleiding om verandering aan deze ontwikkeling te brengen. 2 POLITIECOMMISSARIS: BIJLMER STORTPLAATS VAN MENSELIJK AFVAL TWEEDELING IN VEILIGHEID EN DIENSTVERLENING Sinds begin 1985 begonnen de berovingen op straat, in de liften en in de Bijlmerflats in Amsterdam-Zuidoost snel toe te nemen. Synchroon hieraan nam ook de kwaliteit van de huisartsen- en verloskundige zorg buiten kantooruren af. Dagelijks werden er slachtoffers gezien en behandeld. De politie was machteloos en liet alles op zijn beloop. In de Volkskrant van 22 juni 1996 (Weert Schenk) noemde de voor de Bijlmermeer verantwoordelijke politiecommissaris Ad Smit de Bijlmer “een stortplaats van menselijk afval”. Er was behoefte aan ruim 13.000 gevangeniscellen maar er waren in 234
die periode maar 3000 aanwezig. Ministers mevrouw W. Sorgdrager (Justitie), de baas van de politie, minister van Binnenlandse Zaken, minister mevrouw E. Borst-Eilers (Volksgezondheid), de rest van het kabinet en parlement waren van de onveilige situatie in de Bijlmermeer reeds jaren op de hoogte. Begin 21e eeuw hebben we ook gemerkt dat cocaïnesmokkelaars (bolletjesslikkers; bijna allen zijn zwart) via de luchtvaart massaal werden vrijgelaten omdat het Openbaar Ministerie en de rechtbanken overbelast raakten en er geen celruimte meer vrij was voor veroordeelden van andere delicten. In februari 2005 is duidelijk geworden dat dit selectief beleid in het nadeel voor migranten wel degelijk sinds de jaren negentig bestaat en dat dit beleid de leefbaarheid in de Bijlmer zeer ernstig heeft geschaad. Mevrouw A. Dijkstra van het ministerie van Justitie trachtte het een en ander te verklaren. (416) In de jaren negentig zijn drie maatregelen door het ministerie van Justitie ingevoerd om te voorkomen dat er voor ‘zware gevallen’ als moordenaars en kinderverkrachters geen cellen meer vrij zijn. Ten eerste het voortijdig uitzetten van gedetineerde vreemdelingen, en het gebruiken van twee andere noodmaatregelen: incidenteel vervroegd ontslag en strafonderbreking. (416) Begin 2005 werd bekend dat buitenlandse misdadigers de afgelopen twee jaar massaal zijn vrijgelaten en uitgezet om celruimte vrij te maken voor Nederlandse criminelen. (416) Het niet oppakken en/of vervroegd vrijlaten van criminelen gebeurde massaal met Bijlmerdaders. Met de binnenstad was de Bijlmer in die periode het gebied met de meeste criminaliteit in Amsterdam. Het politiebureau van de Bijlmer aan de Flierbosdreef kreeg in 1994 ruim 17.000 misdrijven te verwerken. In 1993 kwamen 19.200 misdrijven ter kennis van het wijkteam. (417) BANGE ARTSEN, VROEDVROUWEN, LEERKRACHTEN, POSTBODES, TAXICHAUFFEURS: In de avonduren waren de huisartsen bang om huisbezoeken af te leggen. 235
De directeur van een basisschool in Amsterdam-Zuidoost verklaarde eind 1995 dat hij zijn leerkrachten niet meer op huisbezoek stuurde bij de ouders van hun leerlingen. “Je denkt toch niet dat ik mijn juffen om half vijf ’s middags de hoogbouw instuur met het risico dat ze een mes op de keel krijgen?” Het raadslid H. Mooren van het stadsdeel Amsterdam-Zuidoost herinnerde zich gevallen van acute zieken die vergeefs op een taxi wachtten om hen naar het ziekenhuis te vervoeren. Of dat de PTT enkele brievenbussen maar weghaalde omdat de postbodes ze ’s avonds niet durfden te lichten. (417) Tijdens de berovingen zijn enkele mensen ook overleden aan de gevolgen van de overval. In juli 1993 voegde de PTT zich aan het rijtje van bedrijven en personen die de Bijlmer in de avonduren meden. De Express Mail Service (EMS) van de PTT besloot om na 18.00 uur geen postpakketjes meer te bezorgen omdat het voor de bestellers te onveilig was. Eerder kondigden taxichauffeurs, vroedvrouwen en huisartsen al aan ’s avonds liefst uit de Bijlmer weg te blijven. (418) Bijlmerhuisarts Jan Dijk is stellig. Dat de waarnemersorganisatie WHAM, een soort uitzendbureau voor invaldokters, geen diensten in de Bijlmer overneemt, noemde Dijk ronduit ‘discriminatie’. (417) 3 GEDOOGDE CRIMINALITEIT EN FALENDE HULPVERLENING In oktober 1995 maakte de Bijlmerhuisarts, de heer Ro Braam via de vestigingscommissie van de Amsterdamse Huisartsen Vereniging (AHV) aan zijn collega’s van de Bijlmermeer bekend dat hij per 1 januari 1996 zijn praktijkvoering zou gaan beëindigen. (419) Sinds enkele jaren waren bijna alle huisartsen in de Bijlmermeer en waarschijnlijk ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg te Haarlem ervan op de hoogte dat een oudere collega tijdens de avond-, nachten weekenddiensten vanwege medische redenen niet verantwoord kon functioneren. Dit uitte zich met name bij het doen van visites bij patiënten in de flatwoningen van de Bijlmerhoogbouw. Hij was net als vele andere collega’s bang om ’s avonds en ’s nachts tijdens het doen van visites bij patiënten in de flatwoningen van 236
de Bijlmerhoogbouw overvallen te worden. Deze angst was niet onterecht. Overdag moesten de huisartsen die werkzaam waren in de Bijlmerhoogbouw bijna dagelijks beroofde en hierdoor ernstig met messen verwonde patiënten behandelen. De huisartsen G. Nassier, W. Völcke, P. Van Kanten, enkele anderen en ik waren reeds in de Bijlmerhoogbouw bedreigd en/of beroofd, maar deden geen aangifte. Het ZAO, de meer dan 40 huisartsen van Amsterdam-Zuidoost verenigd in de Regionale Huisartsen Vereniging onder voorzitterschap van huisarts Hogervorst, de AHV onder voorzitterschap van huisarts Bart Schweitzer en de Inspecteurs F.J. Biesenbeek en P. Lens van de Inspectie voor de Gezondheidszorg Noord-Holland (te Haarlem), de heer Ronald P. Janssen (PvdA), voorzitter van het Dagelijks Bestuur (DB) van het stadsdeel van de gemeente Amsterdam-Zuidoost, waartoe de wijk Bijlmermeer ressorteert en het politiekorps van het zevende district waartoe ook de Bijlmermeer behoorde, waren reeds jaren op de hoogte van de zeer onveilige situatie en het hoge aantal roofovervallen maar deden of hun neus bloedde. Tevens had op 30 maart 1995 de vader van een patiënt in een krantenartikel (420) geklaagd over een Bijlmerhuisarts, de heer Peter van Kanten, toen deze weigerde een ernstig zieke patiënt met heel hoge koorts buiten kantooruren te bezoeken. De vader heeft zijn dochter kunnen redden door haar zelf naar het AMC te sjouwen. Ook meldde de klagende vader dat zijn schoonvader die bij hem inwoonde in 1992 verwijtbaar is overleden omdat de Bijlmerwachtdokter weigerde te komen toen zijn schoonvader een hypoglycaemie ontwikkelde. (420) In ditzelfde artikel openbaarde ik feiten over beroofde Bijlmerhuisartsen en huisartsen die bang zijn om in de avonduren patiënten in de flats van de Bijlmerhoogbouw te bezoeken omdat ze overdag geconfronteerd worden met beroofde patiënten. (420) Na het verschijnen van bovenstaand artikel met de ernstige feiten die betrekking hadden op de kwaliteit van hulpverlening van individuele artsen en verloskundigen lieten de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de media niets van zich horen. Ook het Dagelijks Bestuur van de lokale gemeente wilde geen 237
maatregelen nemen om de veiligheid voor huisartsen te verbeteren tijdens hun taakuitoefening in de avond- en nachtelijke uren. Stadsdeelvoorzitter R.P. Janssen was namelijk van mening dat hij afgelopen vier jaar geen geval van aangifte van overvallen op huisartsen kende bij de regiopolitie Amsterdam Amstelland van het zevende district. (421) Het was in elk geval heel begrijpelijk dat de oudere Bijlmerhuisarts Ro Braam zijn praktijkvoering beëindigde. Casus I Op 28 november 1995 weigerde waarnemer Bijlmerhuisarts G. Nassier een bloedende zwangere patiënte te bezoeken. Patiënte is ruim 12 weken zwanger en er ontstaat een spontane abortus (abortus imminens) met veel vaginaal bloedverlies met stolsels. Het gezin woont in een flatwoning in de Bijlmerhoogbouw. Begin van de nacht rijdt Nassier naar de parkeergarage van patiënte maar durft niet met de lift naar boven te gaan. Hij was bang in de lift beroofd te worden. De vrouw lag half bewusteloos in het toilet te vloeien en ze werd geholpen door haar echtgenoot. Omdat de man zijn vrouw niet alleen kon laten om Nassier van de garage te komen ophalen, maakte Nassier rechtsomkeert zonder verdere hulp te organiseren aan een bloedende vrouw. Hij had namelijk de politie om assistentie kunnen vragen. De echtgenoot raakte in paniek en belde de eerstehulpafdeling van het Academische Medisch Centrum (AMC) op. Ten einde raad belde het AMC een ambulance voor de vrouw. In het AMC zag de gynaecoloog een niet goed aanspreekbare vrouw in shock met een abortus imminens met fors bloedverlies. De bloeddruk was 95/65 mmHg en het hemoglobinegehalte bedroeg 4,5 mmol/l. Ze werd gecuretteerd en getransfundeerd met vier packed cells bloed. Het herstel was voorspoedig. En zo zijn er talrijke gevallen als bovenstaande bekend bij de alarmcentrale 06-11, bij de Amsterdamse Centrale Post Ambulancevervoer en bij de AHV, bij de ZAO, bij het politiekorps zevende district Amsterdam Amstelland en bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg te Haarlem. 238
Casus II Begin december 1995 deed zich wederom een zeer ernstige situatie zich voor. Een patiënt van mij uit de Bijlmerhoogbouw is op het nippertje in leven gebleven, nadat de voornoemde dienstdoende collega Braam wederom bang was om de patiënte te gaan bezoeken in verband met ernstige hart- en longklachten. Via het alarmnummer 06-11 kon haar partner haar in het AMC in Amsterdam krijgen. Na een opname en behandeling gedurende ruim drie maanden verliet ze levend maar iets gehavend het ziekenhuis. De partner en de familie van de patiënt waren in alle staten en wilden de collega ‘streng’ gaan aanspreken. Ik had bij familieruzies de nodige gevolgen van fysiek geweld onder ogen gezien en wilde mijn collega om die reden in bescherming nemen. Ik sprak als Brugman en kon de boze mensen tot inkeer laten komen en op verzoek van de familie beloofde ik de kwestie bij het ZAO aanhangig te maken. De kwestie bij een andere instelling ter sprake brengen zou niet terecht zijn omdat de oorsprong in de onveilige omgeving te zoeken was. Als contractverlener is het ZAO namelijk tevens gehouden om ook toezicht te houden op het nakomen van de gemaakte afspraken door de contractnemer (huisarts). 4
NACHTDIENST MET BODYGUARD
De kwestie van het vorenstaande was voor mij aanleiding om de sinds circa tien jaar bestaande zeer slechte en met de dag achteruit hollende huisartsendienstverlening in de avond- en nachturen voor de Bijlmerbewoners aan de kaak te stellen bij onder andere de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Amsterdamse Huisartsen Vereniging. Op 18 januari 1996 deed ik onder meer aan de Inspecteur voor de Gezondheidszorg, de heer F.J. Biesenbeek te Haarlem en de voorzitter van de Amsterdamse Huisartsen Vereniging, de heer B.P.M. Schweitzer en het ZAO schriftelijk het verzoek om in verband met de onveilige situatie in de hoogbouw voor de huisartsenpraktijken Bijlmermeer adequate maatregelen te nemen omdat het een groot probleem 239
was om op bepaalde tijden ter plaatse de juiste hulp te verlenen aan patiënten. Ik wees hen erop dat het een algemeen bekend feit is dat in de hoogbouwbuurt Bijlmermeer sprake is van omvangrijke criminaliteit waarvan de voorkomende delictsvormen veelal als ernstige en middelzware tot zware criminaliteit kunnen worden aangemerkt. Op grond van de talrijke ernstige gevallen van geweldpleging waarmee wij in onze dagelijkse praktijk worden geconfronteerd, zodat wij dus uit persoonlijke ervaring spreken, zijn we ervan overtuigd dat de bestaande indrukken en gevoelens omtrent aard en omvang van de criminaliteit in de Bijlmermeer alleszins gerechtvaardigd zijn. Duidelijk gemaakt werd door mij dat we als groep dan ook steeds grotere problemen hebben om ‘s avonds en uiteraard in sterkere mate in de nachtelijke uren patiënten met acute ernstige klachten te bezoeken. En dat dit voor ons een zeer groot dilemma is, omdat we in strijd met onze roeping en het absoluut dienstverlenende karakter van ons beroep zeer veel moeite hebben met deze noodgedwongen afweging van onze veiligheid tegenover de gezondheid en het welzijn van onze patiënten. We achtten het gerechtvaardigd om van alle betrokken instanties te vragen in casu de Inspectie voor de Gezondheidszorg, Amsterdamse Huisartsen Vereniging, regio politie zevende district, ZAO zorgverzekeraar, gemeente Amsterdam stadsdeel Zuidoost, dat op korte termijn samen met ons wordt gezocht naar mogelijkheden om dit dilemma zo adequaat mogelijk te kunnen oplossen. Inspectie had geen uitvlucht Op 28 februari 1996 reageerde de Inspectie Gezondheidszorg op de brief. (422) Het bleek dat de Inspectie en de AHV in deze kwestie geen andere keus hadden. De Inspectie: “Het ligt niet primair op de weg van de Inspectie voor de Gezondheidszorg om een voortrekkersrol te vervullen met betrekking tot het door u aangesneden onderwerp.” Hij vervolgt: “Met de AHV heb ik inmiddels afgesproken bereid te zijn in een overleg te participeren als de werkgroep wat verder is gekomen. Ik hoop u met deze informatie van dienst te zijn geweest.” (422) 240
De Amsterdamse Huisartsen Vereniging (AHV) stelde mij voor om de problematiek die ik in mijn werkgebied signaleer nader in het Regiooverleg van huisartsenvertegenwoordigers Zuid-Oost te bespreken. AHV-voorzitter Bart Schweitzer: “Onze directeur mw. C.H.M. Krug heb ik verzocht hier zorg voor te dragen. Het Regio-overleg kan in samenwerking met haar achterban de problematiek nader in kaart brengen. Vanuit dit overleg zou een rondetafelgesprek georganiseerd kunnen worden met een aantal lokale partijen (stadsdeel, politie, evt. ZAO) en anderen werkzaam in de thuis-(gezondheids-)zorg. De AHV zal een dergelijke activiteit graag naar vermogen steunen.” (423) Strategische handeling: openbaar maken van de kwestie Op de eerste Regio-overleg vergadering van vertegenwoordigers van de vijf huisartsengroepen van Amsterdam-Zuidoost en een groep uit Diemen op 7 februari 1996 werd een begin gemaakt met het instellen van een overleggroep (werkgroep), zoals voorgesteld door de AHV als antwoord op mijn verzoek. Deze werkgroep zou bestaan uit vertegenwoordigers van de huisartsengroepen uit Zuidoost en gezamenlijk moest er gekeken worden naar mogelijkheden om de veiligheid voor huisartsen die ‘s avonds naar patiënten op huisbezoek moesten te verhogen. Ik kreeg op die eerste vergadering de indruk dat 60 procent van de huisartsen het plan zou kunnen saboteren. Om dit te voorkomen bracht ik de problematiek alsnog in de openbaarheid. Ik liet het regionale Amsterdamse radiostation ‘Radio Noord-Holland’ de kwestie bekend maken. De Inspectie, AHV en Zuidoosthuisartsen konden niet meer terugkrabbelen. Alle bekende landelijke mediaorganisaties namen het bericht als spektakel over en besteedden er aandacht aan. Het werd gedurende twee weken een ware mediahype. Alle vijftien Bijlmerhuisartsen begonnen in moeilijk te stuiten woordenen anekdotenstroom de door mij bij het ZAO en de Inspectie vorenstaande aangehaalde problematiek te bevestigen, terwijl deze zelfde huisartsen vanaf 1990 blind en doofstom waren geweest en niet eerder aan een oplossing van het probleem hadden bijgedragen. 241
Er was geen weg meer terug voor de Bijlmerhuisartsen, de AHV en Inspectie. Er moest een oplossing komen. Gedurende twee jaar moest ik met mijn Hagro-leden knokken en hard onderhandelen om het doel te bereiken. De andere Zuidoosthuisartsen van buiten de Bijlmermeer van de wijken Gaarperdam/Gein/Venserpolder wilden van begin af aan niet meedoen met de voorgestelde nieuwe waarneemregeling. In hun wijken hadden zij minder te maken met de bewerkelijke problematiek die zich in een achterstandswijk kan voordoen. Maar door de enorme mediahype twee jaar geleden en met inspectie/AHV als stok achter de deur kon men geen kant meer uit dan het accepteren van een zekere vorm van samenwerking. En die is er ook gekomen in de nacht van 1 op 2 januari 1998. Na twee jaar onderhandelen kwam er een overeenkomst van een avonddienst die pas vanaf 23 uur ’s avonds zou aanvangen in plaats van 17 uur na een gewone dagdienst. Vanaf deze periode doen huisartsen buiten kantooruren de diensten met een begeleider tevens chauffeur. Een arts heeft dan dienst voor heel Amsterdam-Zuidoost. Pas circa drie jaar later stemden deze huisartsen van de betere wijken ermee in om de avonddiensten vanaf 17.00 uur te laten aanvangen. Naar aanleiding van de successen in Amsterdam-Zuidoost begonnen de Amsterdamse huisartsen in Oost en Nieuw-West per 1 januari 1999 met hetzelfde systeem als in Zuidoost; de huisartsen in Oud-West volgden in het voorjaar van 1999. (424) Voor de bewoners van de achterstandwijken is dit een grote winst en overwinning. De kwaliteit van de zorgverlening voor deze patiënten tijdens de avond-, nacht- en weekenddiensten ging eindelijk met meer dan 100 procent vooruit.
242
BIJLAGE
III
GGD EN STADSDEEL AMSTERDAM-ZUIDOOST Medisch Voorlichtingsproject UBO: Wethouder en GGD wijzen plannen af Het Amsterdamse stadsdeel Amsterdam-Zuidoost (in het bijzonder de wijk Bijlmermeer) is sinds de jaren tachtig een achterstandswijk. De wijk wordt bewoond door ruim 86.000 inwoners, van wie drie kwart niet-westerse migranten is, voor het merendeel sociale minima. Door de slechte sociaaleconomische positie van de bewoners is in medisch opzicht de kwaliteit van leven slechter en de levensverwachting korter dan van bewoners uit Amsterdam-Zuid. Om het tij te keren werden er URBAN-projecten uitgewerkt voor de sociaaleconomische vernieuwing in de Bijlmermeer. In de jaren 19951999 werd er voor deze projecten 26 miljoen gulden URBAN-gelden ontvangen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en van de rijksoverheid (Grote Stedenbeleid, GSB). (425) In 1996 is de organisatie het Uitgebreid Bestuurlijk Overleg (UBO) opgericht. Hierin namen vertegenwoordigers van diverse maatschappelijke groeperingen in de Bijlmermeer zitting. (426) Een belangrijke doelstelling van het UBO was het stimuleren en ondersteunen van projecten en initiatieven die afkomstig zijn van en gedragen worden door bewoners en maatschappelijke groepen in de Bijlmermeer. In 1997 heb ik de Vereniging Solidariteit Zuidoost opgericht, om de burgers aan de onderkant van de samenleving (illegalen, werklozen, zieken, etc.) alsnog een stem te verschaffen en op deze manier via de politiek hun positie op het gebied van gezondheidszorg te verbeteren. Om deze reden diende ik op 9 december 1999 een medisch voorlichtingsproject in om de preventie van chronische ziekten (TBC, malaria, hart- en vaatziekten, etc.) te structureren en te bevorderen. Om mee te helpen met de voorlichtingsactiviteiten en deze een politiek en maatschappelijk brede en stevige basis te verschaffen, had ik tijdens 243
een vergadering van de Stadsdeelraad Amsterdam-Zuidoost op 14 december 1999 een motie ingediend. De motie werd met algemene stemmen aanvaard. (427) Dit project was groter van opzet en zou op korte termijn samen met andere instellingen gestart kunnen worden. In de besluitvorming van het UBO werd o.a. ook deelgenomen door de UBO-leden PvdA-wethouder Welzijn van het stadsdeel AmsterdamZuidoost, de heer Schings en de GGD, mevrouw Pengel (tevens namens de Bijlmerkerken). Deze beide UBO-leden waren verantwoordelijk voor een meerderheid van de tegenstemmers van het project. De argumenten voor de afwijzing waren niet ter zake en zeer zwak in vergelijking met dubieuze projecten die wel gehonoreerd zijn. (425) En het meest verwerpelijke is het feit dat Solidariteit Zuidoost herhaaldelijk naar de afwijzende beschikking moest vragen, om het UBO eventueel tegemoet te kunnen komen in hun wensen met eventuele correcties. Pas na negen maanden ontving Solidariteit Zuidoost de afwijzing van de burgemeester en wethouders van Amsterdam. (428) Ik mocht een bezwaarschrift indienen, maar dit had geen zin meer, omdat alle URBAN-gelden al aan andere organisaties toegewezen waren.
244
BIJLAGE
IV
GEMEENTELIJKE BEZUINIGINGEN EN INTERNE PROBLEMATIEK VERANTWOORDELIJK VOOR BELEID GGD Prof. dr. R.A. Coutinho, bood mij op 13 juni 2001 het jubileumboek ‘Aan de Achtergracht, 100 jaar GG&GD Amsterdam aan (GGDkenmerk: RAC 31/412/2001) (429) en schrijft mij onder meer het volgende: Hierin beschrijven de auteurs, Han Israëls en Annet Mooij, de geschiedenis van de Amsterdamse GG & GD in de context van de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van de stad. Ook Annet Mooij en Han Israëls bevestigen in hun boek dat er bij deze instelling vanaf 1975 jaarlijks toenemende onoverbrugbare problemen zijn op het gebied van management, personeel en financiën (429): “Omstreeks 1980 begon een lange periode van gemeentelijke bezuinigingen. Dat er van alles mis was met de organisatie, was toen al enige tijd duidelijk. Bij Jeugdgezondheidszorg zouden de interne problemen nog zo’n twintig jaar voortduren. Elders in de GGD kwamen omstreeks 1980 enkele nieuwe afdelingshoofden,” aldus de auteurs. (429) “Ook bij de afdeling Bedrijfsgezondheidszorg, de afdeling van de bedrijfsartsen en de ziektecontrole, werd volgens de voornoemde auteurs tot begin jaren tachtig weinig gedaan. Toen De Groot (het nieuwe afdelingshoofd) kwam, ging het mes erin.” (429) Mooij en Israëls constateerden dat het in de tweede helft van de jaren zeventig de directies van allerlei afdelingen aan daadkracht ontbrak. (429) “Directeur Allema was niet in staat om harde en pijnlijke maatregelen te nemen. Ook binnen de driekoppige directie – er was naast Allema een economisch directeur en een medisch adjunct-directeur – waren de verhoudingen niet goed. Al voordat de eerste bezuinigingen zich aandienden, werd een commercieel adviesbureau ingeschakeld om eens te bekijken wat er verbeterd kon worden aan de organisatie van de GGD. Dit adviesbureau – Bodboom en Hegener – kwam in 1979 245
met een buitengewoon negatief rapport. Er was van alles mis met de directie.” (429) In 1982 schreef het dagblad Het Parool over de salaristoeslagen van de directeur en over het feit dat een psychiater van de dienst die al tien jaar lang op non-actief stond nog steeds salaris ontving. (429) “In mei 1982 belegde de GGD een interne conferentie over de eigen organisatieproblemen. Op de bijeenkomst in een deftig parkrestaurant zegden de tien afdelingshoofden openlijk hun vertrouwen op in de zittende directie. Een uitzondering werd gemaakt voor de adjunct-directeur, H. Rengelink. Toen bekend werd dat de directie het vertrouwen van het eigen kader had verloren, pleitte de medezeggenschapscommissie ervoor om nu eens voor het eerst niet een medicus maar een manager tot directeur te benoemen. De wethouder gezondheidszorg, Willem Polak (niet verwarren met de toen zittende burgemeester Wim Polak) hakte ten slotte de knoop door.” (429) “Adjunct-directeur Rengelink werd benoemd tot directeur, en de zittende directeur Allema werd weggepromoveerd naar de positie van algemeen adviseur voor de gemeente. Het Parool karakteriseerde de nieuwe baan van Allema dadelijk als een ‘gouden stoel’ en een ‘nepfunctie’. Dertien jaar later trad Rengelink af als directeur van de GGD. Als gevolg van steeds doorgaande bezuinigingen heeft Rengelink een reeks van steeds onaangenamere beslissingen moeten nemen.” (429) “Onder Rengelink is de GGD dadelijk begonnen met drastische bezuinigingen. Al met al verdwenen er tussen 1982 en 1986 zo’n tweehonderd arbeidsplaatsen bij de GGD en enkele taken. (429) De tuberculosebestrijding werd toegevoegd en werd nu in 1985 officieel een onderdeel van de dienst. Het aantal afdelingen werd teruggebracht van tien tot vijf en werden nu sectoren genoemd.” (429) “Bezuinigingen en reorganisaties begonnen na enkele jaren hun tol te eisen. In het jaarverslag van de GGD van 1985 (Jaarverslag 1985, 6) werd opgemerkt dat ‘een organisatie waarin een groot, zo niet het grootste, deel van de energie en creativiteit van het personeel wordt opgeslokt door bezuinigings-, herstructurerings- en inkrimpingsactiviteiten’ 246
op den duur niet gezond kon blijven. De grootste en moeilijkste bezuinigingen moesten toen nog komen.” (429) “De gemeente en de GGD hebben nog steeds grote financiële problemen. Alleen het ziekteverzuim onder de Amsterdamse ambtenaren kostte de gemeente Amsterdam in de jaren tachtig van de vorige eeuw driehonderd miljoen gulden per jaar. Ook het GGDpersoneel heeft een rechtspositie als gemeenteambtenaren. De wethouders volksgezondheid Ada Wildekamp (PvdA, 1986-1994), Jikkie van der Giessen (D66, 1994-1998) stonden erop dat er forse bezuinigingen bij de GGD werden uitgevoerd.” (429) “Wildekamp besloot tot een bezuiniging van een miljoen gulden op de schoolartsen. Het hoofd van de sector Jeugdgezondheidszorg, C.P.J. le Nobel, meldde aan Het Parool van 18 november 1986 wat er zou gebeuren als deze bezuiniging daadwerkelijk zou worden doorgezet: De GGD zal bijvoorbeeld bij het uitbreken van besmettelijke ziektes op scholen, geen schoolklassen meer kunnen controleren of kinderen ter controle kunnen oproepen. Ook komt er een einde aan het actief opsporen van onvoldoende gevaccineerde kinderen tijdens zulke epidemieën. De wethouder legde daarop aan dit sectorhoofd een spreekverbod op. Enkele jaren later, nog steeds als wethouder, vertelde zij: ‘De GGD toonde zich niet zo vlotjes met bezuinigingsopdrachten en sommige sectorhoofden gedroegen zich zeer strijdvaardig. Het hoofd van Jeugdgezondheidszorg ventileerde zijn onvrede zelfs in de pers.’ (429). De hele stad zou door alle plagen van Egypte geteisterd worden! (GGD journaal, november 1991, 4).” (429) Chaos bedrijfsgezondheidszorg “‘Naast de Jeugdgezondheidszorg raakten in de tweede helft van de jaren tachtig ook de bedrijfsartsen in moeilijkheden. Op die afdeling werd tot begin jaren tachtig weinig gewerkt. In 1983 kwam er een nieuw afdelingshoofd.” (429) “Het ziekteverzuim van Amsterdamse ambtenaren werd gecontroleerd – pardon: ‘begeleid’ – door de GGD. De leiding van menige gemeentelijke dienst meende dat het ziekteverzuim mede zo hoog was doordat de GGD onvoldoende controleerde.” (429) 247
“Ook de schoolartsen werden bedreigd met reusachtige bezuinigingen. De bedrijfsartsen dreigden een groot deel van hun afzetmarkt kwijt te raken. En de psychiatrie was nagenoeg geheel verdwenen. Maar, zo dacht men bij de GGD, het ergste leed is nu wel geleden. Directeur Rengelink zei in 1990 dat de tijd van grote beslissingen en veranderingen nu voorbij was (GGD journaal, december 1990, 7).” (429) Gemeente wil opnieuw bezuinigen: verzelfstandiging? “Begin jaren negentig besloot de gemeente dat de GGD opnieuw een paar miljoen gulden moest bezuinigen. Bezuinigen door overal wat weg te halen – de zogenaamde kaasschaafmethode – werd niet meer mogelijk geacht. De GGD raakte opnieuw enkele kleinere onderdelen kwijt. De sociaalpedagogische zorg is omgevormd tot een zelfstandige stichting. Bij de schoolartsen verdwenen aparte afdelinkjes voor logopedie en fysiotherapie. De plaatsingscommissie voor de verzorgingstehuizen werd afgestoten om onderdeel te worden van een meer algemene plaatsingscommissie. Maar er moest meer bezuinigd worden, veel meer. De GGD achtte zichzelf niet meer in staat om nog met nieuwe verantwoorde voorstellen te komen. Daarom is toen het externe organisatiebureau KPMG gevraagd om de GGD door te lichten, om te kijken waar wellicht nog gesneden zou kunnen worden. KPMG constateerde dat de GGD een goed functionerende organisatie was waarop eigenlijk niet nog meer bezuinigd kon worden zonder schade aan de organisatie toe te brengen en kwam met een onverwacht advies. Het bureau adviseerde om de GGD te verzelfstandigen.” (429) Gemeente bezuinigt opnieuw en GGD-directeur neemt boos ontslag “In 1994 kwam er een nieuwe wethouder (Volksgezondheid) voor de GGD, Jikkie van der Giessen (D66). De gemeenteraad besloot, tegen eerder gemaakte afspraken in, opnieuw tot een extra bezuiniging voor de GGD van enkele miljoenen guldens. Van der Giessen werkte dit besluit uit in een voorstel aan de gemeenteraad dat inhield dat de zuigelingen- en kleuterzorg uit de GGD zou verdwijnen en zou worden overgedragen aan de thuiszorg. Voor Rengelink was nu de maat vol; hij 248
nam ontslag. De wethouder liet publiekelijk weten dat zij het vertrek van Rengelink niet betreurde.” (429) In 1972 werd Rengelink benoemd tot adjunct-directeur van de GGD. In de jaren tachtig werd de heer dr. Henk Rengelink directeur van de GGD. In 1995 was Rengelink 55 jaar oud en bijna dertig jaar in dienst van de GGD. (430) Gedurende de raadsperiode van 1995 moest de gezondheidsdienst (GGD) zes miljoen gulden bezuinigen, ruim drie miljoen meer dan waartoe de vorige gemeenteraad had besloten. (…) Met de vorige gemeenteraad had hij vier jaar lang gesproken over hun organisatie, taakstelling en geld. Rengelink: “Natuurlijk is het niet leuk om weer 2,2 miljoen gulden in te leveren maar het was een open en eerlijk proces waarin keuzes werden gemaakt. (…)” (430) In de zomer van 1995 besloot de gemeenteraad van Amsterdam officieel dat de verzelfstandiging van de GGD niet door zou gaan. (429) Interne verzelfstandiging “Van een gemeentelijke dienst werd de GGD omgevormd tot ‘facilitair bedrijf’. Dat betekende dat de GGD niet langer een jaarlijks budget kreeg toegewezen, maar dat de gemeente bepaalde producten en diensten ging inkopen bij de GGD. Deze verandering heeft veel boekhoudkundige gevolgen gehad. Bestuurlijk gezien werden de zaken er niet eenvoudiger op, aangezien de GGD in het vervolg niet meer alleen te doen had met de wethouder Zorg, maar ook te maken kreeg met de wethouder Bedrijven. (…) De kosten van al deze discussies werden geschat op een bedrag ergens tussen de een en drie miljoen gulden.” (429) Divisiedirecteur R. A. Coutinho wordt in 2000 directeur van GGD “Begin 1995, na zijn vertrek als directeur, werd Rengelink benoemd tot adviseur van het gemeentebestuur. Wethouder Van der Giessen heeft hem sindsdien zelden geraadpleegd. De GGD kreeg na zijn vertrek een interim-directeur, G.P.J. Schouten, om orde op zaken te stellen. 249
Hij begon met een operatie die veel lijkt op iets waar ook Rengelink als directeur mee was begonnen. Om de verkokering binnen de organisatie tegen te gaan, voegde hij onderdelen samen. Rengelink had tien afdelingen samengevoegd tot vijf sectoren. Schouten besloot om de vijf sectoren terug te brengen tot drie divisies. Het hoofd van zo’n divisie mocht zichzelf divisiedirecteur gaan noemen. Bij de sector Jeugdgezondheidszorg was kort daarvoor na jarenlange problemen het hoofd vertrokken; zijn taken werden tijdelijk waargenomen door het hoofd van de sector Geestelijke Volksgezondheid, Jaap Fransman. De sector Volksgezondheid en Milieu werd omgezet in een divisie en de sector Algemene en Maatschappelijke Gezondheidszorg werd nu de divisie Geneeskundige Hulpverlening en Rampenbestrijding. De vijfde sector verdween. De naam ervan was al veranderd: Bedrijfsgezondheidszorg heette sinds 1994 Arbodienst. De bedrijfsgezondheidszorg van de GGD groeide in 1995 van zo’n 120 naar zo’n 180 personeelsleden – een opmerkelijke groei in een tijd waarin nog steeds jaar in jaar uit geweldig bezuinigd moest worden. Toen in de zomer van 1995 definitief werd besloten dat de GGD niet verzelfstandigd zou worden, meenden sommigen dat de Arbodienst niet eenvoudigweg binnen de GGD kon blijven voortbestaan. De wet schrijft immers voor dat Arbodiensten onafhankelijk moeten zijn. Er ontstonden grote problemen binnen de Arbodienst van de GGD; er kwam een interim-hoofd en interim-manager; er leek sprake te zijn van forse verliezen; het werd duidelijk dat de gemeente miljoenen zou moeten betalen om een commerciële Arbodienst bereid te vinden om dit alles over te nemen, inclusief bijbehorende verplichtingen zoals wachtgelden. Wethouder Van der Giessen, die haar uiterste best deed om de GGD te dwingen tot bezuinigingen – zij probeerde de consultatiebureaus over te hevelen vanuit de GGD naar de goedkoper werkende thuiszorg – schrok vreselijk toen zij in de herfst van 1996 merkte dat zij in plaats van enkele miljoenen te bezuinigen, miljoenen zou moeten betalen voor de Arbodienst van haar GGD. De wethouder was razend. De Telegraaf schreef op 27 november 1996 op gezag van de wethouder dat de vorige directeur, Rengelink, de GGD had opgezadeld met een miljoenenverlies door in strijd met zijn bevoegdheden allerlei 250
Arbodiensten over te nemen. Toen was het de beurt aan Rengelink om razend te zijn. Wethouder Van der Giessen sprak de berichtgeving in De Telegraaf niet tegen. Rengelink dreigde het gemeentebestuur met een kort geding. Een dag vóór dit kort geding bood het gemeentebestuur aan Rengelink zijn excuses aan. Tegelijkertijd vroeg de wethouder aan de gemeentesecretaris om uit te zoeken hoe de overname van de regionale Arbodiensten precies was verlopen. Een half jaar later rapporteerde de gemeentesecretaris dat het gelijk lag aan de kant van de wethouder. De directeur van de GGD – overigens niet Rengelink maar zijn opvolger Schouten – had inderdaad zijn bevoegdheden overschreden. In april 1995 had de wethouder aan de directie van de GGD laten weten dat zij de inlijving van regionale Arbodiensten een onaanvaardbaar risico achtte. Desondanks had Schouten dit doorgezet. Toen de gemeentesecretaris met haar bevindingen kwam, was Schouten als interim-directeur overigens alweer vertrokken. Hij werd begin 1997 opgevolgd door een nieuwe organisatieadviseur, de arts F.J.M. Croonen. Croonen werd aangesteld als directeur voor drie jaar. Na een jaar was hij alweer vertrokken. Zijn belangrijkste taak was de verkoop van de Arbodienst geweest. Die verkoop is niet goed verlopen. Uiteindelijk heeft de gemeente Amsterdam ruim 23 miljoen gulden moeten toeleggen op de verkoop van de Arbodienst van de GGD aan een al bestaande zelfstandige Arbodienst. Later onderzoek in opdracht van de gemeenteraad heeft uitgewezen dat bij deze verkoop zo’n beetje alles wat mis kan gaan ook mis is gegaan. De verkoop van de Arbodienst is afgerond onder de laatste van de drie interim-directeuren die de GGD in de jaren 1995 tot 2000 heeft versleten. Dat was Yvonne Baune, een interim-manager met ruime ervaring in de gemeente Amsterdam. Zij heeft niet alleen de verkoop van de Arbodienst afgerond, maar ook de organisatie van de GGD veranderd.” (429) “Baune is de derde interim-directeur sinds 1995. Haar voorganger, Croonen, stapte op na conflicten met het stadhuis. Uit een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie van de privatisering van de Arbodienst bleek dat de opeenvolging van interim-managers slecht was geweest voor de dienst. Iedere nieuwe ‘interim’ veranderde het 251
beleid. Met de chaotische besluitvorming op het stadhuis en het gebrek aan juridische expertise leidde dat tot een verlies van bijna 24 miljoen gulden, luidde de conclusie. In 1998 trad Baune aan. Zij maakt met haar voorstel voor een nieuwe topstructuur niet alleen zichzelf overbodig, maar ze wil ook dat de GGD taken afstoot en onderdelen verzelfstandigt, waaronder de ambulancedienst en het Audiologisch Centrum. Het wetenschappelijk onderzoek moet worden ondergebracht in een gemeentelijke bv. Verder komt er ‘een bestuurlijke coördinatiepost’ om de contacten met het stadhuis te onderhouden. Die zijn al jaren slecht.” (431) “Een paar jaar tevoren had interim-directeur Schouten de vijf sectoren van de GGD samengevoegd tot drie divisies, om aldus meer interne samenhang te creëren. Baune schafte deze drie divisies af om, jawel, de sterke verkokering tussen de divisies tegen te gaan. Aldus werd de GGD weer een organisatie die bestaat uit een stuk of tien afdelingen – dat wil zeggen: een toestand zoals die was in de tijd dat Rengelink ruim vijftien jaar daarvóór besloot om meer eenheid te scheppen door het aantal onderdelen te reduceren van tien tot vijf. Met het afschaffen van de divisies door Baune werden de divisiedirecteuren overbodig. Een van hen, divisiedirecteur Volksgezondheid Roel Coutinho, werd in 2000 benoemd tot algemeen directeur van de GGD en staat er voor het eerst sinds het aftreden van Rengelink in 1995 weer iemand aan de leiding met specifieke kennis van en binding met het vakgebied.” (429) “In 2000 liet de gemeenteraad het idee van een ‘facilitaire dienst’ weer varen en werd de GGD teruggevormd tot een gewone gemeentelijke dienst. Een vereiste daarvoor was dat er op taken die voor derden worden uitgevoerd geen geld hoeft te worden toegelegd.” (429) Hoofdgebouw Een ander slachtoffer van het vorenstaande is het hoofdgebouw van de GGD. Dit gebouw is in een bouwval veranderd. “Het pand vertoont groot achterstallig onderhoud en ‘functionele tekorten’, waar de kwaliteit van de dienstverlening en de ‘publieksgerichtheid’ sterk onder te lijden hebben, aldus de dienst.” (432) “Door deze verwaarlozing is nu de renovatie van het gebouw de 252
dienst waarschijnlijk veel duurder komen te staan dan wanneer er een regelmatig en adequaat onderhoud zou hebben kunnen plaatsvinden. Juni 2003 is besloten het hoofdgebouw van de GGD aan de Nieuwe Achtergracht voor ruim 21 miljoen euro te renoveren.” (432) “De GGD noemt de situatie ‘zorgelijk’. De dienst wijt dat onder meer aan jarenlang achterstallig onderhoud, mede veroorzaakt door een lange periode van interim-directies en langdurige bestuurlijke discussies over de ‘positionering’ van de dienst. De situatie is op bepaalde plekken zodanig slecht dat noodmaatregelen moesten worden getroffen. Het college van B en W heeft ingestemd met het beschikbaar stellen van een krediet van 21 miljoen euro. In december 2002 stemde de gemeenteraad in met de renovatie en het groot onderhoud van het gebouw.” (432)
253
BIJLAGE
V
BESTUURLIJKE PROBLEMEN GGD ACHTER HET IJZEREN GORDIJN In februari 2000 benoemde de Amsterdamse gemeenteraad prof. dr. R.A. Coutinho tot algemeen directeur van de GGD. In 2005 verruilde hij deze functie voor topman bij het Centrum voor Infectieziektebestrijding (Cib) van het RIVM (Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu). Deze functie werd sinds 1995 waargenomen door interim-directeuren. Roel Coutinho begon zijn loopbaan bij de GGD in 1977 als hoofd van de afdeling volksgezondheid. Negentien jaar later werd hij divisiedirecteur Volksgezondheid en Milieu. (433) Twee maanden na zijn benoeming als algemeen directeur in 2000 constateerde prof. dr. R. A. Coutinho dat er in heel Nederland, dus ook in Amsterdam, te weinig geld is voor de zorg. (434) Wat hij niet meldde is dat er in zijn GGD-toko sinds jaren sprake is van bestuurlijke en financiële chaos. In oktober 2006 werd bekend gemaakt dat prof. Niek Klazinga (48 jaar) per direct is vertrokken als medisch directeur van de GGD in Amsterdam. Klazinga keert terug als hoogleraar sociale geneeskunde aan het AMC. Het bericht meldde verder dat hij wordt opgevolgd door prof. dr. Joop de Jong (58 jaar). De Jong is hoogleraar geestelijke gezondheidszorg en cultuur aan de Vrije Universiteit Amsterdam. (435) Vreemd genoeg wil de GGD de exacte reden voor het vertrek niet kwijt. Klazinga is nog geen jaar medisch directeur geweest. (435) Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw kampt de gezondheidsdienst met structurele problemen. Het is nog steeds een komen en gaan van directeuren en interim-directeuren bij de voornoemde GGD. De burger wordt er niet wijs van de summiere opgegeven reden, namelijk ‘een verschil van inzicht’ over de inhoud van zijn functie. (435) Maar er zal meer aan de hand zijn dat indirect gevolgen kan hebben voor de openbare gezondheidszorg. Sinds de jaren tachtig is er sprake van financiële en bestuurlijke problemen bij de hoofdstedelijke GGD.
254
BIJLAGE VI BROODRECEPTEN: BETAALDE FACTUREN 23 januari 1998: 30 januari 1998: 6 februari 1998: 13 februari 1998: 27 februari 1998: 13 maart 1998: 26 maart 1998: 14 april 1998: 1 mei 1998: 29 mei 1998: 30 juni 1998: 31 juli 1998: 31 augustus 1998: 1 oktober 1998: 2 november 1998: 1 december 1998: 5 januari 1999: 2 februari 1999: 2 maart 1999: 19 april 1999: 4 juni 1999: 15 juli 1999: 6 september 1999: 28 oktober 1999: 22 december 1999: 4 april 2000: 7 juni 2000: 4 augustus 2000: 23 oktober 2000: 22 december 2000:
ƒ 166,25 = € 76,00 ƒ 262,50 = € 119,00 ƒ 463,75 = € 211,00 ƒ 1067,50=€ 485,00 ƒ 411,25 = € 187,00 ƒ 507,50 = € 231,00 ƒ 437,50 = € 199,00 ƒ 297,50 = € 135,00 ƒ 297,50 = € 135,00 ƒ 297,50 = € 135,00 ƒ 210,00 = € 95,00 ƒ 323,75 = € 147,00 ƒ 236,25 = € 107,00 ƒ 210,00 = € 95,00 ƒ 201,25 = € 92,00 ƒ 341,25 = € 155,00 ƒ 411,25 = € 187,00 ƒ 306,25 = € 139,00 ƒ 306,25 = € 139,00 ƒ 472,50 = € 215,00 ƒ 393,75 = € 179,00 ƒ 638,75 = € 290,00 ƒ 665,00 = € 302,00 ƒ 533,75 = € 243,00 ƒ 647,50 = € 294,00 ƒ 743,75 = € 338,00 ƒ 805,00 = € 366,00 ƒ 735,00 = € 334,00 ƒ 778,75 = € 354,00 ƒ 735,00 = € 334,00 255
11 januari 2001: ƒ 980,00 = € 445,00 12 maart 2001: ƒ 892,50 = € 406,00 6 juni 2001: ƒ 813,75 = € 370,00 4 september 2001: ƒ 866,25 = € 394,00 7 december 2001: ƒ 927,50 = € 422,00 16 maart 2002: € 448,61 2 september 2002: € 698,72 10 februari 2003: € 516,10 17 juni 2003: € 713,00 11 november 2003: € 799,80 1 maart 2004: € 737,80 28 juni 2004: € 706,80 12 oktober 2004: € 111,60 Totaal januari 1998 t/m oktober 2004:
€ 13.087,43
Via media openbaren van gevolgen van armoede: Advertentiekosten januari 1998 t/m 2004: ± € 12.500 Totaal heeft het Brood op Receptproject ruim 25.000 euro gekost.
256
NOTENLIJST (Bronvermelding) 1. Wit, Jan de:’Structurele aanval op armoede werkt’, Het Parool, 8 december 1998 2. Koning, Petra de: ’Strijden tegen stille armoede’, NRC Handelsblad, 28 november 2006 3. ’Probleemwijken kunnen beginnen met opbouwwerk’, Algemeen Dagblad, 4 oktober 2007 4. ’Vogelaargeld is verdeeld’, Trouw, 4 oktober 2007 5. Zwart, Milja de: ‘Rijk en oud’, Algemeen Dagblad, 27 maart 2004 6. Mackenbach, Johan, hoogleraar Erasmus MC, Bovenberg, Lans, hoogleraar Universiteit van Tilburg, e.a.: ‘Maak een einde aan de perverse solidariteit’, NRC Handelsblad, 13 december 2006 7. ’Meerderheid in Kamer wil extra geld voor armen’, NRC Handelsblad, 4 december 1998 8. Weel, Ingrid, Gorp, Cyntha van: ’Armoedebestrijder Spekman vindt beleid karig’, Trouw, 21 september 2007 9. Bijl, Rob, Boelhouwer, Jeroen, Pommer, Evert: ’De Sociale Staat van Nederland 2007, Sociaal Cultureel Planbureau, 13 september 2007 10. Janssen, Roel: ’Exorbitant topsalaris remt groei’, NRC Handelsblad, 25 september 2007 11. ’Toename racisme in EU-landen’, NRC Handelsblad, 30 augustus 2007 12. Boogaard, Frans: ’Nauwelijks ideeën, wel jammerklachten’, Algemeen Dagblad, 27 september 2007 13. Meens, Thom: ‘Niemand kon verleiding van ESF-miljarden weerstaan’, de Volkskrant, 26 juli 2001 14. Meens, Thom: ‘Melkert vroeg EU geen toestemming voor inzet ESF-geld’, de Volkskrant, 27 juli 2001 15. Lammers, Esther: ‘Harde bewijzen tegen Melkert ontbreken nog’, Trouw, 26 juli 2001 16. Feenstra, Perry: ‘Melkert wist al in 1998 van kwestie van EUsubsidie’, Trouw, 4 mei 2001 257
17. Staps, Freek: ’Rechts Amerika vindt Melkert een ‘onruststoker’, NRC Handelsblad, 12 juli 2007 18. Hoogstraten, Diederik van: ‘Medestanders Wolfowitz vergeten niet snel’, de Volkskrant, 25 juni 2007 19. ’Melkert verlangt ideologie bij Kok’, NRC Handelsblad, 5 mei 2001 20. Soetenhorst, Bas: ’Klokkenluiders weten Rob te vinden’, Het Parool, 24 november 2001 21. Kools, Frank: ‘Ad Melkert inzet van een politiek spel’, Trouw, 25 augustus 2007 22. ‘A’dam ligt in tweeën’, NRC Handelsblad, 11 oktober 2007 23. Hoedeman, Jan: ‘Willem-Alexander neemt de pers in bescherming’, de Volkskrant, 1 maart 2007 24. Meershoek, Patrick, Loorbach, Liedewij: ‘EU dokte voor sterrenmenu’, Het Parool, 17 september 2005 25. Jansen van Galen, John: ‘Dit subsidiebeleid lokt misleiding uit’, Het Parool, 10 juli 2004 26. ’Te weinig controle op EU-subsidies’, Algemeen Dagblad, 7 oktober 2006 27. Gelder, Roelof van: ‘In ander mans boecken is het quadt studeren’, Maandblad, NRC Handelsblad, maart 2007 28. Muskens, M.P.M.: ‘Armoede dankzij kerk op de agenda’, de Volkskrant, 1 november 1997 29. Kools, Frank: ’Hoogleraar: intrekken van wet melding migranten is kortzichtig’, Trouw, 7 december 1996 30. Hoofdredactioneel commentaar, ‘Terechte waarschuwing’, de Volkskrant, 3 januari 2006 31. ’Cohen voorziet armoede’, NRC Handelsblad, 2 januari 2006 32. Meteren, Wilma van: ‘Discriminatie op de arbeidsmarkt blijkt hardnekkig’, Trouw, 13 juni 2007 33. ’Hiermee is het stelen van brood gerechtvaardigd’, Het Parool, 23 oktober 1996 34. Visser, Ellen de: ‘Speciale kliniek illegalen met tbs’, de Volkskrant, 28 oktober 2004 35. An.: ’Veel meer mensen vast in Nederland’, NRC Handelsblad, 9 258
juli 2007 36. Pré, Raoul du, Wansink, Hans: ‘Premier zonder das’, het Vervolg, de Volkskrant, 3 december 2005 37. Kammer, Claudia: ’Werkend en toch arm’, NRC Handelsblad, 22 juni 2005 38. Slager, Seije: ’Niet bij de wijk alleen’, Trouw, 24 juli 2007 39. Slager, Seije: ’Kansarme heeft niet veel aan wijkaanpak van Vogelaar’, Trouw, 24 juli 2007 40. ’Armoede is na 1990 niet afgenomen’, NRC Handelsblad, 31 oktober 2000 41. Visscher, A.J.E.: ’Verschil in levensverwachting tussen AfroAmerikanen en blanke landgenoten wordt kleiner’, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 28 juli 2007; 151 (30), p. 1702 42. ’Kok vindt in Muskens bondgenoot om armoede’, NRC Handelsblad, 28 oktober 1996 43. ’Muskens had grote twijfels over effect armoedecampagne’, De Volkskrant, 27 november 1996 44. Ven, Pieter van der: ‘De bisschop wordt monnik Martinus’, 31 maart 2007 45. Greef, Peter de: ‘Zestig miljard nodig tegen armoede’, Trouw, 6 juni 1997 46. Ven, Pieter van der: ‘Volgzaam, vroom en voor de kerk niet bang, Trouw, 26 november 2004 47. ’Bisschop: wajangpop is een rib uit z’n lijf, en God blijft ‘Allah’’, Trouw, 25 september 2007 48. Greef, Peter de: ‘Bisschop Muskens: Er is een zenuw geraakt’, Trouw, 28 oktober 1996 49. Snel, Erik: ‘Verse groente voor elk kind’, Trouw, 7 juli 2005 50. Müller, Henk: ’Muskens voelt zich goed in zijn rol van kruisvaarder’, de Volkskrant, 3 september 1997 51. ’Zorg verarmt, polder loopt onder’, Trouw, 3 september 1997 52. Muskens, M.P.M. Mgr. Dr., voorzitter Bisschoppelijke Commissie voor zaken betreffende Kerk en Samenleving, ’Pleitnota tweedeling in de zorg’, secretariaat van het Rooms-Katholieke Kerkgenootschap in Nederland, afdeling Studie en Beleid, Kenmerk: BCKS/18/97/DE/cs, 8 259
september 1997 53. ’Bisschop vreest onbetaalbare zorgverlening voor armen’, de Volkskrant, 3 september 1997 54. An.: ’Voedselbank: Armere klanten’, Algemeen Dagblad, 8 juni 2005 55. Galen, Céline van: ’Armoede in Amsterdam is onacceptabel’, regionaal weekblad De Echo, 26 oktober 2005 56. Meershoek, Patrick: ’Beschamend dat Voedselbank nodig is’, Het Parool, 18 november 2005 57. Caljé, Kees: ‘Politiek machteloos tegen verpaupering allochtonen’, NRC Handelsblad, 30 juni 1993 58. ’Pronk wil actie tegen spanning in oude wijken’, NRC Handelsblad, 6 november 1993 59. ’Criminaliteit niet lager na renovatie’, NRC Handelsblad, 4 juli 2007 60. ’Nieuwbouw niet altijd de sleutel’, Trouw, 4 juli 2007 61. ’Het Elfde Uur – Regina Mac-Nack’, Evangelische Omroep, televisie Nederland I, 11 oktober 2005 62. Hoofdredactioneel commentaar: ‘Reële armoede’, Het Parool, 23 oktober 1996 63. Vlerk, Onno van der, e.a.: ’Eerste voedselbank in 2001’, Trouw, 17 november 2006 64. Beek, Monica: ‘Armen zullen er altijd zijn, staat in de bijbel’, Algemeen Dagblad, 7 december 2006 65. ’Kok nodigt bisschop Muskens uit voor gesprek over armoedebeleid’, Trouw, 20 september 1996 66. ’Armoedebeleid Paars was oncontroleerbaar’, NRC Handelsblad, 10 februari 2003 67. ’Tuin van 3,3 miljoen voor premier’, Algemeen Dagblad, 12 juni 2003 68. Baltesen, Frits: ’Kleren ophalen met verwijsbriefje’, NRC Handelsblad, 12 februari 2007 69. Melkert, A.P.W.: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kenmerk: BZ/UBPB/98/11498, Kab. der Kon. rek. 98. 001065, 27 april 1998 260
70. ’Stadsdeel bestrijdt armoede met loket voor schuldhulpverlening’, regionaal weekblad de Echo, 26 augustus 1998 71. Dinjens, Marlies: ‘Steeds dieper in de ellende’, Het Parool, 28 november 2006 72. ’Cohen wil strijd tegen armoede’, Het Parool, 2 januari 2006 73. An.:’Hoe kijkt u aan tegen de armoedediscussie?’, NRC Handelsblad, 3 januari 2006 74. Salm, Harriët: ’Naar school met een lege maag’, Trouw, 9 februari 2006 75. Kalse, Egbert, Staal, Herman: ’Armoedebeleid verstrikt in wirwar regels’, NRC Handelsblad, 11 februari 2003 76. Hoofdredactie: ’Armoede’, de Volkskrant, 8 december 1998 77. Vermaak, Hans: ’In hoofdstad meer armoede dan elders’, de Telegraaf, Metropool, 1 februari 2002 78. Trommelen, Jeroen: ’Armoedebeleid gemeenten schiet tekort’, de Volkskrant, 23 december 2005 79. An.: ’Inkomenssteun vaak tevergeefs’, Trouw, 6 juni 2007 80. Dinjens, Marlies: ‘Zuidoost wist al jaar van misstanden’, NRC Handelsblad, 9 augustus 2007 81. An.: ’Nibud breekt lans voor minima met kinderen’, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Magazine, 4 maart 2005, p. 7 82. Vermeulen, Margreet: ’Amsterdam moet ‘bedreigende schuld’ van minima betalen’, de Volkskrant, 28 oktober 1997 83. Wiegman, Marcel: ’Een oorvijg voor de bureaucratie’, Het Parool, 5 maart 2005 84. An.: ’Een op de tien kinderen in armoede’, Het Parool, 21 november 2000 85. An.: ‘Toelage arme scholier succes’, Het Parool, 8 augustus 2007 86. Weidema, Nicole: ’Jaarlijks 350 uitzettingen door schulden’, de Nieuwe Bijlmer, regionaal weekblad, 16 december 1998 87. ’Mensen met schulden krijgen meer hulp’, regionaal weekblad de Nieuwe Bijlmer, 29 april 1998 88. ’Aantal onoplosbare schulden neemt toe’, regionaal weekblad de Nieuwe Bijlmer, 25 februari 1998 89. Dorre, Naomi: ’Zelfs in Oud-Zuid vind je honger’, Het Parool, 8 261
juni 2005 90. Pels, Dorien: ’Amsterdam ligt er niet al te best bij’, Trouw, 10 oktober 2005 91. Damen,Ton, Monden,Marieke: ‘Het waren heftige tijden’, Het Parool, 17 september 2005 92. Scheerder, Paul: ’GGD-gezwets’, Het Parool, 14 oktober 2005 93. Corven, Toine van: ‘Geld voor hulp komt te vaak niet op de juiste plek terecht’, Trouw, 7 juli 2005 94. ’Veel Groningers op rand van armoe’, de Volkskrant, 5 januari 2007 95. Mee, Tonny van der: ‘Kansloos in Finsterwolde’, Algemeen Dagblad, 6 januari 2007 96. Melkert, A.P.W., ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kenmerk: BZ/UBPB/98/9153, 15 juni 1998 97. ’Van Zuijlen: Melkert is risico voor het kabinet’, Het Parool, 18 februari 2000 98. Damen, Ton: ’Pleidooi Belliot voor VVD-plan fouilleren in de stad’, Het Parool, 31 januari 2006 99. Wiegman, Marcel: ’De loden last van de professionele steun’, Het Parool, 2 februari 2006 100. An.: ’Warm eten op basisschool’, Het Parool, 27 april 2007 101. Hoofdredactioneel commentaar, ’Armoedebeleid’, de Volkskrant, 8 december 1998 102. ’Armoede nam niet af door banen’, NRC Handelsblad, 5 juni 2001 103. ’Recordgroei van werk vermindert tweedeling niet’, de Volkskrant, 5 juni 2001 104. Fauwe, Loes de: ‘Minder gezinnen in armoede’, Het Parool, 22 november 2001 105. Hoofdredactioneel commentaar, ’Armoede in Nederland’, NRC Handelsblad, 11 november 1999 106. Monden, Marieke: ’Zestien wijken in hoofdstad sociaal verarmd’, Het Parool, 30 oktober 1998 107. Leupen, Kamilla: ’Arm wordt armer en armer’, Het Parool, 4 juli 2007 262
108. Hofland, H.J.A.,’Rellen of erger’, NRC Handelsblad, 4 januari 2006 109. Trommelen, Jeroen, Herderscheê, Gijs: ‘Iedereen baas over eigen succes of falen’, de Volkskrant, 1 oktober 2005 110. ’Minder lage inkomens Nederlanders’, NRC Handelsblad, 22 november 2001 111. Laan, Marc: ‘Armoede treft Curaçaose vrouw snelst’, Het Parool, 13 november 1999 112. d’Ancona, Hedy, c.s.: ’Ad Melkert slaat de verkeerde weg in’, de Volkskrant, 27 februari 1999 113. Fijter, Nico de: ‘Asielzoeker krijgt veel te weinig geld’, Trouw, 24 december 2004 114. ‘De toelage van asielzoekers’, Trouw, 24 december 2004 115. Kammer, Claudia: ‘Armoede steeg én daalt door kabinet’, NRC Handelsblad, 16 november 2006 116. ’Zelfs armoede is een twistpunt’, de Volkskrant, 17 november 2006 117. Stoker, Elsbeth: ‘Armoede daalt voor het eerst in vier jaar’, de Volkskrant, 17 november 2006 118. ’Mag Balkenende zich op de borst kloppen?’, de Volkskrant, 17 november 2006 119. ’Melkert geeft toe: reactie op opkomst Fortuyn was verkeerd’, Algemeen Dagblad, 15 mei 2006 120. Vermeulen, Frank: ’Paars akkoord over kabinet zonder D66’, NRC Handelsblad, 17 en 18 juni 2006 121. Zwart, Milja de: ’Melkert negeerde advies’, Algemeen Dagblad, 29 oktober 2001 122. Staal, Herman: ‘Onderzoek link voor Melkert’, NRC Handelsblad, 25 januari 2001 123. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘Hoe Melkert “Italiaanse toestanden” importeerde’, NRC Handelsblad, 24 juli 2001 124. Feenstra, Perry: ‘Op zoek naar 200 miljoen’, Trouw, 6 augustus 2001 125. Du Pré, Raoul: ‘Toezicht op projecten met subsidie EU was rommeltje’, de Volkskrant, 4 augustus 2001 263
126. Schulte, Addie: ‘ESF, zaak “zonder duidelijke hoofdschuldige”’, Het Parool, 1 augustus 2001 127. Bogaerts, Geert-Jan: ‘EU: constructie met ESF-geld is nooit goedgekeurd’, de Volkskrant, 28 juli 2001 128. ’ESF-rel al in ’95 voorspeld’, Het Parool, 27 juli 2001 129. ’Al jarenlang kritiek van accountants’, NRC Handelsblad, 30 juli 2001 130. Zwart, Milja de: ‘Ministers negeren waarschuwingen van accountants’, Algemeen Dagblad, 30 juli 2001 131. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘Een aangekondigde dood’, NRC Handelsblad, 30 maart 2002 132. ’Kabinet-Lubbers III, website: nl.wikipedia.org/w/index. php?title=Kabinet- Lubbers_III&printable=yes, printdatum: 12 januari 2007 133. ’Melkert bron van ellende EU-geld’, de Volkskrant, 25 juli 2001 134. Meens, Thom: ’List van Melkert met EU-geld was publiek geheim’, de Volkskrant, 25 juli 2001 135. ’Tweede Kamer summier ingelicht over ESF’, NRC Handelsblad, 26 juli 2001 136. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘Nederland krijgt Brussels geld niet op’, NRC Handelsblad, 8 augustus 2001 137. Zwart, Milja de, Boom, Wilco: ’Subsidie ESF gebruikt voor tekorten’, Algemeen Dagblad, 31 juli 2001 138. ’Scheppen van baantjes kost veel, brengt niets’, Het Parool, 18 augustus 2001 139. Soetenhorst, Bas: ’Steekt daar soms de kop van Melkert boven het maaiveld?’, Het Parool, 18 augustus 2001 140. Feenstra, Perry, Lammers, Esther: ‘De Melketiers hebben ook nut’, Trouw, 21 augustus 2001 141. Hoofdredactioneel commentaar: ‘Spelen met EU-geld’, de Volkskrant, 26 juli 2001 142. Schoonen, Willem: ‘Nederland laat in Brussel 3 miljard liggen’, Trouw, 17 maart 1998 143. ’Zwartepieten is begonnen’, Algemeen Dagblad, 25 juli 2001 144. Meens, Thom: ‘ESF? PvdA weet plots van niets’, de Volkskrant, 264
26 juli 2001 145. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘De ongemakkelijke erfenis van Klaas de Vries’, NRC Handelsblad, 1 augustus 2001 146. Jansen, Jaap: ‘ESF-gesjoemel: Kamer heeft collectief zitten slapen’, Algemeen Dagblad, 27 juli 2001 147. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘Brussel eist 157 miljoen subsidiegeld terug’, NRC Handelsblad, 27 februari 2002 148. Koelé, Theo: ‘Controle op ESF-subsidies laatste jaren sterk verbeterd’, de Volkskrant, 10 augustus 2001 149. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘Er is sprake van een ernstige ontsporing’, NRC Handelsblad, 26 juli 2001 150. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘ESF-zaak schaadt reputatie Nederland’, NRC Handelsblad, 8 augustus 2001 151. Feenstra, Perry: ‘Rekenkamer neemt Melkert niet in bescherming’, Trouw, 7 augustus 2001 152. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘Ministerie belette fraudeonderzoek’, NRC Handelsblad, 28 juli 2001 153. ’Rekenkamerpresident: ‘ESF-akkoord deugde’, NRC Handelsblad, 6 augustus 2001 154. Meeus, Tom-Jan, Staal, Herman: ‘Interpretatiestrijd over ESFgeld’, NRC Handelsblad, 6 augustus 2001 155. Feenstra, Perry: ‘Betrokkenen verbaasd over ESF-onderzoek’, Trouw, 17 augustus 2001 156. ’Lolle Nauta’: website: nl.wikipedia.org/wiki/Lolle_Nauta, printdatum: 1 januari 2007 157. Hartmans, Rob: ‘Dit is geen menswaardige wereld’, De Groene Amsterdammer, 7 oktober 2000 158. Engelen, Marcel van: ‘Rechter acht zaak-Axwijk geen politiek proces’, Het Parool, 13 november 2002 159. ’Schelto Patijn’: website: //nl.wikipedia.org/wiki/Schelto_Patijn, printdatum: 6 december 2006 160. ’Weer koninklijk bezoek in Arena Amsterdam’, website: nieuwsbank.nl, 5 april 2000 161. Palm, Jos: ‘Liefde voor Oranje: wél in de West, maar niet in de Oost’, Trouw, 28 oktober 2006 265
162. Bessems, Kustaw: ‘Negerzoen afgeschaft, nu slavernij-excuses’, Trouw, 19 december 2006 163. Stipriaan Luiscius, Alex van, Dicke, Matthijs: ‘De zweep erover’, AD Magazine, 30 juni 2001 164. Steinmetz, Bert: ‘Laat niemand in vreemde cel rotten’, Het Parool, 11 december 2006 165. Van de doodstraf geredde man is geen Nederlander’, Algemeen Dagblad, 23 oktober 2006 166. Steinmetz, Bert: ‘Pijnlijke situatie, ook voor koningin’, Het Parool, 21 oktober 2006 167. Groenier, Rivka: ‘Geen foto’s Oranjehuizen in pers’, Het Parool, 1 december 2006 168. An.:’Ahold behoudt koninklijk predicaat’, NRC Handelsblad, 25 juli 2006 169. An.:’Van der Hoeven had cel in gemoeten’, de Volkskrant, 7 juli 2006 170. An.: ’Ahold blijft ”koninklijk” dat stelt me zeer teleur’, NRC Handelsblad,1 augustus 2006 171. ’Vredesmissies slecht voorbereid’, website: nrc.nl/W2/Lab/ Srebrenica/000904a.html, NRC Webpagina, 4 september 2000 172. Kaaij, Meindert van der: ‘Zalm: begrotingsnorm én de Victory Boogie Woogie’, Trouw, 27 november 2006 173. ’Kabinet gaat weer kunst kopen’, Dagblad De Pers, 24 januari 2007 174. Peeperkorn, Marc: ‘Bewierookte vakminister drukte er stilletjes zijn Zalmnorm door’, de Volkskrant, 27 november 2006 175. Donk, Toine: ‘Huffnagel en de centen’, Amsterdam Centraal, 28 april 2005, website: amsterdamcentraal.nl//archief/2005/4/28/ huffnagel-en-de-centen 176. Beusekamp,Willem, ’Man voor moeilijke tijden’, de Volkskrant, 23 december 2006 177. Patijn, S, Mr., burgemeester van Amsterdam: ’De Bijlmermeer en de sociaaleconomische vernieuwing’, notitie ambtswoninggesprek tussen vertegenwoordigers van de centrale stad, partijen in Zuidoost en het stadsdeelbestuur, 8 oktober 1997 266
178. Axwijk, H, Directeur Stichting Interculturele Dienstverlening Amsterdam, Stida, ‘Bijlmer’, rubriek ‘Brieven’, NRC Handelsblad, 20 februari 2002 179. Persoonlijke mededeling, getuige advocaat mr. André Haakmat, StIDA-hoofdkantoor, Klieverink 100, Amsterdam Zuidoost, vrijdag 19 januari 2007 180. ’VOC-mentaliteit’, nieuwe woorden van 2006, Trouw, 30 december 2006 181. ’Salaris Beatrix stijgt tot vier miljoen euro’, Het Parool, 20 september 2006 182. Hendriks, Eric: ‘Hollands macht in waterverf’, de Volkskrant, 3 maart 2007 183. Fens, Kees: ‘Het goud van de Gouden Eeuw’, de Volkskrant, 8 december 2006 184. Jungmann, Bart: ’Nergens bang voor’, de Volkskrant, 26 juni 2007 185. Jungschleger, Ineke,’Je moet ze kneden nu ze nog leerplichtig zijn’, de Volkskrant, 24 november 1999 186. ’Koningin Beatrix in Zuidoost’, Stida informatief, jaargang 3 nr. 1, april 2000 187. ’Directeur van Arena-school rooft tonnen’, de Nieuwe Bijlmer, 11 juli 2001 188. ’Kroonprins bracht werkbezoek aan kerkcentrum De Nieuwe Stad’, Amsterdam-Zuidoost regionaal Weekblad De Echo, 15 november 2000 189. Algera, voorzitter, Parlementair Enquête Commissie Regeringsbeleid 1940 – 1945, ‘Enq. deel 8 c-1, p. 357-361, Verhoor A.C.H. Kuyck, oud 52 jaar, dinsdag 14 juni 1949 190. Hulspas, Marcel: ‘Drank en slavernij’, Dagblad De Pers, 2 maart 2007 191. Vlugt, Ingrid E. de: Suralco Magazine, jaargang 2004, Volume 26, nr. 2, p. 22 192. Klipp,Mijntje: ‘Jongeren Bijlmer hebben voorbeeld nodig’, Het Parool,17 september 1996 193. Klipp, Mijntje: ‘Werklozen Bijlmer ”in de steek gelaten”’, Het 267
Parool, 17 september 1996 194. ’Werkloosheid allochtonen daalt, vooral bij jongeren’, NRC Handelsblad, 30 januari 2007 195. An.: ’Oeso: tweedeling in onderwijs’,Trouw, 16 mei 2007 196. Vink, Anja: ’Dit onderwijs vergroot de achterstand’, M het maandblad van NRC Handelsblad, 1 september 2007 197. Mees, Heleen: ’Weg met de zwarte scholen’, NRC Handelsblad, 18 mei 2007 198. ’Functies allochtonen lager ondanks opleiding’, De Pers, 20 februari 2007 199. ’Allochtoon krijgt lager schooladvies’, de Volkskrant, 21 februari 2007 200. ’Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs’, website: nl.wikipedia.org/wiki/Vmbo, printdatum 10 januari 2007 201. Wiegman, Marcel: ‘Cohen bepleit ander vmbo’, Het Parool, 10 januari 2007 202. Bestuur van de Arena Academie: ‘Onderzoek naar directeur Arena Academie gestart’, website: perssupport.anp.nl/Persberichten, 6 juli 2001, printdatum: 23 september 2006 203. ’Resultaten Arena Academie vallen tegen’, gemeente Amsterdam, website: amsterdam.nl/ ?mode=print&ActItmIdt=1357&popup=true, printdatum: 24 september 2006 204. ’Werkwijze Arena Initiatief’, website:vazo.nl/article/main02. asp?m_id=51, printdatum: 23 september 2006 205. Brans, Lex, Wagemann, Oliver, ‘Overzicht URBAN-projecten sociaaleconomische vernieuwing Bijlmermeer’, Bureau P/A, 6e versie t.b.v. UBO 14 oktober 1999 206. Winter, Denise, projectleider van ‘Project Arena Initiatief, Stadsdeel Amsterdam-Zuidoost: website: doelstelling2.amsterdam. nl/zuidoost/project-arena.htm, printdatum: 23 september 2006 207. An.:’Strikte regels voor weren spookstudent’, NRC Handelsblad,19 en 20 augustus 2006 208. An.: ’Eind in zicht voor vergoeding studenten in het buitenland’, Trouw, 19 augustus 2006 268
209. Soetenhorst, Bas: ‘Politicus moet voorbeeld zijn’, Het Parool, 14 oktober 2005 210. Floor, Maaike: ‘Stress Arena Academie was te veel’, Het Parool, 20 juni 2003 211. Verlaan, Jos: ’Platte ambtenaar in het vizier’, 22 februari 2007 212. Verlaan, Jos: ’Ambtelijke fraude in A’dam valt mee’, 22 februari 2007 213. ’VU: onderzoek Arena Academie deugt niet’, Het Parool, 27 februari 2003 214. ’Enthousiast onthaal voor integrale aanpak langdurige werkloosheid’, StIDA Informatief, december 1999 215. ’StIDA vol vertrouwen naar de rechter’, De Echo, editie ZuidOost, 13 november 2002 216. ’Bijlmerdreef mogelijk half jaar gestremd’, regionaal weekblad De Echo, 21 februari 2001 217. ’Viaduct Bijlmerdreef medio 2002 weer normaal berijdbaar’, De Echo, editie Zuid-Oost, 28 november 2001 218. Ingen, Ruud van: ‘Reparatie viaduct in de Bijlmerdreef/ Flierbosdreef’, gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuidoost, persbericht, 21 november 2001 219. Axwijk, Harrald: ’Er zou voor Zuidoost een ‘status aparte’ moeten worden afgekondigd, zodat zij een grotere zeggenschap krijgt bij het oplossen van problemen en het stimuleren van kansen’, regionaal weekblad De Echo, 18 december 2002 220. ’StIDA tevreden met uitspraak rechter’, StIDA informatief, jaargang 6, nummer 1, 2003 221. Redactioneel commentaar, Vrij, onverveerd, ’Blunders in zaakStida’, Het Parool, 1 maart 2003 222. Galen, John Jansen van: ’Een minuut stilte voor Stida’, Het Parool, 22 februari 2001 223. Kesteren, Geert van: ‘Schraal: het leven van Nederlanders onder ’t minimum’, themabijlage NRC Handelsblad, 9 en 10 december 2006 224. Ledeboer, Françoise: ‘Deprimerende mix van ellende’, Het Parool, 9 december 2006 225. Drent, Christiaan, Vermeulen, Margreet: ‘Op de snijplank’, de 269
Volkskrant, 19 december 2006 226. Schulte, Addie: ‘Keuze valt op “echt Kamerlid” ‘, Het Parool, 7 december 2006 227. ’Overleden in 2006’, Trouw, bijlage de Verdieping, 30 december 2006 228. ’Wim Kok’, website: nl.wikipedia.org/wiki/Wim_Kok, printdatum: 1 januari 2007 229. Koelewijn, Jannetje: ‘Commissaris Kok is niet gaan golfen’, NRC Handelsblad, 30 en 31 december 2006 230. ’Negen procent meer rijken’, Het Parool, 27 juni 2007 231. An.: ’PvdA-voorzitter “ongelukkig” met salarisstijging Wim Kok’, de Volkskrant, 16 april 2007 232. An.: ’Gunstige peiling voor Groen Links’, de Volkskrant, 20 augustus 2007 233. Koning, Petra de: ’De PvdA zit nu in een bijna bestuurloze periode’, NRC Handelsblad, 20 augustus 2007 234. Chaudron, Janne: ‘Veel schroom voor allochtoon personeel’, Trouw, 12 juli 2007 235. Stoker, Elsbeth: ‘Werkloosheid allochtonen “dramatisch”’, de Volkskrant, 31 januari 2007 236. ’Snel minder dan 20.000 werklozen’, Trouw, 31 januari 2007 237. An.:’Allochtoon heeft vaker geen werk’, Het Parool, 28 februari 2005 238. Wester, Jeroen, Witt Wijnen, Philip de: ’We hebben Antonveneta nog niet gevierd’, NRC Handelsblad, 28 en 29 januari 2006 239. ’Sollicitatie nog nimmer op leeftijd’, Trouw, 25 januari 2006 240. ’Allochtoon is vaak werkloos’, Algemeen Dagblad, 17 januari 2006 241. ’Werkloosheid allochtonen gelijk’, Het Parool, 13 februari 2006 242. ’Anonieme sollicitatie tegen discriminatie’, NRC Handelsblad, 25 januari 2006 243. ’Beatrix toont zorg over “ontbinding maatschappij”’, de Volkskrant, 6 mei 1995 244. John Jansen van Galen, ‘Het multiculturele spektakel’, Het 270
Parool, 24 februari 2000 245. John Jansen van Galen, ‘Het multiculturele spektakel(2)’, Het Parool, 29 februari 2000 246. ’Zwaardere straf voor racisten’, Algemeen Dagblad, 17 september 1999 247. ’Steeds meer inwoners VS in diepe armoede’, Trouw, 26 februari 2007 248. An.: ’Werkloze steunt anoniem solliciteren’, NRC Handelsblad, 5 juni 2007 249. Korevaar, Gijs: ’Proef met anoniem solliciteren’, Algemeen Dagblad, 5 juni 2007 250. An.: ’Uitzenders falen bij banenplan’, Algemeen Dagblad, 26 januari 2001 251. ’Lager schooladvies voor allochtonen bij gelijke Cito-score’, Algemeen Dagblad, 21 februari 2007 252. Gerrits, Robin: ‘Taalarmoede kost per jaar half miljard’, de Volkskrant, 7 september 2006 253. Gerrits, Robin: ‘Niet iedereen vindt taal een feestje’, de Volkskrant, 7 september 2006 254. Jorritsma, Elsje: ‘Personeel tekort, 1,3 miljoen uitkeringen’, NRC Handelsblad, 20 februari 2007 255. ’Allochtone academicus blijft vaker werkloos’, Trouw, 28 juni 2007 256. ’Allochtonen lopen snel in’, Het Parool, 24 mei 2007 257. Trommelen, Jeroen: ’Academici remigreren met behulp Melkertgeld’, de Volkskrant, 20 september 1996 258. Herderschee, Gijs: ’Werkgever is politiek correct, maar handelt daar niet naar’, de Volkskrant, 17 april 2007 259. Pietersen, Rob: ‘Sezer: Afrekenen met de vooroordelen en onwetendheid’, Trouw, 20 februari 2007 260. ’Van werklozen blijft harde kern over’, NRC Handelsblad, 21 juni 2007 261. ’Randstad haalt mensen uit India’, Algemeen Dagblad, 23 juni 2007 262. ’Rede Swarttouw wekt beroering’, Rotterdams Nieuwsblad, 17 271
november 1990 263. An.: ’Weinigen uit de bijstand naar werk’, Trouw, 13 januari 2005 264. Jakson, Jola, Beer, Paul de: ‘Zonder Qaly’s heerst willekeur in de zorg’, NRC Handelsblad, 12 juli 2006 265. Hartogh, Govert den: ‘Doormodderen is beter dan slecht meten’, Trouw, 14 juli 2006 266. Algra, Wybo: ‘De Geus rekent zich rijk met re-integratie’, Trouw, 1 februari 2007 267. ’Allochtonen gediscrimineerd bij zoeken naar stageplaats’, de Volkskrant, 25 mei 2000 268. ’Dramatische cijfers ... en groeiende spanning’, hoofdredactioneel commentaar, de Volkskrant, 19 januari 2006 269. ’CBS:werkloosheid bij jeugd minder hoog’, Het Parool, 20 januari 2006 270. Dagevos, Jaco (Sociaal Cultureel Planbureau): ‘Hoge (jeugd)werkloosheid onder etnische minderheden: nieuwe bevindingen uit het LAS-onderzoek’, Trouw, 18 januari 2006 271. Stoker, Elsbeth: ’Noem jezelf Erik en je bent welkom’, de Volkskrant, 19 januari 2006 272. Sande, Job van de, Wiggers, Yvonne: ‘Anoniem solliciteren bij Rijk’, Algemeen Dagblad, 23 juni 2007 273. ’Kamer kraakt idee voor anoniem solliciteren bij rijk’, Algemeen Dagblad, 27 juni 2007 274.’Anoniem solliciteren bij stadsdeel’, Het Parool, 4 juli 2007 275. Renout, Frank, Knoop, Bas: ‘Anonieme sollicitatie is echt onzin’, Algemeen Dagblad, 19 oktober 2006 276. ’Ruim helft stagiairs vermoedt discriminatie’, Dagblad De Pers, 28 augustus 2007 277. ’Anonieme sollicitatie goed voor allochtoon’, NRC Handelsblad, 4 april 2007 278. Redactioneel commentaar, ’Bedrijfsleven aan zet’, de Volkskrant, 5 december 2005 279. ’Hoofddoek of huidskleur leidt tot discriminatie op werkvloer’, Trouw, 22 maart 2005 272
280. Beek, Hans, van der,’Allochtoon vrijwel kansloos’, Het Parool, 17 september 2005 281. Zwart, Milja de: ’Het is zo moeilijk om te mogen werken’, Algemeen Dagblad, 7 december 2005 282. ’Kamer noemt stopzetten ESF-subsidie amateuristisch’, Trouw, 10 november 2005 283. ’Bijstand op laagste stand in tien jaar’, NRC Handelsblad, 28 november 2006 284. Veen, Rita van: ’Gemeenten negeren discriminatie’, Trouw, 3 mei 2007 285. ‘Amsterdammers trekken de grens over’, Het Parool, 19 januari 2006 286. Meershoek, Patrick: ‘Armoede in Amsterdam’, Het Parool, 4 december 2006 287. ’Het gezicht van de armoede in Nederland’, Trouw, 4 december 2006 288. ’Sterke afname van mensen in bijstand’, de Volkskrant, 29 november 2006 289. ’Aantal mensen in de bijstand daalt spectaculair’, Trouw, 29 november 2006 290. ’Brood is de ziel van de beschaving’, de Volkskrant, 2 november 2002 291. ’Huishouden bezuinigt op voeding’, NRC Handelsblad, 29 december 2003 292. ’Oproep priester tot winkeldiefstal gaat Muskens te ver’, de Volkskrant, 17 maart 1997 293. Staal, Herman: ‘Nieuwe banen komen niet bij armen terecht’, NRC Handelsblad, 31 oktober 2000 294. ’Inkomensongelijkheid in 20 jaar toegenomen’, NRC Handelsblad, 25 maart 1999 295. Mudde, Leo: ‘Een op de tien kinderen groeit op in armoede’, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), 22 juni 2001 296. An.: ’Zorgpremie van bijstand inhouden’, Algemeen Dagblad, 23 augustus 2005 297. ’Nederland gaat minder op vakantie’, Het Parool, 15 december 273
2006 298. An.: ’Kwart Nederlanders gaat niet op vakantie’, NRC Handelsblad, 7 juni 2005 299. ’Krapte op de arbeidsmarkt begint voelbaar te worden’, NRC Handelsblad, 19 december 2006 300. ’Meer financiële problemen’, Het Parool, 4 maart 2006 301. Luyckx, Sarah-Mie, Lammers, Esther: ’Toch afsluitingen van stroom’, Trouw, 4 maart 2006 302. ’Mishandeld kind vaker gemeld’, Het Parool, 15 september 2004 303. ’Regina pikt het niet’, Het Parool, 30 juni 2007 304. Beijering, Marjan: ‘Jepie Pikin stilt honger in Amsterdam’, website: jepiepikin.nl, 25 maart 2004, artikel in weekblad Nieuws over Zuidoost, Amsterdam stadsdeel Zuidoost, afdeling communicatie, week 10, nummer 9, 2004 305. An.: ’Nederland telt meer miljonairs’, Het Parool, 9 juni 2005 306. ’Voedselbank screent klant’, Het Parool, 27 november 2006 307. Weeda, Frederiek: ‘Dit zijn de boodschappen voor arm Nederland’, NRC Handelsblad, 30 april en 1 mei 2005 308. Trommelen, Jeroen, ‘Aan rijen openbare armoede is niet te ontkomen’, de Volkskrant, 30 juni 2005 309. ’Keurmerk voor voedselbanken’, de Volkskrant, 1 maart 2007 310. Sies, Clara: ‘De stelling van Clara Sies: voedselbanken zijn helemaal geen schande voor een land’, NRC Handelsblad, 2 en 3 december 2006 311. ’Voedselbank hoeft niet weg’, Algemeen Dagblad, 16 februari 2007 312. ’Meeste armoede zit in vier grote steden’, Metro, 16 februari 2007 313. Groenendijk, Peter: ’Huisartsen schrijven daklozen maaltijden voor’, Algemeen Dagblad, 25 maart 2004 314. ’Gerichtere aanpak arme wijken’, Trouw, 13 oktober 2006 315. ’Op naar een half miljoen alleenstaande ouders’, Algemeen Dagblad, 23 januari 2006 316. Verhoeven, Jos: ’Ouderwets recept levert werkloze geen baan op’, de Volkskrant,17 januari 2006 274
317. An.: ’Snelle groei aantal arme 65-plussers’, NRC Handelsblad, 16 mei 2007 318. ’Een op elf AOW’ers woont in buitenland’, NRC Handelsblad, 19 februari 2007 319. ’In WAO zitten niet erg veel allochtonen’, de Volkskrant, 22 november 2000 320. An.: ’AOW-gat bron verborgen armoede’, Trouw, 18 mei 2007 321. Mat, Joke: ’De nieuwe armen zijn mensen met een baan’, NRC Handelsblad, 11 juni 2007 322. Bemmel, Noël van: ‘Armoede in tien jaar niet gedaald’, de Volkskrant, 31 oktober 2000 323. ’Inkomensachterstand minima sinds 2000 niet verder gegroeid’, Algemeen Dagblad, 7 maart 2006 324. Millenaar, Nanda: ‘Liefdadigheid is terug van weggeweest’, Trouw, 23 december 2006 325. Eijk, Dick van: ‘Nederland scoort gunstig in EU’, NRC Handelsblad, 16 en 17 december 2006 326. Algra, Wybo: ‘Een baan op kantoor of in de zorg, maar toch nooit nieuwe kleren’, Trouw, 17 november 2006 327. Dros, Lodewijk, Hakkenes, Emiel: ‘Arme klopt vaker aan bij kerk’, Trouw, 18 november 2006 328. ’Protestanten: armoedebeleid schiet nog steeds tekort’, de Volkskrant, 20 november 2006 329. An.: ’Stille armenhulp in Rotterdam’, Trouw, 3 juli 1999 330. Müller, Jaus: ’Schuld pas betalen als het licht uitgaat’, NRC Handelsblad, 15 februari 2006 331. ’Kredietbanken willen meer geld voor schuldpreventie’, Trouw, 21 februari 2006 332. Steenwijk,Jacqueline: ’Te weinig geld voor gas en licht’, Het Parool, 28 januari 2006 333. Couzy, Michiel: ‘Gas en licht steeds duurder’, Het Parool, 25 november 2006 334. Clevers, Richard: ‘Duizenden zonder stroom’, Algemeen Dagblad, 17 januari 2007 335. ’Duizenden van water afgesloten’, Het Parool, 6 april 2007 275
336. Hoofdredactioneel commentaar: ’Kopen op de pof laat zich niet straffeloos aan banden leggen’, Trouw, 21 juli 2005 337. ’Meer mensen in problemen door schulden’, Algemeen Dagblad, 30 januari 2007 338. Rengers, Merijn: ’Meer bankschulden bij minima’, de Volkskrant, 11 maart 2005 339. An.: ‘Meer mensen met schulden’, Algemeen Dagblad, 9 april 2005 340. ’Steeds meer mensen met forse schuld’, Het Parool, 29 januari 2007 341. An.: ’7 miljard euro rood op betaalrekeningen’, NRC Handelsblad, 8 augustus 2005 342. Berg, Marjan van den: ’Nederlander dieper in rode cijfers’, de Volkskrant, 9 augustus 2005 343. Berg, Marjan van den, Rengers, Merijn: ’Winkelkredieten jagen minima op hoge kosten’, de Volkskrant, 16 juli 2005 344. Haan, Ferry: ’PvdA: lager plafond voor kredietrente’, de Volkskrant, 18 juli 2005 345. An.:’Rente bij poffen moet omlaag’, Algemeen Dagblad, 19 juli 2005 346. Alphen, Frank van: ’Einde dreigt voor kopen op de pof’, de Volkskrant, 20 juli 2005 347. Berg, Marjan van den: ’Nederland is walhalla voor incassobureaus’, de Volkskrant, 6 augustus 2005 348. Broekhuizen, Bas, Haighton, Michiel: ’Nieuwe, commerciële lommerds doen goede zaken’, de Volkskrant, 3 mei 2005 349. Hoekman, Jacomijn: ’Aantal pandhuizen groeit steeds harder’, Algemeen Dagblad, 14 mei 2007 350. Lammers, Esther: ’Voedselbank is geen schande’, Trouw, 20 januari 2006 351. Lammers, Esther: ‘Iedere gek kan bewindvoerder worden’, Trouw, 26 januari 2006 352. Lammers, Esther: ’CDA: Pak agressieve kredietverleners aan’, Trouw, 4 maart 2006 353. ’Schuldsaneren faalt voor klant voedselbank’, NRC Handelsblad, 276
4 en 5 maart 2006 354. An.: ’Hulp mensen met schulden onvoldoende’, NRC Handelsblad, 3 mei 2007 355. An.: ’Schulden lopen alarmerend op’, Het Parool, 3 mei 2007 356. Koelewijn, Rinskje: ‘De boodschap is dat kinderleed niet zichtbaar is’, NRC Handelsblad, 7 december 2006 357. An.: ’Bijstandsouder krijgt geld om kind te laten leren’, Het Parool, 17 mei 2005 358. An.: ’Britse kinderen dupe van slechte voeding’, Trouw, 3 mei 2005 359. An.: ’Steeds meer baby’s in de Verenigde Staten blijken ondervoed’, Algemeen Dagblad, 13 juni 2005 360. An.: ’Steeds meer minima kampen ook met schulden’, Het Parool, 28 september 2005 361. Weel, Ingrid: ‘Kind is slechtst af in Rotterdam’, Trouw, 25 februari 2006 362. Salm, Harriët, Weel, Ingrid: ‘Het goede en slechte kinderleven’, Trouw, 25 februari 2006 363. Tates, Tom: ’Meer kinderen slecht af in wijk’, Algemeen Dagblad, 5 maart 2007 364. Schoutendorp, Wim,’Minima met kind financieel in de knel’, Trouw, 26 februari 2005 365. Dam, Nely van: ‘Sinterklaas óf Suikerfeest’, NRC Handelsblad, 2 en 3 december 2006 366. An.: ’Sport soms te duur voor kinderen’, Het Parool, 13 april 2007 367. ’Meer mensen met bijstand in steden’, NRC Handelsblad, 22 december 2003 368. Bouma, Japke D.: ’Grote steden 194 miljoen armer’, NRC Handelsblad, 5 december 2005 369. An.: ’Burleson: Zuidoost actief in strijd tegen schoolverzuim’, de Nieuwe Bijlmer, regionaal weekblad Amsterdam Zuidoost, 12 november 1997 370. Meershoek, Patrick: ’Ik kan hosselen als geen ander’, Het Parool, PS van de Week, 3 september 2005 277
371. Hoofdredactioneel commentaar: ‘Megabanenflop’, NRC Handelsblad, 30 oktober 2002 372. Zwaap, René: ‘De erfenis van Van der Aa’, De Groene Amsterdammer’, 2 maart 2002 373. Meershoek, Patrick: ’De strijd tegen het blanke smoezenboek’, Het Parool, 1 december 2006 374. ’Topambtenaren zijn vrijwel altijd blank’, Het Parool, 1 december 2006 375. Dulk, Lysbeth den: ‘URBAN-programma Zuidoost moet doorgang vinden’, gemeente Amsterdam, persbericht 19961217, 17 december 1996 376. ’Overheid gaat eigen corruptie harder bestrijden’, NRC Handelsblad, 29 en 30 oktober 2005 377. Wiegman, Marcel: ‘Aboutalebs beleid onder vuur’, Het Parool, 23 februari 2007 378. Wiegman, Marcel: ‘Aboutaleb moet zich schamen’, Het Parool, 31 januari 2007 379. Stoker, Elsbeth: ‘Van bijstand naar baan mislukt in Amsterdam’, de Volkskrant, 31 januari 2007 380. Wiegman, Marcel: ‘Hulp werklozen zinvol’, Het Parool, 30 januari 2007 381. Kreling, Tom: ‘Koffie schenken in buurthuis is ook prima’, NRC Handelsblad, 24 en 25 februari 2007 382. ’Hulp voor bijstandsklanten helpt niet’, Trouw, 31 januari 2007 383. Steketee, Marjone, Mak, Jodi, Tierolf, Bas: ‘Kinderen in Tel, Verwey-Jonker Instituut, januari 2007 384. ’Grotestedenbeleid lost problemen niet op’, de Volkskrant, 13 oktober 2006 385. ’Meer armoede in de stad’, Het Parool, 28 september 2006 386. Steinmetz, Bert: ‘Met de minima in de stad blijft het slecht gaan’, Het Parool, 30 september 2006 387. Beusekamp, Willem: ‘Gratis voedselpakket is niet alleen voor zwervers’, de Volkskrant, 12 januari 2007 388. ’Enquête bij voedselbank’, Het Parool, 11 februari 2006 389. ’Kinderen met zorg voor zusjes en broertjes’, Trouw, 9 februari 278
2006 390. ’Armoede nu in harde cijfers gepresenteerd’, de Nieuwe Bijlmer, 9 februari 2000 391. Lange, Albert de, e.a.: ’De armoede beschouwd: we hebben zitten slapen’, Het Parool, 22 oktober 1997 392. Boden, Mart: ‘Karin herdacht in Politiek Café: “Kansen creëren, kansen grijpen”’, website Amsterdam.pvda.nl/nieuwsbericht/2313, 22 oktober 2005 393. Laan, Marc: ‘Koud en donker in je rijtjeshuis’, Het Parool, 20 augustus 2007 394. An.: ‘Jeugd Amsterdam: 65 pct allochtoon’, NRC Handelsblad, 7 februari 2003 395. Bosman, Frans, ’Een praatje, een grapje en een dwangbevel’, Het Parool, 24 december 2004 396. ’Schuldhulpverlening faalt’, Het Parool, 31 augustus 2007 397. An.: ’Ondervoede patiënt hardnekkig probleem’,Trouw, 9 augustus 2005 398. Jonk, Erik: ‘In 2020 1,3 miljoen hart- en vaatziekten’, Metro, 23 februari 2007 399. ’Ongemak dient de mens’, hoofdredactioneel commentaar, NRC Handelsblad, 20 december 2006 400. Bles, Wilfried van der: ‘Huisartsen moeten ouderen screenen op ondervoeding’, Trouw, 7 december 2006 401. ’Vertrouwen in gezondheidszorg neemt af’, website: planet.nl, 25 januari 2006 402. Stronks, Karien, Gunning-Schepers, L.J., e.a., afdeling Sociale Geneeskunde, Academisch Medisch Centrum (AMC), Amsterdam: ‘Allochtoon, dus ongezond? Mogelijke verklaringen voor de samenhang tussen etniciteit en gezondheid geïntegreerd in een conceptueel model’, Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 1999; jaargang 77, nr. 1, p. 33-40 403. Hart, Herman, Wiel, Albert van de, internisten: ‘Surinamers en suikerziekte’, Algemeen Dagblad, 10 december 2005 404. Dijkshoorn, H: ‘De gezondheid van Surinamers in Amsterdam’, GGD Amsterdam cluster EDG, ISBN-nr. 0-5348-138-9, januari 2006 279
405. ’Migrant vaak klas in met lege maag’, Het Parool, 24 januari 2001 406. Verhoeven, S., huisarts te Heerde, Lambert, J., internist, Isala klinieken te Zwolle: ’Diabeteszorg in de Huisartspraktijk’, Bijlage Modern Medicine, augustus 1999 407. Rutten, G.E.H.M., prof. dr., huisarts te Beuningen, Heeg, J.E., dr., internist, Isala klinieken te Zwolle: ’Het cardiovasculaire risicoprofiel’, Bijlage Modern Medicine, augustus 1999 408. Barendregt, J.N.M., Dr., internist-nefroloog, Academisch Ziekenhuis Maastricht, afdeling interne geneeskunde: ’Hypertensie’, Elseviers themabijlage, Medisch Contact, januari 1999 409. Collins, R, Peto, R, Mac Mahon, S et al.: ‘Blood pressure, stroke, and coronary heart disease. Part 2: short-term reductions in blood pressure: overview of randomised drug trials in their epidemiological context’, Lancet, 1990; 335: 827-838 410. Kappelle, L.J.: ‘Secundaire preventie na een TIA of kleine beroerte’, Vakgroep Neurologie, Universiteit Utrecht 411. Shinton, R, Beevers, G.: ‘Meta-analysis of relation between cigarette smoking and the risk of stroke’, British Medical Journal, 1989; 289: 789-94 412. World Health Organization-International Society of Hypertension Guidelines for the management of hypertension, Journal of Hypertension, 1999; 17: 151-183 413. Wenting, G.J., Dr., internist, Ignatius Ziekenhuis, Breda: ‘Hypertensie, onder contrrole?’ Elseviers themabijlage, Medisch Contact, november 1999 414. ’Allochtoon voelt zich vaker onveilig dan autochtoon’, Het Parool, 11 november 2006 415. Krug, N.: Amsterdamse Huisartsen Vereniging, Kenmerk: 7269, regio.werkgroep Zuid-Oost, 28 december 1995 416. Vliet, Dénis van: ‘Vreemdelingen snel uit de cel’, Algemeen Dagblad, 16 februari 2005 417. Blokker, Bas: ‘Huisartsen, postbodes en chauffeurs durven Bijlmer niet meer in’, NRC Handelsblad, 10 februari 1996 418. ‘PTT bezorgt ’s avonds niet in de Bijlmer’, Het Parool, 22 juli 280
1993 419. Hogervorst, V.W.G., Amsterdamse Huisartsen VerenigingVestigingscommissie, Kenmerk: 95.0354-514, 16 oktober 1995 420. ‘Omdat ik geen telefoon had wilde de dokter niet komen’, regionale weekkrant De Nieuwe Bijlmer, 30 maart 1995 421. Janssen, R.P., Kokken, J.: ’Veiligheid hoogbouw’, gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuidoost, Kenmerk 9600279 – 2, 19 februari 1996 422. Staatstoezicht op de Volksgezondheid, Inspectie voor de Gezondheidszorg Koninginneweg 111 Haarlem, Onderwerp Criminaliteit Bijlmer, kenmerk: fb/mn/960865, 28 februari 1996 423. Schweitzer, B.P.M., Amsterdamse Huisartsen Vereniging, kenmerk: ahv.best./1649/best.corr., 5 februari 1996 424. ‘Nachtdienst huisarts beter georganiseerd’, dagblad Het Parool, 21 oktober 1998 425. Hetterschij-Meijers, Transcultural: ‘De resultaten van URBAN Bijlmermeer 1995-1999’, Uitgebreid Bestuurlijk Overleg URBAN Bijlmermeer, Stadsdeel Amsterdam-Zuidoost, Bureau Sociaal Economische Vernieuwing, november 1999 426. ’Eindrapportage URBAN Bijlmermeer 1995-1999’, Accountancy en Consultancy Amsterdam, (ACAM), 15 mei 2002 427. Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuidoost, Stadsdeelraadsvergadering, 14 december 1999, motie nr 72, SDR 301199 Fin / 175 428. Weber, E, Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, de directeur van de Stedelijke Woningdienst Amsterdam, beschikkingsnummer 99 / 066.35 / GSB II / 4, 30 augustus 2000 429. Israëls, Han en Mooij, Annet: ‘Aan de Achtergracht, Honderd jaar GG & GD Amsterdam’, Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam, 2001, 187-208 430. ‘Het mag niet zo zijn dat je door armoede ook eerder dood gaat’, Rengelink – GGD Amsterdam’, NRC Handelsblad, 27 maart 1995 431. Verlaan,Jos: ‘College wil Coutinho als baas GG & GD, dagblad Het Parool, 8 oktober 1999 281
432. ‘Hoofdgebouw GG & GD is een bouwval’, dagblad Het Parool, 5 juni 2003 433. ‘Coutinho nieuwe topman GG & GD’, dagblad Het Parool, 25 februari 2000 434. Rube, Hans: ‘Bezuinigen was nuttig’, Medisch Vandaag, 26 april 2000 435. ‘Topman GGD per direct weg’, Het Parool, 21 oktober 2006
282