Masterplan Kennis- en Expertisecentrum Roermond
Conceptrapport Aloysiusstichting, de Wijnberg, Samenwerkingsverband VO en de Mutsaersstichting
BMC December 2013 J.H. van Triest P.J.J. van Osch Projectnummer: 404083 Correspondentienummer: ON-1612-66605
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
INHOUD HOOFDSTUK 1
AANLEIDING
3
HOOFDSTUK 2
OMGEVINGSANALYSE EN RELEVANTIE
5
2.1
Roermond
5
2.2
Primair onderwijs
5
2.3
Voortgezet onderwijs
7
2.4
De jeugd in Nederland
8
2.5
Jeugdzorg en participatie in de gemeenten van de samenwerkingsverbanden
9
HOOFDSTUK 3
HET MASTERPLAN
10
3.1
Het wat, het waarom en het hoe
10
3.2
De ambitie
11
3.3
Het collectief
12
KEC IN PRAKTIJK
14
HOOFDSTUK 4
4.1
Doelgroepen
14
4.2
KEC Ambulant
15
4.3
Kennis en Expertisecentrum Praktijk
15
4.4
Primaire werkprocessen
16
4.5
Samenvatting primair proces:
18
4.6
Taken en verantwoordelijkheden en ouders
21
4.7
Van los naar geïntegreerd
21
4.8
De modules in beeld
21
4.9
Van module tot geïntegreerde programma’s
23
4.10
Wetten en regels in systemen
24
4.11
Geïntegreerde functies en rollen
25
MANAGEMENTPLAN, DE STRUCTUUR
HOOFDSTUK 5
26
5.1
Entiteit
26
5.2
Structuur
26
5.3
Organogram
27
5.4
Voorwaarden en eisen
27
5.5
Samenwerking
28
1/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
HOOFDSTUK 6
FINANCIEEL PLAN
29
6.1
Beheersing
29
6.2
Bedrijfsvoering
29
6.3
Huisvesting
30
6.4
Volume op basis van productie
31
6.5
Meerjarig perspectief
32
6.6
Randvoorwaarden
32
6.7
Inkomsten en kosten
33
2/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Hoofdstuk 1 Aanleiding Op verzoek van de initiatiefnemers, voor het vormen van een integrale voorziening, het Kennis en Expertisecentrum Roermond (KEC), heeft BMC een masterplan opgesteld. De initiatiefnemers zijn de Aloysiusstichting, de Wijnberg, het samenwerkingsverband VO en de Mutsaersstichting. In directe samenwerking met het reguliere onderwijs en de gemeente is lange tijd gewerkt aan een visie en een aanpak voor het KEC. Dat heeft geresulteerd in een aantal meer zakelijke en een aantal inhoudelijke besluiten. Zo zijn er besluiten van de gemeente en initiatiefnemers op het gebied van het volume van het KEC, de huisvesting, de locatie en de realisatie van het KEC. De initiatiefnemers hebben ook besluiten genomen over de doelstellingen, de maatschappelijke meerwaarde, visie, de globale werkwijze en de samenwerking. Met het te vormen KEC wordt ingespeeld op de maatschappelijke, sociale, economische en politieke ontwikkelingen in de sectoren onderwijs, jeugd, arbeid en openbaar bestuur. De landelijke invoering van passend onderwijs moet leiden tot een kwaliteitsverbetering, maar gaat ook gepaard met een bezuinigingsopdracht, bij gelijk blijvend beleid levert dat de onderwijsinstellingen en de gemeenten op termijn een continuïteits- en kwaliteitsprobleem op. Met po kunnen scholen meer maatwerk bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Leerlingen gaan bij voorkeur naar het regulier onderwijs. Want zo worden ze het best voorbereid op een vervolgopleiding en doen ze zo goed mogelijk mee in de samenleving. Voor leerlingen die het regulier onderwijs niet halen, blijft het speciaal onderwijs bestaan. De transitie Jeugdzorg (Provinciale Jeugdzorg en de AWBZ en Curatieve GGZ voor jeugdigen gaat in 2015 goeddeels over naar de gemeente) zorgt voor een uitbreiding van de gemeentelijke taken. Het doel van de Jeugdwet is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken, met het uiteindelijke doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving. Met de decentralisatie naar de gemeenten worden de bestuurlijke en financiële randvoorwaarden gecreëerd om de transformatiedoelen van de stelselwijziging jeugd te realiseren. De (financiële) ontschotting maakt het mogelijk om te komen tot een meer integraal zorgaanbod. Beide wetten gaan ervan uit dat vroegtijdige hulp de instroom naar duurdere voorzieningen kan voorkomen. Hulp en ondersteuning kunnen laagdrempelig, vroegtijdig en integraal aangeboden worden, met veel ruimte voor de professional om casusgericht te werken: één gezin, één plan en één regisseur. Door deze manier van organiseren en interveniëren kan het beroep op specialistische en gedwongen hulp worden verminderd. In deze opzet ligt een prikkel besloten voor de gemeente om extra te investeren in preventie, vroeghulp en hulp tot zelfhulp. (memorie van toelichting Jeugdwet).
3/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
De nieuwe landelijke ontwikkelingen maken nog wel dat zowel onderwijs als zorg hun eigen financiering- en verantwoordingssysteem houden naar de financiers en toezichthouders. Hierbij wordt vanuit beide sectoren transparantie verlangd en mogen middelen niet over en weer worden ingezet. Mensen met een bijstandsuitkering en gedeeltelijk arbeidsongeschikten vinden vaak moeilijk werk. Met de Participatiewet wil het kabinet hen helpen weer mee te doen in de samenleving. (site Rijksoverheid.nl). Met de wet wordt straks geregeld dat de gemeenten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt verantwoordelijk worden voor een toeleiding naar werk. Gemeenten hebben straks een belang in het voorkomen van schooluitval en bij een goede uitgangspositie van leerlingen richting de arbeidsmarkt. In het kader van de Participatiewet zijn gemeenten verantwoordelijk voor het begeleiden naar werk als jongeren/jongvolwassenen in de bijstand terechtkomen.
4/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Hoofdstuk 2 Omgevingsanalyse en relevantie 2.1
Roermond De gemeente Roermond heeft in haar meerjarennota ‘Op de Groei 2010-2014’ de volgende doelstelling geformuleerd: ‘Ieder kind moet de kans krijgen gezond en veilig op te groeien, talenten te ontwikkelen en plezier te hebben om zich goed voor te bereiden op de toekomst.’ De gemeente Roermond zet hiertoe het kind en gezin centraal en richt zich erop dat jeugdigen opgroeien tot burgers die volwaardig participeren in de samenleving. De gemeente heeft vijf thema’s als leidraad geformuleerd: Gezond opgroeien Veilig opgroeien Steentje bijdragen aan de maatschappij Talenten ontwikkelen Plezier hebben en goed voorbereid Hoe staat de gemeente Roermond ervoor als we een aantal zaken op gebied van jeugd en kinderen in algemene zin nader beschouwen? Roermond heeft ruim 56.000 inwoners1. De jeugdscore in Roermond is niet goed, volgens de informatie van het Verwey-Jonker instituut. Dat is op basis van twaalf indicatoren die voortkomen uit het Europees verdrag omtrent de rechten van het kind. Denk daarbij aan tienermoeders, jeugdcriminaliteit, jeugdzorgindicaties en dergelijke. Roermond heeft meer dan een gemiddeld aantal kinderen en jongeren die een relatie hebben met de jeugdzorg. Ook de jeugdcriminaliteit en het aantal voor- en vroegtijdige schoolverlaters ligt boven het landelijk gemiddelde. De jeugdwerkloosheid is gelijk aan het landelijk gemiddeld. Het aantal achterstandsleerlingen ligt ver boven het landelijk gemiddelde. Daar is er zelfs sprake van een percentage hoger dan 17%. Ten slotte is het percentage kinderen dat in een uitkeringsgezin leeft in Roermond tussen de 5,7 en 9,3%. Ook dat is boven het landelijk gemiddelde. Gemiddeld scoort Roermond slechter dan de omliggende gemeenten Leudal, Roerdalen, Maasgouw en Echt-Susteren. In het onderwijs in de samenwerkingsverbanden voor po en voortgezet onderwijs (vo) in Roermond, Leudal, Roerdalen, Maasgouw en Echt-Susteren zien we een aantal zaken2.
2.2
Primair onderwijs Er zijn in het primair onderwijs elf schoolbesturen actief in de regio. Zij geven onderwijs aan 13.291 leerlingen.
1
Bron. www.zorgatlas.nl
2
Bron. www.passendonderwijs.nl
5/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Opvallend is dat het onderwijs aan leerlingen met een indicatie voor cluster-4onderwijs en aan leerlingen met een indicatie voor ZML (onderdeel uitmakend van cluster 3) ver boven het landelijk gemiddelde ligt. Landelijk zit 1,34% van deze groep (categorie-1-leerlingen in het primair onderwijs) op een speciaal onderwijsschool voor ZMOK, LZpsy of ZML. Datzelfde zien we ook in het SBAO, 3,66% van de leerlingen gaat naar het SBAO. Landelijk is dat verwijzingspercentage 2,6%. Het percentage leerlingen met een lichamelijke of een lichamelijke én verstandelijke beperking is ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde. Als we de aantallen leerlingen op een ZML of een cluster-4-school (ZMOK en LZpsy) nader beschouwen, dan valt direct op dat van de 352 leerlingen in totaal, er grote verschillen zijn tussen de ZML-leerlingen en de cluster-4-leerlingen. 41 ZMLleerlingen bezoeken de Herman Broerenschool en 23 leerlingen bezoeken de Maaskei: dit zijn de regionale ZML-aanbieders in de regio. Voor cluster 4 ligt dat voor de regionale aanbieders anders. Daar gaan 56 leerlingen naar de Wijnberg, 112 leerlingen uit Roermond naar de Lataste school, 43 leerlingen naar de Spoorzoeker en 51 leerlingen naar de Widdonckschool (deze laatste drie scholen vallen onder de Aloysiusstichting). Slechts een beperkte groep leerlingen gaat naar het so buiten de regio. Bij de begeleiding van de rugzakjes zien we eenzelfde beeld. Namelijk een beperkte groep ZML-leerlingen van vijftien die door de Maaskei of de Herman Broerenschool begeleid worden en een groep van 54 leerlingen die door de cluster-4-school van de Aloysiusstichting begeleid worden. Daarbij valt op dat het aantal leerlingen met een cluster-4-indicatie de afgelopen jaren sterk is afgenomen. Waren er op 1 oktober 2010 nog 93 rugzakjes voor cluster 4, tegenover 54 in 2012. Blijkbaar is er in de regio beleid gemaakt op de enorme groei in het cluster onderwijs. Het percentage dat een speciaal onderwijsschool (categorie 1) bezoekt is wel stabiel gebleven de afgelopen 3 jaar. Het samenwerkingsverband primair onderwijs passend onderwijs heeft vanwege de overschrijding van de landelijke norm een financieel risico op te lossen. De overheid gaat namelijk financieren op basis van de landelijke norm. Dat betekent ‘verevenen’. Het samenwerkingsverband zal op termijn ongeveer € 1,1 miljoen minder aan zorgmiddelen ontvangen. Het samenwerkingsverband ontvangt € 4.290.999,— aan zware ondersteuningsmiddelen. Bij ongewijzigd beleid zal er € 3.692.908,— uitgegeven worden aan het speciaal onderwijs (categorie 1,2 en 3). In dit samenwerkingsverband zal men streven naar drie dingen: het versterken van de draagkracht in het reguliere onderwijs (een krachtige basisondersteuning en effectieve leerlingenzorg in en om de school), het maken van arrangementen met zorg en speciaal onderwijs en het borgen van de rol en kerntaak van het speciaal onderwijs. Wel met dien verstande dat dit onderwijs nooit langer wordt aangeboden dan nodig is vanuit het adagium ‘speciaal als het moet en regulier als het kan’ Dit laatste is natuurlijk met name van toepassing op de cluster-4-leerlingen.
6/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
2.3
Voortgezet onderwijs In dezelfde regio als het primair onderwijs zijn in dit samenwerkingsverband VO 6 schoolbesturen actief. Zij bieden onderwijs aan ongeveer 9.000 leerlingen. Opvallend is dat hier het deelnamepercentage dat naar het VSO cluster 4 en het VSO ZML (samen in passend onderwijs categorie 1) 2% boven de landelijke norm ligt. Het betreft 5,04% in het VSO in het samenwerkingsverband tegenover 3,07% landelijk. Als we naar de verdeling van deze leerlingen kijken betreffende het cluster 4 (ZMOK en LZpsy) en het ZML-onderwijs, dan zien we eenzelfde beeld als binnen het PO. 59 ZML-leerlingen bezoeken de Herman Broerenschool en 43 leerlingen de Maaskei. Ruim 100 leerlingen van de 450 categorie-1-leerlingen bezoeken een regionale ZML-aanbieder. Ongeveer een tiental ZML-leerlingen bezoekt een school buiten de regio. In het cluster-4-onderwijs liggen deze aantallen beduidend hoger. Hier gaan ongeveer de helft van alle VSO-leerlingen, 211, naar de Ortholaan en 27 naar de Widdonckschool en 2 leerlingen naar de Wijnberg. Ongeveer 100 leerlingen gaan naar VSO-scholen voor cluster 4 buiten de regio. In dit geval valt op dat dit met name de Berkenschutse (20 in Heeze) en de Velddijk (34 in Venlo) zijn. Het deelnamepercentage in het lwoo ligt boven het landelijk gemiddelde (14,6% ten opzicht van 10,6%) en in het PRO ligt dit percentage onder het landelijk gemiddelde (1,7% ten opzichte van 2,8% landelijk). Het aantal leerlingen in het VSO cluster 4 en ZML is de afgelopen jaren redelijk gelijk gebleven. Ook de ambulante begeleiding is redelijk stabiel. De ambulante begeleiding vanuit de ZML-scholen wordt gegeven aan elf leerlingen. De ambulante begeleiding vanuit de VSO cluster-4-scholen wordt gegeven aan 159 leerlingen. Nagenoeg alle leerlingen in het regulier onderwijs worden door de Widdonckschool, onderdeel van de Aloysiusstichting, begeleid. Ook in dit samenwerkingsverband VO passend onderwijs zal, vanwege de overschrijding van de landelijke normen waarop gefinancierd wordt, verevend worden. Het gaat in dit geval om bijna € 1,4 miljoen. Dit bedrag zal op termijn het samenwerkingsverband minder ontvangen. In dit samenwerkingsverband zal het beleid gericht zijn op een aantal zaken gericht zijn om van passend onderwijs een succes te maken. Ten eerste zal zo veel mogelijk voorkomen worden dat leerlingen naar een VSO-school gaan. Indien ze gaan dan zo veel mogelijk in de eigen regio. Dit kan door de draagkracht in de reguliere VO-scholen te versterken door goede ondersteuning en jeugdzorg in de reguliere scholen te organiseren. Het VSO en de jeugdzorg spelen hierin een belangrijk rol. Ook zal geïnvesteerd worden in arrangementen in de eigen school opdat leerlingen op de eigen school opgevangen kunnen worden opdat ze zo snel als mogelijk weer deelnemen aan hun eigen reguliere programma’s. Dit zal in samenwerking met VSO en jeugdzorg kunnen. Het OPDC is een voorbeeld daarvan maar ook in synthese groepen wordt met dit model geoefend. Ten slotte zal ook dit samenwerkingsverband beseffen dat de ZMLK en de categorie 2- en 3-leerlingen een redelijk stabiele groep jongeren is.
7/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Het onderwijs aan cluster-4-leerlingen zal nodig zijn, maar zo kort en intensief mogelijk opdat het aantal VSO cluster-4-leerlingen in een speciale voorziening lager wordt. Dit laatste ook vanwege de schadelast op langere termijn. 2.4
De jeugd in Nederland Vanuit presentatie van het landelijke beeld van ‘ontsporende’ jongeren in Nederland noemen we de volgende dominante ontwikkelingen: Vanuit de basisschool stroomt circa 50% van leerlingen door naar HAVO en VWO. De stijgende trend van de afgelopen zet zich nog steeds (licht) voort. Het voortijdig schoolverlaten (VSV) is van 70.000 (5%) in 2002 gedaald naar 36.000 (2,7%) in 20011-2012 (RMO 2013). 9,1% van alle 18-25-jarigen heeft geen startkwalificatie (mbo-niveau 2) De laatste twee decennia is het aantal banen in laaggeschoold werk (basisonderwijs en/of VMBO) nauwelijks in volume veranderd. Het aanbod van laagopgeleiden is in deze periode gedaald van 35% naar 25%. Laagopgeleiden hebben in verhouding vaker een uitkering, vertonen meer gezondheidsproblemen en komen vaker in aanraking met justitie (CBS 2011). VSV kent, volgens WRR 2009, een groep opstappers (elders meer mogelijkheden) en een groep overbelasten (sociale, financiële en culturele problemen). Het aantal HALT-jongeren in Nederland tussen 12 en 17 jaar bedraagt 12.650 jongens en 4.650 meisjes. Dit komt neer op 203 Halt-jongens per 10.000 inwoners en 78 HALT-meisjes per 10.000 inwoners (CBS Statline/jongeren). In de categorie 15 tot 25 jaar heeft 99% toegang tot een pc en/of internet; 91% maakt hiervan dagelijks gebruik. Van de meisjes in de leeftijd van 12 tot 16 jaar ervaart 93,6% de gezondheid als goed/zeer goed. In de categorie 16 tot 20 jaar is dit percentage gedaald tot 85,9% gedaald. Voor jongens is dat respectievelijk 93,9% en 93,8%. Sinds 2007 neemt het aantal adviezen van de Advies- en meldpunten Kindermishandeling jaarlijks met 9% toe (van 33.633 in 2007 naar 46.739 in 2011). Het aantal onderzoeken naar kindermishandeling is in 2010 en 2011 sterk gestegen (6%); in 2010 ging het 62.000 gevallen en in 2011 om 66.000. Het aantal aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg is in de periode 2007 t/m 2011 gestegen met 12% van 83.000 naar 94.000 (Branche rapportage jeugdzorg; 2011). Algemeen beeld: met 85% van de jongeren gaat het goed. Het is lastig om vanuit dit soort globale cijfers een scherp beeld neer te zetten. Als vertrekpunt over het perspectief van jongeren hebben we het volgende beeld: de arbeidsmarktkansen voor vrijwel alle jongeren, met uitzondering van de technische beroepen, zijn moeilijker geworden, terwijl ze steeds beter gekwalificeerd zijn. Op de arbeidsmarkt treedt onvermijdelijk de nodige verdringing op door hoger opgeleiden naar het middenniveau en van het middenniveau naar het niveau voor de laagopgeleiden. De sociaal-maatschappelijke problematiek van jongeren zal in deze context zeker niet afnemen.
8/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Het grootste arbeidsmarktvraagstuk lijkt zich niet op het laagst gekwalificeerde werk te concentreren. Tezamen met de verdringing betekent dit dat wij als de problematiek voor de komende jaren zien dat: de MBO’ers een slecht perspectief op de arbeidsmarkt hebben en zich noodgedwongen richten op het laag gekwalificeerde werk; de laagopgeleiden ondervinden verdringing van het middenniveau; resultaat: toenemende werkloosheid op het lage niveau en op het middenniveau van jongeren; een maatschappelijke problematiek voor niet alleen overbelasten (WRR), maar ook voor jongeren met een startkwalificatie. 2.5
Jeugdzorg en participatie in de gemeenten van de samenwerkingsverbanden In Roermond, Echt-Susteren, Roerdalen, Leudal en Maasgouw zien we dat in Leudal en Roermond het hoogste percentage jeugdzorgcliënten gemeten is. Het betreft 2,6 tot 4% van de kinderen en jongeren in deze beide gemeenten. In de drie andere gemeenten betreft dit 1,5- 2,6% van de kinderen en jongeren. De bevolkingsdichtheid ligt in Roermond en Maasgouw fors hoger dan in de andere gemeenten. Het aantal Wajong-uitkeringen ligt in deze regio boven het landelijk gemiddelde, met uitzondering van Leudal die zit daar net iets onder het landelijk gemiddelde van 2%. In Roerdalen heeft gemiddeld 7- 9% van de 15-65 jarige beroepsbevolking een uitkering. In de andere gemeenten is dat 9-13%. Wat betreft de arbeidsongeschiktheid komt dit overeen met het beeld van de uitkeringen. Voor alle gemeenten geldt dat de sociale cohesie hoog is (boven het landelijk gemiddelde). Dat betekent dat er sprake is van samenhang tussen mensen. Het is de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving. Een kenmerk van een gemeenschap.
9/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Hoofdstuk 3 Het masterplan 3.1
Het wat, het waarom en het hoe In het KEC Roermond slaan besturen van scholen en de jeugdzorg en KJP (Kinderen Jeugdpsychiatrie) de handen ineen. In het KEC wordt in multidisciplinaire teams op basis van synergie resultaten behaald die bijdragen aan een krachtige regio. Doelstellingen zijn gericht op participatie en zelfredzaamheid op de langere termijn. Het KEC doet feitelijk twee dingen: het bieden van integrale, intensieve en specialistische onderwijs-zorgprogramma’s onder één dak én het bieden van hoogwaardige ondersteuning, begeleiding aan gezinnen, scholen en maatschappelijke organisaties in de regio. Hierdoor ontstaan onderwijszorgarrangementen die in de praktijk worden vormgegeven in het meer reguliere onderwijs en in het KEC als voorziening. Een onderwijszorgarrangement richt zich op een leerling en zijn omgeving met een specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoefte waar de reguliere school niet alleen in kan voorzien. In een onderwijszorgarrangement werken het onderwijs en de jeugdzorg samen in een integraal programma voor specifieke (groepen) leerlingen. Dit vanuit de overtuiging en ervaring dat een geïntegreerd aanbod meer is dan de som der delen en meer recht kan doen aan de onderwijszorgbehoeften van specifieke leerlingen. Gestreefd wordt naar een optimale relatie met en betekenis voor de omgeving, bedrijfsleven, andere schoolbesturen en maatschappelijke organisaties Kinderen en jeugdigen moeten zich optimaal kunnen ontwikkelen en indien nodig via het SO/VSO een goede aansluiting vinden binnen het reguliere onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, een entree naar de arbeidsmarkt dan wel dagbesteding. Er wordt gestreefd naar de meest optimale of hoogst haalbare maatschappelijke participatie. Kinderen en jeugdigen met een specifieke leer- en/of ontwikkelingsvraag, in de leeftijd van 0 tot en met 23 jaar. Het gaat niet alleen om zogenoemde cluster-4kinderen, maar elk kind of jeugdige die het tijdelijk moeilijk heeft binnen het reguliere onderwijs, zoals bijvoorbeeld thuiszitters en kinderen die tussen het wal en het schip zijn geraakt. De aanleiding is veelal gelegen in een specifieke leer- en/of ontwikkelingsvraag in combinatie met psychosociale problematiek. In dat geval is er veelal sprake van cumulatie van problemen. Op school, thuis en elders ontstaan en manifesteren deze problemen zich. Het kan gaan om (pedagogische) armoede, werkloosheid, problemen met leren, fysiek en/of emotioneel geweld, middelengebruik, verslaving et cetera. Veelal spelen veel factoren een rol op moment dat het (even) niet meer lukt thuis en of in de reguliere school.
10/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
3.2
De ambitie Wat is de collectieve ambitie en meerwaarde van het KEC en welke (huidige) situatie wordt opgelost of welke vraag wordt beantwoord? Het huidige aanbod is versnipperd; onderwijs en zorg worden niet in samenhang en in elkaars nabijheid aangeboden. De op het kind en de jeugdige afgestemde ontwikkeling is onvoldoende: onderwijs, werk en samenleving. Acceptatie en integratie van kinderen en jeugdigen binnen het onderwijs, ongeacht hun leer- en/of ontwikkelingsvraag, laat te wensen over en er is te weinig thuis en zorgaanbod voor deze doelgroep. De ambitie van het KEC is ‘beter met hetzelfde!’. Hogere maatschappelijke opbrengsten tegen dezelfde of minder maatschappelijke kosten, maar met opgebouwde en verbonden expertise, methodes en instrumenten. In de kern gaat het om de keten, het komen tot een betere afstemming van onderwijs en zorg. Er is sprake van een onderscheidend vermogen door de unieke combinatie en toegevoegde waarde in reguliere context (gezin, wijken en scholen). De huidige vestigingslocaties zijn verouderd, met een nieuwbouw voor het KEC komt hier een eind aan en kan de nieuwe praktijk worden vormgegeven. Het KEC levert een antwoord op basis van een vraag (behoefte) aan: Ouders/leerlingen Het kind of de jeugdige ervaart een doorlopende leer- en ontwikkellijn die te allen tijde is afgestemd op hun ontwikkelingsperspectief. Op basis van een integraal onderwijs-/zorgplan en een systematische aanpak ontwikkelen zij zich optimaal, naar de mogelijkheden. Gezinnen kunnen ontwikkelen en kinderen en jongeren bereiden zich voor op hun toekomstige positie in de samenleving De samenleving Maatschappelijk rendement en voorkomen van schadelast. Voorbereiding op hun positie in de maatschappij en een krachtige regio. Onderwijsinstellingen in de regio Beschikbaarheid van kennis en expertise ten behoeve van versterken van de draagkracht, de behandel-, opvang- en beschermingsfunctie. Ketenoplossing met inhoudelijke synergie, ook voor VVE en PSW. Bieden van contractonderwijs ((keten)partners op te leiden in het kader van passend onderwijs). Zorginstellingen in de regio Beschikbaarheid van kennis en expertise. Ketenoplossing met inhoudelijke synergie voor de VG-instellingen, gemeenten, peuterspeelzalen en jeugdzorg. Financiers: - Gemeenten (wat draagt het bij aan de doelstellingen van de Wmo (eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid, participatie) en Participatiewet - Ministerie OCW - Samenwerkingsverbanden(ook in de directe omgeving van de regio) - Verzekeraars (zorgkantoor), onder andere op basis van de vraag: wat na je 18de jaar? Maatschappelijk en financieel rendement. Voorbereiden op hun positie in de maatschappij.
11/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
3.3
Ketenoplossing voor de gemeente met inhoudelijke synergie voor gemeente, provincie, zorgkantoor. KEC anticipeert op en geeft invulling aan de landelijke ontwikkeling inzake jeugdzorg, passend onderwijs, Participatiewet. Realiseren van de doelstellingen van de gemeente en haar nieuwe rol op deze beleidsterreinen. De deelnemende organisaties Onderwijs en zorgpartners onderkennen het belang van een integraal en afgestemd aanbod van onderwijs en zorg. Zij wensen hieraan invulling te geven en hierin doelgericht te investeren: op korte termijn levert dit meerwaarde voor leerlingen en hun ouders op. Op termijn levert dit maatschappelijk en sociaal-economisch rendement op. Flexibele inzet van medewerkers en middelen van de betrokken partners zijn flexibel inzetbaat zijn voor het geheel. Een gezamenlijke huisvesting voor hun onderwijs- en zorgaanbod. Een efficiencyslag die mede gezien de schaarser wordende middelen, bezuinigingsdoelstellingen noodzakelijk is. Nieuwe huisvesting, sluiten van verouderde gebouwen.
Het collectief Zijn de onderwijsdoelen en zorgdoelen gelijk, waarin verschillen ze en waar vullen ze elkaar aan? Met andere woorden: wat moet, kan en willen onderwijs en zorg bereiken? Ze dragen beide bij aan de ontwikkeling van de leerling. Onderwijs bereidt de leerling voor op een zo goed mogelijke startpositie als jong volwassenen om vervolgens zo volwaardig mogelijk te kunnen participeren (arbeid) in de maatschappij. Onderwijs zal voor de kinderen en jeugdigen met een leer- en/of ontwikkelingsvraag een plan moeten schrijven, een zogenoemd Individueel Onderwijsperspectief (IOP). Zorg draagt voor het verhogen (compenseren) van de zelfredzaamheid en persoonlijk functioneren van de leerling. Als opvoedondersteuners of soms -overnemers, voeden ze de jeugdige op tot zo een volwaardig mogelijk zelfverantwoordelijke en reddende burger. Zorg stelt een hulpverleningsplan op in samenspraak met de jeugdige en zijn opvoeders. Beide doelen zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Ieder heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht richting de stakeholders.
12/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Wat willen we bereiken (maatschappelijk effect) Eigen Verantwoordelijkheid Zelfredzaamheid Voor jezelf/gezin zorgen Persoonlijk functioneren Regie over je leven Praktische Zaken Huishouden doen Administratie - financiën Klussen
Participatie Werk/Scholing Dagbesteding – Inloop Werk is de beste zorg Dagritme Sociale contacten (sociaal netwerk vergroten) ‘Zinvol’ bezig zijn Ontlasten mantelzorg (opvang)
P van Osch
BMC
Het aanbod van het KEC is vooral het verbeteren en optimaliseren van de opvoeden leersituatie van de leerlingen, die vanwege diverse redenen verstoord zijn. Om kinderen goed te kunnen opvoeden en te laten leren is een optimale opvoed- en leersituatie een randvoorwaarde. De meerwaarde van het KEC is dat de opvoed- en leersituatie niet los van elkaar worden gezien en dat geconstateerde belemmeringen zijn weerklank hebben in beide situaties. Hierbij zijn er kindfactoren, opvoed- en leersituatie en de interactie tussen kind en de omgeving waar belemmeringen kunnen zijn. Beide situaties gaan uit van eigen verantwoordelijkheid en zelf keuzes maken en richten zich op activering en verhogen van de intrinsieke motivatie, bereidheid om de eigen situatie te verbeteren. De zorgdoelen zullen meer gericht zijn op zelfredzaamheid en persoonlijk functioneren, de onderwijsdoelen richten zich meer op het voorbereiden op het participeren in de arbeidsmarkt, hierbij is een bepaalde mate van zelfredzaamheid en het persoonlijk functioneren randvoorwaarden om überhaupt te kunnen leren. Het KEC ziet kinderen in de leeftijd van 0-23 jaar en levert in de hele opvoed- en leersituatie meestal een beperkte periode haar aandeel, een aandeel die wel wezenlijk is voor het bereiken van de langer termijn doelstelling van de cliënt en gemeente.
13/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Hoofdstuk 4 KEC in praktijk 4.1
Doelgroepen De diverse facetten van het KEC vragen om het managen van verschillen. De leefsferen in onderdelen van het KEC verschillen, de leerlingen zijn uniek en de medewerkers werken in multidisciplinaire teams. Cao’s zijn verschillend, net als achtergrond en opleiding. We werken in het KEC door middel van twee businesscases. Een KEC Ambulant dat zich richt op ambulante dienstverlening zoals; advies, ondersteuning, training, opleiding, behandeling en onderzoek. En een KEC Praktijk dat zich richt op onderwijszorgarrangementen onder één dak. De diensten die het KEC Roermond wil leveren vallen dus eigenlijk uiteen in twee businessunits, die ieder een eigen sturing vragen en ieder een eigen doel hebben. Het betekent niet dat ze losstaan van elkaar, het is juist van betekenis dat ze elkaar aanvullen en kennis en expertise over en weer delen. Het KEC staat tevens in directe verbinding met de klinische voorzieningen elders in de regio. Dit in verbinding met de daar aanwezige capaciteit en expertise maar ook om door te verwijzen als dat nodig is.
Ouders, verwijzers, scholen, huisartsen, gemeenten e.a., zij kiezen specifiek voor het KEC omdat daar sprake is van een geïntegreerd hulpaanbod. Door het in huis hebben van al die verschillende specialismen kan er aan zeer uiteenlopende vragen beantwoord worden. Er zijn ongeveer 16 onderwijszorgprogramma’s die elk opgebouwd zijn uit een samenstelling van in totaal 48 modules.
14/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Het KEC kan de onderwijszorgprogramma’s tegen de beste prijs-kwaliteitverhouding leveren. Belangrijk omdat vanwege krimp, verevening en bezuinigingsdoelstellingen tegen minder kosten een hoger rendement behaald kan worden. De wijze waarop dat gerealiseerd wordt is verderop in dit plan en in het apart opgestelde financiële scenario duidelijk. In de kern gaat het erom dat zaken nu veelal dubbel worden gedaan, of dubbel worden gefinancierd. Bijvoorbeeld maatschappelijk werk vanuit het onderwijs en maatschappelijk werk vanuit de jeugdzorg, datzelfde geldt oor trainingen, onderzoeken, begeleidingsactiviteiten et cetera. Door krachten, budgetten en expertise te bundelen ontstaat deze unieke voorwaarde. We werken onderstaand de beide businesscases uit, zodat er overzicht in de modules ontstaat. 4.2
KEC Ambulant In het onderdeel KEC Ambulant wordt consultatie en advies gegeven aan cliënten/leerlingen en hun gezinnen en scholen. Doel is dat leerlingen zo veel thuis nabij onderwijs volgen op een reguliere school naar keuze en mogelijkheden. Voorkomen wordt dat kinderen en jeugdigen door moeten stromen naar specialistische voorzieningen door ondersteuning te bieden aan scholen en gezinnen. Daarbij is het KEC gericht op de directe opvoeders en leerkrachten. Zij zijn handelingsbekwaam om het opvoeden en onderwijs van de leerling ter hand te nemen en kunnen indien nodig terugvallen op het KEC voor advies en ondersteuning. Indien nodig levert het KEC Ambulant begeleiding en/of behandeling, individueel, in de opvoed- en/of leersituatie, met als doel versterken eigen kracht/zelf oplossend vermogen (draaglast-draagkracht) waardoor de jeugdige, opvoeders en/of leerkrachten het weer zelf kunnen. KEC Ambulant is laagdrempelig aanwezig op de plaatsen waar opvoeders en leerkrachten komen/zijn. Als het dat beter of onvermijdbaar is om toch gebruik te maken van een specialistische voorziening dan is dat zo kort mogelijk en wordt de uitstroom van de specialistische voorziening door het reguliere onderwijs en KEC Ambulant georganiseerd (met mogelijkheid van terugval op de specialistische voorziening). Daar waar meer aan de hand is of als opvoeders en/of leerkrachten er niet uitkomen of ten behoeven van het advies van het KEC Ambulant, zal het KEC een jeugdige, de opvoed- en leersituatie onderzoeken. Doel van de diagnostiek is om de vraag te verhelderen en een advies te geven op welke wijze de vraag het beste beantwoord kan worden en door wie. De diagnostiek is breed over verschillende sectoren en domeinen heen.
4.3
Kennis en Expertisecentrum Praktijk Het bieden van Specialistische Onderwijs Zorgarrangementen is de corebusiness van deze unit. Onderwijs in combinatie met deeltijd behandeling of poliklinische behandeling. De leerlingen van het KEC maken te alle tijden gebruik van de aanwezige disciplines die op basis van samenhang en synergie wordt aangeboden. Les wordt gegeven in heterogene groepen, deze groepen worden gegroepeerd in leshuizen (kerngroepen = vijf lesgroepen = ongeveer 60 kinderen). Kinderen blijven zo kort mogelijk bij KEC Praktijk en stromen uit naar regulier onderwijs.
15/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
In het gebouw is rekening gehouden met de doelgroepen in de leeftijd van de basisschool. Voor hen is een onder- midden- en bovenbouw gesitueerd in het gebouw. Ook is de voorziening van de dagbehandeling voor deze groep en de voorschoolse groep (vanaf 2 jaar) gesitueerd in dezelfde omgeving. Voor de bovenbouw zijn de voorwaarden voor meer praktijkgerichte, gemengde en natuurlijk de theoretisch gerichte leerroutes aanwezig. In samenwerking met de ‘buurman’ het Gilde, kan voor specifieke deskundigheid of aanbod het KEC gebruikmaken van de voorzieningen in het Gilde. Ook voor deze leerlingen is er de mogelijkheid om op geïntegreerde wijze de dagbehandeling te bezoeken. Het is een gebouw dat voldoet aan de criteria die de besturen hebben gesteld. Denk aan synergie en flexibiliteit, open en transparant, geïntegreerde toepassingen en natuurlijk inspelend op de mogelijkheden en de kansen voor en van de infrastructuur voor ICT. Daarnaast zijn specifieke ruimten voor onder andere sport- en spelactiviteiten, culturele activiteiten, therapieruimten, praktijkonderwijs en werk- en vergaderplekken opgenomen. Het gebouw is laagdrempelig in de toegang en een ontmoetingsplaats voor leerlingen, cliënten, professionals, ouders en partners. Het draagt bij dat er wordt gewerkt vanuit een onvoorwaardelijk positief mensbeeld, met als doel de authenticiteit van elk kind en jeugdige te bekrachtigen. Ieder kind en jeugdige heeft een uniek ontwikkelingsperspectief en heeft recht op een daarbij passend onderwijsaanbod. Onderscheid tussen kinderen wordt zo weinig mogelijk gemaakt. Er is sprake van een gemengde doelgroep, waar binnen ieder individu, op maat gesneden de specifieke ondersteuning ontvangt. Het KEC is niet een plaats waar enkel overdracht van kennis aan kinderen en jeugdigen plaatsvindt, maar een plaats waar kinderen en jeugdigen ook vaardigheden en talenten ontwikkelen. De kinderen en jeugdigen leren met én van elkaar. 4.4
Primaire werkprocessen Om dit alles goed te doen moet er sprake zijn van een gemeenschappelijke basis. Een basis die voldoet aan een aantal vastgelegde en gedeelde uitgangspunten: Vanuit één plan en onder één regie kunnen modules vanuit de jeugdzorg en onderwijs als geïntegreerd worden aangeboden. Onderwijs en zorg zijn onmisbare schakels in de keten die nodig is bij het beantwoorden van vragen van de kinderen, jongeren en hun gezinnen waarbinnen psychosociale problematiek een rol speelt. De leerling/cliënt heeft in principe van begin tot het einde met één onderwijszorgcoördinator te maken. Indien gewenst of noodzakelijk kan hiervan worden afgeweken. Er is sprake van één primair proces (zoals hierna opgenomen in dit masterplan) waarin gewerkt wordt. In het primair proces zijn de routes, de verantwoordelijkheden, de functies en communicatie helder en op praktische wijze vastgelegd. Het KEC is op vaste tijden bereikbaar en de instroomcoördinator is verantwoordelijk voor de ‘stroomlijning’ van telefonisch verkeer, aanmeldingen en doet dit op cliëntvriendelijke en vraag gestuurde wijze.
16/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
17/33
De informatie wordt vanaf het eerste moment verwerkt en geregistreerd in één systeem. De instroomcoördinator is verantwoordelijk voor het verzamelen van de benodigde informatie opdat op basis van kenmerken een afgestemd programma samengesteld kan worden. Er wordt door alle medewerkers grote waarde gehecht aan de continuïteit van het aanbod. Er is een bewuste ketenverantwoordelijkheid en ketenkwaliteit waarbinnen een open en constructieve aanspreekcultuur heerst. Altijd zo kort en licht mogelijk, maar ook zo intensief en lang als nodig. De vraag van de verwijzers wordt altijd uitgevoerd. De verwijzers(artsen, scholen, BJZ, SWV PO, SWV VO, gemeenten et cetera) blijven gedurende het verloop van het onderwijszorgprogramma op de hoogte van de voortgang en de ontwikkelingen. De participanten van het KEC maken gebruik van een geïntegreerd ICTsysteem op gebied van cliënt-/leerlingadministraties en volgsystemen. Leerlingen gaan altijd volledig naar school tenzij: a. vanuit behandeloverwegingen het absoluut noodzakelijk is om meer tijd in te ruimen voor specifieke behandelactiviteiten/ b. in het programma blijkt dat het onderwijs in de klas om orthopedagogische redenen gefaseerd moet worden aangeboden. De onderwijszorgcoördinator is verantwoordelijk voor de intake. In deze fase wordt onderzoek gedaan en daarbij is ook de brugfunctionaris vanuit KEC Ambulant betrokken. Dit opdat de informatie van de school waar de leerling op dat moment op zit bijdraagt aan het samenstellen van het onderwijszorgprogramma. De onderwijszorgcoördinator indiceert de modules, stelt het programma samen en coördineert het programma. Daarmee is hij/zij expliciet leider van het multidisciplinaire team. De mentor is aanspreekpunt voor de ouders als het gaat om specifieke onderwijsontwikkelingen, de onderwijszorgcoördinator is dat voor de overige vragen. Op indicatie kunnen meerdere disciplines/medewerkers deelnemen aan intake en evaluatiegesprekken. De onderwijszorgcoördinator regisseert dit proces. Tijdens de evaluatiegesprekken, die elke 3 maanden gevoerd worden, zijn ouders aanwezig. In deze gesprekken wordt altijd beoordeeld of bepaalde modules afgesloten kunnen worden of niet. Op moment dat er sprake is van een eindgesprek, omdat de leerling/cliënt het KEC gaat verlaten is er een nieuwe school gevonden in samenspraak met de ouders en de cliënt/leerling. Dit wordt gedaan door de brugfunctie zij ondersteunen ouders met het zoeken van een nieuwe school en begeleiden deze tenminste 5 keer. De opvoed- en leersituatie kunnen van begin tot eind in en buiten het KEC, niet los van elkaar worden gezien en er is sprake van afstemming en overeenstemming over de opvoed- en leerdoelen en de wijze waarop deze gerealiseerd worden.
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Om doelgericht te kunnen zijn en blijven is het belangrijk om elkaar te informeren over de voortgang en de van belang zijnde veranderingen in en rond de situatie van de jeugdige snel worden gedeeld. De levering van diensten moet voor de financiers transparant geleverd en verantwoord worden.
Jeugdige, ouders of voogd melden telefonisch aan.
4.5
Samenvatting primair proces: A. cliëntroute, B. verantwoordelijkheden en C. dossiervorming. A. Cliëntroute (Telefonisch) aanmelding en /of verwijzing
De verwijzing/indicatiestelling gebeurt schriftelijk. Informatieoverdracht kan zowel telefonisch als schriftelijk. Tijdens het aanmeldoverleg vindt zorgtoewijzing plaats. Zowel het kind/jeugdige als de ouders worden voor het intakegesprek uitgenodigd. Zo nodig of wenselijk ook de verwijzer/indicatiesteller.
Aanmeldoverleg
Soms zal het intakegesprek, het intakeoverleg en het adviesgesprek als regel in één gesprek samenvallen: de planbespreking.
Intakegesprek
Planbespreking In het adviesgesprek wordt het advies van het intakeoverleg besproken. Indien ouders (en jeugdige) akkoord gaan, wordt een onderwijszorgplan opgesteld en ondertekend
Intakeoverleg
Adviesgesprek
module module
Indien de ouders/jeugdige niet bij het evaluatieoverleg aanwezig zijn volgt een adviesgesprek waarin het advies van het evaluatieoverleg wordt besproken. Indien ouders (en jeugdige) akkoord gaan, wordt zo nodig een nieuw plan opgesteld en ondertekend.
module module
18/33
Eindgesprek
Evaluatieoverleg
In het eindgesprek wordt met de ouders/jeugdige evaluerend en waarderend teruggekeken naar het hele proces.
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
B. Verantwoordelijkheden (Telefonisch) aanmelding en /of verwijzing Aanmeldoverleg
De instroomcoördinator is in staat om zowel inhoudelijke als procedurele vragen te beantwoorden. Hij is geoefend in het doorvragen om zo een goed beeld van de hulpvraag te krijgen. Bij het aanmeldoverleg is instroomcoördinator aanwezig. Er wordt besloten of KEC hulp kan bieden.
Intakegesprek Het intakeoverleg is multidisciplinair: aanwezig zijn onderwijszorgcoördinatoren, interne begeleiders en leiding.
Planbespreking
Intakeoverleg
Adviesgesprek
module module module module
De onderwijszorgcoördinator coördineert het programma: hij zorgt ervoor dat alle afgesproken modules binnen de afgesproken tijd ingezet worden. Tevens is hij verantwoordelijk voor de planning van het evaluatieoverleg. De leiding ondersteunt de onderwijszorgcoördinator.
Evaluatieoverleg
19/33
Eindgesprek
Het evaluatieoverleg is multidisciplinair: aanwezig zijn de onderwijszorgcoördinator en
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
C. Dossiervorming (Telefonisch) aanmelding en /of verwijzing Aanmeldoverleg
Intakegesprek Planbespreking
Intakeoverleg
Adviesgesprek
module module module module
Evaluatieoverleg
Eindgesprek
20/33
Instroomcoördinator registreert: •informatievraag van ouder/jeugdige •aanmelding door ouder/jeugdige •informatievraag van verwijzer •verwijzing door verwijzer Bij elke aanmelding wordt een aanmeldformulier ingevuld. Voordat het intakegesprek plaatsvindt moet minimaal een verwijzing binnen zijn. De cliënt/leerling wordt ingeschreven. Tijdens de intakefase wordt het opvragen van schoolinformatie uitgevoerd door brugfunctie van KEC Ambulant. In verslag en aanwezig. Het intakeoverleg wordt in het kort weergegeven in het intakeverslag, eindigend met (voorlopige) diagnose en voorstel plan. Door middel van een aanvraagformulier worden de modulen aangevraagd met vermelding van onder andere doel en tijdspad. Alle betrokken expertises zorgen, voorafgaand aan het evaluatieoverleg, voor verslag met samenvatting. De samenvattingen vormen onderdeel van het verslag evaluatie onderwijszorgprogramma. Dit verslag eindigt met beschouwingen/diagnose en advies. Het laatste verslag evaluatie onderwijszorgprogramma wordt eindverslag, met daarin onder andere opgenomen hoe de waardering van de ouders/jeugdige is ten aanzien van het KEC en brugfunctie wordt ingezet ten behoeve van schoolzoeken en start overgang naar KEC Ambulant.
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
4.6
Taken en verantwoordelijkheden en ouders De taken en verantwoordelijkheden van de onderwijszorgcoördinator, intern begeleider, en leiding dienen goed op elkaar afgestemd te zijn. Het zwaartepunt ligt bij het multidisciplinaire team, bestaande uit onderwijszorgcoördinator, leerkracht/mentor, groepsleiding(eventueel), intern begeleider en afhankelijk van programma aangevuld met therapeuten, psycholoog of kinder- en jeugdpsychiater. Dit team is de proceseigenaar van elk onderwijszorgproces. De onderwijszorgcoördinator is verantwoordelijk voor de algehele coördinatie: afstemming met ouders, opstellen van het plan, plannen van besprekingen, verslaglegging, opnemen van de 'schoolingroeiplanning' in het plan et cetera. Een kinder- en jeugdpsychiater, ‘hoofdbehandelaar’ is eindverantwoordelijk voor elke behandeling. Daarom is hij betrokken bij aanmelding en het vaststellen van het plan. Hij dient te alle tijde geconsulteerd te worden indien de onderwijszorgcoördinator daar aanleiding toe ziet. Na het intake- of evaluatieoverleg kan aan de ouders het integrale onderwijszorgplan gepresenteerd worden. Indien de ouders (en jongere) schriftelijk met dit plan akkoord gaan, zorgt de onderwijszorgcoördinator voor samenstellen van het programma. In het plan benoemt de onderwijszorgcoördinator de beoogde doelen en het toekomstperspectief.
4.7
Van los naar geïntegreerd
Bovenstaande legoblokjes zijn in dit plaatje de losse activiteiten die de participanten bieden. Alle rode blokjes samen vormen bijvoorbeeld het speciale programma van het OPDC, de blauwe is het programma van de Wijnberg en zo verder. Door de losse blokjes op tafel te leggen en met elkaar te verbinden op basis van de individuele behoefte, perspectieven, talenten en programma’s van kinderen en jongeren, ontstaat er meer dan een opeenstapeling van losse onderdelen. Er ontstaat een geïntegreerde ‘kubus’. Dit beeld laat zien dat de effecten voor de professionals, de huisvesting maar ook voor de besturen enorm zijn. Belangrijker is de maatschappelijk en sociaal economische opbrengsten van deze werkwijze. 4.8
De modules in beeld Er zijn grofweg 40 onderscheidende modules in het KEC Roermond. Deze modules worden aangeboden door medewerkers van het KEC met uiteenlopende expertises. Deze medewerkers hebben daarnaast een variëteit aan kennis, opleidingen en ervaring. In het KEC is een context gemaakt waarbinnen deze modules op geïntegreerde wijze kunnen worden aangeboden.
21/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Een praktisch voorbeeld om de verbeelding te prikkelen. De gymzaal is een multifunctionele ruimte die in grote aangepast kan worden aan het doel. Het is op een manier gesitueerd dat er contact is met ‘buiten’ maar ook vanuit het KEC kun je zien wat er in de gymzaal gebeurt. De gymzaal is verbonden met ruimten waarin ook speltherapie, fysiotherapie, bewegingstherapie en PMT (psychomotore therapie) in gegeven kan worden. Bij deze ruimten zijn kleedkamers en douches gesitueerd en een medische onderzoeksruimte waar ook alles op gebied van de medicatie onder wettelijke voorschriften kan worden uitgevoerd. Deze ruimten worden gebruikt voor onderwijs en behandeldoelstellingen door verschillende experts. Duidelijk is dat dit aan diverse groepen of individuele cliënten of gezinnen geboden wordt. Deze ruimten kunnen ook na school gebruikt worden en zijn bij uitstek geschikt voor het houden van evenementen. Denk bijvoorbeeld aan musical, toneel, voorstellingen, muziek en dans. De ruimten zijn wat je kunt noemen multifunctioneel, maar dit KEC gaat verder. De ruimten zijn over en weer voor meerdere doeleinden geschikt, toepasbaar gemaakt waarmee je op één dag, in één programma in verschillende ruimtes diversiteit kunt aanbieden, en andersom in één ruimte diversiteit kunt aanbieden. We onderscheiden de modules in onderwijs en behandeling. Daarbinnen maken we onderscheid tussen de verschillende participanten. Door het bundelen van de modules ontstaan onderwijszorgarrangementen/programma’s voor verschillende doelgroepen en individuele cliënten/leerlingen. De ruim 40 modules vertalen we vervolgens naar zestien programma’s. In schema: De volgende modules zijn in het KEC aanwezig en kunnen geleverd worden in programma’s: Behandelcoördinatie Orthopedagogische begeleiding Korte Interventie Methode (KIM) Bemoeizorg Orthopedagogisch onderzoek Individuele behandeling Ervaringsleren groep Psycho-educatie (themabijeenkomst) Therapeutische leefgroep Onderwijs (V)SO de Wijnberg Ondersteuning aan het onderwijs
22/33
Anamnestisch onderzoek Medisch onderzoek Intelligentie- en niveauonderzoek Persoonlijkheidsonderzoek Vaktherapeutisch onderzoek Gezins- en systeemonderzoek Psycho-educatie aan ouders Individuele behandeling EMDR Vaktherapie individueel Farmacotherapie
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Behandeling en ondersteuning van ouders en gezin Carrousel Cursus Ouders Observatie in de klas Individuele psychotherapie: cognitieve gedragstherapie Indusief begeleiding en Groepspsychotherapie behandeling Gezins (systeem)therapie logopedie Therapeutische leefgroep Medische behandeling Praktische pedagogische gezinsbegeleiding Onderwijs aan ouder dan 12 jaar basis vorming Onderwijs aan ouder dan 12 jaar praktijkgericht Onderwijs aan ouder dan 12 jaar gemengde leerroute Onderwijs aan ouder dan 12 jaar theoretische leerroute Onderwijs aan 4-8 jaar Opleiding Begeleiding in en om de Onderwijs aan 8-10 jaar school(teams) Onderwijs aan 10-12 jaar Interventies in de klas Training voor schoolteams en Onderzoek Schoolloopbaan ouders School zoeken en plaatsen Coteaching Schoolbegeleiding en observaties Training en coaching in de klas
4.9
Van module tot geïntegreerde programma’s Er zijn werkprocessen beschreven, de modules zijn bekend. Grote vraag is nu welke onderwijszorgprogramma’s aangeboden kunnen worden. Deze ordenen we in de twee businessunits. Dat betekent dus niet dat de medewerkers van het KEC op deze manier gesplitst worden. Ook is binnen beide businessunits een en hetzelfde werkproces. De businessunits zijn eerder beschreven:
KEC Praktijk KEC Ambulant
Feitelijk kunnen de twee businessunits gezien worden als de twee hoofd onderwijszorgprogramma’s. Daarbij wil we benadrukken dat: ‘In en vanuit het KEC worden losse modules nooit aangeboden. Er is altijd sprake van een geïntegreerd plan met daarin vastgelegd een heldere vraag, geïntegreerd onderwijszorgaanbod en resultaat’. Dit is belangrijk omdat er geen losse trainingen of iets dergelijks worden aangeboden op scholen. Als er bijvoorbeeld een vraag komt van een basisschool omtrent psycho-educatie of een training over autisme wil dat niet zeggen dat het KEC dit niet kan bieden maar wat is de vraag achter de vraag in deze. Dat is belangrijk om te voorkomen dat er vanuit het KEC (dure en losse) pleisters geplakt gaan worden die niet hechten. Immers een basisschool stelt deze vraag omdat zij beter willen worden in het bieden van onderwijs aan leerlingen met autisme. Een goede vraag die vraagt om een geïntegreerde benadering.
23/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Denk bij een aanbod dus meer aan een samenstelling van modules als; klasse observaties, coteaching, klassenmanagement, psycho-educatie, specifieke begeleiding van deze leerlingen et cetera. De programma’s van het KEC voldoen daarmee altijd aan hetgeen vastgelegd in het werkproces en hebben altijd een focus op korte- en langetermijndoelen en toekomstperspectieven. 4.10
Wetten en regels in systemen Omdat in het KEC zonder schotten tussen wetten en sectoren gewerkt wordt, moet in de aanpak vooraf helder zijn welke leverancier onder welke condities levert. De inspectie voor het onderwijs, de inspectie voor de jeugdzorg stelt eisen aan programma’s en bekostiging. Ook hebben de leveranciers te maken met governancecodes en fiscale eisen van financiers en wetgever. Om die reden zijn de afzonderlijke modules herkenbaar in de plannen maar ook in de systemen te onderscheiden. Dat betekent een integraal IT-programma waarmee voldaan kan worden aan wetgeving en externe eisen. Hierin wordt gekozen voor een groeimodel omdat de administratieve systemen op gebied van onderwijs (leerlingen- en salarisadministratie) en die vanuit de jeugdzorg bij aanvang nog los van elkaar staan. Alleen in de combinatie MutsaersstichtingWijnberg is al ervaring opgedaan door middel van een care-4-programma. Ook hier merken we op dat de school ook een eigen leerlingen- en personeelsadministratie heeft. Belangrijk in dit kader zijn de volgende spelregels: Zorg dat voor- en achteraf helder is welke inkomende geldstromen aan welke inzet en doelen verbonden is. Werk integraal met duidelijke regievoering op het proces. Maak gebruik van de verschillende functionarissen en expertises. Hou rekening met registraties van medewerkers in kader van wet BIO (beroepen in het onderwijs) en BIG (beroepen in de gezondheidszorg). Bij de contractering met financiers is het voorwaardelijk werkwijze en resultaten vast te leggen. Bespreek de inhoudelijke en maatschappelijke doelstellingen met wetgevers en financiers en zorg voor draagvlak. Integraal kan alleen als alle leverende en afnemende organisaties de inhoudelijke aanpak en doelstellingen/resultaten ondersteunen. Zorg voor een regionale visie en aanpak. Inkopen kan bij het KEC als geheel en niet afzonderlijk, participanten zijn dusdanig verbonden in een keten dat ze als het ware garant staan voor het KEC als geheel. Communiceer met SWV-en PO en VO, gemeenten en zorgverzekeraars/kantoren en partners afzonderlijk maar zeker 2 x per jaar als geheel. Communiceer met de verschillende inspecties over model, context en specifieke voorwaarden en werkwijze.
24/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
4.11
Geïntegreerde functies en rollen In de voorgaande paragrafen is de werkwijze beschreven. Dit komt tot uiting in het financiële programma en scenario dat als bijlage bij dit rapport wordt gepresenteerd. In het KEC zijn een aantal functies en rollen integraal in termen van bekostiging. Er wordt namelijk gefinancierd vanuit: OCW de basisbekostiging SWV de zware ondersteuningsmiddelen SWV de lichte ondersteuningsmiddelen JHV AWBZ GGZ SWV losse inkoop Ouders, out of pocket Scholen voor regulier onderwijs Overige instellingen Er zijn dus tien bekostigingssoorten. De onderwijszorgcoördinator, de ambulante begeleiding, ondersteuning en management zijn rollen die het meest integraal worden gefinancierd. Dit op functies en activiteiten. Voor de volledigheid is het belangrijk om hier te benoemen dat de onderwijszorgcoördinator een orthopedagoog/psycholoog is die onderwijszorgprogramma’s coördineert en een uitvoerende en ondersteunende rol inneemt. Voor de ambulante begeleiders van het onderwijs (een nieuwe naam voor deze rol is echt nodig) hebben we drie rollen uitgewerkt in ons model. Dit mede op basis van het beleidsplan Triade. Het betreft de volgende rollen: 1. Lid van het schoolteam, op de reguliere school aanwezige kennis en ondersteuning in de dagelijkse lespraktijk. 2. De specialist, opleiding en specifieke onderzoeken voor vragen waar de reguliere school ondanks alles geen antwoord op kan vinden. 3. De bruggenbouwer, voorafgaand aan het onderwijszorgprogramma in het KEC en daarna moeten ouders en scholen bezocht worden in kader van overdracht, begeleiding en onderzoek.
25/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Hoofdstuk 5 Managementplan, de structuur 5.1
Entiteit Er is gesproken over het opzetten van een rechtspersoon om het KEC vorm te geven in de vorm van een coöperatie. De thema’s en dilemma’s die spelen bij het opzetten van een coöperatie verschillen niet van de opzet van een (lerende) netwerkorganisatie. Het opzetten van een rechtspersoon geeft wel een garantie naar een structuur, verantwoording et cetera, maar heeft het risico dat het KEC een redelijk autonome koers kan varen en de mate van beïnvloeding door de participanten lastiger is. Vraag is of de participanten dan nog voldoende invloed kunnen uitoefenen om de ambitie waar te maken en het KEC niet als autonoom orgaan vooral bezig is met het eigen budget en minder oog zal hebben voor de meer bijzondere klantvragen. De verschillen maken het verschil uiteindelijk. Met het oog op de wet- en regelgeving en de eisen van de financiers is het niet noodzakelijk om een juridische entiteit op te richten. Het doel maakt noodzakelijk en stelt de voorwaarde om tenminste voor een verregaande vorm van samenwerking te kiezen tussen de vier rechtspersonen. Wat betreft de huisvestingsverantwoordelijkheid lijkt het logisch om één van de participanten als hoofdhuurder en huisbaas aan te wijzen. Het personeel is in dienst bij de vier participanten maar kan formeel voor elk van de participanten, onder voorwaarden, werkzaam zijn. Dit is nodig vanwege de integraliteit en bekostiging van integrale programma’s. In het KEC moet men er derhalve voor waken dat er geen detacheringen gemaakt worden vanwege mogelijke juridische en fiscale (zoals btw-) kwesties. Kortom, de ambitie wordt hoog ingezet en in eerste instantie is gekozen om het te beschouwen als een netwerkorganisatie. Partners werken samen in een maatschapsstructuur. In een latere fase wordt bezien of een aparte rechtspersoon noodzakelijk is of dat partijen in staat zijn om het primair proces in een proces- of netwerkorganisatie in een supply on demand-methodiek vorm te geven. Het KEC is daarmee een netwerkorganisatie waarbij verschillende disciplines vanuit verschillende sectoren samenwerken aan één kind, één systeem en één plan. Een kritische succesfactor is dat het team (naar buiten) als één integraal team opereert, waarbij de deskundigheid vanuit ieders kunde leidt tot een eenduidig advies en transparante aanpak van nodige interventies vanuit de verschillende deskundigheden. Elke partij levert ten behoeve van het primair proces tijdig de nodige diensten en ondersteuning.
5.2
Structuur Het KEC is een zelfstandige businessunit met twee duidelijke taken geformuleerd naar de opdracht KEC Ambulant en KEC Praktijk en valt direct onder de verantwoordelijkheid van de bestuurders van het samenwerkingsverband Roermond, de Aloysiusstichting, de Wijnberg en Mutsaerstichting.
26/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Naast een hiërarchische leidinggevende van het KEC zijn er onderwijszorgcoördinatoren die toezien op het tijdig en volledig uitvoeren en verantwoording van de verschillende processtappen in het directe primaire proces. Deze bewaakt het primair proces dwars door de hiërarchisch aangestuurde betrokken organisatieonderdelen heen. Doel is borging van de netwerkorganisatie. De onderwijszorgcoördinator heeft het mandaat om een ieder aan te spreken en aan te sturen op het tijdig en volledig leveren van de noodzakelijk dienstverlenging van het primair proces vanuit de diverse deskundigheden aan de cliënt/leerling en zijn systeem. 5.3
Organogram
Bevoegd gezag vertegenwoordigd door participanten MR/OR Directeur staf
BU Manager
teams
BU Manager
teams
In het organogram zijn de besturen gezamenlijk verantwoordelijk voor het interne toezicht op het KEC. Daarvoor hebben zij gezamenlijk één directeur aangesteld. Er wordt gewerkt met een OR/MR omdat in de zorgsector de WOR van toepassing is en in het onderwijs natuurlijk de wet op de medezeggenschapsraden. De directeur maakt gebruik van een staf waarbinnen de onderdelen facilitair, bedrijfsvoering, personeel en dergelijke zijn ondergebracht. De staf kan het best geleverd worden door de participanten, zij hebben immers centrale en professionele afdelingen. Tevens een reden omdat daarmee samenhang in beleid gevoerd kan worden. Het stelt eisen aan de directeur, de teams maar zeer zeker ook aan de bestuursvorm. Waar moet de samenwerking aan voldoen om een succesvol KEC te zijn. 5.4
Voorwaarden en eisen Evenwicht tussen collectiviteit en autonomie De bestuursvorm moet een goed evenwicht weergeven tussen de collectieve ambitie en het collectief eigenaarschap enerzijds en gezamenlijke verantwoordelijkheid en de individuele verantwoordelijkheid en autonomie anderzijds.
27/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Ondernemend en grensoverschrijdend De samenwerkingsvorm moet ruimte bieden om grenzen te verkennen en soms te raken. De bestuursvorm moet ondernemerschap, proactiviteit en initiatieven toelaten en toejuichen. Of zoals een van de participanten het omschreef ‘doelmatigheid eerst met in ogenschouw de rechtmatigheid’. Duurzaam en robuust De formele samenwerking moet duurzaam en consistent zijn. De samenwerkingsvorm moet dusdanig zijn dat een duurzame samenwerking is gegarandeerd. Min of meer vrijblijvende of ‘lichte‘ vormen van samenwerking zijn niet aan de orde. De ambities richting de integrale aanpak en de daarbij behorende voorwaardelijke consequenties zoals inbreng van expertise (personeel) en noodzakelijke randvoorwaarden (financiën en facilitair) vragen om een robuuste bestuurlijke organisatie. Integrale verantwoordelijkheid en eigen verantwoordelijkheid De bestuurlijke inrichting moet adequaat zijn waarbij de integrale uitvoering van één kind en één plan voldoende gewaarborgd is waarbij een adequate bestuurlijke besluitvorming stimulerend werkt voor een efficiënte aanpak op de werkvloer/binnen het KEC. Ook als bestuurlijke besluitvorming soms lijkt te ‘schuren’ aan het eigen beleid van de instellingen/participanten. Mogelijkheid voor participatie overigen De bestuurlijke inrichting moet in de vormgeving ruimte bieden voor de gedeeltelijk participatie van derden (niet direct bestuurlijk betrokkenen) in de afname en levering van diensten en expertise (contractrelatie) dan wel in de afstemming van beleid. Denk hierbij aan de toekomstige regierol van de gemeente op het terrein van jeugdzorg. 5.5
Samenwerking De participanten sluiten een overeenkomst. Een overeenkomst die een verregaande vorm van samenwerking mogelijk maakt en borgt. Er is in een eerder advies van BMC een advies gegeven over een rechtsvorm. Advocatenkantoor Boels en Zanders en ook Notariskantoor Rivierdaelen zijn met dit advies verdergegaan. Deze adviezen worden op dit moment gebruikt om te komen tot een samenwerkingsvorm die past bij de doelstellingen, eisen en mogelijkheden van elk van de participanten en externe stakeholders.
28/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Hoofdstuk 6 financieel plan 6.1
Beheersing Een netwerkorganisatie vraagt flexibiliteit (en reservering) van de vier deelnemende participanten in de afspraken over de te leveren diensten/te maken productie en vraagt van het KEC transparantie en tijdig informeren over productie en inzet van mensen en middelen. Het KEC levert maandelijks informatie over de productie aan de bestuurders (naar belasting per budget per deelnemende organisatie). Doel is om minimaal 85% te besteden aan directe cliënt-/leerlinggebonden tijd, dit wordt maandelijks gemeten en gerapporteerd. In de eerste fase wordt door de leidinggevende van het KEC minimaal elk kwartaal met de bestuurders overleg gevoerd over de aangeleverde rapportage en de verder benodigde inzet/budget per deelnemende organisatie voor de rest van het jaar.
6.2
Bedrijfsvoering De deelnemende organisatie hebben op termijn te maken met bezuinigingen. De middelen voor onderwijs worden straks in lumpsum overgemaakt naar het samenwerkingsverband, die dan op basis van een ondersteuningsplan (samenhangend beleidsplan tussen scholen in de regio over ondersteuningsmiddelen) de middelen verdeeld. Naar de toekomst toe zal gefaseerd een verlaging van deze middelen voor het samenwerkingsverband plaatsvinden. Zorg heeft te maken met de decentralisatie transitie Jeugdzorg, hierdoor wordt de gemeente vanaf 2015 verantwoordelijk voor de gehele jeugdzorg. Het betekent dat de huidige verdeling, Jeugdhulpverlening, Zorgverzekeringswet en AWBZ, vervallen. Bij deze decentralisatie krijgt de gemeente een bezuinigingstaak en zal ook hier gefaseerd er minder geld beschikbaar zijn. In de eerste jaren zal zeker gekozen worden om te sturen op prijs en volume om bezuiniging te halen. Op lange termijn is er pas efficiencywinst te halen door gemeenten en instellingen door ontdubbeling en meer samenhang in de inkoop door de gemeenten en de samenwerking in de regio. Per gemeente zal het afhangen of zij dit zullen of kunnen realiseren. Het zal moeten leiden tot een regionaal plan. Het onderwijs is in ontwikkeling, de jeugdwerkloosheid neemt toe, economische ontwikkelingen en ook sociale ontwikkelingen leiden tot vraagstukken die in samenhang opgelost kunnen en moeten worden. De zorg voor een cliënt wordt betaald door de gemeente waarin de cliënt woont. Per gemeente zal een contract afgesloten moeten worden en op cliëntniveau een declaratie gedaan moeten worden. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om bovenregionaal zorg in te kopen. In het voorjaar van 2014 zal duidelijk worden wat de gemeenten in de regio Midden Limburg zullen doen. De komende twee jaar wordt in ieder geval gekozen voor continuering van het huidige zorgaanbod. In de toekomst is de kans groot dat elke gemeente de dienstverlening Europees zal aanbesteden, het betekent dat de gunningscriteria en eisen per gemeente kunnen verschillen.
29/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Onduidelijk is welke regelruimte er in de financiering dan zal zijn, Het risico bestaat dat een gemeente op cliëntniveau een maximale all-in/‘trajectprijs’3 afspreekt; zaak is dan om de maximale inzet op cliëntniveau te bewaken en te laten passen in deze ‘trajectprijs’. Voor de bedrijfsvoering betekent bovenstaande dat er op cliëntniveau de kostprijs bekend moet zijn en een hoge mate van transparantie over de geleverde activiteiten en kosten. De directe kosten en de versleuteling van de indirecte kosten moeten dus toegerekend worden naar een kostprijs per cliënt (Activity Based Costing (ABC)). Er moet een monitoring en bewaking zijn van de geleverde activiteiten en kosten op cliëntniveau, om kostendekkend te kunnen blijven werken. Door inrichting op cliëntniveau wordt elke mogelijke wijze van contracteren door een gemeente beheersbaar. Bij een aanbesteding moet direct bij publicatie al duidelijk zijn of er überhaupt ingetekend kan worden op een aanbesteding en de in de aanbesteding door de gemeente bepaalde tarieven passen bij de kostprijs en ambitie van het aanbod. De ambitie van het KEC is om gezamenlijk een effectiviteitswinst en efficiencyslag te maken. De eerste stap is ontdubbeling van activiteiten en vervolgens een ontdubbeling van functionarissen. Het betekent dat een medewerker in het KEC diensten kan leveren die vallen onder de financiering van onderwijs of van zorg, mits de medewerker hiervoor competent en bevoegd is. In de verantwoording moet transparant zijn op welk moment en voor welke cliënt en activiteit de medewerker voor welk deel werkzaam was. In een goede registratie van de activiteiten zit de versleuteling naar de kosten en declaratie naar beide stromen, maar ook de monitoring en bewaking van de activiteiten. 6.3
Huisvesting Door de huisvesting van het KEC te concentreren op één centrale locatie zullen synergie-effecten ontstaan. In onderstaande tabel is de veronderstelde besparing gesteld op 25%. Omdat de gemeente vanaf 2015 verantwoordelijk is voor Jeugdzorg zal de gemeente ook verantwoordelijk worden voor de huisvesting van de Jeugdzorg. De onderwijshuisvesting is al langer een gemeentelijke taak.
3
Met een all-in-trajectprijs bedoelen we de vergoeding inclusief personele kosten, huisvestingskosten, overhead, et
cetera.
30/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
HUISVESTING Bruto inclusief 25%
Besparing
2
2
Synergie
Euro * € 1.000
2.030 360
1.522
508
668
270
90
118
2.390
1.792
598
786
Aloysius - SO
1.640
1.230
410
539
Aloysius - VSO
1.990
1.493
497
653
250
200
50
66
1.400
1.050
350
460
5.280
3.973
1.307
1.718
7.670
5.765
1.905
2.504
M Mutsaers Jeugdzorg De Wijnberg
Aloysius - praktijkruimte VO OPDC
Totaal €
M
Het te realiseren aantal m2 bvo voor zowel zorg als speciaal onderwijs individueel, bedraagt 7.670 m2. Door de bundeling van de expertisegebieden ontstaat er een voordeel van circa 25%, ofwel 1.905 m2. Volgens de financiële bijlage bij de modelverordening Onderwijshuisvesting bedragen de bouwkosten voor elke m2 bvo, volgend op het startbedrag van €1.150.000,—, €1.314,— voor permanente nieuwbouw van een (v)so schoolgebouw (prijsniveau 2011). Daardoor ontstaat voor de gemeente Roermond een investeringsvoordeel van 1.905 m2 à €1.314,— = € 2,5 miljoen. De mogelijke besparingen in huisvesting zitten in het bouwtraject en de afspraken die gemaakt worden over (de verdeling) de huur en exploitatie van het gebouw. Als de afspraken eenmaal zijn gemaakt, dan valt daar weinig op te sturen en zijn het vaste kosten in de verdere exploitatie van het KEC 6.4
Volume op basis van productie De Mutsaersstichting biedt op dit moment poli- en dagklinische behandeling aan. In de regio Roermond wordt uitgegaan van 24 dagklinische plaatsen en er waren in 2011 en 2012 ruim 900 cliënten in behandeling bij de polikliniek. Voor de berekening is uitgegaan vanuit de jeugdzorg en jeugd GGZ (diagnose behandelcombinaties in DBC’s). Dit laatste met een tarief van € 1,64 per minuut. In 2011 zijn in de polikliniek 1.174 DBC’s geleverd. De cliënten van de Mutsaersstichting gaan dus in het KEC naar school, maar veel meer cliënten zullen onderwijs volgen op een reguliere school in de regio. Om deze reden wordt in dit rapport de termen cliënt/leerling aan elkaar verbonden omdat het onderscheid niet te maken is. De omzet voor dagbehandeling is poliklinische behandeling is onderverdeeld in twee componenten. de vergoeding voor zorg; een normatieve vergoeding voor de huisvesting(NHV). Voor de dagbehandeling bedraagt de totale vergoeding ruim € 1,6 miljoen, deze is als volgt opgebouwd: de vergoeding voor zorg bedraagt € 1.147.643,—; de vergoeding voor NHV is € 24.922,—.
31/33
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
Voor de polikliniek bedraagt de totale vergoeding ruim € 1,8 miljoen, deze is als volgt opgebouwd: de vergoeding voor zorg bedraagt € 1.700.447,—; de vergoeding voor NHV is € 143.856,—. 6.5
Meerjarig perspectief De financiering van het KEC door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) is gebaseerd op het aantal leerlingen bij de deelnemende schoolbesturen. In onderstaande tabel is op basis van de leerlingaantallen op 1 oktober 2010 een berekening gemaakt van de vergoedingen zoals die vanaf 1 augustus 2018 zullen gelden. Deze datum is gekozen omdat op dat moment de zogenoemde 'vereveningsperiode' afloopt waarbinnen schoolbesturen kunnen 'wennen' aan de voor- of nadelen die de invoering van het passend onderwijs binnen de regio met zich zal meebrengen. Op basis van de huidige gegevens zal het samenwerkingsverband rekening moeten houden met een bezuiniging van circa € 1,2 miljoen in het SWV primair onderwijs en een bezuiniging van circa € 690.000,— in het SWV voortgezet onderwijs. De hiervoor genoemde bedragen zijn dus al verwerkt in de tabel 'KECC De Spoorzoeker' in de bijlage.
6.6
Randvoorwaarden In de berekende financiële ruimte moet onderscheid gemaakt worden naar middelen bestemd voor lichte zorg en middelen bestemd voor zware zorg. De middelen bestemd voor de zogenoemde 'lichte zorg' zijn vergelijkbaar met de middelen die aan de bestaande samenwerkingsverbanden WSNS worden toegekend. De zogenoemde 'lichte zorg'-middelen mogen ingezet worden voor de 'zware zorg' ofwel het speciaal onderwijs. De middelen voor de zware mogen – uitsluitend – ingezet worden in het speciaal onderwijs. KEC Roermond Leerlingen
Leerlingen
Aanbiede r
Lokatie
Functie
2010
Ambitie
Aloysius
Spoorzoeker
cl 4
Onderwijsonderst act Mutsaers
76
60
Wijnberg
Wessem
cl 4
Poli /dagbehandeling
50
60
Aloysius
Ortolaan
vso cl 4
Onderwijsonderst act Mutsaers
81
70 plus 400
Mutsaers
Wessem
Poli /dagbehandeling
OPDC
50 40
Gilde Pro
MBO
TOTAAL Teldatum 2011/2012
32/33
plus 500 a.b.
40 a.b. 40
Pm
Pm
297
270
MASTERPLAN KENNIS EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND
6.7
Inkomsten en kosten Als bijlage bij dit plan is een financieel scenario gemaakt. In dit rekenmodel worden alle activiteiten, rollen en functies gedetailleerd uitgewerkt in termen van kosten. Kosten per medewerkers, per leerling/cliënt maar ook per programma of groep. De personele kosten zijn variabel en zijn, net als de inkomsten, afhankelijk van de cliëntaantallen die gebruikmaken van de diensten van het KEC. Sturing vindt plaats door een juiste en optimale inzet versus de maximale vergoeding. In het rekenmodel zijn de personele kosten van de huidige modules opgenomen en versleuteld naar het cliëntproces. Daar waar mogelijk zijn dubbelingen eruit gehaald, verdere optimalisatie zal in de praktijk verder uitgewerkt moeten worden. De uren zijn vervolgens per functies getotaliseerd. De (gedetailleerde) verdeling naar de verschillende participanten is gemaakt, maar moet nog onderwerp van veder gesprek en opzet van en besluit over het KEC zijn. De inkomsten van het KEC bestaan uit tien verschillende inkomstenbronnen. Deze bronnen stellen eisen aan het KEC en de functies die worden uitgevoerd. In de toekomst zal de discussie met deze financiers moeten gaan over resultaten op korte en lange termijn. Het model is opgebouwd en gebaseerd op de informatie die we van de verschillende participanten en medewerkers hebben gekregen, de variabelen zijn de knoppen waaraan door het KEC gedraaid kan worden en keuzes direct worden uitgerekend. Het rekenmodel is vertrouwelijk van aard. De financiële gegevens en gegevens over de unieke programma’s bevatten bedrijfsvertrouwelijke informatie. Om die reden zijn deze gegevens niet in dit rapport opgenomen, maar hebben de opstellers van dit rapport zich beperkt tot de strategie en de werkwijze van het KEC in een masterplan. In het rekenmodel kunnen scenario’s uitgewerkt worden en de toelichting op kosten en inkomsten is in dit model gespecificeerd.
33/33