MEE en gemeenten Analyse CVZ-rapportages 2012 Stimuleringsprogramma cliëntenondersteuning
MEE en gemeenten Analyse CVZ-rapportages 2012 Stimuleringsprogramma cliëntondersteuning
Auteur(s)
Anne-Marie van Bergen Marjoke Verschelling
Datum
Utrecht, 18 juli 2013
© MOVISIE
MOVISIE Kennis en aanpak van sociale vraagstukken MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, sociale zorg en sociale veiligheid. Onze activiteiten zijn georganiseerd in vijf actuele programma’s: effectiviteit en vakmanschap, participatie en actief burgerschap, sociale zorg, huiselijk en seksueel geweld en gebiedsgericht werken. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteur(s): Anne-Marie van Bergen en Marjoke Verschelling i.s.m. Marieke Haitsma, Henna Goeptar en Ton van Elst Projectnummer: P8862 Datum: 18 juli 2013 © MOVISIE Dit rapport is mede tot stand gekomen met subsidie van het Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en is een uitgave in het kader van het Stimuleringsprogramma cliëntondersteuning van VWS, VNG en MEE Nederland.
Inhoudsopgave
1 2 3
4
5 6
Samenvatting ..................................................................................................................................... 1 Inleiding .............................................................................................................................................. 2 Over de analyse ................................................................................................................................. 3 3.1 Selectie gemeenten ................................................................................................................... 3 3.2 Topics ......................................................................................................................................... 3 3.3 Aard van het materiaal ............................................................................................................... 4 Resultaten .......................................................................................................................................... 5 4.1 Rol van MEE in toegang Wmo ................................................................................................... 5 4.2 Rol van MEE in sociale wijkteams ............................................................................................. 5 4.3 Rol van MEE als (netwerk)coach, inzet bij sociale netwerkstrategie ......................................... 6 4.4 Samenwerking MEE en gemeente rondom jeugd en onderwijs ................................................ 6 4.5 Samenwerking MEE en gemeente rondom werk en inkomen ................................................... 7 4.6 Effectmeting of klanttevredenheidsonderzoeken ....................................................................... 8 4.7 Domein overstijgende inzet van MEE ........................................................................................ 8 4.8 Betrokkenheid bij beleidsproces decentralisaties sociale domein ............................................. 8 4.9 Inspanningen ter voorbereiding op decentralisatie MEE-middelen ........................................... 9 4.10 Financiering MEE ....................................................................................................................... 9 4.11 Specifieke projecten, werkwijzen of instrumenten ................................................................... 10 Tot slot ............................................................................................................................................. 11 Bijlage .............................................................................................................................................. 12
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
1
Samenvatting
In dit rapport leest u de weergave van een analyse van rapportages over samenwerkingsafspraken met gemeenten die iedere MEE-organisatie aanlevert bij het College voor Zorgverzekeringen. Deze rapportages zijn een onderdeel van de verantwoording van de ontvangen subsidies voor de uitgevoerde activiteiten. Het merendeel van de activiteiten van MEE, en met name de individuele ondersteuning, valt nog buiten deze samenwerkingsafspraken. MOVISIE heeft de rapportages van 2012 bekeken om een eerste indruk te krijgen van de afspraken tussen MEE-organisaties en gemeenten over de samenwerking en dienstverlening. De rapportages volgen min of meer een vast format en gaan in op de uitgevoerde activiteiten per MEEregio en specifiek in gemeenten. In de analyse hebben we gekeken naar de verschillende onderdelen in het sociaal domein en de activiteiten van MEE daarin. Hieruit blijkt dat de meeste afspraken tussen MEE en gemeenten liggen op het terrein van jeugd en opvoeding. Belangrijke afspraken zijn de vertegenwoordiging in centra voor jeugd en gezin (al dan niet in de frontoffice) en de uitvoering van integrale vroeghulp. Op het terrein van de Wmo is te zien dat de inzet van MEE in de toegang (Wmoloket, keukentafelgesprekken) sterk verschilt per gemeente. In een aantal gemeenten is MEE in de frontoffice aanwezig maar veelal is MEE voor consultatie beschikbaar of wordt op afroep ingezet om te ondersteunen bij gesprekken in het loket. Wat opvallend veel plaatsvindt is het trainen van onder andere loketmedewerkers of medewerkers van welzijnsorganisaties door medewerkers van MEE in het herkennen en omgaan met de doelgroep licht verstandelijk beperkten of het werken met de sociale netwerkstrategie. Deze werkwijze komt regelmatig terug in de rapportages en wordt gezien als meerwaarde van MEE en haar medewerkers voor gemeenten. Ook in de vorming van sociale wijkteams speelt MEE een rol. Deze teams bestaan nog niet in iedere regio of gemeente, maar daar waar ze in de rapportages genoemd worden is MEE met name via de sociale netwerkstrategie betrokken. Op het terrein van werk en inkomen zijn minder afspraken tussen MEE en gemeenten. Daar waar gesproken wordt over inzet van MEE op dit vlak gaat het vooral over spreekuren op verzoek in sociale werkbedrijven en activiteiten ter ondersteuning van de overgang van jongeren van school naar werk. De MEE-organisaties zijn op verschillende manieren betrokken bij de voorbereidingen van gemeenten waar het gaat om de transitie van de AWBZ begeleiding, Participatiewet en Jeugdwet. Er wordt meegedacht in werkgroepen en soms wordt in pilots geparticipeerd. In sommige regio’s gesprekken gaande over de overheveling van MEE-middelen naar gemeenten in 2015. Dit is veelal op het niveau van het in beeld brengen van MEE en haar diensten. In de rapportages is niet altijd informatie terug te vinden over de verdeling van het budget tussen individuele diensten en collectieve diensten. Het College voor zorgverzekeringen geeft aan dat in 2013 23% van de totale subsidie beschikbaar is voor de collectieve diensten. In 2012 was dat 18%.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
1
2
Inleiding
Gemeenten zijn in de Wmo verplicht tot het bieden van informatie, advies en cliëntondersteuning. Dit is vastgelegd in prestatieveld 3. Onder cliëntondersteuning wordt verstaan het ondersteunen van een cliënt bij het vinden van een oplossing voor een probleem. Cliëntondersteuning in de Wmo wordt uitgevoerd door verschillende organisaties, denk aan ouderenadviseurs, welzijnswerk, sociaal raadslieden. 22 MEE-organisaties voeren de cliëntondersteuning uit voor mensen met een handicap. Deze taak wordt nu nog gefinancierd vanuit de AWBZ. In 2015 zullen de middelen die MEE ontvangt voor het uitvoeren van cliëntondersteuning overgeheveld worden naar gemeenten. Met het oog daarop is een Stimuleringsprogramma cliëntondersteuning gestart, onder verantwoordelijkheid van het Transitiebureau Begeleiding van VWS en VNG. Een werkgroep van VNG, VWS en MEE-Nederland geeft uitvoering aan het programma.
Stimuleringsprogramma cliëntondersteuning Doel van het Stimuleringsprogramma is het ondersteunen van gemeenten bij de vormgeving van een goede cliëntondersteuning voor álle doelgroepen, zoals ouderen, ggz-cliënten en mensen met een handicap. Een belangrijk thema daarbij is de samenwerking tussen gemeenten en MEEinstellingen, zowel tegen de achtergrond van de voorgenomen overheveling van de MEE-gelden naar gemeenten als de verwachte decentralisatie van participatievoorzieningen (begeleiding/persoonlijke verzorging, jeugd, werk en inkomen) naar gemeenten. Het uitgangspunt vormt een integrale benadering van de hulpvraag van de burger conform de beginselen van Welzijn nieuwe stijl en de Kanteling. Het programma richt zich onder meer op: Het stimuleren van samenwerking tussen gemeenten en MEE-organisaties ten behoeve van cliëntondersteuning. Het bevorderen van de meerwaarde van die samenwerking ten aanzien van het opvangen van de decentralisaties Lees meer op www.invoeringwmo.nl
In deze publicatie wordt een eerste indruk gegeven van de stand van zaken van de samenwerkingsafspraken tussen MEE-organisaties en gemeenten.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
2
3
Over de analyse
MOVISIE heeft in het kader van het Stimuleringsprogramma cliëntondersteuning de CVZ-rapportages over 2012 van de MEE-organisaties geanalyseerd. Deze rapportages leveren MEE-organisaties jaarlijks aan bij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) en hierin verantwoorden ze de samenwerkingsafspraken met gemeenten. Het doel van de (kwantitatieve) analyse was om te komen tot een ordening van deze taken, waardoor: zicht verkregen wordt op de intensiteit en inhoud van de samenwerking tussen MEE en gemeenten goede voorbeelden en interessante projecten in beeld komen die gedeeld kunnen worden.
3.1
Selectie gemeenten 1
In de analyse zijn met uitzondering van MEE Utrecht Gooi en Vecht en MEE Groningen alle MEEorganisaties meegenomen. Per MEE-organisatie hebben we gekeken naar alle 100.000+ gemeenten. 2 Daarnaast zijn per regio twee gemeenten bekeken van 50.000 tot 100.000 inwoners en twee gemeenten die kleiner zijn dan 50.000 inwoners.
3.2
Topics
In de analyse is gekeken naar een aantal topics. Deze staan hieronder genoemd en zijn tegelijk de inhoudelijke lijn voor dit rapport (de complete topiclijst is te vinden in de bijlage): Rol van MEE in toegang Rol van MEE in sociale wijkteams Rol van MEE als (netwerk)coach, inzet bij sociale netwerkstrategie Samenwerking MEE en gemeente rondom jeugd en onderwijs Samenwerking MEE en gemeente rondom werk en inkomen Effectmeting of klanttevredenheidsonderzoeken Inzet MEE integraal en levensbreed MEE (domein overstijgend) Betrokkenheid bij beleidsproces decentralisaties sociale domein Inspanningen ter voorbereiding op decentralisatie MEE-gelden Specifieke projecten, werkwijzen of instrumenten die interessant (kunnen) zijn voor anderen Hieraan voegen wij in de resultaten nog een paragraaf over de financiering van de diensten door MEEorganisaties toe.
1
De rapportages van deze organisaties zijn te laat in bezit van MOVISIE gekomen en konden daardoor niet meegenomen worden in de analyse. 2
sommige MEE’s werken in meer regio’s
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
3
3.3
Aard van het materiaal
Het basismateriaal dat voor vrijwel iedere gemeente in de onderzochte regio’s beschikbaar is, bestaat uit de volgende stukken. Een overzichtsformat met daarop ingevuld de taken die zijn uitgevoerd in 2012. Een verslag van het evaluatiegesprek over de samenwerking in 2012, dat MEE eind 2012/begin 2013 heeft gevoerd met de ambtenaren van de gemeenten in het werkgebied, soms samen met de wethouder. Een format met voor zover schriftelijk vastgelegd de afspraken voor 2013. In een aantal gevallen is expliciet genoemd dat de (of een aantal van de) gemeenten hangende de besluitvorming over het overgangstraject van MEE en over de decentralisaties geen afspraken wilden vastleggen. Een factsheet waarin voor de betreffende gemeente een overzicht wordt gegeven van de productie van MEE (aantallen cliënten, leeftijden, verdeling over problematieken, onderwerpen waarop de vragen betrekking hadden, producten die zijn ingezet, signaleringen). In een aantal regio’s is aangegeven dat geen gesprek heeft plaatsgevonden, maar dat het evaluatieformat is ingevuld en ter accordering is toegezonden aan de betreffende ambtenaar. Waar aanvullende afspraken zijn met gemeenten is soms ook een projectplan, projectverslag, convenant of offerte daarover toegevoegd als aanvullend materiaal. Niet alle regio’s hebben de evaluaties en afspraken conform het format beschreven. Soms is ook een vrije rapportagevorm gebruikt, waarin wel de topics uit het format aan de orde komen. In een aantal gevallen is een samenvattende rapportage over de gehele regio toegevoegd, al dan niet vergezeld van onderliggende rapportages per gemeente. Vaak is het overgrote deel van het format voor alle gemeenten uit de rapporterende regio identiek ingevuld, waar relevant aangevuld met eventuele verbijzonderingen voor de betreffende gemeente. Die verschillen blijken in het algemeen niet erg groot. Het beeld bestaat, dat enerzijds een MEE veelal een redelijk identiek aanbod uitvoert in alle gemeenten in het werkgebied, met slechts beperkte lokale verbijzonderingen (bijvoorbeeld meer uren inzet en breder takepakket in grotere gemeenten ten opzichte van kleinere). Anderzijds dat gemeenten in een regio ook vaak met elkaar optrekken waar het gaat om de samenwerking en afstemming met MEE.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
4
4
Resultaten
4.1
Rol van MEE in toegang Wmo
In een zeer beperkt aantal gevallen werken MEE-medewerkers als loketmedewerker in het Wmo-loket dan wel als uitvoerder van keukentafelgesprekken. Vaker is MEE betrokken als spreekuurhouder in het loket, als consulent op afroep en/of trainer voor loketmedewerkers. Bij dat laatste gaat het dan om het herkennen van/communiceren met mensen met (verstandelijke) beperkingen of autismespectrum stoornissen, het werken volgens de sociale netwerkstrategie en het voeren van oplossingsgerichte/ resultaatgerichte gesprekken. In enkele rapportages worden pilots rond vraagverheldering en toegang genoemd, waarin MEE betrokken is. In een aantal (vooral kleine) gemeenten is MEE helemaal niet betrokken bij het Wmo-loket, er bestaat dan alleen een verwijsrelatie door het Wmo-loket naar een MEE-organisatie. De sociale kaart van MEE wordt in enkele gemeenten ook door het loket gebruikt, al dan niet naast een eigen gemeentelijke sociale kaart of als volwaardige en enige sociale kaart. Het beeld is dat MEE in een beperkt aantal gemeenten volledig betrokken is, in de grote middenmoot redelijk tot enigszins in beeld is, waarbij de interesse wederzijds toeneemt, en dat MEE bij een toch ook nog vrij grote groep (met name de kleine) gemeenten niet of nauwelijks betrokken of in beeld is als het gaat om de toegangsfunctie tot de Wmo.
4.2
Rol van MEE in sociale wijkteams
MEE neemt soms als generalist deel in een (pilot) sociaal wijkteam, een enkele keer ook als trekker. Dit gebeurt veelal uit het deel van de middelen van MEE dat gebruikt kan worden voor collectieve dienstverlening (dus niet cliëntgebonden activiteiten). Als cliëntgebonden activiteiten ‘as usual’ worden uitgevoerd in het wijkteam wordt dit als zodanig geregistreerd en als individuele inzet bekostigd. In andere Wijkteams gevallen is MEE betrokken als specialist, om mee te In Amsterdam zijn MEE-medewerkers kijken en ingevlogen te worden bij specifieke vragen. Ook gedetacheerd in Samen-doenteams die in worden sociaal-teamleden wel getraind door MEE, in verschillende stadsdelen zorg en sociale netwerkstrategieën en/of het herkennen ondersteuning bieden aan kwetsbare van/communiceren met mensen met beperkingen. burgers. In Dordrecht is MEE gefuseerd met een welzijnsorganisatie en coördineert zij een sociaal wijkteam. Meer informatie hierover volgt in praktijkbeschrijvingen die in september 2013 gepubliceerd worden op www.invoeringwmo.nl.
Sociale wijkteams zijn er nog lang niet in alle gemeenten. De indruk bestaat dat MEE in het algemeen wel wordt betrokken als er sprake is van sociale wijkteams. De intensiteit van die betrokkenheid verschilt per gemeente. In regio’s met een lange traditie tussen MEE en gemeenten, zoals in Friesland, is MEE duidelijk een van de vaste partners. Ook in de grote steden, waar sprake is van een sociaal wijkteam, lijkt de aansluiting vrij vanzelfsprekend gevonden te worden. Veel gemeenten kennen vanouds allerlei vormen van netwerk- en/of casuïstiekoverleg, denk aan een OGGZ-overleg, lokale zorgnetwerken, overleg rond huiselijk geweld, het veiligheidshuis, aanpak multiprobleemgezinnen, maatschappelijke steunsystemen, voorkomen dreigende huisuitzettingen. Deelname aan dit soort overleggen wordt zeer frequent genoemd als manier waarop MEE bijdraagt aan de gemeentelijke sociale zorg.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
5
4.3
Rol van MEE als (netwerk)coach, inzet bij sociale netwerkstrategie
De sociale netwerkstrategie (SNS) is een specifieke aanpak die MEE de laatste jaren heeft ontwikkeld. Deze strategie is bedoeld om meer gebruik te maken van eigen kracht en de inzet van iemands sociale netwerk bij het vinden van oplossingen voor ervaren problemen bij zelfredzaamheid en participatie. Dit sluit aan op de Wmo, de Kanteling, Welzijn Nieuwe Stijl en op herstelbevorderende zorg- en behandelvormen. Een aantal MEE’s geeft in de afspraken met gemeenten nadrukkelijk aan de SNS in te zetten. Echter niet in alle regio’s wordt dit expliciet vermeld. In een aantal regio’s biedt MEE workshops en trainingen SNS aan samenwerkingspartners aan, al dan niet in expliciete opdracht van een gemeente dan wel op verzoek van de betreffende partijen. Opvallend veel worden deze trainingen gegeven aan Wmo-loketmedewerkers. Een aantal MEE’s geeft aan dat zij hun hele organisatie afstemmen op het werken volgens de visie en aanpak van SNS. Dit is niet zozeer een afspraak tussen MEE en gemeenten maar een algemene ontwikkeling binnen de MEE-organisaties waar de gemeente over wordt geïnformeerd.
4.4
Samenwerking MEE en gemeente rondom jeugd en onderwijs
Bijna de helft van de cliënten van MEE is jonger dan 25 jaar. Jeugd en gezinnen vormen daarmee een groot deel van de doelgroep. Het is logisch dat MEE als het gaat om samenwerking en deelname in het gemeentelijk domein hier het meest zichtbaar is. Dat blijkt ook uit de inventarisatie. Centra voor Jeugd en Gezin Veel MEE’s geven aan deel te nemen in het CJG. De intensiteit van deze deelname verschilt per gemeente. Een onderscheid is te maken tussen deelname als kernpartner (actief in het centrum aanwezig en het houden van spreekuren) of als partner in de tweede schil (specialist, consultatief beschikbaar en voor specifieke complexe vragen inzetbaar). In ongeveer de helft van de gevallen is MEE als kernpartner aanwezig en in de andere helft van de gevallen als partner in de tweede schil. Het aantal uren dat hiervoor beschikbaar is varieert van 1 uur per week (of minder) tot wel 2 fte, afhankelijk van de grootte van de gemeente en de afgesproken taken. Ook neemt MEE vrijwel altijd deel aan een aan het CJG gekoppeld casusoverleg. In enkele gevallen is MEE coördinerend actief voor een CJG. Integrale vroeghulp In vrijwel alle regio’s noemt MEE de coördinatie en casemanagement functie in het kader van de regionaal georganiseerde integrale vroeghulp als taak. In (geschatte indicatie) ongeveer de helft van de gevallen wordt expliciet benoemd dat de verbinding wordt gemaakt van dit samenwerkingsverband met de taken van het CJG – in enkele gevallen wordt expliciet gestreefd naar volledige integratie in de CJG-taken.
Het netwerk Integrale Vroeghulp is er voor kinderen met ingewikkelde problemen. In het netwerk zitten verschillende deskundigen. Deze deskundigen kijken allemaal vanuit hun eigen vakgebied naar uw kind. Het voordeel van dit netwerk is dat u niet meer langs verschillende instanties hoeft. MEE organiseert het netwerk Integrale Vroeghulp. Meer informatie treft u aan op www.integralevroeghulp.nl Bron: MEE Nederland
Schoolmaatschappelijk werk en zorgadviesteams (ZAT) In veel regio’s bestaat een relatie met het onderwijs, soms in de vorm van uitvoering van schoolmaatschappelijk werk in het speciaal onderwijs, vaker (ook) via deelname in ZAT-teams van met name speciaal onderwijs. Verder wordt in vrijwel alle regio’s genoemd dat MEE participeert in (meestal regionaal georganiseerde) netwerken die zich inspannen om vroegtijdig schooluitval van jongeren te
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
6
voorkomen. In een aantal regio’s screent MEE de betreffende jongeren op eventuele beperkingen. Scholing van leerkrachten, leerplichtambtenaren en ZAT-teamleden op het herkennen van (verstandelijke) beperkingen en autismespectrum stoornissen wordt ook regelmatig genoemd als activiteit. De indruk bestaat dat gemeenten en MEE elkaar in veel regio’s al heel goed weten te vinden als het gaat om vraagstukken rond ontwikkeling, opvoeding en opleiding van jongeren met een (mogelijke) beperking. Daarbij zijn twee kernmomenten te benoemen: de vroegsignalering van ontwikkelingsachterstanden, met de daarop volgende ondersteuning van het gezin om tot een geschikte aanpak te komen en de overgang van jongeren met beperkingen naar volwassenheid. Meer dan rond de Wmo lijkt hier de samenwerking met gemeenten en partners uit het gemeentelijk domein al vanzelfsprekend.
4.5
Samenwerking MEE en gemeente rondom werk en inkomen
In vrijwel alle regio’s hebben MEE’s afspraken op het terrein van werk en inkomen. De activiteiten in samenwerking met gemeenten zijn echter heel beperkt. Daarmee is dit het deel van het sociaal Navigator domein waar MEE’s het minste afspraken hebben met De overgang van school naar werk verloopt gemeenten. voor jongeren die van de praktijkschool of Netwerkoverleggen en projecten MEE’s die hierop iets doen, geven vaak aan dat ze betrokken zijn bij netwerkoverleggen rond de overgang van jongeren met beperkingen (Wajongers/leerlingen praktijkscholen) naar de arbeidsmarkt. Een enkele keer wordt een specifiek project genoemd (zie kader) dat vanuit MEE wordt getrokken of dat MEE bij gemeenten onder de aandacht brengt als mogelijk voor hen interessant.
speciaal onderwijs komen zelden gemakkelijk. Juist op zulke overgangsmomenten hebben jongeren baat bij iemand die hen de weg wijst. Zo iemand noemen we een navigator, een soort TomTom: hij stippelt een route uit en maakt een plan hoe de jongere daar kan komen. De navigator is niet een zoveelste hulpverlener, maar is juist een verbindende schakel tussen andere hulpverleners. Meer lezen: http://www.meedrenthe.nl/leren-werken/navigator
Sociale werkbedrijven Verder biedt MEE in een aantal regio’s maatschappelijk werk/spreekuren aan in SW-bedrijven. Veelal is dit op vraag van de SW-bedrijven. Naast individuele begeleiding worden ook wel trainingen verzorgd voor medewerkers van SW-bedrijven. Ook is soms sprake van een relatie met de werkpleinen, waarbij MEE wordt betrokken bij het bepalen van iemands eventuele arbeidsbeperkingen. Ten slotte is soms sprake van samenwerking met gemeenten rond budgetteringsondersteuning en schuldhulp voor mensen met een handicap. Slechts in een aantal gemeenten wordt aangegeven dat MEE betrokken is bij de beleidsontwikkeling op het terrein van de Participatiewet. Al met al lijkt de samenwerking van MEE-consulenten met het veld van werk en inkomen zich goeddeels te beperken tot samenwerking op cliëntniveau en direct daaraan gekoppelde netwerkoverleggen, waarbij de nadruk ligt op het overgangsmoment van jongeren naar de arbeidsmarkt.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
7
4.6
Effectmeting of klanttevredenheidsonderzoeken
In de analyse van de stukken is bekeken of er iets gezegd wordt over het meten van effecten van de MEE-dienstverlening, dan wel over klanttevredenheidsonderzoeken. In slechts enkele regio’s wordt een vorm van effectmeting of klanttevredenheidsonderzoek genoemd in de rapportages. In één regio vindt verantwoording plaats op een verantwoordingsdag met verschillende maatschappelijk partners op wijkniveau.
Cliëntprofielen MEE Zuid Limburg werkt mee aan een onderzoek naar cliëntprofielen waarbij gebruik gemaakt wordt van de zelfredzaamheidsmatrix. Dit voorbeeld zal uitgewerkt worden in een praktijkbeschrijving die in september beschikbaar komt op www.invoeringwmo.nl.
Een aantal MEE-organisaties geven aan op verzoek van gemeenten een monitor te hebben uitgevoerd in het kader van de transitie begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo. Hierin zijn licht verstandelijk beperkte cliënten bevraagd op hun ondersteuningswensen en -ideeën. De resultaten worden aan gemeenten en Wmo-raden gepresenteerd. Ook noemen een of twee regio’s een dossieronderzoek op verzoek van de gemeenten, om inzicht te geven in vragen en mogelijke oplossingen. In één regio wordt genoemd dat de Wmo-werkplaats onderzoek doet naar het effect van de inzet van de sociale netwerkstrategie. Veel regio’s noemen hier dus niets over. De vraag is of daar ook geen onderzoek is of wordt gedaan, of dat ze het niet hebben genoemd, omdat er in het verantwoordingsformat van het CVZ niet specifiek naar gevraagd is.
4.7
Domein overstijgende inzet van MEE
Een beperkt aantal MEE’s neemt in de rapportages de zinsnede op dat het hét kenmerk van MEE is om integraal en levensbreed, dus domein overstijgend te kijken en met de cliënten te werken. Ze benoemen dat ze hier op wijzen in het gesprek met de gemeenten. Eén regio benoemt daarbij dat het moeilijk is om samenwerkingspartners daarin mee te krijgen, “we lopen daarin voor de troepen uit”. In het merendeel van de rapportages wordt hier echter niet expliciet aandacht aan besteed. Waar het meest nadrukkelijk sprake lijkt te zijn van domein overstijgende inzet, is bij de overgang van jongeren met beperkingen naar volwassenheid en bij de deelname in aanpak multiproblemgezinnen. Verder is dit te verwachten bij de inzet in keukentafelgesprekken/gekantelde loketten en in sociale wijkteams. Dit is echter een aanname: in de rapportages wordt deze brede manier van werken niet expliciet benoemd als praktijk.
4.8
Betrokkenheid bij beleidsproces decentralisaties sociale domein
In het overgrote deel van de gemeenten wordt MEE betrokken bij veldraadplegingen in verband met de decentralisaties, met name voor wat betreft de Wmo en de jeugd. Sommige regio’s geven aan dat ze zelf een bijeenkomst hebben belegd om hun gemeenten te informeren over de doelgroep waar MEE meewerkt en wat hun behoefte is aan ondersteuning en participatie. Verder geven veel regio’s aan betrokken te worden bij pilots ter voorbereiding op vernieuwingen in de werkwijze.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
8
4.9
Inspanningen ter voorbereiding op decentralisatie MEE-middelen
Veel regio’s geven aan gesprekken te voeren met de gemeenten over wat hun werk en hun expertise kunnen betekenen voor de zaken die onder de verantwoordelijkheid van een gemeente vallen. In een verslag stond daar expliciet bij dat men de eigen MEE-organisatie zo herordent, dat per gemeente één team aanspreekpunt is.
In gesprek MEE Noord West Holland is in gesprek met de gemeente over de transitie van MEE middelen. De inzet daarbij is dat de gemeente vanaf 2014 in de positie komt van inhoudelijk opdrachtgever. Dat zij aangeeft wat zij belangrijk vindt in de ondersteuning van kwetsbare burgers. Welke vormen van individuele cliëntondersteuning geboden moet worden en op welke wijze de collectieve middelen ingezet kunnen worden. MEE NWH wil nadrukkelijk aanhaken bij de vraagstukken waarvoor gemeenten zich gesteld zien als het gaat om de ondersteuning van kwetsbare burgers. Uit: Verantwoording prestatieafspraken 2012 MEE NWH en kopgemeenten.
Ook zoekt men naar mogelijkheden om in de gemeenten zichtbaar aanwezig te zijn, door spreekuren te houden bij welzijnsorganisaties of in het stadhuis. Her en der zijn in de verslagen taken benoemd in het kader van de collectieve inzet van de MEEmiddelen, vaak nog in zeer algemene bewoordingen. In één regio is expliciet het trainen van alle frontliniewerkers vanuit de expertise van MEE benoemd als uit te voeren taak vanuit de collectieve middelen van MEE. In een of twee regio’s is een gemeente met MEE in gesprek over het maken van resultaatafspraken in de toekomst. Al met al lijkt het alsof er op dit moment bij de MEE’s vooral veel ‘voorsorteergedrag’ plaatsvindt. Zorgen dat je in beeld bent, dat je een duidelijk gezicht krijgt – en dat de organisatie er al zo veel mogelijk op voorbereid is om tot lokale inzet en samenwerking te komen. De verwachting is dat gemeenten de komende tijd steeds scherper de noodzaak zullen zien om met MEE in gesprek te gaan over de situatie rondom cliëntondersteuning in 2015, ook in het licht van de decentralisaties in het sociale domein en de komst van de nieuwe Wmo. Toegang en cliëntondersteuning zijn daarbij belangrijke aandachtspunten, die in overleg met MEE mogelijk centraal kunnen staan.
4.10 Financiering MEE Wat niet expliciet in de rapportages aan de orde komt, is de vraag of er al sprake is van een opdrachtgever/opdrachtnemer-relatie tussen gemeenten en MEE, zoals dat in de toekomst wellicht zal gaan gebeuren. Dat is gezien de financiering van MEE op dit moment ook nog niet aan de orde. Momenteel hebben MEE-organisaties de ruimte om een deel van hun middelen aan te wenden voor niet direct cliëntgebonden activiteiten. Dit worden collectieve diensten genoemd. In de regeling voor de subsidie van MEE worden een drietal soorten activiteiten genoemd die hieronder vallen:
het vergaren en verstrekken van informatie en het geven van voorlichting aan cliënten; het signaleren van relevante ontwikkelingen en belemmeringen, en het scheppen van voorwaarden voor maatschappelijke activering en integratie voor cliënten door onder meer samenwerking met gemeenten en lokale partijen
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
9
De ruimte voor de inzet van middelen voor collectieve diensten is de laatste jaren steeds verder uitgebreid. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) geeft over de verdeling tussen collectieve inzet van middelen en de individuele inzet het volgende aan: In de regeling MEE 2013 is de mogelijkheid geschapen om van het totaal budget voor individuele en collectieve diensten 30% te besteden aan collectieve diensten. In de jaren tot en met 2012 was dat gemaximeerd tot 18%. Uit gegevens van het CVZ blijkt dat in 2013 van het beschikbare budget 23% is 3 beschikbaar voor collectieve diensten. In de jaren tot en met 2012 betrof dat 18%. Op basis van de rapportages vallen tussen de regels door hiernaast nog een aantal zaken op: Slechts in een klein aantal gevallen lijkt er al een vaste subsidie- of inkooprelatie tussen MEE en een gemeente te bestaan. In één regio worden de diensten/producten mantelzorgondersteuning en toerusting vrijwilligers voor respijtzorg/maatjes expliciet door de gemeenten ingekocht. Wel worden soms tijdelijke projecten genoemd waar de gemeente diensten heeft ingekocht, zoals een onderzoek, training, coördineren van een pilot of het uitwerken van de sociale kaart. Deelname in casuïstiek- en netwerkoverleggen, CJG’s, loketten en sociale wijkteams worden nu vooral via het collectieve deel van het AWBZ-budget ingezet. Daarmee is de gemeente nog geen opdrachtgever, MEE beslist zelf waar en hoe ze ergens in meedoet.
4.11
Specifieke projecten, werkwijzen of instrumenten
Uit de rapportages komen enkele interessante projecten en werkwijzen of instrumenten naar voren Deze kunnen wellicht bruikbaar zijn voor andere MEE-organisaties of gemeenten. Hieronder volgt een (niet uitputtende) opsomming: Trainingen en workshops voor professionals, vrijwilligers over: o de sociale netwerkstrategie; o omgaan met mensen met verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornis; o resultaatgericht en oplossingsgericht werken. Een aantal trainingen gericht op mensen met een beperking, zoals budgetteren, omgaan met internet. Een project om mensen met behulp van een maatje te leren zelfstandig te reizen. Een project ‘netwerkversterking’ voor verschillende kwetsbare doelgroepen. Een project ‘informele netwerkondersteuning’. Inzetten van ervaringsdeskundigen in het eigen werkproces Het monitor-onderzoek om na te gaan wat mensen met een beperking voor ideeën hebben over ondersteuning en begeleiding. Het navigatorproject. Ondersteuning van zelforganisaties in een gezamenlijk project ‘eigen regie’. Maatjesprojecten en vriendenkringen. De sociale kaart, aan te passen in overleg met de opdrachtgever. 3
Op basis van de subsidieaanvraag van de MEE-organisaties voor 2013.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
10
5
Tot slot
De analyse van de CVZ-rapportages laat een breed beeld zien van de samenwerkingsafspraken die MEE-organisaties met gemeenten hebben. De nadruk ligt op de zorg voor jeugd en gezinnen. Bij de transitie van de Jeugdzorg is aandacht voor de rol van MEE op lokaal niveau dus belangrijk. De afspraken tussen MEE en gemeenten op het terrein van werk en inkomen is het minst groot. De intensiteit van de samenwerking verschilt per gemeente. Dit heeft onder andere te maken met de geschiedenis die MEE in bepaalde regio’s en gemeenten heeft en daarmee de opgebouwde relatie. Maar ook de sterkte van de toekomstgerichtheid van MEE-organisaties speelt een rol in de mate waarin zij de samenwerking met de gemeente intensiveert. Mogelijk is de nu uitgevoerde analyse te herhalen om zo te zien hoe de samenwerkingsafspraken zich ontwikkelen. In de praktijkvoorbeelden die in september 2013 verschijnen zullen we nader ingaan op de werkzame bestanddelen van een effectieve samenwerking tussen MEE en gemeente. Bij de analyse en verwerking van de resultaten zijn ten slotte een aantal zaken opgevallen die interessant kunnen zijn in het vervolg van het Stimuleringsprogramma: Het kan interessant zijn te weten wat de verschillen zijn per regio in collectieve of individuele inzet van de MEE-middelen. En welke belemmeringen MEE-organisaties door de huidige regeling ervaren bij de verdeling van hun inzet. Er is nu weinig informatie beschikbaar over effectmetingen of klanttevredenheidsonderzoek en de mate waarin hier over gesproken wordt met gemeenten. Aandacht hiervoor is wenselijk. Het kan interessant zijn om te zien of gemeenten en MEE-organisaties in 2013 meer bezig zijn met de voorbereiding op de overheveling van de MEE-middelen en hoe hier vorm aan gegeven wordt. De vraag is dan ook hoe gemeenten andere uitvoerders van cliëntondersteuning op lokaal niveau hierbij betrekken.
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
11
6
Bijlage
Topiclijst Rol van MEE in toegang o Spreekuur in het loket in relatie tot de grootte van de gemeente De kwantitatieve gegevens proberen te duiden in kwalitatieve zin. o Uitvoering keukentafelgesprekken o Backofficefunctie in Wmo-loket o Op afroep consultatief beschikbaar voor loketmedewerkers o Trainingen voor loketmedewerkers o Anders, namelijk … Rol van MEE in sociale wijkteams o Deelname in het team als generalist o Deelname in het team als specialist o Reguliere afstemming met wijkteam maar geen onderdeel ervan o Anders, namelijk … Rol van MEE als (netwerk)coach, inzet bij sociale netwerkstrategie o Voor MEE-doelgroep o Voor brede Wmo-doelgroep, zijn hier afspraken op papier? o Anders, namelijk … Samenwerking MEE en gemeente rondom jeugd en onderwijs o Uitvoerend in CJG o Deelname casusoverleg o Coördinatiefunctie jeugd o Uitvoering en coördinator integrale vroeghulp, check relatie met gemeente o Rol in schoolmaatschappelijk werk (levert MEE Nederland aan) o Training en voorlichting Samenwerking MEE en gemeente rondom werk en inkomen o Begeleiding en coaching in SW-organisatie o Training en voorlichting o Interessante projecten Effectmeting of klanttevredenheidsonderzoeken Inzet MEE integraal en levensbreed MEE (domein overstijgend) Betrokkenheid bij beleidsproces decentralisaties sociale domein Inspanningen ter voorbereiding op decentralisatie MEE-gelden Specifieke projecten, werkwijzen of instrumenten die interessant (kunnen) zijn voor anderen
Utrecht, 18 juli 2013 * MEE en gemeenten
12