Meetinstrumenten Chronische pijn Deel 1 functionele status
A.J.A. Köke P.H.T.G. Heuts J.W.S.Vlaeyen W.E.J.Weber
1
Inhoudsopgave 5
Nederlandstalige vragenlijsten Disability Rating Index
Voorwoord Pain Disability Index 1
Inleiding
2
Klinimetrie
3
Methode
4
Resultaten: beschrijvingen van vragenlijsten
Vragenlijst Dagelijks Functioneren (Nederlandse Health Assessment Questionnaire)
Disability Rating Index
Neck Disability Index
Pain Disability Index
Oswestry Low Back Pain Disability Questionnaire
Arthritis Impact Measurement Scale
Patiënt Specifieke Klachten
Fibromyalgia Impact Questionnaire
Quebec Back Pain Disability Scale
Functionele Handicap Score
Roland Disability Questionnaire
Vragenlijst Dagelijks Functioneren (Nederlandse Health Assessment
Shoulder Disability Questionnaire
Fibromyalgia Impact Questionnaire Functionele Handicap Score
6
Begrippenlijst
7
Literatuurlijst
Questionnaire) Neck Disability Index Oswestry Low Back Pain Disability Questionnaire Patiënt Specifieke Klachten Quebec Back Pain Disability Scale Roland Disability Questionnaire Shoulder Disability Questionnaire 2
3
Voorwoord De problematiek van chronische pijn is ingewikkeld. De impact op de kwaliteit van leven van de patiënt is groot. De behandeling van pijn is globaal te verdelen in pijnbestrijding en pijnrevalidatie. Pijnbestrijding is gericht op beïnvloeding van de pijn zelf. Daarbij wordt getracht de intensiteit, de duur of de frequentie van de pijnepisodes te verminderen. Revalidatie van patiënten met pijnklachten is gericht op een zo optimaal mogelijk functioneren van de persoon met de pijn. Pijnreductie is niet (meer) het primaire doel, het doel is vooral om het dagelijks functioneren van de persoon te verbeteren. Zowel bij pijnbestrijding als bij pijnrevalidatie is het gebruik van adequate meetinstrumenten noodzakelijk om de effectiviteit van de toegepaste behandelingen te kunnen vaststellen. Dit geldt niet alleen voor wetenschappelijk onderzoek maar net zo goed ook voor de dagelijkse klinische praktijk. Het gebruik van meetinstrumenten bij pijn is een uitermate boeiend terrein. Er zijn de afgelopen 25 jaar talloze meetinstrumenten ontwikkeld, en het vergt de nodige inspanning om enig overzicht op dit terrein te krijgen. Meetinstrumenten kunnen gebruikt worden om bijvoorbeeld de kwaliteit en intensiteit van de pijn, de mate van functionele beperkingen, of de algehele kwaliteit van leven te meten. Iedere dimensie heeft haar eigen meetinstrumenten. Er bestaat helaas geen meetinstrument dat alle aspecten in een keer meet. Dit betekent dat afhankelijk van de klachten, de behandeling en de behandeldoelen een keuze gemaakt moet worden uit diverse meetinstrumenten. Om het gebruik van meetinstrumenten in de dagelijkse praktijk te stimuleren en te bevorderen heeft het Pijn Kennis Centrum (PKC) van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (azM)dit overzicht samengesteld. Het is bedoeld als ordening van bestaande gegevens over instrumenten om de toegankelijkheid te vergroten en de bruikbaarheid in de dagelijkse praktijk te vergemakkelijken. Echter ook voor onderzoekers kan het een handig hulpmiddel zijn om snel informatie te vinden over bepaalde meetinstrumenten. Er is gekozen om in eerste instantie dit overzicht te beperken tot vragenlijsten met betrekking tot het dagelijks functioneren van de patiënt met chronische pijn. Dit wordt vaak aangeduid als de functionele status, functionele beperkingen of disability. Deze termen worden in de literatuur niet altijd eenduidig gebruikt. In principe bedoelen we in deze uitgave met functionele status het niveau van de fysieke of motorische vaardigheden of activiteiten in ADL, werk en vrije tijdsbesteding. Sommige vragenlijsten meten daarnaast ook nog het functioneren op psychologisch of sociaal terrein. Het is de bedoeling om in de toekomst de meetinstrumenten binnen andere dimensies van pijn op een soortgelijke manier te ordenen. 4
In het eerste hoofdstuk worden de doelstelling en de zoekstrategie van de inventarisatie van de meetinstrumenten van dit overzicht toegelicht. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens kort ingegaan op enkele basisbegrippen en principes over het bepalen van de methodologische kwaliteit van meetinstrumenten (klinimetrie). De gehanteerde begrippen, zoals betrouwbaarheid en validiteit worden beschreven. De kern van dit boek zijn natuurlijk de beschrijvingen van de meetinstrumenten. De gegevens van de meetinstrumenten worden steeds op dezelfde wijze beschreven aan de hand van een sjabloon (hfst 3). Aan de hand van dit sjabloon krijgt de lezer snel een indruk van de opzet, de eigenschappen en de methodologische kwaliteit van een bepaald meetinstrument. Naast informatie over de methodologische kwaliteit wordt ook zeer praktische informatie weergegeven. Bijvoorbeeld voor welke doelgroep is het meetinstrument geschikt, hoe moet men de vragenlijst invullen en scoren, of hoeveel tijd neemt het invullen in beslag. De eigenlijke beschrijving van de meetinstrumenten en dus de kern van deze publicatie staat in hoofdstuk 4.Voor nadere uitleg van gehanteerde begrippen in de beschrijvingen verwijzen we naar hoofdstuk 5. Helaas zijn de meeste meetinstrumenten niet in Nederland ontwikkeld. De meeste onderzoeken over de kwaliteit hebben betrekking op de buitenlandse (meestal Engelse of Amerikaanse) praktijk.Van een aantal meetinstrumenten hebben we wel een Nederlandstalige versie gevonden.Van meetinstrumenten waarvan geen Nederlandse vertaling gevonden is heeft het Pijn Kennis Centrum Maastricht een geautoriseerde vertaling gemaakt. Dit betekent niet de klinimetrische eigenschappen van deze (al dan niet geautoriseerde) vragenlijsten automatisch hetzelfde zijn als de oorspronkelijke versies. Nader onderzoek naar de validiteit en betrouwbaarheid van bijna alle in het Nederlands vertaalde vragenlijsten blijft noodzakelijk. De Nederlandstalige vragenlijsten zijn terug te vinden in hoofdstuk 6. Het is de bedoeling, dat deze opsomming bijgewerkt zal worden en up-todate kan blijven. Constructieve opmerkingen en suggesties worden op prijs gesteld en kunnen gestuurd worden naar PKC azM en zullen waar mogelijk verwerkt worden in dit overzicht.
5
Hoofdstuk 1 Inleiding
6
7
De bedoeling is om een overzichtelijke en goed toegankelijke weergave van diverse meetinstrumenten aan te bieden. Dit overzicht is opgesteld voor hulpverleners, die in de praktijk werken, en snel willen kunnen inschatten of er een geschikt instrument voor het bepalen van het functionele niveau van een patiënt beschikbaar is Om evaluatieve meetinstrumenten op gebied van beperkingen te verzamelen is een zoekstrategie in de geautomatiseerde literatuurbestanden van Medline uitgevoerd. De trefwoorden ‘functional status’ en ‘disability’ zijn ingevoerd en later gecombineerd met het trefwoord ‘questionnaire’. Dit databestand is vervolgens steeds gecombineerd met een van de volgende trefwoorden: low back pain en/of spinal disorders, neck en/of neckpain, shoulder, knee, hip, fibromyalgia, rheumatic disease. Deze zoekstrategie is toegepast in de jaargangen 1984 t/m 1990 en 1991 t/m 1998. De aantallen treffers zijn in onderstaande tabellen 1 en 2 weergegeven. Tabel 1: aantal treffers van functionele status vragenlijsten per periode en deelgebieden Trefwoorden 1984 t/m 1990 1991 t/m 1998 Functional status en questionnaire 41 246 + low back of spinal disorder 0 10 + neck 0 6 + shoulder 0 5 + knee 2 7 + hip 1 13 + fibromyalgia 0 4 + headache 1 4 + rheumatic disease 1 4
Tabel 2: aantal treffers van disability vragenlijsten per periode en deelgebieden Trefwoorden 1984 t/m 1990 1991 t/m 1998 Disability questionnaire 236 876 + low back of spinal disorder 17 81 + neck 4 41 + shoulder 4 19 + knee 4 47 + hip 1 30 + fibromyalgia 1 26 + headache 1 5 + rheumatic disease 3 23 8
Op basis van screening van de artikelen zijn uiteindelijk de in dit boek opgenomen vragenlijsten geselecteerd.Veel treffers bleken uiteindelijk een zelfde meetinstrument te bevatten.Verder is nog in de literatuurverwijzingen gezocht naar eventueel andere meetinstrumenten. Opvallend is de grote toename van artikelen in de laatste jaren. Dit geeft wellicht aan dat het evalueren van beperkingen als uitkomst steeds belangrijker wordt geacht. Diverse redenen om meetinstrumenten te gebruiken kunnen zijn: 1 het aantonen van de effectiviteit van een behandeling. Dit is in principe een wetenschappelijke vraagstelling en het vereist naast een goede onderzoeksopzet ook het gebruik van geschikte uitkomstmaten, waar de psychometrische eigenschappen van bekend zijn. Uitspraken over de effectiviteit van de behandeling gelden voor een groep van patiënten. 2 inzicht verkrijgen in de impact van een programma in de patiëntenzorg. Naast effecten voor groepen patiënten wil men ook graag weten wat dit betekent voor een individuele patiënt.Wat betekent dit specifieke behandelprogramma voor deze patiënt? 3 vergelijkingen maken tussen ‘identieke’ behandelprogramma’s die op verschillende locaties, plaatsen worden uitgevoerd. Dit vraagt ook een zekere uniformiteit in het gebruik van meetinstrumenten. 4 het verbeteren van de dagelijkse zorg voor patiënten. Dit kwaliteitsbeleid toont steeds meer kenmerken, die overeenkomen met effectonderzoek. Daarbij zijn adequate meetinstrumenten een vereiste. 5 ziektenkostenverzekeraars en andere betalers zijn geïnteresseerd in uitkomsten vanwege de kosten-effectiviteit. Alhoewel er veel redenen zijn om meetinstrumenten te gebruiken, blijkt dat ze in de praktijk weinig gebruikt worden. Kennelijk zijn er ook nogal wat hinderpalen.Welke factoren weerhouden hulpverleners uit de dagelijkse praktijk er vaak van om ze te gebruiken? In een artikel over het gebruik van uitkomstmaten worden een aantal hindernissen in genoemd1: 1. de vrees, dat het gebruik van uitkomstmaten veel extra inspanning en kosten met zich mee zou brengen. Het vergt inderdaad enige moeite en tijd om te leren omgaan met een meetinstrument. In het begin is niet duidelijk wat het rendement is. Het is een investering, die pas later rendeert. 2. onvoldoende kennis over het bestaan van meetinstrumenten en over hoe ze in de praktijk gebruikt moeten worden. 9
3. een afwachtende houding: “Ik wacht tot andere professionals ze hebben uitgetest.” 4. algemene acceptatie van een aantal interventies, zonder dat deze getoetst zijn op effectiviteit. Daarmee vervalt voor sommigen een van de redenen om ze te gebruiken.
Hoofdstuk 2 Klinimetrie
Het is zinvol om een strategie te ontwikkelen om de keuze van een instrument te vergemakkelijken, zodat toepassing in de dagelijkse praktijk bevorderd wordt. In de literatuur worden overzichtsartikelen van meetinstrumenten gepubliceerd 2 3 4. Zelden echter wordt in deze artikelen praktische informatie gegeven over hoe een instrument gebruikt moet worden. Het in dit boek gepresenteerde overzicht van de verzamelde meetinstrumenten combineert zowel wetenschappelijke als praktische informatie. Dit boek is zeker geen compleet overzicht, er is een (min of meer willekeurige) selectie gemaakt van meetinstrumenten waarbij getracht is bij veel voorkomende (chronische) klachten minimaal een instrument te selecteren. De opgenomen vragenlijsten zijn bovendien geselecteerd op redelijke methodologische kwaliteit (validiteit en betrouwbaarheid) van de originele versie.
10
11
De kwaliteit van een meetinstrument is afhankelijk van verschillende eigenschappen 5 6 7. Meetinstrumenten kunnen een diagnostisch, een prognostisch of een evaluatief doel hebben. Per doel worden andere eisen gesteld aan de inhoud en kwaliteit van het meetinstrument 8 9. Een meetinstrument moet op de eerste plaats relevant zijn. Voor evaluatieve doeleinden moet het aansluiten bij de theoretische achtergrond van je behandelmethode en het daaruit voortvloeiende behandeldoel. Op de tweede plaats is de praktische toepasbaarheid van belang of een meetinstrument bruikbaar is.Wat zijn kosten, de tijdsinvestering, de belasting voor patiënt en beoordelaar? De in dit boek opgenomen meetinstrumenten zijn vragenlijsten. Deze zijn meestal goedkoop, en snel in te vullen. Naast de twee genoemde eigenschappen zijn de begrippen betrouwbaarheid en validiteit van belang. Het begrip betrouwbaarheid beschrijft de nauwkeurigheid van de meting. Een meting is betrouwbaar, als de uitkomsten bij herhaling van de meting binnen een bepaalde periode hetzelfde blijken te zijn. Het begrip betrouwbaarheid kent een aantal aspecten, namelijk: testhertestbetrouwbaarheid, intra-en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en interne consistentie. De reproduceerbaarheid van uitkomsten bij herhaling van de meting kan op twee manieren worden beschouwd. Bij herhaling door dezelfde persoon wordt het test-hertestbetrouwbaarheid of intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid genoemd.Wanneer de meting door verschillende personen uitgevoerd wordt spreekt men van inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid. De betrouwbaarheid wordt meestal uitgedrukt in een maat voor overeenstemming tussen de twee metingen. Dit kan het percentage overeenstemming zijn of de Kappa (het percentage overeenstemming gecorrigeerd voor toevallige overeenstemming)5. Een andere maat voor de overeenstemming of samenhang is de correlatiecoëfficiënt. De waarde van de correlatiecoëfficiënt ligt tussen –1 en +1. De waarden –1 en +1 betekenen een perfect verband. Hoe dichter de waarde bij nul ligt hoe lager het verband en dus hoe slechter de betrouwbaarheid is. Er bestaan meerdere correlatiecoëfficiënten (Pearsons productmoment correlatiecoëfficiënt = r, de Spearman correlatiecoëfficiënt = r de intraclasscorrelatiecoëfficiënt = ICC, zie hoofdstuk 6).Welke correlatiecoëfficiënt gebruikt mag worden is afhankelijk van de aard van de gegevens die gemeten worden. Een vragenlijst of een ander meetinstrument kan bestaan uit meerdere onderdelen of vragen, die allemaal een ander aspect van het achterliggend construct meten. Hoe goed de onderdelen samen het hele construct meten is de “interne consistentie”. Cronbach’s alpha () is een maat voor de interne consistentie, welke kan variëren van 0 tot 1. Hoe dichter bij 1 hoe hoger de interne consistentie en hoe hoger men de betrouwbaarheid van de vragenlijst acht. s
12
Het begrip validiteit verwijst naar de mate waarin een instrument ook werkelijk meet wat het beoogt te meten.Theoretisch is dit een complex onderwerp. Bij het meten van de lengte van een voorwerp is bijvoorbeeld vrij duidelijk wat gemeten moet worden en kan de validiteit van het instrument worden bepaald. Bij vele andere metingen is dit lastiger. Pijn bijvoorbeeld is niet rechtstreeks observeerbaar. Hoe kan dan worden bepaald of een meting bij pijn valide is? Voor dergelijke complexere onderwerpen zijn meerdere vormen van validiteitbepaling ontwikkeld: 1. inhoudsvaliditeit (content validity): de mate waarin de verschillende onderdelen/gebieden van het meetinstrument het totale inhoudsdomein van het te meten kenmerk dekken. Dit wordt bepaald door bijvoorbeeld diverse onafhankelijke experts (hulpverleners, onderzoekers maar ook patiënten) op het gebied van het onderwerp te laten oordelen of inhoud compleet is. 2. construct- of begripsvaliditeit: de mate waarin een instrument overeenkomt met het achterliggende construct (theoretische raamwerk). De construct validiteit wordt bepaald door het te onderzoeken meetinstrument te vergelijken met een ander meetinstrument, wat een ‘soortgelijk’ construct beoogt te meten. De uitkomsten moeten, indien de meetinstrumenten inderdaad hetzelfde construct meten, met elkaar overeenkomen. Als maat gebruikt men hiervoor de al eerder genoemde correlatiecoëfficiënt. 3. criteriumvaliditeit: de mate waarin de uitkomsten van een test overeenkomen met de uitkomsten, die worden gevonden bij toepassing van een extern criterium. Dit extern criterium is idealiter een ‘gouden standaard’. Wanneer deze niet aanwezig is moet men gebruik maken van een alternatieve test, waarvan de validiteit onbekend is of minder perfect. Door gelijktijdig het extern criterium en het te onderzoeken meetinstrument te meten bepaald men de concurrent validiteit. Als het externe criterium pas later gemeten wordt spreekt men van predictieve validiteit.Voor het meten van de functionele status bestaat geen gouden standaard. Een ander belangrijk aspect van validiteit is bij evaluatieve vragenlijsten de responsiviteit. Responsiviteit verwijst naar de mate waarin een instrument werkelijke veranderingen kan detecteren. Dit betekent dat een responsief meetinstrument in staat is om te discrimineren tussen een klinisch relevante en klinisch niet-relevante veranderingen.Voor het bepalen van de responsiviteit bestaat geen consensus. Meerdere methoden zijn ontwikkeld om de responsiviteit te bepalen. Men kan de correlatie bepalen tussen de uitkomsten van een meetinstrument met uitkomsten van andere meetinstrumenten. Indien er 13
veranderingen in de tijd gemeten worden door diverse meetinstrumenten en er een correlatie bestaat met de veranderingen op het te onderzoeken meetinstrument is dit een teken van een zekere mate van responsiviteit. Deze vorm noemt men ook longitudinale constructvaliditeit 10. Een andere methode om de responsiviteit te bepalen is afkomstig uit onderzoek naar de waarde van diagnostiek11.Voor een diagnostische test worden de sensitiviteit (het percentage terecht positieve diagnoses (ziek) op basis van de test) en de specificiteit (het percentage terecht negatieve diagnoses (niet-ziek) op basis van de test). Deze twee gegevens worden grafisch weergegeven in een Receiver Operator Curve (ROC). Hierbij wordt de sensitiviteit (y-as) uitgezet tegen de 1 - specificiteit (x-as). Hoe ‘beter’ de test hoe meer de ROC in de linker bovenhoek komt te liggen. Bij evaluatieve meetinstrumenten wordt ook de sensitiviteit (de klinisch relevante veranderingen) uitgezet tegen de 1 - specificiteit (de niet-klinisch relevante veranderingen). De oppervlakte onder de ROC wordt gebruikt als maat voor de responsiviteit. De Area Under the Curve (AUC) kan men zien als een interpretatie van de probability van het correct discrimineren van verbeterde en niet verbeterde patiënten. De waarde van de AUC ligt tussen de 0.5 (geen onderscheidend vermogen) en de 1.0 (maximaal onderscheidend vermogen)12. Tenslotte beschrijven we nog kort een andere methode. Dit is een statistische methode waarbij de signaal-ruisverhouding van de scores wordt gemeten. De uitkomsten van behandelingen variëren meestal tussen patiënten. Niet iedereen heeft evenveel baat bij dezelfde behandeling. De verhouding tussen de veranderingen gemeten in patiënten die verbeterd zijn en veranderingen in patiënten die niet verbeterd zijn is een maat voor de responsiviteit. De verhouding kan op meerder manieren worden uitgedrukt; responsiveness ratio, callibrated responsiveness ratio en effect size.Voor verdere uitleg wordt verwezen naar de literatuur13 14 15 Algemeen geldt dat als de verhouding groter is dan 1 er sprake is van responsiviteit. Hoe groter het getal hoe groter de responsiviteit. Bij effect sizes wordt gesproken van responsiviteit bij waarden groter dan 0.5 16.
14
Hoofdstuk 3 Methode
15
Het gebruikte sjabloon is opgesteld naar analogie van een uitgave van de Canadian Physiotherapy Association Health Outcomes17. De bedoeling is, een overzichtelijke en goed toegankelijke weergave van diverse meetinstrument mogelijk te maken. Het is zodanig opgesteld om snel een indruk te krijgen over praktische en methodologische eigenschappen van het meetinstrument. Het sjabloon bestaat uit twee delen. In het eerste gedeelte worden een aantal algemene gegevens van het meetinstrument genoemd. Na de titel volgt in het kort algemene informatie over het betreffende meetinstrument. In het eerste blok van het sjabloon wordt de doelgroep van patiënten genoemd waarvoor het meetinstrument bedoeld is. Dit betreft de onderzoekspopulatie waarin het meetinstrument is ontwikkeld en getest.Voor deze populatie zijn de resultaten van de testen geldig.Wil men het meetinstrument bij andere ‘soortgelijke’ populaties gebruiken dan zijn de resultaten van validiteit en betrouwbaarheid niet zonder meer geldig. Ook wordt, indien bekend, aangegeven of de patiëntenpopulatie afkomstig is uit de 1e, 2e, of 3e lijns gezondheidszorg. Met de benodigde tijd wordt aangeven hoelang het invullen en scoren van een meetinstrument duurt. Het aangeven van de kosten van een meetinstrument kan van belang zijn bij eventueel gebruik. In dit overzicht zijn alleen vragenlijsten opgenomen. Hieraan zijn meestal alleen de kosten van een kopie verbonden. Echter sommige vragenlijsten worden uitgegeven door bedrijven of instanties.Voor het gebruik ervan wordt een vergoeding, meestal per vragenlijst, gevraagd. In de rubriek scholing vereist wordt aangeven of het nodig is om een specifiek training te volgen voordat men het meetinstrument kan hanteren. Dit is meestal niet het geval. In het volgende blok van het sjabloon volgt informatie over de instructie aan de patiënt. Hierin staat aangegeven met welke opdracht de patiënt de vragen moet invullen. Bijvoorbeeld de tijdsperiode waarop de vraag betrekking heeft. In een volgend blok worden de vorm, eventuele sub-schalen en de wijze van scoring genoemd.
16
In het tweede deel van het sjabloon is ruimte voor aspecten van betrouwbaarheid (interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid, interen intrabeoordelaars betrouwbaarheid) en validiteit (inhoudsvaliditeit, constructvaliditeit, criteriumvaliditeit en responsiviteit). Op de derde bladzijde van het sjabloon staan enkele referenties, gevolgd door opmerkingen over waar het instrument te verkrijgen is. Indien er geen gegevens vermeld staan bij een van de genoemde onderdelen van het sjabloon betekent dit dat óf deze gegevens niet onderzocht zijn óf dat wij ze niet hebben kunnen achterhalen. Op de volgende pagina’s staat als voorbeeld een niet-ingevuld sjabloon afgebeeld.
17
MEETINSTRUMENT:
BETROUWBAARHEID
Beschrijving: Interne consistentie Doelgroep
Benodigde tijd
Kosten
Scholing vereist Test-hertest betrouwbaarheid
Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid INSTRUCTIES AAN DE PATIËNT
VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit
OVERZICHT
Constructvaliditeit
Vorm Criteriumvaliditeit
Subschalen Responsiviteit
Scoring
18
19
Hoofdstuk 4
Resultaten: beschrijving van de meetinstrumenten
REFERENTIES
WAAR VERKRIJGBAAR
20
21
De gevonden meetinstrumenten zijn onder te verdelen in generieke en ziekte-specifieke maten. De generieke meetinstrumenten zijn breed toepasbaar bij meerdere groepen patiënten. Het voordeel is dat vergelijking tussen diverse patiëntengroepen mogelijk is. Nadeel kan zijn dat ze de functionele status (te) algemeen meten. Mogelijk ontbreken relevante activiteiten voor bepaalde groepen patiënten. Hier zijn de ziekte -specifieke maten meer voor geschikt. Deze meten activiteiten die vooral belangrijk zijn voor de specifieke doelgroep (ziekte). Het nadeel van deze is dat vergelijking met andere aandoeningen niet mogelijk is. In dit hoofdstuk zijn de volgende vragenlijsten (in alfabetische volgorde) opgenomen: a Generieke functionele status vragenlijsten: 1. Disability Rating Index 2. Pain Disability Index
DRI PDI
b Ziekte specifieke functionele vragenlijsten: 3. 4. 5. 5.
Arthritis Impact Measurement Scale Fibromyalgia Impact Questionnaire Functionele Handicap Score Vragenlijst Dagelijks Functioneren (Nederlandse Health Assessment Questionnaire) 7. Migraine Disability Assessment Scale 8. Neck Disability Index 9. Oswestry Low Back Pain Disability Questionnaire 10. Patiënt Specifieke Klachten 11. Quebec Back Pain Disability Scale 12. Roland Disability Questionnaire 13. Shoulder Disability Questionnaire
22
AIMS FIQ FHS VDF MIDAS NDI OSW PSK QBPDS RDQ SDQ
23
MEETINSTRUMENT:
Disability Rating Index (DRI)
Beschrijving: Korte evaluatieve vragenlijst, bestaande uit 12 items, ontwikkeld voor het meten van fysische beperkingen bij patiënten met pijnklachten in het bewegingsapparaat. In eerste instantie ontwikkeld voor patiënten met lage rugklachten. Doelgroep
Benodigde tijd Kosten
Pijn in bewegingsapparaat. Chronische lage rugpijn in het bijzonder, maar ook nek, schouder, knie en heup
5-6 minuten
Scholing vereist
Geen specifieke Fotokopie training vereist
BETROUWBAARHEID Interne consistentie De interne consistentie is goed, Cronbach’s alpha = 0.84 Test-hertest betrouwbaarheid Test-hertest betrouwbaarheid is goed over een periode van: 1 dag r = 0.95 3 dagen r = 0.92 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid Goede inter beoordelaarsbetrouwbaarheid na 3 dagen r = 0.99 Goede intra beoordelaarsbetrouwbaarheid na 3 dagen r = 0.98
VALIDITEIT INSTRUCTIES AAN PATIËNT “Geef door middel van een vertikaal streepje op een 100 mm horizontale lijn aan in hoeverre u deze activiteit kunt uitvoeren”. OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst van 12 items. Subschalen Geen. De vragenlijst heeft betrekking op drie gebieden van het algemeen dagelijks functioneren: activiteiten dagelijks leven (ADL) (vragen1-4), dagelijkse fysieke activiteiten (vragen 5-8) en zwaar werk-gerelateerde activiteiten (vragen 9-12). De items zijn geordend van lichte naar zwaardere belasting. Scoring Per vraag wordt gescoord op een visuele analoge schaal (VAS). Linker en rechter uiteinde van de schaal zijn aangegeven als “zonder moeilijkheden” (= 0) en “helemaal niet” (= 100). De afstand tussen het ‘streepje van de patiënt’ en het 0-punt in mm is de score per vraag. De totaalscore is het gemiddelde van alle scores. Dit gemiddelde wordt uitgedrukt als een percentage van hoogst mogelijke score. Door alle 12 scores in een grafiek te presenteren kan een Disability Rating Profile (DRP) gemaakt worden. 24
Inhoudsvaliditeit Beoordeling door deskundigen van Rugkliniek van Academisch Ziekenhuis te Stockholm. Constructvaliditeit 1.De DRI discrimineert tussen gezonden en zieken (multiple sclerose) met verschillend niveau van fysieke beperkingen. 2.De DRI discrimineert tussen twee subgroepen van dezelfde diagnostische categorie 3.De DRI discrimineert tussen mate van functionele beperkingen in relatie tot leeftijd in gezonde proefpersonen. 4.De DRI correleert met de Functional Status Questionnaire ICC = 0.46 5.De DRI correleert met de Oswestry Low Back Disability Questionnaire ICC = 0.38 6.De DRI correlatie met observaties tijdens een gedragstest, waarin de activiteiten weerspiegeld in de 12 items daadwerkelijk dienden uitgevoerd te worden: ICC = 0.48 Criterium validiteit Responsiviteit De DRI geeft een significante verbetering aan in niveau van functioneren bij postoperatieve heup en knieoperaties over een periode van 2 tot 6 maanden (longitudinale constructvaliditeit (hfst 2)). 25
REFERENTIES 1. Salén BA, Spangfort EV, Nygren AL, Nordemar R.The Disability Rating Index: an instrument for the assessment of disability in clinical settings. J.Clin. Epidemiol.1994 vol. 47, 12: 1423-1434
WAAR VERKRIJGBAAR Hoofdstuk 5
26
27
MEETINSTRUMENT: Pain Disability Index
BETROUWBAARHEID
Beschrijving: Deze korte vragenlijst, ontwikkeld door Pollard 1, meet de invloed van pijnklachten op het algemeen functioneren binnen 7 gebieden: gezin/huishouden, recreatie, sociale activiteiten, beroep, sexueel gedrag, zelfverzorging en levensnoodzakelijke functies. Doelgroep
Benodigde tijd Kosten
Interne consistentie De interne consistentie is goed, Cronbach’s alpha varieert van 0.87 2 tot 0.86
3
Test-hertest betrouwbaarheid De test hertest betrouwbaarheid is matig gemeten over een periode van: 2 maanden r = 0.44 3
Scholing vereist Inter/intrabeoordelaars betrouwbaarheid
Patiënten met chronische pijn 2-4 minuten
Fotokopie Geen specifieke training vereist
VALIDITEIT INSTRUCTIES AAN PATIËNT De patiënt wordt gevraagd om bij elk levensgebied aan te geven in welke mate pijn invloed heeft op het betreffende levensgebied. Het is daarbij de bedoeling om de gemiddelde invloed van de pijn aan te geven. Dus niet alleen als de pijn het ergste is.
OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst met 7 items. Subschalen Geen. De vragenlijst meet in 7 deelgebieden van het algemeen functioneren: gezin/huishouden, recreatie (hobbies, sport, vrije tijd,), sociale activiteiten, beroep, sexueel gedrag, Zelfverzorging en levens-noodzakelijke functies (eten, slapen, ademhalen).
Inhoudsvaliditeit Constructvaliditeit 1. PDI kan discrimineren tussen niveau van de beperkingen van patiënten vlak na een operatie en van patiënten die een aantal maanden hersteld zijn van die operatie1. 2. PDI kan discrimineren tussen poliklinische en klinische patiënten met chronische pijn2. 3. De score van de PDI wordt voor een grootste deel verklaard door de factoren; de mate waarin de patiënt op bed ligt, de frequentie waarmee activiteiten worden onderbroken en psychologische distress 3.
Criteriumvaliditeit
Responsiviteit
Scoring Per vraag moet antwoord gegeven worden op een numerieke 11 puntsschaal. De score 0 betekent ‘niet beperkt’ en de score 11 betekent ‘onmogelijk’ De totaalscore is de som van de individuele scores. Deze kan variëren van 0-70.
28
29
REFERENTIES 1 Pollard CA. Preliminary validity study of Pain Disability Index. Percept. Mot. Skills, 59 (1984) 974. 2 Tait RC, Pollard CA, Margolis RB, Duckro PN, Krause SJ.The Pain Disability Index: psychometric and validity data. Arch. Phys. Med. Rehab. 68 (1987) 438-441. 3 Tait RC, Chibnall JT, Krause S.The Pain Disability Index: psychometric properties. Pain, 40 (1990) 171-182.
WAAR VERKRIJGBAAR Hoofdstuk 5
30
31
MEETINSTRUMENT: Arthritis Impact Measurement Scales (AIMS) Beschrijving: De Arthritis Impact Measurement Scales (AIMS) meet fysieke, sociale en emotionele aspecten van algemeen welbevinden. De oorspronkelijke versie is ontwikkeld in 1980, later is in 1991 een gemodificeerde versie ontwikkeld (AIMS2)1. Beide meetinstrumenten zijn in het Nederlands vertaald 2 3. De hieronder volgende gegevens hebben betrekking op deze Nederlandse versie van de AIMS2 3. Doelgroep
Benodigde tijd
Kosten
Scholing vereist
Patiënten met reumatoïde artritis
15-25 minuten
Fotokopie
Geen specifieke training vereist
BETROUWBAARHEID Interne consistentie De interne consistentie per schaal is voldoende tot goed, Cronbach’s alpha varieert van 0.66 – 0.89 3. 0.65 – 0.91 4. Test-hertest betrouwbaarheid De test-hertestbetrouwbaarheid is goed over een periode van: 1 maand r = 0.73 –0.93 4. Intra/interbeoordelaarsbetrouwbaarheid VALIDITEIT
INSTRUCTIES AAN DE PATIËNT
Inhoudsvaliditeit Faktoranalyse indentificeert de drie genoemde dimensies3 4.
Geen specifieke instructie OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst. Subschalen Er worden drie domeinen gemeten: fysieke dimensie, psychologische dimensie en een sociale dimensie. De fysieke dimensie wordt gemeten door 6 schalen: bewegingsmogelijkheden, lopen en buigen, hand- en vingerfuncties, armfuncties, persoonlijke verzorging, huishoudelijke taken. De psychologische dimensie bevat 2 schalen: stress en stemming. De sociale dimensie bestaat uit 2 schalen: sociale activiteiten en steun van familie en vrienden.Verder wordt de algemene invloed van de aandoening gemeten door de schalen: reuma-pijn, werk, tevredenheid, gezondheidsopvatting en artritis impact.
Constructvaliditeit De DUTCH-AIMS2 discrimineert tussen zieken en gezonden, behalve de subschaal steun van familie en vrienden3. De correlatie met andere meetinstrumenten is berekend 3: The American Rheumatism Association Functional Class r = 0.31 - 0.56 Vermoeidheid (VAS) r = 0.19 - 0.51 Pijn (VAS) r = 0.29 - 0.45 Health Assessment Questionnaire (HAQ) r = 0.40 - 0.86
Criterium validiteit
Responsiviteit
Scoring Per vraag zijn5 antwoordmogelijkheden. De totaalscore komt tot stand via een omrekenschema. Daarbij worden een aantal items gehercodeerd. De originele scores per schaal worden omgezet van 0 (erg goed) tot 10 (erg slecht). Een handleiding voor deze berekening is aan de lijst toegevoegd. 32
33
REFERENTIES
1 Meenan RF, Mason JH, Anderson JJ et al. AIMS2: the content and properties of a revised and expanded Arthritis Impact Measurement Scales health status questionnaire. Arthritis Rheum 1992;35:1-10. 2 Taal E, Seydel E, Jacobs J,Wiegman O, Rasker JJ. De Nederlandse Arthritis Impact Measyrement Scales (DUTCH-AIMS). Bepaling van fysieke en psychosociale gezondheidsaspecten van reumatoïde arthritis. Gedrag&Gezondheid 1989;17(2):69-74 3 Riemsma RP,Taal E, Rasker JJ, Houtman PM, van Paassen HC,Wiegman O. Evaluation of a Dutch version of the AIMS2 for patients with rheumatoid arthritis. Brit J Rheumatol 1996; 35:755-760. 4 Evers AW,Taal E, Kraaimaat FW, Jacobs JW, Abdel-Nasser A, Rasker JJ, Bijlsma JW. A comparison of two recently developed health status instruments for patients with arthritis: Dutch-AIMS2 and IRGL. Arthritis Impact Measurement Scales. Impact of Rheumatic diseases on General health and Lifestyle. Br J Rheumatol 1998;37(2):157-64.
WAAR VERKRIJGBAAR Op te vragen bij: Vakgroep Psychologie Universiteit Twente Postbus 217 7500 AE Enschede
34
35
MEETINSTRUMENT: Fibromyalgia Impact Questionnaire (FIQ) Beschrijving: De Fibromyalgia Impact Questionnaire is ontwikkeld naar analogie van de Health Assessment Questionnaire (HAQ) en de Arthritis Impact Measurement Scale (AIMS). Enkele items zijn uit deze twee vragenlijsten overgenomen.Tevens zijn er enkele vragen aan toegevoegd, die al eerder werden gebruikt in descriptieve studies over fibromyalgie1. Doelgroep Patiënten met fibromyalgie
Benodigde tijd 5 minuten
Kosten Fotokopie
Scholing vereist Geen specifiek training vereist
INSTRUCTIES AAN PATIËNT Alle vragen hebben betrekking op de afgelopen week Vraag 1 : omcirkel bij elk onderwerp hoe vaak u de activiteit kunt uitvoeren. Vraag 2 – 3 : omcirkel het aantal dagen, dat op u van toepassing is. Vraag 4 – 10 : geef op de lijn met een streepje aan wat bij u past. OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst. Subschalen De vragenlijst bestaat uit drie delen. In deel 1 worden 10 vragen gesteld over uitvoeren van activiteiten waarbij grote spiergroepen betrokken zijn. Deel 2 bevat twee vragen naar het aantal “goede dagen” en aantal dagen arbeidsverzuim gedurende de afgelopen week. In deel 3 worden 7 vragen gesteld over: mogelijkheid om te werken, pijn, moeheid, ochtendstijfheid, algehele stijfheid, angst en depressie. Scoring Deel 1: per vraag 4 antwoordcategorieën (0 = altijd 1 = meestal 2 = soms 3 = nooit).Totaalscore fysieke functioneren is de som van alle scores gedeeld door het aantal ingevulde vragen. Deel 2: per vraag het aantal dagen aangeven. Dit is tevens per vraag de totaalscore. Deel 3: per vraag score aangeven op een visuele analoge schaal (VAS). Per vraag zijn de eindpunten van de VAS anders gedefinieerd. De totaalscore wordt per vraag omgezet in een score van 0 tot 10. 36
BETROUWBAARHEID Interne consistentie Test-hertest betrouwbaarheid: De test hertest betrouwbaarheid is voor elk item van de vragenlijst gemeten over een periode van een week1 : De gemiddelde correlatie voor items over pijn r = 0.56. De gemiddelde correlatie voor items over fysiek functioneren r = 0.95 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid
VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit Samengesteld op basis van de inhoud van de Arthritis Impact Measurement Scale (AIMS) maar geeft niet helemaal fysieke beperkingen van fibromyalgie patiënten weer1. Constructvaliditeit De correlatie van scores van de FIQ met andere meetinstrumenten is berekend1: - subschalen van de Arthritis Impact Measurement Scale (AIMS) r varieert van 0.67 - 0.76 - ernst van de fibromyalgie /ziekte activiteit (AIMS) r varieert van 0.28 - 0.83 - het aantal tenderpoints, gemeten in twee groepen. In groep 1 varieert r van 0.30 – 0.40 en in groep 2 varieert r van 0.14 –0.70.
Criterium validiteit
Responsiviteit De resultaten zijn tegenstrijdig. In twee studies werd een significant verbetering gevonden in de tijd. In twee andere studies kon dit niet worden aangetoond2.
37
REFERENTIES 1 Burkhardt CS, Clark SR & Bennett RM.The Fibromyalgia Impact Questionnaire: Development and Validation. J Rheumatol, 1991;18(5):728733. 2 Mannerkorpi K & Ekdahl C. Assessment of functional limitation and disability in patients with fibromyalgia. Scand J Rheumatol, 1997;26:4-13.
WAAR VERKRIJGBAAR
Hoofdstuk 5
38
39
MEETINSTRUMENT: Functionele Handicap Score Beschrijving: Voor patiënten met een carpaal tunnel syndroom is een evaluatieve vragenlijst ontwikkeld door Levine1 . De vragenlijst bestaat uit 2 delen. Een deel scoort de ernst van de symptomen, het andere deel scoort de functionele beperkingen. Er bestaat een Nederlandstalige versie, die in onderzoek is toegepast 2. Doelgroep
Benodigde tijd
Patiënten met geopereerd 5-10 minuten carpaal tunnel syndroom
Kosten
Scholing vereist
Fotokopie
Geen specifieke training vereist
INSTRUCTIES AAN PATIËNT Deel 1: ‘geef de mate van typische klachten aan gedurende de afgelopen 2 weken’. Deel 2: ‘hebben de hand/pols klachten invloed gehad op het uitvoeren van de genoemde activiteiten gedurende afgelopen 2 weken’. OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst. Subschalen Deel 1. Bevat 11 vragen met betrekking tot de ernst van de klachten. Deel 2. Bevat 8 vragen over problemen bij uitvoeren van (hand)activiteiten in het dagelijks leven Scoring Deel 1, per vraag zijn er 5 antwoordcategorieën. Score 1 betekent geen klachten en score 5 betekent de ergste klachten. De totaalscore van de ernst is de gemiddelde score van de 11 vragen. Deel 2, per activiteit zijn 5 antwoordcategorieën. Score 1 betekent ‘geen probleem’ en score 5 geeft aan ‘ik kan het helemaal niet meer. De totaalscore van functionele handicapscore is het gemiddelde van de 8 vragen. 40
BETROUWBAARHEID Interne consistentie De interne consistentie is voor beide delen goed.Voor de klachtenscore (ernst) is Cronbach’s alpha 0.89 1, voor de functionele handicapscore is Cronbach’s alpha 0.911 Test-hertest betrouwbaarheid De test-hertest betrouwbaarheid is goed over een periode van 2 dagen 1 : klachtenscore(ernst) r = 0.9 functionele handicapscore r = 0.93 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit De samenstelling van de vragenlijst is gebaseerd op meningen van experts (handchirurg, reumatoloog en patiënten). Constructvaliditeit De klachtenscore van de FHS correleert met: de handicapscore van de FHS rs = 0.63 de knijpkracht (grip en pinch) rs = 0.38 en 0.47 een tweepunts-discriminatie test rs = 0.15 de Semmes Weinstein Filamententest rs= 0.17 de geleidingssnelheid van n. medianus rs = 0.11 De handicapscore van de FHS correleert met: de knijpkracht (grip en pinch) rs = 0.50 en 0.60 Een tweepunts-discriminatietest rs = 0.42 de Semmes Weinstein Filamententest rs = 0.24 de geleidingssnelheid van n. mediamus rs= 0.12 Criterium validiteit Responsiviteit Voor de responsiviteit is de ratio in verschil pre- en direct postoperatief berekend (effect size). De effect size van de ernstscore bedraagt 1.4 en van de handicapscore is de effect size 0.82. Ook zijn de effect sizes berekend over de periode preoperatief en drie maanden later.Voor de ernstscore is de effect size dan 1.13 en voor de handicapscore 0.71. 41
REFERENTIES 1 Levine D.W., Simmons B.P, Koris M.J., Daltroy L.H., Hohl G.G., Fossel A.H., Katz J.Ns. A self-administrated Questionnaire for the assessment of severity of symptoms and functional status in carpal tunnel syndrome.The Journal of Bone and Joint Surgery. 1993;75-A(11):1585-1592 2 Hoefnagels WAJ, van Kleef JGF, Mastenbroek GGA, de Blok JA, Breukelman AJ, de Krom MCTFM. Operatieve behandeling wegens carpaletunnelsyndroom: endoscopisch of klassiek(open)? Een prospectief gerandomiseerd onderzoek. Ned.Tijdschr. Geneeskd 1997 3 mei;141(18):878-882
WAAR VERKRIJGBAAR
Hoofdstuk 5
42
43
MEETINSTRUMENT: Vragenlijst Dagelijks Functioneren (VDF) (Nederlandse Health Assessment Questionnaire (HAQ)) Beschrijving: De Health Assessment Questionnaire meet moeilijkheden bij het uitvoeren van activiteiten in het dagelijks leven. De vragenlijst is ontwikkeld primair voor patiënten met artritis1. Het is een veel gebruikte vragenlijst, zowel in de dagelijkse praktijk als in onderzoek2. Er bestaat een Nederlandse vertaling van de HAQ, de Vragenlijst Dagelijks Functioneren (VDF) 3. Deze vertaling is in hoofdstuk 5 opgenomen. Doelgroep Patiënten met artrose of artritis.
Benodigde tijd 5-10 minuten
Kosten Fotokopie
Scholing vereist Geen specifieke training vereist
INSTRUCTIES AAN PATIËNT Alle vragen hebben betrekking op de afgelopen week. De vraag aan de patiënt is of de genoemde activiteiten zelfstandig kunnen worden uitgevoerd en hoeveel moeite men daarbij heeft. OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst. Subschalen De Disability Index bestaat uit 8 onderdelen: aankleden en verzorging, opstaan, eten, lopen, wassen en toilet, reiken en pakken, vastpakken, activiteiten buitenshuis. In totaal worden 20 vragen gesteld.Toegevoegd worden nog twee vragen over gebruik van hulpmiddelen en/of hulp van andere personen. Daarnaast wordt nog een extra vraag gesteld over de ernst van de pijn. Bij de VDF is deze pijnvraag vervangen door een tevredenheidsvraag over het verloop van de aandoening. Scoring Bij de Disability Index bestaan er per vraag 4 antwoordcategorieën. De score 0 = ‘zonder moeite’ de score 3 betekent ‘onmogelijk’. De hoogste scores van elk van de acht onderdelen worden opgeteld. Het totaal wordt gedeeld door 8. Dit levert een totaalscore op tussen 0 en 3 (de Functional Disability Index). Interpretatie van deze scores worden aangegeven2. De ernst van de pijn wordt aangegeven op 15 cm visuele analoge schaal (VAS). Linker uiteinde betekent ‘geen pijn’ en rechter uiteinde geeft aan ‘ zeer ernstige pijn’. De afstand van 0 tot het streepje vermenigvuldigt met 0,2 resulteert in een totaalscore van 0-3. 44
BETROUWBAARHEID Interne consistentie De interne consistentie is goed, Cronbach’s alpha is 0.85 4 en 0.95
5
Test-hertest betrouwbaarheid: Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid
VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit Construct validiteit De correlatie van de HAQ met de Dutch-AIMS2 subschalen varieert van r = 0.40-0.86 4. De correlatie met uitkomstmaten voor ziekte-activiteit is berekend in relatie tot een 3-jaar follow-up 6: Ritchie Articulair Index (RAI) (gewrichtspijn) r = 0.621 Area weighted Swollen Joint Index (ASJI) r = 0.592 Thompson Joint Index (TJI) r = 0.409 Verergering röntgenbeeld r = 0.306 Criterium validiteit Responsiviteit In onderzoek naar effecten van medicatie blijkt de Disability Index responsief 7. In Engelstalig onderzoek worden tegenstrijdige resultaten gevonden t.a.v. de responsiviteit 8
45
REFERENTIES 1 Fries JF, Spitz PW,Young DY.The dimensions of health outcomes: the Health Assessment Questionnaire, disability and pain scales. J Rheumatol 1982; 9:789-793. 2 McDowell I, Newell C. Measuring Health. A guide to rating scales and questionnaires 1996 2e druk Oxford University Press p. 106-115 3 Siegert CEH,Vleming LJ,Van Den Broucke JP. Measurement of disability in Dutch rheumatoid arthritis patiënts. Clin. Rheumatol 1984; 3:305-309. 4 Riemsma RP,Taal E, Rasker JJ, Houtman PM, Paassen van HC,Wiegman O. Evaluation of a Dutch version of the AIMS2 for patients with rheumatoid arthritis. Brit J. of Rheum. 1996; 35:755-760. 5 Bijlsma JW, Oude Heuvel CH, Zaalberg A. Development and validation of the Dutch questionnaire capacities of daily life (VDF) for patients with rheumatoid arthritis. J. of Rehab. Sciences 1990; 3(3) :71-74. 6 Leeuwen van MA, Heijde DM, Rijswijk van MH, Houtman PM, Riel van PL, Putte van de LB, Limburg PC. Interrelationship of outcome measures and proces variables in early rheumatoid arthritis. A comparison of radiologic damage, physical disability, joint counts, and acute phase reactans. J. Rheumatology 1994; 21:425-429 7 Heijde van der DM, Riel van PL, Putte van de LB. Sensitivity of a Dutch Health Assessment Questionnaire in a trial comparing Hydroxychloroquine vs. Sulphasalazine.Scand. J. Rheumatology 1990;19:407-412. 8 Gardiner PV, Sykes HR, Hassey GA, et al. An evaluation of the Health Assessment Questionnaire in long-term longitudinal follow-up of disability in rheumatoid arthritis. Br J Rheumatol 1993; 32:724-728.
WAAR VERKRIJGBAAR
Hoofdstuk 5
46
47
MEETINSTRUMENT: Migraine Disability Assessment Questionnaire (MIDAS) Beschrijving: De Migraine Disability Assessment Questionnaire (MIDAS) is ontwikkeld door R. Lipton en W. Stewart 1. De mate van inactiviteit door migraine wordt gescoord in drie domeinen van dagelijkse activiteiten: werk of school, huishoudelijk werk en vrije tijd. Doelgroep
Benodigde tijd
Kosten
Scholing vereist
Patiënten met migraine
10-15 minuten
Fotokopie
Geen specifieke training vereist
INSTRUCTIES AAN PATIËNT Aan patiënt wordt gevraagd de vragen in te vullen met betrekking tot de afgelopen periode van 3 maanden
BETROUWBAARHEID Interne consistentie De interne consistentie is redelijk Cronbach’s alpha 0.77 en 0.75
3
Test-hertest betrouwbaarheid De test-hertest betrouwbaarheid is goed gemeten over een periode van: 21-22 dagen rs = 0.78 3 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid
VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit De inhoud is gebaseerd op een peer-review van 49 artsen uit 14 landen Constructvaliditeit De MIDAS discrimineert tussen patiënten met en zonder migraine
4
1
OVERZICHT Criteriumvaliditeit Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst Responsiviteit Subschalen Geen. De vragenlijst meet 3 deelgebieden van het dagelijks functioneren: werk/school, huishouden en vrije tijd. Daarnaast worden nog twee extra vragen gesteld m.b.t. frequentie en intensiteit van de hoofdpijn Scoring Tel het aantal dagen op van vraag 1 t/m 5 (tel a en b niet mee). De totaalscore wordt onderverdeeld in 4 klassen: Score 0 – 5 : weinig hinder MIDAS I Score 6 –10 : milde hinder MIDAS II Score 11-20 : matige hinder MIDAS III Score ≥ 21 : ernstige hinder MIDAS IV
48
49
REFERENTIES 1 Stewart W.F, Lipton R.B., Kolodner K., Liberman J., Sawyer J. Reliability of Migraine Assesment (MIDAS) score in a popultion based sample of headache sufferers. Cephalalgia 1999;19(2):107-114 2 Stewart W.F, Lipton R.B,Whyte J., Dowson A., Kolodner K., Liberman J.,Sawyer J. An international study to asses the reliability of the Migraine Disability Assessment (MIDAS) score. Neurology 1999 53(5):988-994 3 Clinical News.The MIDAS Questionnaire as the instrument of choice for grading migraine disability.World Neurology 1998 vol 13 (4):13 4 Sawyer J, Edmeads J, Lipton R.B. Clinical utility of a new instrument assessing migraine disability:The Migraine Disability Assessment (MIDAS) Questionnaire. Neurology 1998;50:A433-A434
WAAR VERKRIJGBAAR Hoofdstuk 5
50
51
MEETINSTRUMENT: Neck Disability Index (NDI)
BETROUWBAARHEID
Beschrijving: De neck disability index (NDI) is een modificatie van de Oswestry vragenlijst voor lage rugklachten. De opzet van deze vragenlijst is gelijk aan de Oswestry. Alleen de items en de antwoordcategorieën zijn aangepast voor patiënten met nekklachten1. Doelgroep
Benodigde tijd Kosten
Patiënten met chronische 8-12 minuten klachten in de nek, whip-lash,
Fotokopie
Scholing vereist Geen specifieke scholing vereist
Interne consistentie De interne consistentie is goed Cronbach’s alpha = 0.80
1
Test-hertest betrouwbaarheid De test hertest betrouwbaarheid goed over een periode van: twee dagen r = 0,89 1 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid
INSTRUCTIES AAN PATIËNT VALIDITEIT Met de vragenlijst willen wij een indruk krijgen over beperkingen die u ondervindt in het dagelijks leven ten gevolge van nekklachten.
Inhoudsvaliditeit Face validity op basis van peer-review en patiënten feedback.
“Kruis bij elke vraag het antwoord aan dat het meest uw situatie weergeeft”
OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst van 10 items. Subschalen Geen. De vragenlijst meet 10 deelgebieden van het dagelijks functioneren: pijnintensiteit, zelfverzorging, tillen, lezen, hoofdpijn, concentratie, werk, autorijden, slaap, vrije tijd. Scoring Per vraag zijn er 6 antwoordcategorieën. De eerste antwoordcategorie (score 0) geeft geen beperkingen aan, de laatste categorie (score 5) betekent de meeste beperkingen. De totaalscore is de som van de tien delen vragen (maximaal 50) vermenigvuldigd met factor 2. De gevonden waarde representeert het “beperkingen-percentage” (0-100%).
52
Constructvaliditeit De correlatie van de NDI met ander meetinstrumenten is berekend : de McGill Pain Questionnaire totaal r = 0.70 1 de McGill Pain Questionnaire pijnwoorden r = 0.691 de pijnintensiteit (VAS) r = 0.652 Criterium validiteit
Responsiviteit De correlatie van de veranderingsscores van de NDI met de verbetering in activiteiten (gescoord op een VAS) (longitudinale constructvaliditeit) is r = 0.60 1
53
REFERENTIES 1 Vernon H., Mior S.The neck disability index: a study of reliability and validity. Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics. 1991,14(7): 409-415 2 Marchiori DM, Henderson CNR. A cross-sectional study correlating cervical radiographic degenerative findings to pain and disability Spine 1996; 21:2747-2752
WAAR VERKRIJGBAAR
Hoofdstuk 5
54
55
MEETINSTRUMENT: Oswestry Low Back Pain Disability Questionnaire Beschrijving: Deze vragenlijst is ontwikkeld op de orthopedische afdeling van het Oswestry Hospital (Shropshire, Engeland) door Fairbanks 1. De vragenlijst is bedoeld om de mate van functionele beperkingen door pijn bij personen met lage rugklachten te kwantificeren. De Oswestry is gebruikt voor screening, therapieplanning en evaluatie van behandeling. Er bestaat in de engelse literatuur ook een gemodificeerde versie 2. Doelgroep
Benodigde tijd Kosten
Patiënten met lage rugpijn 5-10 minuten
Fotokopie
Scholing vereist Geen specifieke training vereist
BETROUWBAARHEID Interne consistentie Een goede interne consistentie werd gerapporteerd, echter geen Cronbach’s alpha gegeven 1 Test-hertest betrouwbaarheid De test hertest betrouwbaarheid is goed gemeten over een periode van 2 uur r = 0.94 3 1 dag r = 0.99 3 1 week ICC = 0.83 3 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid
INSTRUCTIES AAN PATIËNT Met de vragenlijst willen wij een indruk krijgen over beperkingen die u ondervindt in het dagelijks leven ten gevolge van rugklachten. “Kruis bij elke vraag het antwoord aan dat het meest uw situatie weergeeft” OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst van 10 items. Subschalen Geen. De vragenlijst meet 10 deelgebieden van het algemeen dagelijks functioneren: pijn, persoonlijke verzorging, tillen, lopen, zitten, staan, slapen, sex, sociaal functioneren en reizen. Scoring Per vraag zijn er 6 antwoordcategorieën. De eerste antwoordcategorie (score 0) geeft geen beperkingen aan, de laatste categorie (score 5) betekent de meeste beperkingen. De totaalscore is de som van de tien delen vragen (maximaal 50) vermenigvuldigd met factor 2. De gevonden waarde representeert het “beperkingen-percentage” (0-100%).
56
VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit Constructvaliditeit De correlatie met andere meetinstrumenten is berekend 3: - fysieke testen r = 0.47 –0.74 - paraspinale spieratrofie r = 0.33 - pijn intensiteit (VAS) r = 0.47 –0.62 - psychologische variabelen (MMPI) r = 0.33 - low back outcome scale r = 0.87 - pain disability index r = 0.83 Criterium validiteit Responsiviteit 1. Longitudinale constructvaliditeit in diverse studies met verschillende andere uitkomstmaten aangetoond 3. 2. De effect size van de Oswestry zijn berekend voor een groep verbeterde patiënten en een groep niet verbeterde patiënten. De effect size voor de verbeterde groep is 0.80 en voor de niet verbeterde groep -0.04 4 3. De area under the ROC-curve voor de Oswestry bedraagt 0.76
4
57
REFERENTIES 1 Fairbanks JCT, Davies JB, Couper J, O’Brien JP.The Oswestry low-back pain disability questionnaire. Physiotherapy 1980: 66(8):271-273 2 Hudson-Cook N,Tomes-Nicholson K, Breen A. A revised Oswestry disability questionnaire. In: Roland MO, Jenner JR (eds). Backpain: new approaches to rehabilitation and education. Manchester: University Press,1989:187-204 3 Beurskens AJHM, de Vet HCW, Köke AJA, van der Heijden GJMG, Knipschild PG. Measuring the functional status of patients with low back pain. Assessment of the quality of four disease-specific questionnaires. Spine 1995; 20:1017-1028 4 Beurskens AJHM, de Vet HCW, Köke AJA. Responsiveness of functional status in low back pain. A comparison of different instruments. Pain;1996 65: 71-76
WAAR VERKRIJGBAAR
Hoofdstuk 5
58
59
MEETINSTRUMENT: De Patiënt Specifiek Klachten (PSK)
BETROUWBAARHEID
Beschrijving: Het meetinstrument Patiënt Specifiek Klachten is een manier om de functionele status van de individuele patiënt te bepalen. De patiënt selecteert de voor hem/haar 3 tot 5 belangrijkste klachten op het gebied van fysieke activiteiten. Deze activiteiten moeten voor de patiënt persoonlijk relevant (belangrijk) zijn, de patiënt moet hinder ervaren bij de uitvoering en uitvoering moet regelmatig plaatsvinden (per week). Bij algemene functionele status vragenlijsten zijn niet alle gevraagde items relevant voor een patiënt.Terwijl aan de andere kant relevante activiteiten niet zijn opgenomen in de vragenlijst. Het is daarom zinvol om de patiënt-specifieke functionele status samen met een algemenere ziektespecifieke lijst te combineren. Patiënt-specifieke functionele status is gebruikt bij lage rugklachten1, reuma-patiënten2 en longpatiënten3 en andere doelgroepen4,5.
Interne consistentie
Doelgroep Benodigde tijd Kosten Scholing vereist Patiënten met lage Fotokopie Geen specifieke rugklachten, reuma 20 minuten training vereist en hartfalen. Geriatrische patiënten INSTRUCTIES AAN DE PATIËNT Selecteer de voor u belangrijkste klachten uit deze lijst. Belangrijke klachten zijn die activiteiten die u veel moeite kosten met uitvoeren, die u regelmatig moet doen en die u graag weer beter wil kunnen uitvoeren. Na selectie vindt er een rangschikking plaats van 1 t/m 5. De drie belangrijkste worden uiteindelijk gescoord. OVERZICHT Vorm De patiënt selecteert zelf activiteiten welke gebruikt worden voor de evaluatie. Subschalen Geen Scoring Per activiteit wordt een 10 cm visuele analoge schaal (VAS) ingevuld. Aan de patiënt wordt gevraagd aan te geven hoeveel moeite het kost om de genoemde activiteit uit te voeren door een streepje te zetten op de lijn. Het linker uiteinde van de schaal is gedefinieerd als ‘geen enkele moeite’ en het rechter uiteinde betekent ‘onmogelijk’. De totaalscore is de afstand (mm) van 0 tot aan het streepje van alle drie de activiteiten samen. Bij vervolgmetingen heeft de patiënt inzage in zijn vorige scores.
Constructvaliditeit
60
Test-hertest betrouwbaarheid
Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid
VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit
Criterium validiteit
Responsiviteit 1. De correlatie tussen veranderingscores op de Patiënt Specifieke Klacht met andere meetinstrumenten is berekend 1: de Roland Disablity Questionnaire r = 0.69 – 0.75 de pijnintensiteit (VAS) r = 0.70 - 0.80 2. De effect size is berekend voor een groep verbeterde patiënten en een groep niet verbeterde patiënten 6 : Effect size PSK in verbeterde groep rugpatiënten: 1.63 Effect size PSK in niet verbeterde groep rugpatiënten: 0.73 3. De area under the ROC-curve (AUC) is van de PSK 0.82
6
61
REFERENTIES 1 Beurskens AJHM, de Vet HCW, Köke AJA, Lindeman E, van der Heijden GJ, Regtop W, Knipschild PG. A patient-specific approach for measuring functional status in low back pain. J Manipulative Physiol Ther 1999;22:144-8 2 Tugwell P, Bombardier C, Buchanan W, Goldsmith C, Grace E, Hanna B.The Mactar patients preference disability questionnaire. An individualized function priority approach for assesing improvement in physical disability in clinical trials in rheumatoid arthritis. J. Rheumatol. 1987; 14:446-451 3 Guyatt G, Berman L,Townsed M, Pugsley S, Chambers L. A measure of quality of life for clinical trials in chronic lung disease.Thorax 1987; 42:773778 4 Guyatt G, Nogradi S, Halcrow S, Singer J, Sullivan M, Fallen E. Development and testing of a new measure of health status for clinical trials in heart failure. J. Gen. Intern. Med. 1989; 4:101-107 5 Guyatt G, Eagle D, Sackett B,William A, Griffith L, McIllroy W, Patterson C, Turpie I. Measuring quality of life in the frail elderly. J. Clin Epidemiol 1993; 46:1433-1444 6 Beurskens AJHM, de Vet HCW, Köke AJA. Responsiveness of functional status in low back pain. A comparison of different instruments. Pain 1996 65: 71-76 WAAR VERKRIJGBAAR Hoofdstuk 5
62
63
MEETINSTRUMENT: Quebec Back Pain Disability Scale (QBPDS) Beschrijving: Deze vragenlijst is ontwikkeld volgens een methodologische procedure van beperkingeninventarisatie.Via data-analyse heeft itemontwikkeling en selectie plaatsgevonden. De vragenlijst is in Engelstalige literatuur als valide, betrouwbaar en responsief genoemd 1. Dit geldt ook voor de Nederlandstalige versie 2. De QBPDS bevat 20 items op het gebied van dagelijkse activiteiten. De items zijn geselecteerd uit 6 relevante sub-domeinen van functionele vaardigheden voor patiënten met lage rugklachten. Doelgroep Benodigde tijd Kosten Patiënten met chronische 5-10 minuten Fotokopie lage rugklachten in de eerste lijn.
Scholing vereist Geen specifieke training vereist
INSTRUCTIES AAN PATIËNT ‘Heeft u vandaag moeite om de volgende activiteiten uit te voeren vanwege uw rugklachten?’
BETROUWBAARHEID Interne consistentie De interne consistentie is goed, de Cronbach’s alpha varieert van 0.95 - 0.96 Test-hertest betrouwbaarheid De test-hertest betrouwbaarheid is goed gemeten over een periode van: 1 week: r = 0.90 en ICC = 0.902 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit
Constructvaliditeit De correlatie van de QBPDS met ander meetinstrumenten is berekend 2: - de Roland Disability Questionnaire r = 0.80 en 0.91 - pijnintensiteit (VAS) r = 0.74 en 0.70
OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst van 20 items.
Criteriumvaliditeit
Subschalen Geen. De vragen hebben betrekking op 6 deelgebieden van het dagelijks functioneren: bed-rust, zitten-staan, lopen, bewegen, bukken, zware voorwerpen verplaatsen.
Responsiviteit De correlatie met veranderings-scores op andere meetinstrumenten (longitudinale constructvaliditeit) is berekend 2 : - de Roland Disability Questionnaire r = 0.60 - de pijnintensiteit (VAS) r = 0.53 - het klachtenbeloop r = 0.35
Scoring Per vraag zijn er zes antwoordcategorieën: 0 = totaal geen moeite 1 = nauwelijks moeite 2 = enige moeite 3 = veel moeite 4 = zeer veel moeite 5 = niet in staat De totaalscore is de som van alle items. De eindscore varieert van 0 (geen beperking) tot 100 (volledig beperkt). 64
2
65
REFERENTIES 1 Kopec J., Esdaile J.M., Abrahamowicz M., Abenhaim L.,Wood-Dauphinee S., Lamping D.L.,Williams J.I.The Quebec Back pain Disability Scale. Measurement properties. Spine 1995; 20(3):341-352 2 Schoppink L.E.M., van Tulder M.W., Koes B.W., Beurskens A.J.H.M. de Bie R.A. Reliability and validity of the Dutch adaptation of the Quebec Back Pain Disability Scale. Physical Therapy 1996:76:268-275
WAAR VERKRIJGBAAR Hoofdstuk 5
66
67
MEETINSTRUMENT: Roland Disability Questionnaire (RDQ)
BETROUWBAARHEID Interne consistentie
Beschrijving: Deze vragenlijst is afgeleid van de Sickness Impact Profile (SIP). De SIP is een algemene gezondheidsvragenlijst voor verschillende ziektebeelden. De Roland Disability Questionnaire is samengesteld uit 24, voor rugklachten relevante, ja/nee items uit de SIP. Aan deze items is telkens toegevoegd de woorden “vanwege mijn rugklachten.” Hierdoor zijn beperkingen ten gevolge van rugklachten te onderscheiden van beperkingen door een andere oorzaak. Er bestaan inmiddels een drie-tal versies: de originele RDQ-24 1, een gemodificeerde versie voor lage rugklachten met uitstraling in het been (RDQ23) 4 en een verkorte versie de RDQ-18 5. De validiteit, betrouwbaarheid en responsiviteit van de Engelstalige versies is goed 2 3. Er is een valide Nederlandstalige versie van de RDQ-24 6. Doelgroep Benodigde tijd Kosten Patiënten met acute, sub- 5-10 minuten Fotokopie acute en chronische lage rugpijn (RDQ-24 en 18) met uitstraling in been (RDQ-23)
Scholing vereist Geen specifieke training vereist
INSTRUCTIES AAN DE PATIËNT De patiënt moet de ja/nee vragen beantwoorden met betrekking op een tijdsperiode van de laatste 24 uur (een dag). OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst van 18 (RDQ-18), 23 (RDQ-23) of 24 vragen (RDQ-24) Subschalen Geen Scoring Per vraag zijn er twee antwoordcategorieën: ja - nee De totaalscore bestaat uit het optellen van het aantal keren dat de patiënt ja heeft ingevuld. De totaalscore kan variëren van 0 (geen beperkingen) tot 24 (ernstige beperkingen). 68
Test-hertest betrouwbaarheid De test-hertest betrouwbaarheid is goed over een periode van 3: dezelfde dag r = 0.91 3 weken r = 0.83 6 maanden r = 0.72 Inter-/intrabeoordelaars betrouwbaarheid Goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: r =0.92 (2 beoordelaars)
3
VALIDITEIT Inhoudsvaliditeit Constructvaliditeit De correlatie tussen de RDQ en diverse meetinstrumenten is berekend op een tweetal momenten (0 en 4 maanden)6. Bij begin 0 maanden: Quebec Back Pain Disability Scale r = 0.80 Pijnintensiteit (VAS) r = 0.64 Nottingham Health Profile subschaal energie r = 0.58 subschaal pijn r = 0.73 subschaal fysieke mobiliteit r = 0.77 Na 4 maanden: Quebec Back Pain Disability Scale Pijnintensiteit (VAS) Nottingham Health Profile subschaal energie subschaal pijn subschaal fysieke mobiliteit
r = 0.92 r = 0.66 r = 0.54 r = 0.77 r = 0.80
Criterium validiteit Responsiviteit Om de responsiviteit aan te tonen zijn effect sizes berekend in een klinisch verbeterde groep en een niet verbeterde groep. De effect sizes zijn voor de verbeterde groep 2.02, en voor de niet verbeterde groep 0.41 7. De area under ROC (AUC) is eveneens berekend in een tweetal studies. Deze varieert van 0.68 6 en 0.93 7. 69
REFERENTIES 1 Roland M., Morris R. A study of the natural history of back pain. Part 1 Development of a reliable and sensitive measure of disability in low back pain. Spine; 1983, 8: 141-145 2 Beurskens A.J.H.M., de Vet H.C.W., Köke A.J.A., Heijden van der G.J.M.G., Knipschild P.G. Measuring the functional status of patients with low back pain. Assesment of the quality of four disease-specific questionnaires.Spine; 1995, 20:1017-1028 3 Stratford P.W., Binkley J., Solomon P., Gill C., Finch E. Assessing change over time in patients with low back pain. Physical Therapy; 1994, vol. 74(6):528533 4 Patrick D.L., Deyo R.A., Atlas S.J., Singer D.E., Chapin A., Keller R.B. Assessing health-related quality of life in patients with sciatica. Spine; 1995, 20:1899-1909 5 Stratford P.W., Binkley J.M. Measurement properties of the RDQ-18. A modified version of the Roland-Morris Disability Scale. Spine 1997; 22:24162421 6 Gommans I.H.B., Koes B.W., van Tulder M.W.Validiteit en responsiviteit Nederlandstalige Roland Disability Questionnaire.Vragenlijst naar functionele status bij patienten met lage rugpijn. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 1997;107(2):28-33. 7 Beurskens A.J.H.M., de Vet H.C.W., Köke A.J.A. Responsiveness of functional status in low back pain. A comparison of different instruments. Pain 1996, Apr, 65(1):71-76 WAAR VERKRIJGBAAR Hoofdstuk 5
70
71
MEETINSTRUMENT: Shoulder Disability Questionnaire Beschrijving: Functionele statusvragenlijst voor klachten (pijn en/of bewegingsbeperking) in de schouderregio. De vragenlijst is ontwikkeld door G.J. van der Heijden (Universiteit Maastricht) via een stapsgewijze methodologische procedure1. Doelgroep
Benodigde tijd Kosten
BETROUWBAARHEID Interne consistentie
Test-hertest betrouwbaarheid
Scholing vereist Intra/inter beoordeelaars betrouwbaarheid
Patiënten met pijn en/of training vereist beweging- beperkingen in de schouder afkomstig uit de eerste lijn
Fotokopie
Geen specifieke training vereist
VALIDITEIT INSTRUCTIES AAN PATIËNT ‘Bepaal voor elke zin of u de beschreven beweging of activiteit in de afgelopen 24 uur uitvoerde en in welke mate u er last van had in de aangedane schouder. Last is pijn en/of bewegingsbeperking’.
Inhoudsvaliditeit Panel van deskundigen (artsen en fysiotherapeuten) hebben in diverse rondes de uiteindelijke items vastgesteld. Deze zijn in een pilotstudie getest bij een nieuwe groep patiënten1.
OVERZICHT Vorm Een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst met 16 items
Constructvaliditeit
Subschalen Geen
Criterium validiteit
Scoring Per vraag zijn er drie antwoordcategorieën: Wel : wel last met uitvoering afgelopen 24 uur Geen : geen last met uitvoering afgelopen 24 uur N.V.T. : niet van toepassing, als de beweging of activiteit niet is uitgevoerd de afgelopen 24 uur
Responsiviteit De responsiviteit is in een tweetal studies onderzocht. Daarin zijn de responsiveness ratio gemeten (Calibrated Responsiveness Ratio CRR) en de Area under ROC-curve (AUC). De CRR van de Shoulder Disability bedraagt 1.14 en de AUC is 0.72 1.
De totaalscore is de ratio van het aantal ‘wel’ ingevulde items t.o.v. het totaal aantal ingevulde items (wel en geen) vermenigvuldigd met 100. De eindscore varieert van 0 - 100% beperkingen.
In de tweede studie vindt men een responsiveness ratio voor de SDQ na 1 maand van 2.22, en na 6 maanden 1.89 2. De AUC waarde in deze studie bedraagt 0.84 2 .
72
73
REFERENTIES
Hoofdstuk 5 Nederlandse vertalingen van de vragenlijsten
1 Heijden van der G.J.M.G. Shoulder Disability Questionnaire: design and responsiveness of a functional status measure. In: Shoulder disorder treatment: efficacy of ultrasound therapy and electrotherapy. PhD-Thesis Maastricht: University of Maastricht, Datawyse/University Press 1996: 79-91 2 Windt van der D.A.W.M, van der Heijden G.J.M.G , de Winter A.F, Koes B.W, Devillé W, Bouter L.M.The responsiveness of the Shoulder Disability Questionnaire. Ann Rheum Dis 1998;57:82-87
WAAR VERKRIJGBAAR Hoofdstuk 5
74
75
Disability Rating Index
Het dragen van een tas :
Salén en Spangfort 1994 geen enkele moeite
onmogelijk
Geautoriseerde vertaling Pijn Kennis Centrum, academisch ziekenhuis Maastricht 1999 Bedden opmaken : Hoe goed kunt u de volgende activiteiten uitvoeren? Achter elke vraag moet u een verticaal streepje zetten op de horizontale lijn. Een streepje helemaal links zetten betekent dat u geen enkele moeite hebt met het uitvoeren van de gevraagde activiteit. Een streepje aan de rechterkant van de lijn betekent dat u heel veel moeite hebt met het uitvoeren van de gevraagde activiteit. U moet alle vragen beantwoorden.
geen enkele moeite
onmogelijk
Hardlopen : geen enkele moeite
onmogelijk
Aankleden (zonder hulp) : Lichte werkzaamheden : geen enkele moeite
onmogelijk geen enkele moeite
onmogelijk
Buitenshuis lopen : Zware werkzaamheden : geen enkele moeite
onmogelijk geen enkele moeite
onmogelijk
Traplopen : Tillen van zware voorwerpen : geen enkele moeite
onmogelijk geen enkele moeite
onmogelijk
Langere tijd zitten : Sport of gymnastiek : geen enkele moeite
onmogelijk
geen enkele moeite
onmogelijk
Voorovergebogen staan :
geen enkele moeite
76
onmogelijk
77
Pain Disability Index Pollard 1984 Geautoriseerde vertaling Pijn Kennis Centrum, academisch ziekenhuis Maastricht 1999
3. Sociale activiteiten Deze categorie heeft te maken met samen met vrienden en/of familie uit te voeren activiteiten, zoals feestjes, theater of concertbezoek, uit eten gaan en andere sociale gelegenheden. 0
De onderstaande vragen zijn gemaakt om de invloed van uw pijnklachten op uw leven te meten.We willen graag weten in welke mate de pijn u beperkt in het uitvoeren van allerlei dagelijkse activiteiten, die u normaliter zou willen doen. Beantwoord elke vraag door de gemiddelde invloed van de pijn op de activiteit in te vullen. Dus niet als de pijn het hevigste is of juist het minste. Voor elke vraag moet u het cijfer omcirkelen wat voor de mate van beperking of hinder bij het uitvoeren van deze activiteit het beste weergeeft. Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren.
1 Familiare en huishoudelijke verantwoordelijkheden Deze categorie houdt activiteiten in die te maken hebben met huishoudelijke werkzaamheden in en rond het huis (b.v. tuinieren e.d.) en verplichtingen ten aanzien van andere familieleden (b.v. kinderen naar school brengen e.d.).
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
geen beperkingen
10 volledig beperkt
2. Recreatie Deze categorie omvat activiteiten zoals hobby’s, sport en andere vrije tijdsbestedingen. 0
1
geen beperkingen
2
3
4
5
6
7
8
9
10 volledig beperkt
1
3
4
5
6
7
8
9
10 volledig beperkt
4. Beroep Deze categorie omvat activiteiten die geheel of gedeeltelijk te maken hebben met uw beroep. Ook niet-betaald werk, zoals huishouden of vrijwilligers werk, hoort hierbij. 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
geen beperkingen
10 volledig beperkt
5. Sexuele activiteiten Deze categorie vraagt naar de invloed op de frequentie en de kwaliteit van uw sexleven. 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
geen beperkingen
10 volledig beperkt
6. Zelfverzorging Deze categorie omvat activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging en onafhankelijke kunnen uitvoeren van allerlei dagelijkse activiteiten (b.v. douchen, aankleden, autorijden) 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
geen beperkingen
10 volledig beperkt
7. Basale levensbehoeftes Deze categorie omvat activiteiten die de vitale levensfuncties omvatten, zoals eten, slapen en ademhalen. 0
1
geen beperkingen
78
2
geen beperkingen
2
3
4
5
6
7
8
9
10 volledig beperkt
79
Fibromyalgia Impact Questionnaire
Hoeveel invloed heeft de pijn of andere symptomen op het kunnen uitvoeren van uw (betaalde) werkzaamheden?
Burckhardt 1991 Geautoriseerde vertaling Pijn Kennis Centrum, academisch ziekenhuis Maastricht 1999 Toelichting: Omcirkel het antwoord dat het beste beschrijft hoe u de afgelopen week de genoemde activiteit gemiddeld heeft kunnen uitvoeren. Heeft u de activiteit niet uitgevoerd , sla dan de vraag over.
geen
heel veel
5. Hoe hevig is uw pijn geweest?
geen pijn
ondragelijk
1. Bent u in staat om zelfstandig Boodschappen te doen
altijd meestal soms nooit
De was te doen
altijd meestal soms nooit
Maaltijden klaar te maken
altijd meestal soms nooit
De afwas met de hand te doen
altijd meestal soms nooit
Te stofzuigen
altijd meestal soms nooit
De bedden op te maken
altijd meestal soms nooit
Een eindje te lopen
altijd meestal soms nooit
6. Hoe vermoeid bent u geweest?
geen moeheid
ontzettend moe
7. Hoe voelde u zich het ‘s morgens bij het opstaan?
goed uitgerust
nog erg vermoeid
8. Hoeveel last heeft u van stijfheid?
Op bezoek te gaan bij familie en vrienden altijd meestal soms nooit Auto te rijden
altijd meestal soms nooit
Trap te open
altijd meestal soms nooit
Te tuinieren
altijd meestal soms nooit
geen stijfheid
9. Hoe gespannen, nerveus of angstig voelt u zich?
niet gespannen
2. Hoeveel van de afgelopen 7 dagen (verleden week), heeft u zich goed gevoeld? 0
1
2
3
4
5
6
zeer stijf
zeer gespannen
10. Hoe depressief of somber voelt u zich?
7 niet somber
zeer somber
3. Hoeveel dagen in de afgelopen week bent u vanwege de fibromyalgie niet gaan werken? (Indien u geen betaald werk heeft kunt u de vraag overslaan.) 0 80
1
2
3
4
5
6
7 81
Functionele Handicap Score
5. Hoe lang duurt zo’n periode met pijn gemiddeld overdag?
Levine 1993 Ik heb geen pijn overdag Minder dan 10 minuten 10 minuten tot een uur Meer dan een uur De pijn is constant aanwezig overdag
Deel 1. Klachtenscore
6. Hebt u een doof gevoel of gevoelloosheid in uw hand?
1. Hoe ernstig is de pijn in de hand of pols die u ‘s nachts hebt? Ik heb geen pijn in mijn hand of pols ‘s nachts De pijn is mild De pijn is behoorlijk De pijn is ernstig De pijn is nauwelijks te verdragen
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
heb heb heb heb heb
nooit pijn overdag milde pijn overdag behoorlijk veel pijn overdag ernstige pijn overdag nauwelijks te verdragen pijn overdag
1 2 3 4 5
82
beetje een doof gevoel in mijn hand behoorlijk doof gevoel in mijn hand ernstig doof gevoel in mijn hand zeer ernstig doof gevoel in mijn hand
Nee Ja, iets zwakte Ja, behoorlijke zwakte Ja, ernstige zwakte Ik kan bijna niets meer met de hand
1 2 3 4 5
Nee Ja, milde tintelingen Ja, behoorlijke tintelingen Ja, ernstig veel tintelingen Ja, zeer ernstige tintelingen
1 2 3 4 5
9. Hoe ernstig zijn het dove gevoel of de tintelingen ‘s nachts?
4. Hoe vaak hebt u pijn overdag Nooit Eenmaal per dag Twee- of driemaal Vier- of vijfmaal Vaker dan vijfmaal
een een een een
1 2 3 4 5
8. Hebt u tintelingen of een slapend gevoel in uw hand?
3. Hebt u overdag ook pijn in uw hand of pols? Ik Ik Ik Ik Ik
Nee Ik heb Ik heb Ik heb Ik heb
7. Hebt u krachtsverlies (zwakte) van de hand?
2. Hoe vaak wordt u wakker van de pijn gedurende de nacht? Nooit Eenmaal Twee- of driemaal Vier- of vijfmaal Vaker dan vijfmaal
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
Ik heb ‘s nachts geen doof gevoel of tintelingen De klacht is mild De klacht is behoorlijk De klacht is ernstig De klacht is zeer ernstig
1 2 3 4 5
83
10. Hoe vaak wordt u wakker van een doof gevoel of tintelingen? Nooit Eenmaal per dag Twee- of driemaal Vier- of vijfmaal Vaker dan vijfmaal
Deel 2: functionele handicapscore 1 2 3 4 5
Geef aan hoeveel moeite u heeft ervaren, vanwege hand of polsklachten, bij het uitvoeren van onderstaande activiteiten op een voor u normale dag gedurende de afgelopen twee weken. Omcirkel het antwoord dat het beste weergeeft hoe u de activiteit kon uitvoeren. ik kan het
11. Hebt u problemen met het vastpakken van kleine voorwerpen, bijvoorbeeld sleutel of balpen? Geen Een beetje problemen Behoorlijk wat problemen Ernstige problemen Ik kan zulke voorwerpen helemaal niet vastpakken
1 2 3 4 5
geen
een beetje
probleem
problemen
Schrijven
1
Knoopjes vastmaken
ernstige
helemaal
wat problemen
problemen
niet meer
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Een telefoon vasthouden
1
2
3
4
5
Een potje openmaken
1
2
3
4
5
Huishoudelijk werk verrichten
1
2
3
4
5
Tassen dragen
1
2
3
4
5
Baden/aankleden
1
2
3
4
5
Een boek vasthouden bij het lezen
84
behoorlijk
85
Vragenlijst Dagelijks Functioneren (Nederlandse Health Assesment Questionnaire HAQ) J.W.J. Bijlsma 1990 Toelichting Uw gewrichtsklachten kunnen uw normale bezigheden beïnvloeden. Het doel van deze vragenlijst is een indruk te krijgen van uw lichamelijk functioneren van de afgelopen week. Wilt u aangeven welk alternatief de afgelopen week het meest op u van toepassing was? Omcircel hiertoe één van de antwoordmogelijkheden achter elke vraag. Het is belangrijk dat u élke vraag beantwoordt. Of u een bepaalde aktiviteit met of zonder hulpmiddelen uitvoert is bij de beantwoording van de vragen niet belangrijk. Het gaat erom of u de aktiviteiten zelfstandig(dus zonder hulp van iemand anders) kon verrichten en hoeveel moeite u daarbij had. Een voorbeeld: LET OP! DE VOLGENDE UITSPRAAK HEEFT BETREKKING OP DE AFGELOPEN WEEK. zelfstandig zonder moeite Kon u opstaan uit een rechte stoel zonder leuningen? A
zelfstandig met enige moeite
B
zelfstandig met veel moeite
C
niet zelfstandig mogelijk
D
Als u de afgelopen week in staat bent geweest zelf met enige moeite op te staan uit een rechte stoel zonder leuningen, zet dan een cirkeltje om de letter B. In dit geval vult u de vraag als volgt zelfstandig zonder moeite Kon u opstaan uit een rechte stoel zonder leuningen? A 86
in: zelfstandig met enige moeite
B
zelfstandig met veel moeite
C
niet zelfstandig mogelijk
D 87
LET OP! DE VOLGENDE UITSPRAKEN HEBBEN STEEDS BETREKKING OP DE AFGELOPEN WEEK
Wilt u aankruisen welke hulpmiddelen of aanpassingen u hebt gebruikt bij een of meer van de hierboven genoemde bezigheden? O stok
zelfstandig zelfstandig zelfstandig niet zonder met enige met veel zelfstandig moeite moeite moeite mogelijk 1. Aankleden en opmaken: Kon u: -zichzelf aankleden, incl. knoopjes en veters vastmaken? -uw haar wassen? 2. Opstaan: Kon u: -opstaan uit een rechte stoel zonder leuningen? -zelf in en uit bed komen? 3. Eten: Kon u: -uw vlees snijden?
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
O geen hulpmiddelen en aanpassingen
Wilt u aankruisen of u bij een of meer van de hierboven genoemde aktiviteiten doorgaans door iemand wordt geholpen?
D LET OP! DE VOLGENDE UITSPRAKEN HEBBEN STEEDS BETREKKING OP DE AFGELOPEN WEEK
A
B
C
D zelfstandig zelfstandig zelfstandig niet zonder met enige met veel zelfstandig moeite moeite moeite mogelijk
B
C
D
-een vol glas of kopje aan uw mond brengen?
A
B
C
D
-een nieuw pak melk of frisdrank openen?
A
B
C
D
-5 treden op lopen?
looprek krukken rolstoel aangepaste stoel aangepast bed
O aankleden en opmaken O eten O opstaan O lopen
A
4. Lopen: Kon u: -een kwartiertje buiten op vlak terrein lopen?
88
A
O O O O O
O hulpmiddelen voor het aankleden (kousen aantrekker, lange schoenlepel, knopenhaakje, kleedstokje e.d.) O aangepast bestek O overige (gaarne omschrijven): ………………
A
B
C
D
A
B
C
D
5. Wassen en toilet: Kon u: -uw hele lichaam wassen, en afdrogen? -van en op het toilet komen? 6. Reiken en pakken: Kon u: -iets van ongeveer 2,5 kg (bijv. een zware pan) van net boven uw hoofd pakken?
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D 89
zelfstandig zelfstandig zelfstandig niet zonder met enige met veel zelfstandig moeite moeite moeite mogelijk -een gevallen kledingstuk van de grond rapen? 7. Vastpakken: Kon u: -de voordeur openen? -de deksel van een al eerder geopend potje afdraaien?
A
B
C
D
A
B
C
D
A
B
C
D
-kranen open en dicht draaien (geen zwenkkranen)? A
B
C
D
B
C
D
Wilt u aankruisen welke hulpmiddelen of aanpassingen u hebt gebruikt bij een of meer van de hierboven genoemde bezigheden? O O O O O
verhoogd toilet douchestoel of douchezitje opener voor potten handgrepen in de badkamer aangepaste kranen
O lange grepen (om iets op te rapen) O overige (gaarne omschrijven):
O hulpmiddelen en aanpassingen
Wilt u aankruisen of u bij een of meer van de hierboven genoemde aktiviteiten doorgaans door iemand wordt geholpen? O wassen en toiletbezoek O reiken en pakken
O vastpakken O boodschappen doen en huishoudelijk werk
-een pen of potlood hanteren? A 8. Aktiviteiten: Kon u: -dagelijkse boodschappen doen? A
B
C
D
A
B
C
D
9. Hoe tevreden bent u over het verloop van uw aandoening in de afgelopen week? O O O O
meer tevreden dan voorheen ongeveer gelijk dan voorheen minder tevreden dan voorheen ik weet het niet
-in en uit de auto stappen? Hieronder is ruimte voor uw opmerkingen op deze lijst. -werkzaamheden doen als stofzuigen of afwassen of wat in de tuin werken?
90
A
B
C
D
91
Migraine Disability Assessment Scale (MIDAS) R.B. Lipton 1998
Beantwoord de volgende vragen over ALLE hoofdpijn die u in de laatste 3 maanden heeft gehad. Schrijf het antwoord op de daarvoor bestemde ruimte achter iedere vraag.Vul een ‘nul’ in indien u genoemde activiteit niet heeft verricht in de laatste 3 maanden. 1. Hoeveel dagen in de laatste 3 maanden heeft u verzuimd van school of werk vanwege uw hoofdpijn? …………….. dagen 2. Hoeveel dagen in de laatste 3 maanden heeft u slechts de helft of nog minder van uw werkzaamheden op school of op het werk verricht vanwege uw hoofdpijn? …………….. dagen (De dagen bij vraag 1 waarop u verzuimd heeft van school of werk niet meerekenen). 3. Hoeveel dagen in de laatste 3 maanden bent u niet in staat geweest huishoudelijk werk te verrichten vanwege uw hoofdpijn …………….. dagen 4. Hoeveel dagen in de laatste 3 maanden heeft u slechts de helft of nog minder van uw werkzaamheden in het huishouden verricht vanwege uw hoofdpijn? (De dagen bij vraag 3 waarop u niet in staat bent geweest huishoudelijk werk te verrichten niet meerekenen.) ..……………. dagen 5. Hoeveel dagen in de laatste 3 maanden heeft u niet kunnen deelnemen aan activiteiten met familie, sociale activiteiten of vrijetijdsbesteding vanwege uw hoofdpijn? …………….. dagen a
b
92
Op hoeveel dagen in de laatste 3 maanden had u hoofdpijn? (Als de hoofdpijn langer dan 1 dag duurde, tel dan elke dag.) …………….. dagen Hoe heftig was de hoofdpijn gemiddeld op een schaal van 1 tot 10? (0 = geen pijn, 10 = heftiger kan niet) ……………..
93
Neck Disability Index Vernon 1991 1. Pijn ❏ Ik heb nu geen pijn ❏ Ik heb nu weinig pijn ❏ Ik heb nu matige pijn ❏ Ik heb nu vrij hevige pijn ❏ Ik heb nu zeer hevige pijn ❏ Ik heb nu de slechts denkbare pijn 2. Persoonlijke verzorging (wassen, aan- en uitkleden) ❏ Ik kan goed voor mezelf zorgen zonder dat de pijn toeneemt ❏ Ik kan goed voor mezelf zorgen hoewel dat de pijn doet toenemen ❏ Voor mezelf zorgen is pijnlijk en gaat langzaam en voorzichtig ❏ Voor mezelf zorgen lukt goed maar vaak met enige hulp ❏ Elke dag voor mezelf zorgen lukt meestal alleen met hulp ❏ Ik kan mezelf niet aankleden; mezelf wassen gaat moeilijk en ik blijf in bed 3. Tillen ❏ Ik kan een zwaar gewicht tillen zonder dat de pijn toeneemt ❏ Ik kan een zwaar gewicht tillen, maar dat doet de pijn toenemen ❏ De pijn weerhoudt mij van het optillen van een zwaar gewicht van de grond, maar zou dat wel kunnen wanneer dat gewicht hoger (bijv. op een tafel) gelegen is ❏ Ik kan alleen zeer lichte gewichten tillen ❏ Ik kan helemaal niets tillen of dragen 4. Lezen ❏ Ik kan zo veel lezen als ik wil zonder pijn in mijn nek ❏ Ik kan zo veel lezen als ik wil met weinig pijn in mijn nek ❏ Ik kan zo veel lezen als ik wil met matige pijn in mijn nek ❏ Ik kan niet zo veel lezen als ik zou willen vanwege de matige pijn in mijn nek ❏ Ik kan bijna niet meer lezen vanwege de hevige pijn in mijn nek ❏ Ik kan helemaal niet meer lezen 5. Hoofdpijn ❏ Ik heb helemaal geen hoofdpijn ❏ Ik heb af en toe lichte hoofdpijn ❏ Ik heb af en toe matige hoofdpijn ❏ Ik heb vaak matige hoofdpijn ❏ Ik heb vaak hevige hoofdpijn ❏ Ik heb bijna altijd hoofdpijn 94
6. Concentratie ❏ Ik kan mij goed concentreren zonder moeite wanneer ik dat wil ❏ Ik kan mij goed concentreren met enige moeite wanneer ik dat wil ❏ Het kost mij duidelijk moeite om te concentreren wanneer ik dat wil ❏ Het kost mij veel moeite om te concentreren wanneer ik dat wil ❏ Het kost mij zeer veel moeite om te concentreren wanneer ik dat wil ❏ Ik kan mij helemaal niet concentreren 7. Werk ❏ Ik kan zo veel werk doen als ik wil ❏ Ik kan alleen mijn gewone werk doen, maar niet meer ❏ Ik kan het grootste deel van mijn gewone werk doen, maar niet meer ❏ Ik kan mijn gewone werk niet doen ❏ Ik kan bijna geen enkel werk meer doen ❏ Ik kan helemaal niet meer werken 8 Autorijden ❏ Ik kan autorijden zonder enige nekpijn ❏ Ik kan autorijden zo lang als ik wil met weinig pijn in mijn nek ❏ Ik kan autorijden zo lang als ik wil met matige pijn in mijn nek ❏ Ik kan niet autorijden zo lang als ik wil vanwege de matige pijn in mijn nek ❏ Ik kan bijna niet meer autorijden vanwege de hevige pijn in mijn nek ❏ Ik kan helemaal niet meer autorijden 9. Slapen ❏ Ik heb geen moeite met slapen ❏ Mijn slaap is heel licht gestoord (minder dan 1 uur wakker) ❏ Mijn slaap is licht gestoord (1 tot 2 uur wakker) ❏ Mijn slaap is matig gestoord (2 tot 3 uur wakker) ❏ Mijn slaap is fors gestoord (3 tot 5 uur wakker) ❏ Mijn slaap is volledig gestoord (5 tot 7 uur wakker) 10. Vrije tijd ❏ Ik kan aan alle activiteiten meedoen zonder enige pijn in mijn nek ❏ Ik kan aan alle activiteiten meedoen met enige pijn in mijn nek ❏ Vanwege de pijn in mijn nek kan ik aan de meeste, maar niet alle, gebruikelijke activiteiten meedoen ❏ Vanwege de pijn in mijn nek kan ik aan maar weinig gebruikelijke activiteiten meedoen ❏ Vanwege de pijn in mijn nek kan ik nagenoeg aan geen activiteiten meedoen ❏ Ik kan aan geen enkele activiteit meer meedoen
95
Oswestry Low Back Pain Disability Questionnaire Fairbanks 1980
Deze vragenlijst is gemaakt om ons meer informatie te geven over uw rug. We kunnen hiermee nagaan hoe uw rugpijn u belemmert tijdens dagelijkse werkzaamheden. Antwoordt u alstublieft ieder onderdeel. Kruis bij ieder onderdeel het vakje aan dat op u van toepassing is. Soms is het moeilijk om tussen twee vakjes te kiezen, kruis dan het vakje aan dat uw probleem het beste beschrijft. Als een onderdeel niet op u van toepassing is bijvoorbeeld: gebruiken van pijnstillers of het sexleven, dan kunt u dat onderdeel overslaan.
96
97
Onderdeel 1 – Ernst van de pijn ❏ Ik kan de pijn verdragen zonder pijnstillers te hoeven gebruiken ❏ De pijn is erg, maar ik hoef nog net geen pijnstillers te gebruiken ❏ Pijnstillers doen de pijn volledig verdwijnen ❏ Pijnstillers helpen matig tegen de pijn ❏ Pijnstillers helpen maar een beetje ❏ Pijnstillers helpen niet en ik gebruik ze dus niet Onderdeel 2 – Zelfverzorging (wassen, kleden) ❏ Ik kan mijzelf normaal wassen en aankleden zonder extra pijn ❏ Ik kan mijzelf normaal wassen en aankleden maar heb dan wel extra pijn ❏ Als ik mijzelf was en aankleed doet het pijn en daarom ben ik daar langzaam en voorzichtig mee ❏ Ik heb enige hulp nodig maar kan m.b.t. wassen en aankleden het meeste zelf ❏ Ik heb elke dag hulp nodig bij de meeste aspecten van de zelfverzorging ❏ Ik kleed me niet aan, was mezelf met moeite en blijf in bed Onderdeel 3 – Tillen ❏ Ik kan een zwaar voorwerp zonder extra pijn tillen ❏ Ik kan een zwaar voorwerp tillen maar dat doet extra pijn ❏ Ik kan door de pijn geen zware voorwerpen van de grond optillen, maar het lukt me wel als ze op een handige plaats staan, bijv. op tafel ❏ Ik kan door de pijn geen zware voorwerpen tillen maar wel lichte tot middelzware als ze op een handige plaats staan ❏ Ik kan alleen heel lichte voorwerpen tillen ❏ Ik kan niets tillen of dragen Onderdeel 4 – Lopen ❏ Pijn voorkomt niet dat ik ver kan lopen ❏ Pijn voorkomt dat ik verder kan lopen dan 2 kilometer ❏ Pijn voorkomt dat ik verder kan lopen dan 1 kilometer ❏ Pijn voorkomt dat ik verder kan lopen dan 500 meter ❏ Ik kan alleen met een stok of krukken lopen ❏ Ik breng het grootste deel van de tijd in bed door en moet naar het toilet kruipen Onderdeel 5 – Zitten ❏ Ik kan in elke stoel zitten zo lang als ik wil ❏ Ik kan allen in mijn favoriete stoel zitten zolang als ik wil ❏ Ik kan door de pijn niet langer dan een uur blijven zitten ❏ Ik kan door de pijn niet langer dan een half uur blijven zitten ❏ Ik kan door de pijn niet langen dan 10 minuten blijven zitten ❏ Ik kan door de pijn helemaal niet zitten 98
Onderdeel 6 – Staan ❏ Ik kan staan zolang ik wil zonder meer pijn te krijgen ❏ Ik kan staan zolang ik wil, maar dat veroorzaakt meer pijn ❏ Door de pijn kan ik niet langer dan 1 uur blijven staan ❏ Door de pijn kan ik niet langer dan 30 minuten blijven staan ❏ Door de pijn kan ik niet langer dan 10 minuten blijven staan ❏ Door de pijn kan ik niet blijven staan Onderdeel 7 – Slapen ❏ Ondanks de pijn slaap ik goed ❏ Ik kan alleen goed slapen als ik tabletten inneem ❏ Zelfs als ik tabletten inneem slaap ik minder dan 6 uur per nacht ❏ Zelfs als ik tabletten inneem slaap ik minder dan 4 uur per nacht ❏ Zelfs als ik tabletten inneem slaap ik minder dan 2 uur per nacht ❏ Door de pijn slaap ik in het geheel niet Onderdeel 8 – Het sexleven ❏ Mijn sexleven is normaal en bezorgt me geen extra pijn ❏ Mijn sexleven is normaal maar bezorgt me wel extra pijn ❏ Mijn sexleven is bijna normaal maar erg pijnlijk ❏ Mijn sexleven wordt ernstig beperkt door de pijn ❏ Mijn sexleven is vrijwel afwezig door de pijn ❏ Door de pijn heb ik in het geheel geen sexleven meer Onderdeel 9 – Het sociale leven ❏ Mijn sociale leven is normaal en bezorgt me geen extra pijn ❏ Mijn sociale leven is normaal maar bezorgt me wel extra pijn ❏ Met uitzondering van de meer inspannende bezigheden zoals dansen e.d. heeft de pijn niet een belangrijke invloed op mijn sociale leven ❏ De pijn heeft mijn leven beperkt en ik ga minder vaak de deur uit ❏ Door de pijn is mijn sociale leven beperkt tot mijn eigen huis ❏ Ik heb geen sociaal leven vanwege de pijn Onderdeel 10 – Reizen/Transport ❏ Ik kan overal naar toe reizen zonder extra pijn ❏ Ik kan overal naar toe reizen maar heb dan extra pijn ❏ De pijn is weliswaar erg maar ik kan toch reizen maken die langer duren dan 2 uur ❏ Door de pijn kan ik niet langer reizen dan 1 uur ❏ Door de pijn kan ik slechts korte, noodzakelijke tochtjes maken die korter duren dan 30 minuten ❏ Door de pijn ga ik alleen maar de deur uit om naar de dokter of het ziekenhuis te gaan
99
De Patiënt Specifieke Klachten Beurskens Köke de Vet 1996 Instructie behandelaar 1 Laat de patiënt activiteiten of bewegingen op de lijst aankruisen waar hij/zij moeite mee heeft met uitvoeren i.v.m. de pijnklachten. Het moeten activiteiten en/of bewegingen zijn die de patiënt belangrijk vindt en die niet te vermijden zijn. 2 Laat de patiënt vervolgens de patiënt de 3 moeilijkste, belangrijkste en meest frequent uitgevoerde activiteiten of bewegingen selecteren. 3 Laat de patiënt de gekozen activiteiten zo gedefinieerd mogelijk omschrijven. Probeer zoveel mogelijk te kwantificeren in termen van tijdsduur, afstand, te tillen gewicht, etc. 4 Laat de patiënt deze drie activiteiten of bewegingen rangordenen naar mate van belangrijkheid voor de patiënt zelf. 5 Het is aan te bevelen om de selectieprocedure van de activiteiten tweemaal, met een korte tussenperiode (1 week), uit te voeren. Geef de patiënt in de tussentijd de opdracht om nog eens goed na te denken over wat de belangrijkste klachte zijn. Bij de tweede keer kunnen dan de definitieve activiteiten en/of bewegingen geselecteerd worden. Hierdoor vindt een bewustere selectie plaats dan bij een eenmalige selectie. 6 Scoor uiteindelijk van de drie activiteiten of bewegingen de mate van moeilijkheid bij uitvoeren op een 100 mm Visueel Analoge Schaal (VAS) aan het begin van de behandeling en aan het einde van de behandeling. 7 Om het effect van therapie te evalueren kunnen de scores van de drie metingen apart gebruikt worden of het gemiddelde van de drie metingen. Het effect wordt altijd uitgedrukt in verschilscore tussen voor- en nameting. Trek de score van de nameting af van de voormeting. Bijvoorbeeld: Voormeting 70 mm, nameting is 30 mm (van links af gemeten), de effectscore is dan 40 mm.
Patiënten toelichting Uw pijnklachten hebben invloed op activiteiten en bewegingen die u dagelijks doet. De meeste hinder ervaart u van activiteiten die moeilijk te vermijden zijn.Voor iedereen zijn de gevolgen van pijn verschillend. Iederpersoon zal bepaalde activiteiten en bewegingen graag zien verbeteren door de behandeling. Op de volgende pagina staan een aantal activiteiten die u mogelijk veel moeite kosten om uit te voeren vanwege uw pijn. Probeer de problemen te herkennen waar u de afgelopen week door uw pijn last van had. Kleur of kruis het bolletje aan voor deze activiteit in de onderstaande activiteitenlijst.We vragen u die problemen aan te kruisen die u heel belangrijk vind en die u het liefst zou zien veranderen in de komende maanden. U mag ook zelf activiteiten benoemen die u belangrijk vindt maar niet in de lijst voorkomen. O O O O O O O O O O O O O
in bed liggen omdraaien in bed opstaan uit bed opstaan uit een stoel gaan zitten op een stoel lang achtereen zitten in/uit de auto stappen rijden in auto of bus fietsen staan lang achtereen staan lang achtereen gebukt staan voorovergebogen staan, b.v. aan een aanrecht O bukken met gedraaide rug O licht werk in en om het huis n.l O zwaar werk in en om het huis n.l………………………………
O in huis lopen O wandelen O hard lopen O traplopen O dragen van een voorwerp O iets oprapen van de grond O tillen O uitgaan O seksuele activiteiten O uitvoeren werk O uitvoeren hobby’s n.l O iets oprapen van de grond O uitvoeren huishoudelijk werk n.l ……………………………………….. O sporten n.l……………………… O op reis gaan O andere nl………………………… ……………………………………….. ………………………………………..
Selectie van de drie belangrijkste klachten (moeilijk uitvoerbaar en vaak voorkomend). Rangschik deze naar mate van belangrijkheid: 1…………………………………. 2…………………………………. 3…………………………………. 100
101
Quebec Back Pain Disability Scale
Voorbeeld hoe in te vullen
Kopec 1995 Probleem: Wandelen (30 minuten) Hoe moeilijk was het de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren?
Nederlandse vertaling Schoppink EM 1996
Plaatst u het streepje links dan kost wandelen u weinig moeite
geen enkele moeite
onmogelijk
Plaatst u het streepje rechts dan kost wandelen meer moeite geen enkele moeite
onmogelijk
Onderstaande vragenlijst gaat over de manier waarop uw rugklachten uw dagelijks leven beïnvloeden. Mensen met rugklachten kunnen moeite hebben met het uitvoeren van sommige dagelijkse activiteiten.Wij willen graag weten of u moeite heeft met het uitvoeren van onderstaande activiteiten vanwege uw rugklachten. Voor elke activiteit is er een schaal van 0 tot 5.Wilt u bij iedere activiteit één antwoord kiezen (geen activiteit overslaan), en het daarbij behorende cijfer omcirkelen. Heeft u vandaag moeite om de volgende activiteiten uit te voeren vanwege uw rugklachten?
Datum: .. - .. - …. Probleem 1…………………………………………. Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren?
geen enkele moeite
onmogelijk
Probleem 2…………………………………………. Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren? geen enkele moeite
onmogelijk
onmogelijk
Probleem 3…………………………………………. Hoe moeilijk was het in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren? geen enkele moeite
102
onmogelijk
103
Totaal
Roland Disability Questionnaire
Zeer
Geen Nauwelijks Enige
Veel
Moeite Moeite
Veel
Niet in
Moeite
Staat
Moeite
Moeite
0 0 0 0
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
0
1
2
3
4
5
0 0
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
0 0 0 0
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
Roland 1983 Nederlandse vertaling G.J. van der Heijden 1991
1. 2. 3. 4. 5.
Opstaan uit bed De hele nacht slapen Omdraaien in bed Auto rijden 20 tot 30 minuten (achter elkaar) staan 6. Enkele uren in een stoel zitten 7. Een trap oplopen 8. Een klein eindje lopen (300-400 m) 9. Enkele kilometers lopen 10. Naar een hoge plank reiken 11. Een bal werpen 12. Een eindje hardlopen (+ 100 m) 13. Iets uit de koelkast pakken 14. Het bed opmaken 15. Sokken (of panty) aantrekken 16. Voorover buigen om bijv. de Badkuip of w.c. schoon te maken 17. Een stoel verplaatsen 18. Een zware deur opentrekken of open duwen 19. Dragen van 2 tassen met boodschappen 20. Een zware koffer optillen en dragen
104
Uw rugklachten kunnen u belemmeren bij uw normale dagelijkse bezigheden. Deze vragenlijst bevat een aantal zinnen waarmee mensen met rugklachten zichzelf en hun situatie beschrijven. Mogelijk beschrijven deze zinnen ook situaties zoals u die vandaag ervaart. Als u de vragenlijst leest, denk dan aan uzelf vandaag. Kruis het vakje onder ja aan indien de zin vandaag op u van toepassing is. Kruis het vakje onder neen aan indien de zin vandaag niet op u van toepassing is. Lees de zinnen aandachtig en bepaal of de zin vandaag op u van toepassing is voordat u een antwoord geeft.
Ja Neen
0
1
2
3
4
5
Het grootste gedeelte van de tijd blijf ik thuis omwille van mijn rugklachten
0 0
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
Wegens mijn rugklachten verander ik vaak van positie om een prettige houding te vinden
O
O
0
1
2
3
4
5
Door mijn rugklachten loop ik langzamer dan gewoonlijk
O
O
Door mijn rugklachten kan ik de gebruikelijke werkzaamheden in en rond mijn huis niet doen
O
O
O
O
0 0
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
0
1
2
3
4
5
Wegens mijn rugklachten gebruik ik de trapleuning bij het naar boven lopen via de trap
O
O
0
1
2
3
4
5
Wegens mijn rugklachten ga ik vaker dan gewoonlijk liggen
O
O
0
1
2
3
4
5
Wegens mijn rugklachten moet ik mij vastpakken en optrekken uit een leunstoel om op te staan
O
O
Wegens mijn rugklachten probeer ik andere mensen dingen voor me te laten doen
O
O
105
Shoulder Disability Questionnaire
Ja Neen
G.J. van der Heijden 1994 Ik kleed me trager dan gewoonlijk aan omwille van mijn rugklachten
O
O
Omwille van mijn rugklachten sta ik alleen voor korte perioden op
O
O
Wegens mijn rugklachten vermijd ik bukken of knielen
O
O
Door mijn rugklachten is het moeilijk om van een stoel op te staan
O
O
Ik heb bijna de gehele dag last van rugpijn
O
O
De volgende zinnen beschrijven verschillende situaties waarin pijn en bewegingsbeperking in uw behandelde schouder uw dagelijkse bezigheden kunnen beperken. Daarbij wordt met ‘last’ bedoeld: pijn en/of bewegingsbeperking in de behandelde schouder. Met ‘aangedane zijde’ wordt bedoeld: de zijde van de behandelde schouder. Lees elke zin aandachtig, en denk dan aan u zelf in de afgelopen 24 uur. Bepaal voor elke zin of u de beschreven beweging of activiteit in de afgelopen 24 uur uitvoerde. Er zijn 3 antwoordmogelijkheden:
Door mijn rugklachten kan ik mij in bed moeilijk omdraaien
O
O
Wel
Door mijn rugklachten heb ik gebrek aan eetlust
O
O
INVULSTRUCTIE
Geen Ik heb moeite met het aantrekken van sokken (of kousen) wegens mijn rugklachten
O
O
Wegens mijn rugklachten loop ik alleen korte afstanden
O
O
Ik slaap slecht door mijn rugklachten
O
O
Ik krijg hulp bij het aankleden in verband met mijn rugklachten
O
O
Ik zit het grootste gedeelte van de dag wegens mijn rugklachten
O
O
N.v.t.
Ik verband met mijn rugklachten vermijd ik zwaar werk in en rond het huis Door mijn rugklachten raak ik sneller door mensen geïrriteerd dan anders Door mijn rugklachten loop ik de trap langzamer op dan gewoonlijk Ik lig bijna de hele dag in bed in verband met mijn rugklachten 106
O
O
O O
het vakje onder wel kruist u aan als u wel last van de behandelde schouder had tijdens de uitvoering van beschreven beweging of aktiviteit in de afgelopen 24 uur het vakje onder geen kruist u aan als u geen last van de behandelde schouder had tijdens de uitvoering van beschreven beweging of activiteit in de afgelopen 24 uur het vakje onder n.v.t. kruist u aan als u de beschreven beweging of activiteit in de afgelopen 24 uur niet uitvoerde.
Als u zich vergist heeft: zet een cirkel om het foutieve antwoord, en kruis alsnog het juiste antwoord aan.
wel geen n.v.t. Ik word ‘s nachts wakker omdat ik last heb van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens het liggen op de behandelde schouder heb ik daar last van
O
O
O
Ik heb last van de behandelde schouder tijdens het aanof uittrekken van een trui of jas
O
O
O
Ik heb last van de behandelde schouder tijdens mijn gebruikelijke dagelijkse activiteiten in en om huis
O
O
O
O
O
O O
107
wel geen n.v.t. Tijdens bewegingen met mijn behandelde schouder heb ik daar last van
O
O
O
Tijdens steunen op mijn ellebogen of handen heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens schrijven (of typen) heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens het vasthouden van het stuur van mijn auto of fiets heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens tillen van een voorwerp (aan de aangedane zijde) heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens het boven schouderhoogte reiken of grijpen met mijn hand (aan de aangedane zijde) heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens het openen of sluiten van een deur met mijn hand (aan de aangedane zijde) heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens het naar mijn billen brengen van mijn hand (aan de aangedane zijde) heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens het naar mijn lage rug brengen van mijn hand (aan de aangedane zijde) heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Tijdens het naar mijn nek brengen van mijn hand (aan de aangedane zijde) heb ik last van de behandelde schouder
O
O
O
Ik wrijf meer dan eens per dag over de behandelde schouder
O
O
O
Ik ben prikkelbaar tegen mensen uit mijn omgeving omdat ik last heb van de behandelde schouder
O
O
O
108
Hoofdstuk 6 Begrippenlijst
109
Area Under the Curve AUC: maat die gebruikt wordt om de responsiviteit uit te drukken. Het is de ruimte die onder de receiver operating curve gemeten wordt (zie receiver operating curve). Hoe dichter de waarde bij 1 uitkomt hoe groter de responsiviteit. Cronbach’s alpha: dit is een maat voor de onderlinge correlaties tussen de scores op de afzonderlijke items van de vragenlijst. Een vragenlijst kan bestaan uit meerdere onderdelen of vragen, die allemaal een ander aspect van het achterliggend construct meten. Hoe goed de onderdelen samen het hele construct meten is de interne consistentie. Cronbach’s alpha (α) is een maat voor de interne consistentie, welke kan variëren van 0 tot 1. Hoe dichter bij 1 hoe hoger de interne consistentie en hoe hoger men de betrouwbaarheid van de vragenlijst acht. Correlatie: de samenhang tussen twee variabelen, deze samenhang kan worden samengevat in één getal. Dit getal is de correlatiecoëfficiënt. Correlatiecoëfficiënt: deze geeft aan in hoeverre de relatie tussen beide variabelen (beoordelingen of test-hertest) lijkt op een rechte lijn. De waarde van de correlatiecoëfficiënt ligt tussen –1 en +1. De waarden –1 en +1 betekenen een perfect verband. Hoe dichter de waarde bij nul ligt hoe lager het verband. De Pearson product momentcorrelatiecoëfficiënt wordt aangegeven met de afkorting r. Deze geeft het verband aan tussen de absolute waarden van twee variabelen. De Spearman correlatiecoëfficiënt rs geeft de correlatie aan tussen de rangorde van de waarden van twee variabelen. Deze gebruikt men als men niet beschikt over numerieke waarden. Ook als numerieke waarden zo scheef verdeeld zijn dat ze uitschieters vertonen is het beter om ze eerst om te zetten in rangordes. Effect size: een maat om de responsiviteit uit te drukken. De verschilscore tussen begin en eind van de behandeling worden gedeeld door de variatie in scores bij het begin van de behandeling. Scores groter dan 0.5 worden gezien als responsief. Intra Class Correlatiecoëfficiënt ICC: indien men de samenhang wil bepalen tussen meer dan twee beoordelaars of beoordelingen dan kan men voor ieder paar apart de correlatiecoëfficiënt berekenen of men kan deze in een maat samenvatten: de ICC. Een ander voordeel is dat de ICC ook systematische verschillen in de overeenstemming of samenhang incorporeert. De score van de ICC wordt uitgedrukt in een waarde tussen -1 en 1. Hoe 110
dichter bij 1 of –1 hoe beter de correlatie. Hoe dichter bij nul hoe slechter de correlatie. Puntenschaal: een scoresysteem, waarbij de patiënt moet aangeven welke van de gegeven antwoordcategorie op hem van toepassing is. De verbale antwoordcategorieën kunnen bestaan uit b.v uitstekend, goed, matig of slecht, maar ook uitgebreidere antwoorden zijn mogelijk. De verbale categorieën worden omgezet in ordinale scores (0,1,2 etc). Het aantal punten kan eveneens variëren van 0 tot 4, 5, 7 etc. antwoordcategorieën. Receiver Operating Curve (ROC): in een ROC wordt de sensitiviteit en 1-specificiteit van een diagnostische test tegen elkaar uitgezet in een grafiek. Naarmate de curve meer in het linker bovenkwadrant van de grafiek komt te liggen is de test ‘beter’. Deze techniek wordt ook toegepast om de responsiviteit van een evaluatief meetinstrument te bepalen. De sensitiviteit wordt gezien als een maat om klinisch relevante veranderingen te kunnen meten. De specificiteit is de mate, waarin het meetinstrument geen verandering meet als er werkelijk ook geen verandering is. Ook hier geldt dat naarmate de in een grafiek uitgezette curve meer naar linksboven verschuift de responsiviteit groter is. Responsiveness Ratio: de verhouding tussen vooruitgang bij patiënten die (klinisch relevant) verbeterd zijn en patiënten die (klinisch niet relevant) verbeterd zijn. Spearman rangcorrelatiecoëfficiënt (rs) : zie correlatiecoëfficiënt Split-half reliability: is een methode om de interne consistentie te bepalen van een vragenlijst (zie Cronbach’s alpha). Hierbij verdeelt men de vragenlijst ad random in twee helften, waarna de correlatie tussen de eindscores van beide helften berekend wordt Pearson product-moment correlatiecoëfficiënt (r) : zie correlatiecoëfficiënt Visueel Analoge Schaal VAS: dit is een scoringsmanier die gebruikt wordt bij vragenlijsten. Aan de patiënt wordt gevraagd een verticaal streepje te zetten op een lijn van 10 cm. De beiden uiteinden van de lijn zijn gemarkeerd met een tekst. Bijvoorbeeld: linkeruiteinde “geen moeite met uitvoeren” en het rechteruiteinde “onmogelijk om uit te voeren”. De afstand van de linkerzijde tot het streepje is de score. 111
7
112
Literatuurlijst
113
1. Kendall N. Developing outcome assessments: a step by step approach. NZ Joural of Physiotherapy 1997; 11-17. 2. Williams AC. Pain measurement in chronic pain management. Pain Reviews 1995; 2: 39-63. 3. Turk DC & Melzack R. Handbook of Pain Assessment.The Guilford Press, New York & London, 1992. 4. Crombez G, Broeck van den A,Vlaeyen JWS. Objectief meten bij chronische pijn: een overzicht van Nederlandstalige instrumenten. Pijninformatorium 1997; PT 2000-1 Bohn Stafleu Van Loghum Houten/Antwerpen 5. Bouter LM, van Dongen MCJM. Epidemiologisch onderzoek. Opzet en interpretatie 1991 Bohn Stafleu van Loghum Houten/Antwerpen 2e druk 6. Streiner DL & Norman GR. Health Measurement Scales; a practical guide to their development and use. Oxford University Press, 1989. 7. McDowell I, Newell C. Measuring Health. A guide tot rating scales and questionnaires 2e druk Oxford University Press, 1996 8. Jaeschke R, Guyatt GH. How to develop and validate a new quality of life instrument Quality of life assessments in clinical trial, edited by B. Spilker. Raven Press, Ltd New York 1990 p. 47-57. 9. Kirshner B, Guyatt GH. A methodologic frame work for assessing health indices. J Chron Dis 1985; 38(1): 27-36 10. Beurskens AJHM, de Vet HCW, Köke AJA, van der Heijden GJMG, Knipschild PG. Measuring the functionale status of patiënts with low back pain. Assessment of the quality of four disease specific questionnaires. Spine 1995; 20:1017-1028 11. Deyo RA, Centor RM. Assessing the responsiveness of functional scales to clinical change: An analogy to diagnostic test performance. J Chron Dis 1986; 39:897-906 12. Deyo RA, Diehr P, Patrick DL. Reproducibility and responsiveness of health status measures. Statistics and strategies for evaluation. Controlled Clin Trials 1991; 12:142-158 13. Cohen J. Statistical power analysis for the behavioural sciences. New York: Academic Press, 1977: 1-27 14. Kazis LE, Anderson JJ, Meenan RF. Effect sizes for interpreting changes in health status. Medical Care 1989; 27:178-189 15. Guyatt G,Walter S, Norman G. Measuring change over time: assessing the usefulness of evaluative instruments. J Chron Dis 1987; 40:171-178 16. Cohen J. Statistical power analysis for the behavioral sciences (2e ed). Lawrence Erlbaum Associates, Hillsdale, New Jersey, 1988 17. Basmajian J (Ed.) Physical Rehabilitation Outcome Measures.Williams & Wilkins, Baltimore USA, 1995 114
115
116