Omslagontwerp Matthijs Vilé
ZAP LECTUUR
Han Vilé
Lezend zappen van religie naar relatie, naar ras, seksualiteit en politiek,naar geneeskunde, mystiek en misdaad, naar armoede, astrologie, ideologie en het absolute. Verhalen waarin het profane alledaagse vaak verweven wordt met het geheimzinnige esoterische. Lectuur die de werkelijkheid op een kier zet en je even laat kijken naar verborgen drijfveren en onverwachte samenhangen. Flitsende, beeldende lectuur over al die vreemde, verleidelijke en mysterieuze dingen die ons allemaal elke dag omringen.
Han Vilé
Inhoudsopgave Het grote verzaken..............................................................................6 Van licht naar donker........................................................................10 De tuinman........................................................................................15 Roulette.............................................................................................18 De zwarte vis.....................................................................................22 De pooltafel ......................................................................................26 Zweetvoeten......................................................................................34 Een rare Paus.....................................................................................37 Een nieuwe Paus...............................................................................41 Leven na de dood..............................................................................45 Schimmel..........................................................................................50 Een vreemde vrouw..........................................................................53 Ronda................................................................................................56 Een avontuurlijke eend.....................................................................59 Het gat...............................................................................................65 De suppoost.......................................................................................68 Mijn eerste droom.............................................................................72 Vreemdgaan......................................................................................76 Het verjaardagscadeau......................................................................81 Mijn nacht met Mimi........................................................................85 De astroloog......................................................................................88 Soortelijk gewicht.............................................................................94 De blinde ziener................................................................................96 Het mooiste dat er is.........................................................................98 Geachte mijnheer Google...............................................................103
5
Het grote verzaken Slechts enkele mensen zijn geroepen de diepste geheimen van het bestaan te doorgronden en de duisternis door de onwankelbare kracht van hun inzicht te dwingen het licht prijs te geven. Zij zijn de esoterici die, vaak volledig in het verborgene en sinds eeuwen met hun van boven af doorstraalde bewustzijn, helpen de sluiers van de geketendheid aan de aarde weg te trekken, zodat de ziel, bevrijd van gebondenheid aan het lagere, de glorie van het grote kan ervaren en toegang kan krijgen tot de hemel op aarde. Zonder hun bijna onaardse inspanning als ziener of profeet zou de mensheid reeds lang stuurloos zijn afgedreven naar de randen van de hel waar de prijs betaald wordt voor de weigering wakker te worden en de wortels van primitief omlaag gericht verlangen uit te rukken en te vervangen door de stralende kracht van het bovenbewustzijn en de totale onthechting. De weg en worsteling om die totale onthechting te bereiken en een ingewijde te worden met toegang tot kosmisch bewustzijn is voor elke esotericus anders. Een van hen ging de zwaarste weg om te ontdekken dat de verleidingen in het leven eerst tot op de bodem doorleefd moeten worden en dat alleen dan gepoogd kan worden het slot van het loodzware hek van angst, lust, hebzucht en jaloezie open te breken om misschien een eerste glimp gewaar te worden van het ware licht dat zich achter dat hek schuilhoudt. Hij joeg geld en vrouwen na en reisde de aarde af. Hij at en dronk alles wat het bestaan te bieden had, totdat hij, bevredigd door alles wat hem maar kon bevredigen, ziek van zijn eindeloze verlangen naar meer, een verveling en leegte ervaarde die levensbedreigend werd. Hij had de aarde leeggegeten en het schier onuitputtelijke uitgeput. Het enige dat hij daaruit overhield was die ondraaglijke leegte.
6
Na die diepe ervaring van alles wat hij doorleefd en doorvoeld had, wist hij dat de weg die hij had bewandeld een dodelijk doodlopende weg was. Hij trok zich terug en begon zich, nu minder afgeleid door aardse verleidingen, te concentreren op boeken die hem wellicht op het spoor konden zetten van een vervulling in het leven met een grotere bevrediging dan hij tot nu toe gekend had. Hij ontdekte een innerlijke wereld die veel interessanter en mooier was dan de dagelijkse werkelijkheid en die je reizen liet maken naar de geheimen van de geest, de gronden van ontroering van de ziel en de plaatsen waar het innerlijk licht geboren wordt. Hij drong door in verborgen boodschappen van oude geschriften zoekend naar de weg die hem definitief kon bevrijden van kluisterende verlangens, die het doorschouwen van de ware werkelijkheid in de wegstonden en zijn beperkte waarneming in stand hielden. Hij veranderde de inrichting van zijn kamer, bouwde in het centrum een soort altaar en begon te mediteren. Wat in zijn meditaties omhoog kwam of zich aanwezig stelde was vooral de macht, de macht van de wil die de mogelijkheid gaf te kiezen. Als je af wilde rekenen met het lagere en het aardse wilde verzaken kon dat alleen door de kracht van de wil te laten groeien. ''Het grote verzaken'' met de wil als instrument werd zijn credo. Alles werd rustig in hem en tegelijk doorstraalde hem een totaal onzelfzuchtige gloeiing. Hij stuurde elk eigen verlangen weg en ontdekte dat elk verlangen dat hij weg wees transformeerde in het verlangen te geven en vooral om anderen deelgenoot te maken van de weg die hij had gevonden. Hij begon te schrijven en publiceren en lezingen te geven om anderen aan te sporen zich op ''Het grote verzaken'' te richten. Zijn lezingen werden drukker en drukker bezocht en er werd opnieuw en opnieuw uitgekeken naar artikelen van zijn hand.
7
De macht van de wil als instrument ter controle werd zichtbaar in zijn verschijning. Zijn blik werd rigide, zijn houding verstrakte. Kaarsrecht, gekleed in onberispelijke kostuums, betrad hij de podia en straalde daar een bijna nazistische wilskracht uit. Vooral jonge vrouwen bleken bijzonder aangesproken te worden door zijn boodschap. Als hij na een lezing met bijna afgemeten passen de zaal verliet en iedereen overrompeld achterliet, waagde niemand het hem aan te spreken. Tot op 'n dag een jonge vrouw onverschrokken op hem afstapte. Ze verontschuldigde zich voor haar vrijpostigheid en vroeg hem daarna of ze hem iets mocht vragen. Hij sprak niet, maar knikte alleen. ''Ik volg al maanden wat u zegt en voel me zeer aangesproken door wat u aangeeft om totale onthechting te bereiken. Waarschijnlijk ben ik te haastig en is mijn verlangen naar vervulling te groot, maar ik vroeg me af of u voor verdere inwijding ook privé mensen begeleidt.'' ''Nee,'' zei hij kort, ''dat doe ik niet, maar als u iemand bent die werkelijk bereid is de moeilijke weg te gaan, zou ik u bij wijze van uitzondering wel willen helpen.'' De jonge vrouw keek verguld. ''Ik geef u mijn telefoonnummer,'' zei hij, '' belt u voor een afspraak.'' Ze wachtte twee dagen, toen belde ze. Hij gaf haar zijn adres en ze spraken een tijd af. Direct bij het binnenkomen al was ze onder de indruk van de serene sfeer en de rust die er heerste. Niets, behalve het altaar met daarvoor twee zachte kussens, vroeg de aandacht. Ze voelde zich onmiddellijk ontspannen. Hij vroeg haar op een van de kussens te zitten en begon te spreken. Hij sprak over het iets en het niets en over de kansloosheid van het niets en over het licht en het donker en over de kansloosheid van het donker en de gevallen engelen, die zwak van wil hun aanvankelijke onthechting en hemelse vleugels verloren, om nadien als motten, kort aangeraakt door de 8
verschroeiende kracht van het licht, slechts vleugellam rond te fladderen op zoek naar de oorspronkelijke glorie... Plotseling hield hij stil. ''Het is nu het moment om te mediteren,'' zei hij, '' laten we knielen op de kussens en proberen de betekenis van dat wat gezegd is kiem te laten dragen Ze knielden naast elkaar voor het altaar en sloten de ogen. Diep naar binnen gekeerd werd zij zich bewust dat ze iets was en dat er nooit niets zou zijn, maar altijd iets. Dat alles onvergankelijk aanwezig zou zijn. Dat niets niet bestond. Ze werd een volte gewaar die zij voordien nooit gekend had, alsof haar een licht doorstraalde dat haar opriep zich prijs te geven teneinde een bijna niets in het iets te worden. Nu, dacht ze, nu voelt het alsof ik volledig opgenomen, zwevend leven ben, niet meer apart van wat me omringt maar een met het al. De man werd op dat moment misschien aangeraakt door de diepe ervaring van de vrouw en opende voor een ogenblik z'n ogen. Hij zag haar toewijding en de ingetogen schoonheid die hem raakte als het lichtende, brandende vuur van verlangen. Haar ontroerende verschijning oversteeg hem totaal. Op dat moment stond hij op, omarmde haar en drukte haar achterover in het kussen. Zijn wil werd gebroken. Als een mot schroeide hij z'n vleugels aan het brandende licht. Vleugellam zou hij nadien fladderen op zoek naar zijn eerdere glorie.
9
Van licht naar donker ''Nu ik hier in die donkere cel zit,'' zei hij, ''en weet dat het licht voor mij binnenkort voorgoed uitgaat, realiseer ik me dat licht het allermooiste is op aarde. Niet in de aarde, want in de aarde is het een donkere dooie boel met alleen wat wormen en wortels. Maar op de aarde is het een en al leven dankzij het licht dat maakt dat je met je ogen allerlei dingen kunt onderscheiden en kleuren kunt zien. Het licht maakt misschien niet dat je ogen hebt, maar wel dat je naar dingen kunt kijken.'' Op dat moment slaakte hij even een hortende zucht, alsof het hem pijn deed hierover te praten. ''Er zou.'' ging hij toen verder, ''er zou zonder licht geen blad, bloem, bij of boom zijn, want alles wat groeit kan alleen groter groeien als er licht is. En hoe meer licht, hoe groter het groeit. In de tropen, waar de zon elke dag als 'n gek schijnt is alles groot; kolossale bomen en beesten, kakelbonte reuzenvogels en vlinders, enorme massa's felgekleurde bloemen en gigantische vruchten, zoals pompoenen, reuzemeloenen, papaya's, nanga's en soursops, die stuk voor stuk strak staand van het sap een ode brengen aan het licht. Licht doet dus van alles. Het kan je roomwitte huid in no-time lichtbruin tinten en hoe langer je je aan dat stralende licht blootstelt hoe donkerder je wordt. Je kunt dat zien als je kijkt naar de mensen die al miljoenen jaren in de tropen wonen. Je komt als je daar over nadenkt vanzelf tot de conclusie: Hoe dichter bij het zonlicht en hoe meer verzadigd met licht hoe donkerder de huid. En die duisternis die door het licht wordt geschapen beperkt zich niet tot alleen de huid. Ook ogen blijken dicht onder de tropenzon net als de huid op de heel lange duur diep zwart te worden. Het is vreemd dat licht zo intens ergens in aanwezig en opgeslagen kan zijn, zonder dat je met het blote oog een straaltje licht waarneemt.'' 10
Hier zweeg hij even, waarschijnlijk omdat hij zich realiseerde dat hij aldat moois straks nooit meer terug zou zien. ''Ik houd van zwarte mensen,'' ging hij toen verder, ''omdat als je goed kijkt ziet dat ze zo verzadigd zijn met zonlicht dat ze licht geven. Ze zijn als het ware 'n soort vleesgeworden licht en in dat licht is zoveel warmte opgeslagen dat ze in mijn ogen een soort wandelende kacheltjes zijn. Je hoeft maar naar ze te kijken en je vergeet alle kou in de wereld even. Vandaar dat ik me altijd het liefst ophield in de tropen en als het even kon aan zonovergoten stranden, waar mijn koude blauwe ogen een maximum aan groot gegroeide tropenvruchten en vleesgeworden licht in konden drinken. Hier bespiedde ik de geheime werking van het licht en de groei die het tropenlicht over misschien wel miljoenen jaren bewerkstelligde in donkere enorme bilpartijen, dijen en borsten, die hun opwindende schoonheid dankzij miniscule bikini's onophoudelijk en onverhuld prijsgaven aan het grote licht en het licht in mijn ogen. Waar ik kijkend naar dit alles naar zocht was het zwartste licht, zo zinderend dat het mij definitief zou kunnen schroeien en verbranden. Het uiterste met licht opgeladen beeld, waarvan ik wist dat het de totale vervulling zou brengen als ik het met de kracht van mijn voorstellingsvermogen in het hier en nu tot leven kon brengen. Soms lukte het me om met dat beeld in contact te komen en verschroeide ik me kort aan het vlammende vuur van haar verschijning. Ik kon dan als het ware even mijn tanden zetten in het zonverzadigde grote tropenfruit, maar dat speciale duistere beeld waarnaar ik zocht, weigerde zich opnieuw en opnieuw aan me te openbaren. En zo kwam het dat ik na jaren expert werd in telkens definitief afscheid nemen na korte veelbelovende, hoopvolle ontmoetingen. Elk afscheid stemde me opnieuw somber, maar ik gaf niet op. Wie me op mijn favoriete stille tropenstrandje zag zitten, zou licht gedacht hebben, wat 'n dooie diender, maar in werkelijkheid was ik tot het uiterste geconcentreerd bezig om het duistere beeld, dat mijn diepste verlangen gevangen hield, gestalte te geven in een bevrijdende aanwezigheid van vlees en bloed.'' 11
Op dat moment hield hij op met spreken en staarde somber naar de grond. Na bijna een minuut leek het alsof hij plotseling wakker werd en zei: ''Toen, als uit het niets, bijna als een verschijning, doemde zij plotseling links van me op en liep langzaam langs de rand van de zee aan me voorbij. Geen twijfel mogelijk, zij was het. Haar licht straalde zo verblindend zwart dat ik mijn ogen even moest sluiten om ze te beschermen tegen de fakkel van haar hartverschroeiend bewegende gitzwarte lichaam. In alleen een minuscuul hel oranje bhtje, duidelijk veel te klein om de zwarte vracht daar te verhullen, en een gênant miniem strak bikinibroekje dat de vlezigheid van haar lichaam extra accentueerde, riep ze het volmaakte beeld op van de eeuwig lokkende, kwetsbare naaktheid van het vrouwelijke bestaan. Zij was het vleesgeworden licht in het grote rijpe tropenfruit. Dat ik dit uiterste beeld, ook al was het maar even mocht zien was op zich al een mirakel. 'You are the one,' zei ik hardop. Had ze dat gehoord? Waarschijnlijk wel, want ze keek even in mijn richting en keerde om. Nu moet ik zeggen dat vrouwen meestal gemakkelijk aandacht aan me besteedden omdat ik er niet echt slecht uitzag. Glimlachend liep ze tergend traag op me af. 'Hello stranger,' zei ze, nadat ze zich goed had laten bekijken en zich uiteindelijk in een soort volmaakte onschuld voor me opstelde. Ik tikte drie maal losjes met m'n hand op de vrije ruimte naast me op de badhanddoek, Daarna strekte ze zich, zoals bijna elke vrouw op zoek naar aansluiting en avontuur dat altijd doet, zonder de minste aarzeling naast me uit op de badhanddoek. Mijn blauwe ogen versmolten met het zwarte diamant van haar ogen. 'En...,' reageerde ze wat ongeduldig, toen ik gehypnotiseerd en bewegingsloos naar haar bleef liggen kijken, 'ik dacht dat je me riep?' Ik aarzelde geen seconde. Met een bijna theatraal ontwapenend gebaar sloeg ik mijn armen om haar heen. Ze giechelde wat en gaf mee. Ze ervaarde het plezier van het spontane, onverwachte en overrompelende en ik keek naar dat
12
zwartste zwart dat me totaal absorbeerde en tegelijk dreigde op te lossen en verbranden.'' Vermoedelijk overweldigd door de herinnering aan dit moment hield hij op met praten en realiseerde zich waarschijnlijk dat zijn herinneringen straks voor altijd in de duisternis begraven zouden worden. '' Langzaam,'' ging hij toen verder, '' heel langzaam lieten mijn handen het vuur in haar zwarte licht meer en meer ontbranden. Totdat ze me met steeds gloeiender en krachtiger bewegingen liet verdrinken en ik als gevangene van haar ondoordringbare duistere schoonheid elke controle verloor. Op dat moment verkrampten mijn handen zich om de verzwelgende diepe ontroering en de overgave die ze in me opriep voor eeuwig te bezweren... Te laat ontdekte ik de twee mensen die ons gadesloegen. Te laat ook om nog iets ongedaan te maken.'' ''Waarom deed u het,'' vroeg de rechter. ''Ik werd overweldigd door haar schoonheid, ik moest me verweren,'' antwoordde hij. ''Wat wilt u me daarmee zeggen,'' reageerde de rechter. ''Dat ik de ontroering die ze in me opriep niet langer kon verdragen...'' ''En,'' zei de rechter, ''maakte u dat woedend?'' ''Nee, machteloos,'' zei hij. ''Machteloos woedend misschien?'' ''Ja, dat zou kunnen.' ''Strafte u haar daarom en benam u haar het licht omdat u wat ze in u opriep niet kon hanteren.'' ''Zij deed het,'' verdedigde hij zich, ''zij wilde dat ik me onderwierp aan haar schoonheid!'' ''Maar u koos juist haar uit,'' vervolgde de rechter, ''omdat u op voorhand wist dat haar schoonheid u totaal zou overweldigen en dat ze daarmee een macht over u zou krijgen die ze met de dood zou gaan bekopen.'' 13
''Zij,'' schreeuwde hij de rechter toen toe, ''zij maakte mij het slachtoffer, zij allemaal maken mij het slachtoffer met hun verleiding en de dromen die ze wakker maken, u begrijpt daar niets van.'' ''Nou,'' zei de rechter, ''ik begrijp u denk ik heel goed en wat u deed staat beschreven als: Lustmoord met voorbedachten rade. U gebruikt de onvervulbaarheid van uw droom en het feit dat vrouwen geroepen zijn dromen op te roepen om ze van het leven te beroven. Dat laat me wat het vonnis betreft weinig keus.'' ''Maar zij maken die verlangens in me wakker, ik vraag er niet om,'' riep hij, ''zij verleiden me met hun verschijning en willen me allemaal slaaf maken van hun lichaam. Dag in dag uit roepen ze: 'Kijk naar me, verlang naar me', en alsmaar beloven: 'Bij mij, in mij vind je het'.'' ''Ja,'' onderbrak de rechter, ''maar ik denk dat we er verstandig aan doen als we het voor u donker gaan maken. Dan roept er niemand meer iets en belooft er niemand meer iets. Dat is rustiger voor u en veiliger voor de vrouwen.''
14
De tuinman Er zijn denk ik maar weinig mensen die niet genieten als ze door een mooie tuin wandelen. En dan bedoel ik niet een klein miezerig tuintje, maar echt een tuin met borders vol bloemen en indrukwekkende bomen, waarvan de laagste takken zich spiegelen in rimpelloze vijvers, waarin in serene rust zwanen bewegen en hoog in de bomen daarboven acrobatische apen die met wonderbaarlijke salto's in de hoogste takken, omgeven door paradijselijk gekleurde vogels, ontroerd worden door de majestueuze schoonheid van leeuwen en tijgers die beneden naast fluisterende watervallen sluimeren in gezelschap van jonge herten en onschuldige ronddartelende lammetjes. U denkt misschien zo'n tuin bestaat helemaal niet, maar dan vergist u zich. Miljoenen mensen wandelen in gedachte dagelijks door die tuin. Voor hun heeft die tuin ooit echt bestaan en ze zijn er van overtuigd dat die tuin er ooit weer zal komen. Ik ben daar sceptisch over, maar als je mensen enthousiast over die tuin hoort praten geloof je je oren niet. ''Je kan in die tuin gewoon in je nakie rondlopen,'' zeggen ze, ''en je kan je er ongans eten aan appels, peren, pruimen, bananen, mango's, kiwi's, bessen en noem maar op. Je mag van alles net zoveel eten als je maar wilt.'' Ik kijk ze ongelovig aan. ''Echt alles,'' vraag ik, ''mag je echt van alles wat in die tuin groeit eten?'' ''Ja alles,'' zeggen ze, ''de tuinman, die ook de eigenaar is van de tuin en ook voor al het onderhoud zorgt heeft gezegd: ''Geniet van alles zoveel je wilt, er is alleen maar een boom met appels waar je echt niet van mag eten. En ik waarschuw je alvast, als je toch van die appels eet, maak je me heel boos en jaag ik je meteen m'n tuin uit.'' Volgens mij heeft die tuinman het volste recht dat te zeggen, want het is zijn tuin en het zijn zijn appels. Maar wat denk je, zodra hij zich heeft omgedraaid gaan ze naar die boom toe.
15
Eerst leek het gewoon een appelboom zoals alle andere, maar nadat hij gezegd heeft dat ze er met hun vingers vanaf moeten blijven, lijkt het ineens alsof de appels aan deze boom veel groter, geler, glanzender, rijker en sappiger zijn dan alle andere. De tuinman heeft niet alsmaar tijd om ze in de gaten te houden, want eigenlijk heeft hij pas een heel klein stukje van zijn eindeloos uitgestrekte land op orde. De rest is allemaal nog een grote woestenij en hij moet echt dag en nacht doorwerken om het daar op den duur ook ’n beetje op een tuin te gaan laten lijken. Als hij na ongeveer een week terugkomt ziet hij meteen dat ze toch aan die appels gezeten hebben. Hij wordt woedend. ''Eruit,'' roept hij, ''onmiddellijk m'n tuin uit, ík heb je gewaarschuwd.'' Ze smeken om te mogen blijven, maar de tuinman is onvermurwbaar. ''Nee,'' zegt hij, ''ga eerst maar eens leren gehoorzamen, dan kan je misschien later nog eens terugkomen.'' En daar gaan ze, geen gratis appels meer, gedoemd om voortaan in de woestenij elke dag zelf hun kostje bij elkaar te scharrelen. De tuinman heeft wel met ze te doen, want als hij ze de woesternij in ziet trekken denkt hij ondertussen, als ik hard doorwerk en er in slaag al m'n land uiteindelijk net zo paradijselijk te maken als dit eerste proeftuintje, komen ze over een tijd vanzelf weer in het paradijs terecht. Hij gaat meteen aan de slag. Hier en daar groeit zoveel onkruid dat er echt nodig geschoffeld moet worden en er zijn hele gebieden waar de aarde zich in de loop der tijd zo compact is gaan inklinken, dat het daar nodig eens wat moet worden los geharkt. Het is een enorme klus en eigenlijk ondoenlijk voor een enkele tuinman. Maar hij moet wel, want als hij 't niet doet doet niemand het en zal alles op den duur verkommeren. Hij zwoegt eindeloos, totdat hij op het punt staat het allemaal op te geven. En precies op dat laatste bijna wanhopige moment komt hij er achter waarom hij alsmaar niet opschiet met z'n werk. Het is het tuingereedschap.
16
Wat hij nodig heeft is een heel ander soort tuingereedschap. Gereedschap waarmee je in een klap hele gebieden kunt wieden en omschoffelen. Blazers die in no-time over hele hectaren alle wildgroei die zich daar in de loop der jaren heeft opgehoopt kunnen opruimen. En sproeiers die in één dag bergen kunnen verzetten en meren maken op stukken land die aan droogte lijden. Om te wieden vindt hij de earthquake-schoffel uit. Om het land op te schonen de hurricane-blazer en om te sproeien de tsunamispuit. Die gereedschappen blijken 't heel goed te doen, want na 'n dag of wat werken kijkt de tuinman naar z'n tuin en zegt: ''Dat schiet lekker op, nu kan ik me eindelijk veroorloven af en toe 'n tijdje niks te doen en wat te slapen.'' In z'n dromen verschijnen soms nog even die mensen die hij ooit als proef in zijn tuin liet rondlopen. ''Wat ben jij voor tuinman van niks,''fluisteren hun stemmen, ''waar je ons naar toe gestuurd hebt zakt alles alsmaar in elkaar of 't waait weg of loopt onder water.'' Dan wordt hij wel eens zwetend wakker en mompelt verdedigend slaapdronken:''Je had ook met je fikken van die appels af moeten blijven.''
17
Roulette 'n Paar jaar geleden nam een vriend hem mee naar een casino. Hij won. Niet veel, maar genoeg om de volgende avond alleen terug te gaan. Nadat hij de winst van de vorige avond had verspeeld, begon hij op weg naar huis na te denken. Er moest een manier of systeem zijn om dat roulette balletje zo te laten rollen dat je uiteindelijk op winst uitkwam. Hij kocht een roulette spel met laken en begon zich thuis in de speelmogelijkheden te verdiepen. Hij schreef nauwgezet op welke nummers hij speelde, welke vakken en vlakken hij met de fiches bestreek, hoe hoog zijn inzet was en hoeveel maal hij de roulette moest laten draaien om uiteindelijk niet op verlies uit te komen maar ''quitte'' te spelen. Nadat hij dat had uitgevonden, wist hij dat het mogelijk moest zijn om verder doordenkend tot een systeem te komen waarmee je elk aanvankelijk verlies kon omzetten in winst. Hij had wat je noemt een rekenhoofd en statistiek was niet alleen zijn hobby maar ook zijn vak. Pagina na pagina vulde zich met reeksen en tabellen die hij overbracht in de computer. Daar liet hij rekenmodellen op los, maar hij kwam er niet uit. Ja, er bleek uiteindelijk een bijna simpel systeem te zijn dat, als je voldoende geld en tijd had, met een waarschijnlijkheid van bijna 49% naar winst voerde. Op vakantie in Zuid-Frankrijk besloot hij naar het casino in Cannes te gaan. Hij was geen gokker en wist welk bedrag hij beschikbaar had. Het was er druk. Honderden mensen dromden om de roulettetafels. De meesten rond de tafels waar je met fiches van 5,10 en 25 terecht kon. Hij koos de ''duurste'' tafel met een minimum inzet van 250. Daar zat slechts een vrouw. Hij begon zijn systeem te spelen en zette 250 op zwart. De roulette raasde rond, het balletje sprong en huppelde eerst in tegengestelde richting van de schijf en besloot zich toen te nestelen op... rood.
18
Hij had verloren. Hij verdubbelde zijn inzet en speelde opnieuw op zwart. Ondertussen keek hij naar de vrouw naast hem. Ze was dacht hij tegen de veertig, chic gekleed en onaantastbaar gereserveerd. Hij vond haar mooi. Voor haar lagen stapels fiches; geen simpele ronde fiches, maar vierkante grote plakken van 1000, 5000, 10.000 en 25.000. Ze had gewonnen. De croupier had, zover hij kon zien, iets van 100.000 naar haar toe geharkt. Zij had hem op haar beurt als tip een fiche van 500 toegeschoven. Ze moest schatrijk zijn. Hij glimlachte en knikte naar haar als om haar geluk te wensen met haar vangst, maar ze reageerde niet en concentreerde zich onbewogen op haar nieuwe inzet. Hij verloor opnieuw en zij won opnieuw. Nu schoof de croupier zeker 150.000 naar haar toe en ontving 'n plak van 1000 als tip, die hij bijna routineus liet verdwijnen in wat ze de ''tip gleuf'' noemen.Bij het volgende ''faites vous jeux'' verdubbelde hij, nauwgezet zijn systeem volgend, nogmaals zijn inzet en speelde opnieuw op zwart. Hij wist dat hij zijn verlies volledig terug zou winnen, zodra het balletje slechts eenmaal op zwart tot rust zou komen. Daarna zou hij opnieuw op zwart zetten en bij een gunstige uitkomst met de winst verder spelen. Quasi ontspannen legde hij zijn arm over de rugleuning van de stoel naast hem. Nu reageerde ze even. Niet veel, maar ze hadden contact. Hij verloor opnieuw en zij won opnieuw. ''U schijnt te willen verliezen,'' zei ze. Hij schonk haar een verontschuldigende glimlach. Ze incasseerde haar winst, was opnieuw gul richting croupier en stapelde toen haar fiches op ten teken dat ze ging vertrekken. ''Misschien kan de winnaar de verliezer een drankje aanbieden,'' zei ze toen. Hij was perplex. Ze wachtte zijn antwoord niet af en begon meteen richting bar te lopen. Hij knikte naar de croupier als om hem te bedanken, raapte wat hij nog aan fiches over had bij elkaar en liep achter haar aan. ''Champagne?,'' vroeg ze. Wat gebeurde hier, wie was zij? 19
''Santé,'' ze tikte haar glas tegen het zijne. Hij zocht naar woorden, maar vond niets. Toen zei hij: ''Komt u hier vaak?'' ''Nou nee,'' antwoordde ze, ''alleen als ik geld nodig heb.'' Op dat moment verslikte hij zich. ''Ik begrijp u niet, bedoelt u dat u, als u hier komt, altijd wint.'' ''Ja,'' zei ze, ''als je eenmaal weet hoe het moet is het heel gemakkelijk.'' Hij verslikte zich opnieuw: ''Maa... maa... maar dat kan helemaal niet, ik heb zelf maanden gezocht naar een systeem en je kunt op maximaal 49% winstkans komen, maar dan moet je voldoende geld en vooral tijd hebben, laat ik zeggen minstens twee uur.'' ''Nou nee hoor,'' zei ze, ''dat zou me veel te lang zijn. Als je altijd wint is roulette zo ongeveer het saaiste spel dat er is. Ik kom eigenlijk altijd alleen even om wat geld te halen. Maar...,'' ging ze verder, ''als je je champagne op hebt kunnen we misschien naar m’n huis gaan en iets anders doen dan over roulette praten.'' ''Heeft uw echtgenoot daar geen bezwaar tegen?'' Echtgenoot?... ik een echtgenoot... waar zou ik een echtgenoot voor nodig hebben, ik heb geld.'' ''Liefde misschien...,'' probeerde hij voorzichtig. "Wacht even,'' onderbrak zij hem en liep naar de kassa. Ze schoof de pakken fiches door de smalle opening en propte even later een dikke bundel bankbiljetten in haar tas. ''Kom, laten we gaan,'' zei ze, rinkelend met haar autosleutels. Zag hij daar het Ferrari-embleem? Ze stuurde de auto met grote snelheid langs de Middellandse Zee. ''Liefde...liefde zei je toch. Het lijkt allemaal mooi, vooral in films, maar de uitkomst is altijd hetzelfde, waarom zou ik het risico nemen. Met het geld dat ik heb kan ik elke man krijgen die ik wil.'' ''Ik,'' zei hij, ''ik zit hier niet naast u voor uw geld...'' ''O nee,'' reageerde ze, ''u wilt weten wat mijn roulettegeheim is, maar dat komt voor mij op hetzelfde neer.'' 20
Intussen knarsten de banden op het grind van een brede oprijlaan. Aan het eind daarvan zag hij haar huis. Geen gewoon huis, 'n kasteel! ''Kom,'' zei ze en liep voor hem uit naar binnen. Hij keek z'n ogen uit. ''Ik schenk je wat in en dan... of wacht, waarom eigenlijk niet meteen...'' Ze begon zich uit te kleden. Ze had een prachtig lichaam. Ze zag hem kijken. ''Mooi genoeg?'' lachte ze. Ze vrijde verrukkelijk. De volgende ochtend verscheen ze met koffie en ging op de rand van het bed zitten. ''Je bent een aardige man,'' zei ze, ''maar ik heb mannen altijd voor één nacht, dan moeten ze gaan. Ik wil alleen de seks. Liefde, de grote liefde, is voor mij gestorven toen mijn man overleed. Ja, inderdaad, ik was getrouwd, ik had een echtgenoot. Wil je nog koffie?'' Hij ging verzitten. ''Zie je dit fiche,'' zei ze toen en liet hem een in zijn ogen heel gewoon fiche zien. ''Dat was zijn leven. Hij was een genie. Hij was absoluut geniaal. Hij vond uit hoe je in elk casino moeiteloos de bank kan laten springen. Dat deed hij nooit, want dat zou teveel aandacht trekken. Vlak voordat hij stierf zat ik naast zijn bed. Ik zag dat het zijn laatste minuten waren. Hij richtte zich op en zei: 'Voor ik ga zeg ik je iets dat je voor altijd en ik bedoel altijd geheim moet houden.' Toen vertelde hij me wat ik moest doen om aan de roulettetafel net zoveel te winnen als ik maar wilde. Hij zei me niet hoe het werkte, alleen wat ik moest doen om het te laten werken. Daarna, kort voor zijn laatste adem - ik kon hem nauwelijks meer verstaan, het waren zijn laatste woorden: 'Geheim, hou het geheim, zodra iemand er achter komt zullen alle casino's in de wereld nog dezelfde dag gesloten worden en zal m'n rijke meisje arm worden.' Toen stierf hij.'' Ze zuchtte: ''Champagne, of is dat nog te vroeg voor je?'' Hij bedankte en kleedde zich aan. ''Je wilt een lift?'' spotte ze. ''Nee, dank je,'' zei hij, ''ik ga liever lopen.'' 21
De zwarte vis Het is vandaag een bijzondere dag. Precies honderd jaar geleden vierde ik mijn twintigste verjaardag en ik herinner me die dag als de dag van gisteren. Ik weet nog precies hoe ik me voelde: Het vuur, het verlangen, de plannen en vooral de mooie meisjes die me omzwermden en kusten. Alsof er geen dag is verlopen! Er zijn natuurlijk sindsdien heel wat dagen verlopen, maar in mijn hoofd is alles nog net zoals het toen was. En niet alleen in mijn hoofd, ook in het vandaag en hier en nu, voel ik datzelfde vuur en verlangen en word ik omringd door prachtige meisjes, die zich speciaal voor deze dag zo sexy hebben aangekleed dat ik van de ene erectie in de andere verdwaal. Ze willen op mijn schoot zitten en proberen me te verleiden. Ik knijp en kneed hun jonge vlees. ''Vandaag niet,'' zeg ik, ''vandaag moet ik gastheer zijn, morgen laat ik je weer voelen wat ze bedoelen als ze het over de hemel hebben.'' Ze hoeven mij dus niet, zoals je dat wel eens hoort, als een stramme hulpbehoevende man met vereende krachten op een vrouw te tillen om me te helpen nog een keer aan m'n gerief te komen. Welnee, ik beklim de vrouwen nog dagelijks met hetzelfde gemak als toen ik twintig was. Mijn ervaring maakt dat ik ze zo weet te beroeren dat na mij elke andere man in feite kansloos is. Ik herinner me dat het vandaag honderd jaar geleden is dat ik mijn eerste sigaret rookte. Roken is daarna al honderd jaar mijn meest geliefde gewoonte. Misschien zijn het de sigaretten denk ik wel eens, die me tot op de dag van vandaag dat gezonde, fieve gevoel geven. Drie pakjes per dag is mijn gemiddelde. Soms vragen mensen me: ''Hoe doe je 't, eet je veel knoflook, verse groenten of vis?'' Ik kan ze helaas geen bevredigend antwoord geven, want ik houd helemaal niet van knoflook of vis. ''Het zou kunnen,'' antwoord ik, ''dat het de wijn is, want ik tik dagelijks ’n paar flesjes weg, of misschien is het dat litertje likeur waarvan ik elke dag geniet.'' Ik zie heel goed
22
dat ze jalours op me zijn. Ze willen mijn geheim aan de weet komen om net als ik elke dag al die prachtige meisjes in hun bed te kunnen betasten en bedoen. Speciaal voor m'n verjaardag ben ik vanmorgen voor de spiegel gaan zitten om eens goed naar mezelf te kijken. Grijs? Niks grijs, 'n borstelige bos ravenzwart haar, al m'n tanden blinkend wit, geen bril, geen gehoorapparaat, alles prima en bovendien niks van die dingen als 'n plastic heup, 'n kunstuitgang, 'n pacemaker,incontinentieverband, suspensoirs, zwachtels om de knie of ontsierende wratten en ouderdomsvlekken. Medicijnen? Mijn medicijnkastje is leeg. Misschien twee maal in mijn lange leven nam ik een Asperientje toen ik me wat beroerd voelde omdat ik iets verkeerds had gegeten. Ziek? Nooit, ja één keer. En als u me vraagt wat is uw geheim dan moet ik u misschien vertellen over die keer dat ik ziek werd, of eigenlijk over wat ik zag kort voordat ik ziek werd. Op een dag zag ik lekker lui achterover hangend op mijn favoriete terras aan de Caribische zee iets merkwaardigs. Er bevond zich daar pal onder het terras een in beton gestort piertje waaraan de vissers uit het dorp dagelijks aanmeerden om hun vangst aan land te brengen. Het was nog vroeg. Er dobberden maar 'n stuk of vijf bootjes in de baai. De meeste vissers waren buitengaats. De vangst van het eerste bootje dat bij het piertje aanmeerde bestond uit vijf vissen. Vier vrij lange zilverkleurige vissen van ongeveer vijftig centimeter en een korte, ronde, dikke zwarte vis van ongeveer dertig centimeter. Ik eet nooit vis en weet weinig van vissen, maar in mijn ogen had die zwarte vis vanaf het moment dat ik hem zag iets bijzonders. De visser stalde zijn vangst uit op een klein krakkemikkig tafeltje aan de rand van het piertje in afwaching van kopers. Ik zag dat de vissen nog niet echt dood waren. Soms wiebelden en bewogen ze nog een beetje. Ik keek vooral naar de geheimzinnige ronde zwarte vis en kreeg even het gevoel dat ik niet alleen naar hem keek, maar dat hij met zijn disproportioneel grote gele oog ook naar mij keek. 23
Om ze vers en vliegenvrij te houden, riep de visser een jongen die met een plankje boven de vissen begon te waaieren. De jongen stond in de volle zon en zocht na een minuut of vijf even wat schaduw op. Daarna, toen hij terugkwam, begon hij de vissen te overgieten met water dat hij met een soort plastic emmertje uit zee schepte. Daar leefden de vissen even van op. De jongen wapperde ondertussen zelf zijn t-shirt op en neer om z'n body wat koelte toe te wuiven, maar de zon was zo warm dat hij na een paar minuten opnieuw besloot even de schaduw op te zoeken. En toen gebeurde het. In een laatste poging aan de dood te ontsnappen wipte en glibberde de dikke zwarte vis plotseling naar de rand van het natte tafeltje, gaf zich vervolgens roekeloos over aan een vrije val en verdween in zee. Ik zag het gebeuren en ook de jongen zag het gebeuren. Hij rende naar het tafeltje, maar... te laat. De visser die in zijn boot bezig was keek op en kwam aan land. Ik zag zijn woede en hoe hij de jongen onbetaald wegstuurde. Ik besloot navraag te doen omtrent de zwarte vis en kwam er achter dat het een zeer zeldzame vis was die maar heel sporadisch werd gevangen. Een dure delicatesse. Ik vond ook uit dat deze vis wel honderdvijftig jaar oud kon worden. Kort nadat ik getuige was geweest van de ontsnapping van de zwarte vis die weigerde te sterven, werd ik ziek. De dokter die me onderzocht keek in mijn ogen en dacht aanvankelijk aan geelzucht. M'n ogen werden inderdaad met de dag geler, maar toen vervolgens mijn huid over mijn hele lichaam donkerder werd, herzag de dokter zijn diagnose en begon meer in de richting van allergie te denken. Hij deed diverse proeven met verschillende stoffen die op of in m'n huid gebracht werden, maar veel tijd om reacties af te wachten kreeg hij niet. Binnen twee dagen veranderde de kleur van m'n huid zich in een bijna kameleontisch tempo van rose naar sienna, naar burnt umber en diep zwart. Omdat ik daarbij begon te zweten als 24
een otter besloten ze mijn naakte gitzwarte zwetende lichaam met ventilatoren koelte toe te waaien. Kort daarna begon ik naar adem te happen en steeg m'n temperatuur naar zo'n beangstigende hoogte dat de dokter besloot me op een bed met zeil te leggen en me constant met water te besprenkelen. Ik hapte intussen naar adem en wist dat het bijna gedaan was. Toen op dat allerlaatste moment heb ik denk ik de onoverwinnelijke wil te leven in een laatste heftige, machteloze bijna spastische beweging voor eeuwig willen bevestigen in een roekeloze glijvlucht van het natte, gladde bedzeil naar de grond. De dreun waarmee ik op de vloer terecht kwam was enorm. Nu is hij echt dood, moet de dokter gedacht hebben. Maar ik leefde, m'n ademhaling kwam weer op gang en binnen enkele minuten maakte het gitzwart van m'n vel plaats voor m'n normale huidskleur. Ik had de dood verslagen en voelde me jonger dan ooit. Het leven bruiste in me als nooit te voren en dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag. Ik denk weleens, was het de zwarte vis die me met zijn grote gele oog hypnotiseerde en me op het uiterste moment van leven of dood de kracht gaf om de overgang naar gene zijde definitief te ontkennen? Of zijn het de lieflijk wiegelende meisjes die me met hun magnetische rondingen en bollingen elke dag opnieuw verleiden om in hun de bron van het eeuwig doorgaande leven te zoeken? Het antwoord op die vraag moet ik u schuldig blijven. Maar mocht ik net als die zwarte vis de honderdvijftig halen, dan valt er voor de man met de zeis bij mij de komende dertig jaar niks te maaien.
25
De pooltafel In het bedrijf waar hij als ingenieur werkte heerste een jubelstemming. De inschrijving of ''tender'' die zij hadden uitgebracht voor de aanleg van een haven op een eiland in het Caribisch gebied had het gehaald. Drie concurrerende aanbieders waren verslagen en nu vierden ze wat het management ''de vangst van een vette vis'' noemde. De ingenieur wist niet of hij wel zo blij moest zijn. Het uitvoeren van deze opdracht zou zijn verantwoordelijkheid worden en dat betekende hier z'n biezen pakken, z'n vrienden vaarwel zeggen en minstens voor een half jaar op dat eiland opgesloten zitten. Ja, ze zouden zijn huur hier gewoon voor hem doorbetalen en de extra onkostenvergoeding was ruim, maar voor de rest... waarschijnlijk dodelijk vervelend en eenzaam. Als hij daar met collega's over sprak lachten ze hem uit: ''Verveling... eenzaam... avontuur zal je bedoelen, puur avontuur.'' Na twee weken regelen had hij al zijn zaken op orde en vertrok. Hij betrok op het eiland een eenvoudig huis met drie gemeubileerde kamers in een dorp vlakbij de plaats waar hij ging werken. Direct na aankomst al kreeg hij driemaal bezoek van vrouwen die vroegen of hij misschien iemand nodig had om zijn huis schoon te houden. Op het werk liepen veel meer mensen rond dan hij had verwacht. Hij vond uit dat werk hier heilig was; beter 'n baantje met 'n laag loon dan honger. Het ging er kennelijk om zoveel mogelijk mensen aan de slag te houden. Hij vond een chinees eethuisje en een ''Restaurant & Bar'' voor vooral ''takeaway'' voedsel. Het lokale eten was behoorlijk gepeperd maar daar hield hij wel van. Na een paar dagen begon hij zich al een beetje thuis te voelen, vooral ook omdat iedereen die hij tegen kwam even vriendelijk was. Hij vond wel dat ze erg luidruchtig waren, steeds iets te uitbundig lachten, en als je iets met hen besprak altijd erg lang van stof waren. Maar uit niets bleek dat hij als ''rijke wit-man'' de herinnering opriep aan het verschil tussen rijk en arm of blank en 26
zwart. Of lachten ze die verschillen misschien voortdurend uitbundig weg? 's Avonds na het eten boog hij zich meestal nog 'n uur of langer over de constructietekeningen, keek daarna nog wat televisie en ging naar bed. Na ongeveer een maand begon hij zich te vervelen. Wat hadden zijn collega’s gezegd: ''Puur avontuur.'' Nou, dit was 't dan. De avonden waren lang. Hij was altijd alleen en hoe aardig iedereen ook was, hij kreeg met niemand echt contact Op een avond besloot hij eens te gaan kijken of er in het dorp een bar was. Misschien kon hij daar met wat mensen in contact komen. Hij trok een schoon shirt aan, zette de tv uit en vertrok. De avond was warm. Het was stil op straat en hij realiseerde zich dat hij nu eigenlijk pas voor het eerst later op de avond door het dorp liep. Na een tijdje zag hij een lichtreclame voor bier. Dichterbij komend zag hij dat het een café was. Binnen zaten 'n stuk of vijf mannen omgekeerd op hun barkruk gefascineerd te kijken naar een vrouw en drie mannen bij de pooltafel. Vriendelijk knikkend klom hij op een barkruk naast hen en bestelde een glas witte wijn. Toen hij aan zijn glas nipte keek de man naast hem even in zijn richting, knipoogde en maakte met zijn hoofd en lippen tegelijk een beweging in de richting van de pooltafel. Hij keek en begreep meteen wat de man bedoelde. Het was de vrouw aan de pooltafel waar zij naar keken. Hij had sinds hij hier was af en toe wel met verbazing naar de vrouwen gekeken, maar deze was anders. De vrouwen die hij had gezien waren donker, maar de vrouw die hij hier zag was echt diepzwart. Een ondoordringbaar zwart, zo duister dat het je ogen naar binnen zoog en tegelijk liet weten dat geen enkel verlangen groot genoeg was om in dit geheim door te dringen. De vrouw boog zich voorover. De mannen werden onrustig. Het warm gele strakke topje dat zij droeg liet meer dan de helft van haar borsten vrij, die nu klaar voor de stoot met de keu, halfnaakt boven de pooltafel zweefden en daarna op het moment dat zij de 27
bal raakte even trilden, als om te laten weten dat zij puur en uitsluitend zachtheid was. De mannen die achter haar aan de pooltafel stonden genoten op datzelfde moment van een nog veel betoverender moment. Het strakke uiterst korte witte rokje, met split aan de achterzijde, kroop zodra zij zich met de keu voorover boog zover omhoog dat het bijna mogelijk leek met je ogen haar diepste geheim aan te raken. Dat was het moment waarop de mannen achter haar aan de pooltafel plotseling jeuk aan hun enkels kregen, zich krabbend bukten en dan vet lachend overeind kwamen met uitroepen als: ''Pink of string.'' Dit schouwspel herhaalde zich bijna een uur. Dan weer speelden de mannen, dan weer bukte de vrouw. Na drie glazen wijn zag hij haar met een van de poolspelers vertrekken. Intussen had hij nog steeds met niemand gesproken maar alleen gekeken. Binnen tien minuten na haar vertrek was het café leeg. De volgende avond zat hij opnieuw aan de bar. Ze was er weer. Nu met zeer hoge hakken, een minuscuul shortje en een topje dat haar verschijning met het enorme volume van haar borsten, geholpen door de betoverende bijdrage van haar bh, onweerstaanbaar zo niet verpletterend maakte. Hij dronk zijn wijn en keek. Opnieuw mannen aan de bar en andere mannen dan de vorige avond die pool met haar speelden. Na goed een uur vertrok ze met een van de mannen en keek nauwelijks merkbaar even in zijn richting. 'n Beroeps, dacht hij op weg naar huis, mooi misschien, maar misère? De volgende dag, zondag, bleef hij de hele dag thuis. Hij paste een constructietekening aan, kookte iets eenvoudigs, keek tv en ging naar bed. Maandagavond besloot hij opnieuw naar het café te gaan. Ze was er weer! Kort nadat hij zich aan de bar had geïnstalleerd, liet ze de spelers aan de pooltafel alleen en kwam naar hem toe. ''Op vakantie?'' vroeg ze. ''Nou nee, vakantie...nee hoor, ik werk hier,'' antwoordde hij afstandelijk. ''Werk,'' zei ze verbaasd, ''je ziet er uit als 'n toerist.'' "En hoe zien toeristen er dan uit,'' vroeg hij. ''Zoals jij,'' zei ze lachend, ''blank.'' 28
''Dus alle blanken zijn toeristen?'' Daar ging ze niet op in. Wat verlegen met dit onverwachte gesprek, vroeg hij of ze iets wilde drinken. Ze hees zich meteen op de barkruk naast hem, zorgde dat haar rok iets verder omhoog kwam en zei: ''Wat bied je me aan?'' Hij bestelde 'n witte wijn voor haar en voor zichzelf. "O,'' zei ze enthousiast, ''we drinken hetzelfde!'' Op dat moment boog ze zich voorover en spreidde haar benen iets verder uit elkaar. Verward maar tegelijk opgewonden bewoog hij naar achter. Hij wist niet of hij dit deed om afstand van haar te nemen of om te proberen door die afstand beter naar de donkere glooiingen van haar dijen te kunnen kijken. ''Ben je bang van me,'' lachte ze, ''je hoeft echt niet bang van me te zijn. Ik vind het gewoon leuk om met toeristen te praten, alleen jammer dat ze na één of twee weken alweer weg zijn.'' ''Maar ik zei je al, ik ben geen toerist, ik werk hier,'' onderbrak hij haar. ''Nou ja, toerist... werken... je bent blank, dat is hetzelfde. Maar als je hier werkt, kan je dan niet voor me zorgen?'' Op datzelfde moment viel hij bijna van z'n barkruk. ''Wat,'' zei hij, ''voor je zorgen, waarom zou ik voor jou zorgen, ik ken je niet eens.'' ''Nee,'' zei ze zich naar hem toe buigend, ''dat hoeft ook niet, maar als je wilt kunnen we elkaar leren kennen.'' Die is dus gek, dacht hij. Op dat moment streek ze even met haar hand over zijn arm. ''Heb je al iemand om voor te zorgen,'' vroeg ze toen, "ben je getrouwd?'' Hij twijfelde even, misschien kon hij haar vraag beter onbeantwoord laten en weggaan. ''Nee,'' zei hij toen, ''ik ben niet getrouwd.'' ''Waarom kan je dan niet voor me zorgen als je niemand hebt, of vind je me niet aardig?'' ''Aardig, aardig, iedereen kan me wel vragen of ik voor ze wil zorgen, wat 'n onzin.'' 29
''Ja, maar dat doen ze niet, en ik vraag het wel,'' zei ze, ''jij hebt niemand maar je hebt werk en ik heb niemand en geen werk, ik kan goed koken. Heb je iemand om je huis schoon te houden en je was te doen?'' ''Ik denk,'' zei hij, " dat ik naar het toilet moet'' en hij stond meteen op. ''Jammer,'' zei ze, ''ik vind je aardig.'' Toen hij terug kwam zag hij haar bij de pooltafel staan. Hij betaalde de drankjes en ging naar huis. Al lopend begon hij na te denken: Ze is een schoonheid, ik had haar kunnen hebben, voor haar zorgen, ja ze zou de huishouding misschien voor hem kunnen doen voor de tijd dat hij hier nog was. Die nacht sliep hij slecht, haar beeld wilde niet weg. Hij betrapte zich erop dat hij tijdens het werk aan de avond dacht. Hij wilde haar opnieuw zien. De uren kropen. Om tien uur, 'n uur vroeger dan normaal, ging hij naar het café. Ze was er. Zodra ze hem zag kwam ze naar hem toe. ''Hi stranger, hoe was je dag, of moet ik zeggen... nacht?'' Hij leunde licht nerveus op de bar en zei: ''Goed, heel goed, wil je iets drinken?'' ''En,'' begon ze, ''ga je voor me zorgen?'' ''Ik voor jou zorgen,'' schamperde hij, ''en jij hier elke avond aan de pooltafel..." ''Nee natuurlijk niet, wat denk je, als jij voor me zorgt ga ik hier toch niet meer naar toe, dan ben ik bij jou, ik kook voor je en als je wilt blijf ik slapen. Of wil je dat niet?'' ''Sorry','' zei hij, ''ik denk dat je een beetje droomt, ik ben hier nog maar voor 'n maand of vijf, dan is mijn werk klaar en ben ik vertrokken.'' ''Maar vijf maanden is lang,'' riep ze, ''vijf maanden is voor bijna altijd!'' Hij vond haar ontroerend en grappig.
30
Het viel hem op dat ze terwijl ze sprak geen enkele poging deed om hem met haar ogen of bewegingen te verleiden. Dit was kennelijk een serieuze zaak voor haar. Voor hem kreeg het iets van: Waarom niet. Ze kan de huishouding doen, vijf maanden is zo om en als ze niet bevalt jammer... maar helaas. ''We zouden het kunnen proberen,'' zei hij toen. Op hetzelfde moment vloog ze hem om zijn hals. ''Vijf maanden, vijf maanden,'' riep ze, ''ook bij je wonen, helemaal bij je wonen, o, ik wil nog wat drinken, mag dat?'' Toen kuste ze hem. Die nacht werden al zijn vroegere beelden en fantasieën verbrijzeld. Dit was zo anders en zo betoverend nieuw dat hij, nadat ze in slaap was gevallen, zeker nog 'n uur lang stil naar haar lichaam bleef kijken. Hij wilde zijn groeiende ontroering met haar delen, maakte haar wakker en ze vrijden opnieuw. ''Mag ik blijven,'' vroeg ze de volgende ochtend. Ze bleef. Hij ging naar z'n werk en toen hij 's avonds thuis kwam, vond hij het bed opgemaakt, de vloer geveegd, de afwas gedaan en de tafel gedekt. Ze had gekookt met wat ze in zijn keuken had kunnen vinden Veel peper, maar dat weerspiegelde heel goed wat hij voelde. Ze praatten, aten, keken tv en vrijden. Naakt naast elkaar in bed, vroeg ze hem: ''Wil je me?'' Ja, wilde hij zeggen, maar hij zei: ''Wat 'n vraag, ik ken je pas twee dagen.'' ''Kan je van me houden?'' vroeg ze toen. ''Misschien,'' zei hij. ''Als je me wilt en van me houdt... ik ben niet alleen.'' Hij keek haar verbaasd aan. ''Ik heb drie kinderen,'' zei ze, ''een van zes, een van drie en een van tien maanden.'' ''Jij, drie kinderen, dat kan niet, hoe oud ben je?'' ''Twintig'', antwoordde ze. ''En waar zijn die kinderen?'' ''Bij m'n moeder en...''
31
''Ho,'' onderbrak hij haar,'' dat bestaat niet, jij twintig en je oudste zes...'' ''Die kwam toen ik dertien was, ik had op m'n twaalfde een vriendje, hij was elf.'' ''En waar is dat vriendje?'' ''Hij was te jong om vader te zijn, waar hij is weet ik niet, hij is jaren geleden met zijn ouders verhuisd. Ik weet al wat je gaat vragen: En de tweede? Die kreeg ik toen ik zestien was. Ik had verkering, hij was gek op me maar na 'n paar jaar ging hij steeds met andere meisjes, dat wilde ik niet, toen heb ik het uitgemaakt, pas twee maanden later merkte ik dat ik in verwachting was.'' ''En waar is die jongen nou,'' vroeg hij. ''Die zit in de gevangenis omdat ik geld van hem wilde voor het kind, maar dat wilde hij niet geven, daarom hebben ze hem opgesloten, maar wat heb ik daaraan, ik krijg niks en als hij zijn straf heeft uitgezeten is hij van alles af.'' Hij keek haar lang aan en dacht: ik had het al vermoed: Mooi, maar misère. ''En de derde?'' vroeg hij. ''Die kreeg ik toen ik weer een aardige man had ontmoet, maar die zit nu voor drugs.'' ''Vandaar de pooltafel?'' ''Ja, drie mondjes voeden. Ik heb geen school gehad en hier zijn bijna geen baantjes. Maar als ik voor jou werk kan jij voor me zorgen. Je huis is groot genoeg. Als de kinderen in één kamer gaan, hebben we voor ons twee ook nog 'n kamer. Het zijn leuke kinderen, Wil je ze zien?'' ''Moet je niet weg?'' vroeg hij, ''ik bedoel naar je kinderen?'' ''Nee,'' zei ze, ''ik blijf bij jou als je dat tenminste nog wilt. Vijf maanden zei je toch, maar ik dacht misschien kunnen ze af en toe hier komen.'' De vorige nacht was ver weg. Ze nestelde zich wel tegen hem aan, maar er gingen teveel dingen door z'n hoofd. Pas vroeg in de ochtend vrijden ze. Hij gaf haar geld voor boodschappen. Ze nam het aan en vroeg verder niets. Toen hij thuis kwam was alles aan kant en het eten stond klaar. ''Misschien kunnen we eerst een glaasje drinken voor we aan tafel gaan,'' zei hij. Dat vond ze leuk. ''Weet je,'' begon hij toen ze 32
'n eerste slokje hadden genomen, ''ik heb vandaag nagedacht. Als ik die vijf maanden voor jou zorg en jij wilt je kinderen hier, dan moest je dat maar doen. Waarschijnlijk zijn of gaan ze tegen de tijd dat ik thuis kom toch al naar bed.'' Ze nam een run en sprong op z'n schoot. ''Ik wist 't, ik wist 't, toen ik je zag wist ik het: Hem ga ik het vragen'' De eerste nacht kwam terug vol ontroering, opwinding en 'n soort nieuw gevoel van samenzijn. De kinderen kwamen. Z'n leven werd een beetje duurder. Zijn extraonkostenvergoeding ging ruim op, ook omdat hij haar af en toe wat gaf om een spaarpotje te maken voor als hij er straks niet meer zou zijn. Hij vond het leuk om 's avonds thuis te komen en haar en de kinderen te zien. De weken en maanden gingen voorbij en toen zijn werk aan de haven er bijna op zat, begon hij zijn vertrek voor te bereiden. Zijn oude omgeving. Al zijn vrienden weer zien. Hij keek er naar uit, hoewel hij dit hier behoorlijk zou missen. Maar het was niet anders, haar en de kinderen meenemen daar kon geen sprake van zijn. Alleen al de problemen met de immigratie.. Nee, het was leuk geweest en zijn collega's hadden toch nog gelijk gekregen: Puur avontuur!'' ''Nog 'n week,'' zei hij tegen haar op 'n avond nadat de kinderen naar bed waren. Ze zat met haar benen over de armleuning van de stoel geslagen en knikte. ''Je wist het,'' ging hij verder, ''vijf maanden, ik moet terug. En jij, wat doe jij?'' Ze haalde haar schouders op. ''Terug naar de pooltafel,'' zei ze, ''wat kan ik anders, de kinderen moeten eten, m'n vingers weer langs de stok laten glijden en met de ballen spelen, ik ben een vrouw, het is mijn lot.'' Hij keek naar haar. Daar zat ze, zo mooi. Ze zeiden een tijdje niets. Toen stond hij op, liep naar haar toe, bukte zich, nam haar hoofd tussen zijn handen en keek haar aan. ''Weet je wat,'' zei hij, ''ik blijf.'' 33
Zweetvoeten Aanvankelijk had ik er zelf niet zo'n erg in. Ja, mijn voeten waren vaak vochtig en ik droeg stevige wollen sokken. Maar dat bleek niet voldoende. Op een dag gaf de baas in de winkel waar ik werk me te verstaan: ''Je voeten stinken, je moet daar wat aan doen''. Ik besloot mijn huisarts te raadplegen, kreeg wat pilletjes en 'n soort poeder maar het probleem bleef, of liever de geur werd sterker en begon nu ook mijzelf te storen. In de winkel keerden klanten als ze met me spraken zich soms van me af, en op een dag zei een vrouw met op haar gezicht een uitdrukking van walging tegen haar man dat ze verder wel buiten op hem wachtte. Ik besloot dubbele sokken te dragen en kocht hoge laarzen. M'n dokter, die verder niet goed wist wat hij met me aan moest, adviseerde een neuroloog te consulteren. De laarzen stonden me intussen kennelijk goed want meer dan voorheen lukte het me soms een vrouw mee naar huis te krijgen en eenmaal daar vroegen ze mij m'n laarzen aan te houden, want dat was zo ''sexy''.De neuroloog prikte met naaldjes in mijn voeten en streek met watjes langs mijn tenen. ''Volgens mij,'' zei hij,'' bent u gezond, maar misschien ligt het probleem dieper en zou u eens met een psychiater moeten praten.'' Intussen leerde ik een vrouw kennen die mij helemaal wilde, dat wil zeggen helemaal naakt en zonder laarzen. Dat pakte verkeerd uit want op het moment dat ik de eerste laars uittrok begon ze te gillen: ''Gatverdamme, viezerik, wat ben jij 'n smeerlap!" Ondertussen greep ze haar kleren bij elkaar en maakte dat ze het huis uit kwam. De stank was inderdaad verschrikkelijk. De psychiater was joviaal en tegelijk neutraal. ''Zo'', zei hij,'' zweetvoeten dus." Dat bevestigde ik. ''Rookt u of heeft u ooit gerookt'', vroeg hij toen. Ja ik had gerookt maar daar was ik al jaren geleden mee gestopt. Hij keek naar mijn laarzen. ''Zwarte laarzen'', zei hij, ''lijken die niet een beetje op kachelpijpen?'' 34
Hij irriteerde me nu, vandaar dat ik reageerde met: ''Ja maar uit deze kachelpijpen komt geen rook maar reuk''. Hij gniffelde. ''Bent u of was u goed met uw vader en moeder?'' Ik kon hem meedelen dat mijn moeder de liefde zelve was en mijn vader het toonbeeld van energie, creativiteit en geduld en dat hij volgens mij niet in die richting hoefde te zoeken. ''Dan'', zei hij, ''moet er iets zijn waarover u zich al langere tijd elke dag opwindt, bijvoorbeeld een vrouw of vriend of een collega op uw werk. Iets dat u machteloos woedend maakt. En als dat zo is kan dat hoofdpijn veroorzaken, maar ook naar lagere regio’s zakken waar verder geen uitweg is... dus is er iets waarover u dagelijks woedend bent?'' Daar hoefde ik niet lang over na te denken. ''Ja'', zei ik, ik ben woedend op Engeland maar daar praat ik liever niet over." De psychiater maakte even 'n geluidje alsof hij een wolkje uitblies. ''Het is natuurlijk aan u of u uw leven lang met zweetvoeten wilt leven, maar u zou misschien nu u toch hier bent 'n paar woorden aan dat Engeland kunnen wijden''. Ik zuchtte want nu raakte hij echt aan mijn probleem. Hoe kon ik iets zeggen over iets waarvan ik niets wist en tegelijkertijd wist dat het de oorzaak was van de dood van duizenden mensen. ''De Engelsen hebben het Midden-Oosten-probleem gecreëerd'', zei ik toen. Het was er uit. De psychiater ging verzitten. ''En hoe hebben ze dat gedaan'', vroeg hij. ''Door direct na de tweede wereldoorlog, toen zij de macht in Palestina nog hadden, in een vlaag van politieke verstandsverbijstering en mededogen met de Joden, de Palestijnen uit hun land te verjagen teneinde daar een nieuwe staat te kunnen stichten onder de naam Israël." ''En...'', zei de psychiater. ''En'', zei ik ''daardoor zijn zij verantwoordelijk voor de grootste godsdienstoorlog aller tijden. Ze hebben de knuppel in het hoenderhokgegooid en ze krijgen hem er niet meer uit. Ze zijn wel voortdurend in de weer om daar vrede te krijgen maar dat 35
doen ze alleen om de aandacht af te leiden van wat ze hebben aangericht. Wie joods is heeft de joodse godsdienst, net als wie katholiek is de katholieke godsdienst heeft. Je kunt toch niet zeggen, weet je wat, vanaf nu gaan alle katholieken in Italië wonen, dat is voortaan hun land. Dan is Italië al gauw te klein en gaan ze stukken land erbij pakken om al die mensen te huisvesten. Maar dokter ik houd erover op, mijn woede zal wel blijven en het probleem is veel te groot geworden om nog op te kunnen lossen. Ja het kan, maar dan moeten de Palestijnen terug naar hun land en moeten de mensen met de joodse godsdienst gewoon onder de mensen gaan wonen die in Allah geloven, of anders naar een ander land verhuizen. Zolang dat niet gebeurt zullen er nog vele duizenden doden vallen om Allah te bevechten. Ach dokter, breek me de bek niet open, Amerika heeft intussen op grond van die domme Engelse beslissing met veel geld van Israël een speerpunt van christelijke macht in het Midden-Oosten gemaakt om Allah te bevechten... "Ho, ho,'' zei de psychiater, 'ik ben psychiater en geen politicus. Ik weet zeker dat u nog wel 'n uur door kunt praten en het zweet staat nu al in m'n handen. Ik ben het met u eens dat dit grote probleem niet in deze kamer en ook niet door mij opgelost kan worden, maar misschien moet u accepteren dat sommige problemen niet opgelost kunnen worden maar toch langzaam geschiedenis worden." Op dat moment ontplofte ik. ''Dokter'', zei ik, "al die doden vallen omdat mensen verkeerde beslissingen nemen." ''Inderdaad'', zei de dokter, ''en u zou misschien geheel voor uzelf de beslissing moeten nemen vanaf nu de dingen wat te relativeren en op de momenten dat u dat zwaar valt... ach, weet u, vroeger staken mensen een sigaretje op om even wat stoom af te blazen...'' ''Bedoelt u dat... -'' ''Ik bedoel helemaal niets'', zei de dokter, ''ik merk alleen dat u het prettig vindt om uzelf als 'n varken in de uitwerpselen van anderen te wentelen en ja, dat stinkt."
36
Een rare Paus ''Eeuwen lang,'' begon de kersvers gekozen Paus in de eerste bijeenkomst met zijn kardinalen, '' eeuwen lang hebben we geprobeerd het gezicht van god zichtbaar te maken op aarde. De vraag is: Zijn we daarin geslaagd?. Het ziet er na een paar duizend jaar naar uit dat minder en minder mensen nog hoop hebben dat gezicht ooit te zien en dat sommigen dat gezicht zelfs niet langer zoeken.'' Sommige kardinalen begonnen op dat moment wat onrustig op hun stoel heen en weer te schuiven, maar besloten aan hun wijn nippend te zwijgen in afwachting van wat de nieuw gekozen Paus verder zou gaan zeggen. ''Ik kan u nu wel verklappen,'' vervolgde de Paus, dat ik al lang wist dat ik ooit Paus zou worden en dat de allerhoogste mij al jaren geleden heeft ingefluisterd dat ik als Paus iets moest gaan doen om zijn gezicht op aarde een profiel te geven waar mensen weer in konden gaan geloven. Tot nu toe hebben we geprobeerd dat gezicht zichtbaar te maken in het symbool van het kruis en dat kruis, waarde kardinalen voorspelt weinig goeds. Het zegt als het ware, het leven is lijden. En daar, waarde kardinalen , daar hebben we een fout gemaakt, want het leven is helemaal geen lijden maar één groot en verrukkelijk feest. Wij hebben de mensen via het symbool van het kruis laten denken dat het leven in feite een uitzichtloze ramp is. De mensen zijn dat onderhand goed zat en haken af. Wij als priesters zijn er misschien door het celibaat en de gelofte van totale onthouding van overtuigd dat het hier allemaal kleurloos en somber is en dat het onze missie is met ons eigen leven te bewijzen dat het leven lijden is, maar wij zitten fout. Er is helemaal niks mis met de wereld. Leed is een lachertje, alle leed moet uitgebannen worden. Alles hier op aarde is goed!'' Verschillende kardinalen dronken op dat moment hun glas wijn in één teug leeg en schonken zich direct opnieuw in.
37
'' En dat is wat wij de wereld duidelijk moeten gaan maken,'' vervolgde de Paus. Ik kan dat niet alleen doen, ik heb daarbij uw hulp nodig. Ik heb nagedacht en gebeden en aan de almachtige gevraagd hoe ik als zijn afgezant op aarde mijn missie ter meerdere eer en glorie van hem en de mensheid zou moeten gaan uitvoeren. En hier, waarde kardinalen, kan ik u meedelen dat ik er achter ben gekomen dat allerhoogste echt niet over een nacht ijs gaat. Er waren momenten dat mijn gebeden tot ver boven de wolken reikten zonder dat de schepper van hemel en aarde mij enig houvast gaf in welke richting te gaan. En juist op dat hoogtepunt, of zo u wilt dieptepunt van hopeloosheid, werd mij de boodschap geopenbaard en die boodschap was en is: Laat het kruis herleven. En om dat te doen waarde kardinalen heb ik uw hulp nodig. Het kruis, het machtige symbool van onze kerk, moet herleven. Het moet worden opgeladen met vreugde, frivoliteit en genieting. Het moet het symbool worden van genot, welvaart,,schoonheid, passie, lust en bevrediging. Het kruis moet niet langer buiten ons geplaatst worden maar het kruis in het eigen lichaam moet als het ware symbool worden voor de meest vreugdevolle genietingen en behoeften in het leven. Elke afbeelding van het kruis moet daarvan gaan getuigen.'' Daarna zweeg de Paus even. Hij begreep in al zijn wijsheid dat zijn kardinalen even naar adem moesten happen. ''Mijn opdracht en daarmee de opdracht van hogerhand is,'' ging hij toen verder, ''om de oude inhouden van het kruissymbool te vervangen door nieuwe inhouden. Of om het kort te zeggen: We gaan het oude,tobberige, uitzichtloze lijden vervangen door jong fris, grenzeloos genieten. Het kruis waarde kardinalen gaat gekleurd worden in het rood van de hartstocht, het geel van de zonneschijn, het groen van het ontwaken en het blauw van de onschuld. Als wij als kerk willen overleven in deze wereld moeten wij meegaan in de drijfveren van het leven en die tot uitdrukking brengen. Als we slim zijn gebruiken we het oude geaccepteerde symbool van het kruis dat iedereen meteen herkent, ontdoen dat van alle pijn en behangen het met de 38
genietingen des levens.. Dan krijgen we geen afvalligen, maar alleen meer volgelingen die in dat symbool vinden wat zij hier op aarde zoeken en verlangen. Mijn missie als Paus en mijn opdracht aan u is er voor te zorgen dat het kruis als symbool herrijst op kerken en voor huizen, langs wegen en op billboards, in alle kleuren van de regenboog, in day-glow of grafitti. Geen kleine, magere, iele, armoedige kruisjes maar grote massieve weldoorvoede kuisstructuren omhangen, bespijkerd en beplakt met bloemen, serpentines, lampions, lege wijnflesen, champagne kurken, hardgekookte eieren, gevulde koeken, engelse drop, pijpkaneel, vette worsten, potten kaviaar, chips, gepofte gort, zuigende baby's, gevleugelde copulerende paartjes en ingebouwde speakers die laten horen hoe heerlijk de hoogtepunten van genot op aarde klinken. Hier moeten wij leren van onze broeders en zusters in de Allah-landen die op vaste tijden via speakers op de minaretten hun geluiden over de dorpen en steden strooien. De orgastische geluiden uit onze kruisen moeten de gelovigen niet oproepen deemoedig of lijdzaam neer te knielen, maar hen doen ontsteken in ontembaar zinderend verlangen en geinspireerd door het kruis in elkaars armen te vliegen en aan het copuleren te slaan dat het een aard heeft. Om onze bijdrage te leveren aan de oplossing van het probleem van overbevolking op aarde zullen we na afloop van elke kerkdienst aan onze gelovigen net zoveel gezegende en met wijwater besprenkelde condooms vertrekken als ze die dag denken te gaan genieten. Wij als kerk moeten gaan bepalen hoe de mensen op aarde het bestaan ervaren. Zij zijn afhankelijk van wat wij hun voorspiegelen. Eeuwen lang hebben we gedacht dat wij de mensheid de hemel in het vooruitzicht konden stellen op voorwaarde dat ze accepteerden dat het leven hier een tranendal is. Maar de almachtige werd intussen ouder en wijzer en heeft mij te verstaan gegeven dat hij zich 'n tijdje vergist heeft en dat het bij nader inzien hartstikke leuk is om hier te zijn. Misschien denkt u, wat 'n onzin, maar dat komt dan omdat u te lang gewend hebt aan het kruis als symbool voor wat het was. En wat ik u 39
vraag kardinalen is geen verzoek maar een opdracht. Ik moet u deze opdracht geven omdat ik als onfeilbaar afgezant van de allerhoogste veel verder vooruit kan kijken dan u en nu al een wereld voor me kan zien, zoals die er over honderd jaar uitziet; een wereld waarin het kruis symbool is geworden voor vreugde, verlangen, verleiding, vervulling en verrukking. En dus, waarde kardinalen, vraag ik u vanaf nu kleur te gaan geven aan het leven op aarde, zoals dat eigenlijk waarlijk en oprecht vanaf den beginne bedoeld was. Het heeft even geduurd voordat die bedoeling echt duidelijk werd, maar nu we het weten: Aan de slag! '' Toen de Paus was uitgesproken stond de hoogstgeplaatste kardinaal op. Hij dacht twee dingen: Als eerste wat een rare Paus en als tweede als ik 'm uit die heilige stoel kan wippen word ik Paus. ''Schande,'' riep hij toen, en daarna nogmaals, ''schande! Als dit uw onfeilbare pauselijke boodschap is dient u meteen aan het kruis genageld te worden!'' ''En dat, ''kaatste de Paus meteen terug, ''bewijst dat u geen snars begrepen hebt van wat ik zei, want als u mij aan het kruis nagelt maakt u het kruis opnieuw symbool voor het lijden. Ik sta voor wat ik zeg, maar ik weiger om nog langer in mijn prediking zinvolle bedoelingen of hemelse beloningen aan het lijden in de wereld te koppelen. Dan treed ik liever af, zoek maar een andere Paus.'' Op dat moment greep de Paus met beide handen naar zijn borst en verscheen er op zijn gezicht een bijna gelukzalige glimlach. Daarna viel hij met 'n klap op de grond, pal voor de voeten van de kardinaal die ''schande'' had geroepen. Die stoel wordt dus voor mij, dacht de hoogstgeplaatste kardinaal.
40
Een nieuwe Paus Onmiddellijk nadat een Paus overlijdt gaat het college van kardinalen in conclaaf om uit te zoeken welke van hen de meest kardinale visie heeft en als plaatsvervanger van de allerhoogste de meest onfeilbare boodschap in de wereld kan brengen. De hoogstgeplaatste kardinaal in het conclaaf, die pal naast de lege heilige stoel zat, kreeg als eerste het woord. ''De vorige Paus,'' begon hij, ''die helaas zo snel en onverwacht van ons werd weggeroepen, probeerde ons naar mijn mening een heleboel baarlijke nonsens door de strot te duwen. Maar hij was niet gek, sterker nog hij was op een bepaalde manier een geniale gek. Dat van die hardgekookte eieren, gevulde koeken of vette worsten aan het kruis was natuurlijk niks, maar wat hij zei over een nieuwe beleving van ons sleets geraakte oer-symbool, het kruis, heeft zelfs mij aan het denken gezet. Ik ben erachter gekomen dat het met dat kruis eigenlijk door de eeuwen heen altijd een bloederige boel is geweest. Ik verwijs daarbij niet alleen naar Calvarië, maar ook naar de honderduizenden die tijdens de Kruistochten door de kruisridders werden afgeslacht, omdat die mensen weigerden in het kruis te geloven. Voeg daarbij de eindeloze reeks moorden in naam van het kruis tijdens de Inquisitie, om nog maar te zwijgen over de wrede gruwel van Hitler onder het symbool van het hakenkruis. Altijd het kruis, eigenlijk altijd opnieuw de aggresieve, wrede taal van de gekruiste degens. We zijn onderhand verdronken in het bloed en daar moeten we echt eens 'n keer van af, dat wil zeggen, we moeten van dat kruis af, want al dat bloed heeft nog nooit ergens toe geleid.'' Sommige kardinalen wilden op dat moment opstaan en de conclaafkamer uit protest verlaten, maar dat was verboden. Ze moesten aanwezig blijven totdat er overeenstemming was bereikt over wie van hen de nieuwe Paus zou worden. ''De geschiedenis bewijst,'' ging de hoogstgeplaatste kardinaal verder, ''dat het symbool van het kruis niet alleen dorstig is naar 41
bloed, maar ook naar rijkdom. U kunt die zucht naar rijkdom terug vinden in de duizenden kilo's goud, zilver en edelstenen die in onze kerken en kathedralen te pronk staan in kruisen, tabernakels en beelden. Al dat goud en al die kostbaarheden hebben we kunnen stelen uit verre landen door de mensen daar te doen geloven dat er na de dood een hemel op hen wachtte indien ze zich bekeerden tot het kruis. Eeuwen lang hebben we die landen leeggeplunderd en met het symbool van het kruis in de hand aan miljoenen het blijvende, onherstelbare leed der armoede opgelegd.'' Hoewel het streng verboden is om tijdens een conclaaf-speech te spreken, boog een van de kardinalen zich op dit moment over naar de vrouwelijke kardinaal naast hem en fluisterde haar in het oor: ''Die moeten we dus niet kiezen.'' ''Ssst,'' siste zijn buurvrouw, ''luister.'' ''Mijn conclusie is,'' vervolgde de hoofdkardinaal, ''dat het kruis als symbool van onze kerk moet verdwijnen. Dat lukt natuurlijk niet overnacht, maar we kunnen beginnen de scherpe kanten er af te halen. En hier ga ik ver mee met de vorige Paus die in dezelfde richting dacht. Hij holde te hart en liep mijns inziens ook teveel alle kanten op, maar in essentie zeg ik hetzelfde als hij: 'Het kruis moet ontdaan worden van het bloed en het lijden en omgebouwd worden tot een symbool voor vreugde en welvaart.' Als we dat voor elkaar krijgen worden we vanzelf ook weer geloofwaardig voor mensen in de welvarende landen die elk geloof in het lijden allang hebben opgedoekt. En voor de armen in de wereld verliezen we onze aantrekkelijkheid als kerk niet omdat we met een symbool van welvaart de belofte van geluk van de hemel naar de aarde verplaatsen.'' Op dat moment werd het muisstil in de conclaafkamer. Iedereen dacht maar één ding: Hoe denkt hij dat te gaan doen? ''Ja, hoe gaat hij dat doen hoor ik u denken,'' zei de hoofdkardinaal, ''en ik zal u niet langer dan nodig in spanning houden. Het is een drie stappen plan. Allereerst worden alle 42
kruisen vanaf nu in forse potten tuinaarde geplaatst. In die tuinaarde planten we naast elk kruis wijnstokken. We vertroetelen die wijnstokken zo met zorg en liefde dat ze binnen de kortste keren alle kruisen met frisgroene wijnranken en druiventrossen overgroeien en overwoekeren. Zowel de verticale als de horizontale balk van het kruis wordt op deze manier volledig aan het oog onttrokken. Het kruis wordt door onze zorg en liefde als het ware wegvertroeteld en getransformeerd tot drager van de meest verrukkelijke en rijke vrucht op aarde. U, kardinalen kent de genietingen van deze vrucht als geen ander, omdat u elke dag al in de vroege morgen alle heerlijkheden van de druif tot u neemt. In deze eerste fase van de strategie wordt het kruis dus overal totaal onzichtbaar gemaakt n tegelijkertijd vervangen door ons nieuwe symbool voor vreugde en welvaart: De druiventros. Met het beeld van de druiventros maken de koude, harde, hoekige mannelijke vormen van het kruis plaats voor zachte, ronde, vrouwelijke vormen. In fase twee gaan we schitterende druiventrossen maken die in allerlei materialen en maten boven de daken, ingangen en altaren van onze kerken worden geplaatst. Als wij het kruis niet meer in onze kerken laten zien zal het langzaam vanzelf uit de huiskamers verdwijnen en vervangen worden door ons nieuwe symbool. Ondernemers zullen op dat moment ontdekken dat er een enorme markt bestaat voor ons nieuwe symbool en dankzij hun activiteiten zal de liquidatie van het oude symbool aanzienlijk versneld worden. Op dat moment gaan we naar fase drie waarin we al het goud dat we als kerk eeuwen geleden hebben gestolen terug gaan geven. Wereldwijd worden al de gouden kruisen, tabernakels en beelden in onze kerken omgesmolten tot druiventrosjes van verschillende grootte die als hals-sierraad gedragen kunnen worden. Iedereen die een gouden kruis als sierraad draagt kan dat komen omruilen voor een druiventros met een tweemaal zo hoog gewicht aan goud. Uiteraard één omruil per persoon en zolang de voorraad strekt. De ingeruilde gouden kruisen worden onmiddellijk omgesmolten 43
tot druiventrosjes, die we op grote schaal als beloning gaan geven aan mensen die goede werken verrichten. Ik kan u verzekeren kardinalen dat ik de kracht en de macht van het symbool ken en dat indien mijn visie gestalte krijgt het aanzien van de aarde eindelijk meer zal gaan lijken op wat de allerhoogste voor ogen staat.'' Op dat moment klonk er in de conclaafkamer een geluid dat daar nog nooit eerder had geklonken. Als één man en één vrouw begonnen alle kardinalen op hetzelfde moment te applaudiseren. Even later kringelde er witte rook uit de schoorsteen boven de conclaafkamer en nam de nieuwe paus plaats op de heilige stoel. ''Ik vermoed,'' zei hij bescheiden, ''dat dit misschien een gepast moment is voor een mooi glas wijn.''
44
Leven na de dood Mijn vriend was een zoeker. In zijn kamer stonden langs alle vier de muren boekenkasten die tot aan het plafond reikten. Hij had vele honderden boeken gelezen. Hij kwam tot de overtuiging dat alles voortkwam uit een soort onuitputtelijk vat, het grote onbewuste, waar alles na de dood ook weer naar terugkeerde. Helemaal niets ging ooit verloren. Hoe langer hij daarover nadacht, hoe nieuwsgieriger hij werd naar wat zich aan de overkant van het leven, dus na de dood, afspeelde. En als iedereen die dood was gewoon in een andere vorm doorleefde, moest het op een of andere manier mogelijk zijn om daarmee in contact te komen. Het eigen persoonlijke onbewuste stond naar zijn idee het nauwst in relatie tot het grote onbewuste en was dus het aangewezen instrument om tot het leven aan gene zijde door te dringen. Op een avond vroeg hij me om samen met hem te proberen in contact te komen met de wereld van de overledenen. Hij woonde sinds kort in een oud boerenhuis, waarin de vroegere eigenaresse zich bijna 'n jaar geleden had opgehangen. ''Het zou goed kunnen,'' zei mijn vriend, ''dat ze spijt heeft van wat ze deed. Als dat zo is verlangt ze er waarschijnlijk naar haar daad ongedaan te maken en dwaalt ze hier nog rond.'' Hij liet me een bord zien waarop in een cirkel alle letters van het alfabet stonden. Bovenaan in het midden stond ''Ja'' en onderaan in het midden stond ''Nee''. Hij nam een klein borrelglaasje, plaatste dat in het centrum van het bord en vroeg me daar mijn vinger op te leggen. Niet om het glaasje op z'n plaats te houden, maar alleen om het licht aan te raken. Ook hij plaatste zijn vinger op het glas. ''Let nu op,'' zei hij, ''ik ga een vraag stellen en dan zal het glaasje zonder dat wij het sturen zich vanzelf in de richting van de letters op het bord gaan bewegen, en als we die letters op een rij zetten, krijgen we eerst woorden en dan zinnen. Die woorden en
45
zinnen brengen wat in ons onbewuste omgaat in contact met het grote onbewuste en dat reageert vervolgens op onze vraag." "Is daar iemand?'' begon hij. En verdomd, het glaasje, waarop losjes onze vingers lagen, bewoog zich meteen naar ''Ja.'' Ik kreeg een schok. Hoe kon dit? ''Bent u hier in de kamer?'' vroeg hij. Het glaasje bewoog opnieuw meteen naar ''Ja.'' Toen vroeg hij: ''Wie bent u?'' Op dat moment begon het glas vliegensvlug van letter naar letter over het bord te bewegen. Ik volgde wat het schreef: ''Zoek mij,'' schreef het, ''zoek mij in de b i j o u x.'' ''Wat is dat nou voor woord,'' zei ik en sprak het tegelijk fonetisch uit: ''bijouks''. ''Nee joh,'' zei m'n vriend, ''bijoux, juwelen, sieraden!'' ''Waar moet ik de bijoux zoeken?'' vroeg hij toen. Het glas reageerde meteen: ''Zoek mij achter de wastafel.'' ''Zij is het,'' zei mijn vriend, ''ze heeft het over haar huis. We moeten verder vragen.'' ''Zijn die bijoux belangrijk voor u?'' vroeg hij toen. Op dat moment begon het glaasje als een razende te lopen en schreef achter elkaar, opnieuw en opnieuw: ''Zoek de bijoux, zoek de bijoux, zoek de bijoux.'' We keken elkaar aan. ''Nou,'' zei m'n vriend, ''wat vind je hiervan?'' ''Waar zit die wastafel?'' vroeg ik. ''In de badkamer, zullen we kijken?'' ''Natuurlijk,'' riep ik, ''meteen kijken!'' Maar we vonden niets. ''Er zit,'' zei m'n vriend, ''in de slaapkamer een schot met een kruipruimte onder het dak. Ik ben daar nooit geweest, maar volgens mij loopt die kruipruimte naar de achterkant van de badkamermuur met de wastafel. Misschien bewaarde ze daar haar juwelen en kan ze er nu ze dood is nog steeds geen afstand van nemen. Ik pak een zaklantaarn, want er zit daar geen licht.'' Even later wurmde hij zich door het schot in de kruipruimte. ''Zie je iets?'' riep ik. ''Wacht even, ik ben er bijna,'' hoorde ik 46
''Nee,'' zei hij even later, ''het is hier helemaal leeg, er is hier niets.'' Terug bij het bord dronken we iets en legden opnieuw onze vingers op het glaasje. ''Bent u er nog?'' vroeg mijn vriend. Het glaasje begon meteen te lopen. ''Zoek me,'' schreef het. ''Wie bent u,'' vroeg mijn vriend, ''bent u een man of een vrouw?'' Het was alsof het glaasje zich op dat moment oplaadde met energie, het vloog onder onze vingers van letter naar letter en schreef: ''I k b e n g o d'', en opnieuw: ''i k b e n g o d.'' ''Bent u hier in de kamer?'' vroeg mijn vriend. Het antwoord kwam meteen: ''Zoek mij in de brievenbus.'' ''Wat nou weer,'' zei ik, ''bewaarde ze die juwelen in de brievenbus?'' ''Ik ga toch kijken,'' zei m'n vriend en stond op. Even later kwam hij terug. ''Alleen een foldertje...'' zei hij en liet het me zien. Het was een foldertje van Jehova's Getuigen of zo. Op de voorkant las ik: ''Alleen indien u waarlijk God zoekt, zullen alle verlangde rijkdommen tot u komen.'' Ongeveer vier weken later zag ik mijn vriend weer. ''Ik heb lang gezocht en nagedacht,'' zei hij, ''maar ik ben er denk ik uit. Dat bord brengt ons niet in contact met de overledenen. Het enige dat dat bord doet is woorden geven, je zou kunnen zeggen oer-woorden of symbolen, die diep in ons zitten. Voor ons, omdat wij mannen zijn, zijn dat oer-woorden die in ons onbewuste als man betekenis hebben. Die bijoux, of juwelen betekenen bijvoorbeeld voor ons als man schoonheid; de schoonheid van de vrouw. ''Zoek de bijoux'' wil niets anders zeggen dan ''Zoek de vrouw'', en ''Zoek de bijoux achter de wastafel'' zegt alleen dat je rein en puur moet zijn als je de vrouw wilt vinden. Die brievenbus is gewoon een ander woord voor de holte in de vrouw. Daar moet je als man god, de voleinding van alles, zoeken. Ja en dat foldertje, dat weet ik niet, dat lag daar toevallig op dat moment in de bus, hoewel... wat is toeval?''
47
''Oké,'' zei ik,'' ik hoor je, maar je bent eigenlijk geen bal opgeschoten met wat je wilde, je wilde kijken of je echt in contact kon komen met overledenen.'' ''Nou,'' zei hij, ''daar heb ik over nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat daar een veel grotere concentratie voor nodig is. Als je wilt zouden we een experiment kunnen doen. ''Gevaarlijk?'' vroeg ik. ''Nee,'' zei hij, ''maar het moet in totale afzondering plaatsvinden. We zouden ons in volledige stilte in een absoluut donkere ruimte heel diep moeten concentreren op de afwezigheid van een geliefde dode in ons, en die dode door ons verlangen naar zijn of haar aanwezigheid moeten oproepen zich aan ons kenbaar te maken.'' ''En waar wil je dat doen,'' vroeg ik. ''Hier, vanavond, in de schuur achter het huis,'' zei hij, ''we gaan daar gewoon zitten. Het is er helemaal stil, niets geen elektrisch licht, alleen wij, geconcentreerd op een geliefde dode.'' Hij nam twee stoelen mee. Het was in de schuur inderdaad aardedonker. Hij had een zaklantaarn bij zich, die hij uitknipte zodra we zaten. ''Concentreer je nu,'' zei hij zacht, ''op de meest geliefde persoon die je ooit kende en gestorven is, ik doe dat ook en dan wachten we of de pijn die hun afwezigheid ons doet voelen hen bereikt. We vragen ze in feite naar ons toe te komen om ons lijden te verlichten en brengen hen ons leven in herinnering. Doden zijn niet wreed, ze willen vrede en hereniging en zullen kenbaar willen maken dat ze deel willen zijn van dat verlangen in ons. Zodra ze dat signaal van ons oppikken, kunnen ze niet anders dan ons laten weten dat ze net als wij nog leven; weliswaar aan gene zijde, maar hier en nu met ons. Ze zullen ons daar signalen van geven en op die signalen wachten wij hier in de schuur.'' ''Dus,'' zei ik, ''we gaan hier gewoon zitten wachten.'' ''Ja hier,'' zei hij, ''en concentreer je op een persoon die je liefhad en stierf.'' ''Hoelang?'' vroeg ik. ''Gewoon zitten,'' zei hij. En daar zaten we in het stik donker. Niets, geen enkel geluid. We zeiden
48
geen woord en wachtten. Ik vooral diep geconcentreerd op mijn lieve vriendin die vorig jaar was overleden. Plotseling hoorde ik iets. ''Hoorde je dat?'' vroeg ik. Ja, hij had het gehoord. ''Wacht,'' zei hij, ''blijf je concentreren.'' Ik wachtte ongeveer drie minuten, maar er gebeurde niets. En toen opeens opnieuw datzelfde geluid, maar nu vanuit een andere hoek. "Ja,'' zei hij, ''ik hoor het, wacht.'' Op dat moment voelde ik me werkelijk opgenomen in het al en een speelbal van de goden. Wat hier gebeurde was ver en ver boven alles wat ik met mijn paardenverstand ooit had kunnen bevroeden. Daarna kwam het geluid opnieuw heel duidelijk van een heel andere kant van de schuur. Ik dacht dat ik gek werd en wilde weg. ''Wacht,'' zei mijn vriend. ''Hou op,'' riep ik, en greep de zaklantaarn uit zijn handen. Ik richtte het licht op de plek waar het geluid vandaan kwam en zag een kikker die zich kennelijk in het donker gevangen voelde en springend en krassend tegen de planken van de schuur zijn weg naar buiten probeerde te vinden.
49
Schimmel Het gaat goed met de geneeskunde. Bijna dagelijks berichten kranten, tijdschriften en televisie over de fabelachtige ontdekkingen op weg naar genezing van de meest vreselijke, gecompliceerde ziekten. Alleen laatst werd al dat goede nieuws even onderbroken door een naar bericht over de slechte vooruitzichten met betrekking tot de bestrijding van schimmels. Gebleken was dat meer en meer schimmels, vooral door het langdurige gebruik van het brede scala bestrijdingsmiddelen in de landbouw, resistent waren geworden en niet meer op welk medicijn dan ook reageerden. Niet meer te genezen dus. Dat bericht bereikte me een paar weken geleden en ik zou het onmiddellijk vergeten zijn, ware het niet dat ik ineens een kriebeltje op de top van mijn penis voelde. ''Was je goed'', zei m'n vriendin, ''dan is 't zo weer over.'' Maar na een paar dagen had zich een hard korstje gevormd en ik besloot m'n dokter te raadplegen. ''Een eenvoudige schimmel'', zei de dokter. ''Ik zal je tabletjes geven en een zalf, dan ben je er zo af.'' Na drie dagen ontdekte ik in het midden van het korstje een zwart puntje. ''Het gaat niet goed'', zei ik tegen m'n vriendin, ''en het begint pijn te doen.'' Ze bekeek m'n penis en schrok. ''Niks huisdokter,'' riep ze, ''ziekenhuis!'' De dermatoloog in het ziekenhuis nam wat flinters van het harde korstje en bekeek die onder de microscoop. ''Heeft u ooit een steenpuist gehad'', vroeg hij. Dat kon ik gelukkig ontkennend beantwoorden. ''Heeft uw vrouw of vriendin zover u weet wel eens met een steenpuist in het vaginale gebied te maken gehad?'' Vaag herinnerde ik me dat ze daar inderdaad 'n jaar of drie geleden zo'n puist had gehad. ''Dan zou ik haar graag willen zien'', zei de dokter. 50
''Mij zien'', zei mijn vriendin, ''waarom?'' Maar ze ging wel de volgende dag. ''Uw vrouw heeft een vaginale schimmel'', zei de dokter nadat hij haar had onderzocht. ''U hebt die schimmel waarschijnlijk van haar overgenomen. Dat zij geen last heeft kan te maken hebben met het feit dat schimmels transformeren al naargelang de voedingsbodem, schimmels zijn als het ware poreus. Ze maken het stafylokokken mogelijk binnen te dringen. Dat kan resulteren in een steenpuist. Ik zal u antibiotica geven.'' Maar daarmee was de kous niet af. Na drie dagen was mijn penis zo gezwollen en pijnlijk dat ik me opnieuw bij de polikliniek meldde. De dokter was niet ontevreden maar zei dat het 't beste was de puist op m'n eikel eruit te snijden. ''Dat lijkt'', zei hij ,''gezien de delicate plaats heel wat, maar het is in feite een eenvoudige ingreep.'' Hij zou het onder plaatselijke verdoving doen en me pijnstillers geven. ''Binnen een paar dagen bent u weer de oude'', zei hij. Dat was waar, maar niet helemaal, want de schimmel bleef en groeide en breidde zich uit. In de weken daarna slikte ik ongeveer vier verschillende pillen en smeerde ik diverse zalven. De dokter keek bedenkelijk. ''Laat ik eerlijk zijn'', zei hij, ''wat ik hier zie is nieuw voor mij. Maar wat ik wel weet is dat die schimmel niet in uw bloedbaan terecht mag komen want dat kan dodelijk zijn. Ik ben zo'n beetje uitgedokterd. Ik kan nog een laatste medicijn proberen.'' ''En als dat niet helpt,'' vroeg ik. ''Dan moet ik u adviseren,'' zei hij, ''de schimmel radicaal uit te snijden. Maar neem eerst uw medicijn, dan zien we verder. Ik doe wat ik kan, maar ik ben God niet. Schimmels zijn Gods scheppingen. Ik ben hooguit instrument om god duidelijk te maken dat die schimmel-schepping niet zo'n goeie is. Laten we hopen dat-ie naar me luistert. Als ik God was en dat ben ik niet, maar als ik God was zou ik die scheppingsdrang ’n beetje intomen en eerst wat beter nadenken over de consequenties. Of laat ik het als dermatoloog met mijn praktijkervaring zo zeggen: 51
'Als je iets in elkaar sleutelt als seksualiteit en het genieten daarvan tegelijkertijd afstraft met allerlei vreselijke geslachtsziekten, moet je wel heel erg ziek zijn.'" M'n wachtkamer zit elke dag vol zieken. Tot nu toe meldde God zich niet als zieke. Maar als-ie komt help ik 'm graag met een injectie uit z'n lijden. Want waarom zou je een ongeneeslijke zieke langer laten lijden dan nodig is.''
52
Een vreemde vrouw De dancing was afgeladen. Alles bewoog en dreunde. Toen werd het ineens stil. Dat was het moment waarop ik haar zag. Heel stil werd het van binnen in me met het wonderlijke besef: Zij is het! Die ogen, die gestalte... Ze danste gereserveerd. Niets verraadde dat de ontmoeting met mij voor haar 'n bijzondere betekenis had. Maar ze bleef wel bij me en leunde zelfs nu en dan even tegen me aan, keek dan even naar me op en zuchtte. Was dat opwinding, verveling? Ik, of wat van dat 'ík' op dat moment nog over was, ik smolt en verdronk in de vorm van haar gezicht, waarin zich de geheimste gebieden van mijn binnenste spiegelden. Was dit wat men de zevende hemel noemt? Ik wilde weg uit deze omgeving en alleen met haar zijn. Ze stemde toe. Bij mij thuis verdween haar gereserveerdheid. Als roofdieren bijna vielen we op elkaar aan. Die honger, die enorme onstilbare honger was compleet nieuw voor me. Slapen was ver weg. We spartelden door de nacht en pas toen het al licht werd diende zich de eerste vermoeidheid aan."Ik moet gaan werken", zei ik. Op dat moment begroef ze haar prachtige gezichtje diep in het kussen en zei: "Als je het goed vindt blijf ik hier". Gelukkiger kon ik niet zijn. Die dag spookten er allerlei plannen door m'n hoofd. Wat te doen om dit zo bijzonder te maken dat ze voor altijd zou blijven. En ineens wist ik het. "Frankrijk," riep ik, "we gaan naar Frankrijk lieverd, holiday, holadiee, niet nadenken, doen... bikini, tandenborstel, zonnebril en wegwezen!" "Wanneer?" vroeg ze. "Wanneer, wanneer?…nu!" "Dan moet je toch eerst reserveren?"' zei ze. "Frankrijk lieverd, toeren door Frankrijk. In elk romantisch dorpje of stadje vind je hotelletjes, heerlijke restaurants,
53
goddelijke wijnen, terrine, riz de veau, des rognons au champagne, zonneschijn en verkoelende frisse Loire wijnen…" "Ik moet wel eerst pakken." reageerde ze. Ze deelde m'n enthousiasme niet, maar dat zou wel komen. Twee uur later verscheen ze met een enorme koffer. Ze droeg een lange, zwarte zijden jas met purperen voering. "Waar ga jij naar toe?" vroeg ik. "Frankrijk zei je toch?" Die nacht haalde ik wat slaap in en m'n plan was de volgende ochtend vroeg te vertrekken. Eerste stop werd de Ardennen. Een landelijk klein hotel met restaurant. Ik bestelde 'n fles bourgogne op de kamer om in afwachting van het diner alvast 'n glaasje te drinken. "Hoe vind je de wijn?" vroeg ik. "Ik heb 'm nog niet geproefd." zei ze. Ik keek naar buiten naar het prachtig glooiende landschap. Toen hoorde ik haar naar het toilet rennen en het geluid van overgeven. Ik vroeg wat er was, of ze zich ziek voelde en of ik iets voor haar kon doen. "Ik ben denk ik 'n beetje nerveus en kan maar beter niets eten." Het liefst ging ze naar bed. Ik at alleen. De volgende dag voelde ze zich beter. De zware koffer, die nog niet open was geweest, ging in de bagageruimte met daarbovenop de zwarte zijden jas, omdat die in de koffer zou verkreukelen. De volgende dag vonden we in de Bourgogne een klein landelijk hotelletje. Helemaal Frans met houten luiken voor de ramen, bloemetjesbehang, 'n krakend bed en... uitzicht op 'n klein meer. Er werd geen diner geserveerd, daarvoor moesten we 'n paar kilometer verderop zijn. Eenmaal in het restaurant bekeken we het menu. "Ik wil rijst." zei ze. Ik keek in het menu en zag dat er geen rijst op stond. "Ze hebben geen rijst," zei ik, "misschien is er iets anders dat je lekker vindt."
54
"Bestel rijst voor me, ik hoef niet in het menu te kijken, ik wil rijst." "Als ik rijst bestel - en de vraag is of ze wel rijst hebben maar als ik rijst bestel, gaat 't zeker 'n half uur duren voordat het gaar is. Dus misschien morgen ergens eten waar ze wel rijst hebben." Op dat moment werd ze woedend. Het was een soort ijskoude woede. Ze keek me minstens een minuut aan. Toen zei ze: "Als jij dat Frankrijk van je zo leuk vindt en zo van die armoedige hotelletjes houdt, dan moet je verder maar alleen genieten!" Ze pakte ze m'n autosleutels die ik op tafel had liggen en verliet het restaurant. Ik was verbijsterd, bestelde het eten af, betaalde de drankjes en ging naar buiten. Ze was er niet. Na lang wachten lukte het me een lift naar het hotel te krijgen. Ik zag m'n auto niet staan. Bij de receptie verontschuldigde ik me dat ik m’n sleutel was kwijt geraakt. Ik wachtte op haar terugkomst maar ze kwam niet. De volgende ochtend vroeg zocht ik vervoer naar de dichtst bijgelegen stad en nam de trein naar huis. Voor de deur stond m'n auto. De voordeur stond open. Binnen trof ik de autosleutels en huissleutels. Het geld dat ik in een ladekastje in de kamer bewaarde was weg. Wie was zij? Ik wist niet eens precies haar achternaam, noch waar ze woonde of werkte. Ik heb haar nooit meer teruggezien.
55
Ronda Ronda had dikke dijen, donkere Afrikaanse dijen, hard-vlezig, stevig en gespannen. Ze bolden aan de voorkant op alsof ze naar je toe kwamen. Ze had geen lange benen, maar als ze een maillot of kort stretch-shortje droeg, trok ze direct de aandacht van de jongens. Ze merkte dat ze vooral keken als de maillot of het broekje heel strak om haar dijen zat. De manier waarop de jongens naar haar keken daagde haar uit. Wat zagen ze precies? In 'n satijnen maillot bestudeerde ze zichzelf in de spiegel. Waren het haar dijen of was het die lijn die bovenaan naar binnen liep met die kleine kleine uitstulping daar? Ze trok de maillot strakker en hoe strakker ze die trok, hoe meer je die uitstulping zag. Het zag er uit als 'n soort half bolletje. Dat vond ze 'n beetje stom staan. Kwam dat door het haar daar? Als ze de maillot nog strakker trok, splitste de bolling ’n beetje in tweeën. Dat zou nog meer aandacht trekken. Ze besloot het haar weg te scheren. Ze trok de maillot weer aan en keek in de spiegel naar de twee uitpuilende plooitjes in satijn. Ze mocht dan niet van die lange benen hebben als die meiden in modetijdschriften, maar als ze er zo uitzag zou ze elke jongen kunnen krijgen. Het ging erom wat je droeg en hoe je het droeg, dat was het geheim. En het werkte. Ze werd waar ze ook kwam meteen omringd door jongens. Ze wilden haar allemaal. ''Ronda,'' zeiden ze, ''Ronda, wow man, dat lijf vraagt er gewoon om, ze is al zwanger als je alleen maar naar haar blaast.'' Er was een jongen die ze echt ''te gek'' vond. Hij werd haar vriendje. Johnny was het helemaal, al die anderen waren niks. Met Johnny kon je lachen. Soms dronk hij een beetje veel, maar dan kwam hij pas goed los. 'n Wilde was het en daar hield ze van. Soms nam ze ook 'n glas en als ze uitgingen wel meer dan een. Ze haalden af en toe 'n hele nacht door en tolden dan behoorlijk vol drank het bed in. ''Wat... ik vader... ik vader... daar drinken we op,'' riep Johnny toen ze hem vertelde dat ze zwanger was. 56
Ronda was blij dat hij er niet moeilijk over deed en hief het glas. Haar zwangerschap veranderde eigenlijk niets. Ze feestten gewoon door. Na 'n maand of vijf werd haar buik echt zichtbaar dikker. Toen, na een nacht waarin ze flink aangeschoten waren gaan slapen, werd ze 's morgens alleen wakker. Ze riep Johnny, keek in de woonkamer en naar buiten of zijn auto er stond, maar hij was er niet. Ze ontdekte dat alle spullen die hij de afgelopen maanden successievelijk naar haar huis had gebracht weg waren. Ze informeerde de dagen daarna bij zijn vrienden, maar niemand had hem gezien of wist waar hij was. Ze stond er alleen voor. Uit regelmatig onderzoek in het ziekenhuis bleek dat alles met de baby goed was. Het werd na acht maanden geboren. Het was een prachtig kindje, erg klein en met opvallend korte armpjes en beentjes. ''Zeker twee weken couveuse,'' zei de dokter. Ronda ging elke dag naar het ziekenhuis om het te voeden. Het kind dronk weinig. Het was alsof 't niet genoeg kracht had om de melk uit de borst te zuigen. Er werd besloten het kunstmatig te voeden. Na vier weken kon Ronda het mee naar huis nemen. Maar twee dagen daarna zag ze dat het kind ademhalingsmoeilijkheden had. Ze ging meteen naar het ziekenhuis. De doctoren besloten na onderzoek om het met beademing opnieuw in de couveuse te houden. Ronda zat dagelijks uren naast haar kind en volgde op de apparatuur de ademhaling. Ze zag dat het hoofdje groeide maar dat het lijfje klein bleef. Toen ze daarover sprak met de arts hoorde ze dat als de longen niet groeiden haar kind niet in staat zou zijn zelf te ademen en dood zou gaan. ''Wat kunt u doen om ze te laten groeien?'' vroeg Ronda. ''Niets,'' zei de dokter, ''als het hoofdje doorgroeit en de longen niet voldoende zuurstof naar de hersenen kunnen brengen, houden de signalen naar de rest van het lichaam op. Dan gaat het dood.'' Ronda huilde.
57
''Maar,'' zei de dokter, ''ik vraag me af hoe het komt. Heeft u tijdens de zwangerschap of de vader vóór de zwangerschap misschien regelmatig alcohol gebruikt?'' Ronda besloot in het ziekenhuis te blijven. Ze zat naast de couveuse en keek uren naar haar kindje. Ze wilde dat het bleef leven ''Mamma houdt van je,'' zei ze steeds. De verpleegsters waren aardig. Ze brachten haar elke dag eten. Na vier dagen zag ze op de beademingsapparatuur dat het kind bijna geen adem meer kreeg. De dokter en de verpleegsters waren erbij toen het stierf. Er waren niet veel mensen op de begrafenis. Het witte kistje, niet veel groter dan een forse schoenendoos, was heel mooi gemaakt. Ronda wilde alleen witte bloemen. Ze huilde de hele dag. Langzaam, heel langzaam herstelde ze zich. Ze vermeed naar zichzelf in de spiegel te kijken. De kleertjes van vroeger kwamen niet meer uit de kast en wel duizend keer dacht ze hetzelfde: Ik heb mijn kind vermoord.
58
Een avontuurlijke eend Hij zag eruit als een gewone eend die net als alle andere eenden elke dag ronddobberde in dezelfde vijver. Om in leven te blijven dook hij regelmatig onder water om naar voedsel te zoeken. Hij was geen ontevreden eend, want hij vond in de vijver elke dag voldoende voedsel om z'n buik te vullen. Soms fladderde hij even naar een andere plaats in de vijver als zijn mede-eenden de indruk gaven dat daar wat meer lekkers in de bodem onder water zat, maar vliegen kon je dat niet echt noemen. Nadat hij een aantal jaren in die vijver had rondgedobberd kreeg hij opeens de kriebels. Ik kan hier nog wel een tijdje doordobberen en duiken, dacht hij, maar als ik op 'n dag stilletjes afscheid moet nemen ontdek ik misschien te laat dat ik behalve die vijver hier en die paar prachtige bomen om me heen niks van de wereld heb gezien. Hij was dus duidelijk geen domme eend, want een eend die meer van de wereld wil zien en weten is geen domme eend. Op het moment dat hij zich realiseerde dat de wereld waarschijnlijk veel groter was dan dat plasje waarin hij dagelijks rondpeddelde, veroorzaakte dat heel even verbijstering onder de andere eenden in de vijver. Ze zagen hoe een gewone eend zoals zij plotseling met z'n vleugels klapperde en opvloog om vervolgens in no-time in de verre verte te verdwijnen. De eend die zijn vleugels uitsloeg wist heg noch steg in de wereld. Na uren onvermoeibaar vliegen landde hij op een plein in Florence. Waar ben ik hier, dacht hij. "Machiavelliplein,'' las hij op een bordje. Hij waggelde in de richting van een groot, oud, klassiek gebouw met boven de ingang het woord ''Bibliotheek''. Na wat kwekken liet de portier hem binnen. Er waren daar boeken waarin hij las dat je een ideaal en een doel in je leven moet hebben en dat je om je doel te bereiken desnoods door roeien en ruiten moet gaan. Als iemand je bij de 59
verwezenlijking van je ideaal in de weg staat moet je je niet meegaand of beminnelijk opstellen, want dat pakt altijd verkeerd uit. Als je je ideaal en je doel echt wilt bereiken moet je iedereen die je in de weg staat meteen je spierballen laten zien en met alle messen, degens, pijlen, bogen, knuppels, stokken, hooivorken of soldatenlegers die je ter beschikking hebt elke weerstand uit de weg ruimen. Wat 'n boek, dacht de eend, je moet dus niet gewoon maar wat ronddobberen, maar een ideaal en 'n doel in je leven hebben en er niet voor terugdeinzen om desnoods met gebruik van wat dan ook dat doel te bereiken. Gewapend met die kennis vloog hij richting Duitsland en streek neer op een plein in Berlijn. ''Hitlerplein'', las hij op een bordje. Hij zocht meteen naar een bibliotheek om in de boeken kunnen duiken, maar hij vond geen bibliotheek. Kwekkend met wat mensen die op het plein rondliepen en hem over hun verleden en ervaringen vertelden, kwam hij erachter dat hier ooit iemand woonde die zo begeisterd werd door zijn ideaal van een nieuwe wereldorde, dat hij rücksichtslos miljoenen de dood in joeg omdat ze het niet eens waren met het ideaal dat hij nastreefde. De eend voelde zich onbehaaglijk op het plein en besloot naar het oosten richting Rusland te vliegen. Daar kon hij misschien een vredig vijvertje vinden en wat eten opduiken. Hij landde op een plein in Moskou. Er was wel een vijvertje maar dat zat dichtgevroren. Wat rillerig waggelde hij over de beijzelde stenen. ''Stalinplein'' las hij toen op een bordje. ''Weet u wie Stalin was,'' vroeg hij voorzichtig aan iemand met een hele dikke bontmuts. ''Ja, antwoordde die, ''dat was een grote idealist die er naar streefde alles in de wereld eerlijk te delen. Iedereen evenveel, zei hij, niet de een meer dan de ander en ik ga de verdeling van alles organiseren, eerst hier in ons eigen land en later in de hele wereld. Dat leek een mooi ideaal, maar veel mensen wilden helemaal niet delen. Tegen die mensen zij hij: 'Als je niet van de partij wilt zijn sluit ik je op of hang ik je op.' Zo wilde hij ze 60
dwingen mee te werken om toch zijn doel te bereiken. Maar ze bleven weigeren, vandaar dat hij om te bewijzen dat het hem echt ernst was met dat ideaal uiteindelijk tienduizenden doodvonnissen moest tekenen.'' De eend streek even zijn veren glad. Toen vroeg hij: ''Weet u ook of die man ooit Florence bezocht en daar misschien een boek tegenkwam van ene Machiavelli?'' De bontmuts schudde van nee en liet de eend bijna versteend van kou en verbijstering achter op het plein. Ik ga de warmte een beetje opzoeken, dacht de eend en zette meteen koers naar het zuiden. Nadat hij zich goed warm had gevlogen daalde hij langzaam omlaag en landde op een groot plein in Beijing. Hij kreeg even de indruk dat de mensen hem met wat scheve ogen aankeken, maar hij liet zich niet afschrikken. Op een van de hoeken van het plein ontdekte hij een bordje waarop stond ''Maoplein''. Er liepen duizenden mensen en het was echt het drukste plein dat hij ooit had gezien. Iedereen liep met vlugge kleine pasjes. Niemand liep langzaam, iedereen had haast. Hij probeerde 'n paar maal iemand staande te houden om een vraag te stellen, maar ze hadden duidelijk geen tijd voor 'm. Toen zag hij ineens iemand die niet bewoog. De man stond heel stil te staan en keek naar iedereen die zich aan hem voorbij haastte. Het leek er even op dat hij daar alleen maar stond om te kijken of iedereen wel snel genoeg liep. ''Meneer,'' zei de eend tegen hem, ''kunt u me zeggen wie Mao was?'' ''Nou en of,'' antwoordde de man, ''Mao was de grootste idealist aller tijden. Hij wilde dat er niemand in China ooit nog honger had en u weet misschien dat hier elke dag meer magen gevuld moeten worden dan in enig ander land in de wereld. Mao verving 'bid en werk' door 'werk en eet'. Iedereen aan de slag, geen luilakkerij meer, geen tijd rekken, opschieten! Luxe is verspilling en van u af aan verboden. Voor elke cent die we niet meer aan luxe besteden kunnen we een bord rijst of bami op tafel brengen. Afgelopen met die show-gosers en deftige dames. Allemaal hetzelfde simpele werkpak met 'n petje en aan 61
de slag. En al het je niet aanstaat of je weigert te werken, hoor je niet thuis in de nieuwe, ideale hongerloze samenleving die mij voor ogen staat en ga je d'eruit en d'eraan. Duizenden weigerden de weg die hij wees te volgen en met hen is het slecht afgelopen.'' ''Tjee,'' zei de eend, ''het is me wat met al die grote idealen. Mao zei dus, opschieten, opschieten, hoe sneller je werkt en hoe minder tijd je verspilt, hoe meer je produceert en hoe minder honger. Maar Mao is er niet meer, hoe komt 't dan dat iedereen hier nog steeds zo'n haast heeft?'' ''Ik denk,'' zei de man, ''dat Mao in zijn streven naar een ideale maatschappij de trage Chinees voorgoed heeft uitgeroeid. Rare Chinezen zijn er nog wel, maar trage Chinezen nee... Misschien moet je die eenden buiten China vertellen dat dat de reden is waarom China onontkoombaar straks het rijkste en meest welvarende land ter wereld zal zijn. Dankzij Mao dus.'' ''Bedankt voor de informatie,'' zei de eend, ''ik ga uw boodschap meteen overbrengen, om te beginnen aan alle Amerikaanse eenden.'' En weg was-ie, hoog in de lucht richting Amerika. Na een lange saaie vlucht over de oceaan kreeg hij eindelijk land in zicht. Hij zag een groot beeld met daar achter enorme hoge huizen, veel hoger nog dan de hoge bomen rond de vijver waarin hij vroeger z'n tijd jarenlang dobberend had verdaan. Hij verminderde vaart, zette z'n veren in de omlaagstand en belandde op een plein. Dit moest New York zijn. Hij keek om zich heen en begon bijna te snateren van plezier; dit was het kleurrijkste plein dat hij ooit had gezien. Nergens grijze, uniforme werkpakken en petten, maar een ratjetoe van mensen in prachtige en soms kakelbonte kleding die de indruk gaven dat het leven een groot feest is. Hoe heet dit prachtplein, dacht hij en keek om zich heen. Toen ontdekte hij ergens op een hoek een bordje waarop stond ''Kennedyplein''. Hij wilde meteen weten wie dat was.
62
Hij besloot het te vragen aan een passerende vrouw, waarin duidelijk meerdere rassen aanwezig waren en die bijna geheel schuil ging achter een enorme zonnebril met n heleboel diamantjes ín het montuur. ''Wie Kennedy was,'' riep ze, ''dat was 'n man die maar één ideaal had: Vrijheid! En hij bevocht iedereen die probeerde onze vrijheid af te pakken. Hij moest niks hebben van die ideologische types in allerlei landen, die dicteerden wat voor kleding je wel of niet mocht dragen of wat je wel of niet mocht doen of zeggen en hoe je volgens hun moest leven als ze je überhaupt in leven lieten.'' ''Kennedy was dus een goed man,'' bracht de eend in het midden. ''Wàt,'' riep ze, ''die Kennedy wist precies wat goed was. Mensen voelen zich het prettigst als kunnen doen wat ze graag doen en waar ze goed in zijn, zei hij. Ze willen hardop kunnen zeggen wat ze van alles vinden en zodra die vrijheidbeperkende ideologen hun invloedssfeer willen uitbreiden of te nabij komen steek ik daar onmiddellijk een stokje voor.'' ''Wat bedoelt u precies met een stokje ervoor steken,'' vroeg de eend. '' Nou,'' zei ze, ''dan was 't oorlog om duidelijk te maken dat ze uit de buurt moesten blijven'' ''Vielen daarbij doden,'' vroeg de eend. ''Nou en of,'' zei de vrouw, ''duizenden doden.'' ''En won Amerika de oorlog,'' vroeg de eend daarna. ''Dat is een moeilijke vraag,'' antwoordde de vrouw, maar laat ik het zo zeggen, niemand kan na het slimme Marshallplan, dat Amerika na de tweede wereldoorlog met de verkopen aan Europa het rijkste land ter wereld maakte, nog een oorlog van Amerika winnen, want door z'n rijkdom heeft Amerika altijd meer en zwaardere wapens dan ieder ander land. Maar Kennedy wilde alleen even een waarschuwing geven en zeggen dat ze hun ideologische hobby wat moesten intomen.'' ''Oké,'' zei de eend, ''het ideaal van Kennedy was dus vrijheid en ter verdediging van die vrijheid voerde hij een ideologische 63
oorlog waarin duizenden doden vielen. Hij vocht dus voor vrijheid, maar niet voor vrede, want voor vrede kan je volgens mij niet vechten, in ieder geval niet met wapens.'' ''Vrede!,''riep de vrouw, ''als je vrede wilt moet je niet in Amerika zijn. Amerikanen zijn immigranten die na eindeloos tobben en veel strijd hier 'n soort bestaanszekerheid hebben opgebouwd, die ze zich nooit meer laten afpakken. Je hoeft maar in de buurt te komen en je hoort de veiligheidspal van hun geweer al overgaan. Vrede en Amerika dat hoort niet bij elkaar. Als je vrede zoekt raad ik je aan meteen het eendepad te kiezen.'' De eend bedankte de zonnebril met diamantjes voor alles wat ze hem had geleerd en besloot op zoek te gaan naar een plein of plek waar niet gevochten werd voor voedsel, vrijheid of vrede. Hij gaf niet gauw op, want hij vloog twee maal kriskras de wereld rond. Toen ineens zag hij hoog vanuit de lucht heel in de verte de vijver waar hij vroeger jaren in had rondgedobberd. De vijver leek kleiner en de bomen eromheen leken minder groot dan in zijn herinnering. Even later streek hij neer op de plaats die hij op zoek naar kennis eerder was ontvlucht. De vijver zat niet dichtgevroren en het was lekker weer. Aan de rand van het water stonden mensen gekleed in vrolijke kleuren die hem stukjes brood toegooiden. Hij at er wat van en dook onder water om op de bodem naar de lekkere hapjes te zoeken waar hij altijd zo van hield. Bovenkomend schudde hij z'n veren en snaterde: ''Dit dus, hier dus, geen plein maar een vijver. LD: Lekker Dobberen.''
64
Het gat
Op een avond zat ik in de kroeg naast een man die behoorlijk dronken tegen me aan begon te praten. ''Luister naar mij man,'' zei hij, ''ze zijn allemaal hetzelfde, ik bedoel je ziet ze, je kijkt naar ze, je krijgt zin en dan heb je even dat gat nodig. Het ene gat is soms wat groter of kleiner of donkerder dan het andere, dat maakt niet uit. Je gebruikt dat gat niet omdat het zo'n bijzonder gat is, maar gewoon omdat 't een gat is. Ik doe daar verder niet moeilijk over, je bent man en je wilt er gewoon even in. Zo simpel is 't. Ja, de een weet veel beter dan de ander wat ze met haar kleding, make-up of haar moet doen om je te laten geloven dat zij het lekkerste gat heeft. Maar ze willen allemaal dat je trek krijgt en als 't haar lukt ga je voor dat gat. Je gaat niet voor haar, natuurlijk niet, morgen zie je een ander waarin je trek krijgt en dan ga je voor dat gat.'' ''Nou,'' onderbrak ik hem, ''het lijkt me een wat magere manier van leven, maar als je je er goed bij voelt...'' ''Man,'' riep hij, ''ik ben de koning! Ik hoef maar links of rechts te kijken en te kiezen. Allemaal gaten, allemaal lege gaten die maar een ding willen: Gevuld worden. Gek worden ze van die leegte binnenin. Ze zijn letterlijk dag en nacht bezig dat gat gevuld te krijgen en het kan ze helemaal niks schelen of je jong of oud of mooi of lelijk bent. Dat gat moet vol.'' ''Je hebt 't over neuken...,'' zei ik. ''Natuurlijk heb ik 't over neuken,'' lalde hij, ''natuurlijk heb ik het over neuken. ''Oké,'' zei ik, ''alleen over neuken, niet over een persoonlijke relatie...'' ''Nee,'' zei hij, ''daar doe ik niet meer aan, dat is een gepasseerd station. Vroeger deed ik dat, maar da's over. De prijs die je daarvoor betaalt is me te hoog. Eerst geeft ze je de indruk dat je zaad die leegte in haar kan vullen, maar na 'n tijdje gaat ze je zaad met je geld verwarren. Je geld wordt belangrijker dan je zaad. Daarna 65
komt ze er achter dat noch je zaad noch je geld haar eigenlijk het gedroomde geluk brengen. Je bent zo saai. Ze verveelt zich. Ze had het zich allemaal zo anders voorgesteld. Ze hoeft maar naar je te kijken en ze knapt al af: je figuur, je kleding, hoe je beweegt, wat je zegt, je stem... Langzaam brengt ze de man om zeep waar ze zo gek op was. Sterker nog, ze krijgt een hekel aan je Dan gaat ze op zoek naar een ander die haar gat misschien beter kan vullen. Die vindt ze natuurlijk, want vrouwen worden altijd en overal omringd door mannen die gaten willen vullen; koud kunstje. Oh, zijn body, zijn beharing, zijn geheimzinnige blik... In vergelijking met hem ben je niets, ze wil avontuur! Ha, ha... en nu komt het, luister goed naar me... ze verklaart je schuldig. Het is allemaal jouw schuld. Haar droom is niet uitgekomen, daarom kan ze niet langer met je leven, 'ik hou niet meer van je,' zegt ze. Ja, je gelooft het niet, maar ze houdt het ineens geen dag langer met je uit. Je staat haar geluk in de weg. Ze moet je zaad niet meer, ze wil alleen nog je geld. En terwijl er al een ander in haar gat rond woelt, die ze met verrukkelijke uithalen van genot probeert te overtuigen dat hij al haar dromen kan vervullen, ziet ze er nauwkeurig op toe dat jij de definitieve rekening krijgt: Scheiding... wet... betalen! Voor je 't weet geld foetsie, zwart zaad, alles verdwenen in dat gat. Zij kijkt ondertussen tevreden naar wat ze met haar gat heeft geoogst en krijgt misschien heel even het gevoel dat de leegte is gevuld. Maar vertel mij wat, ik weet onderhand dat dat gat de vleesgeworden angst is voor armoe en de honger naar vervulling van een droom die noch door zaad, noch door geld ooit vervuld kan worden.'' ''Je bent aardig dronken,'' zei ik. ''Ja, maar niet gek,'' lacht hij, ''ik geef ze de indruk dat ik het gat kan vullen. 'Laat mij maar eens kijken,' zeg ik, 'ontspan je, laat je helemaal gaan en voel dat alles, echt alles puur geluk kan zijn.' En aan de geluiden die ze maakt hoor ik hoe graag ze dat wil
66
geloven... Maar wat zit ik hier te lullen man, drink nog wat van me, je moet drinken.'' ''Nou,'' zei ik,'' ik denk dat ik eens op huis aan ga, er wordt op me gewacht.''
67
De suppoost
Als zelfstandig expediteur had hij jaren lang goederen van A naar B gebracht. Het was sappelen, maar hij had het altijd gered. Op een dag zei hij tegen z'n vrouw: ''Ik kap ermee, m'n rug is op, ik ga 'n baan zoeken.'' Hij werd suppoost in een museum. Hier zat of stond hij de hele dag. Dat was 'n stuk makkelijker. De laatste zaal in het museum was ''zijn zaal''. Als je naar het toilet moest of koffie wilde waren de standaardwoorden: ''Kan je even overnemen?'' Dan moest je even op twee zalen tegelijk letten. Gaandeweg hoorde hij van zijn collega’s hoe onvoorstelbaar duur die schilderijen waren. Er was er een op zijn zaal waarvoor het museum naar zeggen vijf miljoen had betaald. Nadat hij dat had gehoord kon hij niet nalaten elke dag naar dat schilderij te kijken. Vijf miljoen voor 'n stukje linnen, hij zou z'n leven lang al gelukkig zijn met een miljoen. Als hij..., ja als hij... Hij schrok er zelf van.''Wat ben je afwezig de laatste dagen,'' zei zijn vrouw, ''is er iets op je werk?'' ''Nee hoor,'' zei hij, ''alles goed.'' Maar hij dacht na en dacht steeds verder na. Na drie dagen was hij er uit. Hij kocht een Stanleymes, wachtte op 'n moment dat er geen museumbezoekers in zijn zaal waren en sneed met vier vlugge bewegingen het canvas scherp langs de randen van de lijst los. Hij rolde het op, propte het in zijn onderbroek en zei tegen zijn collega; ''Kan je even overnemen, toilet...'' Op het toilet opende hij een kleine bovenraampje, mikte het doek en stanleymes in de tuin achter het museum en keerde terug naar zijn zaal. ''Alles oké?'' vroeg hij gewoontegetrouw. Zijn collega keek op uit zijn krant. ''Ja man," zei hij ''als je wilt; ik ben wel aan 'n koffie toe.'' ''Komt eraan,'' zei hij en weg was 'ie.
68
Toen, terwijl hij bij de koffieautomaat stond, hoorde hij dat de diefstal was ontdekt. Het alarm schalde door alle museumzalen, deuren werden gesloten en mensen renden van links naar rechts. Het was zijn zaal. Waar was hij? ''Bij de koffieautomaat,'' zei zijn collega. De volgende dag stond het in de krant. De verzekeringsmaatschappij, die met name genoemd werd, moest vijf miljoen uitkeren. Na twee dagen zei hij tegen zijn vrouw; ''Ik maak even een wandeling'' ''Het is al donker”, zei ze, ''wat ga je zo laat nog doen?'' Hij klom over het hek van de museumtuin en viste het doek tussen de struiken vandaan. Twee dagen daarna belde hij vanuit een telefooncel, ver van waar hij woonde, naar de verzekeringsmaatschappij. ''Ik heb dat schilderij,'' liet hij ze weten, ''u kunt vijf miljoen uitkeren of het voor een miljoen van mij kopen. Ik bel morgen om te horen waar u de voorkeur aan geeft.'' De dag daarop belde hij vanuit een heel ander deel van de stad. Ja, ze wilden op zijn aanbod ingaan. ''Oké,'' zei hij, "maar ik wil geen geld, ik wil goud. De tegenwaarde van een miljoen in goud. Ik bel u voor nadere instructies.'' Dat weekend kocht hij wat planken en een rol lang touw. In de duinen pal aan zee groef hij een gat dat hij afdichtte met de planken, die hij vervolgens met zand aan het oog onttrok. Hij liet een smalle opening vrij waardoor hij naar binnen kon kruipen en strooide een poeder dat gebruikt wordt om honden ervan te weerhouden ergens tegenaan te pissen. Toen belde hij ze opnieuw. Ja, ze hadden het goud. Ze wilden weten waar ze hem dat in ruil voor het schilderij konden overhandigen. ''U zult een helikopter moeten huren,'' zei hij, '' en ík wil een mobiel telefoonnummer waarop ik u in de helikopter kan bereiken. Ik bel u morgen opnieuw.'' In het duingebied waar hij zijn gat gegraven had, was tijdens
69
de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers een labyrint van ondergrondse gangen aangelegd, dat zich kilometers langs de kust uitstrekte. In enkele ingangen daarvan legde hij een stuk vlees. Het schilderij bond hij aan de rol touw. Hoewel het praktisch onmogelijk was voor de politie om dit gebied met auto's te bereiken, dirigeerde hij de helikopter, nadat hij hun mobiele telefoonnummer had gekregen eerst naar het oosten van de stad, toen naar het zuiden en vervolgens naar het westen, waar hij zich bevond. Op het moment dat hij de helikopter zag, overgoot hij het schilderij met kerosine. Hij zei ze langzaam lager te komen, zodat ze het schilderij konden zien en verzocht hen het goud aan een lijn omlaag laten zakken. Hij zou het schilderij na inspectie met een touw aan de lijn vastmaken. ''Doe geen domme dingen,'' schreeuwde hij, want ik heb het schilderij een kerosine bad gegeven.'' Hij toonde zijn lucifers. Langzaam kwam de lijn omlaag. Hij hield een lucifer in de aanslag. De hoeveelheid goud viel hem tegen, maar hij knoopte het eind van het touw toch aan de lijn en riep: ''Vliegen!'' Toen, nadat de helikopter ongeveer honderd meter van hem verwijderd was, zag hij het schilderij aan het andere eind van het touw omhoog komen en door de lucht zweven. Terwijl zij het lange touw omhoog haalden rende hij zo hard hij kon, gleed naar binnen in het gat dat hij gegraven had, trok hij de laatste plank die hij met zand had bestrooid op zijn plaats en luisterde. Hij hoorde de helikopter terugkomen en rondcirkelen. Het was aardedonker. Daarna hoorde hij stemmen. Eerst vlakbij, toen langzaam verder af richting bunkeruitgangen. Hij had het goed uitgekiend, het werd snel donkerder. Na ongeveer een half uur hoorde hij de helikopter vertrekken. Hij nam geen risico en bleef die nacht in zijn hol zitten. Hij betastte het goud. Het was zwaar. Hij kon het niet zien. Hij rook eraan en zette er zijn tanden in om te voelen of het, zoals ze altijd zeiden, zacht was. 70
Pas 's ochtends schoof hij voorzichtig een plank weg. In de dunne streep licht die binnenviel keek hij naar het goud. Hij zag de afdrukken die zijn tanden gemaakt hadden, maar hij zag ook iets grijzigs. Hij had meer licht nodig. Om beter te kunnen zien schoof hij de plank nog iets verder opzij. Toen zag hij het. Het was geen goud, het was goud geverfd lood. ''Waar zat je,'' vroeg z'n collega van de zaal naast de zijne, toen hij na twee dagen terug kwam. ''Griep,'' zei hij, '' ik had een beroerde griep.'' ''Heb je gehoord dat ze dat schilderij hebben teruggevonden.'' ''Nee'' zei hij, ''maar daar ben ik blij om.'' Daags daarna werd de lege plek op de muur in zijn zaal opgevuld. Het schilderij zag er hetzelfde uit. Ook de lijst leek precies hetzelfde. Het was alleen ietsje kleiner, maar dat zag niemand.
71
Mijn eerste droom
Sommige mensen dromen de meest rare en wonderlijke dingen. Ik ben daar wel eens jaloers op, want ze maken > 's nachts van alles mee. Ik maak 's nachts niks mee. Ik slaap ’s nachts gewoon en droom helemaal niets. ''Iedereen droomt, ''zeggen ze, ''jij ook, zelfs al herinner je je dromen > niet, je hebt ze toch. En, zeggen ze, er zijn allerlei soorten dromen. Je hebt bijvoorbeeld waarschuwende dromen die je als je er goed over nadenkt aanwijzingen willen geven als je bijvoorbeeld een bepaalde beslissing moet nemen of voorspellende dromen die je in de toekomst laten kijken. Dan Droom je bijvoorbeeld iets en 'n tijd later gebeurt het echt, precies zoals je het 'n maand of een jaar geleden al hebt gedroomd.'' Als ik dat soort dingen hoor krijg ik altijd iets lacherigs. 's Nachts slaap je, je bent in feite dood, met dat verschil dat je 's morgens weer wakker wordt. Zo dacht ik er over. Maar dat veranderde toen ik op een nacht diep in slaap ineens beelden zag. De nacht kwam tot leven. Ik bevond me in een soort Pompei-achtige sombere kamer met grijze versteende tafels, stoelen en kasten. Om me heen stonden in kolommen opgestapelde dozen. Alles zat onder een dikke laag grijs stof. Buiten was het helder licht. Ik zag daar groene bomen en mijn buurmeisje staan. Ze was 'n jaar of drie ouder dan ik en in stilte was ik al sinds mijn vijftiende 'n paar jaar verliefd op haar. Ze voedde met haar verschijning zonder dat ze dat wist al jaren mijn verlangens en inspireerde heerlijke fantasieën. Ze stond daar heel stil te staan naast dozen, kisten en kastjes en een schemerlamp. Toen zag ik een man die alles op een bakfiets laadde en vertrok. Het meisje keek met haar volmaakte ogen even in mijn richting en ik rende naar buiten. ''Ga niet weg,'' zei ik zacht en om haar duidelijk te maken dat haar vertrek mijn leven zou verwoesten, viel ik op m'n knieën. ''Alles,'' zei ik, ''alles wil ik je geven, een mooi huis en elke dag lekker eten en 72
mooie kleren en kinderen, net zoveel kinderen als je maar wilt, en juwelen, kettingen en ringen en armbanden, maar blijf of laat me anders als je echt weggaat alleen voor één keer, al is het echt maar voor één keer, de liefde met je bedrijven, want je bent het allermooiste meisje van de wereld.'' Ik droomde in mijn droom dat ze na mijn liefdesverklaring en wat ik haar aanbood mijn verzoek wel zou inwilligen. ''Je bent heel lief,'' zei ze, ''maar wat je me aanbied is zo saai, ik wil juist op zoek gaan naar iets anders, iets echt avontuurlijks.'' Daarna vertrok ze. Ik bleef haar nakijken totdat ze aan het eind van de groene laan met bomen uiteindelijk oploste in het niets en kon niet anders dan terugkeren naar mijn Pompei-kamer. Maar in dromen zijn ruimte en tijd kennelijk relatief, want aan het eind van dezelfde seconde dat ik haar onder de groene bomen uit het oog verloor, zag ik haar na misschien wel tien jaar lopen in een drukke winkelstraat. Ze herkende me meteen en vloog me om de hals. ''Jij,'' zei ze, ''jij bent altijd de enige gebleven die echt wist wat ik wilde. Vergeef me wat ik je toen heb gezegd en als je me nu, nadat ik overal heb rondgekeken, nog steeds alles wil geven wat je me toen wilde geven, mag je net zo vaak de liefde met me bedrijven als je maar wilt.'' Het volgende moment bedreven we de liefde en we bedreven 'm wel duizend maal. Het eerste kind kwam en het tweede en het derde en het vierde. Het huis werd groter en er was van allerlei lekkers te eten en ook de mooie kleertjes en ringen en armbanden en kettingen kwamen. Alles net zoals ik haar destijds had beloofd. Toen alles er was wilde ze de liefde minder en minder met me bedrijven. Als ik dat toch wilde draaide ze zich vaak om. Ze vond me veeleisend. Na het vijfde kind wilde ze een groter huis en een grotere auto en ze had een collier gezien dat echt haar allergrootste wens zou vervullen. Toen werd ik wakker, maar niet meteen. In een soort halfslaap droomde ik dat ik tegen haar zei dat een groter huis en een grotere auto en dat collier er niet in 73
zaten. ''Je hebt het beloofd,'' schreeuwde ze. Daarna volgde een knallende ruzie en joeg ze me woedend het huis uit. Ik zag mezelf tussen allerlei dozen en koffers op straat staan. Er kwam niemand met een bakfiets om te helpen. Ik sjouwde alles in 'm eentje naar een sombere, stoffige grijze kamer. Daar stapelde ik de dozen in een soort slordige rij van kolommen op. Terug in Pompei, dacht ik en keek naar buiten. Daar stond onder de hoge groene bomen een mooi meisje, mijn buurmeisje... Op dat moment werd ik klaarwakker. ''Ik heb een droom gehad,'' zei ik daags daarna tegen m'n vrienden. ''We zeiden je toch, iedereen droomt,'' reageerden ze, ''maar vertel, wat droomde je?'' ''Ja,'' zei ik, '' dat is een heel verhaal, leuke dingen, rare dingen, Nare dingen... Maar wat jullie zeiden over dat waarschuwen of voorspellen dat lijkt me echt wat ver gezocht.'' Het bleef bij die ene droom. Na ruim 'n maand behoorde hij tot wat je 'het grijze verleden' noemt. Maar na twee maanden dook hij ineens weer op. Niet als droom, maar in 't echt. Voor zaken moest ik in een deel van de stad zijn waar ik zelden of nooit kom. Ineens zag ik aan de overkant van de straat mijn vroegere buurmeisje staan. Ze stond heel stil te wachten tussen wat dozen, kisten, en kastjes. Op het moment dat ze me zag sperde ze haar prachtige ogen open, rende de straat over en vloog me om de hals. ''Dit is een wonder, dit is echt een wonder,'' zei ze, ''ik dacht dat ik je nooit meer terug zou zien, hoe is het met je, wat doe je...'' ''Ja, goeie vraag, maar jij, wat doe jij hier tussen die dozen op straat?'' ''O, ik wacht op de verhuizer, ik ga naar een kleiner appartement, dit hier werd me te duur.'' Op dat moment stopte er een auto en begon een man de dozen en kisten en kastjes in te laden. ''Als je tijd hebt,'' zei ze, ''kunnen we misschien even ergens iets drinken, er zit hier verderop een leuke brasserie.'' Op weg naar de brasserie gaf ze me 'n arm en leunde licht tegen me aan. Ze bestelde een glas wijn. ''Ze hebben hier heerlijke hapjes,'' zei ze, ''Prosciutto met meloen, mag dat?'' Ze nipte met
74
haar mooie mond aan de wijn en legde op hetzelfde moment haar hand op mijn arm. ''Vertel, vertel,'' zei ze toen, ''wat doe je?'' ''Ik zit in de antiekhandel,'' antwoordde ik, ''vooral antiek Italiaans aardewerk.''' ''Rijk,'' zei ze ''Wat bedoel je 'rijk'?'' ''Nou, rijk, mooi, rijk. Is dat aardewerk uit Pompei enzo?'' Op dat moment verslikte ik me in de wijn. ''Ben je daar geweest,'' vroeg ik toen. ''Natuurlijk ben ik daar geweest, ik ben overal geweest. Tien jaar heb ik rondgezworven en uiteindelijk weet ik nu wat ik echt wil. Ik wil gewoon een lieve man en een mooi huis en een heleboel kinderen.'' ''Hoeveel kinderen wil je,'' vroeg ik. ''Wel vijf,'' zei ze, ''ja vijf kinderen zou ik willen en als het mag nog 'n glas wijn, want ik ben zo opgewonden dat ik je weer zie.'' Ik bestelde wijn. Tijdens dat tweede glas boog ze zich plotseling ver naar me over en fixeerde me met haar ogen. ''Ik moet je iets bekennen,'' fluisterde ze toen, ''in al die jaren dat ik je niet zag heb ik me vaak afgevraagd hoe het gegaan zou zijn als wij destijds de liefde met elkaar hadden bedreven.'' ''Ja,'' zei ik, ''ik heb daar ook vaak aan gedacht en zelfs over gedroomd, maar denk je daar na tien jaar nog aan?' ''De liefde bedrijven? Nu ik je weer zie, o ja, wat 'n man, zo vaak je maar wilt.'' Die rot droom, dacht ik, moet je kijken wat een verrukkingen hier op me af komen, maar ik weet de afloop van alles al, dus niet aan beginnen, wegwezen. Of... pompt zo'n droom je niet alleen op met alles wat je verlangt en maar ook met alle mogelijke mislukkingen waar je bang voor bent en voorspelt-ie helemaal niks. In feite leg je, als je naar de waarschuwingen luistert die je droom oproept, je leven constant lam. ''Zo vaak je maar wilt,'' vroeg ik toen lachend. ''Zo vaak je maar wilt,'' herhaalde ze. ''Dan vraag ik nu de rekening,'' zei ik. Ze leunde achterover, keek naar het plafond en kneep met haar duim en wijsvinger in haar arm. ''Is dit echt,'' vroeg ze toen. ''Zo echt als je maar wilt,'' antwoordde ik. ''M'n appartement kan wachten, ik heb de sleutel,'' zei ze. Even later verlieten we de brasserie. Ze liep voor me uit. Wat ’n droom dacht ik, echt een droom. 75
Vreemdgaan
Iemand pijn doen waarvan je houdt. Dat is vreemdgaan. Als je partner niet weet dat je bent vreemdgegaan, houd je hoe dan ook zelf een pijnlijk schuldgevoel. Vreemdgaan veroorzaakt dus in iemand anders leven of in je eigen leven altijd iets dat veel vervelender is dan het korte genot van je uitspatting. Het is dus dom om, als je een relatie hebt, die in de waagschaal te stellen of jezelf op te zadelen met een knagend gevoel van ontrouw. Ja, je kunt je in een goede relatie met elke dag hetzelfde op je bord soms verveeld voelen. Alleen al de gedachte aan vreemdgaan kan je bloed sneller doen stromen en... het leven is kort. Oké, dat kan, maar als je het doet bezuur je 't vroeg of laat en... vrouwen hebben er een neus voor. Zo dacht ik er over. Maar er bleek iemand te zijn die mijn zowel edele als veilige opvattingen op de proef kwam stellen. Op een dag vond ik op mijn bureau een brief. Hij was per post verstuurd ter attentie van mij persoonlijk. Ik opende de brief en las. ''Rolf, ik weet dat ik op het moment dat ik deze brief in de brievenbus laat glijden mijn hand af zou moeten hakken. Ik zou hem niet moeten sturen, maar stuur 'm toch. Ik wil dat je weet wat ik voel. Ik ben hier nu ruim een maand en ik zie je elke dag. Waarom weet ik niet en hoe het komt weet ik niet, maar ik ben zo verliefd op je dat ik nergens anders meer aan kan denken. Wat moet ik doen? Je hebt een vriendin, dat weet ik. Gooi deze brief dus in de prullenbak en vergeet alsjeblieft dat ik 'm geschreven heb. Jolande.'' Jolande werkte sinds een maand of zo bij ons op kantoor. Ze kon kennelijk goed verborgen houden wat er in haar omging, want ik had nooit iets bijzonders gemerkt als ze in mijn kamer kwam. Ik vond het vervelend voor haar, misschien moest ik met haar praten.
76
''Jolande,'' zei ik, toen ze later op de dag iets bij me kwam afgeven, ''Jolande, ik heb je brief gelezen en misschien moeten we even praten. Ik denk dat je blij moet zijn dat je zoveel voor iemand kunt voelen, veel mensen kunnen dat niet. Maar zoals je al schreef, ik heb een relatie. Je brief zegt me eigenlijk vooral dat je een grote behoefte hebt om met iemand te zijn en ik denk dat als je dat zo graag wilt, je binnenkort wel iemand tegen zult komen waar je opnieuw verliefd op zult worden.'' ''Ik ben blij, ''zei Jolande, ''dat je na die brief nog met me wilt praten. Ik dacht, misschien wil hij me niet eens meer zien. Sorry Rolf, vergeet 't alsjeblieft, denk er niet meer aan.'' Jolande verscheen vanaf die dag in kortere rokjes, strakkere broeken, hogere hakken, verder openstaande blouses en met een opvallender make-up. Ze kwam zo vaak als mogelijk mijn kamer binnen en ging dan liefst even met over elkaar geslagen benen op de rand van mijn bureau zitten. Ze wilde zichzelf waarschijnlijk suggereren dat ze iets met me had, maar over de brief sprak ze nooit meer. Na een paar maanden werd er een nieuwe adjunct-directeur benoemd. Voor een kennismaking met hem werd er na kantoortijd een informele borrel gegeven. Ik was liever zoals gewoonlijk om half zes naar huis gegaan, maar besloot nog wat te blijven omdat mijn vriendin die avond bij haar zus zou zijn. Net toen ik op het punt stond weg te gaan kwam Jolande naast me staan. ''Je bent lang gebleven,'' zei ze, ''da's niks voor jou.'' ''Ja,'' antwoordde ik, ''ik bleef even hangen? maar nu ga ik ergens eten.'' ''Alleen?'' vroeg ze. ''Ja, vanavond ben ik alleen.'' ''Ik ook, ik bedoel ik moet ook iets eten. Ik weet een leuk restaurantje, mag ik je trakteren?'' En zo kwam het. Ze bestelde een fles wijn en we spraken vooral over het werk. Bij de tweede fles veranderde dat. ''Ik moet je iets bekennen,'' zei ze ''ik praat er liever niet over, maar die brief... het is nooit overgegaan, ik ben nog steeds even verliefd op je.'' 77
Wegwezen, dacht ik. ''Je moet realistisch zijn,'' zei ik, ''je moet dat opgeven.'' ''Ik wil juist realistisch zijn,'' zei ze, ''ik weet dat wat ik met jou wil niet kan, maar je zou twee vrouwen kunnen hebben. Ik bedoel mij niet elke dag, nou ja ik zie je natuurlijk elke dag op kantoor, maar zeg maar af en toe echt samen.'' Ik voelde me tegelijk verleid en bedreigd. In die verwarring legde ze haar hand op de mijne. ''Waarom niet,'' zei ze, ''gewoon af en toe een avond zoals deze, samen wat eten en daarna misschien nog ergens iets drinken.'' ''Nee'', zei ik, '' dat kan ik niet doen.'' ''Jammer, maar als ik je dan alleen deze ene avond uitnodig om nog ergens 'n drankje met me te drinken?'' Ik begon me een onverzettelijke hark te vinden. ''Ja,'' zei ik, ''dat zouden we nog kunnen doen.'' Ze nam me mee naar een café dat ik niet kende. Het was er donker. Ze zocht een vrij geïsoleerd plekje en vlijde zich tegen me aan. ''Hoe voelt dat,'' vroeg ze. ''Dat voelt...'' Toen kuste ze me en zei: ''En dit?'' Misschien kwam het ook door de alcohol, maar ik kuste haar terug. Ze streelde me en voor ik het wist waren we aan het vrijen. Niet een beetje zacht strelen maar echt voelen, overal tegelijk voelen. ''Neem me,'' zei ze, ''neem me hier.'' Ik werd wakker. ''Dit kan niet,'' zei ik, ''we gaan,'' en stond meteen op. Ik bracht haar naar huis. Ze was stil. ''Tot morgen,'' zei ze.Was ik vreemdgegaan? Nee, ik had de seks overwonnen, ik was de baas gebleven. Ik was sterker, mijn vrijen was geen vreemdgaan geworden. Op kantoor deed ik alsof er niets gebeurd was en zij deed dat ook. Na 'n maand of twee zakte ik 'n keer door met een vriend. Om 'n uur of twee 's nachts op weg naar huis draaide ik plotseling om, reed naar Jolande's huis en belde aan. Zodra ik mijn naam had gezegd hoorde ik het deurslot open klikken. Ze had een lange, witte, volledig transparante kamerjas aan. Ik zag 78
haar naakte lichaam. Ze schopte haar schoentjes uit, sloeg haar armen om me heen en ging op mijn schoenen staan. ''Loop,'' zei ze, ''loop me naar het bed.'' Wild was het. Het vreemde en nieuwe dat zich opeens prijs gaf, dat om prijsgeven schreeuwde, die bevrijding! ''O dit,'' zei Jolande, ''dit... zo diep heb ik 't nog nooit gevoeld. Blijf alsjeblieft, blijf deze nacht.'' Ze wachtte mijn antwoord niet af. ''Wacht, wacht even...,'' zei ze en haastte zich naar de badkamer. Ik hoorde het bad vollopen. ''Als afscheid samen in bad, je moet je toch eerst wassen voor je naar huis gaat.'' Toen ik in het bad zat pakte ze een flesje en goot minstens de helft daarvan in het bad. ''Lekker ruiken,'' zei ze. De dampige badkamer vulde zich met een sterke, bijna penetrante bloemengeur. Na het bad wreef ik me stevig af, maar de geur bleef. ''Wat heb je gedaan,'' vroeg ik, ''ik moet douchen.'' Maar de douche deed niet wat ik verwachtte. Het parfum zat in de poriën en rook zo sterk dat m'n vriendin zodra ik naast haar zou gaan liggen meteen wakker zou worden. ''Blijf,'' zei Jolande, ''of als ze ontdekt wat we gedaan hebben en moeilijk gaat doen kan je altijd bij mij terecht.'' ''Je wist 't,'' riep ik woedend, ''je gooide parfum in het bad omdat je wilde dat ik moeilijkheden zou krijgen, maar je snapt wel dat jij en ik elkaar voor het laatst hebben gezien!'' Ik sloeg de deur dicht. Het huis dreunde. M'n vriendin snoof, ik hoorde haar snuiven. Daarna werd ze echt wakker. Ze vroeg niets en begon meteen te huilen. Daarna voelde ik haar vuisten, niet om me echt pijn te doen, maar om me te laten weten hoe vernederd en radeloos ze zich voelde. Toen woorden, of beter gezegd vragen: Wie, waarom, waar, hoe vaak? Daarna verdriet, dagen verdriet en twijfel tussen
79
vertrekken en vergeven. Een stil lijden in en aan elkaars aanwezigheid. Na ruim twee weken zei ze: ''Ik ben er uit, ik wil dat wat wij hebben sterker en meer is dan alleen seks. Als ik wegga verlies ik jou en jij mij en wint seks. Dat wil ik niet. Ik weet dat seks zo verleidelijk kan zijn dat je denkt dat je niet anders kunt dan er aan toegeven. Dat is jou gebeurd. Maar alsjeblieft doe dit nooit meer, want ik dacht echt even, ik had liever gehad dat hij me had verlaten.'' Heel langzaam werd mijn vreemdgaan geschiedenis en verminderde mijn schuldgevoel. Het litteken bleef, maar wat gebeurd was heeft de keus die we voor elkaar maakten uiteindelijk niet verzwakt en misschien zelfs versterkt.
80
Het verjaardagscadeau
Een man alleen is niet zoveel. Hij eet, hij werkt en hij slaapt. Dat zou op zich voldoende kunnen zijn, maar hij ervaart een leegte die hij wil vullen. En naarmate hij langer alleen is, wordt zijn verlangen die leegte te vullen groter. De eindeloze, urenlange stilte om hem heen met 's avonds en 's nachts alleen tv, internet en zijn eigen hartslag, voeden zijn verlangen naar het gezelschap van een vrouw. Hij droomt haar aanwezigheid, haar vorm, verschijning en de dingen die zie samen zouden kunnen doen. Na verloop van tijd blaast die droom zijn behoefte zo op dat hij het gezelschap van praktisch elke vrouw verkiest boven alleen zijn. En hoe langer zijn eenzaamheid duurt, hoe meer hij bereid is het beeld van de ideale vrouw in hem af te breken in ruil voor het gezelschap van een vrouw die hem, ook al is het maar even, laat weten dat ze het prettig vindt om bij hem te zijn of door hem te worden aangeraakt. Een psycholoog zou zeggen: ''Meneer, u projecteert de leegte in uzelf in een vrouw en meent dat u zich, door de leegte in haar te vullen, minder leeg zult voelen.'' Je kunt het ook eenvoudiger zegge: Een man die lang genoeg alleen is wordt minder kritisch. Voor een vrouw ligt het anders. Een vrouw heeft niet die sterke behoefte aan gezelschap. Ze kan zich het gezelschap van een onbereikbare man dromen en in het gezelschap van die droom leven zonder zijn aanwezigheid. Ze droomt wat hij voor haar zou doen en hoe ze hem verwent zodat hij voor altijd bij haar blijft. Die droom vervult haar. Voor een man moet de droom werkelijkheid worden, gezelschap van vlees en bloed, iets dat je vast kunt houden en waarin je kunt knijpen. Ik was zo'n man. Als Frank Sinatra ''When the lonely heart has learned his lesson'' zong, begreep ik precies wat hij bedoelde. Na een paar eenzame jaren kwam ik een vrouw tegen die me zodra ik haar zag en haar stem hoorde zo ontroerde en overweldigde dat elke vezel in mijn lijf ging trillen. Ik sprak, bewoog, charmeerde... en raakte haar aan. Ik moest haar 81
aanraken. Ik moest deze vrouw aanraken. Het kon niet anders. Mijn verlangen een vrouw aan te raken was zo groot geworden en deze vrouw was zo mooi dat ik wist, als ik deze vrouw nu niet aanraak, zal ikvoor de rest van mijn leven terugkijken op dit moment en weten: dat was het moment en je liet het door je vingers glippen. Ik raakte haar aan. Heel even maar, echt heel, heel even streek mijn hand over haar arm aan de binnenkant van haar pols. En nu het wonder... ze voelde zich aangeraakt. Na de aanraking veranderde haar houding. Ze boog zich terwijl ik met haar sprak even voorover en raakte, terwijl ze breeduit lachte en haar prachtige witte tanden liet zien, ook mij aan. Niet mijn onderarm, maar mijn borst. Terloops alsof het niet gebeurd was, maar het was wel gebeurd. Die nacht sliep ik na tijden niet alleen. Rosetta was geboren in oktober. ''Ik ben een Weegschaal,'' zei ze, ''ik lees altijd dat Weegschalen van mooie dingen houden, dat is echt zo want ik hou heel erg van mooie dingen, weet jij iets van astrologie?'' ''Nou,'' zei ik, ''ik heb gehoord dat Weegschalen vaak een heel mooie huid hebben en grote ogen die er altijd 'n beetje uitzien alsof ze vochtig zijn, als hertenogen.'' ''Dat heb ik, dat heb ik,'' riep ze,'' ik kijk wel eens in de spiegel en dan denk ik, ben ik dat, die huid is zo gaaf en zacht dat ik 'm gewoon even moet strelen.'' Ik hoefde maar naar Rosetta te kijken of alles werd warm van binnen. Soms als ik naast haar zat liet ik m'n hand door haar haar gaan en speelde even met haar oor. Ze had in elk oor een gaatje met oorbellen. ''Weet je wat ik wil,'' zei ze, ''ik wil drie gaatjes, in elk oor drie en dan drie oorbellen in elk oor.'' ''Doet dat geen pijn die gaatjes maken,'' vroeg ik,'' en is drie oorbellen niet een beetje veel?'' ''Nee,'' zei ze, '' 't is zo gebeurd en drie is juist leuk, je ziet het heel vaak.'' Aha, volgende maand was ze jarig, ze hield van mooie dingen, die 82
oorbellen ging ik haar geven; geen grote, opzichtige bellen, maar mooie oorknopjes. Nu al kon ik me verheugen op haar reactie. Ik dacht aan iets in goud met kleine blauwe saffiertjes. Ik houd van geven of liever gezegd, ik doe niets liever dan geven. Als er 'n vriend ziek is en hij heeft niet voldoende geld voor de operatie, geef ik. Als iemands dak lekt en hij of zij kan de reparatie niet betalen, geef ik. Als iemand z'n kind wil laten studeren maar er zijn niet voldoende middelen, geef ik. Mijn ex verliet me met goed verzekerde, prachtige ringen, armbanden en halskettingen. Allemaal cadeautjes van mij. Ik geef niet omdat ik zo'n goeie, altruïstische man ben, ik geef alleen omdat mij dat een goed gevoel geeft. Niet om aardig gevonden te worden, maar alleen omdat het mij een kick geeft. Egoïstisch dus; ik geef uit egoïsme, geen kwaadaardig egoïsme, maar egoïsme. In de eerste juwelierswinkel waar ik naar de oorknopjes ging zoeken, keek ik mijn ogen uit; zoveel keus had ik niet verwacht. Maar de kleine oorknopjes in goud en saffier die ik zocht hadden ze niet. Ik leerde dat ik ''oorstekertjes'' zocht en dat daar een ''stoppertje'' bij hoorde dat achter het oor kwam om het oorstekertje vast te houden, zodat je het niet kon verliezen. Ook in de tweede juwelierswinkel vond ik niet wat ik zocht. Na vier pogingen gaf ik het op, wat ik wilde bestond niet of nog niet. Ik besloot naar een goudsmid te gaan en te vragen of hij misschien kon maken wat ik wilde. Ik tekende uit wat ik bedoelde en hij begreep me meteen. De week daarna belde hij me om te komen kijken naar de saffiertjes die hij dacht te gaan gebruiken en op welk bedrag ik moest rekenen. Vlak voor Rosetta's verjaardag haalde ik bij de goudsmid een schitterend klein doosje op met binnenin diep donkerblauw fluweel, waarop drie aan drie de oorknopjes in goud en saffier. De avond voor haar verjaardag kocht ik bloemen. De volgende ochtend sloop ik het bed uit. Ze werd niet wakker. Ik maakte koffie, perste sinaasappels uit en ging daarmee met de
83
bloemen en mijn cadeau op de rand van het bed zitten. Ik kuste en feliciteerde haar. Ze werd langzaam wakker. De bloemen vond ze prachtig. Het kleine, geheimzinnige doosje maakte ze niet meteen open. Het was alsof ze het moment waarop ze zou weten wat erin zat nog even wilde uitstellen. Toen opende ze het. Ik had op een onmiddellijke verrukte reactie gerekend, maar die kwam niet. Ze keek naar de oorknopjes, nam ze toen en voor een uit het doosje en maakte de stoppertjes los. Daarna zei ze: ''Als jij denkt dat je me met zo'n paar speldekoppen kunt afschepen ben je aan het verkeerde adres.'' Op datzelfde moment gooide ze de stekertjes en stoppertjes de kamer in. ''Ik heb in een la beneden het verzekeringsbewijs gezien voor de juwelen van je ex en jij komt bij mij met dit aan! Vergeet mijn verjaardag maar, die vier ik liever alleen.'' Ze kleedde zich woedend aan en vertrok. Kruipend op m'n knieën zocht ik naar de stekertjes en stoppertjes tussen de hoge polen van het tapijt.
84
Mijn nacht met Mimi
Zoals bijna elke avond ging ik rond 'n uur of elf naar het café voor een pilsje en om wat te praten met vrienden of bekenden. Het café was die avond afgeladen. Ik zag Kees, Els, Hans, Inge, Peter en Karel. Karel had ik zeker 'n half jaar niet gesproken. Ik was blij hem weer eens te zien. We hadden in het verleden vaak urenlange discussies gehad. ''Hé man, hoe is 't? '' vroeg ik. ''Dat wil je niet weten,'' antwoordde hij, ''waarom denk je dat ik hier ben. Thuis word ik af en toe helemaal gek, ze wil trouwen.'' ''Wat zei ik,'' woon je samen? Sinds wanneer, wie is 't, ken ik haar?'' ''Mimi,'' zei hij, ''het is Mimi.'' Ik kende Mimi. De mooiste vrouw die ik ooit had ontmoet. Iedereen wilde Mimi en Mimi wilde iedereen. Ik was helaas nooit een van de gelukkigen geweest. ''Mazzelkont,'' riep ik, ''Mimi... en ze wil met je trouwen... meteen doen man!'' Hij keek somber naar zijn glaasje bier. ''Nee,'' zei hij, ''ik wil van d'r af , ze is... ik weet het niet...raar...voor 'n keer is 't misschien 'n kick, maar na 'n tijdje...nee, nee niet m'n leven lang.'' ''Ho, ho man, waar heb je 't over, wàt raar... wat bedoel je?'' ''Oké, oké,'' zei hij, ''ik zal 't je vertellen, ze is raar in seks. Bijvoorbeeld, ik kom 's avonds laat thuis, ze slaapt al, ik ga naast haar liggen en ik krijg zin. Ze kijkt dan niet naar me, ze slaapt gewoon door alsof ik er niet ben. Maar op het moment dat ik in haar kom gaat ze meteen compleet van de wereld. Ze begint eerst te kreunen en dan gaat dat kreunen over in krijsen en dan schreeuwen met langgerekte kreten, totdat ze brullend en ik bedoel echt brullend klaarkomt. Daarna blijft ze zeker 'n half uur bijna bewusteloos. Ze heeft intussen de hele buurt wakker geschreeuwd. Man, ik geneer me echt rot, ik weet gewoon niet waar ik moet kijken als ik een van de buren tegenkom. Laatst toen ik thuis kwam zei een 85
man: ''Sorry meneer, ik wil me niet met uw privéleven bemoeien, maar die geluiden bij u ’s nachts houden mijn kinderen wakker.'' ''Karel,'' zei ik, ''dat geloof ik niet, je overdrijft...'' ''O ja, o ja?'' ketste hij terug,'' Dan zou je 't zelf eens mee moeten maken!'' "Niks liever dan dat,'' schamperde ik, '' nog 'n biertje?'' Toen ik terugkwam van de bar lag er een sleutel op tafel. Hij knikte er met zijn hoofd naar en zei: ''Ga je gang.'' ''Wat bedoel je?'' ''Ik bedoel," zei hij, ''ik bedoel dat je Mimi van me mag hebben, ik wil haar niet meer, dus ga je gang." Hij keek op zijn horloge. ''Ze slaapt en wordt waarschijnlijk niet eens wakker. Ik zit hier nog wel tot sluiting, maar dan ben je al lang terug.'' Ik wist waar Mimi woonde en kende het appartement. Krankzinnig, dacht ik, toen ik de sleutel in het slot omdraaide, dit is krankzinnig en niet goed. Maar ik ging toch naar binnen. In haar appartement brandde alleen een soort nachtlampje. Mimi sliep. Voorzichtig zonder geluid te maken kleedde ik me uit en gleed naast haar in bed. Ze bewoog niet. Zodra ik haar naakte lijf voelde kwam mijn lid omhoog. Nu niet te nerveus worden dacht ik en glipte met 'n beheerste langzame beweging bij haar naar binnen. Ze kreunde. Bijna teder voerde ik het tempo op. Ze begon te krijsen. Ik werd wilder, waarop ze met langgerekte kreten reageerde. Toen schreeuwde ze het ineens uit en kwam brullend klaar. Daarna viel ze als verdoofd opzij. Ik wachtte even, klom toen uit bed, kleedde me geruisloos aan en vertrok. Terug op straat, op weg naar het café begon ik te overdenken wat ik had gedaan. Ja, het was precies gegaan zoals Karel gezegd had, ze maakte 'n hoop herrie, maar om daar nou zo'n punt van te maken... ''En,'' vroeg Karel toen ik terugkwam en weer met een biertje naast hem zat, ''heb ik overdreven?''
86
''Nou Karel,'' zei ik, ''jij bent dus hartstikke gek man, wat 'n vrouw, ja ze maakt lawaai maar trouw met haar en als jij het niet doet; ik ben meteen beschikbaar... buren, buren, wat 'n onzin, ze zijn waarschijnlijk gewoon jaloers!'' 'n Paar weken later kwam ik Mimi tegen. Ik wist niet hoe ik moest kijken. Had Karel haar iets verteld? ''Hé Mi... mi.. mimi,'' stotterde ik. Ze legde haar vinger op m'n lippen. ''Ssst,'' zei ze, ''Karel en ik hebben een speciale relatie. Vond je het lekker?''
87
De astroloog
Mijn nieuwe collega was een levendige, gisse man. Hij praatte graag en had voor van alles belangstelling. Geen diepgaande belangstelling in de zin van hier bijt ik me in vast en ik rust niet voordat ik het naadje van de kous weet, maar meer een belangstelling voor van alles om er alleen even aan te ruiken en dan: 'What's next'. Hij was verre van dom. Zo had een vriend hem bijvoorbeeld geattendeerd op 'De School voor Filosofie' en had hij enkele jaren deelgenomen aan de cursussen die daar werden gegeven in de leer van Ouspensky en Gurdjieff. ''Weet je wat het is,'' zei hij toen ik daarover met hem sprak, ''ik ging daar wel iets meer over dingen nadenken, maar ik werd omringt door mensen, hoe moet ik 't zeggen, mensen die op mij afkwamen als een soort depressieve zoekers. Niet allemaal, maar na een tijdje dacht ik toch, nee: 'Not my cup of tea'. Hij was door het bedrijf aangetrokken omdat de omzetten sterk waren teruggelopen. Hij moest wat je noemt ''new business'' genereren en om hem van meet af aan zo betrokken mogelijk te laten werken, hadden ze hem een pakket aandelen aangeboden. Hij verdiende dus gewoon een salaris, maar als hij zijn werk goed deed en de winstcijfers ophoog wist te krikken, lag er rijkdom in het verschiet. ''Wat denk je,'' vroeg hij me na ongeveer twee maanden ''ga ik 't maken.'' ''Nou,'' zei ik, ''het is nog wat kort, ik heb nog niets gezien, maar als je op voorhand wilt weten of je het redt, zou je een astroloog kunnen raadplegen. Hij lachte schamper: "Astrologie die onzin, geloof jij daarin, die rare rubrieken in week- of maandbladen over: 'Uw zon staat momenteel in een gunstige positie ten opzichte van de planeet Venus, goede kans dat u binnenkort de liefde van uw leven ontmoet. Bladvulling, niks anders dan bladvulling.''
88
''Ja,'' zei ik. ''dat is inderdaad bladvulling, het schakelt eigenlijk iedereen die geboren is onder een bepaald teken gelijk, dat is niet juist, maar uit een persoonlijke horoscoop kan je wel degelijk lezen wat er voor je in het verschiet ligt.'' ''Ik dacht,'' zei hij, ''dat ik met een intelligent man sprak... ''Misschien weet je er te weinig van,'' onderbrak ik hem, ''en wil je er ook verder niets over weten, maar ik heb me 'n jaar of tien met astrologie bezig gehouden. Na die tien jaar kwam ik tot de conclusie dat het te moeilijk voor me is. Alleen de aller intelligentste mensen kunnen er dieper in doordringen. Ik bezocht congressen waar ik beroemde astrologen ontmoette. Zij kunnen als je dat wilt je horoscoop interpreteren en je zeg maar een blauwdruk geven van waarom jij de dingen doet zoals je ze doet en hoe dat in de toekomst voor je uitwerkt. ''Onzin,'' riep mijn collega, ''dat kan niet'.'' ''Misschien,'' zei ik, ''zou je eens met een astroloog moeten praten, dan kom je wat meer aan de weet over wat astrologie is en als je wilt kan je meteen vragen hoe je toekomst er hier uitziet.'' Op dat moment werd hij aan de telefoon geroepen. De volgende dag kwam hij op mijn kamer met de woorden: ''We waren gister niet helemaal uitgepraat, maar wat je zei...ik zou wel eens met zo'n astroloog willen praten.'' Ik zei 'm dat ik dat wel kon regelen, maar dat hij dan eerst de benodigde gegevens moest opzoeken om een horoscoop te kunnen maken; dus geboortejaar, -dag, -moment en -plaats. ''Je geboortemoment kan je opvragen bij de Burgerlijke Stand. Zodra je dat weet kan ik een afspraak maken.'' Hij liet het er niet bij zitten. Na twee weken gaf hij me de gegevens en ik belde voor een afspraak. Op weg in de auto naar de astroloog ergens in de provincie vroeg hij: ''Naar wie gaan we eigenlijk toe.'' ''We gaan naar wat ik de beste astroloog vind die ik ooit heb ontmoet, hij is een wetenschapper die jaren geleden gegrepen werd door de astrologie en zich daar sindsdien aan gewijd heeft. 89
Ik hoorde dat zelfs de Eerste Minister hem soms als hij belangrijke beslissingen moet nemen consulteert om te vragen of hij die beslissing moet nemen of misschien moet uitstellen..'' De astroloog die ik ruim twee jaar niet had gezien begroette ons hartelijk. Ik stelde hem m'n collega voor en we dronken koffie in de woonkamer. Daarna gingen we naar boven naar zijn werkkamer waar ik een opeenstapeling van computers zag. ''Nou,'' zei hij, ''waar gaat het om?'' ''Allereerst om zijn horoscoop,'' zei ik, ''daarna praten we verder.'' Mijn collega gaf hem zijn geboortegegevens die ingetoetst werden, waarna er een horoscoop op het computerscherm verscheen. ''Laat ik eerst even kijken of het geboortemoment juist is, want daarworden nogal eens vergissingen mee gemaakt en dan kijk je eigenlijk naar een horoscoop die helemaal niet de jouwe is.'' Daarna bleef hij even stil terwijl hij naar het scherm keek. ''Ja,'' zei hij toen, ''hebt u een litteken op uw linker dijbeen?'' M'n collega verschoof op z'n stoel. ''Ja,'' zei hij, ''dat heb ik overgehouden aan een auto-ongeluk. ''Goed,'' zei de astroloog, ''en dan...bent u drie jaar geleden na een heftige ruzie bij uw vrouw weggegaan?'' De ogen van mijn collega gingen wijd open. ''Hoe weet u dat, ''vroeg hij. ''Dat zie ik hier, ''zei de astroloog, ''en het ziet er naar uit dat het geboortemoment dat u me opgaf correct is, maar nog even een laatste check... even kijken... hebt u op uw veertiende... nee vijftiende geprobeerd een huis in brand te steken?'' Op dat moment begon mijn collega naar adem te happen. ''Klopt dat,'' vroeg de astroloog onbewogen, ''is dat gebeurd?'' ''j j j j...a ...a,'' stotterde mijn collega, '' ik was toen boos op mijn ouders omdat ik niet uit mocht. Ik heb toen inderdaad geprobeerd het huis in brand te steken.'' ''Goed,'' zei de astroloog, ''dit is dus duidelijk uw horoscoop en wat wilde u weten?''
90
''Geef me even 'n moment,'' zei m'n collega, ''dit overrompelt me, ik moet me even herstellen als dat mag.'' ''Ach,'' zei de astroloog, ''ik zeg alleen wat ik hier zie.'' ''Mijn collega,'' nam ik over, ''mijn collega wil vooral weten of hij in zijn nieuwe functie succesvol zal zijn?'' Op dat moment concentreerde de astroloog zich op het scherm. Je zag 'm bijna denken. Hij leek in een soort trance. Ik wist dat hij met behulp van de computer kon kijken naar wat voor aspecten de planeten uit de geboortehoroscoop gezien hun verschillende omloopsnelheden in de toekomst zouden maken. Hij moest teneinde de gestelde vraag te kunnen beantwoorden nagaan in welke huizen van de horoscoop die zogenaamde direct gaande planeten hun aspecten gingen maken. En dan al die inhouden en hun sterkere of zwakkere invloeden op elkaar wegen, analyseren en duiden. Een bijna gordiaanse knoop en eigenlijk niet meer of minder dan een poging de ingewikkelde samenhangen in het bestaan te betrappen. 'Ja,'' zei de astroloog toen, ''ik zie het, u gaat bij het bedrijf waar u nu werkt over twee jaar weg. Ik zie dat het zon-maan vierkant uit de geboortehoroscoop dan opnieuw actief wordt in relatie tot een geafflicteerde Saturnus, veel strijd, ook met uw geweten, maar dat siert u. En in het verlengde van uw vertrek uit het bedrijf ook een conflict over financiën, met 'n uitgaande Jupiteroppositie in het achtste huis, dus dat gaat financieel wel goed voor u uitpakken.'' Het was voor het eerst dat hij wat astrologische termen gebruikte. ''Dat is 't denk ik, ''zei hij toen, ''tenminste als dat het is wat u wilt weten.'' Mijn collega bleef even stil. Toen vroeg hij: ''Staat dat allemaal vast, is er niets dat ik kan doen om de dingen anders te laten lopen dan u zegt?'' ''Nou,'' zei de astroloog, ''dat kan, maar het is moeilijk. Ze zeggen wel eens 'de sterren neigen, maar dwingen niet'. In principe is dat juist. U zult alles altijd precies doen zoals dat hier 91
in uw horoscoop staat, dus wat de sterren dicteren, totdat u besluit daar verandering in te brengen. Laat ik zeggen met uw horoscoop en de aspecten die de planeten daarin maken, komt het telkens zodra een bepaalde planeet in zijn omloop dat aspect activeert tot een conflict, een botsing. Bijvoorbeeld bij het auto ongeluk, waarschijnlijk omdat u reageerde op het gedrag van een andere automobilist, dat weet ik niet en een conflict met uw vrouw en een conflict met uw ouders en straks een conflict op het werk. U maakt in bepaalde situaties dus steeds dezelfde keus. U kiest voor het conflict zoals uw horoscoop aangeeft. Nou ja, kiest is misschien een groot woord hier, want gegeven uw horoscoop is de neiging sterk, maar u kunt het veranderen als u besluit niet meer voor het conflict te kiezen. Dat betekent, voortdurend alert zijn, weten wat er gebeurt en daarop met zelfdiscipline reageren. Zeg maar de situatie onder controle houden, voordat de situatie controle over u krijgt. Zolang u dat niet doet blijven de sterren dicteren. In feite loopt u steeds dezelfde doodlopende straat in zonder iets te leren. Maar zoals men zegt: 'Alle verandering is moeilijk' en daar zit een hele, hele diepe waarheid in. Psychiaters weten dat beter dan wie dan ook.'' Toen we afscheid namen wilde mijn collega betalen voor het consult. ''Nee, nee,'' zei de astroloog, ''een vriend van een vriend, geen geld.'' Terug op weg naar huis in de auto zat m'n collega stil voor zich uit te kijken. ''En,'' vroeg ik 'm, '' denk je nog steeds dat astrologie onzin is? Hij zei niets. Twee jaar later verliet hij na een conflict het bedrijf. Hij bood zijn aandelen te koop aan. De waarde daarvan was, zonder dat hij daar noemenswaardig aan had bijgedragen behoorlijk gestegen omdat de economie zich herstelde.
92
Daarover ontstond opnieuw een conflict omdat hij als ze zijn aandelen kochten onverdiend met een aanzienlijke winst zou vertrekken. Dat conflict pakte uiteindelijk goed voor hem uit; iets dat de sterren al wisten op het moment dat hij geboren werd.
93
Soortelijk gewicht
Een kilo lood weegt evenveel, of is even zwaar, als een kilo veren. Het verschil is dat 'n klein klompje lood in de palm van je hand al gauw een kilo weegt en dat je een enorme zak nodig hebt om een kilo veren in op te slaan. Zo ongeveer herinner ik me de les op school over soortelijk gewicht. Dit om aan te geven dat ik weinig af weet van natuurkunde, want tegenwoordig spreekt men zelfs niet eens meer van soortelijk gewicht maar van soortelijke dichtheid. Vreemd dat na tientallen jaren de schoolles toch ineens terugkwam en me aan het denken zette. Ja, misschien was het wel een belangrijke les met veel verder gaande consequenties dan ik destijds kon vermoeden. En nu maak ik op het eerste gezicht misschien een grote zijsprong, maar dat is niet echt zo. Ik sliep in mijn leven met Europese en Afrikaanse vrouwen. Aanvankelijk viel het verschil me niet zo op, behalve dan dat de huid van een zwarte vrouw doorgaans wat steviger is. Op 'n nacht, geheel onverwacht, deed ik een soort ontdekking. De zwarte vrouw die naast me sliep had haar arm om me heen geslagen en ineens realiseerde ik me hoe zwaar die arm was. Het was geen dikke vrouw, eerder een slanke, en op dat moment drong het tot me door: Twee, drie, vier zwarte vrouwen die in eerdere nachten met hun arm om me heen sliepen hadden me datzelfde gevoel gegeven. Achteraf vergelijkend: blank en zwart, even slank, zelfde soort gestalte, zwart zwaarder! Hoe kon dat? En raar zoals dat gaat in het brein, daar waren opeens de veren en het lood. Deed ik hier een ontdekking? Misschien wel, want stel dat het soortelijk gewicht van het zwarte ras hoger is... Het was nacht en het malen begon. Waren de spieren zwaarder en verklaarde dat de opvallende sportprestaties. Hadden zwarte mensen permanent een gevoel van zwaarte en gebruikten ze de dans om zich lichter te kunnen voelen. Al peinzend zag ik hoe zwarte mensen op straat vaak zonder enige aanleiding dansbewegingen maakten. 94
Ik zag ook hoe ze moeilijk in beweging waren te brengen, meestal traag bewogen en vaak uren zaten te zitten. Looiig is denk ik het goede woord daarvoor. Als dat te maken had met het soortelijk gewicht dan mest die zwaarte ook in de hersenen en in het bloed zitten. Zwaar bloed dat door die zwaarte traag stroomt. Een minder goede doorbloeding van organen, een geringer ''schoonstromen'' van de aderen, verhoogde bloeddruk, diabetes... Ik huiverde. Hier op het eiland waar ik woon, met voor ongeveer 99% mensen van Afrikaanse afkomst, kun je bijna huis aan huis aankloppen: suikerziekte, cholesterol, maag-, darm-, huidinfecties en nieraandoeningen door adervervetting, hartinfarcten en amputaties. Wat te doen als een hoger soortelijk lichaamsgewicht een donkere kleur heeft? Is zwart zwaar en kan alleen een lichtere kleur verlichting van het lijden brengen? Of moest het soortelijk gewicht hier volgens meer moderne opvattingen juist andersom geduid worden en had het zwarte ras te kampen met een groter volume en een geringere massa? Op dat moment raakte ik het spoor bijster en sloeg mijn arm om de vrouw naast me. Ze maakte een geluidje dat me liet weten dat ze dit prettig vond en even dacht ik er aan de liefde met haar te bedrijven, waarna negen maanden later een kind met een ander soortelijk gewicht. Zou een lichter kind, als dat miljoenen keren herhaald werd, het lichamelijk lijden in de wereld kunnen verminderen? Ze had lange benen. Ik kan wel zeggen de mooist gevormde benen die ik ooit had gezien. Maar ze had, net als haar vader, ook suikerziekte. Zijn linkerbeen werd recentelijk geamputeerd.
95
De blinde ziener
Dit lijkt me een goede plek om even stil te staan, dacht de blinde ziener. Hij bevond zich op dat moment midden op een groot kruispunt waar hij alles wat van links en rechts en van voor en achter op hem af kwam eens goed kon bekijken. Blinde zieners kijken heel anders dan ieder ander. Ze kijken niet naar buiten maar naar binnen, waar ruimte noch tijd de waarneming kleurt of stuurt. Dat kruispunt was dus een mooie plek om alles van alle kanten tegelijk in je op te nemen en wellicht een visie te ontwikkelen die kon aangeven in welke richting in de toekomst te gaan.. Op de weg achter hem naderden de overbevolkte ontwikkelingslanden het kruispunt en op de weg voor hem begonnen de hooggeïndustrialiseerde landen het kruispunt over te steken. Zij bewogen zich beide op dezelfde rechtdoorgaande weg die bekend staat als de ''GraaiGeld bouvelard''. Zij naderden elkaar weliswaar vanuit tegenovergestelde richtingen, maar bij hun oversteek van het kruispunt voorzag de blinde ziener vooralsnog weinig botsingen, omdat zij zich op dezelfde brede doorgaande weg bevonden, met in het midden een keurige streep die duidelijk aangaf dat ieder, op weg naar hetzelfde doel, op z'n eigen helft moest blijven. Wel zag de ziener even een mogelijke botsing toen de onderontwikkelde landen aan zijn linker zijde vanaf de ''Honger en Dorst boulevard'' het kruispunt aderden. Maar zij besloten zich na hun lange ervaring met de hooggeïndustrialiseerde landen, die zich in het verleden nooit iets van hun lot hadden aangetrokken, naar links in te voegen en mee te koersen met de ontwikkelingslanden. Geen botsingen dus. Maar de ziener doorschouwde het kruispunt en wist dat er op een plaats als deze vroeg of laat onvermijdelijk botsingen plaats zouden gaan vinden. Op dat moment werd hij de woestijnlanden gewaar die van rechts via de ''Afgedankte Oliebronnen boulevard'' het kruispunt naderden. Met opgevouwen tenten en plungezakken op hun rug, kauwend op 96
vijgen en olijven, sloften zij naderbij over de droge, zanderige weg die naar het kruispunt leidde. Zodra zij de overstekende hooggeïndustrialiseerde landen op de brede ''GraaiGeld boulevard'' in het oog kregen, riep dat zoveel bittere herinneringen op dat zij in woede ontstaken. Meer dan een eeuw hadden zij deze ondankbare honden overgoten met kostbare oliën en als dank hadden zij hen na de komst van de groene energie die vernederd in het zand doen bijten. Hier kon een botsing niet uitblijven. Iemand probeerde nog alle verkeerslichten op rood te zetten, maar te laat. In een visionair beeld zag de blinde ziener wat komen ging: Het kruispunt, het teken van het kruis, het bloed en het lijden. Hij zag hoe de woestijnvolken elk verkeerslicht negeerden en zonder eerst richting aan te geven, zowel naar links als rechts afsloegen en rechtdoor gingen onder het uitroepen van kreten als ''Ala'' of ''Alla''. Duidelijk geen ''Allah'', maar meer iets van ''Alla, nu krijg je je trekken thuis.'' Tegelijkertijd ramden ze op alles en iedereen in die op hun weg kwam en haalden daarbij uit hun punjezakken een soort kleine bommetjes, die meteen nadat ze ontploften stralen uitzonden die alles en iedereen, inclusief hen zelf, op en ver rond het kruispunt vernietigden. Ook de blinde ziener ruimden ze uit de weg. Hij zag wat hij had voorzien. ''Dat is jullie verdiende loon'' hoorde hij hen op zijn laatste moment zeggen, ''omdat je eerst al onze olie hebt afgepakt om extreem comfortabel te kunnen leven en toen je ons niet meer nodig had in eeuwige armoede hebt achtergelaten.'' Tja, dacht de blinde ziener terwijl hij ter hemel rees, als je niet inziet dat je alles 'n beetje netjes moet delen en voor elkaar moet zorgen, kom je elkaar hoe dan ook vroeg of laat op een kruispunt tegen.
97
Het mooiste dat er is
Ik denk alsmaar hetzelfde. Het is een soort beeld of zoiets. Niks heftigs of opwindends, maar het vraagt constant m'n aandacht. Als ik even denk rustig te gaan zitten... hup daar is het weer. Niet dat ik er aan wil denken, want ik denk eigenlijk graag aan allerlei andere dingen. Dat is juist zo gek, alsof al die andere dingen onbelangrijker zijn dan dit. Iets van eerst dit, hier moet je over denken, mijmeren, mediteren en 't net zo lang herkauwen tot je er echt klaar mee bent Dol draai ik er soms aan, sterker nog het heeft me totaal in z'n greep en speelt de baas over me. Mensen die mij op het terras voor m'n huis zien zitten denken misschien, wat zit die man daar lekker rustig, maar dat is niet zo. In werkelijkheid word ik van binnen volledig in beslag genomen door iets dat onderhand in mijn hoofd belangrijker is geworden dan alles in de hele wereld en het blijft zeggen: ''Ik zal net zo lang aan je kop zeuren en in je hoofd rondspoken tot je scherp hebt wat je zoekt en waarnaar je zoekt.'' Het weigert dus weg te gaan. In het begin dacht ik nog, misschien is dit wat ze dagdromen noemen, maar dat is het niet, want in dagdromen laat je je lekker een beetje wegdrijven. Ik drijf helemaal niet lekker weg. Ik ben actief en geconcentreerd bezig met denken en ik kan het niet stoppen. Als ik denk, nou is het wel genoeg, even ophouden, neem ik soms een douche. Daarna schenk ik me 'n drankje in en ga ontspannen op het terras zitten. En ja hoor, na een tijdje, pats, daar is het weer en zit ik zonder dat ik dat wil weer geconcentreerd over hetzelfde te denken. Aanvankelijk dacht ik, misschien heeft iedereen dat wel en ben ik helemaal niet bijzonder of gek of zo. Maar na 'n aantal maanden besloot ik er toch met een vriend over te praten. ''O, da's piekeren, malen, flauwekul-denken, meteen mee ophouden,'' roept hij, als ik hem vertel dat ik almaar hetzelfde
98
denk. ''Je denkt in een circel en je komt almaar op hetzelfde uit. Ken je dat liedje 'The windmills of your mind'.'' ''Ja,'' zeg ik, '' maar dat is 't niet, ''want windmills gaan van links naar rechts en van boven naar beneden, maar mijn denken is steeds bijna onbewegelijk geconcentreerd op een en hetzelfde.'' ''Dan heb je misschien een obsessie,'' zegt hij, ''en als je er last van hebt moet je met een psychiater gaan praten.'' Nu houd ik helemaal niet van praatdokters. Ze beginnen meteen over, waar ben je bang voor en als je zegt, nergens voor, geloven ze je niet en gaan ze verder spitten. Ze gaan er meteen vanuit dat je zit te liegen en dat je je angsten wat ze noemen zit te verdringen en wegschoffelt of onder het tapijt veegt. En intussen tikt de klok. O, het uur is om, afrekenen. Ik zie u volgende week weer. Die praatdoktoren zijn heel gehaaid met geld. Je vraagt wat kost 't en krijgt 'n bedrag per uur. Maar 'n uur bij een praatdokter is altijd maar vijftig minuten. Je betaalt dus elk uur dat je met ze praat tien minuten teveel, dat wil zeggen je telt harde munten neer waarvoor je niets krijgt. En vlak voor ''het uur'' om is zadelen ze je steevast op met een aantal vragen, waar je over na moet denken en waar dan in een volgend consult verder over gesproken moet worden. Na hun uitgebreide reflecties over je vermoede angsten komen je vermoede verlangens aan de beurt. En zo tikt de klok eindeloos door. Toch besluit ik het advies van m'n vriend niet in de wind te slaan en bel een psychiater. En jawel, het gaat inderdaad volgens het boekje. ''Allereerst,'' zegt de psychiater, ''zou ik van u willen horen of er bepaalde dingen zijn, waarvoor u bang bent.'' Ik probeer de dokter meteen zo duidelijk mogelijk te maken dat ik nooit ergens bang voor ben en niet weet wat angst is. ''Hoe weet u dat zo zeker,'' vraagt de dokter. ''Nou,'' zeg ik. ''m'n leven bewijst dat. Ik was nooit bang als ik vergaderingen voor moest zitten van twintig of meer mensen, of zalen met honderden mensen toe moest spreken, of in vakanties opgewekt ronddwaalde in de meest gevreesde slums 99
van de hongerigste steden ter wereld, of uit nieuwgierigheid uren slenterde door de gevaarlijkste buurten van grote miljoenensteden en elk vliegtuig pakte dat me bracht naar waar ik wilde. Je gaat als het je tijd is, is mijn devies.'' ''Niet bang voor de dood dus,'' zegt de dokter. ''De dood dokter,'' reageer ik, ''de dood is het mooiste dat er is, nooit meer denken, echt, mooier dan de dood is er niet.'' ''Goed,'' zegt de dokter, ''de dood is voor u dus het mooiste dat er is, dat houden we even vast'' Op hetzelfde moment waarop hij dat zegt veer ik op. ''Ja,'' roep ik, ''dat is 't, het mooiste dat er is, daar zoek ik naar, daar denk ik almaar aan, wat is het mooiste op aarde, wat is het mooiste in de wereld, wat is het mooiste in het leven, daar draait het om. Ik moet definiëren en objectief vast stellen wat voor iedereen en voor altijd zonder de geringst mogelijke twijfel absoluut het allermooiste is en zal zijn dat bestaat, ooit bestaan heeft en ooit zal bestaan.'' ''Daar verlangt u dus naar,'' valt de dokter me in de reden. ''Nee,'' schreeuw ik, ''ik verlang nergens naar, ik heb alle verlangens allang uitgeleefd in de mooiste steden ter wereld, met de mooiste vrouwen ter wereld en ondergedompeld in de verrukkelijkste wijnen en meest exclusieve culinaire creaties ter wereld. Wat ik moet uitvinden is wat het allermooiste is. Niet het allergrootste, want dat is de atoombom of de computer of zoiets, maar daar komt op den duur alleen maar narigheid van. Het allermooiste moet de verlossing brengen. Als ik met mijn denken vast kan stellen wat dat is, zal deze generatie en elke generatie na mij houvast krijgen en een vast ijkpunt krijgen in het leven. Alles wat niet correspondeert met het allermooiste of geen bijdrage is aan het allermooiste kan daarna meteen als waardeloos ter zijde worden geschoven.'' De dokter kijkt me bedenkelijk aan. ''En wat is het allermooiste dan,'' vraagt hij.
100
''Dat weet ik juist niet,'' zeg ik, ''maar iets zegt me dat ik daar achter moet zien te komen en dankzij het gesprek met u realiseer ik me opeens dat ik daar al jaren mee bezig ben geweest. Eerst zocht ik het in boeken, maar toen ontdekte ik dat daar alleen zwarte lettertjes in staan en dat de echte kleuren ontbraken. Vandaar dat ik toen tientallen musea in de wereld ben gaan bezoeken om naar duizenden schilderijen en beelden te kijken. Ik zag allerlei zoetsappigheid verdronken in vakmanschap en agressieve of grafische deformaties van de werkelijkheid en kwam toen tot de conclusie dat alleen wat verrassend ontroert mooi is. Maar alleen plaatjes en beelden waren me te statisch. Dat leidde tot bioscoop bezoek. Honderden films zag ik. Widescreen, want op tv of op 'n computerscherm valt geen overrompelende, ware schoonheid te ervaren. Uiteindelijk dacht ik het gevonden te hebben. Eigenlijk iets heel kleins, 'n plekje, 'n bepaald plekje. en heel dicht bij huis. Ik heb het gevonden, dacht ik. Na al die inspanningen en zoektochten kwam het zomaar bij toeval op m’n netvlies 'n Stukje huid, 'n bepaald stukje huid op de donkere dij van een liggende vrouw. Niet het hele dijbeen, maar alleen de plaats waar het meest volumineuze hoogste deel van de dij, van opzij en van achter gezien, in een van boven komend zacht strijklicht overgaat in de bil. Daar keek ik naar. Misschien wel net zo gefascineerd als destijds Japanse mannen overrompeld en opgewonden keken naar de misvormde voetjes van hun Japanse vrouwen. Het verschil was dat hier niets misvormd was, in tegendeel, de vorm was volmaakt. Maar niet absoluut volmaakt voor iedereen. Voor mij als man, ja, maar niet voor de andere helft van de bevolking op aarde. Ik moest dus verder zoeken.'' ''Voor u verder gaat,'' onderbreekt de dokter me, '' toch verlangen dus, verlangen naar schoonheid.'' ''Ja'', zeg ik, ''maar verlangen naar een universele schoonheid die voor iedereen rust brengt in het simpele besef dat die bevrijdende schoonheid bestaat.''
101
''Maar die schoonheid,'' reageert de psychiater, ''hoeft u helemaal niet meer te zoeken. U hebt 'm al gevonden. U hebt me 'n paar minuten geleden precies uitgelegd wat volgens u het mooiste is. 'De dood,' zei u, 'is het mooiste dat er is. Mooier dan de dood is er niet,' zei u. U hoeft dus helemaal niet meer te zoeken, want de dood komt vanzelf en misschien is dat inderdaad het mooiste dat er is.''
102
Geachte mijnheer Google
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen en het hardop zeggen: ''Ik mag u niet.'' Voordat ik u kende was ik iemand waarmee men graag sprak. Mensen stelden mij allerlei vragen. Ook vragen waarop bijna niemand een antwoord wist. Ze konden mij bijvoorbeeld vragen of de consumptie van paddestoelen invloed had op de hormoonhuishouding, of bestond er bij de Batavieren destijds al zoiets als Pasen, of werd er al geknikkerd voordat er gekaatst werd. Ik wist eigenlijk op bijna alles een antwoord omdat ik jaren gestudeerd en gelezen en nagedacht had. Ik kon urenlang met vrienden discussiëren over bijvoorbeeld het kruis als symbool in de vroegste afbeeldingen voor het ontstaan van het christendom, of de invloed van plastic op de mannelijke potentie. En toen op een dag werd het stil om me heen. Niemand vroeg me meer iets. Iedereen had ineens iemand gevonden die veel meer wist dan ik en alles veel beter wist dan ik. Iemand die bijvoorbeeld niet alleen de invloed de paddestoel op de hormoonhuishouding wist, maar ook wat dan wel precies die invloed was als het speciaal ging om een cantharel of een wollige bundelzwam of een gele ringboleet en of kortstelige zure appelen meer of minder ijzerhoudend waren dan langstelige zoete appelen. Naar mij kwam niemand meer, sterker nog, ik raakte geïsoleerd. Mijn kennis was onbelangrijk geworden. ''Google weet alles,'' zeiden ze, ''we vragen nu alles aan Google.'' Omdat ik met minder en minder mensen sprak, besloot ik om iets te doen te hebben een computer te kopen. En toen ontdekte ik het. U, mijnheer Google, blijkt alles te weten. Vergeleken met u ben ik Nescio, ik weet niets. Alles wat ik ooit gestudeerd, gelezen of gedacht heb verschrompelt in het licht van wat u weet. Raakte ik al gedeprimeerd omdat niemand zich met vragen ooit nog tot mij, maar uitsluitend tot u wendde, nu verdiepte die 103
depressie nog meer. U maakte me duidelijk dat ik niks ben, niks weet en vergeleken met u van nul en gener waarde meer ben. U ontnam me mijn zelfrespect. Als dat de prijs is voor de vooruitgang is die prijs me te hoog. Daarom doe ik mijn computer weg. Of wacht, laat ik u als laatste nog even vragen hoe hoog de prijs voor die vooruitgang volgens u precies is. Wat? ''Your search did not match any documents.'' Dat bedoel ik mijnheer Google, u doet alsof u alles weet, maar bij belangrijke vragen, als het er echt op aankomt, staat u mooi met uw scherm vol tanden. Hoogachtend,
104