4 6 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2
Binnen de neuropsychologische praktijk wordt het geheugen doorgaans onderzocht met verbaalauditieve geheugentests. Visuele geheugentest hebben vaak tekortkomingen doordat deze een beroep doen op tekenvaardigheid, slechts één leertrial aanbieden of sterk verouderd zijn. De recent herziene Location Learning Test is volgens Roy Kessels cum suis een valide en betrouwbaar instrument om het visueelruimtelijk geheugen bij neuropsychologische patiëntgroepen in kaart te brengen.
d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 47 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e a u t e u r s : roy k e ss e l s , e s t h e r va n d e n b e rg , gudrun nys, carla ruis & ineke brands
Psychodiagnostisch Gereedschap
de Location Learning Test herziene uitgave
G
eheugenproblemen behoren tot de meest voorkomende cognitieve klachten van patiënten binnen de neuropsychologische praktijk en worden vaak gerapporteerd door patiënten met een aspecifiek klachtenpatroon in de eerstelijnspraktijk of binnen ggz-instellingen. Deze klachten betreffen doorgaans het alledaagse geheugen: niet meer op namen kunnen komen, afspraken vergeten of spullen kwijtraken in huis. Het gaat hier dan om het inprenten of opdiepen van feiten waar een tijd of plaats (een context) aan gekoppeld kan worden: het episodisch geheugen (Squire, 2004). Toch is het lang niet altijd zo dat dergelijke alledaagse geheugenproblemen het gevolg zijn van hersenaandoeningen zoals dementie of een hersentumor. Zo is bekend dat gedurende de levensloop de episodische geheugenfunctie afneemt (zie figuur 1) en kan normale vergeetachtigheid soms uitvergroot worden. Subjectieve klachten op het gebied van het geheugen komen derhalve slecht overeen met het daadwerkelijk functioneren van het geheugen. De episodische geheugenfunctie moet dus geobjectiveerd worden middels neuropsychologisch testonderzoek. Binnen een neuropsychologisch onderzoek neemt het meten van de geheugenfunctie dan ook vaak een belangrijke plaats in. Vanaf het midden van de twintigste eeuw is er een enorm
aantal neuropsychologische tests ontwikkeld om het episodisch geheugen te onderzoeken. Veel taken maken gebruik van auditief aangeboden woordenlijsten die onthouden moeten worden, vaak na herhaalde aanbieding. Daarna volgt doorgaans nog een uitgestelde herinnerings- of herkenningstrial. Voorbeelden van in Nederland gebruikte woordleertaken zijn de 15 Woordentest (15 wt; Van der Elst e.a., 2005) en de Verbale Leer en Geheugentest (vlgt; Mulder e.a., 1995). Een belangrijk nadeel van deze verbale leertaken is dat ze een beroep doen op een intacte (Nederlandse) taalfunctie. Bij patiënten met een taalstoornis (zoals afasie na een beroerte) of bij anderstaligen zijn verbale leertests derhalve geen valide meetinstrumenten. Bovendien kunnen verbale geheugentests voor veel mensen met geheugenklachten of met faalangstige persoonlijkheidstrekken confronterend zijn: een lange lijst woorden afnemen bij iemand met geheugenklachten kan ertoe leiden dat iemand snel opgeeft (‘Al die woorden, dat kan ik toch nooit onthouden!’). Bij patiënten of cliënten met een verminderde motivatie tot het ondergaan van testonderzoek kunnen verbale tests ook tot onderpresteren leiden; door suboptimale inzet is de behaalde testprestatie geen goede afspiegeling van het daadwerkelijke niveau van het cognitieve functioneren (Gorissen & Schmand, 2006).
4 8 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e a u t e u r s : roy k e ss e l s e . a .
Z-score Episodisch Geheugen
1.5 1,0 0,5 0 -0.5
Figuur 1
-1.0 -1.5
18-29
30-39
40-49
50-59
60-69
Leeftijdscategorie
visuele episodische geheugentests Het gebruik van visuele episodische geheugentests kan een aantal van deze problemen ondervangen. Toch is het opmerkelijk dat binnen de neuropsychologische praktijk het onderzoek naar visuele geheugenfuncties vaak vrij summier plaatsvindt. Bovendien kunnen er kanttekeningen geplaatst worden bij veel visuele geheugentests. De complexe figuur van Rey (1941) wordt bijvoorbeeld vaak gebruikt om het visueelruimtelijke geheugen te meten. Deze geheugentest verschilt echter op een aantal belangrijke punten van verbale geheugentests. Ten eerste is de Complex Figure Test (cft) een incidentele geheugentest: de patiënt of proefpersoon wordt gevraagd de figuur zo nauwkeurig mogelijk na te tekenen, en na een korter of langer tijdsinterval wordt deze zonder aankondiging gevraagd de eerder nagetekende figuur uit het hoofd te tekenen. Bovendien wordt er maar één trial aangeboden. Belangrijkste nadeel is dat de test geen proces-pure taak is (Van der Meer & Eling,
Al die woorden, dat kan ik toch nooit onthouden!
70-79
80-89
Achteruitgang in prestatie op episodische geheugentests gedurende de levensloop, gebaseerd op een aantal veelgebruikte geheugentests (Levitt e.a., 2006)
2008). De cft meet eigenlijk van alles en nog wat: visueelruimtelijke planning, visuoconstructieve praxis en incidenteel-motorisch leren. Daarmee is de prestatie geen equivalent van het verbale leervermogen zoals gemeten met een 15wt of vlgt. Een ander probleem met visuele geheugentests is dat normgegevens vaak verouderd of summier zijn, zoals het geval is bij de Benton Visual Retention Test (Strauss, Sherman & Spreen, 2006), of alleen voor kinderen beschikbaar zijn (zoals de recent voor Nederland beschikbaar gekomen Rey Visual Design Learning Test (Wilhelm e.a., 2011). Voor veel andere visuele geheugentests geldt dat er een beroep wordt gedaan op natekenen – een vaardigheid die op zichzelf weer gestoord kan zijn na hersenbeschadiging of een hersenziekte. Of er is slechts één aanbiedingstrial, waardoor het niet mogelijk is een leercurve te bepalen. Visuele geheugentests die geen gebruik maken van vrije reproductie middels natekenen, maken vaak gebruik van ja/ nee-herkenning: de aangeboden plaatjes moeten worden herkend tussen afleiders. Ook maken sommige tests gebruik van herinnering aan de hand van cues (cued recall). Een voorbeeld van een dergelijke test is de Visuele Associatie Test (vat; Lindeboom et al., 2002). Herkenning en opdiepen middels cues blijft vaak veel langer intact bij hersenaandoeningen dan vrije reproductie – dat doet immers een sterk beroep op het actief opdiepen van opgeslagen informatie. Afwijkende scores op dergelijke tests zijn dan ook indicatief voor ernstige geheugenstoornissen en dat maakt deze tests
d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 4 9 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e
Figuur 2a Object-locatiegeheugentest (Nunn e.a., 1999) waarbij de proefpersonen de plaats van de voorwerpen op een tafel moet reconstrueren.
zeer geschikt bij het diagnosticeren van cognitieve stoornissen in het kader van neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer. Herkennings- en cued recall-tests zijn door dit uitgangspunt echter ongeschikt om subtielere geheugenproblemen te objectiveren: patiënten met lichtere vormen van geheugenstoornissen behalen op dergelijke tests vaak plafondscores, net als gezonde vrijwilligers. Daardoor is het onderscheidend vermogen gering.
Object-locatiegeheugentests De laatste jaren zijn er verschillende visuele geheugentests ontwikkeld om bovengenoemde tekortkomingen op te lossen. Veel van deze nieuwe tests doen een beroep op het vermogen om visueelruimtelijke informatie op te slaan en op te diepen. Vanuit neurowetenschappelijk oogpunt en vanuit het oogpunt van validiteit is de meetpretentie van een ruimtelijke geheugentest veel preciezer dan die van veel eerdergenoemde visuele geheugentests. Het construct ‘visueel geheugen’ wordt binnen de cognitieve neurowetenschappen niet als apart cognitief systeem of proces van het episodisch geheugen onderscheiden, omdat het een veel te algemeen en daardoor weinig wetenschappelijk label is. In de klinisch-neuropsychologische praktijk wordt het construct echter toch vaak naast het ‘verbale geheugen’ gebruikt, waarbij voorbij wordt gegaan aan het feit dat verbale informatie zoals woorden en zinnen uiteraard ook via de visuele modaliteit kunnen worden aangeboden. Het onderscheid visueel en verbaal ge-
heugen is derhalve weinig theoretisch onderbouwd en vooral gerelateerd aan fysieke kenmerken van de gebruikte tests, net zoals het onderscheid tussen verbaal en performaal iq. Het gebruik van visueelruimtelijke episodische geheugentaken maakt veel preciezere uitspraken mogelijk. Zowel binnen dierexperimenteel als humaan onderzoek is er de afgelopen decennia veel onderzoek verricht naar het (visueel) ruimtelijk geheugen bij patiënten met gelokaliseerde hersenbeschadigingen, onder wie epilepsiepatiënten met beschadigingen in de mediale temporaalkwab (Milner e.a., 1997; Nunn e.a., 1999) en patiënten met een tumor of een Cerebro Vasculair Accident (cva) met gelokaliseerde lesies (Kessels e.a., 2001). Vaak werd het geheugen voor objectlocaties onderzocht, bijvoorbeeld door voorwerpen op een tafel uit te stallen en deelnemers kort de tijd te geven de locaties te onthouden. Vervolgens moesten de deelnemers de voorwerpjes zo nauwkeurig mogelijk terugplaatsen (zie figuur 2a). Recentere studies maken doorgaans gebruik van geautomatiseerde aanbieding en registratie van responsen middels een aanraakscherm (zie figuur 2b). Object-locatiegeheugentests doen door het associatieve karakter (het koppelen van locaties aan een voorwerp) een sterk beroep op de hippocampus, de hersenstructuur die essentieel is voor het vormen van nieuwe episodische herinneringen, en op de posterieure pariëtale hersenschors, met name in de linker hersenhelft (Van Asselen e.a., 2009). Er zijn voor gebruik in de klinische praktijk echter geen normgegevens beschikbaar
5 0 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e a u t e u r s : roy k e ss e l s e . a .
Figuur 2b Geautomatiseerde object-locatiegeheugentest waarbij de proefpersoon middels een aanraakscherm eerder getoonde voorwerpen op de juiste plek moet terugplaatsen (Kessels e.a., 2001).
voor deze paradigma’s. Het gebruik van computertests met aanraakscherm is bovendien niet in alle instellingen makkelijk te realiseren. Er zijn ook verschillende ‘papier-en-pentaken’ ontwikkeld om het geheugen voor objectlocaties te onderzoeken, zoals de Spatial Location Test, de Spatial Array Memory Test, de Brief Visuospatial Memory Test-Revised, de Visual Spatial Learning Test, de 7/24 Spatial Recall Test en de 10/36 Spatial Recall Test (zie Kessels & Postma (2006) voor een uitgebreid overzicht). Voor zover bekend wordt alleen de 10/36 Spatial Recall Test in Nederland gebruikt in het kader van onderzoek naar multiple sclerose als onderdeel van de Brief Repeatable Battery of Neuropsychological Tests (Rao & the Cognitive Function Study Group of the National Multiple Sclerosis Society, 1990). Deze tests hebben echter ook een aantal beperkingen. Zo worden vaak geometrische figuren aangeboden als stimuli. Die sluiten niet aan bij het dagelijks leven en maken daardoor de tests niet erg aantrekkelijk voor gebruik bij minder gemotiveerde patiënten. Bij veel van deze tests wordt ook maar één leertrial aangeboden. Ook dat maakt de tests niet vergelijkbaar met verbale leer- en geheugentests. Bovendien is er vaak geen parallelle versie beschikbaar om materiaalspecifieke leereffecten tegen te gaan. De Location Learning Test (llt) is een visueelruimtelijke geheugentest waarvoor deze beperkingen niet gelden. De llt
is gebaseerd op onderzoek van Bucks e.a. (1997). De test is gericht op het vaststellen van geheugenstoornissen in het kader van (beginnende) dementie bij ouderen op een geheugenpoli. Bij de llt worden op een 5 x 5 matrixbord tien plaatjes van alledaagse en gemakkelijk te benoemen voorwerpen gepresenteerd, elk op een vaste locatie (zie figuur 3 voor een voorbeeld). De instructie aan de deelnemers is de locatie van de voorwerpen in te prenten. Na dertig seconden wordt een leeg 5 x 5 matrixbord neergelegd en worden losse kaartjes in willekeurige volgorde aangeboden, met op ieder kaartje een van de tien voorwerpen. De instructie is de kaartjes vervolgens op de juiste plek terug te leggen. Net als bij de woordenleertests wordt dezelfde stimuluskaart herhaald aangeboden (in totaal vijf keer), telkens gevolgd door een directe test. Na vijf keer wordt aan de deelnemer verteld dat er later nog een test volgt. Per trial is de verplaatsingsscore de belangrijkste uitkomstmaat. Deze maat geeft de totale afwijking aan tussen teruggeplaatste voorwerpen en hun oorspronkelijke locatie door per voorwerp het aantal ‘hokjes’ te tellen dat het verwijderd is van de oorspronkelijke locatie, en deze voor ieder trial bij elkaar op te tellen. Een verplaatsingsscore van 0 geeft een perfecte score aan, een verplaatsingsscore van 25 is vergelijkbaar met nagenoeg willekeurige terugplaatsing. Ook kan de leerindex worden berekend: de gemiddelde prestatieverbetering of -verslechtering tussen de opeenvolgende trials als maat voor de leercurve. De uitgestelde
d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 5 1 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e
Figuur 3 Stimuluskaart van de llt-r, versie B. Overgenomen met toestemming van de testuitgever.
herinneringsscore ten slotte geeft het verval aan tussen de laatste aanbiedingstrial en de uitgestelde herinnering. De llt bleek geschikt om normale ouderdomsvergeetachtigheid van beginnende dementie te onderscheiden (Bucks e.a., 1997), de testprestatie bleek bovendien goed samen te hangen met andere visuele en verbale geheugentests. De llt is vervolgens verder genormeerd door gegevens van gezonde ouderen te verzamelen (N= 186, leeftijden tussen de 50 en 96) en als klinisch-diagnostisch instrument op de markt gebracht (Bucks e.a., 2000). De llt is vervolgens onder meer toegepast in onderzoek bij patiënten met schizofrenie (Nimatoudis et al., 2008) en multiple sclerose (Coebergh et al., 2010). Er zijn twee parallelle versies beschikbaar (A en B).
Ontwikkeling herziene uitgave Hoewel de llt een aantal belangrijke voordelen bood ten opzichte van andere visuele geheugentests, was de test slechts beperkt inzetbaar in de klinisch-neuropsychologische praktijk. Zo waren de normgegevens beperkt tot 50-plussers en hielden de normen geen rekening met verschillende opleidingsniveaus. Bovendien merkten de auteurs in de handleiding al op dat er bij veel ouderen sprake was van plafondeffecten: veel gezonde ouderen behaalden perfecte scores na twee keer aanbieden, waarna de test mag worden afgebroken (Bucks e.a., 2000). Om goed onderscheid te maken tussen patiënten met dementie en gezonde ouderen is dit geen probleem, maar in
De cft meet eigenlijk van alles en nog wat
de klinische praktijk moet een goede geheugentest idealiter ook geschikt zijn om subtielere geheugenstoornissen te detecteren. De llt leek hiervoor onvoldoende sensitief. Om plafondeffecten tegen te gaan is vervolgens de afnameprocedure aangepast, door de stimuluskaart niet dertig maar slechts vijftien seconden aan te bieden. Bovendien is de testinstructie vertaald naar het Nederlands en de retentieperiode tussen onmiddellijke en uitgestelde reproductie verlengd. Deze procedure is beschreven in Kessels e.a. (2004) en gevalideerd bij een aantal patiëntgroepen: ouderen met diabetes mellitus (Ruis e.a., 2009; Brands e.a., 2007), patiënten zes maanden na een cva (Nys e.a., 2005), patiënten met lichte cognitieve stoornissen (mild cognitive impairment of mci) of alzheimerdementie (Kessels e.a., 2010), een kleine groep hiv-patiënten (Bertens e.a., 2010) en patiënten met parkinsonisme (ongepubliceerde data). De herziene afnameprocedure is vervolgens bij een grote groep gezonde vrijwilligers afgenomen (N=382), in leeftijd variërend van achttien tot negentig jaar. Bij alle deelnemers is versie A van de llt afgenomen. Op basis van deze groep gezonde deelnemers zijn middels regressieanalyse normwaarden berekend. Mogelijke voorspellende variabelen waren hier leeftijd, geslacht, opleidingsniveau (zeven categorieën) en het middels de Nederlandse Leestest voor Volwassenen (nlv) geschatte verbale iq (Schmand e.a., 1992). De totale verplaatsingsscore en leerindex bleken sterk samen te hangen met leeftijd, opleidingsniveau en nlv-iq. De uitgestelde herinneringsscore correleerde niet met
5 2 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e a u t e u r s : roy k e ss e l s e . a .
Figuur 4 Prestaties van verschillende patiëntgroepen op de vijf leertrials en de uitgestelde herinneringstrial van de llt-r, vergeleken met een subgroep van gezonde vrijwilligers uit de normsteekproef.
Z-score Episodisch Geheugen
20
Diabetes (N=155) CVA (N=105) Alzheimer (N=30)
15
MCI (N=30) HIV (N=28) Parkinsonisme (N=22)
10
Gezonden <65 (N=175) Gezonden 65+ (N=207)
5
0 Trial 1
Trial 2
Trial 3
leeftijd, opleidingsniveau of nlv-iq. Overeenkomstig eerdere bevindingen was er geen sprake van geslachtsverschillen op de llt-uitkomstmaten (Kessels e.a., 2004). Vervolgens zijn lineaire regressieanalyses uitgevoerd om per individu de verwachte score op de llt te kunnen schatten, met leeftijd, nlv-iq en opleidingsniveau als voorspellende variabelen. Daarna zijn residuscores berekend door voor iedere deelnemer de verwachte score van de werkelijk geobserveerde score af te trekken. De frequentieverdeling voor de residuscores van de verschillende uitkomstmaten zijn vervolgens omgezet naar percentielscores, die gebruikt kunnen worden in de klinische praktijk (zie Kessels e.a., 2011).
LLT-R: psychometrische eigenschappen Om de parallelvormbetrouwbaarheid vast te stellen, is bij een subgroep van 87 gezonde oudere vrijwilligers naast de A-versie ook de parallelle B-versie van de llt afgenomen na een periode van drie, vier jaar. De prestatie op de B-versie was significant lager, mogelijk als gevolg van leeftijdsgerelateerde geheugenachteruitgang. De correlatie tussen de twee versies was echter hoog. De criteriumvaliditeit is onderzocht door de test bij verschillende patiëntgroepen af te nemen (zie figuur 4). =De resultaten van deze patiëntstudies geven aan dat de llt-r geschikt is om te verwachten stoornissen in het geheugen aan te tonen bij deze patiëntgroepen, zelfs bij subtiele cognitieve stoornissen zoals diabetes mellitus (Brands e.a., 2007). De leerindex bleek de meest sensitieve uitkomstmaat van de llt-r. De uitgestelde herinneringsscore is de minst valide uitkomstmaat. Bij een deel van de
Trial 4
Trial 5
Uitgesteld
patiënten is tevens de 15wt (Van der Elst e.a., 2005) afgenomen. De correlatie tussen de llt-r en de 15wt bleek hoog. Dat geeft aan dat de convergente validiteit van de llt-r bevredigend is. Om de convergente validiteit meer in detail te onderzoeken, zou in toekomstig onderzoek de llt-r met andere ruimtelijke geheugentests vergeleken kunnen worden. De normgegevens zijn bepaald op basis van regressieanalyses (continue normering). Middels continue normering kunnen de verschillende llt-scores gecorrigeerd worden voor variabelen zoals leeftijd en opleidingsniveau op basis van de gehele steekproef. Gestratificeerde normen – daarbij worden verschillende leeftijds- en opleidingsgroepen onderscheiden – bestaan daarentegen vaak uit kleine subgroepen. Wat betreft de gewenste grootte van de normgroep geeft de cotan aan dat een steekproef van meer dan 300 ‘goed’ is wanneer klinische beslissingen niet enkel op de betreffende test gebaseerd worden (voor geheugentests zal dit doorgaans gelden). Voor een continue normering wordt een ondergrens van honderdvijftig deelnemers aangehouden voor het predicaat ‘goed’. Het aantal van 382 voldoet hier ruimschoots aan.
Tot besluit De herziene uitgave van de Location Learning Test (llt-r) lijkt op basis van bovengenoemde onderzoeken een betrouwbaar en valide meetinstrument, met goede normen. Met deze test kunnen stoornissen in het visueelruimtelijk geheugen vastgesteld worden. De test wordt in Nederland op verschillende afdelingen neuropsychologie en geheugenpoliklinieken gebruikt en lijkt een duidelijke
d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 5 3 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e
De llt onderscheidt normale ouderdomsvergeetachtigheid van beginnende dementie
meerwaarde te bieden ten opzichte van andere bestaande visuele geheugentests. Door de herziene afnameprocedure is de sensitiviteit van de test verbeterd. Daardoor kan deze test niet alleen gebruikt worden voor de diagnostiek van ernstige geheugenstoornissen, zoals bij dementiepatiënten, maar ook voor lichtere geheugenproblemen. Desalniettemin zal de test nog gevalideerd moeten worden bij andere patiëntgroepen, bijvoorbeeld patiënten met neuropsychiatrische aandoeningen. Ook is het interessant om met de llt-r normgegevens bij kinderen en jeugdigen te verzamelen. Onderzoek bij kinderen met epilepsie heeft laten zien dat een vergelijkbaar object-locatieparadigma geschikt is om geheugenstoornissen bij deze patiëntgroep te objectiveren (Schouten e.a., 2002). Een klinisch bruikbare visueelruimtelijke geheugentest ontbreekt echter vooralsnog. Eveneens is het wenselijk het gebruik van de llt-r bij anderstaligen te onderzoeken. Binnen de praktijk van de (neuro)psychologie worden toenemend allochtone cliënten aangemeld, van wie een deel slecht of in het geheel geen Nederlands spreekt. Bestaande psychologische instrumenten kunnen dan vaak niet worden afgenomen. De llt-r vereist echter geen verbale respons en slechts een minimale verbale instructie. Prof. dr. R. Kessels is hoogleraar neuropsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en tevens verbonden aan de Korsakovkliniek Vincent van Gogh voor Geestelijke Gezondheidszorg in Venray. Dr. E. van den Berg is gz-psycholoog in opleiding tot klinisch neuropsy-
choloog, verbonden aan de afdeling neurologie van het UMC Utrecht en universitair docent bij de afdeling functieleer van de Universiteit Utrecht. Dr. G. Nys is als (neuro)psycholoog verbonden aan het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen te Gent in België. C. Ruis, MSc, werkt als gz-psycholoog bij de afdeling neurologie van het UMC Utrecht en is docent bij de afdeling functieleer van de Universiteit Utrecht. Dr. I. Brands werkt als gz-psycholoog bij Zuwe Hofpoort en het Regionaal Psychiatrisch Centrum in Woerden. Voor correspondentie over dit artikel: Prof. dr. R.P.C. Kessels, UMC St Radboud, Afdeling Medische Psychologie, p/a Huispost 925, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen. E-mail:
[email protected].
Summary
The Location Learning Test – Revised edition R. Kessels, E. van den Berg, G. Nys, C. Ruis & I. Brands Assessment of episodic memory is mostly done using auditory, verbal tests, such as word-list learning tasks. In the Netherlands, equivalent nonverbal tests are lacking. Most visual memory tasks rely on visuoconstructive ability, present only one learning trial or use geometric stimuli rather than everyday objects, with limited normative data. The llt-r is a visuospatial memory test in which the locations of ten everyday objects in a 5×5 grid have to be remembered in five learning trails, followed by a delayed test. The llt-r has been validated in patients with diabetes, stroke, mild cognitive impairment and Alzheimer’s dementia. In addition, normative data have been collected in a sample of 382 healthy adults, making it a valid and reliable alternative for verbal memory tests.
5 4 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 2 d e lo c at i o n l e a r n i n g t e s t – h e r z i e n e u i t g av e a u t e u r s : roy k e ss e l s e . a .
Literatuur
Asselen, M. van, Kessels, R.P.C., Frijns, C.J.M., Kappelle, L.J., Neggers, S.F.W. & Postma, A. (2009). Object-location memory: A lesion-behavior mapping study in stroke patients. Brain and Cognition, 71, 287-294. Bertens, D., Van der Werf, S.P., Van Balken, I., Bosch, M., Van der Ven, A., Esselink, R. A., Kessels, R.P.C. & Koopmans, P.P. (2010). Assessment of cognition in relation to brain imaging and HIVRNA in HIV-1 infected patients: A pilot study. Journal of the International Neuropsychological Society, 16(Suppl. 2), 59. Brands, A.M. A., Manschot, S.M., Van den Berg, E., Biessels, G.J., Kappelle, L.J., De Haan, E.H.F. & Kessels, R.P.C. (2007). A detailed profile of cognitive dysfunction and its relation to psychological distress in patients with type 2 diabetes mellitus. Journal of the International Neuropsychological Society, 13, 288-297. Bucks, R.S. & Willison, J.R. (1997). Development and validation of the Location Learning Test (LLT): A test of visuo-spatial learning designed for use with older adults and in dementia. Clinical Neuropsychologist, 11, 273-286. Bucks, R.S., Willison, J.R. & Byrne, L.M.T. (2000). Location Learning Test. Bury St. Edmunds, UK: Thames Valley Test Company. Coebergh, J. A., Roosendaal, S.D., Polman, C.H., Geurts, J.J. & Van Woerkom, T.C. (2010). Acute severe memory impairment as a presenting symptom of multiple sclerosis: a clinical case study with 3D double inversion recovery MR imaging. Multiple Sclerosis, 16, 1521-1524. Elst, W. van der, Boxtel, M.P. van, Breukelen, G.J. van & Jolles, J. (2005). Rey’s verbal learning test: Normative data for 1855 healthy participants aged 24-81 years and the influence of age, sex, education, and mode of presentation. Journal of the International Neuropsychological Society, 11, 290-302. Gorissen, M. & Schmand, B. (2006). Mentale inspanning en onderpresteren. In M. Hendriks, R. Kessels, M. Gorissen & B. Schmand (red.), Neuropsychologische diagnostiek: De klinische praktijk (pp. 146-155). Amsterdam: Boom. Kessels, R.P.C. & Postma, A. (2006). Object-location memory in ageing and dementia. In T. Vecchi & G. Bottini (Eds.), Advances in consciousness research: Vol. 66. Imagery and spatial cognition. Methods, models and cognitive assessment (pp. 221-237). Amsterdam, The Netherlands: John Benjamins Publishing. Kessels, R.P.C., Bucks, R.S., Willison, J.R. & Byrne, L.M.T. (2011). Location Learning Test - Herziene Uitgave (Nederlandse bewerking). Amsterdam: Hogrefe. Kessels, R.P.C., Haan, E.H.F. de, Kappelle, L.J. & Postma, A. (2001). De neuropsychologie van het ruimtelijk geheugen. Nederlands Tijdschrift voor Psychologie en haar Grensgebieden, 56, 235-244. Kessels, R.P.C., Nys, G.M.S., Brands, A.M.A. & Van Zandvoort, M.J.E. (2004). De Location Learning Test als maat voor het ruimtelijk geheugen: Bruikbaarheid van een nieuwe afnameprocedure en normgegevens. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 35, 147-152. Kessels, R.P.C., Rijken, S., Joosten-Weyn Banningh, L.W.A., Van Schuylenborgh-van Es, N. & Olde Rikkert, M.G.M. (2010). Categorical spatial memory in patients with mild cognitive impairment and Alzheimer dementia: Positional versus object-location recall. Journal of the International Neuropsychological Society, 16, 200-2004. Levitt, T., Fugelsang, J. & Crossley, M. (2006). Processing speed, attentional capacity, and age-related memory change. Experimental Aging Research, 32, 263-295. Lindeboom, J., Schmand, B., Tulner, L., Walstra, G. & Jonker, C. (2002). Visual association test to detect early dementia of the Alzheimer type. Journal of Neurology, Neurosurgery, and Psychiatry, 73, 126-133. Meer, J.M.J. van der & Eling, P.A.T.M. (2008). André Rey en zijn Complexe Figuur Test. Tijdschrift voor Neuropsychologie, 3(1), 45-51. Milner, B., Johnsrude, I. & Crane J. (1997). Right medial temporal-lobe contribution to object-location memory. Philosophical Transactions of the
Royal Society of London, 352B, 1469–1474. Mulder, J.L., Dekker, R. & Deller, P.H. (1995). Verbale Leer en geheugen Test: Handleiding. Amsterdam: Pearson. Nimatoudis, I., Anousakis, N., Spyridi, S. & Kaprinis, G. (2008). Location Learning Test: A new tool for the assessment of visuospatial learning and memory in patients with schizophrenia. Preliminary results. Annals of General Psychiatry, 7(Suppl. 1), S336. Nunn, J.A., Graydon, F.J., Polkey, C.E. & Morris, R.G. (1999). Differential spatial memory impairment after right temporal lobectomy demonstrated using temporal titration. Brain, 122, 47-59. Nys, G.M.S., Zandvoort, M.J.E. van, Kort, P.L.M. de, Jansen, B.P.W., Worp, H.B. van der, Kappelle, L.J. & De Haan, E.H.F. (2005). Domain-specific cognitive recovery after first-ever stroke: a follow-up study of 111 cases. Journal of the International Neuropsychological Society, 11, 795-806. Rao, S.M. & National Multiple Sclerosis Society (1990). A manual of the Brief, Repeatable Battery of Neuropsychological Tests in multiple sclerosis. New York: National Multiple Sclerosis Society. Rey, A. (1941). L’examen psychologique dans les cas d’encéphalopathie traumatique: Les problèmes. Archives de Psychologie, 28, 286-340. Ruis, C., Biessels, G.J., Gorter, K.J., Donk, M. van den, Kappelle, L.J. & Rutten, G.E. (2009). Cognition in the early stage of type 2 diabetes. Diabetes Care, 32, 1261-1265. Schouten, A., Oostrom, K.J., Pestman, W.R., Peters, A.C.B. & JennekensSchinkel, A. (2002). Learning and memory of school children with epilepsy: A prospective controlled longitudinal study. Developmental Medicine and Child Neurology, 44, 803-811. Schmand, B., Lindeboom, J. & Van Harskamp, F. (1992). Nederlandse Leestest voor Volwassenen. Lisse: Swets & Zeitlinger. Squire, L.R. (2004). Memory systems of the brain: a brief history and current perspective. Neurobiology of Learning and Memory, 82, 171-177. Strauss, E., Sherman, E.M.S. & Spreen, O. (2006). A compendium of neuropsychological tests (3rd. ed.). New York: Oxford University Press. Wilhelm, P., Heijden, K. van der, Swaab-Barneveld, H., Serlier-van den Bergh, A., Klink, M. van & Schreuder Goedheijt, B. (2011). Visueel geheugen bij kinderen: Nederlandse bewerking van de Rey Visual Design Learning Test. Tijdschrift voor Neuropsychologie, 6, 117-126.
VOOR EN DOOR PSYCHOLOGEN
Vergroot kosteloos uw capaciteit! Besteed psychodiagnostisch onderzoek uit aan Ampla: • Online en face-to-face afname • Volledig vergoed via Zvw • Géén wachttijden • Second opinion • Landelijke dekking • Deskundige rapportage door klinisch psycholoog BIG Lees alles op www.ampla.nl
Info
Francine Woltman Elpers
Telefoon
078-6489978
Email Website
[email protected] www.ampla.nl