Aard- en Levenswetenschappen Chemische Wetenschappen Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie
Call for proposals
Meer met minder Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw 2012
Den Haag, september 2012 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Inhoud 1 Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Beschikbaar budget 1.3 Geldigheidsduur call for proposals 2 Doel 3 Richtlijnen voor aanvragers 3.1 Wie kan aanvragen 3.2 Wat kan aangevraagd worden 3.3 Wanneer kan aangevraagd worden 3.4 Het opstellen van de aanvraag 3.5 Specifieke subsidievoorwaarden 3.6 Het indienen van een aanvraag 4 Beoordelingsprocedure 4.1 Procedure 4.2 Criteria 5 Contact en overige informatie 5.1 Contact 5.2 Overige informatie
1 1 1 1 2 5 5 5 6 6 9 9 10 10 11 13 13 13
1 Hoofdstuk 1: Inleiding / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
1 Inleiding 1.1
Achtergrond Nederland is toonaangevend op het gebied van innovatieve, duurzame en efficiënte voedselproductie, in de agrarische sector, tuinbouw en levensmiddelenindustrie. De sector levert een bijdrage van 10% aan de Nederlandse economie. De export van agro en food producten is de op één na grootste ter wereld, en binnen de tuinbouwsector is de voedingsmiddelenexport de op twee na grootste. Wat betreft sierteeltexport, bloembollen, uitgangsmateriaal en kastechniek is Nederland wereldwijd de allergrootste. Deze sectoren worden in de komende decennia door een groeiende wereldbevolking en toenemende consumptie voor de grote uitdaging gesteld om aan de wereldvoedselvoorziening te kunnen voldoen. Duurzame productie van voldoende en kwalitatief hoogwaardig voedsel, siergewassen en grondstoffen voor een bio-based economy zal een steeds groter beslag leggen op beschikbare ruimte, grondstoffen en leefmilieu. Grootschalige productie brengt ook vragen op het gebied van veiligheid met zich mee. Ook het belang van voeding voor onze gezondheid krijgt steeds meer aandacht door o.a. een vergrijzende bevolking en de toename van aan voeding gerelateerde ziekten. Deze Call for Proposals wordt opengesteld in het kader van het NWO thema Agro, Food & Tuinbouw en is geïnspireerd op het thema Meer met minder van de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en uitgangsmaterialen. Het NWO thema Agro, Food en Tuinbouw focust op drie speerpunten: •
Duurzame en veilige productie,
•
Gezonde voeding,
•
Voedselzekerheid in mondiaal perspectief.
Voor meer informatie over het thema: www.nwo.nl/agro-food-en-tuinbouw.
1.2
Beschikbaar budget Voor deze Call is een maximaal budget beschikbaar van 2 M€.
1.3
Geldigheidsduur call for proposals Deze call for proposals is geldig tot en met de sluitingsdatum 15 november 2012.
2 Hoofdstuk 2: Doel / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
2 Doel Doelstelling Deze Call for Proposals heeft als doel vernieuwend en kwalitatief hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek te bevorderen binnen één of een combinatie van de aandachtsvelden die hieronder beschreven staan. Dit onderzoek legt een breed fundament onder strategisch, toegepast en valorisatie onderzoek, en biedt perspectief op een bijdrage aan oplossingen voor maatschappelijke en economische vraagstukken binnen de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en uitgangsmaterialen.
Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw De toenemende vraag naar biologische producten en naar producten met een hogere toegevoegde waarde kan alleen worden gerealiseerd door meer begrip van plant, dier, groeivereisten en verwerkingsprocessen. Deze vraag leidt tot een grotere belasting van schaarse middelen (dierlijk eiwit, voeding, water, energie, bodem, grondstoffen etc.) Dit impliceert tevens een aantasting van onze leefomgeving door een zwaardere belasting van het milieu, conflicten in landgebruik (natuur versus agrarisch areaal), en resulteert in problemen als afnemende biodiversiteit en dierenwelzijnskwesties. Om aan de groeiende vraag te kunnen voldoen en de genoemde bedreigingen het hoofd te bieden is fundamenteel vraaggericht onderzoek van belang. Dit onderzoek moet zich richten op een beter basaal begrip op alle organisatieniveaus (van molecuul tot mondiale biosfeer) van processen zoals groei en ontwikkeling, het functioneren van ecosystemen, het voorkomen van ziektes, (nutriënten)kringlopen en de rol van de bodem, (bio)raffinage van grondstof naar food, evenals onderzoek naar de maatschappelijke acceptatie van potentiele oplossingen. Dit alles draagt bij aan de verbetering van de voedingswaarde van producten, evenals de efficiency, duurzaamheid en veiligheid van grondstoffengebruik en productieketens.
Aandachtvelden De volgende aandachtsvelden geven een goed beeld van de onderwerpen die binnen deze Call relevant zijn:
Opbrengst van agrarische en tuinbouwproducten
Veerkracht van het productiesysteem
Optimale benutting van grondstoffen voor food en non-food producten
Duurzame eiwitproductie
Opbrengst van agrarische en tuinbouwproducten Het antwoord op de toenemende vraag naar meer en betere agrarische en tuinbouwproducten is te vinden in een verhoogde opbrengst per gewas of agrarisch areaal, evenals in een verbetering van het product en uitbreiding van het productaanbod. Het eerste vraagt naast aanpassingen in teeltwijze en een verlaging van de seizoensafhankelijkheid om de ontwikkeling van ‘robuuste’ gewassen, die het hoofd te kunnen bieden aan ziekten, plagen en suboptimale teelt-omstandigheden (minder water, verzilting e.d.). Voor het tweede doel dienen rassen ontwikkeld te worden met bijv. een hoger gehalte aan (gezonde) bioactieve stoffen en vezels, en/of een hogere voedingswaarde. Op deze wijze worden al in de teelt gewenste eigenschappen voor de uiteindelijke producten aan de gewassen toegevoegd. Dit betekent dat meer kennis van ontwikkelingsbiologie van planten, genetica, epigenetica, zaadbiologie, plantfysiologie, efficiënte fotosynthese, en de interactie met insecten, schimmels en
3 Hoofdstuk 2: Doel / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
micro-organismen zowel boven- als ondergronds essentieel is. Om de inzichten vanuit deze verschillende disciplines te combineren lijkt een systeembenadering, via fysische, chemische en biologische aspecten, opportuun. Dit kan het vervolgens mogelijk maken om via precision breeding te komen tot de gewenste variëteiten.
Veerkracht van het productiesysteem Om de productie kwalitatief en kwantitatief op het peil te krijgen dat er voedselzekerheid mogelijk is voor iedereen moet gezien de impact van de huidige praktijk de ecologische voetafdruk op bodem, water, en biodiversiteit van deze activiteiten afnemen. Het verbeteren van deze agrarische resource efficiëntie zal op een groot aantal terreinen aandacht moeten krijgen. Meer kennis over de mechanismen in kringloopsystemen leidt tot een efficiënter gebruik van bodem, nutriënten, water en energie, waarbij een ketenbenadering (productie, verwerking, gebruik) leidt het sluiten van kringlopen. Een afname van de watervervuiling als gevolg van agrarische productiemethoden is mogelijk door aandacht voor o.a. het recyclen van nutriënten uit water of waterzuivering door micro-organismen. Inzicht in het functioneren van (half)natuurlijke ecosystemen biedt grote kansen voor toepassing in duurzame productiesystemen, en leidt daarnaast tot behoud van biodiversiteit en natuur. Ook kennis over plant-omgeving interacties, complexe boven- en ondergrondse multitrofe interacties, hun wisselwerkingen, terugkoppelingen en mogelijkheden om hier sturing aan te geven draagt bij aan de duurzaamheid hiervan (learning from nature). Klimaatveranderingen en extremere weersomstandigheden zullen nu en in de toekomst evenals de bovengenoemde vraagstukken een grote uitdaging vormen waarop alleen een veerkrachtig productiesysteem een antwoord kan geven.
Optimale benutting van grondstoffen voor food en non-food producten Een optimale benutting van agrarische grondstoffen biedt kansen voor de overgang naar een bio-based economy. Naast de verwerking van gewassen tot voedingsproducten, zouden reststoffen of onbenutte componenten gebruikt kunnen worden voor andere food of non-food producten. Ook de productie van groene grondstoffen met optimale eigenschappen voor (bio)conversie kan hieraan bijdragen. Deze valorisatie van zijstromen leidt tot een duidelijke toename in (eco-)efficiëntie. Hiervoor is het noodzakelijk om nieuwe scheidings-, fermentatie-, katalysetechnieken te ontwikkelen die het volledig benutten van grondstoffen zoals plantonderdelen, eiwitten, koolhydraten, oliën en lignine mogelijk maakt, evenals de ontwikkeling van mildere bioraffinage technieken. Ook zouden specifiek geteelde gewassen als uitgangsmateriaal voor productie van bulkchemicaliën kunnen dienen. De consequenties van onttrekking van organische restproducten voor bodem, biodiversiteit en ecosysteemdiensten moeten hierbij meegenomen worden. Welk deel heeft bijv. de bodem nodig als organische stof om optimaal te blijven functioneren?
Duurzame eiwitproductie Om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar dierlijk eiwit wereldwijd is het noodzakelijk om enerzijds te komen tot een meer duurzame veehouderij en visserij, en anderzijds te verkennen op welke andere manier voorzien kan worden in de vraag naar dierlijk eiwit. Binnen de veehouderij gaat het om dierlijke productiesystemen waarin diergezondheid en dierenwelzijn gewaarborgd zijn, en die veilig zijn voor werknemers, de omgeving en de consument. Binnen de maricultuur is fundamentele kennis over mariene organismen zoals algen, zeewieren, schelpdieren en vissen van belang om het duurzaam kweken van deze organismen
4 Hoofdstuk 2: Doel / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
voor veilig, gezond voedsel en andere hoogwaardige producten verder te ontwikkelen. Alternatieve eiwitbronnen kunnen gezocht worden in planten of insecten, waarvan de productie minder aanspraak maakt op schaarse grondstoffen. Kun je gezonde vetzuren uit vis vervangen door vetzuren uit planten of algen? Of is het mogelijk dierlijke eiwitten te produceren via weefselkweek?
5 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
3 Richtlijnen voor aanvragers 3.1
Wie kan aanvragen
Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen aanvragen indienen:
Nederlandse universiteiten;
NWO- en KNAW-instituten;
het Nederlands Kanker Instituut;
het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen, en
de onderzoekers van de Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble.
Onderzoekers van andere kennisinstellingen kunnen slechts aanvragen indienen wanneer naar het oordeel van het ALW bestuur aan de volgende criteria wordt voldaan: het instituut is gevestigd in Nederland; het instituut heeft een onafhankelijke onderzoekstaak; het instituut heeft geen winstoogmerk; in het onderzoek waarvoor subsidie wordt gevraagd werkt het instituut samen met een universiteit, blijkend uit een personele of materiële bijdrage aan het onderzoek vanuit die universiteit; de onderzoekers genieten vrijheid van publicatie in de internationale wetenschappelijke literatuur. Aanvragers dienen een dienstverband te hebben voor tenminste de looptijd van het aanvraagproces en het onderzoek waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. De aanvraag moet passen binnen één of een combinatie van de aandachtsvelden in deze Call. Het is niet mogelijk dat een aanvrager voor zichzelf een positie aanvraagt (daarvoor is de Vernieuwingsimpuls). Er mag per aanvrager maar één aanvraag tegelijk in behandeling zijn. Een subsidie wordt altijd aangevraagd door één hoofdaanvrager; medeaanvragers zijn niet toegestaan.
3.2
Wat kan aangevraagd worden Er kan voor de uitvoering van een onderzoeksproject één wetenschappelijke personeelsplaats worden aangevraagd: ofwel een aio, die kan worden gevraagd voor een periode van 4 jaar, of een postdoc voor een periode van maximaal 3 jaar. Daarnaast kan subsidie (maximaal 50 k€) worden aangevraagd ter dekking van alle niet-infrastructurele kosten die voor het onderzoek moeten worden gemaakt, zoals materiële voorzieningen (apparatuur, verbruiksgoederen), veldwerk en reiskosten. Elke kostensoort dient apart kort te worden toegelicht. Géén subsidie kan worden aangevraagd voor vaste stafmedewerkers, student-assistenten, analisten/technici, 'overhead', algemene laboratoriumuitrusting, onderhouds- en verzekeringskosten, congresbezoek en publicatiekosten.
6 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
3.3
Wanneer kan aangevraagd worden Deze Call wordt opengesteld op 15 september 2012. Aanvragen kunnen worden ingediend tot de deadline op donderdag 15 november 2012, 12.00.
3.4
Het opstellen van de aanvraag Uw subsidieaanvraag bestaat uit twee delen: een factsheet en het aanvraagformulier. De factsheet vult u direct in het elektronisch aanvraagsysteem Iris van NWO in. Het aanvraagformulier vindt u op de subsidiepagina van dit programma op de NWO-website. Dit formulier voegt u, zodra ingevuld, als PDF bestand toe aan de Iris factsheet. Zowel de factsheet als het aanvraagformulier dienen in het Engels te worden ingevuld. Het totale onderzoeksvoorstel mag niet langer dan 11 pagina’s zijn. Een incompleet ingevuld aanvraagformulier of het overschrijden van het maximaal aantal pagina’s kan leiden tot het niet ontvankelijk verklaren van uw aanvraag. 3.4.1 Factsheet In de factsheet vermeldt u naam en adresgegevens van de hoofdaanvrager, de titel van de aanvraag en een wetenschappelijke Engelstalige samenvatting (niet meer dan 250 woorden). Bij eventuele honorering van de aanvraag zal deze samenvatting openbaar toegankelijk zijn via de NWO-website, tenzij u bij het indienen van de subsidieaanvraag aangeeft hiervoor geen toestemming te geven. 3.4.2 Aanvraagformulier 1a. Details of proposal Hier dient u de titel van de aanvraag en de eerder genoemde wetenschappelijke Engelstalige samenvatting (maximaal 250 woorden) in te vullen. 1b. Details of applicant Gegevens van de hoofdaanvrager, de onderzoeksinstelling en de onderzoeksschool. Ook dient u hier de naam en het adres van de verantwoordelijke persoon bij uw instelling (zoals de wetenschappelijk directeur van het instituut of de decaan van de faculteit) op te geven. Wanneer u een voorstel indient gaat NWO ervan uit dat u uw instelling heeft geïnformeerd en dat deze akkoord gaat met het beschikbaar stellen van alle voor dit onderzoek benodigde infrastructuur, inclusief de daaraan verbonden kosten voor zover deze geen onderdeel uitmaken van de aanvraag. Mocht uw aanvraag worden toegekend, dan zal penvoerder ALW een kopie van de toekenningsbrief aan deze persoon sturen. 1c. Alternative contact Bij deze vraag kunt u naam en adresgegevens vermelden van degene die bij afwezigheid van de aanvrager nadere inlichtingen kan geven over de aanvraag. 1d. Renewed application Eerder beoordeelde en afgewezen aanvragen worden niet opnieuw in behandeling genomen. Alleen substantieel herziene aanvragen worden in behandeling genomen. Indien u voor dit onderzoek al eerder een aanvraag indiende, die door een NWOgebied is afgewezen, wilt u dan hier aangeven welke (hoofd)punten van de aanvraag werden gewijzigd? Graag ook het vorige dossiernummer vermelden. 1e. Applying for: Geef aan of u een aio- of een postdocpositie wilt aanvragen. 1f. Composition of the research group
7 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
U wordt verzocht bij deze vraag de personen te vermelden die vanuit Nederland (en eventueel uit het buitenland) verifieerbaar zullen zijn betrokken bij de uitvoering van dit onderzoek, met inbegrip van de aangevraagde personele steun. Van deze personen dient u de namen met voorletters, titels en specialisatie te vermelden. Verder dient u het type betrokkenheid van deze personen aan te geven, zoals dagelijkse begeleiding, technische ondersteuning, promotor of adviseur. 2. Summary for the general public Geef een pakkende titel en een korte samenvatting (maximaal 100 woorden in het Nederlands) van uw aanvraag voor het algemeen publiek. Wanneer uw aanvraag wordt gehonoreerd kan NWO deze samenvatting gebruiken voor publicitaire doeleinden. 3. Top 5 publications of the applicant and research group related to the proposed research Geef een overzicht van maximaal 5 top publicaties van de aanvrager en de betrokken onderzoekgroep die relevant zijn voor het voorgestelde project, geef daarbij ook de impact factor van het betreffende tijdschrift in het jaar van publicatie. Deze lijst speelt een belangrijke rol bij de toetsing van de internationale positie van de betrokken onderzoekgroep. 4. Description of the proposed research Beschrijf het voorgestelde onderzoek in maximaal 4 pagina’s (en maximaal 3600 woorden; inclusief figuren en exclusief referenties) en behandel de volgende onderdelen:
Doelstelling: Vermeld hier de wetenschappelijke doelstelling(en) van het
Aanpak: Geef aan op welke wijze het onderzoek zal worden uitgevoerd en
projectvoorstel en de wetenschappelijke achtergrond. welke methoden en apparatuur zullen worden gebruikt.
Innovativiteit: Beschrijf de originaliteit en de vernieuwende elementen in de
Impact: Geef het wetenschappelijke belang van dit project aan binnen en
vraagstelling en de voorgestelde benadering. buiten het betreffende vakgebied.
Referenties.
5. Timetable of the project Geef de fasering van het gehele onderzoek in perioden aan. Specificeer welke werkzaamheden in het kader van het onderzoek zullen plaatsvinden. Welke taken van de gevraagde medewerker kunnen worden onderscheiden en volgens welk tijdschema zullen deze worden uitgevoerd? Wanneer vindt (eventuele) promotie plaats? Het is van belang dat promotieonderzoek binnen de beschikbare 4 jaar wordt afgerond. Er dient daarom sprake te zijn van een realistisch tijdschema. ALW stelt als voorwaarde dat het werkplan zodanig wordt ingekleed dat de experimentele fase na 3½ jaar is afgerond en tijdig begonnen wordt met het schrijven van de dissertatie, zodat de promotie aan het einde van de subsidietermijn kan plaatsvinden. 6. Scientific embedding of the proposed research Beschrijf de relatie met nationale en internationale onderzoekprogramma’s en de samenwerkingsverbanden die voor dit onderzoek relevant zijn. 7. Societal significance Het voorstel dient perspectief te bieden op een bijdrage aan oplossingen voor maatschappelijke en economische vraagstukken binnen de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en uitgangsmaterialen.
8 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
Beschrijf hier de mogelijke maatschappelijke en/of economische betekenis van het voorgestelde onderzoek op de kortere of langere termijn. Bijvoorbeeld het potentiële belang van het onderzoeksproject voor het overheidsbeleid of regulering; het belang voor industriële vernieuwing van producten of processen; het belang voor de verbetering van de kwaliteit van het leven. 8. Budget Er dient te worden beargumenteerd waarom deze uitgaven voor dit onderzoek noodzakelijk zijn en waarom deze niet door de desbetreffende instelling in het kader van het ‘gebruikelijke voorzieningenpakket’ kunnen worden gedragen. Het ontbreken of nagenoeg ontbreken van een motivering zal er direct toe leiden dat de gevraagde middelen niet worden toegekend. Personeel (mm) In de tabel dient u het aantal mensmaanden te vermelden waarvoor de aio of postdoc wordt gevraagd. Aio’s worden voor 4 jaar gevraagd, postdocs voor maximaal 3 jaar. Personeelslasten zijn subsidiabel conform het meest recente ‘akkoord overlaten werkgeverschap NWO-VSNU’. Hierin worden de volgende maximum bedragen genoemd: aio (4 jr) – € 198.115, postdoc 3jr – € 196.121 (bedragen per 1 juli 2012). Apparatuur, verbruiksgoederen en veldwerk/reiskosten Verbruiksgoederen (consumables) en apparatuur kunnen alleen worden aangevraagd indien deze zéér specifiek zijn voor dit onderzoek. Standaard bureauof laboratoriumartikelen worden niet vergoed. Onder de post Veldwerk/reiskosten kan budget worden aangevraagd voor het verzamelen van onderzoeksgegevens op een andere locatie dan de eigen instelling of het bezoeken een andere onderzoeksgroep. Er kan alleen budget worden aangevraagd voor de reis- en verblijfskosten van de aan te stellen aio of postdoc. Er kan geen budget worden aangevraagd voor reis- en verblijfskosten van assistenten, projectleiders of buitenlandse adviseurs. De gevraagde bedragen voor apparatuur, verbruiksgoederen en veldwerk/reiskosten mogen samen niet meer dan € 50.000 bedragen voor de gehele subsidieperiode. Bij elk toegekend project wordt standaard een benchfee van € 5.000,- verstrekt. Hieruit kunnen bijvoorbeeld congresbezoek en promotiekosten worden betaald. 9. Financial assistance from other sources U wordt verzocht aan te geven of, en in welke mate, u bij andere instanties (zoals EU-programma's) voor dit onderzoek financiële steun heeft aangevraagd of zult aanvragen, en wanneer daarover een beslissing kan worden verwacht. Het niet beschikbaar stellen van deze informatie zal aanleiding zijn de verdere behandeling van uw aanvraag te staken. Het is niet toegestaan een gedeeltelijk of geheel identieke aanvraag bij meerdere NWO subsidierondes tegelijkertijd te laten behandelen. Voorts dient u aan te geven hoeveel uw eigen instelling zal bijdragen aan verbruiksgoederen, apparatuur en overige kosten van dit onderzoek. U dient er rekening mee te houden dat later een garantieschrijven van uw faculteitsbestuur, of van een vergelijkbare financiële autoriteit, gevraagd kan worden als voorwaarde bij een eventuele toekenning van uw aanvraag. 10. Statements by the applicant NWO onderschrijft de Code Openheid Dierproeven en de Gedragscode Biosecurity. Aanvragers dienen na te gaan of deze gedragscodes relevant zijn voor hun aanvraag. Als dit het geval is, dienen aanvragers deze code(s) ook te onderschrijven en volgens deze code(s) te handelen.
9 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
3.5
Specifieke subsidievoorwaarden Het penvoerende ALW bestuur houdt zich het recht voor een aanvraag op wetenschappelijke, beleidsmatige of budgettaire gronden te laten wijzigen als voorwaarde voor eventuele toekenning. Wordt een aanvraag toegekend, dan wijst ALW doorgaans de hoofdaanvrager aan als projectleider. Deze ontvangt de ALW aanwijzingen voor project- en programmaleiders en de NWO algemene subsidiebepalingen. Het onderzoek dient binnen een jaar na toekenning van de aanvraag te starten met de aanstelling van de aio of postdoc. Indien blijkt dat dit niet kan worden gerealiseerd dan volgt intrekking van het aan u toegekende subsidie.
3.6
Het indienen van een aanvraag Het indienen van een aanvraag bij NWO kan alleen via Iris, het elektronisch aanvraagsysteem. Aanvragen die niet via Iris zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen. Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen Irisaccount in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen Irisaccount heeft, dient deze dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit is om eventuele aanmeldproblemen nog op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een Iris account heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen. Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de Iris helpdesk. Een aanvraag bestaat uit twee delen: een factsheet waarop de kerngegevens van zowel aanvrager(s) als aanvraag staan en het aanvraagformulier. Gelijktijdig met het elektronisch invullen van de factsheet verstuurt u als bijlage in PDF-formaat het aanvraagformulier. Extra opgestuurde toevoegingen (zoals aanbevelingsbrieven, reprints e.d.) zijn niet toegestaan. Het is mogelijk om aan te geven welke referenten niet geschikt worden geacht om uw voorstel te beoordelen (ook wel „non-referees‟ genoemd, maximaal drie per voorstel). De namen van deze non-referees kunnen apart per e-mail aan het ALWbureau worden gestuurd (
[email protected]).
10 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
4 Beoordelingsprocedure 4.1
Procedure De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Hiervoor worden de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze call for proposals toegepast. Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO-code belangenverstrengeling van toepassing. NWO gebruikt met ingang van 1 januari 2012 een nieuwe kwalificatie voor beoordeelde aanvragen. Informatie over de kwalificatie vindt u op de NWO website: http://www.nwo.nl/kwalificaties. Om specifieke disciplinaire kennis te kunnen gebruiken bij het vaststellen van de kwaliteit van onderzoeksvoorstellen maakt de beoordelingscommissie gebruik van buitenlandse deskundigen (referenten). De aanvragen worden in principe beoordeeld door tenminste 2 referenten. Het totaal aantal referenten per aanvraag kan variëren, afhankelijk van de responssnelheid van de referenten en de kwaliteit van de referentenrapporten. De referenten beoordelen de aanvraag op de vier beoordelingscriteria vermeld in paragraaf 4.2. De referentenrapporten worden, geanonimiseerd, voor schriftelijk wederhoor (weerwoord) verstuurd aan de aanvrager. In een beoordelingsvergadering bespreekt de commissie de aanvragen in onderlinge competitie op basis van de referentenoordelen en de weerwoorden. Hoewel de commissieleden zich ten opzichte van vrijwel alle aanvragen op zullen moeten stellen als “generalisten”, wordt van de commissie als geheel verwacht dat zij ook een beoordeling van de inhoud en kwaliteit van deze referentenrapporten in haar overwegingen betrekt. De commissie voorziet de aanvraag van een beargumenteerde en cijfermatige beoordeling, dit alles op basis van de beoordelingscriteria. Voorts stelt de commissie dan een prioriteitsvolgorde vast gebaseerd op de door de commissie geconstateerde onderlinge kwaliteitsverschillen. De commissie gebruikt de argumenten van de referenten en het weerwoord van de aanvrager om te komen tot een eigenstandig oordeel over de aanvraag. De rol van de commissie wijkt daarbij af van die van de referenten, omdat:
de commissie het weerwoord van de aanvrager meeweegt, terwijl de referent dat niet kent en dus niet mee kan wegen;
de commissie alle aanvragen, rapporten en wederhoor in haar beschouwing kan betrekken, terwijl de referent in de regel nooit meer dan één aanvraag ziet en de referenten onderling hun oordeel niet afstemmen.
Dit brengt met zich mee dat de commissie tot een andere beoordeling kan komen dan de referenten. De beoordelingscommissie adviseert vervolgens het penvoerende ALW-bestuur over de wetenschappelijke kwaliteit van de voorgelegde onderzoeksvoorstellen. Het bestuur neemt op basis van dit advies en op basis van de beschikbare middelen een toe- of afwijzingsbesluit.
11 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
Een voorselectie kan deel uitmaken van de procedure indien het aantal ingediende aanvragen groter is dan vier maal het maximum aantal te honoreren aanvragen. Als wordt besloten tot een voorselectie dan beoordeelt de beoordelingscommissie de subsidieaanvragen op de in de brochure beschreven selectiecriteria. Bij deze beoordeling zullen de criteria Inhoudelijke relevantie en perspectief voor kennisbenutting en Originaliteit/Innovatief karakter doorslaggevend zijn. De beoordelingscommissie geeft de aanvrager gelegenheid tot wederhoor en adviseert vervolgens het ALW-bestuur. Het ALW-bestuur besluit op basis van dit advies de minder kansrijke aanvragen af te wijzen.
Indicatief tijdpad
4.2
15 september 2012
Openstelling Call
15 november 2012
Deadline indiening aanvragen
t/m februari 2013
Raadplegen referenten
maart 2013
Wederhoor aanvragers
april 2013
Beoordeling door beoordelingscommissie
mei/juni 2013
Besluit Gebiedsbestuur ALW
juni 2013
NWO informeert de indieners over het besluit
Criteria De criteria worden in eerste instantie in gelijke mate gewogen. Voor ex aequo situaties (gelijke totaalscores) kan het gebiedsbestuur de commissie vooraf instructies verschaffen om één of meerdere criteria doorslaggevend te laten zijn bij het vaststellen van een prioriteitsvolgorde. Criterium 1. Inhoudelijke relevantie en perspectief voor kennisbenutting De inhoudelijke relevantie van een voorstel wordt bepaald door de mate waarin het voorstel past binnen de aandachtsvelden van de Call. Daarnaast dient het voorstel een overtuigend perspectief te bieden op een bijdrage aan vernieuwende oplossingen voor maatschappelijke en economische vraagstukken binnen de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en uitgangsmaterialen. Criterium 2. Originaliteit/Innovatief karakter Wat is het potentieel vernieuwende ten aanzien van het bredere veld van het onderzoekthema? Per definitie worden met alle onderzoekresultaten de grenzen van het „bekende‟ verlegd. Het gaat er bij dit punt echter om het onderzoek met een meer vernieuwende inbreng t.a.v. de discipline(s) waarbinnen het onderzoek zal moeten plaatsvinden, te onderscheiden van het meer routinematige, op traditionele methoden gebaseerde onderzoek. Daarbij kan gekeken worden naar de vraagstelling, de voorgestelde onderzoeksmethoden en het potentiële onderzoekresultaat. Criterium 3. Wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel De wetenschappelijke kwaliteit hangt samen met:
12 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
Doelstellingen Van belang is dat de vraagstelling voldoende duidelijk maakt op welke zaken het onderzoek zich zal richten en of er sprake is van een substantieel doel dat tot de verbeelding spreekt. Uit de aanvraag moet duidelijk blijken dat de geformuleerde doelstellingen van herkenbaar wetenschappelijk gewicht zijn.
Wetenschappelijke benadering en methoden Bij dit punt kan worden gekeken of de gekozen methoden en technieken duidelijk omschreven zijn en of het werkplan in het licht van de vraagstelling en de doelstelling van het onderzoek van voldoende niveau is. Ook kan men bezien in hoeverre het voorgestelde onderzoek zich verhoudt tot onderzoek dat internationaal op dit terrein wordt verricht.
Effect: potentiële uitbreiding/verdieping van kennis Welke perspectieven worden, via oplossing van de gestelde problematiek, binnen en buiten het desbetreffende vakgebied geopend? Wat is de relevantie van het voorstel voor de ontwikkeling van het betreffende gebied? Bij beoogde onderzoekresultaten die andere onderzoekgroepen/disciplines in de praktijk van het eigen onderzoek zeer goed kunnen gebruiken, zodat ook op die terreinen beter en vernieuwend onderzoek kan plaatsvinden, zal er bijvoorbeeld sprake zijn van een (groot) uitstralend effect.
Criterium 4. Wetenschappelijke kwaliteit van de groep Bij de beoordeling van dit criterium weegt de hoofdaanvrager beduidend zwaarder mee dan de overige leden van de onderzoeksgroep. Een vooraanstaande internationale positie van de onderzoeksgroep zal onder meer moeten blijken uit publicaties in peer-reviewed toptijdschriften. Daarnaast wordt er gekeken of de onderzoeksgroep in staat is het het voorgestelde project goed uit te voeren. Heeft de onderzoeksgroep voldoende expertise, de juiste samenwerkingen en (toegang tot) de benodigde apparatuur?
13 Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Duurzame en veilige productie in landbouw en tuinbouw
5 Contact en overige informatie 5.1
Contact
5.1.1
Inhoudelijke vragen Voor inhoudelijke vragen over de call for proposals Meer met minder neemt u contact op met: Dhr. drs. M. Los, telefoon: 070-344 05 08 Mw. dr. M.J. van der Kooij, telefoon: 070-344 08 66 E-mail:
[email protected]
5.1.2
Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem Iris Bij technische vragen betreffende het gebruik van Iris neemt u contact op met de Iris helpdesk. Leest u alstublieft eerst de handleiding voordat u de helpdesk om raad vraagt. Bereikbaarheid Iris helpdesk: van maandag t/m vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur, telefoonnummer 0900-696 47 47. Helaas ondersteunen niet alle buitenlandse providers het bellen naar 0900-nummers. U kunt ook uw vraag per e-mail sturen aan
[email protected].
5.2
Overige informatie Deze Call is geïnspireerd op het thema Meer met minder van de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen (www.top-sectoren.nl). Informatie over het NWO-thema vindt u op www.nwo.nl/agro-food-en-tuinbouw
Uitgave: Ne ederlandse Orga anisatie voor Wetenschappelijk k Onderzoek Be ezoekadres: La aan van Nieuw O Oost-Indië 300 ag 25 593 CE Den Haa
ugustus 2012 au