Marxistische Studies Dossier
Europees links en de uitweg uit de crisis
Gemeenteraadsverkiezingen: de geel-zwarte opmars, de bleke roos en de rode doorbraak Een Chinees debat
Driemaandelijks tijdschrift – oktober-december 2012
marxistische studies
Bureau van afgifte Brussel X – P508692
100
marxistische studies Redactieadres
Hoofdredacteur
Marxistische Studies Kazernestraat 68, 1000 Brussel, België Tel.: +32 (0)2 504 01 44 Fax: +32 (0)2 513 98 31 E-mail:
[email protected] Website: http://www.marx.be
_
_
_
_
_
Herwig Lerouge _
Marxistische Studies
Bijdragen Trefwoorden
Hulp
ISSN 1372-0392 uitgegeven door het Instituut voor Marxistische Studies (IMAST vzw) Kazernestraat 68, 1000 Brussel Dit nummer kwam tot stand in samenwerking met vzw IKOVE © Auteurs en Marxistisch Studies Overname en vertaling van bijdragen uit dit tijdschrift is mogelijk na toestemming van de auteurs.
Gemeenteraadsverkiezingen België, economische crisis, index, loonindexering, interprofessioneel akkoord, Europese crisis, werkloosheid, overheidsschuld, begrotingstekort, eurozone, PCF, Rifundazione Communista, Partij van Europees Links, Die Linke, Syriza, Spaanse crisis, CCOO (Confederación Sindical de Comisiones Obreras), UGT (Union General de Trabajadores de España), PCE (Communistische Partij van Spanje), PCPE (Communistische Partij van de Volkeren van Spanje), KKE (Communistische Partij van Griekenland), China, guojinmintui, staatsbedrijven, privéondernemingen in China
_
W N
C K
Opmaak
EPO, Jan Depover
ISA
Vertalingen van het Frans, Spaans, Duits, Engels en Russich en Portugees naar het Nederlands. Correctie en nalezen. Neem contact met de redactie. EPO
Verantwoordelijke uitgever
_
_
Sturen naar
[email protected]
Omslag
Druk
_
_
_
EPO www.drukkerij-epo.be Maria McGavigan, Kazernestraat 68, 1000 Brussel
1 EDITORIAAL
Nummer 100 ...................................................................................................................3 Herwig Lerouge
BELGIË
De geel-zwarte opmars, de verblekende roos en de rode doorbraak ......5 Beschouwingen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 David Pestieau De doorbraak van de PVDA in cijfers ..................................................................................... 6 Vlaanderen: Geel-zwarte opmars en rood licht in Antwerpen .............................................. 7 Het roze verbleekt een beetje in de schaduw van opkomend rood ..................................... 10
De crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord..............12 De verkeerde antwoorden op de crisis: de Europese Commissie wil onze lonen overgieten met een Duits sausje David Pestieau De crisis: “Ik was het niet, het waren die van beneden” ...................................................... 12 Het Duitse model voor de Europese Unie: export van loondumping en armoede............ 14 De Europese Commissie wil de controle over de lonen overnemen ................................... 16 De lasten op arbeid of de lasten op het kapitaal: een andere benadering van het competitiviteitsdebat ................................................................................................................ 17 Loonkost niet meer onder controle? ...................................................................................... 18 Concurrentie is een probleem van het patronaat, niet van de vakbond ............................. 20 Zijn innovatie en opleiding het basisprobleem? ................................................................... 21 “Dit is geen aanval op de index en het interprofessioneel akkoord” .................................. 23 Interprofessioneel loonakkoord en collectieve arbeidsovereenkomsten liggen onder vuur 24 Buiten de lijnen kleuren om de strijd te winnen ................................................................... 25
DOSSIER: EUROPEES LINKS EN DE UITWEG UIT DE CRISIS
Depressie in Europa ...................................................................................................27 Henri Houben Van wonder tot zinsbegoocheling… ...................................................................................... 28 Maar toen werd het winter… ................................................................................................. 33 De keerzijde van de medaille................................................................................................... 38 Conclusies ................................................................................................................................. 41
| Inhoud |
2
marxistische studies • 100-2012
Is het meeregeren van communistische partijen een uitweg uit de kapitalistische crisis? ..................................................................................................42 Herwig Lerouge De Italiaanse tragedie ............................................................................................................... 42 Frankrijk in 1981 en 1997 ...................................................................................................... 44 Europees Links ....................................................................................................................... 46 Die Linke ................................................................................................................................ 47 In Griekenland ....................................................................................................................... 53 De harde lessen uit het verleden ........................................................................................... 54 Vandaag minder dan ooit ....................................................................................................... 57
Spanje: realiteit, verzet en perspectieven ..........................................................60 Alejo Mancebo Dagdagelijks Spanje ............................................................................................................... 60 Het verzet tegen het besparingsbeleid .................................................................................. 66 Welke uitweg uit de crisis? .................................................................................................... 70
Balans na de verkiezingen van 6 mei en 17 juni 2012 ..................................77 Centraal Comité van de Communistische Partij van Griekenland (KKE)
DEBAT
Guojinmintui: China debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom .............................................................................. 84 Fusheng Xie, An Li en Zhongjin Li De vloek van rechts: guojinmintui is allesbehalve aanvaardbaar ........................................ 85 Het officiële standpunt: guojinmintui is een tijdelijk verschijnsel ..................................... 87 De antwoorden van links: guojinmintui vertegenwoordigt de weg naar het socialisme .... 90 Moeten de socialistische elementen van de markteconomie losgelaten of verbeterd worden? ................................................................................................................................... 96
| Inhoud |
3
Herwig Lerouge
Nummer 100 Beste lezer, U houdt nummer 100 van Marxistische Studies in uw handen. Al vierentwintig jaar lang streven wij ernaar om in Marxistische Studies de opdracht uit ons eerste nummer in 1988 waar te maken: “Verslag uitbrengen over progressieve, materialistische analyses die kunnen bijdragen aan het marxistisch debat en dit zowel over actuele vraagstukken als over kwesties uit het verleden én die een licht kunnen werpen op de situatie van vandaag.” Wij zijn dan ook trots u vandaag het honderdste nummer te kunnen voorleggen. Toen het nog in de mode was om het marxisme dood te verklaren, bekrachtigde ons tijdschrift de rijkdom en de efficiëntie van het marxisme, waarmee miljoenen mensen die al eeuwenlang onderdrukt waren, zich economisch en maatschappelijk konden bevrijden. Het marxisme geeft zowel de onderdrukten in de Derde Wereld als in de kapitalistische wereld een helder inzicht in de mogelijkheid zichzelf te bevrijden. Het is voor de arbeidersklasse en haar bondgenoten een wetenschappelijke theorie en strijdmethode voor de opbouw van een maatschappij die een einde maakt aan de uitbuiting van de mens door de mens. Marxisme is volkomen tegengesteld aan een dogma. Voor een marxist is elke waarheid zowel absoluut als relatief. Niet in de zin van ontkenning van de objectieve werkelijkheid, maar in de zin van het bestaan van historische grenzen aan onze kennis om deze werkelijkheid volledig te doorgronden. De tijden zijn veranderd. Economen en politici hebben Marx opnieuw ontdekt. Het is weer ‘in’ om over Marx te praten. Zijn stellingen over de economie zijn razend actueel nu we de ergste crisis sinds 1929 meemaken. De marxistische analyses over de crisis en over het onmenselijke beleid van politici die op de knieën gaan voor het grootkapitaal, vinden opnieuw gehoor. Bewijs hiervan is het opmerkelijke en aanhoudende succes van het boek Hoe durven ze! van Peter Mertens, de voorzitter van de Partij van de Arbeid van België. Evenals het succes van deze partij bij de gemeenteraadsverkiezingen in oktober 2012. Marxistische Studies wil in de toekomst een actievere rol spelen in dit maatschappelijk debat. Onze ‘dossiers’ zijn één van onze sterke punten. Het is evident dat we hier niet van afstappen. Maar voortaan laten we in die dossiers meer kanten van het verhaal zien en verschillende standpunten. Het internationaal
| Editoriaal |
4
marxistische studies • 100-2012
karakter is een ander sterk punt dat blijft. We zijn er van overtuigd dat we de strijd steeds meer op Europees niveau moeten voeren, over de nationale grenzen heen. We blijven de belangrijkste marxistische analyses publiceren die in andere talen verschenen. De voortdurend evoluerende wereld stelt ingewikkelde nieuwe problemen en dat vereist internationale samenwerking. Maar we willen ook korter op de bal spelen. Niet zo direct als in een krant, Marxistische Studies blijft om de drie maanden verschijnen, maar we willen wel met kortere artikels nauwer aansluiten bij de actualiteit en toelichten wat er echt op het spel staat. Met interviews of opiniestukken en een uitgebreidere rubriek boeken, willen we u rechtstreeks in contact brengen met mensen die vandaag een bijdrage leveren aan het debat en de strijd voor een andere maatschappij. U kunt ons daar trouwens bij helpen, door goede artikels en interessante boeken of auteurs te signaleren. Van dit honderdste nummer vernieuwen we ook de opmaak. Voortaan werken we met duidelijke rubrieken: Belgische binnenlandse politiek, Europa, internationaal dossier, maatschappelijk debat, cultuur, boeken. Dat maakt het lezen aangenamer. We zijn geen academisch tijdschrift. De analyses die Marxistische Studies publiceert, zijn zo nauwkeurig mogelijk en op een begrijpbaar niveau voor zo veel mogelijk lezers. Bij de verschijning van dit honderdste nummer willen we al onze abonnees en trouwe lezers hartelijk danken. Ook in het buitenland zijn dat er heel wat, vooral in Frankrijk, Luxemburg en Nederland. Volgende deugddoende brief ontvingen we uit Frankrijk: “Ik wil jullie graag feliciteren met de inhoud van dit tijdschrift. Dankzij jullie hebben de echte Franse communisten een tijdschrift dat ons wapent tegen het kapitalistische wereldsysteem. Dit geldt in het bijzonder voor de inhoud van het laatste nummer, 99/2012. Echt indrukwekkend.” We ondervinden hoe nuttig ons tijdschrift is voor de strijd in andere landen, ver weg van Brussel. Daarom voelen wij ons extra verplicht ervoor te zorgen dat het steeds beter wordt. Wij hopen dat Marxistische Studies in de toekomst een nog grotere rol kan spelen in de theoretische en politieke discussies onder progressieven.
| Editoriaal |
David Pestieau
5
Beschouwingen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012
De geel-zwarte opmars, de verblekende roos en de rode doorbraak Uitbreiding van de politieke overheersing van de N-VA in Vlaanderen, lichte achteruitgang voor de PS in Wallonië maar opkomst van de PVDA in de drie gewesten van het land: de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 hebben geleid tot opvallend tegengestelde resultaten. Deze nieuwe krachtsverhoudingen zullen wegen op de regering Di Rupo. Een regering die als gevolg van de economische crisis steeds minder stabiel zal worden. En ook door de volgende verkiezingen die eraan komen in 2014 en die de N-VA beschouwt als een scharniermoment om het land te doen overhellen naar het confederalisme. Maar de vooruitgang voor de PVDA en de toename van de sociale beweging zouden de kaarten van de strategen van N-VA, PS en andere traditionele partijen wel eens aardig door elkaar kunnen schudden. Met een De Wever die van zijn verovering van de burgemeesterssjerp een springplank wil maken naar 2014, is het resultaat van de PVDA in Antwerpen meteen niet alleen van belang voor het noorden van ons land maar ook nationaal. Als enige unitaire en nationale partij van het land wijst de PVDA immers het De Wever-scenario af. In het zuiden van het land “beseffen we, als we de verkiezingsresultaten van dichterbij bekijken, dat de Parti Socialiste dikwijls op de linkerflank werd aangevallen door de PVDA”, schrijft La Libre op 15 oktober. “Een ‘bedreiging’ die de PS zou moeten aanzetten om een harde lijn aan te houden in de economische en fiscale dossiers of het bankendossier, dossiers waarover de PVDA dikwijls een zeer radicaal standpunt inneemt. Besluit van dit alles? De federale regering zal voortdoen als tevoren. Maar het zal ongetwijfeld een beetje moeilijker worden.” Het resultaat van de PVDA krijgt een historische betekenis als we vergelijken met de resultaten die links van (traditioneel) links de afgelopen dertig jaar heeft behaald.
David Pestieau (
[email protected]) is lid van het Partijbureau van de PVDA en directeur van de Studiedienst van de PVDA.
| België |
6
marxistische stuDIEs • 100-2012
Hoe kunnen we dit verklaren? Door de economische crisis die vandaag heel Europa in haar greep houdt, zien we overal partijen opkomen links van de sociaaldemocratie. De bevolking pikt het steeds minder dat de sociaaldemocratische partijen op alle machtsniveaus gewoon meewerken met de besparingen. Maar zelfs deze objectief gunstige omstandigheden houden op zich nog geen garanties in voor een betekenisvolle vooruitgang bij verkiezingen. De verklaring voor dit succes moeten we ook zoeken bij de diepgaande vernieuwing van de PVDA die op haar 8e Congres in 2008 concreet gestalte kreeg. De marxistische partij stapte af van haar sektarisme en verliet een zekere vorm van dogmatisch denken. Voortaan is haar ambitie: een beginselvaste partij, een soepele partij en een partij van de werkende mensen. De partij legde in die optiek ook nieuwe doelstellingen vast. Een van de hoofddoelen was dat bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2012 voor het eerst partijleden verkozen zouden geraken in drie grote steden, Antwerpen, Luik en Brussel (Molenbeek). Een hoge inzet. De resultaten in deze drie steden hebben onze verwachtingen overtroffen. Deze grote locomotieven sleepten meteen al een aantal andere grote steden mee op hetzelfde spoor.
De doorbraak van de PVDA in cijfers In heel het land, in zuid en noord samen, haalde de PVDA+ in totaal 31 gemeenteraadsleden, 17 verkozenen in districten (Antwerpen) en 4 provincieraadsleden. Naast de 17 districtsraadsleden in Antwerpen komt de PVDA meteen met vier gemeenteraadsleden in de Antwerpse gemeenteraad: met 8 % van de stemmen wordt ze de vierde grootste partij van de stad, voor Groen! en Open VLD. Ook in de Limburgse gemeente Genk haalt de partij 8,8 % van de stemmen, goed voor drie gemeenteraadsleden. In Zelzate wordt ze de tweede grootste partij met 21 % van de stemmen. Ook in Luik-stad doet de partij haar intrede met twee gemeenteraadsleden en 6,5 % van de stemmen. En met 14 % van de stemmen wordt ze de tweede grootste partij in Seraing en Herstal. Voor de hele Luikse agglomeratie zijn 12 leden van de PTB+-lijsten gekozen. In de provincie Henegouwen is de marxistische partij voortaan aanwezig in de gemeenteraad van de drie grootste steden: Charleroi, Bergen en La Louvière, telkens met een gemeenteraadslid. In Brussel heeft de PVDA voor het eerst een gemeenteraadslid, niet alleen in Molenbeek (met 4,5 % van de stemmen), maar ook in Schaarbeek (3,3 %), de tweede grootste gemeente in het hoofdstedelijk gewest.
| België |
de geel-zwarte opmars, de verblekende roos en de rode doorbraak
7
In andere grote steden flirten de cijfers met de drempel van 3 %. De partij staat niet meer ver af van de verkiezing van een eerste gemeenteraadslid in Gent, Namen, Leuven en Mechelen.
Vlaanderen: Geel-zwarte opmars en rood licht in Antwerpen Kwantitatief heeft de N-VA in Vlaanderen weinig vooruitgang geboekt in vergelijking met 2010: 28,6 % van de stemmen op provinciaal niveau, heel wat meer dan de CD&V (21,5 %). Het percentage ligt lager dan de 35 à 40 %, voorspeld in de peilingen… N-VA-ideoloog Bart Maddens schrijft: “In 2014 zou het een ontgoochelende score zijn. Want daarmee wordt de N-VA niet incontournable in Vlaanderen.” De kaarten zijn dus nog niet geschud. Maar de gemeentelijke inplanting en de organisatie van de N-VA is enorm vooruitgegaan. En dat geldt ook voor de overheersing van haar ideologie. Dit resultaat is zeer onrustwekkend. De N-VA vestigt zich blijvend op lokaal niveau. Ze wordt de grootste partij in 48 van de 259 gemeenten waar zij aan de verkiezingen deelnam (waarvan de helft in de regio Antwerpen). Ze heeft niet alleen Antwerpen veroverd maar ook twee andere van de 11 grootste Vlaamse steden (Aalst en Sint-Niklaas). Zelfs al domineert de N-VA kwantitatief nog niet het politieke landschap, ideologisch heeft ze wel het leiderschap: De N-VA is een neoliberale partij die openlijk het VOKA, het meest agressieve deel van het patronaat, verdedigt. Tijdens de campagne kreeg de N-VA de nauwelijks verholen steun van een aantal grote Vlaamse werkgevers die tekeergingen tegen de ‘marxistische’ regering Di Rupo, niet in staat het land te hervormen zoals zij dit wilden. Zij hebben gekozen. Volgens hen is de N-VA de nieuwe partij van de patroons in Vlaanderen. De liberalen hebben hun tijd gehad, met als gevolg dat de Open VLD een zware crisis doormaakt. De N-VA is een separatistische partij die het land uiteen wil doen spatten en ze is voorstander van het neocorporatisme van een ‘Vlaamse gemeenschap’ waar voor iedereen plaats is en die geleid wordt door het VOKA, de Boerenbond en de KBC. De N-VA is een reactionaire partij met een gedachtegoed vol neoconservatieve waarden. Het elitedenken van deze partij wil schoon schip maken met de progressieve ideeën van Mei ’68. De massale toetreding van vroegere kaderleden van het Vlaams Belang (die bovendien op schepenzetels kunnen rekenen in de
| België |
8
marxistische stuDIEs • 100-2012
nieuwe gemeentecolleges) en de algemene politieke ontwikkelingen deden de partij nog verder naar rechts opschuiven. Door plaatselijk de macht te veroveren, gaat de N-VA politiek vooruit. Tot nu toe was ze (op gewestelijk en gemeentelijk niveau) steeds de tweede of derde partij in de coalitie die gemeenten of het gewest bestuurde. Vandaag deelt zij de lakens uit in tal wat gemeenten. Tegenover deze N-VA staat een grondig verdeelde CD&V die electoraal wel goed heeft stand gehouden. In de leiding van de CD&V voert Vlaams ministerpresident Kris Peeters de boventoon. Als vroegere baas van het UNIZO verdedigt hij een patronaal programma, dat het confederaal model verdedigt en zeer dicht aanleunt bij het programma van de N-VA. Een belangrijk gedeelte van de christelijke arbeidersbeweging (ACW), die vandaag nog steeds deel uitmaakt van de CD&V, voelt zich steeds minder op haar gemak bij de richting die de partij uitgaat. Het uiteenvallen van deze partij behoort na 2014 niet meer tot de onmogelijkheden. Moeten we dan besluiten dat de opmars van De Wever niet meer te stuiten is? Dat recht kan hij in geen geval opeisen op grond van de verkiezingsuitslag, net zo min als hij kan stellen dat ‘de’ Vlaming een ‘confederale hervorming’ eist. De meerderheid van de Vlamingen voelt er niets voor om dit land nog maar eens in een communautaire crisis te zien wegzinken. Maar toch blijft de N-VA veel te veel stemmen aantrekken. De kracht van De Wever bestaat erin dat hij het ongenoegen van de bevolking over het federaal regeringsbeleid weet te recupereren voor zijn nationalistische discours. De Wever valt bijvoorbeeld de ‘belastingsregering’ aan. Hij slaagt erin de woede van de werknemers te keren tegen de Franstalige socialist Di Rupo en tegen de Vlaamse partijen die met hem samenwerken, en tegen België. Op die manier verliezen heel wat kiezers uit het oog dat De Wever wel van plan is om nog veel verder te gaan in de aanvallen op de koopkracht en de arbeidsomstandigheden: ontmanteling van de index, nog langer werken, arbeidsduurverlenging… In dit door de N-VA gedomineerde ideologisch klimaat – en wetende hoe De Wever burgemeester Janssens uitdaagde in een verkiezingsstrijd met Amerikaanse allures – is de uitslag van de PVDA in Antwerpen des te opmerkelijker. Dit resultaat van de PVDA lokt een ernstig debat uit binnen heel de linkerzijde. Een debat zowel over de opstelling van de sociaaldemocratie als over haar strategie tegenover deze doorbraak van de N-VA. “Het succes van de PVDA is te wijten aan het feit dat ze een echte linkse partij is”, zei Alexander De Croo (OpenVLD) tegen SP.A-
| België |
de geel-zwarte opmars, de verblekende roos en de rode doorbraak
9
voorzitter Bruno Tobback.1 Lex Moolenaar noteert in een commentaarstuk in de Gazet Van Antwerpen: “Dat 48 % van de Antwerpenaars uitgesproken rechts (N-VA en Vlaams Belang) heeft gestemd, was niet de grootste verrassing. Veel onverwachter was de gezamenlijke score van 16 % voor Groen en PVDA+. Samengeteld heeft liefst 64 % van de Antwerpse kiezers zich dus afgekeerd van het politieke centrum. De drie groten van weleer – christendemocraten, socialisten en liberalen – hielden och arme 34 % over om onder elkaar te verdelen. De score van 8 % voor PVDA+ is een signaal dat kan tellen. Naarmate de crisis aan de middelen van de minderbedeelden blijft knagen, zal het succes van de radicaal-linkse partij zich als een olievlek over Vlaanderen verspreiden. Net zoals dat destijds ook met het Vlaams Blok en de groene beweging is gebeurd.”2 De komende jaren kan de PVDA in Vlaanderen ter linkerzijde dan ook een essentiële rol spelen. De partij zal haar invloed in de andere grote steden moeten uitbreiden, wat nog een hele uitdaging is. Ook in Antwerpen moet de partij nog groeien. De partij heeft nog een ruim groeipotentieel, zeker tegenover een SP.A waarin een ‘pragmatische’ fractie in het centrum de toon aangeeft en de deelname zowel aan de gewestelijke (aan de zijde van de N-VA) als aan de federale regering blijft verdedigen. Daarnaast laat zich ook een meer kritische stroming horen die meer heil ziet in een linkser partijprofiel. Maar dat blijft grotendeels een minderheidsstroming die het alleen in Gent goed doet. PVDA-voorzitter Peter Mertens ziet voor zijn partij in Antwerpen in elk geval een cruciale rol: “Wij staan nu in poleposition van het linkse project in de stad. Wij zullen oppositie moeten voeren tegen de NVA, op drie assen. Ten eerste rond de sociale situatie van de mensen. De tweede as, is de as rond de eenheid. De NVA wil mensen verdelen. Ze wil de Antwerpenaren opzetten tegen een groep die hier niet eens woont, de Walen. De Wever wil van Antwerpen als economische motor een breekijzer maken in zijn project om het land te splitsen. En tot slot, de derde as, is de as tegen de discriminatie. Wij zijn de partij van de eenheid en wij zullen vechten tegen elke discriminatie.” In de strijd tegen het beleid van de Vlaamse gewestregering Peeters-Muyters én van de federale regering Di Rupo, kan de PVDA ook nog groeien door haar programma tegen de besparingen, door haar engagement in de strijdbewegingen en haar concrete voorstellen. Daarbij staat ze zowel tegenover de N-VA als tegen de traditionele partijen die geen echt alternatief vormen voor de nationalistische partij. 1 2
Terzake, VRT, 15 oktober 2012. Gazet van Antwerpen, 30 oktober 2012.
| België |
10
marxistische stuDIEs • 100-2012
Het roze verbleekt een beetje in de schaduw van opkomend rood In het zuiden van het land is er naast de PVDA geen echte winnaar. De PS wint ten opzichte van haar uiterst lage score van 2006, toen de partij geteisterd werd door schandalen. Vooral in Charleroi (met minister Magnette als lijsttrekker) en in Bergen (met eerste minister Di Rupo als lijsttrekker) gaat de PS vooruit. Maar als we de provinciale resultaten vergelijken met die van 2010, verliest de PS 2 tot 8,5 % (in Henegouwen). Toch behoudt de PS globaal gezien haar politiek en ideologisch overwicht. Ook al is er een bres geslagen. In een aantal gemeenten (Namen, Molenbeek) lijkt zich een nieuwe as MRCDH te ontwikkelen. Bij de verkiezingen van 2014 zou dit kunnen leiden tot de vorming van een Jamaicaanse coalitie die de PS opzij schuift. Extreemrechts van zijn kant is zo verdeeld dat het momenteel niet veel voorstelt, maar een optelsom van de uitslagen van de verschillende kleine extreemrechtse partijen geeft in Charleroi toch meer dan 11 %. Maar het meest opmerkelijke feit van deze verkiezingen is de opkomst van de PVDA. Met 12 gemeenteraadsleden, maar ook met een score dicht in de buurt van de 5 % voor de provincie, is de PVDA in het Luikse een kracht die meetelt. Met scores van 3 tot 4,5 % begint de PVDA door te breken in Henegouwen (met een gemeenteraadslid in drie grote steden) en in zekere mate ook in Namen. En dan zijn er ook de eerste verkozenen in twee grote Brusselse gemeenten. De PS is duidelijk ongerust over deze doorbraak die zich niet beperkt tot een stad of gemeente, maar zich voordoet in alle grote steden. Alle PS-leiders wijzen op het probleem: Elio Di Rupo is eerste minister van een centrumrechtse regering en daardoor kan de PS zich niet met een links profiel onderscheiden, zoals ze dit wel kon in de regeringen met Leterme of Verhofstadt. PS-voorzitter Thierry Giet heeft geprobeerd de uitslag te minimaliseren en Onkelinx noemde dit verkiezingssucces ‘circonstanciel’, te wijten aan een samenloop van omstandigheden. Een tactiek als een ander: minimaliseren en er verder niet over praten. En als ze spreken, dan is het om de lof te zingen van ‘verantwoordelijk links’ dat handelt en beslissingen neemt, tegenover ‘demagogisch, onverantwoordelijk links’ waarvoor de PVDA zou moeten staan. Anderen grijpen de uitslag van de PVDA aan om de PS opnieuw een linkser profiel te geven ‘omdat men anders vrij baan maakt voor de PVDA’. Een minderheid van PS-leiders ten slotte, heeft gekozen voor de rechtstreekse confrontatie. Zo verklaarde minister Marcourt dat de PVDA “een echt
| België |
de geel-zwarte opmars, de verblekende roos en de rode doorbraak
11
probleem voor de democratie” is. Burgemeester en volksvertegenwoordiger Mathot roept op tot een ‘cordon sanitaire’ en stelt dat hij nooit een bondgenootschap zal aangaan met een partij zoals de PVDA. Volgens Martial Dumont, journalist bij het dagblad L’Avenir, zaait Jean-Claude Marcourt paniek. En hij stelt de vraag: “Waarom precies nu een frontale aanval lanceren tegen een zeer linkse partij die aan invloed wint, vooral in de Luikse regio die zwaar getroffen wordt door de instorting van de staalnijverheid? (...) (…Want) voor de eerste keer zit de PS in een aantal gemeenten met een partij die linkser is dan zijzelf en die duidelijk aan geloofwaardigheid heeft gewonnen bij een groter deel van de bevolking.”3 Journalist Hugues Lepaige schrijft: “Lange tijd hebben het socialistische discours over het schild – ‘zonder ons zou het erger zijn – en de verankering van de partij in de bevolking de opkomst van een politiek alternatief, links van de PS, verhinderd. Vandaag werkt dat niet meer even gemakkelijk. Voor het eerst sinds het verdwijnen van de Communistische Partij zijn nu misschien wel de voorwaarden vervuld voor de opkomst van zo’n partij. De resultaten van de PVDA zijn op dit vlak veelbelovend voor deze partij. Zij zijn ook het resultaat van een echte militante kracht op het terrein en van de ernst van haar studiedienst die de eerste en dikwijls de enige was om de ongelijkheid en fiscale fraude aan te klagen, schandalen waarvan België het geheim blijkt te bezitten. We mogen ons hier niet in vergissen: de PVDA-stem is zeker voor een stuk een proteststem, af en toe opgejut door wat populistische accenten, maar in die keuze klinkt ook een stem door van instemming en overtuiging. Aan de PVDA nu om dit succes te bevestigen en ermee te weten omgaan. Daarvoor moeten nog wel iets meer mensen die ‘goesting in links’ krijgen, waar haar leiders het over hebben.” 4 Precies deze dynamiek kan zich in de achttien maanden die ons scheiden van de verkiezingen van 2014 ontwikkelen in de sociale strijd tegen de crisis en de bezuinigingen. De PVDA is er immers van overtuigd dat de krachtsverhoudingen zich vooral ontwikkelen in de bedrijven en in de wijken. Die strijd kan de huidige dynamiek versterken, en er zich ook op steunen om aan te tonen dat de dingen anders kunnen dan het beleid dat nu wordt gevoerd in Europa, in Frankrijk door Hollande, in Italië door Monti of in Duitsland door Merkel, en in België door Di Rupo.
3 4
L’Avenir, 20 oktober 2012. RTBF, Les défis du PTB, 19 oktober 2012.
| België |
12
David Pestieau
De crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord De verkeerde antwoorden op de crisis: de Europese Commissie wil onze lonen overgieten met een Duits sausje De crisis: “Ik was het niet, het waren die van beneden” “We leven boven onze stand.” Om het luidst herhalen de machtskringen en de media dit credo in België en in de rest van Europa. De crisis die losbarstte in 2008, is eind 2012 nog dieper geworden: crisis van de staten, bankencrisis, economische recessie… De landen in het zuiden van Europa zinken aan topsnelheid weg in de armoede. Maar in het noorden hoor je de alarmkreet: als we de boot willen redden, moeten we de broeksriem aanhalen. “Want de staat geeft te veel uit en we zijn niet competitief”, luidt de diagnose van de experts. Maar vooraleer onze regering en onze patroon het geld uit onze portefeuille komen halen, is het de moeite waard om na te gaan of die diagnose wel correct is. Want als de diagnose niet klopt, dan helpt de voorgestelde remedie niet. In 2009 is de productie van consumptiegoederen en -diensten voor de eerste keer sinds de jaren dertig in de hele wereld beginnen te dalen. In de Verenigde Staten met gemiddeld 3 %, in Europa met 4 %. Daarop kwam er een wereldwijde golf van ontslagen, sluitingen, fusies, loonblokkeringen en allerlei soorten flexibiliteit. Vandaag, in 2012, grijpt de recessie weer om zich heen. Vanuit het zuiden van Europa bedreigt ze het hele continent. Heel Zuid-Europa is in recessie, Frankrijk stagneert en België kondigt een negatieve groei aan van – 0,6 % in het tweede kwartaal van 2012. Zoals we eerder al hebben aangetoond, is deze crisis geen zuiver financiële crisis en is ze ook niet te wijten aan het wanbeheer van de staatsschuld.1 Ze houdt ver1
Zie Marxistische Studies, zie La crise de 30 ans van Henri Houben (uitg. Aden, 2011), zie Hoe durven ze? van Peter Mertens (uitgeverij EPO, 2011)
David Pestieau is directeur van het weekblad Solidair. Hij is lid van het Partijbureau van de Partij van de Arbeid van België (PVDA) waarvan hij ook de Studiedienst leidt. Dit artikel is een ingekorte versie van een studie over het interprofessioneel akkoord en de aanvallen tegen de index. Voor de volledige studie: http://www.pvda.be/fileadmin/users/nationaal/download/2012/09/studiedienst_PVDA_lonen_sept2012.pdf.
| België |
de crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord
13
band met een fundamenteel onevenwicht van het kapitalistische economische systeem, dat gebaseerd is op winst. De eis van maximale winst (wat een vermindering van de kosten impliceert) botst op de structurele daling van de vraag (want de massa werknemers verliest koopkracht). Dat is de zogenaamde overproductiecrisis. Het systeem is structureel in onevenwicht sinds 1973, maar dankzij de speculatiebubbels kon de last van de crisis kunstmatig telkens een beetje uitgesteld worden. De voorbije dertig jaar kwam er de ene speculatiebubbel na de andere om de overproductiecrisis aan te kunnen. De permanente overconsumptie van de rijkste 10 % van de bevolking vierde hoogtij. Maar de taart werd al opgegeten vooraleer ze helemaal gebakken was. Vandaag grijpen de speculanten en allerlei andere miljonairs naar de staatsschulden, de allerlaatste speculatiebubbel van dit systeem. In 2008 en 2009 werden meerdere duizenden miljarden geïnjecteerd om de banken te redden en de economie weer op gang te brengen. Dat zorgde er inderdaad voor dat de economie zich tijdelijk weer herstelde, zoals een doping shot dat doet met een vermoeide wielrenner. Maar sinds 2011 is het effect weer verdwenen. De groei stagneert opnieuw, de economie zit opnieuw vast. Volgens de meest gangbare meningen kan deze situatie opgelost worden door de kunstmatige overconsumptie van gisteren te compenseren met een verlaging van de consumptie van vandaag. Hoewel de overconsumptie van gisteren een overconsumptie van de rijkste bevolkingsgroep was, zou ze vandaag gecompenseerd moeten worden door de koopkracht van de andere bevolkingslagen te verminderen. Enerzijds staan er langdurige besparingen op de agenda. Anderzijds eisen de multinationals en de grote ondernemingen, in naam van de heilige en onaantastbare concurrentiekracht, een verlaging van de loonkost. Maar als alle werknemers van ieder land tezelfdertijd de broeksriem aanhalen, komen ze allen in dezelfde situatie terecht: de (staats)uitgaven zullen stijgen door de stijging van de werkloosheid en de inkomsten zullen afnemen door een afname van de belastingsontvangsten en door een daling van de koopkracht. Het begrotingstekort kan dan wel afnemen, maar omdat er minder rijkdom geproduceerd wordt, zal ook het bbp (bruto binnenlands product) afnemen. Het systeem komt in een neerwaartse spiraal van zelfvernietiging terecht dat hele delen van de economie zal vernielen. Kortom: de diagnose die onze bestuurders stellen is fout en hun geneesmiddel valt niet de oorzaak van de ziekte aan, maar het slachtoffer. Het ergste is dat de multinationals en de grote ondernemingen die beweren dat de lasten op arbeid (met andere woorden de lonen) hen verstikken, net de
| België |
14
marxistische stuDIEs • 100-2012
economie dieper het moeras induwen door de lasten op hun kapitaal – lees: de dividenden. Vanaf 2008 hebben ze in het wilde weg zitten besparen: op de lonen, op het aantal banen, op de werkomstandigheden… Resultaat: ondanks de crisis zijn de winsten zienderogen aangedikt, maar zonder een écht economisch herstel. “De niet-financiële Europese multinationals zitten op een record van 500 miljard euro cash. Dat is een stijging met bijna 30 procent tegenover eind 2007, de vooravond van de crisis. De Belgische en Europese ondernemingen hamsteren cash als nooit tevoren. Ze vinden de onzekerheid te groot om nu al te investeren”, stelde de financiële pers vast in 2010.2 “De resultaten van de westerse bedrijven zijn nooit zo positief geweest als nu ”, bevestigt de financiële pers vandaag.3 Die explosief toegenomen winsten werden dus niet gebruikt voor productieve investeringen, maar ze werden gewoonweg opgepot. Zo kunnen de sterkste ondernemingen het te zijner tijd gebruiken om het gras voor de voeten van hun verzwakte concurrenten weg te maaien en een alsmaar groter marktaandeel in handen krijgen. De multinationals bereiden zich op die manier voor om de concurrentie opnieuw op de spits te drijven en zaaien zo de zaden die later zullen uitgroeien tot evenzoveel nieuwe, nog meer algemene en nog heftigere crisissen van overproductie. Daarnaast dient de rest van de liquide middelen om een stroom van dividenden aan de aandeelhouders uit te kunnen keren, met 15 % nettorendement als minimumnorm. Ook de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven stelt dat vast: “Er wordt vastgesteld dat de samenstelling van het bruto exploitatieoverschot van de niet-financiële vennootschappen tijdens de periode 1996-2009 enigszins is veranderd. Het aandeel van de netto uitgekeerde dividenden (uitgekeerde min ontvangen dividenden) groeit immers van 20,3 % tot 41,5 %.” 45 Met andere woorden: in de bedrijfsresultaten is in iets meer dan tien jaar tijd, het aandeel van de dividenden die uitgekeerd worden aan de aandeelhouders verdubbeld!
Het Duitse model voor de Europese Unie: export van loondumping en armoede De Europese Commissie en vele economische en politieke leiders in Europa maken die analyse nochtans niet. Zij zijn van mening dat er nog een uitweg bestaat: het Duitse model volgen. Duitsland is de wereldwijde exportkampioen. Het 2 3 4
De Tijd, 12 augustus 2010. De Tijd, 10 augustus 2012. CRB, “Technisch verslag van het secretariaat over de maximale beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling”, 9 november 2010. Zie: www.ccecrb.fgov.be/txt/nl/doc10-1600.pdf.
| België |
de crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord
15
heeft nog steeds een, weliswaar beperkte, maar toch positieve groei en de bedrijven maken er royale winsten. Maar is het een model dat navolging verdient? Zoals we eerder al aantoonden, is het Duitse model gebaseerd op loondumping en een miljoenenleger van verarmde werknemers. Die extreme loonmatiging werd door verschillende mechanismen gerealiseerd, zoals het rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven van 2010 vaststelt5: – De mini-jobs met maandlonen van minder dan 400 euro (jobs van één euro per uur) namen aan een verbluffend tempo toe. – In 2009-2011 werd er een nominale loonstop doorgevoerd in tal van industriële sectoren door de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) “Toekomst in arbeid”. Die kwam er in ruil voor de belofte dat de werkgelegenheid behouden zou blijven. – Bepaalde bedrijven die aan internationale concurrentie blootgesteld zijn, hebben het recht verworven om af te wijken van de sectorale cao’s (opting-out), om minder gunstige regels en lonen toe te passen dan in de rest van de sector. – Bovendien zijn de Duitse ondernemingen niet verplicht een minimumloon toe te passen en er bestaat al helemaal geen enkele vorm van automatische loonindexering. Het Duitse model is voor de werkende mensen een armoedemodel. Bovendien kan het niet geëxporteerd worden en is het niet levensvatbaar op langere termijn. Dat model zal Duitsland ook meetrekken in de crisis en als het door anderen nagevolgd wordt, zal het de crisis nog verergeren. Het kan niet geëxporteerd worden omdat het berust op een exporterend model: als één land voordeel haalt uit de export, dan is er aan de andere kant een land dat erbij verliest. Dat is al zichtbaar in Europa, waar Duitsland geëxporteerd heeft naar Zuid-Europese landen die tien jaar lang massaal schulden hebben gemaakt, terwijl hun nationale economie voor hun ogen vernietigd werd. Het model kan evenmin geëxporteerd worden omdat Duitsland steunt op de Oost- Europese landen in zijn achtertuin, een bron van sterk gekwalificeerde en goedkope arbeidskrachten. Het Duitse model schept ook geen voltijdse banen. De grote meerderheid van de recent gecreëerde banen in Duitsland zijn ontstaan uit de opsplitsing van voltijdse betrekkingen in twee of drie deeltijdse.6 5 6
CRB, idem. Zie de studies van professor De Grauwe en professor Heylen over dit onderwerp. Paul De Grauwe, “De competitiviteit van Belgïe: een lange termijn analyse”, november 2010. Prof. Freddy Heylen geciteerd in de blog van Caroline Copers, “Klant is Konings?”, de redactie, 21maart 2012. Zie: http://opinie.deredactie.be/2012/03/21/klant-is-konings/.
| België |
16
marxistische stuDIEs • 100-2012
De Europese Commissie wil de controle over de lonen overnemen Met de eurocrisis hebben de landen van de Europese Unie verreikende bevoegdheden inzake begroting gegeven aan de Europese Commissie. Als het uit de hand loopt kunnen landen gestraft worden en daarna onder voogdij geplaatst. Dat wat toegepast werd in Portugal, Ierland en Griekenland met de Men in Black, is uiteindelijk ook in een wet gegoten. Minder bekend is dat de Europese landen ook socio-economische bevoegdheden overgedragen hebben, die tot nog toe exclusieve bevoegdheden van de staten waren. Een sixpack van zes richtlijnen werd goedgekeurd op 4 oktober 2011 in het Europees Parlement door alle regeringspartijen en de groenen. Twee richtlijnen van dat beruchte sixpack hebben betrekking op ‘socio-economische onevenwichten’. Die geven aan de Europese Commissie de opdracht tien socio-economische parameters onder de loep te nemen en als er ergens afwijkingen zijn, die landen de les te lezen met aanbevelingen en daarna met sancties. In mei 2012 publiceerde de Europese Commissie haar evaluatie van de socioeconomische onevenwichten in België. Daarin legde ze de nadruk op drie punten: de staatsschuld (die erg toegenomen was door de redding van de geprivatiseerde banken), de export die marktaandeel verliest (– 15,4 % op vijf jaar tijd) en de schuldgraad van de privésector (233 %, vooral door de schulden van financieringsmaatschappijen die voordeel willen halen uit de notionele intresten). De Commissie geeft toe dat de loonkost in België niet ‘uit de hand loopt’, maar toch beveelt ze de regering aan om een rits maatregelen te treffen met betrekking tot de loonvorming en de arbeidsmarkt. Voor de lonen eist de Commissie: – een hervorming van het systeem van de loononderhandelingen en van het mechanisme van automatische loonindexering, – een verlaging van de indirecte loonkosten, – een degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen, – een verschuiving van de belastingen op arbeid naar een belasting op consumptie en naar een milieubelasting. De Commissie pleit, in tegenstelling tot nog niet zo lang geleden, niet meer voor een frontale aanval op de index. Maar de aanval op de lonen is des te gevaarlijker. Europees commissaris Karel De Gucht legt uit: “Wat de Europese Commissie eigenlijk wil, is dat er iets gebeurt aan onze loonkost. Je kunt dat rechtstreeks doen door tussen te komen in de indexering of je kan ook naar onrechtstreekse maatregelen zoeken.”
| België |
de crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord
– – – –
17
Dat betekent concreet: De Commissie pleit voor een corrigerende loonnorm die de lonen verlaagt als ze te bruusk gestegen zijn. Ze verdedigt all-in-akkoorden die de loonsverhogingen inperken als de index stijgt. Ze stelt een vermindering voor van het gewicht van de energieproducten in de gezinskorf op basis waarvan de index berekend wordt. Ze heeft kritiek op ‘de loonrigiditeit’ als gevolg van de index en de interprofessionele akkoorden als een factor die werkgevers verhindert om de concurrentie te laten spelen tussen werknemers binnen het land zelf. Ze pleit duidelijk voor akkoorden beperkt tot bedrijfsniveau of deelsectoren om de solidariteit tussen werknemers te breken. Daarmee verdedigt ze ook het optout mechanisme, waarmee ondernemingen van de cao’s mogen afwijken.
De lasten op arbeid of de lasten op het kapitaal: een andere benadering van het competitiviteitsdebat De eerste vraag die de rest van het debat over de lonen bepaalt, luidt: Wie is verantwoordelijk voor de crisis? En wie moet betalen? Is de loonkost de oorzaak of is het de winsthonger? Zijn het de lasten op arbeid die wegen op de economie of de lasten die aan het kapitaal moeten betaald worden? De lasten op het kapitaal rijzen de pan uit: verdien jij teveel, of verdienen de grote aandeelhouders teveel? Het aandeel van het inkomen van de loontrekkenden in het bbp daalde van 57 % in 1981 naar 51 %.7 Met andere woorden, het deel van de koek dat naar de werknemers gaat werd kleiner en het inkomen van de rijken en de winsten van de bedrijven groeiden. De Belgische lonen zijn de laatste 15 jaar (1996-2011) globaal in reële termen gestegen. Maar deze stijging was minder dan de toename van de productiviteit (- 1,6 %). De arbeiders hebben hun loon dus zien stijgen, maar in verhouding hebben ze meer rijkdom geproduceerd dan ze ervoor terugkregen. De winsten echter zijn explosief gestegen tussen 2000 en 2009. Ze zijn van 47 naar 82 miljard euro gestegen. Een vermeerdering met meer dan 35 miljard, of een verhoging met 75 %. De lasten die aan het kapitaal moeten betaald worden,
7
Robert Plasman, Michael Rusinek, François Rycx en Ilan Tojerow, La structure des salaires en Belgique, Rapport gemaakt op vraag van het FGTB/ABVV, februari 2008.
| België |
18
marxistische stuDIEs • 100-2012
namelijk de dividenden, zijn in 2009 gestegen tot 26 miljard euro. Dat is driemaal zoveel als in 2000. Deze cijfers tonen de werkelijkheid: de rijkdom die door de bedrijven wordt geproduceerd is niet afgenomen, integendeel. Maar het deel daarvan dat naar de werknemers gaat is wel degelijk verminderd. En wat écht weegt op de maatschappij en de bedrijven, dat zijn de lasten op het kapitaal, het steeds grotere rendement dat moet uitbetaald worden aan de grote aandeelhouders. Op acht jaar tijd zijn de dividenden met drie vermenigvuldigd. Als de patroons spreken over loonmatiging of loonblokkering, dan is dat omdat de aandeelhouders eisen dat hun dividenden nog veel groter worden.
Loonkost niet meer onder controle? Om de dwingende noodzaak van loonmatiging te doen slikken, doet het patronaat beroep op verschillende mythes die de werkelijkheid in haar voordeel verdraaien. Laten we die mythes even ontrafelen.
Is de concurrentiepositie zwaar in gevaar? In 2010 zei de toenmalige patroon der patroons dat onze loonhandicap meer dan 11 % is in vergelijking met onze drie buurlanden (Nederland, Duitsland en Frankrijk). En vandaag, in 2012, is de loonkost per uur volgens de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, 4,6 % hoger dan in onze drie buurlanden. Maar in die berekening is de verlaging van de sociale bijdragen en andere fiscale voordelen niet meegerekend. Als men daar wel rekening mee houdt, wordt het verschil minder dan 1 %. De Europese Commissie wijst zelf op de eerste plaats de Duitse politiek aan als verantwoordelijke voor dit verschil: “Het feit dat de lonen in België sterker stegen in verhouding tot het gemiddelde van de drie buurlanden is vooral te wijten aan de Duitse loonmatiging.”8 Als men er rekening mee houdt dat de loonkost maar 12 % bedraagt van de totale kost van een product, dan is het duidelijk dat het verschil in werkelijkheid zeer miniem is.
8
Werkdocument van de diensten van de Commissie, Diepgaande evaluatie van België, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macroeconomische onevenwichtigheden , 30 mei 2012, p.16.
| België |
de crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord
19
Als we de lonen van de drie buurlanden vergelijken met die in de Verenigde Staten, is het verschil veel groter. Maar dat heeft een totaal andere oorzaak, namelijk de gevoelige devaluatie van de dollar (30 %) in verhouding tot de sterke euro.9
Wanneer de statistieken het beleid bepalen De volkswijsheid zegt dat men geen appelen met peren mag vergelijken. Wat betreft het vergelijken van de lonen hebben de experts van het patronaat de gewoonte te vergelijken wat hen het beste uitkomt. Zo vergelijken ze het uurloon. Maar is dat wel een goed vergelijkingspunt? Als een baas iemand een zeer laag loon betaalt maar zijn productiviteit is zeer laag, dan is het mogelijk dat hij er niet bij wint. Om zowel rekening te houden met het loon als met de productiviteit gebruikt men internationaal als maatstaf de loonkost per geproduceerd product. De loonkost per geproduceerde eenheid (unit labour cost, ULC) meten is veel correcter dan de loonkost vergelijken. Wat uiteindelijk telt is de kost van het product. Als een werknemer meer kost maar productiever is, compenseert het een het ander. Als enkel het uurloon zou tellen, dan zouden alle bedrijven verhuizen naar Bangladesh. Als men de zaken zo benadert en de cijfers in de industrie vergelijkt, dan is de loonkost per geproduceerde eenheid 0,75 euro in Duitsland; 0,72 euro in Frankrijk; 0,67 euro in België; 0,5 euro in Nederland (zie grafiek). Met andere woorden, de Belgische werknemer in de industrie kost het patronaat minder dan de Duitse. Zo kunnen we de puntjes op de i zetten. Grafiek 1. Loonkost per geproduceerde eenheid in de industrie
België Frankrijk Duitsland Nederland Eurozone(17 landen)
Bron: Federaal Planbureau, www.plan.be.
9
Zie noot 6.
| België |
20
marxistische stuDIEs • 100-2012
Grafiek 2. Loonkost per geproduceerde eenheid in de dienstensector
België Frankrijk Duitsland Nederland Eurozone(17 landen)
Bron: Federaal Planbureau, www.plan.be.
In de dienstensector echter ligt de loonkost per geproduceerde eenheid in België hoger dan in de buurlanden. Vooral het verschil met Duitsland is groot, maar het is minder groot als men vergelijkt met Frankrijk en Nederland. Maar het is precies in de dienstensector dat het Duitse model van mini-jobs (jobs voor een euro per uur) heeft toegeslagen, en alle lonen naar beneden duwde. En een deel van de dienstensector is niet onderhevig aan de concurrentie op internationaal vlak (zoals de grootwarenhuizen, de horeca,…)
Concurrentie is een probleem van het patronaat, niet van de vakbond “In Frankrijk ligt de loonkost 23 % hoger”, volgens Laurence Parisot, voorzitter van MEDEF, de tegenhanger van het VBO in Frankrijk.10 “België heeft momenteel een loonhandicap van 11 % ten opzichte van de buurlanden”, meent Thomas Leysen, de voorzitter van het VBO.11 “Wij vragen ons af of de Nederlandse economie en de Nederlandse ondernemingen zo’n stijging van 1,74 % aankunnen op dit ogenblik. De Nederlandse economie is zeer gevoelig voor internationale concurrentieverhoudingen en een loongolf kan desastreus zijn voor de concurrentiepositie van bedrijven.” Dat op dit ogenblik vakbonden nog steeds om 2,5 % loonstijging vragen, vindt AWVN “zeer verontrustend.”12 10 Laurence Parisot, 19 januari 2012. Zie: http://www.lefigaro.fr/conjoncture/2011/01/18/0401620110118ARTFIG00788-pour-parisot-le-cout-du-travail-est-23-plus-eleve-en-france.php. 11 Thomas Leysen, 30 januari 2010, Lancering van de oproep “Laat ons ondernemen”. De Standaard, 25 janauri 2010, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20100125_026&s=1. 12 AWVN, Nederland, 5 juni 2012. Zie: http://www.awvn.nl/smartsite.net?id=19887).
| België |
de crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord
21
Deze recente uitspraken tonen hoe het patronaat in heel Europa de statistieken manipuleert om de werknemers ervan te overtuigen dat ze niet competitief genoeg zijn. Maar moeten we dat uitgangspunt wel aanvaarden? Volgens de concurrentielogica moeten we uitgaan van het standpunt van het patronaat. Hoe de huidige winstmarges verdedigen, hoe de productiviteit verhogen, hoe de kosten drukken? Vanuit het standpunt van de werknemers speelt een heel andere logica. Die gaat uit van de realiteit van het loon en de koopkracht, de arbeidsvoorwaarden... en vertrekt van de cijfers die getuigen van de ongelijkheid en de sociale onrechtvaardigheid. Elke sociale vooruitgang voor de arbeidersbeweging kwam er maar door de patronale chantage met de concurrentiepositie niet te aanvaarden. De eisen van de arbeidersbeweging voor het verbod op kinderarbeid in de mijnen en de achturendag werden door het patronaat bestreden in naam van het in gevaar brengen van de concurrentiepositie van de bedrijven. De inzet voor het patronaat is de maximale uitbuiting. Het is mogelijk dat de loonblokkering tijdelijk wordt ‘ingewisseld’ tegen de belofte van het behoud van de werkgelegenheid. Maar deze tijdelijke garantie wordt dubbel en dik betaald. Door de gedane toegeving, maar ook op het vlak van de krachtsverhoudingen. Het patronaat kent geen dankbaarheid, enkel zijn concurrentiepositie. In het verleden werden Renault en Opel gesloten hoewel de arbeiders een ferme loonsvermindering hadden aanvaard. Een loonblokkering aanvaarden leidt tot een neerwaartse spiraal die nu in de wet is ingeschreven. Want als in België de lonen worden geblokkeerd, wordt dat in Frankrijk en in Nederland gebruikt tegen al diegenen die de lonen daar zouden willen verhogen. Als het gemiddelde loon daalt en elk land moet streven naar dit gemiddelde, dan is dat een logica zonder eind en is er geen evenwicht mogelijk. Om deze logica om te keren moeten de werknemers elkaar steunen in hun verzet en niet de enen tegen de anderen laten uitspelen.
Zijn innovatie en opleiding het basisprobleem? Sommigen beweren dat het belangrijkste probleem van onze competitiviteit niet de lonen zijn, maar dat onze handicap vooral innovatie en opleiding betreft. Om competitiever te zijn zouden de bedrijven meer inspanningen moeten doen op dat terrein.
| België |
22
marxistische stuDIEs • 100-2012
Meer vernieuwende producten en een betere opleiding van de werknemers zijn belangrijke doelstellingen. De vraag is of het in het belang van de werknemers is om deze doelstellingen te koppelen aan de competitiviteit van de bedrijven. Wat is het doel van de eigenaars van multinationals op het gebied van innovatie? Ze hopen op een – al was het maar minieme – voorsprong op technologisch vlak, om op die manier een groter deel van de markt te veroveren en extra winst te maken. Winst die ze houden tot de concurrenten op hun beurt vernieuwingen doorvoeren om zo de nummer één voorbij te steken. De vernieuwing is vaak relatief. Vandaag kan ze zich bijvoorbeeld situeren op het niveau van de productie, door de uitvinding van een nieuwe techniek (een echte technologische vooruitgang). Maar het kan ook een nieuw design zijn, en dan gaat het alleen om een kwestie van vorm. De vernieuwing kan zich ook situeren in het productieproces, op het vlak van de organisatie van de productie, bijvoorbeeld door nieuwe technieken en/of organisaties die toelaten het werkritme te verhogen en dus ook de uitbuiting. Op dat gebied zijn de Belgische bedrijven bijzonder efficiënt, zegt de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.13 Bovendien investeert de staat minder en minder in openbaar onderzoek en moedigt ze de privé aan dit meer zelf te doen. Zo werken grote bedrijven meer dan vroeger samen met universiteiten en kunnen op die manier het openbaar onderzoek voor eigen profijt gebruiken. Door te pleiten voor vernieuwing in het kader van de competitiviteit wil men meer en meer die richting uitgaan. Het deficit inzake opleiding in de bedrijven is hemeltergend. Terwijl de werknemers vroeger vaak werden opgeleid op de werkvloer, worden nu van hen al hoge kwalificaties geëist bij aanwerving om hen zo met elkaar te laten concurreren. Tegelijk voert het patronaat al dertig jaar een beleid dat het aandeel van het bruto binnenlands product (bbp) dat naar onderwijs gaat van 7 % deed zakken naar minder dan 6 % vandaag. Het is een correcte eis om een betere opleiding van de werknemers te verdedigen. In de eerste plaats door een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Maar men moet niet hopen dat het patronaat zal investeren in meer opleidingen uit bezorgdheid om de competitiviteit. We weten immers dat het patronaat precies de concurrentie tussen de werknemers met betrekking tot hun kwalificaties gebruikt, om technici en andere specialisten juist minder te betalen.
13 CRB, “Technisch verslag van het secretariaat over de maximale beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling”, p. 128, 9 november 2010. Zie: www.ccecrb.fgov.be/txt/nl/doc10-1600. pdf.
| België |
de crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord
23
“Dit is geen aanval op de index en het interprofessioneel akkoord” Zoals elke twee jaar zal de evolutie van de lonen en de arbeidsvoorwaarden bediscussieerd worden in de herfst van 2012 in het kader van de onderhandelingen voor het interprofessioneel akkoord (IPA) 2013-2014. Dit akkoord geldt voor alle arbeiders en bedienden uit de privésector. Het vorige IPA kreeg sterke tegenwind omdat de toegekende loonsverhoging beperkt werd tot de indexering van de lonen plus een kleine marge van 0,3 % toegekend in 2012, voor eventuele verhogingen boven de index in de sectoren. Dit IPA bevatte ook een aanval op het statuut van de bedienden die hun recht op opzegtermijn verminderd zagen. Het IPA legt een kader vast voor de onderhandelingen in de sectoren en bedrijven met het oog op het bereiken van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Sinds de wet op de loonnorm van 1996, is dit kader vooral een harnas geworden. Voordien bepaalde het IPA de minimumbasis van de loonsverhogingen die bereikt werden voor alle sectoren door elkaar. Nu bepaalt het de hoogte van de maximale loonsverhogingen van alle sectoren door elkaar. Volgens de wet heeft deze loonnorm tot doel de loonstijgingen lager te houden dan in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Erger nog, voordien was de loonnorm richtinggevend, nu is ze verplicht. Zo zijn er vandaag 47 cao’s geblokkeerd door het Ministerie van Arbeid. Ze werden niet goedgekeurd en worden niet toegepast (ondanks de goedkeuring van de patroons in de sector) omdat ze deze norm zouden schenden. In de loop der tijden werd de loonnorm steeds maar strikter vastgelegd. Tabel 2. Evolutie van de loonnorm 2001-2012
Loonnorm
Maximumverhoging boven index
2001 -2002 6,40 %
2003 -2004 5,40 %
2005 -2006 4,50 %
2007 -2008 5%
3,40 %
2,20 %
1,20 %
1,20 %
2009 -2010 Index + forfaitair bedrag + 250 euro netto
2011 -2012 Index + 0,30 % 0,30 % in 2012
De jongste IPA’s kwamen neer op bruto loonsverhogingen die zich beperkten tot de index in de meeste sectoren. En dit ondanks belangrijke productiviteitsverhogingen. Nu wil het patronaat het nog verder drijven en raken aan het indexmechanisme zelf.
| België |
24
marxistische stuDIEs • 100-2012
Zo zullen de onderhandelingen in een extreem gespannen sfeer plaatsvinden. Het patronaat, maar ook de Europese Commissie en een deel van de politieke wereld, ijveren voor een grondige hervorming van de index. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven schuift het argument van een zogezegde loonhandicap van 4,6 % naar voren om op te roepen tot drastische maatregelen. De Europese Commissie, evenals sommige patronale organisaties stellen ook het principe zelf van een interprofessioneel akkoord in vraag; het zou volgens hen een te grote ‘loonrigiditeit’ met zich meebrengen en de concurrentie tussen de sectoren verhinderen.
Interprofessioneel loonakkoord en collectieve arbeidsovereenkomsten liggen onder vuur De concurrentielogica zet de patroons en de Europese Commissie ertoe aan nog meer te eisen. Ze willen niet alleen een strenge, bindende toepassing van de wet van 1996 (veralgemeend op Europees niveau volgens de sixpack-regels), maar ook een omvorming van de indexering (ze vragen een ‘vaste index’). Uiteindelijk gaan ze in de aanval tegen het principe van het interprofessioneel akkoord zelf. Ze hopen hun doel te bereiken door sommige sterke sectoren aan te trekken met voorstellen voor loondifferentiëring. Ze willen de concurrentie nog versterken door een opt-out- systeem voor te stellen. Daarbij mogen sommige sectoren afwijken van de minimale overeenkomst ‘wanneer ze met sterke internationale concurrentie te kampen hebben’. Een interprofessioneel akkoord is een gelegenheid bij uitstek voor de werknemers om vooruitgang te boeken. De macht van de werkgevers steunt op de onderlinge verdeeldheid van de werknemers. De lonen staan onder druk door de invoering van nepstatuten, uitzendarbeid, tijdelijke en deeltijdse jobs en dienstencheques. Een goed interprofessioneel akkoord kan ook de koopkracht verbeteren van werknemers uit de zwakke sectoren. Niet alleen van werknemers uit kleine bedrijven of met lage lonen, maar ook van wie van een sociale uitkering moet leven. Dit IPA moet een minimumakkoord zijn waarbij verder vrij kan onderhandeld worden over bijkomende loonsverhogingen. De negatieve argumenten van de Europese Commissie tonen dat de bescherming door een interprofessioneel akkoord absoluut noodzakelijk is. De Commissie verzet zich tegen het IPA en de cao’s omdat ze vindt dat het loonvormingssysteem te rigide is en het de concurrentiestrijd tussen sectoren en regio’s onmogelijk maakt: “De Belgische arbeidsmarkt is inderdaad
| België |
de crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord
25
nogal star, met een zeer gestructureerd systeem voor het voeren van loononderhandelingen, relatief hoge minimumlonen, lange ontslagtermijnen en hoge opzeggingsvergoedingen.”14 De Commissie vermeldt nadrukkelijk dat sommige bedrijven de mogelijkheid moeten krijgen om te kiezen voor een opt-out. Ze moeten dan geen rekening houden met wat in het IPA en de cao’s is vastgelegd: “België zou ook nog het gebruik van ‘opt-out’- clausules in sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen bevorderen om ervoor te zorgen dat de loonstijgingen beter worden afgestemd op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit op lokaal en sectoraal niveau.”15
Buiten de lijnen kleuren om de strijd te winnen De klassenstrijd tot in uw portemonnee: twee onverzoenbare logica’s De patronale logica vertrekt van de logica van de maximale winst en heeft de competitiviteit als belangrijkste economisch principe. Daardoor streeft ze naar een daling van het aandeel van de lonen in de productie van de rijkdom in verhouding tot het aandeel van het kapitaal. Zij stelt de lonen voor als een ‘kost’, als een ‘last’. De logica van de werkende bevolking vertrekt van de noden van de werkende mensen. Zolang er geen maatschappij op de maat van de werkende bevolking bestaat (het socialisme) bestrijdt de werkende bevolking de patronale logica om een zo groot mogelijk deel van de geproduceerde rijkdommen naar de lonen te doen gaan. Zij ziet in de jacht naar winst en dividenden voor de patroons een poging om de lasten van het kapitaal op de arbeid nog groter te maken. We kunnen hier niet spreken over een win-win-situatie. Er is geen consensus mogelijk. Het komt erop aan de krachtsverhoudingen te ontwikkelen die kunnen leiden tot een tijdelijk akkoord. Nadien kan dat zijn neerslag vinden in collectieve arbeidsovereenkomsten. Bij krachtsverhoudingen hangt het van de graad van mobilisatie van de mensen en van hun vastberadenheid af of de patroons zich verplicht zullen voelen hun doelstellingen – vermindering van het direct en indirect loon, verlenging van de arbeidstijd,… – terug te schroeven. Dat zal bepalen of de lonen zullen 14 Werkdocument van de diensten van de Commissie, Diepgaande evaluatie van België, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macroeconomische onevenwichtigheden , 30 mei 2012, p.35. 15 Idem.
| België |
26
marxistische stuDIEs • 100-2012
verhogen ten nadele van de lasten van het kapitaal (dividenden, stock-options) of dat het omgekeerde zal gebeuren.
Een mager, een dol of helemaal geen interprofessioneel akkoord? In tijden van crisis is de werkende bevolking niet noodzakelijk in het defensief gedrongen. In tegendeel. Het is op momenten dat men offensieve eisen naar voor heeft geschoven dat er doorbraken voor de werkende bevolking werden bekomen. Dat was het geval met de succesvolle strijd voor de achturendag in het begin van de jaren 1920 en met de massale stakingen van het Volksfront die in de jaren dertig het betaald verlof opleverden in Frankrijk. De mobilisatie kan veel krachtiger worden met een eisenplatform ‘dat de moeite waard is’ en dat in staat is alle sectoren te verenigen.
| België |
Henri Houben
27
Depressie in Europa Zou er een economische weerman of weervrouw bestaan, dan zou het weerbericht voor België of het noordwestelijke centrum van Europa er zo uit kunnen zien: “Portugal, Spanje, Italië en Griekenland zitten momenteel middenin een zware depressie die zich laat voelen tot bij ons. Het blijft meestal zwaar bewolkt in het zuiden en de wolkenmassa schuift geleidelijk op in noordelijke richting. De buien kunnen in de volgende weken of maanden ook onze streken bereiken. We krijgen onweer, met hevige wind- en regenvlagen. Stormen en zelfs een orkaan zijn niet uit te sluiten.” En daar zitten we nu in. Europa staat op een van die vele keerpunten die van de opbouw van Europa een bergrit maken langs wel bijzonder steile hellingen. Maar deze keer is de weg nog smaller en rijden we dichter langs het ravijn dan ooit. In een eerder artikel legden we al uit waarom de eurozone onmogelijk in stand is te houden.1 Je kunt economieën met zo sterk uiteenlopende kenmerken en tendensen niet in een zelfde kader samenhouden en daar één zelfde monetair beleid, met een sterke en stabiele munt, op toepassen. En dat uur van de waarheid is nu aangebroken. Niet langer Griekenland zit in het oog van de recessiestorm. Dat land vertegenwoordigt amper 2 % van het bruto binnenlandse product (bbp2) van de eurozone. En daar konden de grote tenoren van de Europese eenmaking nog wel mee leven. Vandaag is Spanje aan de beurt, goed voor 11 % van het bbp. Het land vormt zo een van de sokkels van de grote interne markt. Valt Madrid, dan sleurt het de hele eurozone mee in zijn val. Zoveel is zeker. Dan wordt het duidelijk voor de financiële markten (en de spelers op die markten, de banken en andere financiële instellingen) dat de eurozone niet in staat is zijn leden te verdedigen. En dat is helemaal niet zo’n absurde hypothese: de bestaande steunmechanismen om begrotingsuitschuivers te voorkomen, zijn niet sterk genoeg om een staat van de omvang van Spanje te redden. Als Spanje 1 2
Zie Henri Houben, “Geruststellende euro-obligaties?”, Marxistische Studies, nr. 98 (2012). http:// www.marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=92&doc_id=566. Het bbp is een schatting van de rijkdom aan goederen en kapitalen die (over het algemeen) op één jaar tijd in een land of binnen een bepaald gebied geproduceerd worden.
Henri Houben (
[email protected]) is economist en een specialist van de automobielindustrie. Hij schreef het boek La crise de trente ans: la fin du capitalisme?, Aden, 2011. Hij werkt als onderzoeker bij Gresea en werkt mee met het Instituut voor Marxistische Studies.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
28
marxistische stuDIEs • 100-2012
instort, heeft het dringend enorme sommen geld nodig. Berlijn noch de andere nationale regeringen zijn vandaag bereid om die op tafel te leggen. Dit perspectief verzwaart meteen ook de impact van een eventuele uitstap uit de euro van Griekenland of andere landen. Wordt zo’n uitstap niet het voorspel voor het vertrek van het Iberische schiereiland? En daarna voor de implosie van de hele zone? We kunnen een domino-effect verwachten. De Spaanse situatie verontrust de Europese autoriteiten sterk en het nieuws dat ons nu bereikt, is ook niet erg geruststellend. Jarenlang zwol het banksysteem door welwillend toegekende hypothecaire leningen. Toen moest het gered worden. Dat kost het land vandaag nog steeds handen vol geld. Terwijl het al zwaar te lijden heeft onder de economische krimp.
Van wonder tot zinsbegoocheling… Voor Griekenland namen de Europese verantwoordelijken geen blad voor de mond: staat die verrot is door de corruptie, met burgers die hun belasting niet betalen, tot over de oren in de schulden en het grootste deel van de tijd niet in staat om het hoofd te bieden aan de intrestlasten. Hoe konden ze Athene ooit toelaten tot de eurozone? Ze hebben er vandaag allemaal spijt van. Maar wat dan met Spanje? Het land was een modelstaat. Ze konden er overal mee uitpakken: meer dan tien jaar economische groei, veel nieuwe banen, de werkloosheid daalt, de overheidsschuld vermindert, van begrotingstekorten naar begrotingsoverschotten… Maar niet alleen economisch was Madrid een succes, het land voerde bovendien rigoureus alle Europese aanbevelingen uit. Het was het levende bewijs van de juistheid en efficiëntie van de adviezen en richtlijnen van de Commissie. Tussen 1995 en 2008 bedroeg de groei van het reële bbp3 gemiddeld 3,5 % tegen 2,1 % voor de eurozone. Voor de totale tewerkstelling in West-Europa (het Europa van de 15) zien we dat 8 van de 26 miljoen nieuwe banen erbij kwamen in Spanje. Geen enkel land doet het beter, niet in absolute cijfers, maar ook niet uitgedrukt in percentages. De tewerkstelling steeg in deze periode in Spanje met 63 % tegen slechts 18 % voor de Unie in haar geheel.4 In 1995 had het land een werkloosheid van 22,7 %. In april 2007 was dit naar beneden gedoken tot 7,9 %. Voor de andere Europese landen lag het gemiddelde toen op 7,3 %, dus 3 4
De term ‘reëel’ wijst er op dat het effect van eventuele prijsstijgingen van handelsgoederen is tenietgedaan. Het slaat dus op de verhoging van het bbp zonder inflatie. Procentueel gezien doet Ierland het even goed met 67 % nieuwe tewerkstelling.
| Dossier : Europees links en de uitweg uit de crisis |
depressie in europa
29
niet zoveel lager. De overheidsschuld is in 2007 teruggebracht tot 36,2 % van het bbp. Een flink stuk onder de beslissende drempel van 60 % die de Europese regels opleggen. Het begrotingstekort van 7,2 % van het bbp in 1995 wordt in 2006 een begrotingsoverschot van 2,4 %. Wat wil je nog meer? De Spaanse overheid én de Europese autoriteiten zijn in de wolken. Toch waren er toen al problemen die de alarmbel hadden moeten doen luiden. De industrialisering die in de jaren 1980 op gang kwam, begon te sputteren. We zagen het op de eerste plaats in de automobielindustrie die zeker een belangrijke motor was voor de ontwikkeling van het land. In grafiek 1 zien we hoe de groei in deze sector stokt in het begin van de 21e eeuw. Grafiek 1. Autoproductie in Spanje 1960-2011 (per duizend)
Bron: OICA (Organisation internationale des constructeurs automobiles - Internationale organisatie van automobielconstructeurs). http://oica.net/category/production-statistics, voor verschillende jaren, en WMVD (World Motor Vehicle Data), jaarverslagen, van verschillende jaren.
De autoproductie gaat bijna constant omhoog van 1960 tot in 2000. Waar er in 1960 in het land nauwelijks 58.000 wagens per jaar werden gemaakt, loopt de productie in 2000 op tot meer dan drie miljoen. Maar de daarop volgende jaren investeren de autoconstructeurs niet meer om de capaciteit nog verder uit te breiden. De productie stagneert. In 2000 bereikt de tewerkstelling een hoogtepunt, met 165.600 personen. Dat aantal valt in 2008 terug tot 149.600.5 5
Eurostat, Gedetailleerde jaarstatistieken voor de industriële productie: http://epp.eurostat. ec.europa.eu/portal/page/portal/european_business/data/database.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
30
marxistische stuDIEs • 100-2012
Maar de automobielsector zorgt automatisch ook voor meer activiteit bij de toeleveringsbedrijven, de onderaannemers. Over het algemeen gaat men ervan uit dat elke baan in de automobielsector voor vier of vijf extra banen zorgt in andere bedrijfstakken. De stilgevallen vooruitgang in de auto-industrie, moet andere domeinen aanzetten om de fakkel over te nemen. Dat gebeurt ook in de bouw, de vastgoedsector en het toerisme. In grafiek 2 zien we de explosie van de tewerkstelling in de bouwsector in verhouding tot de rest van de werknemers in het land. Om een referentiepunt te hebben, vergelijken we de cijfers met Duitsland. Grafiek 2. Evolutie van het aantal werknemers in de bouwsector in vergelijking met het totale aantal werknemers in Spanje en in Duitsland (1992-2011, in %)
Bron: Eurostat, Werknemers per economische activiteit. http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/employment_ unemployment_lfs/data/database.
In 1996 loopt het aantal werknemers die in deze bedrijfstak werken nagenoeg gelijk in beide landen. Daarna wordt het verschil steeds groter. In Duitsland wordt dat aantal in verhouding tot de totale tewerkstelling duidelijk kleiner. In concrete cijfers daalt het aantal werknemers in de bouw er van drie miljoen mensen in 1996 tot twee miljoen in 2004. Daarna blijft het op dat niveau. In Spanje gebeurt het omgekeerde. Van 900.000 in 1996 loopt de tewerkstelling op tot twee miljoen bouwvakkers in 2006. Terwijl de economie van Duitsland globaal genomen 2,4 keer groter is, werken er op dat moment in Spanje meer mensen in de bouw dan in Duitsland.
| Dossier : Europees links en de uitweg uit de crisis |
depressie in europa
31
Het gevolg van deze wanverhouding zien we later, met de complete ineenstorting van de tewerkstelling na 2007. Daar komen we op terug in het volgende hoofdstuk. Maar dat is niet alles. Een groot deel van de nieuwe banen zijn tijdelijke jobs. Op dat vlak is Spanje Europees kampioen in alle onderdelen. Ongeveer een op de drie mensen werken met een tijdelijk statuut. In de rest van Europa ligt dat op minder dan 15 %. Afrikaanse arbeiders steken de Straat van Gibraltar over om een graantje mee te pikken van dit Spaanse wonder. Natuurlijk zijn het onzekere contracten. Wanneer de conjunctuur omslaat, kunnen ze al die mensen gemakkelijk weer ontslaan. De ommezwaai van de automobiel naar de bouw zorgt ook voor externe tekorten en verstoort het evenwicht op de handelsbalans. Gewoonlijk voert een land de auto’s die het produceert, (toch minstens voor een deel) uit, terwijl het dikwijls allerlei materialen voor de bouw moet importeren, zonder dat het eindproduct geëxporteerd kan worden. Dat zien we in grafiek 3. Grafiek 3. Evolutie in de Spaanse handels- en betalingsbalans in verhouding tot het bbp 1980-2011 (in %)
Bron: AMECO: http://ec.europa.eu/economy_finance/ameco/user/serie/SelectSerie.cfm?CFID=1693359&CFTOKEN=6fcc006 7b30521b7-80FBBD00-BC80-3030-39CC1124EEBD668B&jsessionid=24065e99f26533524e7f. Opm.: De betalingsbalans bestaat zowel uit de inkomsten en uitgaven door de in- en uitvoer van goederen en diensten, als uit de verschillende deelrekeningen van de inkomsten van productiefactoren, vooral van kapitaal (rentebetalingen en dividenden, huurinkomsten enzovoort). De handelsbalans gaat alleen over de inkomsten en uitgaven voor rekeningen van goederen.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
32
marxistische stuDIEs • 100-2012
Het is duidelijk dat Spanje een traditioneel importland is. Begin jaren 1990 verbetert die situatie. Maar het duurt niet lang of de toestand verergert zienderogen. Vlak voordat in heel Europa de crisis uitbreekt, is ongeveer 10 % van het bbp afkomstig van het buitenland. En dat is een medaille met twee kanten. Dankzij de euro, als eenheidsmunt, moeten die rekeningen niet vereffend worden – dat wordt allemaal geregeld op het niveau van de eurozone. Maar aan de andere kant betekent dit ook dat 10 % van het bbp en van de inkomsten niet in het land zelf geproduceerd worden en dat de inwoners van Spanje hier dus zelf ook niets aan verdienen. Dit zal zware gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën. Het betekent voor de staat immers aanzienlijk minder inkomsten. De Spaanse boom is geen gevolg van een plotse verrijking van de Spanjaarden. Nee, de burgers plukten de vruchten van een ander, op het eerst zicht uiterst fortuinlijk manna: het krediet. Maar in tegenstelling tot wat men meestal vertelt, is het hier niet de staat die daar rijkelijk gebruik van maakte, maar wel de privésector, gezinnen en bedrijven. Grafiek 4 geeft een overzicht van het gewicht van de schuldenlast van de voornaamste economische actoren ten opzichte van het bbp. Grafiek 4. Schulden van Spanje in verhouding tot het bbp 1980-2011 (in %)
Bron: Gegevens berekend op basis van Eurostat, Rekening van de sectoren, Jaarlijks financieel patrimonium. http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/sector_accounts/data/database.
| Dossier : Europees links en de uitweg uit de crisis |
depressie in europa
33
In 1996 staan bedrijven en gezinnen ongeveer op het laagste schuldniveau en ligt de openbare schuld van de overheid het hoogst. Maar daarna verandert alles. Het privékrediet aan gezinnen stijgt jaarlijks gemiddeld met 16 % en dat aan de bedrijven met 17 %. En dat veroorzaakt een economische boom en verklaart waarom het bbp sneller toeneemt dan in de andere landen. In 2008 bedraagt de schuld van de privéondernemingen meer dan 120 % van het bbp, dubbel zoveel als het schuldniveau dat de staat mag hebben van de Europese overheid. De schuld van particulieren ligt op 84 % van het bbp. Dat is minder dan in de Verenigde Staten, maar de stijging is wel veel groter, want de startlijn lag veel lager. Er is een werkelijke explosie aan hypotheekleningen die de spaarkassen verstrekken. Hier ligt grotendeels de verklaring van die enorme stijging. We mogen niet vergeten dat tussen 2003 en 2007 de reële rentetarieven6 negatief zijn. Dat betekent dat lenen geld opbrengt. Het zou dom zijn om niet te profiteren van die voorwaarden… Maar net op dat moment breekt de crisis uit aan de andere kant van de Atlantische oceaan.
Maar toen werd het winter… Vanaf 2006 begint in de Verenigde Staten de recessie. In februari 2007 gaan de eerste banken die hypotheekleningen verstrekken, failliet. In de zomer van dat zelfde jaar gaan fondsen, structuren, filialen van banken die de Amerikaanse vastgoedkredieten herbelegden als aandelen, over de kop. Ze sluiten hun deuren, omdat ze verlieslatend zijn. In maart 2008 gaat een van de vijf grote investeringsbanken, Bear Stearns, failliet. In extremis koopt JP MorganChase de bank nog over voor een spotprijs. Tot dan stellen de Europese verantwoordelijken dat er niets te vrezen valt voor de Unie en de eurozone. Dat de situatie in de Verenigde Staten uit de hand is gelopen, ligt aan henzelf. De twee regio’s uit de wereld zouden niks met elkaar te maken hebben. De Europese Centrale Bank (ECB) verhoogt in juni zelfs haar richttarieven, omdat de speculatie de petroleumprijzen de hoogte injaagt en omdat de vakbonden, vooral in Duitsland, een aanpassing eisen van de lonen. Ondertussen bereikt de crisis aan de andere kant van de Atlantische oceaan haar hoogtepunt. In september moet de Amerikaanse federale staat Freddie Mac en Fannie Mae redden, de twee privé-instellingen die in opdracht van 6
Dat zijn de nominale rentetarieven min de inflatie.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
34
marxistische stuDIEs • 100-2012
de overheid garant stonden voor vastgoedleningen.7 Dan gaan na elkaar drie zwaargewichten van het financiewezen, Lehman Brothers, Merrill Lynch en AIG, over kop. Merril Lynch wordt overgenomen door Bank of America, AIG wordt uiteindelijk met miljarden dollars overeind gehouden door de regering Bush Jr. En, zoals iedereen weet, Lehman Brothers wordt aan zijn lot overgelaten. In Europa blijven de leiders verzekeren dat de financiële ondernemingen aan deze kant van de oceaan perfect gezond zijn. Het gevaar dat hen hetzelfde overkomt, is onbestaande. Hun woorden en analyses worden echter al snel door de feiten achterhaald. De Europese banken hebben een goede 8.000 miljard dollar belegd in de Verenigde Staten. Die ervaren de naweeën van de Amerikaanse recessie. De eerste die hier last van krijgen, zijn enkele immobiliënbanken en Belgische instellingen. Die financieren zich namelijk op een interbancaire markt. Door de crisis is die bron opgedroogd. Ondanks alles bezingen de officiële rapporten van de Commissie in de loop van 2009 nog de verdiensten van onze eenheidsmunt: de euro heeft ons gered van de catastrofe; ja, natuurlijk is er wel een zekere teruggang in de Europese economie, maar niets abnormaals. In december treedt in Griekenland echter een nieuwe regeringsploeg aan. Die onthult het bestaan van de opgesmukte rekeningen. Het betekent het startpunt van de crisis in de eurozone. Eerst ontkennen de Europese autoriteiten nog de omvang van de tekorten. Maar ten slotte komen ze tot het besluit dat het probleem in feite ligt bij een te grote overheidsschuld en dat dit probleem nog wordt versterkt door de economische recessie. Voor het geval van Griekenland konden ze ons misschien nog doen geloven in dit fabeltje. Maar voor de andere landen gaat die vlieger absoluut niet op. Voor Spanje zien we dat zwart op wit bewezen door de gegevens in grafiek 4 (en hieronder ook in grafiek 6). De overheidsschuld en het begrotingstekort vormden voor Madrid geen handicap. Integendeel! Ze respecteerden meer dan scrupuleus alle voorwaarden van het Groei- en Stabiliteitspact zoals voorgeschreven binnen de eurozone. In werkelijkheid treffen de economische moeilijkheden alle staten. Maar in sommige gevallen zijn de gevolgen, vooral voor de overheidsfinanciën, erger dan in andere. Bijvoorbeeld in staten met een grondig onevenwicht. Zoals de landen in het zuiden waar de privéschulden de pan uit rijzen, of zoals in de 7
Dat is een typisch Amerikaanse situatie. In het begin waren het openbare bedrijven met een overheidsopdracht. Zij moesten in laatste instantie het hypothecair krediet ondersteunen en er garant voor staan. Ze werden geprivatiseerd en hebben aandeelhouders die vette winsten opstrijken. Maar ze behielden wel hun aanvankelijke overheidsopdracht.
| Dossier : Europees links en de uitweg uit de crisis |
depressie in europa
35
Verenigde Staten, met de rommelkredieten. Als de conjunctuur daalt, dalen ook de fiscale inkomsten en stijgen de uitgaven, vooral de sociale uitgaven. Meestal leidt dit tot begrotingstekorten. Maar als daar bovenop het failliete banksysteem moet worden gered en als het land dan ook nog hoofdzakelijk afhankelijk is van de import en dus zelf niet voldoende economische activiteit en dus inkomsten genereert, dan kunnen de zaken snel helemaal uit de hand lopen. In Spanje heeft dit onmiddellijk tot een enorm banenverlies geleid. Tijdelijke contracten worden niet meer verlengd. Nog sneller dan dat de werkloosheid eerst naar beneden ging, gaat die nu pijlsnel de hoogte in. Dat zien we in grafiek 5. Grafiek 5. Werkloosheid in Spanje en in Europa 1985-2012 (in % van de actieve bevolking)
Bron: Eurostat, Werkloosheidcijfers (in % van de actieve bevolking), Studie over de arbeidskrachten. http://epp.eurostat. ec.europa.eu/portal/page/portal/employment_unemployment_lfs/data/database.
De acht miljoen banen die erbij kwamen tussen 1996 en 2007, gaan in rook op. De werkloosheid bereikt voor het land ongekende hoogtes: 25,1 % in augustus 2012. Meer dan één jongere op twee zit zonder werk en heeft weinig kans om op korte tijd een baan te vinden. De crisis legt de zwakheid van de Spaanse industriële structuur bloot. De Spaanse staat heeft een negatieve handels- en betalingsbalans. Ze geeft geld uit aan goederen die in het buitenland worden geproduceerd en genereert
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
36
marxistische stuDIEs • 100-2012
op die manier inkomsten buiten Spanje en niet in eigen land. De overheidsfinancies kampen dan met minder fiscale inkomsten. Tijdens een recessieperiode verergert dat alleen nog maar de toestand. Het gat is nog moeilijk op te vullen. In het overzicht in tabel 1 laten we zien hoe dit in belangrijke mate bijdraagt aan de toename van het begrotingstekort, de overheidsschuld. In de tabel zetten we de begrotingsposten die verantwoordelijk zijn voor de waardevermindering van de overheidsfinanciën tussen 2007 en 2010 op een rijtje. Tabel 1. Belangrijkste begrotingsposten die de stijging van het begrotingstekort in Spanje hebben veroorzaakt tussen 2007 en 2010 (in %) Minder inkomsten Sociale uitgaven Werkingsmiddelen Andere
% 42,7 17,2 17,6 22,5
Miljard euro 50,6 20,4 20,9 26,6
Totaal
100,0
118,5
Bronnen: Cijfers berekend op basis van AMECO, een database met jaarlijkse kernindicatoren van nationale rekeningen, van het directoraat-generaal voor Economische en financiële zaken (DG ECFIN) van de Europese Commissie. http:// ec.europa.eu/economy_finance/ameco/user/serie/SelectSerie.cfm?CFID=1693359&CFTOKEN=6fcc0067b3052 1b7-80FBBD00-BC80-3030-39CC1124EEBD668B&jsessionid=24065e99f26533524e7f.
In 2007 had Spanje nog een begrotingsoverschot van 20,2 miljard euro. In 2010 beloopt het tekort 98,2 miljard. Een toename met 118,5 miljard. We zien dat de daling van de fiscale inkomsten de hoofdoorzaak is voor deze verslechtering (bijna 51 miljard minder inkomsten en goed voor bijna 43 % van de totale daling van de overheidsbegroting.) Daarna komen de sociale uitgaven en de werkingskosten van de administratie, hoofdzakelijk voor de lonen van de ambtenaren. Het gaat hier eigenlijk helemaal niet om zo’n uitzonderlijke situatie. We zien ongeveer hetzelfde voor alle Europese staten. Maar door de zwakheid van de industriële structuur in Spanje en de ineenstorting van de woningmarkt blijft die toestand aanslepen en er wordt niets gedaan om de economische activiteit te doen herleven. De analyse van de Duitse en Europese verantwoordelijken grenst aan het absurde. De cijfers spreken voor zich. De overheidsschuld is niet het probleem in Spanje. We zien dat heel goed in grafiek 6.
| Dossier : Europees links en de uitweg uit de crisis |
depressie in europa
37
Grafiek 6. Overheidsschuld en begrotingstekort van Spanje in verhouding tot het bbp (in %)
Overheidsschuld
Begrotingstekort
Bron: AMECO database, cf. onder tabel 1. Opm.: De overheidsschuld (de doorlopende grijze lijn) moeten we lezen met de cijfers op de linker as. Het begrotingstekort (de doorlopende zwarte lijn) is verbonden met de getallen in rechter as.
Als de crisis uitbreekt bedraagt de overheidsschuld 36,2 % van het bbp en vertoont de begroting een overschot van 1,9 %. Dat is alles behalve slecht. Maar vanaf dat ogenblik verslechtert de toestand zienderogen. Het ene begrotingstekort volgt op het andere. In 2009 bereikt het tekort een dieptepunt met 117 miljard euro, 11 % van het bbp. De overheidsschuld neemt natuurlijk ook toe en bedraagt datzelfde jaar 69 % van het bbp. Maar het wijst toch op een ander probleem dan dat van ongezonde overheidsfinancies. In deze omstandigheden vragen om een drastische sanering van de overheidsbegroting is economische nonsens. Toch is het precies dat waar de Europese Commissie met een vernietigend enthousiasme voor opkomt. In zijn laatste rapport over de toestand van de wereldeconomie gaat het Internationaal Muntfonds (IMF) in op deze begrotingssaneringen. Het IMF is zelf belanghebbende partij in de bezuinigingsplannen van de landen in de eurozone. De hypothese luidde dat overheidsbesparingen zouden leiden tot een daling van 0,5 % op het bbp. Telkens een besparingsprogramma werd opgesteld, had dit als rechtstreeks gevolg dat een daling van de overheidsuitgaven met 1 % een daling van het bbp veroorzaakte met 0,5 % en dat de fiscale inkomsten eveneens
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
38
marxistische stuDIEs • 100-2012
daalden. Het IMF stelt vast dat het deze indicator heeft onderschat in de landen die getroffen zijn door de crisis. Het zou niet gaan om een vermindering met 0,5 %. De dalingscoëfficiënt schommelt in feite tussen de 0,9 % en 1,7 %.8 Wat kunnen we hieruit onthouden? Op de eerste plaats dat de bezuinigingsplannen een verwoestend effect hebben, met een daling van het bbp en dus van de economische activiteit in het vooruitzicht. Ten tweede dat ze compleet onoordeelkundig worden toegepast, zonder enig onderscheid, wat dan ook het onderliggende probleem is. Voor de meeste landen die nu middenin de crisis zitten, zou er juist een economische relance nodig zijn, dus juist meer economische activiteit in plaats van minder. Maar de Europese Unie keert vastbesloten de rug toe aan dit soort oplossingen, op een compleet zinloze en absurde manier. Ten derde, door hun berekeningsfouten en verkeerde schattingen zijn er telkens nieuwe bezuinigingsplannen nodig omdat ze het effect op het bbp en dus op de fiscale inkomsten onderschatten. We komen terecht in een eindeloze spiraal van telkens nieuwe maatregelen die rechtstreeks naar de depressie in Europa leiden. In september 2008 beloofden alle Europese verantwoordelijken met de hand op het hart dat ze de fouten uit de jaren 1930 niet zouden herhalen, dat de bezuinigingsmaatregelen van Europa niet opnieuw zouden leiden tot het sociale kerkhof uit die tijd. Twee jaar later blijft er niets over van alle mooie beloftes. We kunnen alleen maar vaststellen dat de Europese leiders precies hetzelfde desastreuze beleid voeren als in die gitzwarte periode uit onze geschiedenis.
De keerzijde van de medaille De situatie in het zuiden van Europa wordt onhoudbaar, met aan de lopende band volkomen nutteloze plannen om uit de crisis te raken. Het geval van Spanje is verschrikkelijk, omdat het land van zijn voetstuk tuimelt op een ogenblik dat het nog niet eens het probleem van zijn compleet verrotte banksysteem heeft opgelost. Zowat veertig spaarkassen die rommelkredieten verstrekten, werden gegroepeerd in vier min of meer genationaliseerde eenheden, maar die hebben geen kapitaalreserves. Daarom kregen ze van het Europese Fonds voor Financiële Stabiliteit een vergunning voor een potentiële lening van 100 miljard euro. Toch blijft de toestand explosief, omdat de regio’s – die in Spanje over veel autonomie beschikken – de een na de ander meedelen dat ze stoppen met
8
IMF, World Economic Outlook, oktober 2012, p. 41. http://www.imf.org/external/pubs/ft/ weo/2012/02/pdf/text.pdf.
| Dossier : Europees links en de uitweg uit de crisis |
depressie in europa
39
betalen. Madrid zou ongetwijfeld aan Europa een verlenging moeten aanvragen, waardoor het ongetwijfeld opnieuw in allerlei budgetten zou moeten snijden. De bevolkingen zijn het beu om onder druk gezet te worden voor een crisis die ze zelf op geen enkele manier hebben veroorzaakt. De betogingen in Griekenland worden steeds gewelddadiger en in Spanje en Portugal steeds massaler. Ook dat is een mogelijke bron voor het uiteenspatten: tot hoever zal Europa nog kunnen gaan in het opdringen van maatregelen aan de werknemers en uitkeringstrekkers in Zuid-Europa, die enkel erop gericht zijn hen te ruïneren? Vooral als ze zien dat er blijkbaar geen einde komt aan de Duitse onverzettelijkheid. Bovendien beginnen de problemen van de ‘met schulden overladen’ landen zich langzaamaan ook te laten voelen in de rest van de Unie. Zo moet Duitsland dat een deel van zijn economische resultaten uit de export van zijn goederen naar de andere Europese landen haalde, nu het geweer van schouder veranderen en energie beginnen steken in het veroveren van verder gelegen markten die nog goede vooruitzichten bieden. Dat heeft gevolgen voor de groei van het land. En in verschillende sectoren zien we dezelfde evolutie. Na een tijdelijke opleving in de automobielindustrie door de fameuze slooppremie9, heeft de meerderheid van de autoconstructeurs vandaag te maken met forse dalingen in de verkoop en dus met ongebruikte capaciteit. Tabel 2 geeft de sterke daling op de markten aan tussen 2007 et 2012. Tabel 2. Daling van de autoverkoop aan particulieren in West-Europa en in bepaalde landen (in % van het beginjaar) Griekenland Ierland Italië Portugal Spanje West-Europa
2007-2011 -65,0 % -51,8 % -29,8 % -24,0 % -50,0 % -16,1 %
9 maanden 2012 -42,5 % -12,1 % -20,5 % -39,7 % -11,0 % -7,2 %
Bron: ACEA (Vereniging van Europese Autoconstructeurs), Monthly Provisional Vehicles Registrations, New Passenger Car, verschillende jaren: http://www.acea.be/news/news_detail/press_releases_monthly_provisional_vehicle_registrations_ passenger_cars/. Opm.: Het percentage in de eerste kolom slaat op de daling van de verkoop in 2011 ten opzichte van 2007; in de tweede kolom de daling in de verkoop in de eerste negen maanden van 2012 in vergelijking met dezelfde periode in 2011. West-Europa gaat over bijna alle Europese landen, met uitzondering van Malta en Cyprus.
9
Een regeringssubsidie voor de bezitters van een auto van meer dan tien jaar oud en die deze vervangen door een moderne, meer milieuvriendelijke wagen.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
40
marxistische stuDIEs • 100-2012
In totaal gaat het over 2,6 miljoen minder verkochte wagens per jaar tussen 2007 en 2011. En als de vooruitzichten (op basis van de eerste negen maanden) voor 2012 bevestigd worden, kunnen we een verlies van 3,6 miljoen auto’s verwachten ofwel een daling met 22 % ten opzichte van het piekjaar 2007. Dat is zoveel als de hele wereldproductie van een middelgrote autofabrikant zoals Peugeot of Honda. In een reeks bedrijven draait de productie momenteel met enorme overcapaciteit, vooral waar ze veel verkopen aan de zuidelijke landen van Europa. Dat brengt dus steeds grotere verliezen met zich mee. De managers van die bedrijven proberen dat nu op te lossen door hier of daar een productie-eenheid te sluiten. GM Europe is begonnen, met het afstoten van zijn Antwerpse fabriek. Maar voorbije zomer 2012 kondigde ook Peugeot aan dat het van plan was om zijn fabriek in Aulnay, regio Parijs, te sluiten. Daarmee verdwijnen in totaal 8.000 banen in Frankrijk. Het is te verwachten dat Ford Europe, GM Europe, Fiat en ook Renault dat voorbeeld zullen volgen. En als de automobielindustrie wordt geherstructureerd, heeft dit automatisch gevolgen voor andere sectoren aan de toeleveringszijde, op de eerste plaats in de staalnijverheid. ArcelorMittal, waarvan de eigenaar, multimiljardair Lakshmi Mittal, niet bepaald slecht boert, legde de warme lijn in Luik stil. Hetzelfde gebeurt bij Florange en Moselle. Nu legt hij ook de productie in zijn fabriek in Schifflange, in Luxemburg, tijdelijk stil. In Luik en Florange kan dit leiden tot een sluiting. Daarom daalt sinds begin dit jaar geleidelijk het bbp van de hele Europese Unie. Sinds een jaar verloor het ongeveer 0,5 %. Europa is vandaag de zieke man van de wereld. Zelfs het IMF pleit voor meer soepelheid in de bezuinigingsplannen, voor meer marge en meer tijd voor het gezond maken van de overheidsfinancies. Maar Berlijn en een deel van het Europese patronaat willen er niets over horen. Ze hebben hun eigen agenda en ze willen van de crisis profiteren om die nu door te voeren. De grote Europese ondernemingen dringen aan op een sterke vermindering van de kosten, in het bijzonder van de loonkosten, om gemakkelijker te kunnen verkopen op de groeimarkten. Vandaag krijgen ze al genoegdoening via bepaalde maatregelen uit de programma’s van begrotingsaanpassing. Ofwel komen die rechtstreeks aan hun eisen tegemoet, zoals in de zuidelijke landen waar het loon van de werknemers naar beneden gaat. Ofwel wordt indirect aan hun eisen voldaan als ze de druk op de werklozen verzwaren door dalende uitkeringen. De Duitse regering tracht ook een sterkere Europese eenheid op te dringen, maar dan volgens haar opvatting. In 1995 stelde Wolfgang Schäuble, de huidige
| Dossier : Europees links en de uitweg uit de crisis |
depressie in europa
41
Duitse minister van Financiën, al een ‘Europa met twee snelheden’ voor. Alleen het hart van dit Europa – naar zijn idee Duitsland, Frankrijk en de Benelux – zou inspraak mogen hebben in de echte politieke besluitvorming. Het is duidelijk dat het beleid van Berlijn, dat van geen compromis wil weten, tot gevolg heeft dat het zuiden en zelfs het oosten (of op zijn minst een deel van het oosten) aan de kant wordt geschoven. Nu ze terzelfder tijd Londen buitenspel hebben gezet voor de budgettaire en financiële problematiek – Groot-Brittannië weigerde het recente pseudoverdrag over het Europees economisch bestuur te ondertekenen, net zoals Tsjechië – valt men meer en meer terug op dit centrum, gevormd door de lidstaten die de dictaten van Duitsland zonder morren accepteren.
Conclusies De Europese Unie staat inderdaad op een keerpunt. Ze kan onmogelijk gewoon als vroeger blijven verder doen. Maar hoe dan wel? In haar huidige structuur houdt de eurozone het niet meer uit. Het monetair beleid is tegenstrijdig voor de landen van het noorden en het zuiden. Ofwel stappen de noordelijke landen eruit met een eigen munt of ze nemen de euro over en moeten de anderen het verder maar zelf uitzoeken. Ofwel stappen een na een de zuidelijke landen eruit. Het risico bestaat dat dit een kettingreactie wordt. Want als Griekenland er eenmaal uit is, is er geen enkele reden waarom de anderen niet zouden volgen. Wat zou het gevolg hiervan zijn voor de rest van de Unie? Om eruit te raken, moet er minstens een keynesiaans beleid op Europese schaal worden gevoerd. Dat lost ongetwijfeld de crisis nog niet op. Maar het zou het gewicht van de aanpassingen wat verstandiger spreiden. Dat wil zeggen: een aantal tekorten in het zuiden dalen door ze te ze laten financieren door de rest van de Unie; het openbaar economisch initiatief doen opleven, concreet door de openbare diensten in het zuiden te ontwikkelen. Hier zou nog een taks op het kapitaal of een vermogensbelasting moeten bijkomen. Daarmee kan het geld gevonden worden voor die openbare investeringsprogramma’s. Op geen enkele niveau van de Europese instanties overweegt men echter zelfs maar in de verste verte een dergelijk voor de hand liggend plan. Dus we kunnen in de kortste keren het ergste verwachten. Het zullen de krachtsverhoudingen zijn, die het zullen bepalen, zoals meestal trouwens.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
42
Herwig Lerouge
Is het meeregeren van communistische partijen een uitweg uit de kapitalistische crisis? De voorbije jaren was de mogelijke regeringsdeelname van bepaalde communistische (of ex-communistische) partijen aan de orde. In Duitsland nam Die Linke in het verleden al deel aan regionale coalities en dat is ook vandaag nog het geval. Nu wordt gediscuteerd over mogelijke deelname aan een federale regering. In Griekenland en in Nederland willen respectievelijk de linkse coalitie Syriza en de Socialistische Partij duidelijk regeren. Doordat de Franse socialistische partij in de voorbije parlementsverkiezingen van 2012 de meerderheid behaalde, stelde de vraag van een nieuwe regeringsdeelname van de Franse Communistische Partij zich daar niet. In Italië hebben Rifondazione Comunista en de Partij van Italiaanse Communisten in de voorbije decennia aan meerdere regeringen deelgenomen. In 2008 concludeerde het linkse Britse tijdschrift The New Statesman na het electorale succes van enkele van deze partijen: “Vergis u niet, het socialisme – het zuivere, onvervalste socialisme, een ideologie waarvan de liberale kapitalisten dachten dat ze dood was – is meer dan ooit terug. Over heel het continent valt een duidelijke tendens te onderscheiden: sinds lang gevestigde centrumlinkse partijen worden uitgedaagd door onvervalst socialistische partijen. […]
-------------------Herwig Lerouge (
[email protected]) is hoofdredacteur van Marxistische Studies
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
43
Jammer genoeg hebben de voorbije verkiezingsuitslagen en belangrijker nog, de politieke evolutie van deze partijen, dit perspectief achterhaald.
De Italiaanse tragedie Het merendeel van deze partijen werd opgericht na de fluwelen contrarevolutie van Gorbatsjov. In Italië wordt de Italiaanse Communistische Partij, de PCI, op het Congres van 1991 in Rimini omgevormd tot een gewone sociaaldemocratische partij. In hetzelfde jaar stichten de Italiaanse communisten de Partito della Rifondazione Comunista (PRC). Binnen Rifondazione blijft het debat over de strategie van de partij lange tijd open, maar wanneer Bertinotti voorzitter wordt, komt het debat in een versnelling. Op het 5e Congres van Rifondazione in februari 2002 stelt Bertinotti zijn 63 stellingen voor als een verzameling “vernieuwingen”. Hij heeft een “nieuwe arbeidersklasse” ontdekt, geboren in Genova in 2001, en een “nieuwe partijopvatting”. Hij verwerpt de avantgarde partij, die zogezegd achterhaald is, en vervangt haar door de partij als deel van de “beweging van bewegingen”. Daarnaast ontdekt hij ook een “nieuwe definitie van het imperialisme”: de wereld is niet langer verdeeld in rivaliserende kapitalistische blokken en de oorlog niet langer een middel voor de periodieke herverdeling ervan. Het vroegere democratisch centralisme wordt vervangen door het tendensrecht.1 Na zesendertig maanden vernieuwing verklaart de leiding van Rifondazione Comunista dat ze klaar is om deel te nemen aan de regering aan de zijde van de christendemocraten van Romano Prodi en de sociaaldemocratie van D’Alema. Op het 6e Congres van de PRC in maart 2005 verklaart Bertinotti dat zijn partij de 1
Fausto Bertinotti e.a., Tesi maggioranza (Stellingen van de meerderheid), Ve Congresso Nazionale, 2002, Partito della Rifondazione Comunista. Alle verwijzingen naar de PRC komen uit het werk “Het tijdperk van de transnationale ondernemingen” van Peter Mertens in nummer 72 (2005) van Marxistische Studies. De stellingen in het Italiaans zijn terug te vinden op: http://www.dmeeus.be/marxisme/modernes/Bertinotti63Tesi.html.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
44
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
drijvende kracht zou moeten zijn van een hervormingsproces. Regeringsdeelname is een noodzakelijke overgang in die richting. In zijn slottoespraak zegt hij: “Zelfs de beste regering is maar een overgang, een voorbijgaand compromis. De partij moet zodanig gepositioneerd worden dat zij haar strategie kan tonen, dat ze kan laten zien dat ze verder wil gaan…”2 Om kritiek op de EUvriendelijke coalitie van de PRC met voormalig commissievoorzitter Romani Prodi te voorkomen, vindt Bertinotti geen beter excuus dan de zoveelste sociaaldemocratische ommezwaai: “Wij moeten de idee verspreiden dat de bewegingen en de partij hun autonomie moeten handhaven ten opzichte van de regering. De partij mag niet geïdentificeerd worden met de regering. Ze moet haar eigen lijn en strategie bewaren en die gaan verder dan die van de regering.”3 Romano Prodi, een bekend lid van de Bilderberggroep, was op dat congres aanwezig. Hij had heel snel door dat de leider van Rifondazione een draai van 180 graden maakte: “Dit zijn voorstellen van een reformistische partij die bereid is regeringsverantwoordelijkheid te nemen.”4 In minder dan tien jaar is Bertinotti erin geslaagd een belangrijk revolutionair potentieel onder de controle van het systeem te brengen. In 2007 trad de PRC toe tot de ‘olijfboom’-coalitie. Zonder duidelijk linkse antikapitalistische oppositie tegen deelname aan de oorlog in Afghanistan en de besparingsmaatregelen van de regering Prodi kon rechts het politieke vacuüm opvullen en Berlusconi weer in het zadel hijsen. De PRC verloor al haar parlementsleden in het linkse verkiezingsdebacle. Dit is het recentste bewijs van de schade die het revisionisme kan aanrichten. Vandaag verkeert de Italiaanse communistische beweging in een diepe crisis.
2 3 4
Partito della Rifondazione Communista. VIe Congresso Nazionale. Relazione introduttiva del segretario Fausto Bertinotti. Partito della Rifondazione Comunista. VIe Congresso Nazionale. Conclusioni del segretario Fausto Bertinotti. La Stampa, 4 maart 2005, p. 7, http://www.archiviolastampa.it/.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
45
Frankrijk in 1981 en 1997 De 20e eeuw had nochtans al het bewijs geleverd dat diegenen die beweren het machtsevenwicht te kunnen wijzigen in het voordeel van de arbeidersklasse alleeen maar door een meerderheid te veroveren in het burgerlijke parlement, onvermijdelijk het onderspit moeten delven. In de euforie van de verkiezingsoverwinning van Mitterand in 1981 stuurde Georges Marchais, algemeen secretaris van de PCF, vier communisten in de regering om het ‘machtsevenwicht’ te veranderen. PCF-leider Roland Leroy zei hierover: “Onze aanwezigheid sluit nauw aan bij onze missie en onze strategie: gebruik maken van elke kans, zelfs van de kleinste stap vooruit, om een origineel socialisme op te bouwen met democratische middelen.”5 In plaats van een origineel socialisme kreeg de Franse arbeidersklasse een deregulatie van de arbeidswetgeving en een lagere sociale zekerheid en werden de lonen losgekoppeld van de prijzenindex. Nog geen twee jaar later verlieten de PCF ministers de regering die een openlijk liberale weg opging. Zestien jaar later, in juli 1997, deed de leiding van de PCF dat nog eens over. Drie communistische ministers traden toe tot de regering van la Gauche plurielle (meervoudig links, namelijk PS-PCF-Les VertsMDC), die aan de macht was gekomen na de grote strijdbeweging van 1995. Het resultaat? Méér privatiseringen dan onder de rechtse regeringen van Juppé en Balladur samen. De privatisering van Air France gebeurde onder toezicht van de communistische minister van Transport, Jean-Claude Gayssot. Thomson, Air France, France Télécom, de verzekeringsmaatschappijen GAN en CIC, de Société marseillaise de crédit, CNP en Aérospatiale werden allemaal “opengesteld voor het kapitaal”. Toen Frankrijk in 1999 de NAVO-bombardementen op Joegoslavië ondersteunde bleven de PCF-ministers in de regering van Jospin. 5
Le Nouvel Observateur, 10 februari 1984.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
46
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
Uiteraard werd enigszins tegemoet gekomen aan de syndicale eisen. Maar net zoals in 1936 met de regering van het Volksfront, waren deze toegevingen in de eerste plaats het gevolg van de strijd die voorafging aan of gepaard ging met de verkiezingsoverwinning van links.
Europees Links Op 8 en 9 mei 2004 waren de PRC en de PCF medeoprichters van de Partij van Europees Links, met Bertinotti als voorzitter. Europees Links is een kwalitatieve sprong in de evolutie naar het (links) reformisme, zo verklaarde een van de stichters, de voorzitter van de Partij van het Democratische Socialisme, Lothar Bisky. In een interview met de krant Freitag legt hij dit als volgt uit: “Voor de politieke krachten van de Europese Unie die voortkomen uit de revolutionaire arbeidersbeweging, betekent de Partij van Europees Links een nieuwe kwalitatieve stap in het aanpassingsproces van het linkse socialisme.”6 Noch in het Manifest van Europees Links, noch in haar statuten, wordt verwezen naar het privébezit van de productiemiddelen, de aan het systeem inherente economische crises, de moordende concurrentie tussen de monopolies of de verdeling van de wereld door de belangrijkste imperialistische machten. De Partij van Europees Links belooft “een progressief alternatief”, “vrede”, “sociale rechtvaardigheid”, “duurzame ontwikkeling” en nog heel wat andere prachtige dingen, waarvan niemand het in zijn hoofd zou halen ertegen te zijn.7 Het blijft allemaal vaag en volledig binnen de grenzen van het systeem en de eigendomsverhoudingen. Integendeel, de partij concentreert zich volledig op de “hervorming in de diepte” van de instellingen van het systeem. “Wij willen de verkozen instellingen – het Europees parlement en de nationale parlementen – meer 6 7
Junge Welt, 8 april 2004, http://www.jungewelt.de/2004/04-08/004.php. Parti de la Gauche européenne, Manifeste du Parti de la Gauche européenne, 10 mei 2004.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
47
macht en controlemogelijkheden geven.”8
Die Linke Belangrijk binnen Europees links is de Duitse Die Linke. Zij is het resultaat van de eenmaking in 2007 van de Partij van het Democratische Socialisme9 (PDS) en het Wahlalternative Arbeit und soziale Gerechtigkeit (WASG), een vereniging van ontgoochelde linkse sociaaldemocraten, syndicale verantwoordelijken en trotskistische groeperingen uit WestDuitsland. De WASG ontstond in 2005 uit het protest tegen de regering van Gerhard Schröder, een coalitie van sociaaldemocraten (SPD) en Groenen. Hartz IV, een maatregel die werklozen al na één jaar hun uitkering ontnam en tot de sociale bijstand veroordeelde, had een enorme groep slecht betaalde werkers in het leven geroepen. De gevolgen van deze hervorming waren rampzalig. Volgens een rapport van de Verenigde Naties10 over de sociale situatie in Duitsland leeft 13 % van de bevolking nu onder de armoedegrens. 1,3 miljoen mensen met een baan moeten toch een beroep doen op bijkomende hulp omdat hun inkomen te laag is om rond te komen. 2,5 miljoen kinderen groeien op in armoede. Studies hebben aangetoond dat 25 % van de scholieren zonder ontbijt naar school gaan. De oudere bevolking wordt armer: de pensioenen zijn zeer laag en loonsverminderingen doen ze nog verder dalen. Op dit ogenblik hebben 8,2 miljoen mensen een tijdelijke baan of een ‘mini-job’ – tegen minder dan 400 euro per maand. 75 % van de tewerkstelling bestaat uit precaire banen. Dat alles spekt de 8 9
10
Ibidem. Partij van het Democratische Socialisme (PDS) is de opvolger van de van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED), de belangrijkste partij in de Duitse Democratische Republiek. United Nations Economic and Social Council, 20 mei 2011. Concluding Observations of the Committee on Economic, Social and Cultural Rights. Germany. http://www.ag-friedensforschung.de/themen/Menschenrechte/deutsch-un.pdf.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
48
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
beurzen van de superrijken. In 2010 waren er in Duitsland 924.000 miljonairs, dat is een stijging met 7,2 % in drie jaar. Deze ‘hervormingsmaatregel’ zaaide verdeeldheid binnen de sociaaldemocratische partij. De voormalige sociaaldemocratische minister Lafontaine trapte het af, gevolgd door grote delen van de Duitse syndicale beweging. Deze weglopers zouden de WASG oprichten. De eengemaakte partij WASG-PDS werd Die Linke en behaalde in 2009 bij de federale verkiezingen 11,9 %, goed voor 78 zetels. Ze telde toen om en bij de 80.000 leden. Maar drie jaar later blijkt uit de recentste peilingen dat Die Linke moeite heeft om de antidemocratische drempel van 5 %, van toepassing bij zowel nationale als regionale verkiezingen, te halen. In mei 2012 verloor ze haar zetels in twee federale parlementen: Schleswig-Holstein (het stemmenaantal viel van 6 % naar 2,2 %) en Noord-Rijnland-Westfalen (van 5,6 % naar 2,5 %). Er zijn vandaag minder dan 70.000 leden. De nieuwe sociaaldemocratie
Op het congres van 2011 in Erfurt nam Die Linke een nieuw programma aan, een synthese tussen de zogenoemde marxistische tendensen en de zeer reformistische realisten.11 “Die Linke is een socialistische partij die opkomt voor alternatieven, voor een betere toekomst”, leest men op pagina 4. Deze toekomst omvat terecht “een leven dat sociale zekerheid biedt”. De partij komt op “voor een gegarandeerd minimum inkomen, zonder sancties en met bescherming tegen armoede en afdanking; een wettelijk pensioen voor allen op basis van solidariteit en met bescherming tegen armoede; een gezondheidsen zorgverzekering voor alle burgers op basis van solidariteit; degelijk, gratis en voor iedereen toegankelijk onderwijs; culturele diversiteit en deelname van iedereen aan de culturele rijkdom van 11
Programme of the Die Linke Party, http://en.dielinke.de/fileadmin/download/english_pages/programme_of_the_die_linke_party_20 11/programme_of_the_die_linke_party_2011.pdf.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
49
de maatschappij; een rechtvaardig fiscaal systeem dat de lage en middeninkomens minder belast en aanzienlijk meer eist van de grote fortuinen”. De partij is “voor de invoering van de democratie en de wet”, zij verzet zich tegen “de buitenissige macht van de grote ondernemingen” en is voor “de afschaffing van elke vorm van discriminatie op basis van gender, leeftijd, sociaal statuut, filosofie, religie, etnische afkomst, seksuele geaardheid en identiteit of op basis van alle mogelijke vormen van handicap”. Maar het is niet duidelijk of deze goede bedoelingen binnen het kapitalistisch systeem zullen gerealiseerd worden dan wel nadat het systeem is afgeschaft. Verder lezen wij nog het volgende: “Wij hebben nood aan een ander economisch en sociaal systeem: het democratisch socialisme.” (p. 4) De “sociale markteconomie” wordt gekritiseerd als “een compromis tussen loonarbeid en kapitaal dat nooit de roofzuchtige uitbuiting van de natuur noch de patriarchale relaties in de openbare en privésfeer heeft uitgeroeid”. In andere passages is het dan weer niet het systeem dat het probleem vormt maar “het ongebreidelde kapitalisme” (p. 58), het “neoliberale politieke model” (p. 56) en de “gedereguleerde financiële markten” (p. 15). De auteurs hebben het over “een lang ontvoogdingsproces waarin de overheersing van het kapitaal wordt omvergeworpen door democratische, sociale en ecologische krachten”, wat zou leiden tot “een maatschappij van democratisch socialisme” (p. 5). Op een andere plaats is dan weer de eigendomskwestie doorslaggevend voor sociale verandering. “Zolang de beslissingen van de grote ondernemingen gericht zijn op het gewenste rendement in plaats van op het openbaar welzijn, zal de politiek onderworpen zijn aan chantage en zal de democratie ondermijnd worden.” Verder in de tekst wordt “de openbare eigendom” beperkt “tot diensten van algemeen belang, van sociale infrastructuur, tot de energie-industrie en de financiële sector” (p. 5). En het programma kopieert de oude sociaaldemocratische stelling van “de democratie die uitbreidt tot economische beslissingsrecht en
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
50
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
die alle eigendomsvormen onderwerpt aan emancipatorische, sociale en ecologische controle. Zonder democratie in de economie, blijft de democratie onvolmaakt […].” En dus zal deze “democratische economische orde” een gereguleerde markteconomie zijn. Wij “zullen de regulering van de productieen de distributiemarkt omkaderen en onderwerpen aan democratische, sociale en ecologische controle.” “In de zakenwereld moet de concurrentie streng gecontroleerd worden” (p. 5). In de verovering van de politieke macht speelt de arbeidersklasse geen enkele rol. Het gaat om “winnende meerderheden” (p. 20). De inlichtingendienst moet afgeschaft worden, maar een “democratische controle” van het leger en de politie zal volstaan om ze om te vormen tot werktuigen van het socialisme. Regeringsdeelname
Volgens het programma is regeringsdeelname zinloos tenzij ze berust op een “verwerping van het neoliberale politieke model” of “sociale en ecologische” verandering realiseert en een verbetering van het levensniveau van de bevolking kan bewerkstelligen. In dat geval “kan de politieke macht van Die Linke en van de sociale bewegingen worden versterkt” en “kan het gevoel van politieke onmacht bij veel mensen worden teruggedrongen”. (p. 56) Je vraagt je af hoe Die Linke tot dit standpunt is kunnen komen zo kort na het debacle van wat altijd als een avant-gardevoorbeeld van de partijstrategie werd voorgesteld: de catastrofe van Berlijn. De senaatsverkiezingen in Berlijn in augustus 2010 betekenden voor Die Linke de complete instorting. Na tien jaar meebesturen in Berlijn dook de partij van 22,3 % naar 11,5 %. Tien jaar lang bestuurde een coalitie van SPD en Die Linke de Duitse hoofdstad. Ze sloot talrijke kinderdagverblijven, zette de hakbijl in de sociale uitkeringen en privatiseerde 122.000 sociale appartementen. Die Linke stemde voor de gedeeltelijke privatisering van het Berlijnse tramvervoer, voerde campagne
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
51
tegen de nationale gelijkschakeling van de ambtenarenlonen (die nog altijd aanzienlijk lager liggen in het oosten van het land) en verzette zich tegen al wie de watervoorziening van Berlijn opnieuw wilde nationaliseren. Ze hielp ook mee aan de privatisering van een gedeelte van het belangrijkste ziekenhuis in Berlijn – wat zou leiden tot een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden en een daling van de lonen. Mathias Behnis, politicoloog en spreekbuis van het verzetsfront tegen de privatisering van de Berlijnse watervoorziening, en Benedict Ugarte Chacón, politicoloog en spreekbuis van het Berlijns Initiatief tegen het bankschandaal, maakten een uitzonderlijk zwarte balans op.12 De coalitie van SPD en PDS (in die tijd ging het nog om de PDS, later zou deze partij medeoprichter van Die Linke worden) gaf vanaf begin 2002 duidelijk aan welke weg ze zou volgen door zich borg te stellen voor de Bankgesellschaft Berlin. Ze nam de risico’s over van een vastgoedfonds dat deze bank had gelanceerd. Kostenplaatje: 21,6 miljard. Sindsdien draait de regio Berlijn op voor de jaarlijkse verliezen van die bank. De PDS ging akkoord om met belastinggeld de opbrengsten te garanderen voor de aandeelhouders van het fonds. Terzelfdertijd voerde ze een streng begrotingsbeleid ten nadele van bijvoorbeeld de uitkeringen voor blinden in 2003 of een sociaal tarief voor het openbaar transport in de stad in 2004, nadat de federale regering de subsidiekraan had dichtgedraaid. Na massaal protest werd het sociaal tarief weer ingevoerd maar de nieuwe prijs lag wel een stuk hoger. Ook de kinderdagverblijven en de universiteiten werden niet gespaard. Dat laatste stuitte op hevig studentenprotest. Het luxueuze hotel Maritim in het hartje van Berlijn, waar de PDS op 6 december 2003 bijeenkwam voor haar partijcongres, moest 12
Mathias Behnis en Benedict Ugarte Chacón in junge Welt, 20 augustus 2011 “Die Überflüssigen: Hintergrund. Harmlos, farblos und immer treu zur SPD. Zehn Jahre Regierungsbeteiligung der Linkspartei in Berlin – eine unvollständige Bilanz des Scheiterns”, https://www.jungewelt.de/loginFailed.php?ref=/2011/08-20/024.php.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
52
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
worden beschermd tegen woedende studenten, die door de antioproerpolitie met ongehoorde brutaliteit van straat werden geveegd. In mei 2003 werden de ouders verplicht 100 euro bij te dragen in de aankoop van schoolboeken. Die Linke is in Berlijn ook verantwoordelijk voor de verslechterde situatie van duizenden huurders. In mei 2004 verkocht de regionale regering van Berlijn 65.700 huizen van de openbare huisvestingsmaatschappij GSW voor de spotprijs van 405 miljoen euro aan een consortium waarvan het Whitehall Fund van de investeringsbank Goldman Sachs en de investeringsmaatschappij Cerberus deel uitmaakte. In 2010 liet ze deze ondernemingen naar de beurs trekken, waardoor duizenden Berlijnse huurwoningen de speelbal van speculanten werden. Ze schrapte ook de vergoedingen aan eigenaars die aan een sociaal tarief verhuurden, zonder zich ook maar iets aan te trekken van wat er zou gebeuren met de huurders. In de oude maar nauwelijks goedkope appartementen, die vooral bewoond worden door slecht betaalde werkers en werklozen, zijn de huurprijzen met 17 % gestegen. Als water koopwaar wordt
In 1999 had de regering 49,9 % van de Berlijnse waterdistributieonderneming verkocht aan WWE en Vivendi (Veolia). In 2002 kreeg de PDS de ministerpost Economie maar er veranderde niets, behalve dat de waterprijs steeg met 33 %. Onder de vorige regering had de PDS nog campagne gevoerd tegen de gedeeltelijke privatisering van de waterdistributie. Maar PDSminister Wolf deed precies datgene waartegen hij had geprotesteerd: hij garandeerde de winsten van de privéaandeelhouders en profiteerde zelf van de hoge waterprijzen. In het coalitieakkoord van 2006 waren Die Linke en de SPD ‘overeengekomen’ om de waterdistributie terug onder stadsbestuur te brengen. Maar er gebeurde niets. Integendeel, ze
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
53
verzetten zich met man en macht tegen een brede extraparlementaire beweging die de publicatie eiste van het geheim privatiseringsakkoord van de waterdistributie. Meer dan 666.000 mensen vroegen dit in een referendum waartegen de coalitie zich heftig had verzet. Na de overwinning van het referendum was ze verplicht de uitslag te aanvaarden, maar ze bleef elk wettelijk initiatief van de bevolking tegenwerken. Het enige dat Die Linke ter verdediging kon aanvoeren, was het eeuwige refrein van de sociaaldemocraten: ‘Zonder ons zou het nog erger geweest zijn.’ Neen, het zou exact hetzelfde geweest zijn, of zelfs beter, want haar deelname verlamde een deel van het verzetspotentieel. Nadat ze de verkiezingen had verloren, klaagde de leiding dat ze haar standpunten niet had kunnen opleggen aan de SPD. “Onze bewegingsvrijheid was belemmerd”, zei partijleider Klaus Lederer. Natuurlijk, maar wie belooft in een regering te stappen om dingen te veranderen, moet achteraf niet verwonderd zijn dat de mensen vragen wat je dan wel hebt veranderd. Net als in Berlijn werkte de partij ook in de regionale regeringen van Mecklenburg-West-Pommeren en Brandenburg mee aan besparingen en sluitingen. Toch besloot het congres van Erfurt dat regeringsdeelname zinvol was. Nu wordt de deelname aan lokale en zelfs federale regeringen nauwelijks nog in vraag gesteld. De rechtervleugel van de leiding heeft zelfs gebruik gemaakt van de recente slechte resultaten om te eisen dat de partij zou afzien van haar “verlangen om in de oppositie te blijven”. De partij moest openlijk toegeven dat ze op elk niveau wil meeregeren, in het bijzonder met haar “natuurlijke coalitiepartner”, de SPD. Dietmar Bartsch, een van de belangrijkste woordvoerders, wordt door de partij gesteund in de vijf oostelijke deelstaten waar de organisatie veel meer leden heeft. In het oosten is regeringsdeelname vandaag de norm geworden. Oskar Lafontaine, die wordt beschouwd als vertegenwoordiger van de linkse vleugel, heeft zich nooit tegen regeringsdeelname verzet, integendeel. Hij is een aanhanger van Keynes en droomt
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
54
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
van een soort sociale verzorgingsstaat binnen de nationale grenzen. Een terugkeer naar de jaren zeventig dus. Hij en zijn medestanders blijven hameren op de noodzakelijke ‘principes’ of ‘voorwaarden’ die moeten vervuld zijn voor ze aan regeringsdeelname willen denken. “We kunnen de SPD en de Groenen niet alleen laten regeren. Het sociale aspect is enkel mogelijk met ons erbij”, was de titel van de belangrijkste tekst van de partijleiding op het congres van 2010 in Rostock. “Die Linke kan regeren, zelfs beter dan de anderen. En wij, in Mecklenburg-West-Pommeren, wij hebben zeer duidelijke ideeën over wat moet verbeteren en hoe”, verklaarde Steffen Bockhahn, regionaal voorzitter van Die Linke in deze deelstaat.13 “Wij moeten alternatieven hebben voor de CDU-FDP-coalitie”, zeiden de partijleiders. Alsof de SPD en de Groenen de crisis niet door de werkers wilden laten betalen! Van scherpe kritiek op deze partijen is geen sprake meer. Die Linke beweert dat zij sociaal en politiek protest combineert en mogelijke alternatieven en politieke verwezenlijkingen tot stand brengt in het kader van de regering. Alsof het met de bestaande krachtsverhouding mogelijk is druk uit te oefenen op de regeringen zodat ze hervormingen doorvoeren in het voordeel van het volk! Het enige wat regeringsdeelname doet, is de massabeweging verlammen en integreren in het systeem, zoals we in Berlijn hebben gezien. De ervaringen van de communistische deelname aan diverse Europese regeringen hebben bewezen dat ze geen einde maken aan privatiseringen en sociale achteruitgang en zelfs niet de deelname aan imperialistische oorlogen verhinderen. Ze hebben wel het vertrouwen geschokt in deze partijen en aangetoond dat ze geen haar beter zijn dan de andere. Deelname aan een burgerlijke regering waarin de kapitalistische monopolies het voor het zeggen hebben, verzwakt de antikapitalistische krachten.
13
Disput, juni, 2010.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
55
De harde lessen uit het verleden De hierboven beschreven ervaringen bevestigen de besluiten van Marx, Lenin en de Derde Internationale. Regeringsdeelname kan niet, met uitzondering van een situatie waarin het fascisme een reële bedreiging vormt of waarin de kans bestaat op een overgang naar een echte volksregering, dat wil zeggen in situaties met een belangrijke klassenstrijd en een machtsevenwicht in het voordeel van de werkende bevolking (zoals in Chili in het begin van de jaren 1970, in Portugal in 1975…) In zulke situaties is het mogelijk dat we bondgenootschappen zullen moeten sluiten met de krachten die de niet-proletarische lagen van de bevolking vertegenwoordigen maar ook onderdrukt worden door de monopolies of bedreigd worden door fascisme of buitenlandse oorlogsstokers. Maar enkel op voorwaarde dat deze macht evolueert of (wil) evolueren naar een volksdemocratie en het socialisme. De voorstanders van een coalitie met burgerlijke politieke partijen in de parlementaire instellingen baseren zich vaak op de geschriften van Dimitrov over het eenheidsfront tegen het fascisme. Het is waar dat Dimitrov kritiek uitte op de tegenstanders van een eenheidsfrontbeleid tegen het fascisme. Maar volgens Dimitrov moet het antifascistisch volksfront gevormd worden op basis van een eenheidsfront van de werkers. De regering van het volksfront moet antikapitalistische maatregelen nemen. In 1936 wonnen in Frankrijk de linkse partijen, verenigd in het Volksfront de verkiezingen. De nieuwe regering Blum bestond uit socialisten en radicalen, met steun van de PCF. Een enorme stakingsgolf oefende druk uit op de regering om het eisenprogramma van het Volksfront in te willigen. Maar Blum zei dat deze regering enkel een manier wou vinden “om de situatie van de lijdende bevolking te verlichten” binnen het kader van de bestaande maatschappij. Voor hem bestond de missie van het Volksfront erin “de burgerlijke maatschappij te besturen” en er
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
56
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
“een maximum aan orde, welzijn, zekerheid en rechtvaardigheid” uit te halen. Dimitrov waarschuwde dat “een eenheidsfront in Frankrijk niet betekent dat de arbeidersklasse koste wat het kost de huidige regering zal ondersteunen14 […]. Indien om een of andere reden de bestaande regering niet in staat blijkt het programma van het Volksfront uit te voeren, als zij in binnen- en buitenland vlucht voor de vijand, als haar beleid het verzet tegen het fascistisch offensief verzwakt, dan zal de arbeidersklasse de banden met het Volksfront aanhalen en ernaar streven de regering te vervangen door een andere […]”.15 Zo gebeurde. De regering Blum kwam na twee jaar ten val en de Franse kapitalisten hadden maar twee jaar extra nodig om wraak te nemen en alle toegevingen weer ongedaan te maken. Op initiatief van de socialistische partij stelde de regering van Daladier, leider van de Radicale Partij, op 21 november 1939 de PCF buiten de wet en sleepte haar vertegenwoordigers voor de rechtbank. Op 7 juli 1940 gaven dezelfde radicale en socialistische vertegenwoordigers het vertrouwen aan de verradersregering van Pétain.
Vandaag minder dan ooit De eerste vraag blijft: wat is het karakter van de maatschappij waarin een communistische partij regeringsdeelname overweegt? Het is een kapitalistische staat. De basis van de maatschappij is het kapitalisme en de taak van de overheid bestaat er bijgevolg in dat kapitalisme te besturen, te beschermen en gunstige voorwaarden te creëren voor zijn verdere ontwikkeling. Die staat heeft een grondwet en wetten, regels en reglementen uitgevaardigd die in dienst staan van het doel, namelijk de grondwettelijke orde garanderen, de noodzakelijke voorwaarden creëren voor de 14
15
Dimitrov doelt op de Volksfrontregering met socialisten en radicalen onder leiding van Léon Blum, zie verder. Georgi Dimitrov, Œuvres choisies, t. 2, p. 160, Sofia Presse.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
57
ontwikkeling van het kapitaal en conflicten binnen de maatschappij zelf voorkomen. Het voor de werkers vijandige beleid in zulke maatschappijen is niet de schuld van slechte politici of van slechte partijen die regeren met slechte programma’s. Zolang het privébezit van de productiemiddelen blijft bestaan, zolang de ondernemingen met elkaar moeten concurreren om te overleven, moeten zij accumuleren, hun winsten verhogen, de lonen drukken, weigeren sociale eisen in te willigen. ‘Goede’ politici met ‘correcte’ ideeën en programma’s zullen daar niets aan veranderen. Het kapitalisme van vandaag kan niet meer terug, zoals Lafontaine hoopt, naar het tijdperk van wat ‘sociale markteconomie met sociaal partnerschap’ werd genoemd. Dat deed zich voor in de situatie van ideologische rivaliteit tussen het socialisme en het kapitalisme, de aanwezigheid van sterke communistische partijen na het verzet in de Tweede Wereldoorlog; de winsten van de naoorlogse fase van heropbouw maakten het mogelijk rekening te houden met de eisen van het volk. Dat is niet langer het geval en binnen de logica van het kapitaal is dat overigens ook niet meer noodzakelijk. De 25 miljoen officiële werklozen in de EU oefenen een neerwaartse druk uit op de lonen en de arbeidsmarkten, die vandaag toegankelijk zijn op wereldvlak. De massale werkloosheid belast de sociale begroting dubbel: door de daling van de lonen dalen ook de inkomsten van de sociale zekerheid terwijl meer mensen recht hebben op een uitkering. Als er geen brede strijd komt om het kapitaal te doen betalen, is de instorting van het sociale systeem maar een kwestie van tijd. Daarnaast nemen ook de belastinginkomsten uit ondernemingen af, ondanks de stijgende winsten en om de positie van de nationale kapitalisten te versterken op de internationale markten zijn bijkomende belastingverminderingen nodig. De kapitalistische staat is er om gunstige voorwaarden te creëren voor de groei van de rentabiliteit van de ondernemingen, om nieuwe markten te scheppen dankzij privatiseringen en een herverdeling van het nationaal inkomen door te voeren ten gunste
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
58
MARXISTISCHE STUDIES 100 - 2012
van de kapitalisten. De kapitalistische staat is er om de nationale arbeidersklasse het zwijgen op te leggen of te beteugelen en om de belangen van het kapitaal in andere regio’s te garanderen. Regeringsdeelname betekent onder deze voorwaarden enkel deelname aan de sociale afbraak, zelfs als de communisten die wat zouden kunnen vertragen. Het staat gelijk met de ontwapening van het verzet, het geeft de arbeidersbeweging valse hoop. Vroegere communistische partijen hebben voor regeringsdeelname gekozen ook al wisten ze dikwijls dat ze moesten meeregeren in het belang van het kapitaal en meewerken aan de afbraak van de sociale verworvenheden waarvoor de arbeidersbeweging zo hard had gevochten. Door hun regeringsdeelname hebben zij meegewerkt aan de demobilisatie van het nochtans zo noodzakelijke verzet en de zo noodzakelijke ontwikkeling van een tegenmacht. Om de klassenverhoudingen te wijzigen moeten we ons verenigen voor gevechten ter verdediging van de sociale verworvenheden, voor de opbouw van een onafhankelijke politieke beweging van de werkers en van al wie verhinderd wordt te werken. We moeten binnen de arbeidersbeweging een groeiend antikapitalistisch bewustzijn verspreiden. De zwakte van de communistische partijen en de vakbonden, ondermeer hun gebrek aan een klare antikapitalistische koers, is de belangrijkste oorzaak van de agressieve overheersing van het kapitaal in de meeste kapitalistische landen. We hebben nood aan een alternatief politiek programma en wij moeten voor dit programma vechten. Een dergelijk programma houdt directe eisen in, maar ook het ordewoord van de afschaffing van de kapitalistische eigendomsverhoudingen. Deze eisen moeten niet gericht worden naar potentiële partners binnen een linkse regering (die niet bestaat), maar naar de georganiseerde arbeidersbeweging en de andere uitgebuite lagen van de maatschappij. Ze moeten gericht zijn naar de vakbonden, naar alle mogelijke actieve organisaties van het volk in alle domeinen van de sociale, democratische, anti-imperialistische en culturele strijd.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
IS HET MEEREGEREN VAN DE COMMUNISTISCHE PARTIJEN EEN UITWEG UIT DE KAPITALISTISCHE CRISIS?
59
De echte vraag is hoe de communistische partijen zich gaan voorbereiden op de komende gevechten, hoe zij zich zullen organiseren om in staat te zijn de leiding van de nieuwe klassenstrijd van de arbeidersklasse en de brede werkende bevolking op zich te nemen. De crisis maakt dat brede lagen werkers de sociaaldemocratie de rug toekeren. Wij moeten hun geen nieuwe ‘vernieuwde’ sociaaldemocratie aanbieden. Wat nodig is, is een partij die niet afwijkt van haar principes, is een partij die zich de problemen van de gewone mensen eigen maakt, die een voor hen verstaanbare taal spreekt, die eenheid zoekt met de grootst mogelijke groep in de strijd. Daarbij spelen verkiezingen en werk in het parlement een belangrijke rol. Het parlement is een megafoon die de eisen van de werkende bevolking breder en luider kan bekend maken, concreter kan aantonen hoe de regering de belangen van de mensen met de voeten treedt en als vertegenwoordiger van het patronaat optreedt. Een arbeiderspartij kan er ook wetten doorkrijgen in het belang van het volk, indien ze gesteund wordt door een brede massabeweging die de heersende partijen onder druk kan zetten. Een dergelijke radicale massabeweging is onontbeerlijk om het gevecht voor een andere maatschappij tot een goed einde te brengen.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
60
Alejo Mancebo
Spanje: realiteit, verzet en perspectieven Dagdagelijks Spanje Elk werkaanbod moet aangenomen worden, zelfs als het in Lapland is “Het is ondenkbaar dat de werklozen aanspraak zouden kunnen maken op een uitkering als ze eerst een werkaanbod hebben geweigerd, zelfs als het in Lapland is.”1 Met deze woorden moedigde de voorzitter van de Commissie Economie van de Confederación Española de Organizaciones Empresariales (CEOE), de Spaanse patroonsorganisatie, in februari 2012 de werklozen aan. Zijn uitspraak geeft een goed beeld van wat de patroons in crisistijden te bieden hebben: werkloosheid, slecht betaalde banen of migratie. Voor de meer dan 300.000 werkers die in hun zoektocht naar werk geëmigreerd zijn of de meer dan 80.000 die dit jaar nog zullen volgen, is dat de bittere werkelijkheid. “Wij willen geen duizenden en duizenden Spanjaarden aantrekken, maar hooggeschoold personeel, industriële ingenieurs en informatici, en vooral technici”, zo klonk het vanuit de Oostenrijkse ambassade. Maar niet alleen de hooggeschoolden zijn welkom. “In Duitsland hebben we nood aan laaggeschoolden, wij bieden banen aan in de ouderenzorg, in de bouwsector of aan ongeschoolde magazijniers.”2 Binnen de Europese Unie heeft Spanje de hoogste werkloosheidsgraad: één op vier inwoners heeft geen baan. Bij de jongeren beneden de 25 jaar is het één op twee. De cijfers leveren een triestig plaatje op: in 2012 waren er 1.737.600 gezinnen waarvan alle leden werkloos waren.3 23,7 % van de jongeren onder de 29 jaar studeert of werkt niet. Het gaat om 1,9 miljoen mensen.4 “50 cent meer voor de bus? Dat kan ik me niet permitteren.”5 Jorge is 34 jaar en administratief medewerker. Hij verdient 600 euro per maand. Dat volstaat 1 2 3 4 5
José Luis Feito, presidente de la Comisión de Economía y Política Financiera de la CEOE , 20 februari 2012. El País, 20 juli 2012. El mundo, 27 april 2012. OCDE, Panorama de la Educación 2012. El País, 16 juni 2012.
Alejo Mancebo (
[email protected]), is een 30-jarige arts en militant van de Communistische Partij van Spanje in Asturië.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
61
niet om de verhoogde tarieven van het openbaar vervoer in Madrid te betalen. Om zijn familie te bezoeken moet hij twee uur fietsen. Voor de 10,8 miljoen werkers (bijna 70 % van het totaal) die minder dan 1.100 euro bruto per maand verdienen, is het dagelijks leven een strijd. In totaal zijn er 16,7 miljoen loontrekkers, werklozen en gepensioneerden met een inkomen van minder dan 1.100 euro bruto per maand. De kinderbijslag, het spaargeld en het ouderdomspensioen is in veel gevallen het laatste redmiddel tegen de armoede. In oktober 2011 stak de werkgeversorganisatie nog een tandje bij en lanceerde het idee van een vermindering van de ontslagvergoeding. “Hoe gemakkelijker de uitstap uit de arbeidsmarkt wordt, des te meer mogelijkheden zullen de werkgevers hebben om nieuwe mensen aan te werven.”6 Een jaar later heeft de hervorming van de arbeidswetgeving het ontslag vergemakkelijkt en de vergoeding verlaagd. De arbeidsvoorwaarden werden aangepast in het voordeel van de werkgevers. Ter rechtvaardiging van dit reorganisatieplan mochten de ondernemingen geen dalende inkomsten of verkoop gedurende drie opeenvolgende maanden aanvoeren om af te danken. In de zeven maanden na de invoering van deze hervorming waren er maar liefst 30 % meer afdankingen, de collectieve ontslagen stegen met 18 % – zowat 43.337 werknemers – zodat het totale aantal beëindigde arbeidscontracten met maar liefst 75 % steeg.7 De eis om “de uitstap uit de arbeidsmarkt te vergemakkelijken” zorgde ervoor dat in nauwelijks 7 maanden tijd 2 % van de bevolking op de keien kwam te staan.8 Het gezicht van de armoede verandert in Spanje: 30 % van de gezinnen komt met moeite rond en 4 % van de bevolking lijdt ernstige materiële ontberingen – minder dan twee keer per week vlees op tafel, onbetaalde facturen voor verwarming of niet eens één week vakantie per jaar. De onzekerheid en de slechte toekomstperspectieven hebben nog nooit zulke proporties aangenomen: 22 % van de gezinnen verdient minder dan 7.800 euro per jaar en zakt dus onder de armoededrempel.9
Alleen de rijken zullen nog kunnen studeren
10
“Ik was geslaagd voor drie vergelijkende examens, het probleem is dat ik geen geld heb”, zegt González. Hij is een tijdelijke kracht en staat op de aanwer6 7 8 9 10
El confidencial, 20 oktober 2011. CCOO, 25 oktober 2012, http://comfia.info/noticias/72811.html. http://www.datosmacro.com/paro/espana?sector=Paro&sc=LABCáritas, Informe Exclusión y Desarrollo social. Público, 10 september 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
62
marxistische stuDIEs • 100-2012
vingslijst op de 238e plaats. Of hij dit jaar nog zal kunnen werken, weet hij niet. De besparingsmaatregelen verplichten de ambtenaren 2,5 uur per week langer te werken voor hetzelfde loon. “Wij moeten er maar aan wennen dat de overheidssector niet zoveel verschilt van de privésector”, zo zei Juan Rosell, voorzitter van de Spaanse werkgeversorganisatie.11 Van de 2,5 miljoen ambtenaren hebben 877.459 werknemers, dat is 39 %, een interim-contract of een tijdelijk contract en zij zijn de eersten die eruit gaan.12 De regering gaat ervan uit dat in de komende maanden ongeveer 100.000 tijdelijke arbeidskrachten hun baan zullen verliezen. De Spanjaarden zullen dit jaar over 20 miljard euro minder inkomen beschikken. De zwakke koopkracht, die met het besparingsbeleid enkel zal blijven dalen, doet de privésector saneren. De werkgevers eisen van de overheid minder hoge bijdragen en een daling van het aantal ambtenaren. Daarbij komt nog dat de autonome gemeenschappen bezuinigen aan een snelheid die evenredig is met hun overheidsschuld: Catalonië, Valencia, Madrid, Castilla la Mancha… Bij het begin van het nieuwe schooljaar, nadat werd beslist dat kinderen voortaan alleen nog op school mogen eten als ze daar ook voor betalen, gooide Sandra, moeder van twee kinderen, een brooddoos naar het hoofd van de leider van de autonome regio Madrid. “Wij hebben twee kinderen van 6 en 16 jaar. Mijn moeder heeft maar een pensioentje van 200 euro en woont bij ons in. Ik werkte tot voor kort nog in een fabriek. Nu ben ik werkloos en mijn man moest zijn zaak opdoeken. Aangezien hij zelfstandige was, krijgt hij geen uitkering. Wij overleven met 600 euro per maand en ons spaargeld is op. Wij hebben geen idee hoe we de huur gaan betalen of in ons eigen levensonderhoud voorzien. Er is nooit iemand die de armen helpt.”13 In 2012 werd een besparingsplan van 3 miljard euro in het onderwijs goedgekeurd. Enkele maatregelen: de studenten moeten 15 % meer studiegeld betalen voor de universiteit, bijna 40 % als ze het jaar moeten overdoen en 75 % voor een derde bisjaar. Het aantal leerlingen per klas verhoogt met 20 % doordat duizenden jonge interim-leerkrachten op straat worden gezet. Na de ‘hulp aan de banken’, eiste de Trojka (de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds) nieuwe maatregelen, onder andere een verhoging van de BTW. Op schoolmateriaal, waarop tot nog toe maar 4 % BTW werd aangerekend, moet nu 21 % betaald worden. Veel gezinnen kun11 CCOO Ayto Madrid. 12 Finanzas.com, 1 oktober 2012. 13 Público, 10 september 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
63
nen dat niet. Het gemiddelde schoolgeld van een openbare middelbare school bedraagt 510 euro per jaar. Ook in de gezondheidszorg wordt bespaard voor maar liefst 10 miljard euro. Gezondheidszorg is dus een pak duurder geworden voor gepensioneerden en werknemers: nu moeten ze respectievelijk 10 en 50 % van de voorgeschreven medicamenten uit eigen zak betalen. Niet-urgente ziekenwagens, krukken, voedingssupplementen, rolstoelen enzovoort worden niet langer door het ziekenfonds gedekt. Hetzelfde voor 200 geneesmiddelen. Van vandaag op morgen is de sociale zekerheid, die – in theorie – ‘universele zorg’ bood aan elke inwoner van het land, een ‘verzekering’ geworden. Mensen zonder papieren en jonge werklozen van meer dan 26 jaar zonder uitkering kunnen geen aanspraak meer maken op terugbetaling. Zij moeten beroep doen op de gezondheidskaart van een familielid of een speciale kaart aanvragen voor mensen met een laag inkomen, en die is noch gemakkelijk noch snel te verkrijgen. Antonio Pareja, epidemioloog, is bezorgd: “Wij kunnen te maken krijgen met een heropleving van infectieziekten onder de immigranten en de lokale bevolking, die alsnog in een verder gevorderd stadium van de ziekte op de spoeddiensten terecht komen.”14 15
Hier slapen veel mensen. Elke dag komt er wel een nieuwe.
“Om zes uur ’s avonds zette de politie mij met mijn valies af aan het busstation. Het was 28 oktober 2011. Ik zal het nooit vergeten.” “Ik huilde en dacht aan zelfmoord.” Juan Antonio, 42 jaar, was wanhopig. “De slotenmaker forceerde de deur en er kwamen twee politieagenten binnen met zaklampen. Ik vroeg hen me twee dagen te geven, maar ze weigerden.” De sociale dienst van de stad stuurde hem naar een daklozencentrum: “We kunnen alleen een sociale huurwoning toekennen aan personen met een minimuminkomen.” Juan: “Ze zeiden me dat ik stukken karton moest gaan zoeken en op het treinstation slapen.” “We hebben niet altijd voor iedereen een bed”, erkent de directrice van het centrum. “Sinds 2008 komen hier almaar meer mensen.” Juan Antonio werkte in een restaurant en op het hoogtepunt van de boom in de vastgoedsector, kreeg hij van de bank een hypotheeklening van 180.000 euro voor een woning van 120.000 euro. “Je moet je niet ongerust maken, het volstaat geld te vragen”, zeiden ze in de bank. Toen hij zijn werk verloor, kon hij de hypotheeklening niet langer afbetalen. 14 La Vanguardia, 23 augustus 2012. 15 El País, 4 juli 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
64
marxistische stuDIEs • 100-2012
Na de uitzetting wordt de woning, die ondertussen eigendom is van de bank, openbaar verkocht, vaak voor een prijs die 60 % lager ligt dan de aankoopwaarde.16 Voor de uitgezette eigenaar komt er geen einde aan zijn ‘kruisweg’: hij is dakloos, blijft de bank het verschil tussen de hypotheeklening en de verkoopsom schuldig en die schuld wordt nog aangedikt met intresten en uitvoeringskosten… Wie niet op familiale of sociale steun kan rekenen, komt in de goot terecht... Hem of haar wacht enkel nog de armoede. Na de uiteenspatting van de vastgoedluchtbel in 2008 telde Spanje meer dan 200.000 gedupeerden.17 Soms ging het om leegstaande woningen, openbare gelegenheden of industriële gebouwen. Maar met 1 werkloze op 4 werknemers ging het aantal uitzettingen verder omhoog: in het eerste trimester van 2012 met 512 per dag. Bij gebrek aan officiële statistieken schat men het aantal leegstaande woningen in Spanje tussen de 5 en 6 miljoen, dat is 20 % van het totaal.18 De banken – die nu eigenaar zijn – willen de waarde ervan niet verder zien devalueren, sinds het begin van de crisis hebben die woningen immers al 25 % van hun waarde verloren. Tienduizenden uitgezette gezinnen en miljoenen leegstaande woningen, een beleid van uitzetting van werkloze gezinnen en een reddingsoperatie met geld van de belastingbetalers voor de banken die op de onverkochte huizen zitten: de uiteenspatting van de luchtbel toont aan wie de crisis betaalt en leert ons dat de markt onmogelijk de levensbehoeften kan bevredigen.
IBEX 35, de Madrileense beurs De vastgoedbubbel, aangezwengeld met kredieten van grote Franse en Duitse banken19, scheepte de eigenaars op met miljoenen onverkochte leegstaande woningen en honderdduizenden werknemers met hypotheekleningen die ze niet kunnen afbetalen. De centrale en autonome overheden namen de schulden over van privésnelwegen zonder auto’s, vliegvelden zonder vliegtuigen, kunst- of sportinstellingen zonder publiek… Tussen 2008 en 2011 injecteerde de overheid ongeveer 110 miljard euro in de banken.20 In 2012 kende de EU de Spaanse Expansión, 19 juli 2012. Público, 21 juli 2012. El País, 5 januari 2012. De Franse, Duitse en Britse banken beschikken over 49 % van de 782,651 miljard euro directe schuld (overheidsschuld, schulden van banken, ondernemingen en andere) en ook over indirecte schuld zoals afgeleide producten, waarborgen en andere kredietverbintenissen. Cinco días, 26 juli 2012. 20 El País, 21 maart 2012.
16 17 18 19
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
65
overheid een lening van 100 miljard toe voor heel de banksector, wat overeenkomt met 10 % van het bruto binnenlands product. Het geld werd gebruikt voor de oprichting van een openbare bad bank die de leegstaande woningen van de banken opkocht. Op die manier kregen deze een betere prijs voor de woningen en doordat ze minder verlies leden, waren ze in staat hun buitenlandse schuldeisers te betalen.21 Maar de Spaanse kapitalistenklasse is niet bankroet. De 34 belangrijkste ondernemingen op de IBEX 35 maakten in 2011 33,696 miljard euro winst.22 Tot deze topondernemingen behoren de grote groepen van de industrie (Inditex, Arcelor), de energie (Iberdrola, Repsol), de banken (BSCH, BBVA,), de bouw (ACS, FCC), de handel (El Corte Inglés) en de telecommunicatie (Telefónica). Deze gegevens zijn maar het puntje van de ijsberg: volgens de vakbond van technici van het ministerie van Financiën ontdoken de grote bedrijven maar liefst 42,711 miljard euro belastingen in 2010.23 Dat is vier maal de bezuinigingen in de gezondheidszorg door de regering van de Partido Popular (liberalen). De grote ondernemingen, die in het begin van de jaren 2000 nog ongeveer 20 % belastingen betaalden op hun winst, betalen nu tussen 9 en 11 %.24 Ondertussen blijven de werkloosheidscijfers stijgen. De crisis versnelt nog de overdracht van rijkdom naar de ondernemingen. Daar waar de arbeidersklasse in het begin van de jaren 1980 nog over 53 % van het bbp beschikte, ligt in het eerste trimester van 2012 voor de eerste keer het gezamenlijke loon van de 15,7 miljoen werknemers lager dan dat van de kapitalisten (en zelfstandigen): 46 % tegenover 46,2 %.25 Deze grote bedrijven en banken, die het besparingsbeleid dicteren26, zijn de vertegenwoordigers van het monopoliekapitalisme in Spanje. In 2010 zei de socialistische ex-premier Zapatero dat “... het niet gemakkelijk is om de werkers mee te delen dat er een tijdperk van drukking van de lonen is aangebroken. Maar het is nu eenmaal zo. En op dezelfde manier is er voor de ondernemingen een tijdperk van drukking van de winst aangebroken.”27 In hetzelfde jaar publiceerde de Commissie die toezicht houdt op de kapitaalmarkt informatie over de directie van de beursgenoteerde ondernemingen.28 Daaruit bleek dat, hoewel “de resultaten in het algemeen achteruit gingen”, “de gemiddelde vergoeding 21 22 23 24 25 26 27 28
Juan Torres López, ¿Servirá de algo el banco malo?, 7 september 2012. El País, 29 februari 2012. Sindicato Técnicos Hacienda, 2011. El País, 29 september 2012. Nationaal Instituut voor de Statistiek. De koning ontmoet de grote ondernemingen. La Razón, 29 augustus 2012. Interview Jose Luis Rodríguez Zapatero, El País 21 november 2010. CMNV, Informe annual del gobierno corporativo de las compañías del IBEX 35, informe 2011.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
66
marxistische stuDIEs • 100-2012
van de directieleden 2,4 miljoen euro bedroeg, wat wijst op een jaarlijkse verhoging met 8,3 %”. De 482 leden van het topkader van deze ondernemingen kregen op hun beurt een “gemiddelde vergoeding van 777.000 euro, een toename met 3,1 %.” Dat wil zeggen dat het inkomen van de directieleden 145 keer hoger lag dan het gemiddelde loon van een werker. De leden van het topkader van de beursgenoteerde bedrijven haalden 46 keer meer binnen.29 In 2012 stonden 16 Spanjaarden, twee meer dan in 2011, op de lijst van de rijksten der aarde van Forbes, met een gemiddeld patrimonium van 54,425 miljard euro.
Het verzet tegen het besparingsbeleid Dat ze na de banken, ons nu maar komen redden! Sinds 2008 hebben de vakbonden opgeroepen tot drie algemene stakingen, waarvan twee in 2012, en drie grote betogingen. De eerste was gericht tegen de inschrijving in de grondwet van het plafond van het begrotingsdeficit met als ordewoord “NEEN aan deze hervorming van de grondwet, JA aan het referendum”. De tweede viseerde de “hervorming van de arbeidswetgeving die onrechtvaardig is voor de werkers, inefficiënt voor de economie en nutteloos voor de tewerkstelling”. Tienduizenden beantwoordden de oproep. De derde keer, op 15 september 2012, werd opnieuw betoogd, ditmaal tegen de verhoging van de BTW, de daling van het ambtenarenloon en de werkloosheidsuitkeringen met als slogan: “Ze willen het land ruïneren, dat moet verboden worden, wij zijn met meer!” Ondanks het feit dat in Spanje maar 16 % van de arbeiders aangesloten is bij de vakbond30, waren alle sectoren van de arbeidersklasse op de grote betogingen vertegenwoordigd. “Ik vind het verschrikkelijk dat mijn kinderen binnenkort niet meer van de rechten zullen kunnen genieten waarvoor wij zolang gestreden hebben”, zei een textielarbeidster van 56 jaar. De meegedragen bordjes vroegen: “Besparingen voor banken en clerus”, “Geen daling van mijn loon om uw diefstal te betalen” of “Met deze hervorming minder koopkracht en meer werkloosheid”.31 De mobilisatie van de arbeiders van de scheepswerven van Navantia in Ferrol leverde in 2011 30.000 betogers op. In Madrid begroetten meer dan 300.000 29 16.489 euro per jaar. 30 Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid. 31 Público, 19 februari 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
67
mensen in 2012 de mars van de mijnwerkers onder het scanderen van “Leve de strijd van de arbeidersklasse”. De strijd van de mijnwerkers is een voorbeeld voor alle werkers. Van de overblijvende 8.000 kompels zijn indirect rond de 20.000 mensen afhankelijk. Ze staakten meer dan twee maanden. Elke morgen verzamelden ze aan de put voor een vergadering, daarna wierpen ze in kleine groepjes wegversperringen op. Ze haalden de batterijen uit hun mobieltjes zodat ze niet konden opgespoord worden. Achtenzestig dagen lang leverden ze een authentieke klassenstrijd: meer dan honderd wegversperringen met brandende autobanden in diverse provincies, arbeiders die de aanvallen van de politie beantwoordden met vuurpijlen en stenen, achtervolgingen over de bergen en in de kleine straatjes van de dorpen, buren die de vluchters in hun woningen binnenlieten, helikopters van waaruit met rubberkogels werd geschoten, een algemene staking in de mijnregio’s die bijna volledig werd opgevolgd… Die strijd gaf blijk van een nooit geziene solidariteit: groepen mijnwerkers gingen op bezoek bij andere strijdende arbeiders om hen aan te moedigen. Nadat de regering had geweigerd de kolenontginning nog langer te subsidieren, opteerden de vakbonden voor het behoud ervan terwijl ze de sluiting van de mijnen aanvaardden in 2018, de uiterste datum die de EU had vastgelegd voor de subsidiëring van de kolenontginning. Maar toen de regering weigerde door te gaan met de subsidiëring kwam er in de vakbonden een debat op gang over de eis om alle kolenmijnen te nationaliseren. Ondanks de moeilijkheden waren er ook mooie overwinningen: in Madrid vochten de 850 arbeiders van de multinational John Deere gedurende drie maanden een bitter conflict uit, waarna de onderneming zich gedwongen zag de loonvoorwaarden te verbeteren. De verwerping van en de ongehoorzaamheid aan het besparingsbeleid nemen vele vormen aan. In de zomer van 2011, na de sluiting van 40 gezondheidscentra in Catalonië, bezetten het personeel en de wijkbewoners meer dan vijf van die centra. De rest van de sector organiseerde gedeeltelijke stakingen in heel Catalonië. Meer dan 200 gezondheidswerkers verklaarden dat ze gewetensbezwaren hadden bij de recente gezondheidswet, en verklaarden dat ze iedereen zouden verzorgen, ongeacht zijn of haar ‘wettelijke’ status. Onder de slogan “de universiteit is niet te koop maar verdedigt zich” staakten in november 2012 25 faculteiten tegen de toename van het studiegeld en tegen de Universiteitsstrategie 2015.32 In Madrid viel die mobilisatie samen met de achtste 32 Het Bolognaproces (1999) gaat over het creëren van een Europese Ruimte voor Hoger Onderwijs, onder andere door de verschillende stelsels voor hoger onderwijs een heldere driefasenstructuur (bachelor-master-doctor) te geven. 2012-2015 is een nieuwe (driejarige) fase in dat proces. www. europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/12/394/.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
68
marxistische stuDIEs • 100-2012
staking in het onderwijs door het zogenoemde ‘Groen Getij’ dat leraars en werknemers in het onderwijs verenigt met ouders en leerlingen voor de verdediging van ‘het openbaar onderwijs’. Deze beweging is gegroeid uit de bijeenkomsten van werkers in onderwijsinstellingen en scholen. De syndicale strijd botst niet met deze ‘spontane beweging’, maar vloeit er in bepaalde omstandigheden mee samen. Na de tweede algemene staking in 2012 organiseerden de vakbonden ontmoetingen met tweehonderd sociale organisaties met het oog op toekomstige mobilisaties. Op deze Sociale Top verdedigden ze het idee van een referendum over de besparingen, zoals ze al hadden gedaan met de grondwetswijziging. “Wij maken gebruik van alle instrumenten die de grondwet ons in handen geeft en wij drukken de krachtige verwerping uit van de meerderheid van de samenleving van maatregelen die de economie zullen ruïneren, de koopkracht doen dalen en het samenlevingsmodel van de voorbije vijfendertig jaar vernietigen.”33 “Als het referendum wordt aanvaard, wordt een gans ander scenario mogelijk. Indien niet, dan gaan we verder met de nationale staking.”34 Voor de Communistische Partij van Spanje (PCE) gaat het om de keuze tussen “socialisme of neofeodalisme en barbarij” en ze voegt eraan toe dat “het voorbeeld van Latijns-Amerika, met al zijn tegenstellingen, wijst op de noodzaak van een efficiënte leiding”. Om de “democratie als uitdrukking van de bekwaamheid van de arbeiders en alle lagere sociale sectoren om invloed uit te oefenen op de formeel ingestelde macht” te recupereren, moeten we beginnen met “te breken met de valkuil van de overheidsschuld, en de Spaanse financiële sector verplichten zelf het gewicht van zijn fouten te torsen”. De Partij stelt een “sociale alliantie” voor “die in staat is een democratische uitweg uit de crisis op te leggen, een uitweg die kan beschouwd worden als “een reddingsoperatie voor de mensen en de openbare diensten, en niet voor de banken”. […] Een uitweg die de wettelijke, institutionele en juridische hinderpalen die het besparingsbeleid mogelijk maken in vraag stelt, te beginnen met het begrotingsevenwicht en vervolgens met de spelregels van de EU.” De PCE stelt een programma voor met een doorlichting van de overheidsschuld, de vernietiging van de inschrijving van het begrotingsevenwicht in de grondwet, een progressieve belastinghervorming, de schepping van banen in de overheidssector voor de werklozen, inbetalinggeving35, de oprichting van een overheidsbank en controle van het volk over de overheidsuitgaven en het bestuur.36 33 Gaceta sindical CCOO, nr. 112. juli 2012. 34 Europa Press, 7 oktober 2012. 35 Inbetalinggeving: het met toestemming van de schuldeiser voldoen aan de verbintenis door het verrichten van een andere prestatie dan de verschuldigde. 36 http://www.pce.es/conf_politica_2012/pl.php?id=5063.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
69
De Communistische Partij van de Volkeren van Spanje (PCPE) werkt met de leuze “Alles voor de arbeidersklasse” en stelt voor een “Arbeiders- en Volksfront voor het socialisme” op te richten. Het programma “focust op de uitstap uit de eurozone, de EU en de NAVO, de nationalisering van de banken en de strategische sectoren van de economie, de garantie van menswaardige levensomstandigheden voor de arbeidersklasse, de onmiddellijke noodzakelijke sociale bijstand in deze crisissituatie, de daling van de militaire uitgaven, een verbetering van de kinderzorg, de recuperatie door de arbeidersklasse van de door de banken ontvreemde woningen.”37
Ze noemen het democratie maar dat is het niet Onder het motto “Wij zijn geen koopwaar in handen van politici en bankiers” kwamen op 15 maart 2012 in volle verkiezingscampagne 130.000 mensen samen in verschillende Spaanse steden. Zo’n tweehonderd manifestanten vergaderden in Madrid, waar werd beslist de nacht door te brengen aan de Puerta del Sol. Er werden comités opgericht voor de opruiming, de communicatie met de buitenwereld en de media. Bij het vallen van de avond waren ze al met twaalfduizend.38 Iets gelijkaardigs deed zich voor in Barcelona. In enkele dagen tijd kreeg het voorbeeld navolging in tientallen steden. “Sommigen van ons beschouwen zich eerder als progressieven, anderen zien zich eerder als conservatieven”, “het is een burgerbeweging, zonder partijen of vakbonden, zonder vlaggen of logo’s”, riepen veel manifestanten. Het is het vervolg op de beweging van 15-meibeweging van de Indignados. Op de vergadering in Madrid werden voorstellen gedaan voor een “programma”: hervorming van de kieswet met onder andere de eis van absolute evenredigheid van stemmen, open lijsten, afschaffing van de levenslange vergoeding voor politici, een bindend politiek programma, openbaarmaking van wie voor corruptie werd veroordeeld, een transparante financiering van politieke partijen… Er werd ook gediscuteerd over de eis van kwijtschelding van de schuld aan de banken voor wie uit zijn huis wordt gezet, de afschaffing van het Bolognaproces39, de invoering van de Tobintaks, de nationalisering van de banken die waren gered met geld van de belastingbetalers en de “recuperatie” van geprivatiseerde ondernemingen.40 En week later verhuisden de eisen naar 37 38 39 40
http://pcpe.es/comunicados/item/1670-resolución-del-ix-pleno-del-cc-del-pcpe.html. http://es.wikipedia.org/wiki/Protestas_en_España_de_2011-2012. De toepassing van de Europese Ruimte voor Hoger Onderwijs. http://madrid.tomalaplaza.net/2011/05/20/propuestas-20-mayo/.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
70
marxistische stuDIEs • 100-2012
een tweede niveau waar werd gewerkt op basis van consensus.41 Uiteindelijk ging met akkoord over het minimum “dat de verontwaardiging van de burgers uitdrukte”: hervorming van de kieswet, strijd tegen de corruptie en de invoering van mechanismen voor burgercontrole.42 De 15-meibeweging organiseerde tal van activiteiten en wilde tot bij het parlement geraken met een “referendum” over deze kwesties met volgende vraag: “Wilt u een economie in dienst van de mensen en niet de mensen in dienst van de economie? Wilt u dat de verantwoordelijken opdraaien voor hun crisis?” In Barcelona was er een concentratie rond het Catalaanse parlement terwijl binnen enorme besparingen op de begroting werden goedgekeurd. De manifestanten, die uitzettingen wilden vermijden, werkten zij aan zij met het Platform van Hypotheekslachtoffers en samen slaagden zij erin tientallen hypotheken op te schorten. Er waren concentraties tegen de Banco Santander en de banken “die verantwoordelijk zijn voor de crisis”. Op 19 juni 2012 manifesteerden 250.000 mensen in 60 steden “tegen het Europact en tegen de crisis en het kapitaal”. Ze namen ook deel aan de betoging van de meerderheidsvakbonden omdat de openbare schuld in de grondwet werd opgenomen. Op 15 oktober werd opnieuw betoogd met als slogans ‘Samen voor verandering’, ‘Politici en banken: jullie vertegenwoordigen ons niet’.43 De 15-meibeweging organiseert talrijke acties maar een jaar na de oprichting zijn veel minder mensen in de beweging betrokken doordat de vergaderingen in de verschillende steden er niet in geslaagd zijn tot een gemeenschappelijk programma of gemeenschappelijke voorstellen te komen.
Welke uitweg uit de crisis? De besparingen verdelen? Sinds 2008 hebben de twee belangrijkste vakbonden, de CCOO (Confederación Sindical de Comisiones Obreras) en de UGT (Union General de Trabajadores de España), twee algemene stakingen georganiseerd. Tussen de eerste in 2010 en de tweede in 2012 sloten ze met de regering een akkoord over een verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar. Hun argument: “Dankzij de syndicale druk zijn wij erin geslaagd de pensioenleeftijd flexibel te houden in 41 In enkele vergaderingen werden de eisen met 89 % van de stemmen goedgekeurd. 42 El País, 26 mei 2012. 43 http://www.tercerainformacion.es/spip.php?article37169.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
71
tegenstelling tot wat de regering wou, namelijk de leeftijd van 67 jaar verplicht maken. Onze tussenkomst heeft ook de voorwaarde van een volledige loopbaan van 41 jaar aanzienlijk kunnen afzwakken.”44 Terwijl de werkers op twee jaar tijd ongeveer 9 % van hun gemiddelde jaarinkomen verloren, sloten de CCOO en de UGT in januari 2012, in een poging om de door de regering geplande hervorming van de arbeidswet te vermijden, een akkoord met het patronaat over “loonmatiging” met een maximum loonsverhoging van 0,5 %.45 Aangemoedigd door dit akkoord, voerde de regering twee maanden later een veel agressievere hervorming door. In mei 2012 riep de secretaris-generaal van de CCOO, Ignacio Fernández Toxo, op tot “een gezamenlijke inspanning van iedereen” en verklaarde dat de vakbonden zich niet mochten beperken tot “alleen maar alles afwijzen of zich ingraven in de loopgraven”. “Wij gaan liever aan de onderhandelingstafel zitten dan een nieuwe algemene staking af te kondigen.”46 “Wij zijn voorstander van een consensus om de economie en de werkgelegenheid nieuw leven in te blazen.”47 Portugal kende een soortgelijke situatie: daar verloren de werkers in de voorbije vijf jaar 12 % van hun koopkracht en waren er 4 algemene stakingen. De grootste vakbond van het land, de CGTP (Confederação Geral dos Trabalhadores Portugueses), eiste “een loonsverhoging van minstens 4 %”.48 “Portugal, zo klonk het, “mag niet langer afhankelijk zijn van een regering die gezien haar klassenkarakter in dienst staat van het grootkapitaal en wier beleid erin bestaat de werkers en het Portugese volk opofferingen op te leggen om de privébelangen van de economische en financiële groepen te bevredigen.”49 Na “raadpleging van de werkers op de werkvloer” riep de CGTP op tot “een groot compromis van alle syndicalisten om de noodzakelijke strijd op te drijven en te verruimen door een versterking van de eenheid in de actie van alle werkers en alle werkcentra.” In plaats van besparingsplannen willen zij 5,964 miljard euro recupereren door een heffing van 0,25 % belastingen op financiële transacties (behalve op de primaire markt van de overheidsschuld), een verhoging van de 33 % belastingen voor alle ondernemingen die een zakencijfer realiseren van meer dan 12 miljoen euro, een belasting van 10 % op de dividenden van de grote aandeelhouders 44 45 46 47 48 49
CCOO, Federación de Servicios a la ciudadanía. Cáritas, Informe Exclusión y Desarrollo social, op cit. Financiero Digital, 20 mei 2012. CCOO, Programa de Acción y Estatutos, Xe Congreso, 2012. Política Reivindicativa CGTP-IN para 2013. La cerca.com, 4 oktober 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
72
marxistische stuDIEs • 100-2012
en een betere bestrijding van de fiscale fraude.50 Geconfronteerd met de massale mobilisatie van de werkers, schortte de regering op zaterdag 22 september 2012 het plan op om arbeid meer en kapitaal minder te belasten.51 De Communistische Partij van Portugal (PCP) trekt lessen uit de syndicale opstelling: “De fantasie van een mogelijk compromis tussen uitbuiter en uitgebuite, het overschatten en het gebruiken van de zogenoemde sociale dialoog en het sociale overleg en het verzet tegen de strijd voor concrete eisen en tegen de strijd van de massa’s, creëren enkel valse uitwegen en wekken valse hoop. Daarenboven werken ze verlammend en bevorderen enkel het rechtse beleid in dienst van het grootkapitaal.”52
Minder financies en meer productie? In hun boek Hay alternativas (Er zijn alternatieven) schrijven Vicente Navarro, Juan Torres en Alberto Garzón het volgende: “De huidige crisis is een onvermijdelijk gevolg van een proces dat de kapitalistische economie omtoverde in een groot financieel casino.” Waarom? “De banken en de grote beleggingsfondsen zijn een machine geworden voor de constante schepping van schulden (...) om aanhoudend nieuwe winstbronnen aan te boren. Maar dit gebeurt allemaal in de marge van de productieve activiteit, op zo’n manier dat die activiteit alleen continu kan verzwakken en uitgeput geraken door het gebrek aan kapitaal of een onvoldoende reële vraag. Die toenemende afleiding van kapitaal naar het financiële universum verzwakt de reële activiteit en leidt tot instabiliteit, aangezien de basis ervan de speculatie is. Dat houdt een constant risico en bijgevolg een permanente tendens naar instabiliteit en crises in.” In werkelijkheid doen de problemen zich niet voor in de financiële sfeer maar in de “reële activiteit”. Banco de España zegt het volgende: “Tijdens de periode 1980-2008 vertoonde de deelname van het inkomen uit arbeid (loontrekkers en zelfstandigen) in het bbp een dalende tendens.”53 Door de daling van de lonen in de “productieve activiteit” stijgt de schuldenlast: “In 1983 was de schuldenlast van de gezinnen gestegen tot 35 % van het jaarlijkse beschikbare basisinkomen, op het einde van 1989 bedroeg hij 44 % en in 2001 75 %.”54 In 2005 bereikte 50 51 52 53
Propuestas CGTP-IN para evitar sacrificios y la destrucción de la economía. RTVE, 22 september 2012. http://www.pcp.pt/node/258574. Banco de España, Mediciones alternativasde las rentas del autoenpleo: implicaicones sobre la renta laboral. 54 Banco de España, El endeudamiento de los hogares españoles.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
73
de schuldenlast zelfs 105 %. In feite wordt de “productieve activiteit” niet “uitgeput” door de vlucht van het kapitaal naar de financiële sfeer: gedurende heel die periode zijn de kapitaalinvesteringen niet betekenisvol gedaald.55,56 Geconfronteerd met een latente crisis van overproductie sinds 30 jaar en een zwakke koopkracht in vergelijking met het bestaande aanbod, neemt het kapitaal zijn toevlucht tot de financiële sfeer om zijn winstmarges op peil te houden. “Veel ondernemers proberen te vernieuwen, contracten af te sluiten met hun werkers om de productiviteitswinst te verdelen op zo’n manier dat niemand arm wordt en het bestaan van de onderneming niet in gevaar wordt gebracht. [...] Daarom is het voor de schepping van werkgelegenheid ook onontbeerlijk zulk ondernemersgedrag aan te moedigen alsook de eigendomsvormen te promoten die dat gedrag aanmoedigen, namelijk kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen met een sociaal karakter zoals coöperatieven en bedrijven die eigendom zijn van de werknemers. Zij veranderen de ondernemersactiviteit van een hindernis in een voordeel voor de zakenwereld”, zeggen de auteurs.57 Maar in Spanje stellen minder dan 0,5 % van de ondernemingen – zo’n 5.000 grote ondernemingen – meer dan 40 % van alle loontrekkers tewerk en ze rijven 80 % van alle winsten binnen. Bepaalt de kleine al dan niet coöperatieve onderneming het herstel wanneer ze de meerderheid van hen bestellingen krijgen van de grote ondernemingen, wanneer zij kunnen voortbestaan dankzij het loon van de werkers? De voormalige voorzitter van de werkgeversorganisatie CEOE (Confederación Española de Organizaciones Empresariales), Diez Ferrán, laat geen twijfel bestaan over de wensen van het patronaat: “Er moet meer gewerkt worden voor minder loon.”58 En zijn tegenover een zwakke koopkracht niet de bestellingen, rationaliseringen of loonsverminderingen de natuurlijke tendens van de ondernemingen om stand te houden in de concurrentie? “De overheden hebben het op het belangrijkste punt laten afweten: dat er opnieuw kredieten zouden toegekend worden om tewerkstelling en productieve rijkdom te creëren”, zo bevestigen de auteurs. Inderdaad, “de schulden van de niet-financiële privésector bedragen 134 % van het bbp, dat is het hoogste van alle economieën ter wereld met uitzondering van Ierland, waar die resultaten het gevolg zijn van de aanwezigheid van buitenlandse multinationals.”59 De Spaanse economie, met inbegrip van de vastgoedbubbel, is het verhaal van het 55 56 57 58 59
Fundación BBVA, El stock y los servicios del capital en España. Ibid, Base de datos. http://www.vnavarro.org/wp-content/uploads/2011/10/hayalternativas.pdf. Público, 14 november 2010. New York Times, 10 mei 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
74
marxistische stuDIEs • 100-2012
“buitensporige” krediet in handen van privéondernemingen. Aangezien de wet van de winst de productie leidt, zijn luchtbellen misschien onvermijdelijk? Is de tijd niet gekomen om het privébezit van de productiemiddelen in vraag te stellen?
Progressieve regeringen? In augustus 2011 hebben de PP (liberalen) en de PSOE (sociaaldemocraten) de grondwet gewijzigd: er werd in opgenomen dat de gezamenlijke schuld van alle regeringen niet boven de 0,4 % mocht uitstijgen. De afbetaling van de overheidsschuld aan de internationale schuldeisers (Fransen, Duitsers, Britten...) die bijna vier maal het jaarlijks bbp van Spanje bedraagt, en de besparingsmaatregelen zijn de eerste prioriteit. Een jaar later trad met Izquierda Unida (Verenigd Links) dat in Andalusië 11 % van de stemmen behaalde, en de PSOE een ‘progressieve regering’ aan. In de regeringsverklaring stond te lezen dat deze “zich verplichtte tot soberheid en ethisch gedrag in de uitoefening van haar openbare functies”. Om de cijfers van de overheidsschuld niet te overschrijden verminderde ze de uitgaven met 2,5 miljard euro en bevroor zo de openbare investeringen. Daarnaast verminderde ze ook nog de uitgaven voor protocol en publiciteit. Op zoek naar nog eens 1 miljard verhoogde ze de inkomensbelastingen met meer dan 1 % voor de hoogste inkomens. De werkdag en het loon van tijdelijke ambtenaren werden met 10 % verminderd. In tegenstelling met het Baskenland dat minder getroffen wordt door de crisis van de overheidsshuld, volgt Andalusië de onderwijshervorming van de centrale regeringq: het aantal lesuren per leraar werd verhoogd. Dat leidde tot de afdanking van 5.000 jonge interimleerkrachten. De Communistische Partij van Andalusië (PCA) in Sevilla verklaarde hierover: “Wij zijn getuige van de vernietiging van het sociale weefsel waarvoor we tot nu samen hebben gestreden en waarvoor we dezelfde perspectieven en hoop koesterden. [...] We moeten er ons van bewust zijn dat de toekomst van het proces van opbouw van nieuwe krachtsverhoudingen op het spel staat.”60 De gebeurtenissen in Andalusië maken duidelijk dat er behoefte is aan een linkse kracht die geen rechts beleid voert onder invloed van de sociaaldemocratie. Een linkse kracht die het bewustzijn en de strijdbaarheid van de werkers kan vergroten en haar parlementaire activiteit in dienst stelt van dat objectief. 60 Politieke Resolutie van de PCA, Sevilla, 23 mei 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
spanje: realiteit, verzet en perspectieven
75
De neoliberale ‘gijzeling’ van de Europese Unie Het Spaanse lidmaatschap van de EU wordt vandaag door een groeiend deel van de bevolking in vraag gesteld. Een belangrijke groep van de bevolking meent dat het verlaten van de eurozone en de devaluatie van de munt “de buitenlandse handelsbalans zal verbeteren.” “We zullen meer kunnen uitvoeren doordat onze producten goedkoper worden voor het buitenland en wij meer Spaanse producten zullen kopen.”61 Maar het is een illusie te denken dat het patronaat dat beter zal worden van de aankoop van ‘Spaanse producten’, minder agressief zal zijn. Want ook dat patronaat wenst een zelfde besparingsbeleid. Er is momenteel immers ‘niets’ dat de werkgevers verhindert een loonstijging toe te kennen. Anderzijds heeft de peseta de recessie van de jaren negentig ook niet tegengehouden en is het overigens met de peseta dat de vastgoedluchtbel werd gefinancierd. Waarom zou het dan nu anders zijn? Daarnaast maakt ook volgende mythe furore: “Wij denken dat de Europese politieke situatie nu in eerste instantie gekenmerkt wordt door het failliet van de droom van de stichters: de droom van een ambitieus politiek project voor het geheel van de Europese volkeren.” De documenten van de 10e Algemene Vergadering van Verenigd Links benadrukken het beeld van een Europese Unie die ‘gegijzeld’ wordt door het neoliberalisme. “Europa, de bakermat van het geheel van waarden en gedragingen die geïdentificeerd worden met sociale vooruitgang, verdediging van de mensenrechten, democratie en moderniteit enzovoort, heeft door de aanvaarding van het neoliberale model een einde gemaakt aan deze waarden om uiteindelijk overheerst te worden door individualisme, postmoderniteit en het motto ‘redde wie zich redden kan’. Dezelfde idee is terug te vinden bij Europees Links: ‘Europees Links drukt nogmaals haar overtuiging uit dat de banksector moet onderworpen worden aan de openbare en democratische controle en is van mening dat de neoliberale architectuur van de eurozone en de EU radicaal moet omgevormd worden om een andere uitweg uit de crisis te vinden.”62 Het koloniale verleden en het actuele kolonialisme van de EU ontkennen en de gevolgen ervan kritiseren kan niet anders dan een paradox zijn. Maar is de Europese Unie niet in de eerste plaats een eengemaakte, gemeenschappelijke markt voor de burgerij waarop ze kan concurreren met de nationale ondernemingen? En is er om haar concurrentiepositie te handhaven geen andere weg dan besparingen? 61 Jose Manuel Otero Navas, La Nueva España, 1 augustus 2012. 62 La alternativa económica de IU frente a la crisis, Xe Asamblea Federal de IU, 2012.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
76
marxistische stuDIEs • 100-2012
Wat stellen ze dan voor? We moeten het gevecht aangaan, zegt Links, voor “een waarachtige heroprichting van de Europese Unie vanuit en voor de burgers, die in dienst staat van het algemeen belang, de werkgelegenheid, de sociale en territoriale cohesie en niet in dienst van de speculanten en zwendelaars”. We moeten werken aan “de opbouw van een alternatief Europa … dat het gewicht en de invloed van de economische krachten neutraliseert ten voordele van de eenheid van de werkers door middel van democratische mechanismen voor sociale interventie.” Dat wil zeggen dat we moeten kiezen voor de Europese Unie en de gevolgen ‘van binnenuit’ bekampen. Maar houdt dat ook in dat binnen de Europese Unie productieve sectoren kunnen genationaliseerd, onteigend en gesubsidieerd worden? De groeiende afkeer van de Europese Unie dwingt ons er op te wijzen dat de politiek van de EU en ons eigen patronaat een zelfde beleid voorstaan. We moeten ook de breuk met de Europese Unie aanmoedigen als zij een hindernis is voor een beleid dat aan het volk ten goede komt.
Reformisme of socialisme? De geschiedenis van de voorbije 35 jaar toont aan dat zelfs met een eerlijker verdeling van de lonen, het kapitalistisch systeem de ene na de andere hevige crisis veroorzaakt. De arbeidersklasse moet niet betalen voor een crisis waarvoor ze niet verantwoordelijk is. De eisen voor een verdeling van de geaccumuleerde rijkdom van de grote fortuinen op de IBEX, voor de nationalisering van de strategische sectoren en het niet-aflossen van de schuldenlast die enkel de speculanten verrijkt en het materiële welzijn van de bevolking ondermijnt, zijn tussentijdse voorstellen voor de krachten van de krachten in een socialistisch perspectief. En deze strijd vertrekt niet van nul. Zoals Fidel Castro heeft gezegd: “Het is aan de theoretici van het wetenschappelijk socialisme, Marx, Engels en Lenin, dat de moderne revolutionairen de immense schat van hun ideeën te danken hebben. Wij kunnen met absolute overtuiging verzekeren dat zonder hen ons volk nooit in staat zou zijn geweest zo’n geweldige sprong te maken in de geschiedenis van zijn sociale en politieke ontwikkeling.”63
63 Fidel Castro, Ter gelegenheid van de XXVe verjaardag van de aanval op de Moncada-kazerne.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
Centraal Comité van de Communistische Partij van Griekenland (KKE)
77
Balans na de verkiezingen van 6 mei en 17 juni 2012 Het Centraal Comité van de Communistische Partij van Griekenland (KKE) kwam op 9 juli 2012 bijeen om de resultaten van de verkiezingen en de onmiddellijke taken van de partij te bespreken. […] Het CC formuleerde volgende vaststellingen. 1. De twee verkiezingen, die met maar één maand verschil (6 mei en 17 juni 2012) plaatsvonden, vertoonden overeenkomsten, maar ook verschillen. (…) De twee verkiezingen vonden plaats tegen de achtergrond van de langdurige kapitalistische economische crisis, die de staatsschuld vergrootte. Om de staatsschuld onder controle te houden werd een eerste memorandum opgesteld dat een ontwaarding van de arbeid beoogde. Het werd gevolgd door een tweede memorandum, als bijlage bij het kredietakkoord, dat een schuldherschikking en nog eens een ontwaarding van de arbeid teweegbracht. Tegelijkertijd maakten officiële bronnen gewag van een mogelijk nieuw, gecontroleerd of ongecontroleerd faillissement als gevolg van de economische crisis in de eurozone. Al deze factoren, samen met de verbetenheid van het kapitaal om de arbeidsverhoudingen om te gooien en de toename van de werkloosheid, hebben een invloed gehad op het kiesgedrag. De strijd van de arbeidersklasse en van het volk die tijdens de crisis losbarstte en verhevigde, veroorzaakte een golf van volkswoede en ontevredenheid ten opzichte van Pasok1 en ND2. Het systeem van zijn kant stelde echter alles in het werk om het volksverzet te verzwakken en het af te leiden van radicale doelstellingen. Het maakte hiervoor gebruik van provocaties en zaaide verwarring. Bij de verkiezingen van mei was er een nooit geziene en gelijktijdige daling van het aantal kiezers van Pasok en ND. De derde partner in de voormalige 1 2
Panellinio Sosialistiko Kinima; Socialistische partij. Néa Dimokratía: Conservatieve partij.
Dit artikel is een ingekorte versie van de resolutie die door het Centraal Comité van de Communistische Partij van Griekenland werd gepubliceerd op 18 juni 2012. Zie de volledige Engelse tekst op http://inter.kke. gr/News/news2012/2012-06-19-apofasi-ke-ekloges/.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
78
marxistische stuDIEs • 100-2012
driepartijenregering, LAOS3, geraakte zelfs niet in het parlement. De KKE kende een kleine vooruitgang, maar verloor in de grote stedelijke gebieden onbestwistbaar stemmen aan Syriza4.[…] Het ongenoegen over Pasok en ND lag voor een groot stuk aan de basis van het succes van Syriza, dat voorstelde een linkse regering te vormen met Onafhankelijke Grieken en Democratisch Links, twee nieuwe partijen opgericht door parlementsleden die uit ND en Syriza waren gestapt. De fascistische en anticommunistische partij Gouden Dageraad verwierf voor het eerst een belangrijk aantal stemmen en geraakte in het Parlement. Bij de verkiezingen in juni werden ND en Syriza groter. De KKE leed echter een groot verlies en verloor 48,3 % van de kiezers die in mei voor haar hadden gestemd. Ongeveer 55 % van die verloren kiezers stemde voor Syriza, terwijl 38 % zich volgens verschillende opiniepeilingen zou onthouden hebben. Al de andere partijen leden verlies, uitgezonderd Gouden Dageraad en Democratisch Links. Bij die verkiezingen was het belangrijkste stemmotief de noodzaak om een regering te vormen ofwel met ND ofwel met Syriza. Elementen gericht op de opheffing van het memorandum, speelden aanzienlijk minder mee. In plaats van het memorandum op te heffen, werd voorgesteld het te heronderhandelen en werd de bevolking verzekerd dat Griekenland, koste wat kost, in de Eurozone en de EU zou blijven. Gaven de verkiezingen van mei nog blijk van een positieve tendens om ND en Pasok te veroordelen en zich duidelijk te verzetten tegen het memorandum en de beslissingen van de EU, dan toonden de verkiezingen van juni een terugval onder druk van de intimiderende dilemma’s en de hoop dat een linkse of centrumlinkse regering onmiddellijk verlichting zou brengen. De belangrijkste negatieve kenmerken van de verkiezingsresultaten waren de aanzienlijke vermindering van het electoraat van de KKE, de versterking van ND en Syriza en de doorbraak van Gouden Dageraad. Syriza kon haar positie verstevigen ondanks het feit dat ze duidelijk aangaf te willen regeren met een regeringsprogramma waarin alle radicale holle frasen van voor de verkiezingen van mei geschrapt waren. De CC stelt dat het werk van de partij in haar invloedssfeer en bij haar vrienden en sympathisanten ernstig is tekortgeschoten. De partij is er niet in geslaagd haar standpunten over de aard van de verkiezingen voor een burgerlijk parlement en de verkiezing van een regering in het raam van het algemene systeem duidelijk te maken. Het blijft nodig de KKE als oppositiekracht voor het volk 3 4
Laikos Orthodoxos Synagermos (Orthodox Volksalarm): rechtsnationalistische partij. Syriza of Coalitie van Radicaal-Links.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
balans na de verkiezingen van 6 mei en 17 juni 2012
79
en de arbeidersklasse te versterken. Maar men mag die verkiezingen niet als het allerbelangrijkste beschouwen zonder aandacht te hebben voor de ontwikkeling van de klassenstrijd. 2. Het verzet kende een massale deelname van de bevolking en nam dynamische vormen aan (meer dan 30 stakingen, massabetogingen, bezettingen, het niet betalen van de zware belastingen en andere lasten enzovoort). Toch heeft de strijd die zich ontplooide nadat de crisis uitbrak en verhevigde, niet geleid tot een beter begrip van de aard van de crisis. De oplossingen van de EU werden gevolgd, andere oplossingen zoals een eenzijdige annulering van de schuld en de socialisatie van de geconcentreerde productiemiddelen vonden geen gehoor. […] De aangroei van de arbeidersklasse en de middenklasse met nieuwe bevolkingsgroepen droeg bij tot de massale deelname aan de strijd. Die nieuwe groepen hadden echter niet de nodige politieke ervaring opgedaan en werden voornamelijk gedreven door het verlangen naar een nieuw bestuur dat de neergang zogezegd zou stoppen en hun onmiddellijke problemen zou oplossen. […]. De illusie van een onmiddellijke oplossing, zonder conflict en breuk met het kapitaal en de EU, werd binnen de arbeidersklasse verspreid. Het is belangrijk deze periode grondig te analyseren om er diepgaande conclusies uit te trekken over de politieke en ideologische strijd en over de band tussen de partij, de arbeidersklasse en de volksmassa. Er is dus een studie nodig met het oog op het uitwerken van de stellingen voor het 19e congres. […]. Op 6 mei vormden zich twee polen: een centrumrechtse rond ND en een centrumlinkse rond Syriza. Dat verklaart de verkiezingsresultaten van 17 juni. De pool rond Syriza werd versterkt doordat verschillende Pasok-instanties, meestal onder leiding van kaderleden uit de openbare sector, vroegere staatsondernemingen, banken en zelfs uit het staatsapparaat. Ook een deel van de lokale organisaties van Pasok stapte over, uit ongenoegen en desillusie, maar ook onder invloed van opportunistische posities bij groepen arbeiders en bedienden. […] De verkiezingen van juni waren getekend door een schaamteloze tussenkomst van de Europese Commissie, de VS, het IMF, de OESO en de internationale media. Ze wilden verhinderen dat het memorandum-kredietakkoord ter discussie werd gesteld op een ogenblik dat Spanje getroffen werd door een verscherpte crisis. Men verwachtte dat dit land en andere, zoals Italië en Cyprus, ook een aanvraag tot lening bij het IMF en de EU zouden indienen. […] De Griekse staat en de politieke partijen die de ‘eenrichtingsstraat van de EU’
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
80
marxistische stuDIEs • 100-2012
volgen, zijn betrokken bij de verschillende versies om de eurozone en de EU te ontwikkelen en bij de verschillende besparingsformules. Tegelijkertijd trachten ze duidelijk elke vorm van volksemancipatie af te houden, om een nieuw bipolair systeem op te bouwen gebaseerd op ND en Syriza. […] De verkiezingen hebben tekorten op lange termijn aan het licht gebracht. We hebben achterstand opgelopen bij het hergroeperen van de arbeidersbeweging, de versterking van de sociale bondgenootschappen en de opbouw van de partij in een context waarin het organiseren van de massa’s moeilijk was. Daardoor hebben we niet alle mogelijkheden die voorvloeiden uit de objectieve ontwikkelingen kunnen benutten. Deze taken vergen natuurlijk tijd, permanente inspanningen en een stabiele en uitgewerkte oriëntatie. Het Centraal Comité en het geheel van de leidende organen dragen hiervoor de hoofdverantwoordelijkheid. Maar uiteindelijk moet elke basisorganisatie van de partij ervoor zorgen dat ze onder de massa’s optreedt volgens onze principes; strijdvaardig is en bekwaam om krachten te bundelen die verschillende standpunten en een verschillend ervaringsniveau hebben, en vooral actiebereidheid vertonen. […] Het Centraal Comité was ook niet bekwaam om, in overeenstemming met de eisen van de strijd en haar eigen analyses, de partij te oriënteren naar een benadering die vooral gericht is op de jongeren en gebaseerd is op klassencriteria. Deze jongeren groeiden op in een context van een veralgemeende nederlaag van de arbeidersbeweging, van een diepe crisis van de communistische beweging en van pogingen om de communistische beweging te vervangen door een sociaaldemocratische, opportunistisch linkse beweging die tracht deel te nemen aan het burgerlijk bestuur. Het Centraal Comité was niet bekwaam om het werk van heel de partij te coördineren met de steun en de hulp van de KNE, de communistische jongerenorganisatie van de partij. Vooral op het vlak van opvoeding schoten we tekort. Het is precies op dat terrein dat het ideologisch offensief goed uitgewerkt is en het een belangrijke invloed uitoefent. […] Een belangrijk deel van onze sympathisanten is niet op de hoogte van de standpunten van de partij over regeringen die gevormd worden binnen het raam van het kapitalistische systeem, over de ontwikkelingen in de EU, over de relatie tussen economie en politiek, over de aard van de kapitalistische economische crisis of over de volksmacht. Hieruit volgt dat de krachten van de partij zich
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
balans na de verkiezingen van 6 mei en 17 juni 2012
81
moeten bekwamen en zich erop moeten toeleggen om beter de standpunten van de partij en haar strategie uit te leggen. Het Centraal Comité, en meer in het bijzonder het Politiek Bureau, heeft op een onaangepaste en ontoereikende wijze de noodzaak beklemtoond om constant ervoor te zorgen dat dankzij de propaganda van de partij het klassenbewustzijn niet afgeleid wordt naar ogenschijnlijk onschuldige kanalen met uitgebreide en gevarieerde manipulatiemechanismen. De partijpropaganda is niet levendig. In de propaganda vinden we niet genoeg voorbeelden uit de praktijk van de beweging en de sectoren. […] De zelfkritiek van het Centraal Comité verwijst naar levendige propagandavormen die de dialoog en de deelname vergemakkelijken en zich niet beperken tot het passief kijken naar tv-programma’s die de rijkdom van onze standpunten, de argumenten ervoor en de gebruikte criteria niet kunnen weergeven. De rol van het internet, als middel om de jeugd te informeren en als werktuig om de partij aan te vallen, werd ook onderschat. 4. Het Centraal Comité stelt vast dat de algemene politieke lijn bij de verkiezingen inging op de aard van de crisis en op de beste uitweg voor het volk, terwijl er nieuwe antiarbeidersmaatregelen werden getroffen, los van de manoeuvres van de nieuwe regering. Het Centraal Comité heeft niet op tijd opgemerkt hoe groot de algemene verzwakking van de twee regeringspartijen was, hoe zeer Pasok ineenstortte, hoe Syriza groeide en hoe die partij zich wapende om de partij aan te vallen. […] Het Centraal Comité heeft niet voldoende aandacht besteed aan het feit dat voor de eerste keer, in vergelijking met vorige verkiezingen, het moegetergde volk moest kiezen tussen een regering gebaseerd op de ND of de Pasok en een regering gebaseerd op de zogenaamde ‘linkse coalitie’ van Syriza met de KKE en Democratisch Links. Syriza riep hiervoor het valse argument in de 50 bonuszetels.5 Volgens het CC ligt het bijzonder ingewikkelde en moeilijke karakter van de verkiezingen vooral na 6 mei en niet ervoor; daarom bestempelt het de verkiezingen van juni als de moeilijkste van de voorbije 40 jaar. Het Centraal Comité trekt hieruit het besluit dat het na 6 mei onmiddellijk een electoraal kader had moeten vastleggen. Het had prioriteit moeten geven aan het front tegen de illusie van de ‘linkse regering’ en passende slogans moe5
De partij die de verkiezingen wint ontvangt in het Griekse parlement 50 bonuszetels. De 250 overige zetels worden nadien proportioneel verdeeld.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
82
marxistische stuDIEs • 100-2012
ten uitwerken en formuleren. Het heeft er niet tijdig op gewezen dat Syriza het nieuwe politieke instrument van de sociaaldemocratie is, dat systematisch probeert om binnen te dringen in het kiespubliek van de partij. Het Centraal Comité beantwoordde niet op een adequate manier de vraag hoe de KKE een regering van de volksmacht ziet, hoe de politieke strijd een uitweg kan bieden en welke voorafgaande voorwaarden hiervoor vereist zijn. Dan hadden de kiezers immers kunnen begrijpen waarom de KKE niet deelneemt aan een burgerlijke regering die aan crisismanagement doet, aan een regering die handelt binnen het raam van het systeem, dus binnen de kapitalistische structuur. De partij had haar standpunt over een volksregering vroeger en breder moeten propageren. Zo had ze offensief kunnen optreden en kunnen antwoorden op het systematische, misleidende en verraderlijke argument dat de KKE weigert regeringsverantwoordelijkheid op te nemen. Het Centraal Comité had bij de eerste verkiezingen aan de alarmbel moeten trekken en de partij ervoor moeten waarschuwen dat ze het gevaar liep stemmen te verliezen door de systematische en georganiseerde inspanningen van het systeem om de partij te verzwakken. Het riep de partijleden en de basis niet voldoende op tot waakzaamheid en argwaan. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men tijdens de verkiezingsperiode met een gepaste tactiek de reformistische stroming voor een regering die aan crisismanagement doet, had kunnen keren. […] Verschillende vrienden en sympathisanten van de partij, maar ook een klein deel van de partijleden merkten op dat de partij tijdens de informatieronde zelf een regering had moeten voorstellen. Syriza zou die onmiddellijk hebben verworpen omdat zo’n regering de kwestie van de uittreding, van de eenzijdige annulering van de schuld, van de breuk met de keuzes van de EU en de monopolies op tafel zou hebben gelegd. Zij stellen dat op die manier Syriza het initiatief niet zou behouden hebben. Het Centraal Comité stelt dat de partij juist handelde door tijdens de informatieronde geen discussie met Syriza te aanvaarden. De partij mag en moet niet deelnemen aan activiteiten die nog meer verwarring zaaien over de aard van deze formatie en die geen conflict of breuk met de monopolies en de imperialistische bondgenootschappen tot doel hebben. De doorbraak van Syriza bij de verkiezingen bewijst dat het burgerlijke systeem over alternatieve regeringsplannen beschikt.
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
balans na de verkiezingen van 6 mei en 17 juni 2012
83
5. Het Centraal Comité stelt dat de twee electorale veldslagen, ondanks de aangehaalde tekortkomingen en de verliezen, toch ook een positief aspect hebben. De partij heeft immers belangrijk werk geleverd om de twee mogelijke wegen, het karakter van de kapitalistische crisis, de kwestie van de arbeiders- en volksmacht en de positie van de partij over de deelname aan een burgerlijke regering bekend te maken. In deze strijd zwom de KKE tegen de stroom in, onder bijzonder moeilijke en ingewikkelde omstandigheden. Ze werd ook geconfronteerd met onvolkomenheden, tekortkomingen en achterstand. Ze zal die moeten bekampen omdat de komende periode de uitdagingen voor de strijd nog sterk zullen toenemen. Het Centraal Comité heeft een programma uitgewerkt voor de partijactiviteiten in de komende periode. De partijorganisaties zullen dat programma verder verbeteren. Het Centraal Comité roept alle leden van de partij en de jeugdorganisatie op om, samen met de vrienden en sypathisanten van de partij en andere militanten, in de frontlijn van de strijd te staan, zodat we de krachten kunnen bundelen en in de tegenaanval kunnen gaan. Hierbij moeten we ons concentreren op de bedrijven en de sectoren op lokaal, nationaal en vakbondsniveau, conform onze plicht om de arbeidersbeweging te verenigen. Wij moeten onze deskundigheid verhogen, zodat we onze strategie beter kunnen uitleggen en ze kunnen verbeteren. We moeten de strijd voeren en daarbij rekening houden met de verscherping van de sociale tegenstellingen in het algemeen en met elk probleem afzonderlijk. In dat kader moeten wij er vóór alles werk van maken om, uitgaande van onze zienswijze, voor alle sectoren standpunten uit te werken over de sociale problemen, de werkloosheid, de gezondheidszorg en geneesmiddelen, de plundering van de magere inkomens van het volk door nieuwe belastingen, de privatiseringen, het onderwijs, de gezondheidszorg en andere ernstige problemen waarmee de arbeidersklasse, de kleine zelfstandigen en de arme landbouwers in alle sectoren, streken en bedrijven te kampen hebben. […]
| Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis |
84
Fusheng Xie, An Li en Zhongjin Li
Guojinmintui: China debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom De economische wereldcrisis, die begon met de crash van de subprime-leningen in de VS in 2007, diende de Chinese privé-economie en vooral de exportgerichte sector een zware opdoffer toe. De overheidsondernemingen daarentegen gaven na de strategische herstructurering op last van de 4e Plenaire Zitting van het 15e Centraal Comité van de Communistische Partij van China (CPC) in 1999 blijk van een zeer hoge rentabiliteit. Recent hebben aardig wat overheidsbedrijven privéondernemingen opgeslokt, hetzij door fusie hetzij door aankoop. Na het uitbreken van de crisis werd de kolenindustrie gereorganiseerd en een stimuluspakket van 4 biljoen yuan (586 miljard dollar) toegekend. Dat gaf de aanzet tot een breed debat onder Chinese intellectuelen, zakenlui, partijkaders en overheidsfunctionarissen over guojinmintui, wat letterlijk betekent: een expansieve overheidssector en een inkrimpende privésector. De initiatiefnemers van dit debat zijn de rechtse elites, de trouwe volgelingen van het marktfundamentalisme, die in China steeds meer invloed verwerven. Ze stellen hervormingen gelijk met een terugtrekking van de overheidseconomie. Dit idee wordt via een waaier van kanalen verspreid en wordt nu ruim aanvaard door academici, zakenlui, de media en zelfs door belangrijke regeringsfunctionarissen. Het debat won nog aan intensiteit toen overheidsfunctionarissen zich erin mengden om guojinmintui te verdedigen en linkse universitairen de rechtse beschuldigingen aan het adres van de overheidseconomie begonnen te weerleggen.
Fusheng Xie (
[email protected]), School voor Economische Wetenschappen, Renmin Universiteit van China, Beijing. An Li (
[email protected]) en Zhongjin Li (
[email protected]) werken aan het Department Economische Wetenschappen van de Universiteit van Massachusetts, Amherst? Verenigde Staten van Amerika. Dit artikel verscheen voor het eerst in Science & Society, Vol. 76, nr. 3, juli 2012, p. 291-318. Zie: http:// www.scienceandsociety.com/. Het laatste deel van dit artikel werd aanvankelijk geschreven voor het Zesde Forum van de Wereldvereniging voor Politieke Economie van 27-29 mei 2011 aan de universiteit van Massachusetts Amherst. De auteurs bedanken de aanwezigen voor hun commentaar. Zij zijn eveneens veel dank verschuldigd aan David M. Kotz en David Laibman voor hun suggesties en aan zes anonieme beoordelaars die een vorig ontwerp van dit artikel becommentarieerden. Mogelijke fouten zijn voor rekening van de auteurs. Deze vertaling voor Marxistische Studies werd ingekort door de redactie.
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
85
Deze nieuwe debatronde over de eigendomsstructuur is niet zuiver academisch. Ze weerspiegelt en beïnvloedt veeleer de klassenstrijd in China en focust op de vraag of China het socialistisch economisch systeem moet en kan handhaven. Bovendien raakt ze ook aan het karakter en de positie van de Chinese overheidsondernemingen en de toekomstige richting van de Chinese hervorming. Het gaat om een debat onder de nieuwe belangengroepen die in de loop van die hervorming zijn tot stand gekomen. Het resultaat zou een invloed moeten uitoefenen op de mate waarin China in de toekomst het socialisme kan handhaven.
De vloek van rechts: guojinmintui is allesbehalve aanvaardbaar Rechtse academici gaven in 2009 het startschot voor de nieuwe debatronde over de eigendomsstructuur. Hieronder volgt een overzicht van de argumenten en standpunten van rechts. Eerst en vooral beweert rechts dat guojinmintui een feit is. In november 2009 organiseerde het Unirule Instituut voor Economie een academisch forum. Unirule wordt financieel gesteund door de Fordstichting en is China’s invloedrijkste niet-gouvernementele economische denktank. Op dat forum beweerde Shuguang Zhang, de voorzitter van het academisch comité, op afkeurende toon dat de overheidssector zich uitbreidde van industrieën met een natuurlijk monopolie1 tot competitieve industrieën.2 Veel invloedrijke rechtse krachten namen die gedachte over. Ten tweede, zegt rechts, is guojinmintui een pas achteruit, want het pleegt verraad aan de initiële doelstelling van de hervorming: de ‘vermarkting’. In een zuivere markteconomie moeten de bedrijven eigendom zijn van de privésector en tot doel hebben winst te maken. Overheidsondernemingen zijn een bedenksel van de marxistische theorie, gebaseerd op Marx’ persoonlijke opvatting. De door Marx geïnspireerde overheidsondernemingen van na de Tweede Wereldoorlog zijn mislukt.3 De graad van vermarkting moet worden gezien als de 1
2
3
Een natuurlijk monopolie is een monopolie dat zich voordoet als er bij de productie van bepaalde goederen schaalvoordelen blijven optreden, welke omvang de productie ook heeft. Hoe meer een bedrijf uitbreidt, hoe meer de gemiddelde en marginale kosten dalen. In een dergelijke situatie is het efficiënter dat de markt in handen is van één producent dan van twee of meer. Deze ene producent kan echter wel, als monopolist, een prijs zetten die veel hoger is dan de gemiddelde of marginale kosten. Chen Weiwei, 2010. “Summary of the Conference on the Influences of Guijinmintui on Economy and Society” [Guojinmintui Dui Jingji Shehui De Yinxiang Xueshu Yantaohui Ceji]. Teahouse for Sociologists [Shehuixuejia Chazuo], nr. 1. Chen 2010, ibidem.
| Debat |
86
marxistische stuDIEs • 100-2012
belangrijkste aanwijzer voor het succes of de mislukking van de economische hervorming.4 Ten derde beweren de rechtse krachten dat overheidsondernemingen beschikken over een ‘bestuurlijk’ monopolie5 en een monopolie over de natuurlijke rijkdommen, en dat is niet in overeenstemming met het principe van de vrije concurrentie. Bijgevolg, zo zeggen ze, hebben die ondernemingen monopoliewinsten gemaakt. Zhigang Yuan, decaan van de School voor Economische Wetenschap van de Fudan universiteit van Shanghai, beschuldigt de overheidsondernemingen ervan enorme winsten te maken dankzij hun monopolie over productiefactoren en hun controle over upstream sectoren6 zoals elektriciteit en transport.7 Talrijke gekende privé-ondernemers klagen erover dat de overheidsondernemingen de privéondernemingen hebben beroofd van de beste winstmogelijkheden. Ten vierde oefent guojinmintui een nadelige invloed uit op heel de economie. Zowat alle rechtse intellectuelen beschrijven de overheidsondernemingen als ondernemingen die gerund worden door functionarissen of bureaucraten terwijl de privé-ondernemingen gerund worden door de massa’s. Op die manier vervangen ze de tegenstelling tussen de twee door een tegenstelling tussen de regering en de massa’s. Verder beweren ze ook nog dat de overheidsondernemingen de privé-economie beletten te investeren en winst te maken. Jinglian Wu, een bekend lid van het Permanent Comité van de Politieke Consultatieve Conferentie van het Chinese Volk, bestempelde bijvoorbeeld de door de overheidsondernemingen gedomineerde industrieën als ‘dikke vriendjes’-kapitalisme waarin politieke en economische macht en partijmacht waren geïntegreerd.8 Anderen betichtten de overheidsondernemingen ervan speciale belangengroepen of machtige kapitaalgroepen te zijn.9 Al geruime tijd hebben de rechtse elites ongegeneerd kunnen pleiten voor de terugtrekking van overheidsondernemingen uit de competitieve industrieën zodat de markthervorming kan weg georiënteerd worden van guojinmintui. Siwei Cheng en 4 5 6 7
8 9
Du Guang. 2010. “The Determinants and the Origin of Guojinmintui” [Guojinmintui De Weihai He Genyuan]. China Through the Ages [Yanhuang Chunqiu], nr. 3. Bestuurlijk monopolie: regeringsinstellingen maken gebruik van hun macht om tussen te komen in de concurrentie, vooral dan op interprovinciaal en interregionaal vlak. Upstream/downstream: upstream betekent prospectie, ontginning en productie; downstream: distributie en verkoop. Yuan Zhigang, en Ting Shao. 2010. “The Historical Position, Function and Further Reform of SOEs” [Guoyou Qiye De Lishi Diwei, Gongneng Ji Jinyibu Gaige]. Academic Monthly [Xueshu Yuekan], Nr. 1. Wu Jinglian, 2009. “Guojinmintui Is Not Good” [Guojinmintui Bushi Yige Hao Qingkuang]. First Financial Daily [Diyi Caijing Ribao], 26 oktober 2009. Chen, 2010, ibidem; Y. Xu, 2009.
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
87
Mengfu Huang, twee vicevoorzitters van het Permanent Comité van het Nationaal Volkscongres, herhaalden dat het 15e Nationaal Congres van de CPC al duidelijk de actieradius van de overheidsondernemingen had beperkt tot bepaalde industrieen die nauw verbonden waren met het nationaal welzijn en het levensonderhoud van de bevolking.10 David D. Li, lid van China’s Comité voor het Muntbeleid van de Centrale Bank, stelde voor dat China na de crisis de hervormingen verder zou uitdiepen en het probleem van guojinmintui rechtstreeks zou oplossen door de overheidsondernemingen te privatiseren.11 Jingyuan Kong, algemeen directeur van het Departement Hervorming van het Economisch Systeem van het Comité voor Nationale Ontwikkeling en Hervorming, beklemtoonde dat een op het volk gebaseerde economie het eerste en belangrijkste deel van de economie moest zijn, waarbij ‘op het volk gebaseerd’ gelijk staat met ‘privé’.12 China moet volgens hem de privé-economie krachtig aansporen en de overheidsbedrijven beperken tot die sectoren waar de markt niet op winstgevende manier kan functioneren.
Het officiële standpunt: guojinmintui is een tijdelijk verschijnsel De valse beschuldigingen van de rechtse krachten via de massamedia doen bij velen de vraag rijzen of de overheidsondernemingen nog wel een bestaansreden hebben. En dus begonnen regeringsfunctionarissen de kritiek op guojinmintui te weerleggen. Hieronder volgen hun argumenten. Ten eerste: dat er sprake zou zijn van een trend naar guojinmintui, berust niet op feiten. Op het Forum van Chinese Economisten in 2009 stelde Jiantang Ma, directeur van het Nationaal Bureau voor Statistiek, onderstaande tabel voor. Uit Tabel 1 blijkt dat van 2005 tot en met 2009 het aantal ondernemingen in overheidseigendom en met overheidsparticipatie in vergelijking met het totale aantal ondernemingen, met de bruto industriële productiewaarde, de totale activa, de totale belastingen en de gezamenlijke tewerkstelling dalen, terwijl het aantal ondernemingen in privéhanden of niet in overheidseigendom aanzienlijk steeg. Jiantang Ma suggereerde dat de Chinese reorganisatie van de ondernemingen en van de industriële heropbouw veeleer moest gericht zijn op de capaciteit 10 Y. Xu, 2009; Xu Kexin, 2009. “Mengfu Huang Says ‘Guojinmintui’ Appears in Certain Sectors” [Quanguo Gongshanglian Zhuxi Huangmengfu: Bufen Hangye Yi Chuxian “Guojinmintui”]. First Financial Daily [Diyi Caijing Ribao], 23 september 2009. 11 Li Daokui, 2009. “Solving the Problem of Guojinmintui Should Be Emphasized in the Post-Crisis Era” [Hou Weiji Shidai Yao Zhongdian Jiejue Guojinmintui Wenti]. http://news.hexun.com/200909-10/121037394.html. 12 Y. Xu, 2009, ibidem.
| Debat |
88
marxistische stuDIEs • 100-2012
van de ondernemingen en niet zozeer op de samenstelling van de eigendomsstructuur.13 Later in hetzelfde jaar benadrukte hij nog dat de gegevens van het nationaal overzicht geen bewijs waren van guojinmintui, hoewel hij toegaf dat dit verschijnsel zich wel had voorgedaan in 2008 en 2009.14 In 2010 wees Qizheng Zhao, woordvoerder van de Politieke Consultatieve Conferentie van het Chinese Volk, op het feit dat privéondernemingen een hogere groeivoet realiseerden dan de overheidsbedrijven en ondernemingen met overheidsparticipatie, gemeten in termen van de groeivoet van de toegevoegde industriële waarde (18,7% tegen 6,9%), de totale activa (20,1% tegen 14%), het aantal werknemers (5,3% tegen 0,8%) en de totale winst (17,4% tegen -4,5%). Op basis van deze vergelijkingen noemde hij de alarmkreten in de media rond guojinmintui zeer misleidend.15 Er is ook onvoldoende hard bewijs dat guojinmintui een langetermijnstrategie of beleidsdoelstelling van de regering zou zijn geweest. Uit case studies blijkt dat overheidsondernemingen, ondanks hun overheids- of partijachtergrond, in de meeste gevallen de regels van de markt respecteren wanneer ze uitbreiden. Economische kwesties politiseren slaat nergens op. Dongjing Wang, decaan van het Departement Economie van de Partijschool van het Centraal Comité van de CPC, gaf volgend voorbeeld: toen de overheidsonderneming IJzer en Staalgroep Shandong de privéonderneming IJzer en Staalfabriek Rizhao opslorpte, nam die laatste maar wat graag het aanbod aan (en was daartoe dus niet gedwongen) omdat de dalende prijs van haar overproductie aan ijzererts en milieuverwante kwesties haar op de rand van de afgrond hadden gebracht.16 Ping Chen, hoogleraar economie aan de universiteit van Beijing, beoordeelde het faillissement van de privéonderneming East Star Airlines als een normaal verschijnsel in een markteconomie, dat niets te maken had met guojinmintui. Het weerspiegelde enkel dat regeringen en banken overal ter wereld grote ondernemingen te hulp komen.17 Het lag nooit in de bedoeling van de overheid privéondernemingen uit te sluiten, integendeel, ook van hen werd verwacht dat ze zouden groeien.
13 Ma Jiantang, 2009a. “Guojinmintui Does not Exist in China’s Economy” [Zhongguo Jingji Bu Cunzai Guojinmintui]. http://www.eeo.com.cn/Politics/official/ 2009/11/24/156476.shtml. 14 Ma Jiantang, 2009b. “General Survey Data Do not Support Guojinmintui in General” [Pucha Shuju Zongtishang Bu Zhichi Guojinmintui Xianxiang]. http://news.cctv.com/ china/20091225/102400.shtml. 15 Zhao Qizheng, 2010. “State-Owned and Non-State-Owned Economies Shall Develop Together” [Guoyou Yu Feigong Jingji Biyiqifei]. http://www.chinanews.com.cn/gn/ news/2010/03-03/2147860. shtml. 16 Wang Dongjing, 2009. “Guojinmintui Is Nothing More than an Alarmism” [Guojinmintui Buguoshi Weiyansongting]. Economic Information Daily [Jingji Cankao Bao], 24 november 2009. 17 Ren Zhen, 2010. “Analyze the True and False Statements of ‘Guojinmintui’” [Jiexi “Guojinmintui” Lunduan Zhenwei]. Enterprise Civilization [Qiye Wenming], nr. 2.
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
89
Tabel 1. Indicatoren van de eigendomsstructuur: 2005-2009 [a] Indicatoren
Soort onderneming O.E./O.P. [b]
Aantal ondernemingen
N.O.E. [b] Privé [b]
Bruto industriële productiewaarde (100 miljoen yuan)
Totale activa (100 miljoen yuan)
Totale winst (100 miljoen yuan)
Totale belastingen (100 miljoen yuan) Jaarlijkse gemiddelde tewerkstelling
O.E./O.P. N.O.E. Privé O.E./O.P. N.O.E. Privé O.E./O.P. N.O.E. Privé O.E./O.P. N.O.E. Privé O.E./O.P. N.O.E.
(10,000 personen)
Privé
2005
2006
Jaar 2007
2008
2009
27477 (10,11) [c] 244358 (89,89) 123820 (45,55) 83749,92 (33,28) 167869,58 (66,72) 47778,2 (18,99) 117629,61 (48,05) 127154,64 (51,95) 30325,12 (12,39) 6519,75 (44,04) 8282,79 (55,96) 2120,65 (14,33) 5387,37
24961 (8,27) 277000 (91,73) 149736 (49,59) 98910,45 (31,24) 217678,51 (68,76) 67239,81 (21,24) 135153,35 (46,41) 156061,16 (53,59) 40514,83 (13,91) 8485,46 (43,51) 11018,98 (56,49) 3191,05 (16,36) 6428,4
20680 (6,14) 316088 (93,86) 177080 (52,58) 119685,65 (29,54) 285491,48 (70,46) 94023,28 (23,21) 158187,87 (44,81) 194849,5 (55,19) 53304,95 (15,10) 10795,19 (39,75) 16359,99 (60,25) 5053,74 (18,61) 7785,54
21313 (5,00) 404800 (95,00) 245850 (57,70) 143950,02 (28,34) 363498,23 (71 ,66) 136340,33 (26,88) 188811,37 (43,78) 242494,18 (56,22) 75879,59 (17,59) 9063,59 (29,66) 21498,78 (70,34) 8302,06 (27,16) 8504,09
20510 (4,72) 413854 (95,28) 256031 (58,94) 146630 (26,74) 401681,42 (73,26) 162026,18 (29,55) 215742,01 (43,70) 277950,85 (56,30) 91175,6 (18,47) 9287,03 (26,89) 25255,19 (73,11) 9677,69 (28,02) Niet beschikbaar Niet be-
(48,50)
(46,26)
(43,68)
(38,10)
5719,98
7467,93
10039,93
13816,18
(51,50)
(53,74)
(56,32)
(61,90)
1715,38
2420,43
3494,27
5502,37
(15,44)
(17,42)
(19,60)
(24,65)
1874,85 (27,19) 5021,11 (72,81) 1692,06 (24,54)
1804 (24,52) 5554,43 (75,48) 1971,01 (26,79)
1742,99 (22,13) 6132,21 (77,87) 2252,91 (28,61)
1794,1 (20,30) 7043,53 (79,70) 2871,89 (32,50)
schikbaar Niet beschikbaar 1803,37 (20,42) 7027,85 (79,58) 2973,34 (33,67)
Bron: Statistieken van het ministerie van Industrie en Transport, Nationaal Bureau van de Statistiek van China, 2009; Nationaal Bureau van de Statistiek van China, 2010 [a]. Opm.: [a] De gegevens slaan op industriële ondernemingen waarvan de jaarlijkse opbrengst uit hun voornaamste activiteit groter is dan 20 miljoen yuan. [b] O.E. en O.P. verwijzen naar industriële ondernemingen respectievelijk in overheidseigendom en met overheidsparticipatie. N.O.E. verwijst naar ondernemingen die niet het eigendom zijn van de overheid; het gaat dus zowel om privéondernemingen als andere N.O.E.-ondernemingen. De gegevens voor de industriële N.O.E.-ondernemingen worden bekomen door aftrekking van de gegevens van de O.E./O.P.-ondernemingen van de gegevens van alle industriële ondernemingen van bovenvermelde omvang. [c] De getallen tussen haakjes zijn percentages van het totaal. Bijvoorbeeld: in 2005 was 10,11% van alle industriële ondernemingen van bovenvermelde omvang eigendom van de staat of er was sprake van overheidsparticipatie, 89,89% was niet het eigendom van de staat, 45,55% was in privéhanden enzovoort.
| Debat |
90
marxistische stuDIEs • 100-2012
Bovendien zijn overheidseigendom – en overheidsondernemingen – niet uniek voor socialistische landen, en evenmin specifiek voor China. Integendeel, zij komen voor in veel landen met een markteconomie. Xiaonan Ji, die aan het hoofd staat van de Toeziende Raad voor de grootste overheidsondernemingen van de Chinese Overheidsraad, verklaarde dat er in China’s marktgeoriënteerde hervorming en in het inhaalproces, alsook in de verbetering van het macroeconomisch controlemechanisme en de uitbouw van een evenwichtige relatie tussen hervorming, ontwikkeling en stabiliteit een rol is weggelegd voor de overheidssector.18 Volgens Angang Hu van de Tsinghua universiteit zijn de nationale voorwaarden van die aard dat de overheidsondernemingen moeten groeien; China zou immers moeilijk de ontwikkelde landen kunnen inlopen als het alleen zou rekenen op de privéondernemingen. Hoewel veel overheidsfunctionarissen het eens zijn over het belang van overheidsondernemingen, verschillen ze heel erg van mening over de manier waarop die in de toekomst strategisch moeten worden geherstructureerd om de economische ontwikkeling aan te zwengelen. Xiaonan Ji pleitte tegen het opsplitsen van overheidsbedrijven om ze daarna over te dragen naar de privé. Dat zou immers de economische basis van het socialisme met Chinese kenmerken, namelijk de openbare eigendom, in het gedrag brengen, wat uiteindelijk tot privatisering zou leiden. Om grote overheidsbedrijven aantrekkelijk te maken voor diverse investeerders, om ze uit te rusten met een betere bestuursstructuur en betere werkingsmechanismen, zouden ze moeten omgevormd worden tot gemengde bedrijven met overheidsparticipatie. De regering zou het marktmechanisme moeten volgen door de fusie- en aankoopactiviteiten van overheidsondernemingen te promoten.19 Dongjing Wang beweerde dan weer dat overheidsbedrijven zich geleidelijk uit de competitieve sectoren moeten terugtrekken.20
De antwoorden van links: guojinmintui vertegenwoordigt de weg naar het socialisme In antwoord op de kritiek van de rechtse krachten op guojinmintui en de oproep dat de overheidseconomie zich volledig uit de competitieve sectoren zou
18 Ji Xiaonan, 2010. “Analyze and Understand the Current Discussion on ‘Guojinmintui’ Correctly” [Zhengque Fenxi He Renshi Dangqian “Guojinmintui” De Taolun]. China Review of Political Economy [Zhengzhi Jingjixue Pinglun], nr. 3. 19 Ji, 2010, ibidem. 20 D. Wang, 2009, ibidem.
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
91
terugtrekken, hebben tal van marxistische economisten aan Chinese universiteiten en sommige ‘Nieuwe Linksen’ een aantal argumenten geformuleerd. Ten eerste: guojinmintui geeft een vals beeld van de veranderingen in de Chinese economie. Het actuele probleem in China is guotuiminjin – een groeiende privésector en een inkrimpende overheidssector. Rui Liu van de School voor Economische Wetenschap van de Renmin universiteit merkte op dat het aandeel van de overheidsondernemingen in het totale aantal daalde, hoewel meerdere indicatoren erop wezen dat ze wel groei realiseerden. Daar staat tegenover dat zowel het aantal als het percentage privéondernemingen stijgt.21 Yu Zhang, ook van deze school, stelde vast dat de heersende tendens tegengesteld is aan guojinmintui. Als het aandeel van de openbare eigendomseconomie blijft dalen, zal de dominante rol van de openbare eigendom en de overheidseconomie worden ondergraven en uiteindelijk ook het socialistisch systeem worden vernietigd.22 Ten tweede: de rechtse krachten hebben openlijk en doelbewust de geest van de officiële documenten van de Chinese regering verkeerd geïnterpreteerd. Ze haalden de begrippen ‘overheidseigendom’ en ‘privé-eigendom’ door elkaar met de bedoeling ruzie te stoken tussen de regering en de volksmassa’s. Volgens Xiaolin Xia, een onderzoeker van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Onderzoek, was er in geen enkele resolutie van het 15e Nationaal Congres van de CPC een woord te vinden over een terugtrekking van de overheidsondernemingen uit competitieve sectoren. Volgens Xia manipuleerden sommige economisten en ook partij- en regeringsleiders de ideeën in de regeringsdocumenten om hun eigen doelstelling van privatisering van de economie te legitimeren, wat er duidelijk op wees dat de ideologische meningsverschillen binnen de CPC en de regering niet langer binnenskamers bleven.23 Xincheng Zhou van de School voor Marxisme van de Renmin universiteit zei dat de rechtsen de overheidseconomie enkel vervloekten om hun eigen privatiseringsbelangen te rechtvaardigen.24
21 Liu Rui. 2010. “The Role of SOEs in Macro Control from the Perspective of the Debate on ‘Guojinmintui’” [Cong “Guojinmintui” Zhizheng Kan Guoqi Zai Hongguantiaokong Zhong De Zuoyong]. China Review of Political Economy [Zhengzhi Jingjixue Pinglun], nr. 3. 22 Zhang Yu, 2010a. “Several Current Controversial Problems of the State-Owned Economy” [Dangqian Guanyu Guoyou Jingji De Ruogan Zhengyixing Wenti]. Economic Information [Jingjixue Dongtai], nr. 6. 23 Xia Xiaolin. 2010. “Famous Public Figures Keep On Making Up the Ideas of Central Government Documents” [Zhuming Gongzhong Renwu Jie’erliansan Duzhuan Zhongyang Wenjian Guandian]. Hongkong Fax [Xianggang Chuanzhen], nr. 7. 24 Zhou Xincheng, 2010 “The Essence of ‘Guojinmintui’ is Privatization” [“Guojinmintui” De Shizhi Shi Siyouhua]. China Spirit [Zhonghua Hun], nr. 10.
| Debat |
92
marxistische stuDIEs • 100-2012
Ten derde: rechts overdrijft het monopolie van de overheidseconomie en zet zo de zaken op hun kop. Volgens Yu Zhang was het monopolie een onvermijdelijk resultaat van de toenemende graad van socialisering van de productie en is er geen rechtstreeks verband tussen overheidsondernemingen en monopolie. Daartegenover staat dat het monopolie wel dominant aanwezig was in de privé-economie. Met relevante gegevens toonde hij aan dat de winsten van de overheidsondernemingen het gevolg waren van de structurele aanpassing en de institutionele innovatie van de overheidseconomie en niet van haar monopoliepositie. Hadden de overheidsondernemingen zich teruggetrokken, dan zou hoogstwaarschijnlijk het transnationale monopoliekapitaal de Chinese natuurlijke rijkdommen en markten hebben gedomineerd.25 Ook Xincheng Zhou was van mening dat de rechtse krachten de controlemacht van de overheidsondernemingen verwarden met een monopoliepositie en voegde eraan toe dat ‘groot zijn’ niet hetzelfde is als “over een monopolie beschikken”. Dankzij de controlemacht van de overheidseconomie kan China zich handhaven in de internationale concurrentiestrijd; grote en sterke overheidsbedrijven zijn de economische grondslag van het Chinese socialisme. Dat is de reden waarom de overheidseigendom wordt beschouwd als de steunpilaar van het Chinese socialisme.26 Songlin Yang, een onderzoeker van het Centrum voor Chinese Wereldzaken van de universiteit van Beijing, zei dat overheidsondernemingen rond 2007 vooral actief waren in de bevoorrading van tabak, petrochemie, water, elektriciteit en verwarming en in de fabricage van transportmiddelen. Het aandeel van de overheidsondernemingen in de competitieve sectoren is geslonken. Ondertussen bezitten privébedrijven en buitenlandse ondernemingen al het leeuwendeel van de bouw- en vastgoedsector alsook van de tertiaire sector met uitzondering van financiën, de post, de telecommunicatie, de spoorwegen en het transport. Aangezien verschillende sectoren ook een verschillend marktklimaat en verschillende grondstoffenvereisten hebben, kunnen overheidsondernemingen onmogelijk concurreren met privéondernemingen en hun de toegang tot de natuurlijke rijkdommen en de markten beletten.27 In strategische sectoren die over een natuurlijk monopolie beschikken en van essentieel belang zijn voor de nationale veiligheid, gaat het dus niet zozeer over het monopolie op zich maar veeleer over wie er de controle over heeft.28 25 Y. Zhang, 2010b, “The Fallacies of the Claims on SOE Monopoly” [Guoyou Qiye Longduanlun De Miuwu]. China Review of Political Economy [Zhengzhi Jingjixue Pinglun], nr. 1. 26 Zhou, 2010, ibidem. 27 Yang Songlin, 2010. “Who Constrains the Development of Chinese Private Enterprises?” [Shi Shui Weidu Le Zhongguo Siying Qiye?]. Observe and Communicate [Guancha Yu Jiaoliu], nr. 7. 28 Liu Guoguang, 2007. “Considerations on the Relationships Between Distribution and Ownership Structure” [Guanyu Fenpei Yu Suoyouzhi Guanxi Ruogan Wenti De Sikao]. Theoretical Front in
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
93
Ten vierde: vandaag de dag gelooft zowat iedereen dat de overheidseconomie niet efficiënt werkt, ook al klopt dat niet met de feiten. Dat geloof is gebaseerd op twee kernideeën. Ten eerste zijn de overheidsondernemingen, in de afwezigheid van een duidelijk omschreven eigendomsrecht, gedoemd te lijden onder de principal-agent- en de free-riderproblematiek.29 Ten tweede dat managers van overheidsbedrijven – die qua budget niet zo strak gebonden zijn – inefficiënte beslissingen nemen. Volgens Fusheng Xie doen deze problemen zich ook voor in kapitalistische ondernemingen en zijn ze in de sociale arbeidsverdeling van een markteconomie onvermijdelijk.30 Guoguang Liu geeft toe dat de overheidseconomie in vergelijking met de privé-economie ongetwijfeld in het voordeel is op macro-economisch vlak. De overheidseconomie kan beter groei promoten en werkzekerheid en sociaal welzijn bieden. De problemen van budgetstimulus en -beperking kunnen evengoed in de overheidseconomie opgelost worden als in de privé-economie. De daling van de rentabiliteit van de overheidsondernemingen, te wijten aan de te hoge onkosten tijdens de sociale hervorming, is tijdelijk en kan door een beleidsverandering worden omgekeerd zonder dat daarom aan de eigendomsstructuur moet worden getornd.31 Bovendien is de verschuiving van de klemtoon naar privé-eigendom de basisoorzaak van de stijgende inkomensongelijkheid in China. De rechtse krachten schrijven de groeiende kloof toe aan de opkomst van een elitaire klasse in de overheidsondernemingen die over een monopolie beschikken. Het merendeel van de publieke opinie gelooft dat. Guoguang Liu gaf toe dat er onmiskenbaar een speciale klasse bestaat in de overheidseconomie, maar voegde eraan toe dat het probleem zelf voortkwam uit de overgang naar een markteconomie, en niet zozeer uit factoren die inherent zijn aan de ontwikkeling van de overheidseconomie op zich. In de periode van de planeconomie waren brede inkomenskloven zeldzaam. Dat ze nu domineren is te wijten aan de invloed van de neoliberale ideologie en het neoliberale beleid, en het komt vooral doordat de overheid Higher Education [Gaoxiao Lilun Zhanxian], nr. 10; 2010 “Several Issues Regarding China’s Socialist Political Economy” [Guanyu Zhongguo Shehuizhuyi Zhengzhi Jingjixue de Ruogan Wenti]. China Review of Political Economy [Zhengzhi Jingjixue Pinglun], nr. 4. 29 Principal-agent: verwijst naar een situatie waarin sprake is van asymmetrische informatie en een persoon of instelling (opdrachtgever) een ander (agent) inschakelt om een bepaalde taak uit te voeren. De agent zal een informatie- en kennisvoorsprong hebben als specialist en krijgt daarbij ruimte om buiten of zelfs tegen het belang van zijn opdrachtgever zijn eigen belang te dienen. Free-rider: iemand die de voordelen van een activiteit geniet zonder ervoor te betalen. De term is afkomstig uit het openbaar transport, waar mensen gebruik maken van tram, trein of bus zonder te betalen en dus gratis meerijden. 30 Xie Fusheng, 2010. “The Orientation of SOEs in Socialist Market Economy” [Shehuizhuyi Shichang Jingji Tiaojianxia Guoyou Qiye De Dingwei]. Teaching and Research [Jiaoxue yu Yanjiu], nr. 5. 31 G. Liu, 2007, ibidem.
| Debat |
94
marxistische stuDIEs • 100-2012
na de belastinghervorming van 1994 niet langer toezicht uitoefende over de ondernemingen. In de overgang van de planeconomie naar een markteconomie modderden sommige overheidsmanagers maar wat aan in hun onderneming om dan via corrupte insideroperaties de rijkdom van de overheid over te dragen naar de privé. Managers van overheidsondernemingen spanden samen met sommige partij- en regeringsleiders om via frauduleuze privatiseringen enorme voordelen te bekomen, wel te verstaan ten koste van de werkers.32 Daarnaast schrijven bijna alle linkse academici de ongelijkheid in chuci fenpei – dat is de inkomensverdeling door de markt – toe aan de verhouding tussen kapitaal en arbeid of aan de ongelijke rijkdom van de verschillende klassen. Ten vijfde: de openbare eigendom moet worden gehandhaafd als steunpilaar van de socialistische markteconomie en terzelfder tijd moeten veelvuldige economische vormen worden ontwikkeld en geïntegreerd. Volgens Zhiyuan Cui, een van de leiders van Nieuw Links van de universiteit van Tsinghua, schetst de gezamenlijke en wederzijds voordelige ontwikkeling van overheidsondernemingen en privéondernemingen een exacter beeld van de realiteit dan guojinmintui. Cui, die zich laat inspireren door de Britse liberale socialist James Meade, loofde het lopende ‘Chongqing Model’33 als een zeer goed voorbeeld van gezamenlijke ontwikkeling. Het zou de efficiëntie in alle sectoren van de economie verbeteren doordat de toegevoegde waarde van overheidsactiva de neiging hebben de overafhankelijkheid van belastinginkomsten en de overheidsschuld te verminderen, wat mensen ertoe aanzet een zaak op te starten en rijkdom te creëren.34 Ook Yu Zhang zei dat een vooruitgang van de privéeconomie en een terugtrekking van de overheidseconomie in tegenspraak was met de economische grondslagen van China en met de doelstelling van de hervorming van de overheidsondernemingen. Het huidige economische probleem is niet het monopolie, maar de relatieve kleinschaligheid van de ondernemingen, de structurele segmentatie binnen de industrieën en het gebrek aan internationale competitiviteit. De groeiende concentratie van kapitaal in sommige sleutelsectoren en de versterking van de overheidsondernemingen zijn noodzakelijk 32 G. Liu, 2007, ibidem. 33 Dit model is genoemd naar een reeks beleidslijnen die sinds 2001 werden toegepast in de stad Chongqing: 1. De regering verbetert de rentabiliteit van de overheidsondernemingen om de financiële inkomsten te verhogen, daardoor kan de regering helpen bouwen aan een beter economisch klimaat zowel voor overheidsondernemingen als niet-overheidsondernemingen. 2. De regering kan betere openbare diensten aanbieden en de inkomensongelijkheid verminderen door subsidies te geven aan de armen, vooral de boeren. 34 Cui Zhiyuan, 2010. “The Ongoing ‘Chongqing Model’: The Co-Development of SOEs and Private Economy in a Mutually Beneficial Way” [“Chongqing Jingyan” Jinxingshi: Guozi Zengzhi Yu Cangfu Yumin Bingjin]. China Review of Political Economy [Zhengzhijingjixue Pinglun], nr. 4.
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
95
om de internationale concurrentie het hoofd te bieden en de nationale economische veiligheid te waarborgen. Linkse academici als Guoguang Liu stellen zich de vraag of het aandeel van de openbare eigendom gedaald is tot het kritieke punt waarop het een bedreiging vormt voor China’s socialistisch systeem. Ook moet de doelstelling van sociale rechtvaardigheid en stabiliteit worden geïntegreerd in de ontwikkeling van de overheidseconomie. Daarvoor zouden zowel de centrale als de lokale regeringen verscheidene sleutelondernemingen in de overheidssector moeten versterken. En wat nog belangrijker is: alle beslissingen over de hervorming van de overheidsbedrijven zouden moeten opgevolgd en gecontroleerd worden door nationale congressen op alle niveaus en het volk moet er meer in betrokken worden. China zou de flexibiliteit van de privéeconomie moeten gebruiken om de ontwikkeling van de sociale productiviteit te vergemakkelijken, maar het zou ook het uitbuitingskarakter ervan moeten aan banden leggen en de richting van de ontwikkeling aangeven.35 Ten zesde: vals alarm voor guojinmintui weerspiegelt een stap vooruit in de richting van constante privatisering en de eventuele afschaffing van het socialistisch systeem. Het scherpe debat over guojinmintui sinds 2007 blijft niet beperkt tot academici en het is alvast niet gericht op een verbetering van de socialistische markteconomie. In het debat komen de onderliggende klassenposities duidelijk tot uiting. Rechtse krachten dragen gewoonlijk tegenstrijdige argumenten aan: als overheidsondernemingen het niet goed doen, is dit zogezegd te wijten aan een gebrek aan efficiëntie; doen ze het wel goed, dan is het dankzij hun monopoliepositie. De lage lonen van de managers van overheidsbedrijven zijn zogezegd het gevolg van inadequate stimuli, terwijl hoge lonen het algemeen belang uitpersen en de inkomenskloof vergroten. Wanneer privéondernemingen erin slagen een overheidsonderneming over te kopen, is dat een succes terwijl het omgekeerde als een mislukking wordt bestempeld. Als de overheidsondernemingen niet uitbreiden, is dat omdat ze niet in staat zijn afdoende te motiveren; breiden ze wel uit, dan hinderen ze de groei van de privé-economie. De kern van het debat over guojinmintui is of China in zijn situatie moet blijven vasthouden aan overheidsondernemingen, macro-economische controle en de promotie en perfectionering van de hervorming van de markteconomie.36 Xincheng Zhou waarschuwt de mensen voor de politieke doelstelling van de tegenstanders van guojinmintui: zij willen de openbare eigendom als steunpilaar van de nationale economie vervangen door de privé-eigendom. In die zin gaat het debat dan ook 35 G. Liu, 2007, ibidem. 36 R. Liu, 2010, ibidem.
| Debat |
96
marxistische stuDIEs • 100-2012
rechtstreeks over de vooruitzichten en het lot van China’s sociale ontwikkeling, vooral de kwestie of China moet en kan vasthouden aan het socialisme.37 Het verzet tegen guojinmintui gaat in tegen de Chinese grondwet en de socialistische weg. De rechtse krachten willen in feite de spreekbuis zijn van de kapitalistische klasse, het land dwingen de gedachte Mao Zedong en de leiding van de CPC los te laten, het socialisme op te geven en China verder de kapitalistische weg op duwen.38
Moeten de socialistische elementen van de markteconomie losgelaten of verbeterd worden? De crisis toont aan dat het vrijemarktfundamentalisme op bijna alle vlakken voor problemen zorgt. Waarom is die strekking in China dan nog meer dan voorheen dominant in het economieonderwijs en de media? Hoe beïnvloedt het debat over guojinmintui het huidige beleid en de toekomstige veranderingen in de eigendomsstructuur? Bestaat het toekomstbeeld van het socialisme nog? Laten we deze kwesties eens nader bekijken. De Chinese leiders introduceerden in 1978 de markteconomie met de duidelijke bedoeling het socialistisch systeem te verjongen. Ze streefden hoofdzakelijk naar de ontwikkeling van privéondernemingen en het aantrekken van buitenlandse investeringen door de toekenning van uitzonderlijk gunstige voorwaarden – stukken beter dan die van de overheidsbedrijven – aan privébedrijven en buitenlandse ondernemingen. Om steun te krijgen voor dit beleid begonnen bijna alle sociale groepen, met inbegrip van partijkaders, legerleiders, studenten en handelaars in het begin van de jaren tachtig deel te nemen aan het zakenleven. De ontmanteling van de planeconomie en vooral de prijsherzieningen, de totstandkoming van markten voor kapitaal en grond, en de hervormingen van de overheidsondernemingen zetten sommige partijleden en -kaders in ondernemingen en regeringen ertoe aan kapitaal te accumuleren, zowel legaal als illegaal. De verzwakking van de centrale planning dwong de nationale economie steeds meer te steunen op de uitbreiding van de markt en geldstimuli. Terzelfder tijd moest een verdere vermarkting een oplossing bieden voor tal van tegenstellingen die in de loop van de ontwikkeling waren opgedoken. Dit proces heeft een nieuwe kapitalistische klasse in het leven geroepen, hoofdzakelijk samengesteld uit privé-eigenaars en mensen die nauwe betrekkingen onderhouden met poli37 Zhou, 2010, ibidem. 38 Xue, 2010, ibidem.
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
97
tieke en economische machthebbers en ook met het grensoverschrijdend kapitaal. Naarmate de omvang en rijkdom van deze opkomende kapitalistenklasse en ook haar macht groeide, moet ze noodzakelijkerwijze eisen dat de socialistische elementen van het huidige systeem worden losgelaten. Die kunnen immers de verdere accumulatie van rijkdom dwarsbomen.39 Onder de dekmantel van ‘hervorming’ worden onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en sociale zekerheid, sectoren die behoorden tot de openbare sfeer en in het verleden op socialistische leest geschoeid waren, aan de lopende band op de markt gegooid. De doelstelling van de hervorming was de schepping van een socialistische markteconomie. Maar in de jaren 1990 werd de focus verlegd naar een overgang naar een ‘markteconomie’ in het algemeen. Dat werd het centrale thema van de theoretische discussies en de uitwerking van het beleid. Wat er na die overgang zou komen – het eruit voortvloeiende economisch model en het karakter ervan – bleef – al dan niet bewust – afwezig uit de discussies. De socialistische elementen van de Chinese economie zijn beperkt gebleven tot de overheidsondernemingen en de macro-economische controle.40 In feite werd de Chinese overheidseconomie beschouwd als de basis waarop de overheid haar economische ontwikkeling kon grondvesten. Ze is echter geenszins een na te volgen model geworden voor andere delen van de economie. De theoretische discussies en het concrete beleid wezen allebei in de richting van een ‘markteconomie Amerikaanse stijl’ als doelstelling van de Chinese hervormingen.41 Aangezien zowel het economieonderwijs als de nationale economie op zijn Amerikaans zijn uitgebouwd, werden veel economisten die in de VS getraind waren in de neoliberale economie, naar China uitgenodigd. Stilaan verwierven zij de macht om het economieonderwijs in de belangrijkste academische instellingen van het land te hervormen. Dat zij voorstanders waren van een neoliberale economie in China heeft niet alleen de marginalisatie van de marxistische economische leer in de hand gewerkt, maar ook een generatie universitairen gevormd die een blind geloof hebben in het neoliberalisme. Dat overheidsondernemingen per definitie inefficiënt werken was voor deze generatie dan ook vanzelfsprekend en onrechtstreeks vormde dat een bedreiging voor het bestaan van de socialistische elementen in de markteconomie. Op de koop toe werd het concept van het 39 Kotz, David, 2009. “Upholding Socialism: Lessons from Economic Transition in Russia and China” [Jianchi Shehuizhuyi: Sulian De Jiaoxun He Zhongguo De Jingyan]. Issues of Contemporary World Socialism [Dangdai Shijie Shehuizhuyi Wenti], nr. 4. 40 Song, Lei, and Xiaodong Sun. 2010. “The Potential Political Economic Implications of Socialist Market Economy” [Shehuizhuyi Shichang Jingji De Qianzai De Zhengzhijingjixue Hanyi]. Working Paper, School of Government, Peking University. 41 Song en Sun, 2010, ibidem.
| Debat |
98
marxistische stuDIEs • 100-2012
socialisme omgevormd tot een reeks abstracte begrippen zoals ‘gelijkheid’ en ‘rechtvaardigheid’. De onderliggende gedachte is dat de kapitalistische kenmerken van het vermarktingsproces moeten worden versterkt door het socialisme theoretisch in diskrediet te brengen. De economische structuur is de basis van politiek en ideologie. Als het kapitalistische privé-bezit de bovenhand krijgt in de economie, zullen de veranderingen in de eigendomsstructuur en in de klassenstructuur onvermijdelijk weerspiegeld worden op theoretisch en ideologisch vlak en ook in het politiek beleid. Sinds 2004 is de trend om de openbare eigendom en de planeconomie aan te klagen, de kern gaan uitmaken van de theoretische en ideologische debatten. De rechtse krachten zijn ondertussen zeer bedreven geworden in het ombuigen van een of ander onderwerp naar een openbare consensus via de media die ze controleren. Op die manier kunnen zij druk uitoefenen op de regering om haar beleid te veranderen. We kunnen dit illustreren aan de hand van een reeks debatten in het verleden: het debat over de management buy-outs42 van overheidsondernemingen in 2004, het debat over de neoliberalisering van het economieonderwijs in 2005, het debat over de richting die de hervorming moest inslaan in 2006, het debat over het al dan niet weerhouden van het democratisch socialisme als doel voor de hervorming in 2007, het debat over universele waarden en het ‘08 Charter’ in 2008 enzovoort. Het essentiële punt in al die debatten is steeds of China het socialisme moet opgeven of handhaven. Elk debat vertrok vanuit een concreet beleid en breidde daarna uit naar de kernbegrippen van het socialisme. Op dat punt aanbeland, moesten de partij- en regeringsleiders een einde maken aan het debat. Daarnaast hebben de pogingen van de Partij en de regering om zowel bij links als bij rechts voldoende steun te verzamelen, discrepanties veroorzaakt tussen socialistische retoriek en kapitalistisch beleid. Zulk opportunisme zet de deuren wagenwijd open voor alle mogelijke ideologische trends die het socialisme aanklagen en privatisering voorstellen. Het huidige debat over guojinmintui onthult de verdergaande privatisering en de continue klassenstrijd in China. De rechterzijde heeft dit debat gelanceerd. Zij wil de uitwerking van het beleid theoretisch beïnvloeden, komaf maken met de openbare eigendom, managers de mogelijkheid bieden misbruik te maken van de openbare rijkdom door privatisering van de overheidsondernemingen, het transnationale kapitaal de controle geven over de Chinese economie, en 42 Een management buy-out (MBO): een bedrijf of unit wordt uitgekocht door het bedrijfsmanagement. Dit komt voor bij multinationals die besluiten verliesgevende of niet tot de kernactiviteiten behorende onderdelen te verkopen.
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
99
uiteindelijk de overheidseconomie volledig los laten – het laatste socialistische element in China. Het huidige debat heeft aardig wat invloed op het Chinese beleid met betrekking tot de verhouding tussen de overheids- en de privé-economie. Op 25 januari 2010 bijvoorbeeld heeft het Comité voor Toezicht en Administratie van Overheidsactiva van de Overheidsraad 129 centrale overheidsondernemingen de opdracht gegeven hun hotel- en restaurantbusiness te reorganiseren of zich zelfs binnen drie tot vijf jaar uit deze sector terug te trekken. Op 18 maart 2010 eiste het Comité van 78 centrale overheidsondernemingen die naast hun kernbusiness ook actief waren in de vastgoedsector, deze sector te verlaten zodra ze hun lopende ontwikkelingsprojecten hadden afgerond. Op 13 mei 2010 werd een document vrijgegeven met als titel Voorstellen van de Overheidsraad voor de aanmoediging en begeleiding van privé-investeringen met het oog op een gezonde ontwikkeling. Deze voorstellen houden in dat de regering de actieradius en de omvang van de privé-investeringen zou vergroten, privé-investeringen in basisindustrieën, infrastructuur en financiële sectors zou aanmoedigen en begeleiden, en privévastgoedondernemingen de toestemming zou geven voor de bouw van betaalbare woningen, openbare huurwoningen en andere door de overheid gesubsidieerde woningen. Het is duidelijk dat onder de huidige voorwaarden het socialisme met Chinese kenmerken dreigt te ontwikkelen tot kapitalisme. In de loop van de ontwikkeling van de Chinese markteconomie, en met de groeiende diversificatie van de economische belangen en het recht op spreken, zal er meer en meer gedebatteerd worden over theorie en politiek beleid, met als centrale vraag of China al dan niet aan het socialisme moet vasthouden. De rechtse krachten zullen onvermijdelijk nieuwe onderwerpen introduceren om verdere privatisering te promoten. Maar zolang de Chinese Communistische Partij aan de macht is, zullen de socialistische nalatenschap en retoriek niet verdwijnen. Sommige socialistische elementen werken nog goed: er zijn gigantische overheidsondernemingen, het banksysteem is in handen van de overheid, de openbare grondeigendom staat ingeschreven in de grondwet, de nationale economische plannen worden nog altijd uitgevoerd. In het algemeen zijn we relatief optimistisch over de verdere ontwikkeling van China’s eigendomsstructuur. Zonder radicale beleidsveranderingen zal het aandeel van de economie in overheidshanden ondanks enkele schommelingen relatief stabiel blijven in de toekomst. Om te beginnen is het topkader van de communistische partij zich heel goed bewust van de noodzaak de dominante rol van de overheidseconomie te behouden in het socialistisch systeem met Chinese kenmerken. Zo heeft bijvoorbeeld
| Debat |
100
marxistische stuDIEs • 100-2012
vicevoorzitter Jinping Xi gezegd dat overheidsondernemingen van belang zijn voor de opbouw van een gematigd welvarende samenleving in al haar facetten (Quanmian Jianshe Xiaokang Shehui). Hij noemde ze belangrijke steunpilaren voor de opbouw van het socialisme met Chinese kenmerken, een belangrijke basis waarop de CPC haar leiderschap kan handhaven en een belangrijk terrein waar de basistheorieën van de CPC kunnen in praktijk gebracht worden. De 4e Plenaire Zitting van het 17e Centraal Comité van de CPC heeft in 2010 beslist zich in te zetten voor de garantie en de verbetering van het welzijn van het volk. De omvorming van het economische ontwikkelingspad werd de centrale doelstelling voor de komende vijf jaar. Daarnaast werd op deze zitting herbevestigd dat het economisch basissysteem van het socialisme zou worden gehandhaafd en verbeterd. Op beleidsvlak zal bijzondere aandacht besteed worden aan de verbetering van het welzijn van het volk, de perfectionering van de huidige eigendomsstructuur en het vinden van oplossingen voor verscheidene sociale conflicten die in de loop van het snelle vermarktingsproces de kop opsteken. Zonder de deelname van de overheidseconomie kunnen deze doelstellingen niet bereikt worden. Op de 4e Zitting van het 11e Nationaal Volkscongres van 2011 beklemtoonde Bangguo Wu, voorzitter van het Permanent Comité van het Nationaal Volkscongres, dat China geen meerpartijensysteem zou invoeren waarin partijen om beurt regeren of dat pluralisme niet als leidend beginsel zou worden aangenomen. Hij sloot de mogelijkheid van de scheiding der machten of de invoering van een tweekamer- of federaal systeem uit en zei heel duidelijk dat er niet werd gedacht aan privatisering. Deze verklaring bewijst eens te meer dat de Chinese regering zal vasthouden aan haar socialistische kenmerken. Ten tweede is het moeilijk om de huidige overheidseconomie verder te privatiseren. Uit financiële verslagen blijkt dat de overheidsondernemingen het op alle vlakken goed doen. Privatisering zou dus zowel onpraktisch als onverantwoord zijn. Het merendeel van de bestaande overheidsbedrijven is op de beurs geïntroduceerd of is erg groot. Ze zijn vooral actief op het vlak van kapitaals- of technologie-intensieve industrieën. Tachtig procent van de activa met hoge kwaliteit van de centrale overheidsondernemingen zijn geconcentreerd in beursgenoteerde bedrijven en hebben een hoge marktwaarde. De overdracht van de eigendomsrechten van de niet-beursgenoteerde bedrijven moet gebeuren op een speciaal daartoe aangeduide markt en door middel van openbare veiling. Er is onvoldoende privékapitaal in China om al deze overheidsbedrijven op te kopen. Al sinds het debat over de management buy-outs van overheidsbedrijven in 2004 van start ging, is heel de samenleving zeer voorzichtig geweest
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
101
vanwege de ingewikkelde manipulaties van managers van overheidsbedrijven om openbare activa om te zetten in privéactiva. Bovendien zijn de werknemers in de overheidsondernemingen sterk gekant tegen privatisering. Ter illustratie: in juli 2009 protesteerden de werknemers van de IJzer en Staalgroep Tonghua massaal tegen de overname van hun onderneming door het privébedrijf Jianlong. Tijdens de staking sloegen een groep verontwaardigde werkers de door Jianlong aangeduide topmanagers dood. Deze gebeurtenis dwong de provinciale regering van Jilin om het initiële privatiseringsplan op te bergen. Meteen schoten in andere delen van het land tal van antiprivatiseringsbewegingen op. Sommige daarvan slaagden er in zekere mate in de verdere privatisering van overheidsondernemingen een halt toe te roepen.43 Daarom is het, gezien de competitiviteit van de overheidsbedrijven op de markt en het groeiende verzet van de werknemers, voor managers van overheidsbedrijven niet gemakkelijk om zich als voorheen openbare activa toe te eigenen door de eigendomstructuur te hervormen. Ondertussen heeft het groeiende nationalisme ook buy-outs door transnationaal kapitaal bemoeilijkt. Ten derde steunen hooggeplaatste partijleiders het Chongqingmodel. Sinds 2002 zijn in de stad Chongqing de acht via reorganisatie tot stand gekomen investeringsbedrijven in overheidshanden erin geslaagd de activiteiten te scheiden van de overheidsadministratie. Dat betekent dat de activiteiten onafhankelijk zijn van de administratieve bevelen van de regering en ook niet op financiële steun van de regering kunnen rekenen. Dit beleid heeft gezorgd voor een goed evenwicht tussen langetermijnactiva en -passiva, tussen cash inflow en outflow, en ook tussen input en output. Van 2002 tot eind 2009 groeide de waarde van de productieve activa in overheidshanden van 170 miljard naar 900 miljard yuan. Deze stijging biedt de regering van Chongqing nieuwe mogelijkheden: belastingreductie, investeringen in onderwijs, daling van de grondrente. Het verhaal van Chongqing bewijst de voordelen van een overheidssector in een markteconomie. Hoewel overheidseigendom niet noodzakelijk socialistische eigendom betekent, zijn wij van mening dat overheidseigendom een vorm van openbare eigendom kan aannemen. Nu hebben de werknemers in de overheidssector niet alleen een betere positie, zoals blijkt uit het voorbeeld van de IJzer- en Staalgroep Tonghua, maar krijgen ze ook betere lonen. Zoals blijkt uit Tabel 2 is ondanks 43 Chinese Worker Research Network, 2009. “The Tonghua Iron and Steel Group Event and People’s Attitudes Towards State-ownership”. HongKong, China Cultural Communication Press. [Zhongguo Wenhua Chuanbo Chubanshe].
| Debat |
102
marxistische stuDIEs • 100-2012
de invloed van de economische crisis de jaarlijkse compensatie per persoon voor werknemers in niet-privébedrijven (danwei) nog altijd hoger dan die van hun collega’s in privéondernemingen (periode 2008-2010). Hoewel de productieverhoudingen in de overheidssector niet fundamenteel verschillen van die in de privésector (beide hebben bijvoorbeeld bepaalde kenmerken van het Fordisme aangenomen), blijkt overheidseigendom op het vlak van de inkomensverdeling voordeliger te zijn voor de werkers. Deze voordelen zouden in de loop van de hervorming moeten gevrijwaard worden. Tabel 2. Jaarlijkse compensatie per persoon van stedelijke werknemers in verschillende soorten ondernemingen Jaar In overheidsbezit (yuan) In gemeenschappelijk bezit (yuan) In privébezit (yuan)
2008 31005 18338 17071
2009 35053 20958 18199
2010 39471 24430 20759
Bronnen: Nationaal Bureau van de Statistiek van China, 2010b, 2010c, 2011a, 2011b. Opmerkingen: Gegevens van andere soorten eenheden die niet in privéhanden zijn, worden hier niet weergegeven. Daaronder bevinden zich eenheden waarin de overheid een participatie heeft, bijvoorbeeld gemengde bedrijven met de overheid als belangrijkste aandeelhouder. Noten a Nationaal Bureau van de Statistiek van China, 2010b, “Major Data on Annual Average Compensation of Employees in Urban Privately Owned Units (2009)”, http://www.stats.gov.cn/tjfx/jdfx/t20100716_402657779.htm. b Id. 2010c, “Major Data on Annual Average Compensation of Employees in Urban Non-Privately Owned Units (2009)”, http://www.stats.gov.cn/was40/reldetail. jsp?docid=402657787. c Id. 2011a, “Major Data on Annual Average Compensation of Employees in Urban Privately Owned Units (2010)”, http:// www.stats.gov.cn/was40/reldetail. jsp?docid=402722862. d Id. 2011b, “Major Data on Annual Average Compensation of Employees in Urban Non-Privately Owned Units (2010)”, http://www.stats.gov.cn/tjfx/jdfx/t20110503_402722855.htm.
Historisch gezien blijkt ook dat de nationalisering van een privéonderneming een van de efficiëntste manieren is om een overheidseconomie te creëren. Als het aandeel van de Chinese economie in overheidshanden lager zou zijn dan 15%, zou het uiterst moeilijk zijn om het socialisme in China te herstellen, zelfs voor een leider die geloofde in het socialisme. Daarom mikken de linkse verdedigers van guojinmintui op de handhaving van het socialistisch economisch systeem. We willen hier ook opmerken dat overheidseigendom niet hetzelfde is als openbare eigendom: alleen onder welbepaalde voorwaarden kan de eerste vorm overgaan in de tweede. En deze voorwaarden omvatten minstens de volgende drie: 1.Wat betreft de productieverhoudingen, zouden de productiemiddelen het eigendom moeten zijn van de gemeenschap en het volk zou een gelijke positie in de eigendom moeten bekleden. In het concrete arbeidsproces zou er
| Debat |
guojinmintui: china debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom
103
geen tegenstelling mogen zijn tussen kapitaal en arbeid. 2.Wat betreft de verdeling binnen de ondernemingen zou elke werknemer, ook de managers, loon naar werk moeten krijgen; binnen heel de samenleving zouden de winsten en opbrengsten van differentiële rentes ten gevolge van de monopoliepositie van overheidsondernemingen moeten verdeeld worden onder het volk. 3. Op het vlak van management en planning zou de overheid, die de leiding heeft over de nationale economie, de activa in overheidshanden efficiënt moeten besturen in overeenstemming met de wil van de samenleving en ervoor zorgen dat zij de gemeenschappelijke belangen van het volk vertegenwoordigen. Deze belangen moeten vooraan staan bij de bepaling van het evenwicht tussen verschillende types en groottes van ondernemingen en tussen centrale en regionale plannen. Binnen individuele ondernemingen kunnen werknemers en andere belanghebbenden daadwerkelijk en op democratische basis deelnemen aan het management. Onder het huidige marktregime, nu de overheidsondernemingen worden hervormd en gereorganiseerd, worden de lonen van topmanagers bepaald volgens de marktwaarde terwijl gewone werknemers werk moeten aannemen dat niet gepast bezoldigd wordt, wat de inkomenskloof binnen de overheidsbedrijven heeft vergroot. Ondertussen is het bureaucratisch systeem binnen de overheidsondernemingen zo hiërarchisch gestructureerd dat gewone werknemers het recht op deelname en inspraak worden ontnomen. Er is geen groot verschil tussen het loonsysteem in overheidsbedrijven en het systeem van loon/arbeid in de privéondernemingen. Al deze factoren hebben de motivatie van de overheidswerknemers getemperd en dus een slechte invloed gehad op de efficiëntie. Bovendien hebben de overheidsbedrijven jarenlang onvoldoende inkomsten gegenereerd. Het proces van de zhuada fangxiao-hervorming – dat wil zeggen grote bedrijven in overheidsbezit houden en kleine bedrijven privatiseren – heeft het aandeel van de arbeidskrachten in overheidsbedrijven uitgehold. Aangezien de hervormingen het moreel van de werknemers in overheidsbedrijven hebben aangetast en ze er niet in geslaagd zijn de externe belanghebbenden te belonen en het aantal arbeidskrachten hebben doen dalen, is het vrij logisch dat de hervorming van de overheidsbedrijven weinig steun krijgt van de massa’s. Onder het socialisme is het noodzakelijk dat het managementssysteem van de overheidseconomie wordt hervormd en geperfectioneerd in overeenstemming met de vereisten van de openbare eigendom: de inkomsten van de overheidsondernemingen moeten naar de overheid gaan, de lonen van de managers moeten worden aangepast, het moet worden verboden de hervorming van de
| Debat |
104
marxistische stuDIEs • 100-2012
overheidsondernemingen te gebruiken voor persoonlijk gewin en in het bijzonder moet economische democratie binnen de overheidsondernemingen de regel worden. Alleen als we die stappen volgen kunnen de overheidsbedrijven uitgroeien tot echte eenheden die de rechten en belangen van de werkers vertegenwoordigen. Al die stappen weerspiegelen de voorwaarden en voordelen van het socialistisch systeem. In dit praktisch proces dat moet uitmaken of het economisch basissysteem van het socialisme al dan niet moet worden opgegeven, zijn de confrontaties tussen de economische machten zeer reëel. Theoretische studie en propaganda is belangrijk, maar ideologische retoriek wordt zinloos als de socialistische campagne geen praktische macht heeft. Met de verdere uitdieping van de wereldwijde kapitalistische crisis en de bewustwording van de Chinese werkende klasse en haar toenemende organisatie, zijn de veranderingen in de socio-economische structuren een baken op de weg naar een socialistische toekomst.
| Debat |
Abonnementen België: € 24 - met domiciliëring € 22 Steunabonnement: € 60 Buitenland: € 40 of $ 60 Stort de nodige som op rekening BE52 0011 6603 7909 BIC: GEBABEBB IMAST vzw, Kazernestraat 68, 1000 Brussel. Naam:
_____________________________________________________________________________________________________________________________
Adres:
_____________________________________________________________________________________________________________________________
Postcode:
__________________________________________________
Gemeente:
______________________________________________________
Land:
_______________________________________________________________________________________________________________________________
Tel.:
Fax:
__________________________________________________________
Geboortedatum:
________________________________________
________________________________________________________________
Beroep:
__________________________________________________________
E-mail:
____________________________________________________________________________________________________________________________
■ Wil nummer van Marxistische Studies ontvangen en betaalt € 7,50 (+ verzendingskosten zie www.marx.be) ■ Neemt een abonnement vanaf nr.: 4 nummers ■ € 24 ■ € 40 (Buitenland) ■ € 60 (Steunabonnement) ■ met domiciliëring (zie hieronder) ______________________________
_________________
Betaling Ik betaal de som van: ■ Contant ■ Storting of overschrijving BE52 0011 6603 7909 BIC: GEBABEBB ■ Kredietkaart ■ VISA MasterCard ___________________________________________________
–
Kaart nr. /
Vervaldatum
– /
–
Handtekening:
Domiciliëring voor Marxistische Studies (alleen voor België) Ik, ondergetekende, geef hierbij aan IMAST vzw de toelating om, tot uitdrukkelijke herroeping, mijn abonnementsgeld te innen voor het debet van mijn rekeningnummer
______________________________________________________________________________________________________
– Abonnement normaal Steunabonnement Datum Voor de administratie
–
–
■ 22,00 € voor 4 nummers ■ 5,50 € per nummer ■ 60,00 € voor 4 nummers ■ 15,00 € per nummer
____________________________________________________
Handtekening:
_______________________________________________
2012/100
Domiciliëringsnummer: _________-_____________________-________ Indentificatienummer van de schuldeiser IMAST vzw: 00.000 818 758
Terugsturen naar Abonnementen Marxistische Studies Kazernestraat 68, BE-1000 Brussel, België. Tel.: 32 (0)2 504 01 44 Fax: 32(0)2 513 98 31 E-mail:
[email protected] Wij gebruiken uw gegevens enkel om u te informeren over onze publicaties. Wenst u niet in ons bestand opgenomen te worden, meld het ons.
Editoriaal
Nummer 100 Herwig Lerouge BELGIË
Gemeenteraadsverkiezingen: de geel-zwarte opmars, de bleke roos en de rode doorbraak David Pestieau
De crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord David Pestieau Dossier: Europees links en de uitweg uit de crisis
Depressie in Europa Henri Houben
Is het meeregeren van communistische partijen een uitweg uit de kapitalistische crisis? Herwig Lerouge
Spanje: realiteit, verzet en perspectieven Alejo Mancebo
Balans na de verkiezingen van 6 mei en 17 juni 2012 Centraal Comité van de Communistische Partij van Griekenland (KKE) DEBAT
Guojinmintui: China debatteert opnieuw over overheidseigendom versus privé-eigendom Fusheng Xie, An Li en Zhongjin Li
www.marx.be
7,50 €
ISSN : 1372-0392