Naam: Studentnummer: Klas: Telefoonnummer: E-mail adres: SLB-er: Datum:
Matthijs Feenstra
Douwe Huitema juni 2010 Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
1
Inhoudsopgave: Voorwoord
…………………………Blz. 03
Inleiding
…………………………Blz. 04
Literatuuronderzoek …………………………Blz. 05 Inhoudelijke oriëntatie of literatuurverkenning …………………………Blz. 05 Probleemstelling …………………………Blz. 09 Bronnen
…………………………Blz. 10
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
2
Voorwoord: Voor u ligt mijn afstudeeronderzoek. Dit onderzoek heb ik gedaan op het Da Vinci college Leiden, vestiging Kagerstraat. Dit is de middelbare school waar ik mijn eindstage loop. Het onderzoek naar het verzuim tijdens de lessen LO en het verschil daarin ten opzichte van andere vakken vind ik een erg interessante. Mede doordat er vaak beweerd wordt dat er een hoger verzuim is bij de lessen LO, vond ik het interessant om te kijken of deze bewering daadwerkelijk juist is. Ook lijkt het mij erg interessant om, mocht het verzuim inderdaad groter zijn bij de lessen LO, te proberen te achterhalen wat de reden(en) zijn voor dit gegeven. Ik wilde onderzoek doen naar een onderwerp dat voor mijn stageschool waardevol kan zijn. Ik wilde iets waarbij een plan opgesteld zou kunnen worden, mocht dit nodig zijn. Ik denk dat met dit onderzoek zeker een kijk gegeven kan worden op het verzuim en het verschil in hoeveelheid en motieven. Ik wil bij deze iedereen die medewerking verleend heeft aan dit onderzoek hartelijk bedanken voor de gedane moeite. Mijn dank gaat speciaal uit naar het Da Vinci college Leiden, vestiging Kagerstraat, voor de inzichten die zij gegeven hebben over het verzuim binnen de school en de ruimte die zij mij geboden hebben om mijn onderzoek uit te voeren en uit te werken.
Matthijs Feenstra
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
3
Inleiding: Op veel gelegenheden waar ik kom en vertel dat ik in mijn laatste jaar van de ALO zit, krijg ik de vraag wat ik dan wil worden. Als ik dan vertel dat ik graag het onderwijs in wil als vakdocent LO op het voortgezet onderwijs, hoor ik bijna altijd een verhaal over verzuim tijdens het vak LO. Vaak wordt er dan verteld hoe diegene de docent van toen om de tuin probeerde te leiden met verhalen van ongesteld zijn en blessures. Ik vraag mij dan dikwijls af of ik deze verhalen ook zal horen als ik had verteld dat ik bijvoorbeeld vakdocent Nederlands had willen worden. Om te kijken of het verzuim echt groter is bij het vak LO, ben ik dit onderzoek gestart. Het onderzoek is vooral bedoeld om te kijken of het daadwerkelijk zo is dat het verzuim bij het vak LO zo hoog is als alle verhalen doen geloven. Mocht uit dit onderzoek blijken dat dit het geval is, dan zal ik daar een plan van aanpak aan hangen om het verzuim zo veel als mogelijk is tegen te gaan. Mocht blijken dat op het Da Vinci college Leiden, vestiging Kagerstraat het verzuim bij het vak LO niet hoger is dan bij andere vakken, dan zal ik beschrijven wat de school doet om het verzuim tot het minimum te beperken. Dit rapport is in eerste instantie geschreven voor het Da Vinci college Leiden, vestiging Kagerstraat. Daarnaast is het naar mijn mening van belang voor iedere school om te kijken naar het schoolverzuim en het tot het minimum beperken hiervan. Dit afstudeeronderzoek bestaat uit een aantal facetten. Allereerst zal er een literatuuronderzoek beschreven worden, waarin een voorspelling gedaan zal worden over de uitkomst van het onderzoek. Vervolgens zal de methode van het onderzoek beschreven worden. Na de resultaten van dit onderzoek, de conclusie en discussie, zal tot slot de Evaluatie, (beleids)aanbevelingen en suggesties voor verder onderzoek beschreven worden. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Is er een hoger percentage ongeoorloofd verzuim bij het vak LO, in vergelijking met het gemiddelde verzuim op de HAVO? Zo ja, wat is dan de reden voor een hoger percentage ongeoorloofd verzuim bij het vak LO ten opzichte van het gemiddelde verzuim? Dit wil ik graag onderzoeken door het verzuim bij de lessen LO te vergelijken met het gemiddelde schoolverzuim.
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
4
Literatuuronderzoek: Schoolverzuim heeft alles te maken met de leerplicht. In Nederland is de leerplicht vastgelegd in de leerplichtwet uit 1969.1 In deze wet is vastgesteld dat leerplicht geldt voor kinderen van 5 tot en met 16 jaar. De leerplicht vervalt ook aan het einde van het twaalfde schooljaar. De basisschoolperiode telt mee voor acht jaar. Als de leerplicht erop zit wordt de kwalificatieplicht van kracht. De kwalificatieplicht houd in dat een leerling na het verlopen van de leerplicht, verplicht is om een startkwalificatie te behalen. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of mbo niveau 2, 3, of 4- diploma. Deze kwalificatieplicht geldt tot de 18e verjaardag van de leerling. Het verschil tussen de leerplicht en de kwalificatieplicht is dat het bij de kwalificatieplicht mogelijk is om een combinatie te maken van leren en werken (beroepsbegeleidende leerweg in het MBO). Het volgen van onderwijs is essentieel voor de individuele ontwikkeling van een kind en het verwerven van een eigen plaats in de maatschappij. Structureel verzuim blijkt te vaak een voorbode van ernstige gedragsproblemen te zijn, niet zelden leidend tot criminaliteit. Daarom is er voor jonge kinderen niet alleen een recht op onderwijs, maar ook een plicht om onderwijs te volgen. Om het doel „volgen van onderwijs‟ voor zo veel mogelijk kinderen te realiseren is een gecoördineerde en optimale inzet van alle betrokken partners (scholen, gemeenten, raad voor de kinderbescherming, politie, bureau jeugdzorg, inspectie voor het onderwijs, openbaar ministerie en rechter) vereist.2 Steeds meer mensen maken zich (terecht) zorgen over het probleem van het schoolverzuim. Reden hiervoor is dat verzuim een belangrijke voorloper is van voortijdig schoolverlaten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten schoolverzuim: Beginnend verzuim: ongeoorloofde afwezigheid die zich uit in regelmatig spijbelen, variërend van structureel te laat komen, uren verzuimen, tot regelmatig met vriend(inn)en een dagdeel spijbelen. Signaal verzuim: ongeoorloofde afwezigheid zich uitend in spijbelgedrag (zonder dat er sprake is van vakantie), maar met veelal problematische achtergrond. Luxe verzuim: ongeoorloofde afwezigheid (door ouders veroorzaakt) doordat de leerplichtige buiten de schoolvakanties om op vakantie (met de ouders) gaat. Wettelijk verzuim: het verzuim waarvan het schoolhoofd verplicht is het te melden aan de leerplichtambtenaar, te weten ongeoorloofd verzuim van drie achtereenvolgende schooldagen, dan wel verzuim van meer dan 1/8 deel van het aantal uren gedurende een periode van vier weken. Absoluut verzuim: de leerplichtige staat niet ingeschreven bij een onderwijsinstelling.3
1
Deze leerplichtwet is te vinden op: http://rps.hva.nl:2305/opmaat/show.do?&type=wenr&key=77659#firsthit 2 Aanwijzing strafrechtelijke aanpak schoolverzuim (tekst geldig vanaf 01-08-2007 tot 31-07-2011): http://rps.hva.nl:2305/opmaat/show.do?&type=wenr&key=381849#firsthit 3 Aanwijzing strafrechtelijke aanpak schoolverzuim (tekst geldig vanaf 01-08-2007 tot 31-07-2011): http://rps.hva.nl:2305/opmaat/show.do?&type=wenr&key=381849#firsthit
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
5
Voor veel kinderen is het een snelle en lonende weg om bij angst en stress zijn toevlucht te zoeken in ziekte. „Een beetje schoolziek,‟ een „baaldag,‟ iedereen kent het wel. Het invoeren van het woord baaldag laat zien, dat onder opvoeders erkend wordt, dat de boog niet altijd gespannen kan zijn.4 Voor een school is het niet verontrustend als een leerling een dag ziek is (al dan niet schoolziek). Moeilijker voor een school wordt het, wanneer het kind steeds vaker en langduriger ziek gemeld wordt, of niet op school komt zonder ziekmelding. Voor het voortgezet onderwijs is het van belang om te kiezen voor een preventieve aanpak in de strijd tegen schoolverzuim. Als er niet adequaat gereageerd en ingegrepen wordt, kan het schoolverzuim uiteindelijk leiden tot vroegtijdig schoolverlaten. Om dit tegen te gaan zijn er verschillende methodes en programma’s ontwikkeld. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: Het strafrechtelijk vervolgen van kinderen en diens ouders bij schoolverzuim. Interventieproject “Bij de les blijven”. Communities that Care (CtC). In de Verenigde Staten is in antwoord op toenemend probleemgedrag en maatschappelijke uitval onder jongeren de methode Communities that Care (CtC) ontwikkeld (Hawkins, Catalano & Miller, 1992; Hawkins, Arthur & Catalano, 1995; Hawkins, 1999). CtC is een wijkgerichte aanpak die probleemgedrag onder jongeren in een vroeg stadium signaleert en aanpakt. Het uiteindelijke doel is het scheppen van een veilige, constructieve leefomgeving. CtC is gebaseerd op een theoretisch en empirisch onderbouwd model waarin risico- en beschermende factoren in verband gebracht worden met probleemgedrag en maatschappelijke uitval onder jongeren. CtC richt zich niet alleen op de jongeren zelf, maar ook op personen/instellingen die direct betrokken zijn bij de opvoeding, het onderwijs en het welzijn van jongeren. 5 Het CtC-onderzoek is inmiddels door meerdere steden en gemeenten overgenomen en uitgevoerd. Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Sliedrecht, Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Dordrecht, Amsterdam, Arnhem, Rotterdam, Zwolle, Alphen aan de Rijn, Dordrecht, Maassluis, Leeuwarden en Leiden zijn enkele voorbeelden hiervan. In dit schrijven wil ik mij beperken tot het onderzoek dat in Leiden is uitgevoerd, aangezien ik mijn onderzoek op een school in Leiden uitvoer. Het CtC-project komt in Leiden aan haar cijfers door in 5 (probleem)wijken een vragenlijst te laten invullen door jongeren. Aan de hand van deze jongerenpeiling worden een aantal conclusies getrokken. In de Memo Jongerenpeiling Leiden 2008 voor de Stuurgroep VO en CJG van 29 november 2009 worden geen concrete cijfers bekent gemaakt. Wel wordt er gesproken over relevante onderwerpen voor dit onderzoek. Zo valt er te lezen: In het domein school is het percentage leerlingen dat aangeeft “afgelopen 4 weken te hebben gespijbeld” toegenomen van 6 naar 8 %. De risicofactor „gebrek aan binding met school‟ laat een daling zien, wat gunstig is. Door de gewijzigde vraagstelling in de vragenlijst van 2008 (tov 2005) zijn niet alle uitkomsten vergelijkbaar. Vooral de stijging in door de leerlingen ervaren erkenning: zoals in de vraag “mijn leraren laten het merken als ik iets goed doe”, is opvallend. 4
5
Voor wie ben je ziek?, Trudi Rijks, April 2007 Jongerenrapportage Communities that Care - Hendrik-Ido-Ambacht, DSP - groep
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
6
Stand van zaken wetenschappelijk onderzoek In het buitenland zijn het afgelopen decennium een redelijk aantal studies uitgevoerd naar de effectiviteit van interventies gericht op het voorkomen en verminderen van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Evaluaties op basis van natuurlijke experimenten of gecontroleerde experimenten (op basis van volledig gerandomiseerde toewijzing van een beleidsinstrument), zijn echter schaars (Steeg & Webbink, 2006). Smink en Reimer (2005) analyseerden de beperkte hoeveelheid bestaand wetenschappelijk onderzoek. Hun overzichtsstudie biedt bruikbare aanknopingspunten met betrekking tot effectieve strategieën voor de preventie van schoolverzuim. In Nederland richt het grootste gedeelte van het onderzoek naar schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten zich op het in kaart brengen van verschillen tussen „verlaters‟ en „blijvers‟ en op de redenen die de leerlingen geven voor het schoolverzuim en/of het voortijdig schoolverlaten (Steeg & Webbink, 2006). Er is een beperkt aantal onderzoeken uitgevoerd naar de effectiviteit van interventies (Eimers, Derriks, Voncken, Van Tilborg, & Van Es, 2003; Van Tilborg & Van Es, 2003). Om diverse redenen hebben deze onderzoeken nog niet voldoende kennis opgeleverd over de effectiviteit van de huidige interventies in Nederland. De belangrijkste reden is dat het grootste gedeelte van de onderzoeken beschrijvend (kwalitatief) van aard is. Meestal worden hierin alleen algemene voorwaarden opgesomd waaraan een effectieve aanpak moet voldoen. Denk hierbij aan succes- en faalfactoren en kwaliteitskenmerken. Dit gebeurt meestal op basis van een kwalitatieve analyse van een bepaald onderdeel van het beleid, of – nog specifieker- van (kleinschalige) lokale projecten. Daarnaast is er tot op heden geen quasi-experimenteel onderzoek uitgevoerd naar interventies die schoolverzuim voorkomen of verminderen (Steeg & Webbink, 2006). Het ontbreken van dit onderzoek betekent dat de effecten van het beleid niet kunnen worden vastgesteld. We weten niet of de situatie beter of slechter zou zijn als de huidige interventies niet zouden zijn ingezet. Diverse rapporten bevestigen de conclusie dat we op dit moment weinig weten over de effectiviteit van bestaande interventies in Nederland. De Onderwijsraad (2005) wijt dit aan het fragmentarische en onsamenhangende karakter van de aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten, waardoor veel initiatieven een tijdelijk en projectmatig karakter hebben. Deze worden bovendien onvoldoende geëvalueerd. De Algemene Rekenkamer (2001; 2003) noemt als verklaring het gebrek aan heldere en meetbare doelen, en onvoldoende beschikbare (betrouwbare) informatie over de uitvoering van het beleid en de interventies. Het is onduidelijk in welke mate en op welke wijze de doelen worden bereikt. De onderwijsinspectie (2004) verwoordt het als volgt: „Hoewel er duidelijk verbeteringen zijn waargenomen in de inzet van alle relevante betrokkenen en het aantal getroffen maatregelen om schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te voorkomen, maakt de gebrekkige registratie van de rendementsresultaten het voor de meeste instellingen onmogelijk het effect hiervan te kunnen meten.” 6
6
Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim?, Mariska de Baat, augustus 2009
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
7
Preventie binnen het Da Vinci College: Het Da Vinci College Leiden besteedt zeer veel aandacht aan het voorkomen en bestrijden van (on)geoorloofd verzuim. Iedere docent vult een absentielijst in en deponeert deze in een brievenbus naast de docentenkamer. Deze absentielijsten worden verwerkt in de computer, om een overzicht te geven welke leerlingen niet aanwezig waren tijdens bepaalde uren. Bij een ziekmelding van ouders/verzorgers komt er ZD (Ziek de gehele dag) in het systeem te staan. Bij afwezigheid zonder geldige reden komt er een A (afwezig) te staan bij het betreffende uur. Het eerste uur gaat de heer Prins alle klassen langs om de absentiebriefjes van het eerste uur op te halen. Deze vergelijkt hij met de ziekmeldingen die zijn gedaan. Op deze manier kan er al op korte termijn gezien worden welke leerlingen de dag (on)geoorloofd afwezig zijn. Om de leerlingen niet het gevoel te geven dat de heer Prins allen het eerste uur langs komt wil het ook zo nu en dan gebeuren dat hij een ander lesuur binnenkomt voor de absentiebriefjes. Op deze manier weten de leerlingen dat er de gehele dag op verzuim gelet wordt. De afdelingsleiders van ieder leerjaar draait één keer in de week een schema uit met de ongeoorloofd afwezige. Deze overhandigd hij aan de mentoren van de betreffende klassen. De mentor stuurt vervolgens een mail naar de ouders over het feit dat hun zoon/dochter afwezig is geweest en of daar al dan niet een goede reden voor was. Dit blijkt een zeer goed middel tegen het ongeoorloofd verzuim. Ouders reageren vaak direct op de mail. Als blijkt dat hun zoon/dochter toch niet ongeoorloofd, maar geoorloofd afwezig was wordt het teruggedraaid door school. Als blijkt dat het daadwerkelijk ongeoorloofd verzuim betreft dan nemen de ouders vaak zelf al maatregelen tegen hun kinderen. De uren die ongeoorloofd zijn verzuimd moeten dubbel ingehaald worden. Mocht het daarna weer voorkomen en is het vanuit thuis niet haalbaar (om welke reden dan ook) om er verbetering in te brengen, dan krijgt de leerling de zogenoemde “40 uur werkweek”. Dit houdt in dat de leerling 8uur per dag op school is. In de tijd dat hij/zij dan geen les heeft is hij/zij verplicht om zich te melden bij de coördinator om aan het werk te gaan. Als ook de 40 uur werkweek niet het gewenste resultaat heeft kan de school nog kiezen uit twee opties. De eerste optie is schorsen, maar de school besluit zelden om naar deze methode te grijpen. Wel wordt als laatste middel de leerplichtambtenaar geïnformeerd. Dit gaat tegenwoordig via de IB-groep. De school moet dan alle gegevens van de leerling naar de IB-groep sturen, die er een leerplichtambtenaar op zet. Deze leerplichtambtenaar gaat eerst het gesprek aan met de leerling en de ouders. Vervolgens worden er verdere (juridische) stappen ondernomen door deze leerplichtambtenaar.
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
8
Probleemstelling: In de literatuur heb ik alleen onderzoeken gevonden die het algemene schoolverzuim onderzoeken. Ik ben geen onderzoek tegengekomen die zich toespitst op verzuim binnen bepaalde schoolvakken. Omdat het Da Vinci college vestiging Kagerstraat al de nodige maatregelen neemt tegen schoolverzuim, wil ik mij niet toespitsen op de vraag hoeveel schoolverzuim er nog is op deze school. Wat ik wel wil weten is of er een verschil is tussen het vak LO en de andere vakken binnen de school. Hoofdvraag: Is er een hoger percentage ongeoorloofd verzuim bij het vak LO, in vergelijking met het gemiddelde verzuim op de HAVO? Zo ja, wat is dan de reden voor een hoger percentage ongeoorloofd verzuim bij het vak LO ten opzichte van het gemiddelde verzuim? Deelvragen: Wat is het percentage ongeoorloofde verzuim bij het vak LO, en hoe verhoud zich dat tot het gemiddelde ongeoorloofde verzuim? Is er een verschil tussen jongens en meisjes? Is er een verschil tussen de leerjaren? Wat is/zijn de voornaamste redenen voor het eventuele hogere percentage ongeoorloofde verzuim bij het vak LO? Wat kan de school doen om het (ongeoorloofde) verzuim bij het vak LO tot een minimum te beperken?
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
9
Geraadpleegde bronnen: Literatuurlijst: Artikel: Baat, M. de, augustus (2009), Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim? Rijks, T., 2007, Voor wie ben je ziek? Roorda, W., 2008, Jongerenrapportage Communities that Care - Hendrik-IdoAmbacht, DSP – groep Memo Jongerenpeiling Leiden 2008 voor de Stuurgroep VO en CJG van 29 november 2009 Boek: Buijtenen van H.J.K., 2005, Zakboek Leerplichtwet, Alphen aan den Rijn, Kluwer Website: Aanwijzing strafrechtelijke aanpak schoolverzuim (tekst geldig vanaf 01-08-2007 tot 31
07-2011) [Datum intrekking regeling: 31-07-2011], geraadpleegd op 5-4-2010 http://rps.hva.nl:2305/opmaat/show.do?&type=wenr&key=381849#firsthit De leerplichtwet is te vinden op: http://rps.hva.nl:2305/opmaat/show.do?&type=wenr&key=77659#firsthit
Zoekplan: Allereerst ben ik naar de mediatheek op de ALO in Amsterdam gegaan voor informatie over het zoeken naar bronnen. Daar adviseerde men mij om te kijken op Googlescolar en sience direct. Via google scolar heb ik erg veel bronnen weten te vinden. Een aantal zoektermen die ik heb gebruikt: Leerplicht, Schoolverzuim, Communities that Cares, Schoolverlaters. Ik heb de bronnen die ik vond bij deze zoektermen eerst gescand op jaartal. Daarna heb ik de bronnen gescand en de bruikbare opgeslagen of geleend bij de mediatheek. Deze bronnen ben ik aandachtiger gaan bestuderen en zo heb ik de nodige informatie eruit gehaald.
Afstudeeronderzoek Matthijs Feenstra
10